Artikel: De’Medici, macht en humanisme. Redevoeringen van Marcello di Messer Virgilo di Berto Adriani (1464-1521) Auteur: Anna-Luna Post Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 34.4, 212-223. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: The specific character of 15th century humanism in Florence has been the subject of many debates. This article aims to offer some new insights into this debate by considering the orations of Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani, professor at the Florentine University and chancellor for both Medici and popular regimes. Although his political ideas seem to change with every regime shift, I argue that there is one constant criterium in judging these regimes: the extent to which a regime stimulates the cultural prosperity in the city-state. A small aristocracy of the most virtuous citizens, educated in the studia humanitatis, is best suited to meet these demands. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
De’Medici, macht en humanisme Redevoeringen van Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani (1464 – 1521) Anna-Luna Post Het civic humanism dat in het vijftiende-eeuwse Florence opbloeide stond volgens de traditionele geschiedschrijving in het teken van een geëngageerde en deugdzame levenshouding in dienst van de voorspoed van de republiek. Sommige historici hebben later gesteld dat de Florentijnse machtswisselingen in deze periode aantonen dat veel humanisten beter getypeerd kunnen worden als opportunisten. Anna-Luna Post laat in dit artikel aan hand van toespraken van de humanist Marcello Virgilio zien dat deze constatering niet sluitend is. Het Florence van de vijftiende eeuw spreekt enorm tot de verbeelding. De stad wordt bewonderd vanwege de grote culturele bloei en de republikeinse tradities die haar onderscheidden van haar tijdgenoten. Tegelijkertijd is ze ook berucht vanwege de familie De’Medici, die enerzijds de culturele bloei stimuleerde en anderzijds de republikeinse waarden van de stad ondermijnde. De familie heeft onmiskenbaar haar stempel gedrukt op de stad, in zowel politiek als cultureel opzicht. Dit gaat ook op voor het Florentijnse humanisme. De ontwikkelingen binnen het humanisme en de Florentijnse politiek lijken elkaar gedurende de vijftiende eeuw dan ook wederzijds te beïnvloeden. Over de relatie tussen het Florentijnse humanisme, de politiek en de De’Medici is de laatste decennia uitvoerig geschreven. Zo schreef de historicus Hans Baron in 1955 dat er in de vroege vijftiende eeuw een nieuw soort humanisme ontstond: het zogenaamde civic humanism, dat actieve deelname aan de politiek, republikeinse waarden en het nut (utilitas) van zowel mensen als de studia humanitatis voor de staat centraal stelde. Dit kwam volgens Baron voort uit de voortdurende oorlogen die Florence tegen Milaan voerde: het idee van Florence als bolwerk van vrijheid en onafhankelijkheid tegenover het tirannieke Milaan leidde tot een herwaardering van en een vereenzelviging met antieke republikeinse idealen. Prominente humanisten als Leonardo Bruni beschreven Florence dan ook als de opvolger van republikeins Rome, waarin de burgers de kans kregen zich te ontplooien door actieve deelname aan de politiek en waar de kunsten gestimuleerd werden. Het humanisme moest voortaan in dienst staan van de staat: het diende ertoe goede en deugdzame burgers op te leiden die de republiek zouden dienen.1 Ik zal in dit artikel betogen dat het politiek betrokken vijftiende-eeuwse humanisme zich niet kenmerkt door oprecht republikeinse waarden, noch door gehaaide propagandamakers die de republikeinse waarden slechts verdedigen uit politiek opportunisme, zoals Jerrold Seigel in een reactie op Barons these stelt.2 Het belangrijkste kenmerk van het vijftiende-eeuwse humanisme in Florence is mijns inziens niet het beoordelen van regeringen aan de hand van hun republikeinse merites an sich, maar op de manier waarop zij de intellectuele vrijheid en culturele Skript Historisch Tijdschrift 34.4
definitief344 (1).indd 212
212 24-12-2012 11:45:22
bloei in een stad toestaan of zelfs stimuleren. Dit hangt samen met een hernieuwde voorkeur voor de Romeinse Republiek boven het Romeinse Keizerrijk en het bijbehorende vita activa-ideaal, maar de regeringsvorm die zich hier het meest voor leent is uiteindelijk een kleine aristocratie van de meest deugdzame burgers, waarin deugd wordt gedefinieerd door opleiding, interesse in de studia humanitatis en utilitas. Ik zal dit aantonen aan de hand van een aantal redevoeringen van Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani (1464 – 1521), een vrij onbekende maar zeker niet onbelangrijke humanist en staatsman die zijn redevoeringen zowel uitsprak onder Medici-regimes als onder hun tegenstanders.
De’Medici en civic humanism: oprecht of opportunistisch?
Volgens Baron stond de hernieuwde waardering voor het vita activa haaks op het beleid van de familie De’Medici. Vanaf de terugkeer van Cosimo (1389 – 1464) in 1434 versterkte de familie haar greep op de stad en hoewel haar macht nooit absoluut werd, was er duidelijk sprake van een sterker oligarchisch bestuur van de stad. Door patronage, cliëntelisme en getrapte verkiezingen is het inderdaad waarschijnlijk dat de vrijheid tot actieve deelname aan de politiek en de mogelijkheid ware invloed uit te oefenen afnam tijdens de opmars van de De’Medici.3 Baron stelt dan ook dat er tussen 1434 en de verbanning van de familie uit Florence in 1494 in feite geen sprake geweest kan zijn van civic humanism. Toch stimuleerden Cosimo en Lorenzo De’Medici (1449 – 1492) het Florentijnse humanisme door patronage te verlenen aan zowel individuele humanisten als aan de Studio Fiorentino, de universiteit waar vanaf 1473 belangrijke humanisten als Angelo Poliziano en Marsilo Ficino doceerden. De beide heren werden hierom door diezelfde humanisten veelvuldig geprezen in termen van op antieke voorbeelden geïnspireerde lofprijzingen, waarin zowel hun republikeinse deugden als hun geleerdheid en hun bijdrage aan de bloei van de vrije kunsten benadrukt werden. Deze twee uitgangspunten lijken op het eerste gezicht niet met elkaar te verenigen. Jerrold Seigel stelt dan ook dat zowel de loftuitingen op de De’Medici en het bewieroken van republikeinse waarden niet oprecht waren, maar dat de humanisten slechts propaganda maakten voor de regimes die hen lucratieve posities konden bieden.4 Alison Brown betoogt juist dat het toekennen van de titel pater patriae aan Cosimo de’Medici niet per se gebeurde omdat humanisten daar directe politieke of economische belangen bij hadden. Zij laat zien dat het vergelijken van de De’Medici met antieke heersers voor een groot deel voortkwam uit het verlangen in de eigen tijd een voortzetting te zien van de klassieke oudheid.5 Het debat rond het specifieke karakter van het humanisme in het Florence ten tijde van de De’Medici is vaak echter op weinig zinvolle wijze gevoerd. De term civic humanism is erg breed en is door verschillende historici op verschillende manieren gehanteerd. Daarnaast is de vraag die Jerrold Seigel opwerpt, namelijk of we er wel van uit kunnen gaan of de lofzangen op republikeinse waarden en minder republikeinse heersers oprecht zijn, heel terecht. Het is altijd problematisch te onderzoeken of de mening die een schrijver in zijn teksten verkondigt,
213 definitief344 (1).indd 213
24-12-2012 11:45:22
wel voortkomt uit een oprechte overtuiging. De Florentijnse humanisten met hun voorliefde voor de klassieke retorica vormen hierop geen uitzondering. Juist daarom is het zo nuttig de redevoeringen van een politiek betrokken humanist, die zowel onder de De’Medici als onder hun tegenstanders actief was, als leidraad te nemen en te onderzoeken welke politieke en culturele overtuigingen aan deze redevoeringen ten grondslag liggen.
Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani
Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani was vanaf 1494 professor in de Redenaarskunst en Poëzie aan de Studio Fiorentino en na 1498 ook eerste kanselier van het stadsbestuur. Virgilio kwam uit een vrij onbekende en weinig invloedrijke familie, maar had een goede opleiding genoten aan de Studio. Hij is dus een typisch voorbeeld van een goed opgeleide burger die op basis van deugd in plaats van afkomst, zijn faam en invloed verkreeg. De combinatie van ambten die hij vervulde en zijn vermogen deze te behouden tijdens verschillende regimewisselingen maken hem bovendien tot een zeer interessant figuur, en een die een nieuw licht kan werpen op de discussie rond het civic humanism in het vijftiende-eeuwse Florence. In de redevoeringen die de professor door de jaren heen gaf aan de Studio Fiorentino zullen we verschillende benaderingen van de politiek voorbij zien komen. Zoals te verwachten valt kan Virgilio zich niet onttrekken aan de politieke ontwikkelingen in de stad en zien we die dan ook weerspiegeld in zijn redevoeringen. Hij wisselt echter per regime niet radicaal van standpunt en weet altijd een slag om de arm te houden voor het geval de groep die aan de winnende hand is uiteindelijk toch de verliezer blijkt te zijn. Dit wil niet zeggen dat er geen sprake is van enige consistentie en er op geen enkele manier een ideaalbeeld te destilleren valt uit zijn redevoeringen: er is, zoals ik zal aantonen, wel degelijk sprake van een coherente visie op de ideale vorm van politiek bestuur. Een moeilijkheid hierbij is dat het materiaal rond Virgilio beperkt is: er is van zijn hand slechts één werk uitgegeven, een vertaling van Dioscorides’ De materia medica libri sex. De originele teksten van zijn redevoeringen zijn niet allemaal bewaard gebleven, maar een groot deel ervan is (onvertaald) gepubliceerd in Armando Verde’s lijvige bronnenuitgave over de Studio Fiorentino tussen 1473 en 1503.6 Een Duits werk over Virgilio’s leven bevat een aantal fragmenten van verschillende redevoeringen7 en een artikel van John McManamon bevat een in zijn geheel uitgegeven redevoering.8 In Peter Godmans From Poliziano to Machiavelli: Florentine Humanism in the High Renaissance staan tot slot een aantal Engelse en Latijnse vertalingen, maar helaas geen complete redevoeringen.9 Virgilio werd in 1494 door Piero de’Medici (1472 – 1503) benoemd als opvolger van Angelo Poliziano, de huishumanist van Piero’s vader Lorenzo (‘il Magnifico’). Poliziano had een sterk filologische benadering van de klassieke teksten voorgestaan en dat was hem op kritiek komen te staan van de Dominicaner monnik Girolamo Savonarola, die omstreeks dezelfde tijd een politieke machtsfactor werd om rekening mee te houden en het niet zo had op frivoliteiten als poëzie. De positie Skript Historisch Tijdschrift 34.4
definitief344 (1).indd 214
214 24-12-2012 11:45:22
van Piero de’Medici was eveneens wankel – hij zou omstreeks een maand nadat Virgilio zijn inaugurele rede had uitgesproken uit de stad worden verbannen. Deze precaire politieke situatie bracht Virgilio in een lastig parket: hij kon er enerzijds niet omheen zijn illustere voorganger en zijn patroon te prijzen in zijn inaugurele rede, maar moest er anderzijds ook voor waken al te zeer geassocieerd te worden met een regime dat het wellicht niet lang meer zou uithouden – dat zou hem later wel eens zijn pas verworven positie kunnen kosten. Virgilo koos een middenweg en prees Poliziano op één lijn met drie geleerden die een heel andere benadering van de oudheid voorstonden, om zich zo enigszins van de aanpak van zijn voorganger te distantiëren. Poliziano werd, aldus Virgilio, in zijn wetenschappelijk werk gesteund door de familie De’Medici: ‘een huis dat uniek is in deze stad in haar bescherming van de letteren’.10 Deze lofprijzingen waren enthousiast noch uitgebreid en slechts het hoogstnoodzakelijke om zijn weldoener en voorganger niet publiekelijk af te vallen. Op Savonarola’s kritiek op de poëzie, het thema dat hij voor zijn eerste redevoering gekozen had, reageerde hij door te wijzen op haar nut voor de mens: als een middel dat intellectuele controle op de menselijke geest uitoefent, en zo diegene die van de waarheid dreigt af te dwalen, op het rechte pad houdt. Hiermee voegde hij een nieuw element toe aan de lange Florentijns-humanstische traditie die bij Coluccio Salutati (een van Barons civic humanists) begon en door onder andere Cristoforo Landino, een van Virgilio’s voorgangers aan de Studio, werd voortgezet. Ook zij hadden de poëzie voornamelijk in termen van haar nut beschouwd.11 Het jaar erna hield Virgilio een redevoering over de retorica. Hierin gaat hij wederom in op het nut van de retorica voor de mens en benadrukt hij de band die er tussen deze discipline en politieke vrijheid bestaat:
Niets toch moet in mijn oordeel meer geprezen worden in [de retorica] en niets moet door jullie van meer waarde worden geacht dan de werkelijk buitengewone afkeer die zij in republieken heeft tegen elke schandvlek, ter verdediging van de vrijheid waarvoor men zich in deze periode (zo niet in elke) moet inspannen, zodat jullie het schitterend fundament van de vrijheid, zoals Pindarus zei, dat jullie onlangs hebben opgericht, nog hoger optillend dan tot nu toe het geval is, eeuwig zullen dienen.12
Virgilio verwees hier naar de recente geschiedenis: de vrijheid van deze stad was pas onlangs weer hersteld. De stad werd inmiddels geregeerd door een governo popolare, dat een minder oligarchische insteek moest kennen dan het Medicibewind dat eraan vooraf was gegaan, alhoewel het zeker in de laatste jaren steeds meer in dezelfde gewoonten verviel. Gedurende de zestig jaar voor het moment van Virgilio’s redevoering werd de retorica bestudeerd en onderwezen in een onvrije stad, waar zij vanzelfsprekend niet tot bloei kon komen.13 Hier is een duidelijk antiMediceaans sentiment te bespeuren, al vermeed Virgilio het noemen van namen en hintte hij slechts naar de verbanning van de De’Medici. Alle omstanders zullen de impliciete boodschap echter hebben begrepen. Virgilio beschreef daarna zijn eigen rol en nut binnen de stad: het is zijn taak om ’de geesten van jullie jeugd door deze studies te veredelen, waardoor de Republiek deugdzamer en groter wordt terug-
215 definitief344 (1).indd 215
24-12-2012 11:45:22
Portret van Marcello di Messer Virgilio di Berto Adriani (Bron: Armando F. Verde, Lo studio fiorentino 1473-1503. Richerche e documenti. 4: La vita universitaria) definitief344 (1).indd 216
24-12-2012 11:45:23
gegeven’.14 Onder leiding van Virgilio en zijn onderricht in de retorica zou dus een groep mannen ontstaan die door hun deugden in staat waren de stad op ordelijke en rechtvaardige wijze te besturen. Met behulp van voorbeelden uit de antieke filosofie, poëzie en geschiedenis wil hij hun geest veredelen en ze klaarstomen voor de zware taak die hen wacht. Hiermee greep Virgilio sterk terug op verbanden tussen vrijheid, politiek en cultuur die Leonardo Bruni al in de vroege vijftiende eeuw had gelegd.15 Ook het idee van een kleine groep mannen die de stad op deugdelijke wijze moet besturen en de studia humanitatis moeten beschermen is al bij Bruni te vinden.
Nergens door verrast worden
De titel van de openingsrede van 1497 was Nihil admirari. In deze rede stonden de ontwikkeling en het nut van de studia humanitatis centraal en verweerde Virgilio zich nogmaals tegen het verwijt zich met onzinnigheden en frivoliteiten bezig te houden die de ziel slechts misleidden. Hij klaagde dat de studia humanitatis die eerst zo hoog in aanzien stonden in de stad en haar van zoveel glorie voorzien hebben, nu slechts geminacht worden en constant onder vuur lagen. Het is treurig ‘Dat wij nu deze aan allen gehate en vijandige studie volgen, die zelfs publiekelijk veroordeeld wordt met allerlei inhoudsloze redenen’16, en ‘dat deze inspanningen van ons veroordeeld worden als ware zij nutteloos, omdat zij niet de zorg voor het lichaam, zoals de geneeskunde, noch de bescherming van de aangeklaagden betreffen, zoals de rechten’.17 Hij herinnerde zijn toehoorders aan zijn illustere voorgangers: ‘Zij hebben hun eigen glorie en die van jullie stad in deze intellectuele activiteiten tot op dit punt vermeerderd dat [Florence] als enige tussen de overige steden van Italië geloofd werd en nog steeds geloofd wordt meer en betere mannen in deze dingen te hebben gehad.’18 Naar deze situatie moet men terug – hoewel zij minder direct belang schijnen te hebben dan de geneeskunde en de rechten vervullen de studia humanitatis volgens Virgilio wel degelijk een belangrijke functie. De mens is geneigd te vrezen voor het onbekende en voor de straffen van God, maar zou er beter aan doen de straffen van God, die Virgilio liever geneesmiddelen noemt, te accepteren en het onbekende te leren kennen. Dan kan men namelijk op waarde schatten wat men nog heeft en is men in staat zijn lot te accepteren, zonder zich druk te maken om een rechtvaardige straf van God, of te vrezen voor wat er nog komen zal: ‘de enige oorzaak van ons ongeluk is de verwondering die uit onwetendheid voortkomt’.19 Deze onwetendheid kan men door het bestuderen van de antieken vermijden, in tegenstelling tot wat Savonarola preekt. Hoewel de antieke filosofen heidenen waren, accepteerden zij wel dat ook de kwade dingen in het leven een plek hadden en dat men tevreden moest zijn met wat men had. Daarnaast deden zij hun best kennis over de natuur te vergaren, om haar zodoende beter te begrijpen en de verwondering, die vaak uitmondt in angst en bijgeloof, zo te verkleinen.20 Hierna kwam Virgilio nogmaals terug op de natuurlijke verbondenheid van de studia humanitatis met Florence en haar elite, door de ontwikkeling van zijn
217 definitief344 (1).indd 217
24-12-2012 11:45:23
geliefde studies in de vijftiende eeuw te schetsen. Zij waren volgens de spreker in het begin van de Renaissance bloeiend en nuttig voor een groot publiek, om vervolgens te gespecialiseerd te raken en enkel nog beoefend te worden door mensen die van weinig nut waren voor de republiek – waarmee Virgilio onmiskenbaar de periode van Poliziano onder de heerschappij van Lorenzo bedoelde, maar wederom zo verstandig was geen namen te noemen. Volgens Godman greep de professor hier weer terug op de humanisten aan het begin van de vijftiende eeuw, die een meer praktisch toepasbaar humanisme voorstonden. Aan de notie dat de studia humanitatis nuttig zijn voor de heersende elite voegt Virgilio nu echter nog het idee toe dat de twee zelfs op natuurlijke wijze met elkaar verbonden zijn: ‘Onze studies verheugen zich instinctief in de handen te zijn van hen, die in de staat zowel over de status als de middelen beschikken om legers aan te voeren en wetten voor de Republiek uit te vaardigen’.21 Met deze redevoering heeft Virgilio een aantal belangrijke punten gemaakt. Ten eerste heeft hij zich nogmaals verweerd tegen de argumenten van Savonarola, daarmee zijn eigen positie aan de Studio veiligstellend. Ten tweede heeft hij de huidige elite stroop om de mond gesmeerd door hun belang voor de stad en hun verbondenheid met de studia humanitatis, die de stad al zoveel glorie gebracht hebben, te benadrukken. Dit wordt nog versterkt door zijn sneer naar Poliziano en Lorenzo, die zich niet nuttig maakten voor de stad. Deze houding legde hem geen windereieren: een half jaar na het uitspreken van deze redevoering werd Virgilio tot eerste kanselier benoemd. Virgilio lichtte zijn methode van en motivatie om les te geven nog verder toe in een redevoering die waarschijnlijk in 1498 gehouden werd, maar waarvan de datering niet met zekerheid vast te stellen is. Deze redevoering was een introductie op het onderwijs dat hij over de Latijnse dichter Statius zou verzorgen, en wederom stelde Virgilio zich de vraag wat het nut van de poëzie is (ditmaal is het antwoord: om de leugens van de waarheden te leren onderscheiden) en hoe dit het beste kan worden overgebracht op de jeugd. Dit moest volgens de professor door er vele voorbeelden uit te selecteren die zouden voorbereiden op het politiek betrokken leven. Hij stelde de vraag ‘Of het niet tegelijkertijd ellendig en verachtelijk is aan hen, waarop de hele Republiek soms in trouw en raad zal rusten, vanaf het begin van de lezing van Homerus niets anders te willen hebben geleerd dan de juiste metriek van deze dichter van het allereerste gedicht’.22 Wederom benadrukte Virgilio dat het de toekomstige bestuurders van de Republiek zijn die hij onderwijst, dat zijn humanistische onderwijs hen zal voorbereiden op de taak die hen wacht, en dat de filologische benadering van Poliziano hierin ernstig tekort schoot.
Kritiek op het governo popolare
Ruim tien jaar later, in 1511, hield Marcello Virgilio een redevoering met een meer expliciet politiek karakter. Hierin sprak hij zich in bedekte termen uit tegen het governo popolare dat hem had aangesteld. Wederom zijn Virgilio’s uitspraken goed te verklaren aan de hand van de veranderende omstandigheden in de stad. Om machtsmisbruik tegen te gaan kon men de functie van gonfaloniere, het be-
Skript Historisch Tijdschrift 34.4
definitief344 (1).indd 218
218 24-12-2012 11:45:23
langrijkste politieke ambt in de stad, vanaf 1494 steeds maar één jaar bekleden. In 1502 was Piero Soderini tot gonfaloniere benoemd, en wel da vita, voor het leven: een duidelijke stap naar een meer oligarchisch bewind. Tijdens het bewind van Soderini verloor Virgilio aan invloed, terwijl de positie van zijn collega in de kanselarij, Niccolò Machiavelli, juist sterker werd. Virgilio zal er dan ook geen traan om gelaten hebben dat het bewind van Soderini op steeds meer tegenstand stuitte en toen in 1511 de eerste geruchten over de terugkeer van de De’Medici Florence bereikten wist Virgilio dat het moment rijp was om het over een andere boeg te gooien. Vanuit zijn katheder aan de Studio, waar hij een jong maar invloedrijk publiek bereikte, sprak hij zich in bedekte bewoordingen uit tegen de gonfaloniere. Aan de Studio kon hij zijn politieke ideeën vormgeven en enigszins verbloemen binnen een academisch kader: terwijl hij sprak over een Platoons ideaal van koningschap en de vraag wanneer het volgens Plato eventueel gerechtvaardigd zou zijn een regime omver te werpen, kon hij zijn eigen ideeën uiten zonder daarmee zijn positie als kanselier direct in gevaar te brengen. Uiteraard noemde de professor geen namen. Dit keer ging hij echter wel verder dan in de eerdergenoemde redevoeringen: in zekere zin spoorde hij zijn studenten aan een revolutie te ontketenen. Een niet onbelangrijk detail: aan de coup tegen de gonfaloniere die een half jaar na deze redevoering plaatsvond, namen drie van Virgilio’s studenten deel. Kardinaal Giovanni de’Medici, de latere paus Leo X, wist in 1512 de stad te heroveren met steun van paus Julius ii en het Spaanse leger. Bij terugkomst van de De’Medici behield Virgilio zowel zijn functie aan de kanselarij als zijn positie aan de Studio, terwijl Machiavelli het veld moest ruimen.23
Terugkeer van De’Medici
Na terugkeer van de De’Medici spreekt Virgilio een aantal redevoeringen uit die moeilijker zijn te typeren dan degenen die hierboven al besproken zijn. Ze handelden over uiteenlopende onderwerpen als de lach en de rouw, wijsheid en de zoektocht naar de waarheid, en over de natuurwetenschap en de geneeskunde: geen typisch humanistische onderwerpen. Godman stelt dat Virgilio meeging in een bredere trend waarbij de humanisten kritiek begonnen te uiten op de antieke schrijvers en hun achteloze volgelingen, en een draai maakten naar de Griekse auteurs. In een rede uit 1514 waarin de zoektocht naar waarheid en wijsheid centraal stond, noemde Virgilio deze sentimenten inderdaad en beschreef hij Athene, dat voorheen vooral zijn politieke voorbeeld was, nu ook als het voorbeeld van culturele innovatie. Het antieke Rome was niet langer het summum van alles dat goed was, maar decadent, corrupt en stagnerend. Om werkelijk wijs te worden was het nodig allerlei verschillende disciplines met elkaar in verband te brengen en zo tot een geïntegreerde cultuur te komen. Dit doet erg denken aan het idee van enkyklios paideia, een begrip dat ook door Poliziano gebruikt werd en dat meestal vertaald wordt als ‘algemene kennis’ of ‘algemene opleiding’’. Deze enkyklios paideia houdt ook een integratie van de
219 definitief344 (1).indd 219
24-12-2012 11:45:23
humanistische takken van de wetenschap en de meer natuurwetenschappelijke disciplines in.24 Niet alleen Rome verliest dus haar unieke status, ook de ooit zo geprezen studies van de antieken moeten aan reputatie inboeten. In 1515 viel Virgilio de eer te beurt een redevoering te houden wegens het benoemen van Lorenzo De’Medici, hertog van Urbino, tot aanvoerder van het leger. Hierin legde hij vooral de nadruk op de deugden van de familie De’Medici als geheel, en de overeenkomsten tussen Lorenzo en diens illustere grootvader Cosimo: ‘Vrijwel allen die hier aanwezig zijn hebben jouw voortreffelijke grootvader Cosimo, wiens naam en karakter jij nu doet terugkeren, in zijn voortreffelijkheid aanschouwd: […] Allen weten hoezeer hij […] bij allen uitblonk in verstand, aanzien, wijsheid en invloed’.25 Ook in de redevoering die Virgilio bij de begrafenis voor Giuliano De’Medici hield werd de grootsheid van Cosimo De’Medici benadrukt: hij heeft kerken en kloosters in ere hersteld, beschermde de wetenschappen en verzamelde Griekse en Romeinse handschriften – dit alles niet uit een verlangen naar persoonlijke eer of uit zucht naar macht, maar geheel belangeloos. De titel ‘vader des vaderlands’ is hem volgens Virgilio dan ook met recht gegeven.26 Wat opvalt is dat het steeds Cosimo is die geprezen wordt en niet Lorenzo, die tegenwoordig meer bekendstaat als beschermer van de kunst en cultuur. Wellicht was diens heerschappij nog te kort geleden en riep die te veel negatieve associaties op; het kan zijn dat Cosimo’s regeerperiode als minder oligarchisch en dwingend bekendstond. Alison Brown liet bovendien zien dat Cosimo ook in zijn eigen tijd door vele humanisten geprezen werd. Het is goed mogelijk dat Virgilio zich, zoals hij tussen 1494 en 1497 ook al een aantal keren deed, hiermee weer binnen de vroeg vijftiende-eeuwse humanistische traditie probeerde te plaatsen. In deze laatste redevoering komen nog een aantal bekende thema’s voorbij. Ook hier benadrukte Virgilio de culturele waarde van Athene. Opvallend is dat de studia humanitatis weer een prominente rol spelen. En evenals in 1515 koos Marcello Virgilio ervoor om niet Giuliano’s persoonlijke deugden te noemen, maar de nadruk te leggen op de deugden en prestaties van de familie De’Medici als geheel en op de deugden en prestaties van de stad Florence. Het verband tussen de bloei van Florence en haar meest roemruchte familie wordt in de redevoering onderstreept door het laten terugkeren van een ons al bekend thema dat raakt aan de kern van Virgilio’s houding ten opzichte van de politiek: het prijzen van de vooraanstaande burgers van Florence vanwege hun vermogen de artes liberales op waarde te schatten en te stimuleren. De familie De’Medici is het beste voorbeeld van hoe de Florentijnse constitutie met haar voorkeur voor deugd boven erfelijkheid, een ware aristocratie heeft voortgebracht. 27
Conclusie
Uiteindelijk koos Virgilio dus expliciet de kant voor de De’Medici en hun oligarchisch-republikeinse bewind, maar niet voordat duidelijk was dat hun positie stevig genoeg was om ook zijn eigen positie veilig te stellen. Daarvóór was de pro-
Skript Historisch Tijdschrift 34.4
definitief344 (1).indd 220
220 24-12-2012 11:45:23
fessor en kanselier terughoudend in het uitspreken van al te grote woorden van lof of juist afkeuring en wist hij een goede balans te houden tussen het prijzen van het zittende regime, en het tegelijkertijd met één oog uitkijken naar de eventuele volgende machthebbers. Zijn positie binnen de stad maakt het deels noodzakelijk op verschillende momenten steun te verlenen aan verschillende regimes, maar Virgilio uitte vanuit zijn positie aan de Studio ook bedekte kritiek op het enige zittende regime dat hem werkelijk niet aanstond – al is het maar de vraag of hij dit regime niet goedkeurde omdat het hem te oligarchisch werd, of omdat hij vond dat hij er zelf een te kleine rol in speelde. Het is duidelijk dat Virgilio uiterst voorzichtig manoeuvreerde wanneer het de politiek betrof: kritiek op een vorig regime was nooit te expliciet, noch te vroeg of te laat. Dit is echter geen reden hem te beschuldigen van onoprechtheid of ordinair opportunisme. In zijn carrière en redevoeringen prees Virgilio wel verschillende regimes, maar de criteria voor beoordeling bleven steeds hetzelfde en schemeren zowel door in zijn redevoeringen aan de Studio als in zijn politieke redevoeringen. Centraal in Virgilio’s ideaalbeeld staat de vraag in hoeverre de regering gevormd is uit deugdzame mannen en hoezeer zij de culturele bloei van de stad stimuleren. Hieruit vloeit voort dat een stad bestuurd moet worden door een (vrij kleine) aristocratie van de meest nobele en deugdzame burgers. Welke burgers dit zijn moet niet bepaald worden door geboorte en afkomst, maar door intellectuele prestaties. Hiermee toont Virgilio zich een ware civic humanist: politiek betrokken, een vita activa levend, utilitas en virtus als hoogste idealen. Hoewel de Romeinse Republiek in de vijftiende eeuw als belangrijkste voorbeeld ging gelden voor de Italiaanse stadstaten, was wat werkelijk telde niet deze specifieke staatsvorm maar de deugd van de leidende klasse en de mate waarin die culturele bloei stimuleerde. Argumenten die Baron beschouwde als typerend voor het in zijn ogen sterk republikeinse civic humanism worden dus in het begin van de vijftiende eeuw ingezet om een brede republiek te prijzen, maar daarna evengoed ter verdediging van een relatief brede oligarchie of zelfs een oligarchie waarin een persoon of familie duidelijk de boventoon voert. Virgilio’s redevoeringen zijn hier een fantastisch voorbeeld van. Het ene ideaalbeeld dat in elk zijn redevoeringen terugkomt is dat van een stabiele stadstaat die geleid wordt door een kleine aristocratie van de meest deugdzame burgers, waarin de studia humanitatis bloeien. Dit is uiteindelijk het meest wezenlijke element van het vijftiende-eeuwse humanisme, en dit is in de late vijftiende eeuw nog even aanwezig als aan het begin ervan.
221 definitief344 (1).indd 221
24-12-2012 11:45:23
Noten
Hans Baron, Crisis of the Italian Renaissance (Princeton 1966) inleiding en hoofdstuk 1. 2 Jerrold E. Seigel, ‘Civic humanism or Ciceronian Rhetoric? The culture of Petrarch and Bruni’, Past & Present 34 (1966), 3-48. 3 Mark Jurkjevic, ‘Civic humanism and the Rise of the Medici’, Renaissance Quarterly 52 (1999) 994-1020, aldaar 996. 4 Seigel, ‘Civic humanism’ 3-48. 5 Alison Brown, ‘The Humanist Portrait of Cosimo De’Medici, Pater Patriae’, Journal of the Warburg and Courtauld Institutes 24 (1961) 186-221. 6 Armando F. Verde, Lo Studio Florentino 1473-1603: Ricerce e documenti (Florence en Pistoia, 1973-1994), vol. 4, no. 3 (1491/92-1502/03). 7 Wilhelm Rüdiger, Marcellus Virgilius Adrianus aus Florenz. Ein Beitrag zur Kentniss seines Lebens und seines Wirkens (Halle 1897). 8 John McManamon, ‘Marketing a Medici Regime: The Funeral Oration of Marcello Virgilio Adriani for Giuliano De’Medici (1516)’, Renaissance Quarterly 44 (1991) 1-41. 9 Peter Godman, From Poliziano to Machiavelli: Florentine Humanism in the High Renaissance (Princeton 1998). 10 ‘vir magni ingenii cultique iudicii qui et studio diligentiaque, quibus plurimum utebantur, fultus, etiam ope liberalitateque domus Medicae, cuius est unicum in hac urbe patrocinium litterarum’, Cod. Riccard. 811 1r. Gelezen in Verde, Lo Studio Florentino, 1162. De vertalingen in dit artikel zijn van mijn eigen hand, met veel dank aan T. Hart, D. Rijser en R. van Gool. 11 Peter Godman, From Poliziano to Machiavelli: Florentine Humanism in 1
Skript Historisch Tijdschrift 34.4
definitief344 (1).indd 222
the High Renaissance (Princeton 1998) 151. 12 ‘Nihil tamen meo iudicio tantopere laudandum in ea nec pluris a vobis hoc tempore faciendum quam quod precipuam habet in democratiis adversus omnem labem veluti antipatiam quandam pro libertate pro qua, etsi omnibus hoc tempore elaborandum sit ut quam nuper erexistis, ut Pindarus dicebat, fulgentem libertatis crepidinem, eam adhuc altius tollentes servetis aeternam’, 6r, gelezen in Verde, Lo Studio, 1206. 13 Godman, Poliziano, 156-159. 14 ‘iuventutis vestrae animos his studiis excolere quibus Respublica honestior et auctior reddatur’, 6v, gelezen in Verde, Lo Studio, 1206. 15 Godman, Poliziano, 156-159. 16 ‘quod infestum nunc et odiosum omnibus hoc studium sequimur, damnatum etiam publice vanis quibusdam rationibus’ (18v), gelezen in Verde, Lo Studio 1311. 17 ‘saepius sensimus damnari tanquam inutiles labores hos nostros quod nec corporis curam, ut medicina, nec patrocinium reorum habeant, ut iura’ (18v), gelezen in Verde, Lo Studio, 1312. 18 ‘et suam et civitatis vestrae gloriam in hiis studiis eo usque auxerunt ut sola haec inter ceteras Italiae civitates plures hactenus et meliores viros in hiis habuisse semper credita sit et adhuc credatur’, 18r, gelezen in Verde, Lo Studio, 1310. 19 ‘infelicitatis nostrae unicam esse causam admirationem quae ex ignorantia fiat’ 21r, gelezen in Verde, Lo Studio, 1314. 20 Verde, Lo Studio, 1312-1317. 21 Godman, Poliziano, 162-170. Citaat: vertaald uit het Engels: ‘Our studies,
222 24-12-2012 11:45:23
however, instinctively rejoice at being in the hands of those who, in the state, are both of a rank and of means to command armies and enact laws for the Republic’, gelezen in Godman, Poliziano, 164 (18r). 22 ‘An non miserum et vile simul est his, quorum fide et consilio tota aliquando Respublica stabit, a principio homericae lectionis nihil aliud didicisse querere quam sitne primi carminis eius poetae iusta mensura [...]’ 27v, gelezen in Verde, Lo Studio, 1343. 23 Godman, Poliziano, 194-197. 24 Ibidem, 200. 25 ‘Omnes fere, qui adsumus, avum tuum Cosmum, cuius nomen et indolem tu modo refers, praestantem vidimus, veras quotidie licuit audire et reddere voces. Omnes scimus, quantum ingenio, gratia, sapientia, auctoritateque apud omnes claruerit, cuique uni licuerit in summa potestate esse sine invidia.’ Gelezen in Rüdiger, Marcellus Virgilius 48. De gehele redevoering is te vinden in Cod. Riccard. 811, (60-66), maar het precieze paginanummer ontbreekt. 26 Rüdiger, Marcellus Virgilius, 49. 27 McManamon, ‘Marketing a Medici Regime’ 7.
223 definitief344 (1).indd 223
24-12-2012 11:45:23