Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
14:35
Pagina 1
O D EO N 15 de jaargang / nr 58 sept / okt / nov 2 0 0 5 Cycli en reeksen Het als een reeks programmeren van werken van één componist levert een toegevoegde waarde op: het geheel is dan groter dan de som der delen. In een cyclus als Richard Wagners Der Ring des Nibelungen is deze werking van meet af aan ‘meegecomponeerd’. >> p. 2
sept / okt 05
58
6
Der Ring des Nibelungen Richard Wagner
okt / nov 05 20
Tamerlano Georg Friedrich Händel
okt / nov 05
Der Ring des Nibelungen Voor ieder operahuis vormt de Ring een grote uitdaging. Nog sterker was dat het geval bij de wereldpremière van dit gigantische werk, dat pas na een moeizame, bijna dertig jaar durende ontstaansgeschiedenis in zijn geheel kon worden uitgevoerd zoals de componist het wilde. >> p. 12 Dirigent Hartmut Haenchen en regisseur Pierre Audi leverden samen de grootse prestatie van het ‘smeden’ van de Ring. Zij blikken bij de reprise van de Ring-cyclus zowel terug als vooruit. Over het werken met nieuwe zangers en met één orkest, in een productie die inmiddels heeft bewezen tijdloos te zijn. >> p. 14 Het Nederlands Philharmonisch Orkest speelt voor het eerst de hele Ring als cyclus. Orkestmusici bereiden zich voor op een geestelijk en fysiek veeleisende opgave, die ze niettemin met veel enthousiasme tegemoet zien. Over kippenvel en linke solo’s. >> p. 17
Tamerlano en Alcina De Duitser Georg Friedrich Händel voltooide zijn opleiding in Italië en maakte in Engeland furore als componist van Italiaanse opera’s. De heroïsche Tamerlano en de magische Alcina behoren beide tot het genre van de opera seria, maar ze verschillen sterk van kleur. >> p. 24 Händel-specialist Christophe Rousset heeft de muzikale leiding in het ‘complementaire’ tweeluik. Eerder dirigeerde hij Pierre Audi’s ensceneringen van Tamerlano en Alcina in het Zweedse Drottningholm Festival. >> p. 26 Countertenor Bejun Mehta zong in Drottningholm de titelrol in Tamerlano. Hij voelt zich evenzeer op zijn gemak in een piepklein baroktheatertje als in de enorme zalen van Royal Opera House Covent Garden en de Metropolitan Opera. >> p. 28 Sopraan Christine Schäfer was de Alcina in Drottningholm. Zij verheugt zich op de hernieuwde confrontatie met de rol en op het wederom samenwerken met Christophe Rousset en Pierre Audi. >> p. 29 Aan de medewerkers van de Technische Organisatie Muziektheater is de schone taak om de Amsterdamse Stadsschouwburg om te toveren in een ‘Drottningholm aan het Leidseplein’. Over het nabootsen van een achttiende-eeuws toneelpodium in een theater met moderne techniek. >> p. 30
22
Alcina Georg Friedrich Händel
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
14:35
Pagina 2
2 Peter van der Lint
Cycli en reeksen: het geheel is meer dan de som der delen
Beeld affiche Der Ring des Nibelungen (Ontwerp: Lex Reitsma)
In het afgelopen Holland Festival programmeerde Pierre Audi op twee achtereenvolgende dagen de opera’s Wozzeck en Lulu van Alban Berg. Het betrof bestaande voorstellingen van de Hamburgische Staatsoper, beide gedirigeerd door Ingo Metzmacher en beide geregisseerd door Peter Konwitschny. Het was een bijzondere ervaring om die twee werken zo vlak na elkaar te kunnen ondergaan in een vergelijkbare muzikale benadering en in regies die op de een of andere manier met elkaar te maken hadden. Na Wozzeck werd je nieuwsgierig naar Lulu en na Lulu keek je met terugwerkende kracht anders naar de Wozzeck van een dag eerder. En de muziek van Berg stond door de hoge concentratie nog meer centraal dan wanneer de afzonderlijke opera’s los waren gegaan. Het idee van Audi voor deze Berg-cyclus past in een trend die op gang lijkt te komen en waaraan De Nederlandse Opera zal gaan bijdragen. Niet alleen wordt het komende seizoen Wagners Ring des Nibelungen als cyclus uitgevoerd (alle vier opera’s binnen één week, zoals Wagner het bedoelde), maar in oktober en november zullen om en om in de Stadsschouwburg de opera’s Tamerlano (1724) en Alcina (1735) van Georg Friedrich Händel gepresenteerd worden, beide gedirigeerd door Christophe Rousset en geregisseerd door Pierre Audi. Ook hier zal de concentratie van Händels muziek waarschijnlijk voor extra inzichten zorgen. Het cyclusidee zal in de toekomst door DNO nog verder onderzocht worden. Het is de bedoeling dat in het Mozartjaar de drie opera’s op libretti van Lorenzo da Ponte om en om gespeeld gaan worden. De ene avond Così fan tutte, een dag later Don Giovanni en weer een dag later Le nozze di Figaro. Ook hier wordt voor continuïteit gezorgd door de drie opera’s door eenzelfde team te laten regisseren (Jossi Wieler en Sergio Morabito – vorig sezoen verantwoordelijk voor Mozarts Lucio Silla bij DNO) en door dezelfde dirigent te laten dirigeren (Ingo Metzmacher). En voor nog later is DNO aan het onderzoeken of het mogelijk is om de gelauwerde serie Monteverdi-opera’s (alle geregisseerd door Pierre Audi) in een geconcentreerde vorm terug te brengen – in cyclusverband zogezegd.
Verdi een reeks opera’s plannen en uitvoeren. Men noemt zo’n serie dan een Verdi-cyclus, hoewel voor die opera’s niet altijd dezelfde regisseurs, ontwerpers, dirigenten en zanVerdi en Berlioz Maar wat is dat nou eigenlijk, een cyclus? gers worden gekozen. Zo sprak DNO zelf De omschrijvingen in Van Dale luiden onder over een Berlioz-cyclus, daarmee bedoelend de reeks ensceneringen van alle Berliozandere: opera’s, waardoor een programmalijn wordt – van het Griekse ‘kuklos’ (kring, keten van gevormd. Voor het publiek is zo’n ‘cyclus’ onstoffelijke zaken); zeker aantal jaren na verloop waarvan dezelfde hemelverschijnse- niet altijd even makkelijk als zodanig te herkennen, als er bijvoorbeeld tussen de ene len zich weer in dezelfde orde voordoen, Berlioz-opera en de andere tien jaar zit en synoniem: tijdkring; de componist het enige bindende element – reeks van overleveringen, gedichten, vervormt. tellingen die op eenzelfde centraal thema Het duidelijkst is het als een componist betrekking hebben en meer of minder een zelf een serie opera’s opzet met de bedoeaaneengeschakeld geheel vormen; – reeks van muziekstukken, meestal van één ling dat ze bij elkaar, als set worden uitgevoerd. Richard Wagners Der Ring des componist, die een eenheid vormen; – reeks van bij elkaar horende kunstwerken, Nibelungen is wat dat betreft het bekendste voorbeeld. Wagner noemt zijn cyclus zelf meestal van één kunstenaar. ‘Ein Bühnenfestspiel für drei Tage und einen Het woord ‘reeks’ is in al deze omschrijvingen belangrijk. In die optiek is het begrij- Vorabend’. Voor een operahuis is het uitvoeren van Wagners tetralogie binnen één week pelijk dat operahuizen al snel spreken van een cyclus als ze bijvoorbeeld van Giuseppe nog steeds de ultieme test.
Bloedserieus Het ziet er overigens naar uit dat Wagner binnen afzienbare tijd op eigen terrein verslagen wordt door zijn landgenoot, de ‘Galactische componist’ Karlheinz Stockhausen. Stockhausen werkt al jaren aan de operacyclus Licht, die uiteindelijk over zeven dagen uitgespreid moet worden. De zeven opera’s dragen alle de naam van een dag, zoals Montag aus Licht, Dienstag aus Licht, etcetera. Hoewel Licht er op het eerste gezicht nogal megalomaan uitziet, is Stockhausen bloedserieus. De ingewikkeldheden die in de zeven partituren verborgen liggen, lijken een uitvoering binnen een week, van maandag tot en met zondag, bijna onmogelijk te maken. Zo moet een operahuis bijvoorbeeld de technologie in huis hebben om de ‘octophonie’ die Stockhausen in Dienstag voorschrijft te kunnen verwezenlijken: een installatie met acht geluidsbronnen die ‘akkoordbommen’ in de zaal kunnen laten vallen en die akkoordclusters door de zaal kunnen schieten. Bovendien moet het
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
14:35
Pagina 3
3 Scène uit Alcina (Foto: Bo Ljungblom)
publiek op een bepaald tijdstip en masse het theater verlaten om getuige te kunnen zijn van het deel voor strijkkwartet waarvoor elk kwartetlid in een helikopter plaats moet nemen. Vier helikopters met ieder een kwartetspeler, hangend boven het operatheater met een verbinding naar de grond, waar Stockhausen zelf de geluiden van boven ontvangt en mixt. Het lijkt ondoenlijk en toch heeft de stad Dresden zich al gemeld om over een paar jaar het onmogelijke te verwezenlijken. Naast Wagners Der Ring des Nibelungen en Stockhausens Licht is er nog een poging gedaan tot het maken van een heuse operacyclus. De Spaanse componist Isaac Albéniz begon in de laatste jaren van de negentiende eeuw aan de trilogie Arthur op een Engelstalig libretto van Francis Burdett Money-Coutts. De drie opera’s hadden de legende rond Arthur en de ridders van de Ronde Tafel als onderwerp. De eerste opera in de cyclus heet Merlin en vertelt het verhaal van Arthur die het mythische zwaard Excalibur uit de rotsen weet te trekken en koning van Engeland wordt – de overeenkomsten met Siegfried en het zwaard Nothung in Wagners Ring zijn overduidelijk. Merlin was de enige opera van de drie die Albéniz daadwerkelijk componeerde en het werk is onlangs herontdekt door toedoen en de inzet van Plácido Domingo. Voor de volgende opera Lancelot maakte Albéniz slechts een pianopartituur, maar men is bezig om van deze piano-Lancelot een orkestpartituur te vervaardigen, zodat ook deze opgevoerd kan worden. De derde opera in de cyclus moest Guenevere worden, maar Albéniz is aan de compositie daarvan nooit toegekomen. Er zijn nog meer voorbeelden. Zo is er een operatrilogie van Philip Glass, die bij mijn weten nog niet als echte cyclus opgevoerd
is. De achterliggende gedachte bij Glass’ drie opera’s gaat over de poging om de wereld op niet-gewelddadige wijze te veranderen. De pacifistische boodschap erin wordt overgebracht door personen die daar min of meer symbool voor zijn geworden. Einstein on the Beach (1976) is gebaseerd op het leven van Albert Einstein. Satyagraha (1980) verhaalt over Mahatma Gandhi, maar in de opera duiken ook Rabindranath Tagore, Leo Tolstoi en Martin Luther King (alledrie vegetariër) als prominente personages op. De derde opera uit de cyclus, Akhnaten (1983), vertelt over farao Akhnaten die als eerste een poging deed om een monotheïstische samenleving te stichten.
Muzikale en theatrale eenheid Naast deze ‘echte’ cycli is er dus tegenwoordig steeds meer een trend om bepaalde opera’s bij elkaar te zetten, zodat deze elkaar kunnen versterken. DNO deed zoiets in het verleden al met de muziektheatrale werken van Igor Stravinsky en Arnold Schönberg. In mei en juni van dit jaar was er in de Opéra National de Lyon een bijzondere ‘trilogie’ te zien van opera’s van Leosˇ Janácˇek. Op achtereenvolgende dagen kon je daar gaan kijken naar Jenu ˚ fa, Kát’a Kabanová en De zaak Makropulos. De producties van deze drie opera’s stamden alle uit Glyndebourne, waar ze gemaakt werden door Nikolaus Lehnhoff (regie), Tobias Hoheisel (decors en kostuums) en Wolfgang Göbbel (belichting). De drie opera’s werden in Lyon gedirigeerd door Lothar Koenigs en zo ontstond een muzikale en theatrale eenheid, die net als bij een overzichtstentoonstelling van een belangrijke schilder, mooie verbanden liet zien en horen in het oeuvre van Janácˇek. Ook op andere manieren wordt er gezocht om onverwachte verbanden in de geschiedenis van de opera te openbaren. Het Brus-
selse KunstenFESTIVALdesArts begon dit jaar in samenwerking met het Antwerpse Muziektheater Transparant aan een vierdelige cyclus rondom de libretti van de zeventiende-eeuwse schrijver Giovanni Busenello. De eerste aflevering betrof Francesco Cavalli’s opera Gli amori d’Apollo e di Dafne in een regie van Beatriz Catani; de productie was ook in Rotterdam te zien. De komende jaren volgen in deze cyclus nog Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea in een regie van Christoph Marthaler, Cavalli’s La Statira door The Wooster Group en Cavalli’s La Didone in een regie van Eija Liisa Ahtila. De vier opera’s worden muzikaal ondersteund door Ensemble Elyma onder leiding van Gabriel Garrido. Een interessant project en de komende jaren zullen er waarschijnlijk nog vele van dit soort volgen. De Nederlandse Opera begint dus haar seizoen met twee cycli: een ‘echte’ van Wagner en een ‘bedachte’ rondom twee opera’s van Händel. In het geval van Händel zou de concentratie van twee opera’s – een uit 1724 en een uit 1735 – de diversiteit of juist de eenheid van het muzikaal oeuvre kunnen benadrukken. Logistiek gezien plaatst een operahuis zich met dergelijke cycli voor extra problemen, maar het is zeker de moeite waard om te zien of de verwachte cycli van DNO rondom de Mozart/Da Ponte-opera’s en die van Monteverdi zoveel enthousiasme genereren dat er serieus gekeken kan worden naar toekomstige cyclusprojecten. Die kunnen dan het effect hebben van kleine festivalletjes binnen het reguliere seizoen.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
14:35
Pagina 4
4
(Foto: Hans van den Bogaard)
L’amours des trois oranges
Persstemmen
(Foto: Hans Hijmering)
Rage d’amours
L’amour des trois oranges Een heerlijk spektakel ‘Meesterlijke enscenering van Prokofjevs Liefde voor de drie sinaasappelen bij DNO. [...] Zelden zo’n geslaagde synthese van muziek, beeld en esprit op de operabühne gezien. De jonge Franse dirigent Stéphane Denève [...] bleek voor geen kleintje vervaard. Met vaste hand leidt hij de musici van het voortvarend spelende Rotterdams Philharmonisch Orkest langs de talrijke klippen en muien in Prokofjevs virtuozenpartituur, waarin geen enkel orkestlid wordt gespaard. [...] Regisseur Laurent Pelly is erin geslaagd de chaos te bedwingen. Sterker, hij heeft alle heterogene elementen tot een spectaculaire eenheid weten te smeden [...]. Gaat dit zien!’
(Foto: Hans van den Bogaard)
Scène uit Die tote Stadt
Het Paro ol
‘Bij de groteske en onwelvoeglijke klanken die de zangers en het Rotterdams Philharmonisch Orkest opdissen, verdwijnen depressies als sneeuw voor de zon. Pelly [...] heeft een reputatie op het gebied van komediewerk met een bespiegelende toets. Dat het hem andermaal lukt, is mede te danken aan heksen en tovenaars als Anna Shafajinskaja, Marianna Kulikova en Willard White, maar vooral aan de Derde Sinaasappel, waaruit een fraaie sopraan (Sandrine Piau) tevoorschijn komt.’ de Volkskrant
‘[...] een geestige, zinderende voorstelling die als een wervelwind voor je ogen voorbijdendert. [...] Pelly en zijn team zorgen voor twee uur dolle pret. [...] Pelly laat alles uitermate inventief en razendsnel op elkaar volgen. Hij creëert een surrealistische sfeer – wonderbaarlijk, vreemd, geestig, maar vooral pakkend. [...] In de orkestbak raast intussen het uitstekend spelend Rotterdams Philharmonisch Orkest langs de lastige partituur of het niets is. Dankzij dirigent Stéphane Denève wordt dit visueel spektakel perfect begeleid. Dat, in combinatie met de uitstekende zangers, maakt deze voorstelling tot een waar en zeldzaam feest voor oog én oor.’ Algemeen Dagblad
‘Laurent Pelly ist ein Regisseur der schnellen, leichten, dabei unerhört präzisen Hand. Er weiß Pointen zu setzen, in Bewegung, Mimik, Gestik. Immer ist Spaß auf Pellys Bühnenerden. […] Es wird turbulent und präzis agiert und ebenso präzis gesungen. Das Amsterdamer Ensemble wimmelt nur so von Komikern und Erzkomödianten. Der Dirigent Stéphane Denève hält alles bestens zusammen und befeuert auch noch das locker und exakt aufspielende Rotterdams Philharmonisch Orkest.’ Opernwelt
‘La mise en scène est confiée à Laurent Pelly [...]. Il fait mouche une fois de plus par son talent aux facettes multiples, en proposant un spectacle hors du temps, à la fois d’un goût exquis et éminemment drôle sans la moindre vulgarité, invitant le spectateur à la rêverie et à la bonne humeur, la direction d’acteurs étant par ailleurs des plus efficaces. [...] Pelly a également dessiné les costumes, dont certains sont somptueux, essentiellement inspirés du jeu de cartes qui est aussi à la base des ingénieux décors conçus par Chantal Thomas [...]. Alain Vernhes confère au Roi de trèfle sa stature et son puissant baryton basse [...]. Voix percutante sachant aussi se faire lyrique, le ténor Martial Defontaine possède le charisme du Prince [...]. François Leroux est un Léandre mordant à souhait, formant la paire avec la princesse Clarisse de la mezzo Natascha Petrinsky. Trouffaldino en hardes [...], le ténor Serghei Khomov affirme les qualités bouffes que le rôle requiert. Sir Willard White campe un imposant Tchélio, tandis que Anna Shafajinskaja incarne une Fata Morgana terrifiante. [....] Sandrine Piau est une adorable Princesse Ninette, à la voix éthérée. Aucun des autres chanteurs ne démerite, tandis que les choeurs, préparés pour la première fois par l’Américain Martin Wright, se sont avérés, malgré leur division en plusieurs fractions, très homogènes. Chef français pour un Rotterdams Philharmonisch Orkest jouant admirablement, Stéphane Denève dirige avec une verve peu commune la rutilante partition [...].’ La voix du Luxembourg
‘La révélation [...]: dans le rôle du prince hypocondriaque, le ténor Martial Defontaine fait preuve d’une présence, d’une qualité de timbre et de diction et d’une projection qui le destinent à d’autres premiers rôles.’ Le Figaro
Rage d’amours Verzengende liefdesopera van Rob Zuidam ‘Onder alle componisten in Nederland [...] is Rob Zuidam degene die je met ieder nieuw stuk weer van je stoel af mept. Hij is de grillige Midas van de muziek, onder wiens handen alle noten in goud veranderen. [...] De double-bill met de McGonagall-Lieder was een mooie vondst, ook omdat regisseur Guy Cassiers [...] en decor-licht-video-ontwerper Peter Missotten de twee werken vernuftig met elkaar verbonden. [...] Vurig werd ook de drievoudig bezette rol van Johanna gezongen door Hannigan, McFadden en Kim: drie totaal verschillende, maar even ongelofelijke stemmen die de gespletenheid van Johanna zonder reserves verklankten. [...] Brandend en sonoor klonken Asko en Schönberg Ensemble onder Reinbert de Leeuw. Verzengend en speels de muziek en het spannende libretto van Zuidam.’ Trouw
‘De productie van De Nederlandse Opera is in alle opzichten een succes. [...] Dat de opera ondanks zijn tableauachtige opbouw toch overkomt als een organisch drama, komt mede door de beelden die regisseur Guy Cassiers erbij heeft bedacht. Het gebruik van videoschermen, met beelden van wassend water of verzengend vuur [...] mist zijn uitwerking niet. Op een indringende, soms betoverende manier weet Cassiers de sfeer van katholieke psychopathologie te schetsen.’ Het Paro ol
‘Elke maat van Rage d’amours heeft een obsessieve, soms zelfs lugubere schoonheid. [...] Barbara Hannigan, Claron McFadden en YoungHee Kim wisselen elkaar telkens af. Zuidam was niet te beroerd om hun de hoogst mogelijke coloraturen voor te schrijven. Hannigan zingt ze met volstrekt onaardse, kristalheldere tonen, McFadden bezit meer warmte en vlezigheid, terwijl Kim prachtig contrasteert met een iets donkerder timbre.’ De Standaard
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:28
Pagina 5
5
O P E R A nieuwtjes
Op de jaarlijkse Uitmarkt zullen DNO medewerkers aanwezig zijn om informatie te geven over seizoen 2005-2006. Zaterdagmiddag 27 augustus is er om 15.00 uur een optreden door Natascha Petrinsky (Wellgunde/Waltraute Ring) en pianist Peter Lockwood op het Cul-de-sac podium voor het Rijksmuseum. Om 16.00 uur signeert Hartmut Haenchen in de tent van Het Muziektheater op het Museumplein. Ter gelegenheid van deze laatste Ring-cycli is er een extra website gemaakt, naast de inmiddels ingeburgerde DNO-site. Kijkt u op www.derringdesnibelungen.nl.
V R I E N D E N VA N DE OPERA De Vereniging Vrienden van de Opera organiseert tal van activiteiten, w.o. lezingen, literaire avonden, operafilmavonden, openbare repetities, masterclasses en een groot aantal eendaagse operareizen naar vijf verschillende operahuizen in Luik, Münster, Duisburg, Düsseldorf, Essen en Dortmund. Bovendien worden jaarlijks een of twee meerdaagse reizen georganiseerd. Naast inschrijving op het speciale Vriendenabonnement bij DNO hebben de leden de mogelijkheid tot (beperkte) vóórreservering van losse plaatskaarten. De Kerstmatinee is traditioneel een Vriendenvoorstelling. Vijfmaal per seizoen komt het Vriendenbulletin uit, een tijdschrift met verenigings- en operanieuws. Wilt u zich aansluiten bij de Vrienden van de Opera, schrijf, bel of mail naar onderstaand adres.
FOTOJAARBOEK DNO SEIZOEN 2003-2004 Het fotojaarboek 2003-2004 DNO is verkrijgbaar aan de Vriendenbalie (t/o de champagnebar, foyer zaalniveau). Prijs € 12,-. Voorgaande seizoenen zolang de voorraad strekt.
Il barbiere di Siviglia
Ingo Metzmacher, DNO’s nieuwe chefdirigent, volgt – naast zijn functie in Amsterdam – per seizoen 2007-2008 Kent Nagano op als chef van het Deutsches SymphonieOrchester Berlin, met een contractperiode van tenminste drie jaar. Behalve Nagano waren illustere voorgangers aldaar Ferenc Fricsay, Lorin Maazel, Riccardo Chailly en Vladimir Ashkenazy. De benoemingscom-
missie prijst Metzmachers persoonlijkheid, gezag en uitstraling, zijn brede, veelal ongewone repertoire én zijn vertrouwdheid met de meer bekende werken die de pijlers vormen van de concertseizoenen in Berlijn. (Foto: Michel Claus)
Peter de Caluwe, hoofd Artistieke Zaken bij De Nederlandse Opera, wordt met ingang van juli 2007 intendant van de Koninklijke Muntschouwburg te Brussel als opvolger van Bernard Foccroulle. Peter de Caluwe werd in 1990 bij DNO aangesteld als hoofd In- en Externe Betrekkingen en vervult er sinds 1995 zijn huidige functie. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling, internationalisering en consolidatie van het artistieke profiel van het gezelschap,
in het bijzonder op het gebied van de casting. Wij zijn verheugd dat hij nog enige tijd, tot uiterlijk december 2006, bij DNO werkzaam blijft. Amsterdamse producties die hij wellicht in Brussel zal presenteren, zijn Händels Giulio Cesare en Zuidams Rage d’amours; daarnaast zou hij graag Pierre Audi in de Munt laten ensceneren. Peter de Caluwe was bezieler en oprichter van het huisblad Odeon, en nog steeds is zijn bijdrage aan het blad uitermate waardevol. Ingo Metzmacher (Foto: Sasha Gusov)
Het eerste Holland Festival dat Pierre Audi had geprogrammeerd, werd op zaterdagochtend 26 juni om 6.00 uur afgesloten met de slotklanken van Taveners The Veil of the Temple op het Amsterdamse Oudekerksplein. Deze nachtelijke, ‘hemelse’ marathon representeerde een van de twee aspecten van het Festivalthema ‘Heaven and Hell’. Daaronder liet Audi enerzijds nieuwe spiritualiteit en contemplatieve werken, anderzijds demonische klanken en explosief engagement met elkaar contrasteren. Behalve in de Oude Kerk – het oudste gebouw van Amsterdam – was er muziek, opera, performance en theater in het nieuwe Muziekgebouw aan ‘t IJ, het Concertgebouw, Het Muziektheater (o.m. L’amour des trois oranges, Wozzeck en Lulu), de Stadsschouwburg (o.m. Rage d’amours) en de Westergasfabriek. In theatraal en muzikaal opzicht was het Festival een groot succes, zowel bij het publiek als bij de pers.
F I D E L I O , J O N G E V R I E N D E N VA N D E O P E R A Jonge mensen (t/m 28 jaar) kunnen lid worden van Fidelio, Jonge Vrienden van de Opera. Voor deze groep leden worden speciale activiteiten georganiseerd, terwijl ook alle activiteiten en voordelen van de Vereniging Vrienden van de Opera voor hen openstaan. Speciaal voor Fidelio-leden stelt De Nederlandse Opera Jonge Vrienden-abonnementen samen, waarbij een aanzienlijke korting wordt gegeven.
[email protected] www.fidelio-opera.nl CONTRIBUTIE PER SEIZOEN € 25,Individueel lidmaatschap Gezinslidmaatschap (2 pers.) € 45,Donateur (minimaal) € 60,Jonge Vrienden (t/m 28) € 15,Aanmelding door overmaking van het bedrag op giro 32.500 of bank 43.40.57.207 t.n.v. Vrienden van de Opera te Amsterdam, o.v.v. ‘nieuw lidmaatschap’. Vereniging Vrienden van de Opera Waterlooplein 22 1011 PG Amsterdam telefoon 020 5518282 (ma, di en do 9.00 tot 13.00 uur) e-mail
[email protected] www.vriendenvdopera.demon.nl
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:29
Pagina 6
6
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:29
Pagina 7
7
Der Ring des Nibelungen
Reprise
Richard Wagner 1813 -1883
Ein Bühnenfestspiel für drei Tage und einen Vorabend libretto van Richard Wagner Vorabend
Das Rheingold Erster Tag
Die Walküre Zweiter Tag
Siegfried Dritter Tag
Götterdämmerung muzikale leiding Hartmut Haenchen regie Pierre Audi decors George Tsypin kostuums Eiko Ishioka licht Wolfgang Göbbel dramaturgie Klaus Bertisch choreografie Götterdämmerung Amir Hosseinpour 1ste cyclus ma 19 sept wo 21 sept vr 23 sept ma 26 sept
2005 2005 2005 2005
20.00 18.00 17.30 17.30
Das Rheingold Die Walküre Siegfried Götterdämmerung
2de cyclus wo 28 sept vr 30 sept zo 2 okt wo 5 okt
2005 2005 2005 2005
20.00 18.00 17.30 17.30
Das Rheingold Die Walküre Siegfried Götterdämmerung
3de vr zo di vr
2005 2005 2005 2005
20.00 18.00 17.30 17.30
Das Rheingold Die Walküre Siegfried Götterdämmerung
cyclus 7 okt 9 okt 11 okt 14 okt
Inleidingen door Chris Engeler Plaats: Het Muziektheater (2de balkon) Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van de Opera
De operaboeken Das Rheingold, Die Walküre, Siegfried en Götterdämmerung zijn verkrijgbaar in Het Muziektheater. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Duits en in een Nederlandse vertaling opgenomen. De prijs is € 10,- per boek.
Ook is het Ring-fotoboek verkrijgbaar (€ 17,-) en is Hartmut Haenchens boek Von der Unvereinbarkeit von Macht und Liebe herdrukt (€ 25,-), alsmede het ‘gouden’ Ring-boek, dat interessante achtergrondinformatie bevat en een overzicht biedt van de belangrijkste leidmotieven (€ 10,-).
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:29
Pagina 8
8 Vorabend
Das Rheingold libretto van Richard Wagner Wotan Albert Dohmen Donner Geert Smits Froh Martin Homrich Loge Chris Merritt
Götter
Alberich Werner Van Mechelen Mime Graham Clark
Nibelungen
Fasolt Frode Olsen Fafner Mario Luperi
Riesen
Fricka Doris Soffel Freia Michaela Kaune Erda Anne Gjevang
Göttinnen
Woglinde Alexandra Coku Wellgunde Natascha Petrinsky Flosshilde Elena Zhidkova
Rheintöchter
Nederlands Philharmonisch Orkest
Scènes uit Das Rheingold (Foto’s: Ruth Walz)
De opera wordt in het Duits gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 2 uur en 30 minuten. Er is geen pauze.
‘Nu heb ik wat mij verheft tot de machtigste aller machtige heren!’ Diep in de Rijn ligt een grote goudschat, die wordt bewaakt door de drie Rijndochters. De dwerg Alberich kijkt vol begeerte naar de meisjes, die hem uitdagen en afwijzen. Als het zonlicht de schat doet flonkeren, zingen de Rijndochters over de almacht die degene die een ring van het goud maakt zal verkrijgen. Maar dat kan alleen iemand zijn die de liefde afzweert. Woedend over de afwijzing vervloekt Alberich de liefde en rooft het Rijngoud. De god Wotan heeft door de reuzen Fasolt en Fafner een burcht, Walhall, laten bouwen. De bedongen prijs was zijn schoonzuster Freia, godin van de eeuwige jeugd, maar Wotan wil onder die afspraak uit. Als de reuzen Freia komen opeisen en van geen andere beloning willen weten, moet de slimme vuurgod Loge met een oplossing komen. Hij stelt als prijs het Rijngoud voor, waar de twee bouwlieden mee instemmen. Als gijzelaar moet Freia echter met hen mee. Wotan en Loge dalen af naar Nibelheim, waar Alberich een ring heeft gesmeed. Zijn broer Mime dwong hij een helm (de 'Tarnhelm') te maken waarmee de drager elke gewenste gedaante kan aannemen. Door een list weten de goden Alberich de schat met de ring en de Tarnhelm afhandig te maken. De dwerg vervloekt de ring. Als losprijs voor Freia verlangen Fasolt en Fafner zoveel goud dat zij geheel aan het oog wordt onttrokken. Om het laatste gaatje in de stapel te dichten dwingen ze Wotan de ring af te staan. De vloek doet zich meteen gelden: Fasolt en Fafner strijden om het bezit van de ring, waarbij Fasolt door zijn broer wordt gedood. Wotan en de andere goden nemen hun intrek in Walhall, behalve Loge, die eigenlijk maar half goddelijk is. De Rijndochters beklagen hun verlies.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:01
Pagina 9
9
Die Walküre In drei Aufzügen libretto van Richard Wagner Siegmund John Keyes Hunding Kurt Rydl Wotan Albert Dohmen Sieglinde Charlotte Margiono Brünnhilde Nadine Secunde 1ste en 3de cyclus Linda Watson 2de cyclus Fricka Doris Soffel Gerhilde Dorothy Grandia Ortlinde Ellen van Haaren Waltraute Natascha Petrinsky Schwertleite Hebe Dijkstra Helmwige Turid Karlsen Siegrune Irene Pieters Grimgerde Marina Prudenskaia Rossweisse Qiu Lin Zhang
Walküren
Nederlands Philharmonisch Orkest De opera wordt in het Duits gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 4 uur en 50 minuten. Er zijn 2 pauzes.
‘De vloek waarvoor ik vluchtte, Wijkt nu niet van mij: wat mij lief is, moet ik loochenen, vermoorden wie ik bemin, vals verraden wie mij vertrouwt!’ I Gevlucht na een verloren strijd vindt een man beschutting in Hundings huis. Diens vrouw verzorgt hem. Hunding keert huiswaarts, verlangt een maaltijd voor hemzelf en zijn ongenode gast, die hij naar afkomst en bezigheden vraagt. Dan wordt duidelijk dat zij in diezelfde strijd tegenstanders waren. Het gastrecht beschermt de vreemdeling voor de nacht; morgen zullen beide mannen vechten. ’s Nachts wijst Hundings vrouw haar gast op een zwaard dat een grijsaard op haar huwelijksdag achterliet voor een held. Zij voelt dat dit wapen voor deze man bestemd is. Zij vertelt hem haar geschiedenis, hij vraagt haar hem een naam te geven: Siegmund. Hij grijpt het zwaard, bevrijdt het. De vrouw vertelt hem wie zij is: Sieglinde. Als Siegmunds tweelingzuster én geliefde valt zij in zijn armen. II De god Wotan wil Siegmund – zijn buitenechtelijke zoon – in het tweegevecht helpen overwinnen. Zijn dochter, de Walküre Brünnhilde, zal Siegmund bijstaan. Maar Fricka, Wotans in haar eer gekrenkte echtgenote en beschermster van het huwelijk, doorziet dit plan. Niet Siegmund zal zegevieren, maar Hunding, zo eist zij. Wotan, verslagen, geeft Fricka zijn woord van eer. Brünnhilde probeert haar vader te troosten, die haar over zichzelf en Siegmund vertelt. Wotan moet de held die niet door Alberichs vloek belast is, en die voor hem de almacht schenkende ring had moeten bemachtigen, nu als hoop voor de toekomst opgeven. Hij gebiedt Brünnhilde voor Hunding te kiezen. Brünnhilde kondigt Siegmund diens dood aan. Als hij de slapende Sieglinde wil doden, om niet zonder haar te zijn, weerhoudt Brünnhilde hem daarvan en zegt aan zijn zijde te staan. Hunding en Siegmund strijden. Brünnhilde spoort Siegmund aan, maar Wotan grijpt in. Siegmund sterft, Brünnhilde vlucht met Sieglinde, en Hundings leven wordt door Wotan aan Fricka’s eer geofferd. III De Walküren verzamelen gevallen strijders voor Wotans leger. Brünnhilde zoekt samen met Sieglinde bij haar zusters bescherming voor Wotans toorn. Zij stuurt de zwangere Sieglinde naar Fafners woud. Als Wotan de Walküren dreigt, laten zij hun zuster in de steek. Hij komt om Brünnhilde te straffen, nu zij tegen zijn gebod handelde. Brünnhilde houdt hem voor dat zij niet tegen zijn wil heeft gehandeld, en vraagt om een milde straf. Verscheurd door woede en liefde jegens Brünnhilde legt hij haar te slapen in een ring van vuur. Alleen de man die Wotans speer niet vreest, zal dit vuur trotseren!
Scènes uit Die Walküre (Foto’s: Ruth Walz)
Erster Tag
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:02
Pagina 10
10 Zweiter Tag
Siegfried In drei Aufzügen libretto van Richard Wagner Siegfried Stig Andersen Mime Graham Clark Der Wanderer Albert Dohmen Alberich Oleg Bryjak Fafner Mario Luperi Erda Anne Gjevang Brünnhilde Nadine Secunde 1ste en 3de cyclus Linda Watson 2de cyclus Waldvogel Robin Scholz (solist Tölzer Knabenchor) Nederlands Philharmonisch Orkest Voorstellingen 23 september 2 11 oktober 2005 Het Muziektheater Amsterdam De opera wordt in het Duits gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 5 uur. Er zijn 2 pauzes.
‘De bruid gewint, Brünnhilde wekt geen lafaard ooit: alleen wie het vrezen niet kent.’ I Aan het slot van ‘Die Walküre’ bleef Brünnhilde slapend achter, terwijl de zwangere Sieglinde naar het woud van Fafner was gevlucht. Sieglinde stierf vervolgens bij de geboorte van Siegfried. Deze is inmiddels een jonge, ferme knaap geworden. Mime voedde hem op, om hem te kunnen gebruiken bij het stelen van Fafners goudschat. Maar Mime is niet in staat Nothung, het door Wotans speer in stukken geslagen zwaard van Siegmund, aaneen te smeden. De Wanderer (Wotan) meldt Mime dat alleen hij die de angst niet kent, Nothung zal kunnen smeden. Mime beseft dat hij Siegfried nooit heeft geleerd wat angst is. II Bij Fafners hol waakt Alberich. De Wanderer waarschuwt hem voor Mime, die met Siegfried nadert om Fafner de goudschat te ontnemen. Fafner slaat Alberichs voorstel hem in ruil voor bescherming de ring te geven af. Alleen gelaten probeert Siegfried tevergeefs de zang van een vogel na te doen en blaast daarbij luid op zijn hoorn, wat Fafner wekt. In een gevecht doorsteekt Siegfried Fafners hart en proeft van diens bloed, waardoor hij de zang van de vogel kan verstaan. Hij ontneemt hem de ring en de Tarnhelm. Na Mime te hebben gedood, volgt hij de vogel naar de plaats waar Brünnhilde slaapt.
Scènes uit Siegfried (Foto’s: Ruth Walz)
III Nog eenmaal vraagt de Wanderer Erda om raad hoe het naderende einde van de goden te keren, maar zij kan hem niet helpen. Hij houdt Siegfried tegen in een poging de ring alsnog te bemachtigen, maar Siegfried slaat zijn speer in tweeën. Zonder angst trotseert Siegfried het vuur dat Brünnhilde beschermt, maar voordat hij haar wekt, ervaart hij voor het eerst wat angst is. Brünnhilde geeft zich aarzelend aan Siegfried over, die haar als zijn bruid opeist.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:02
Pagina 11
11
Götterdämmerung In drei Aufzügen libretto van Richard Wagner Siegfried Stig Andersen Gunther Robert Bork Alberich Oleg Bryjak Hagen Kurt Rydl Brünnhilde Nadine Secunde 1ste en 3de cyclus Linda Watson 2de cyclus Gutrune Irmgard Vilsmaier Waltraute Michaela Schuster Erste Norn Birgitta Svenden Zweite Norn Michaela Schuster Dritte Norn Irmgard Vilsmaier Woglinde Alexandra Coku Wellgunde Rheintöchter Natascha Petrinsky Flosshilde Elena Zhidkova
‘Laat het vuur dat mij verbrandt de ring van zijn vloek bevrijden!’ Voorspel De drie Nornen vlechten het noodlotskoord en voorzien de ondergang van de goden. Als de draad breekt en zij de toekomst niet meer kunnen duiden, keren zij naar Erda, hun moeder, terug. Siegfried wil de wijde wereld in, neemt afscheid van Brünnhilde en geeft haar de ring, als onderpand van zijn liefde. I Gunther, koning der Gibichungen, en zijn zuster Gutrune zijn beiden nog ongehuwd. Hagen, Alberichs zoon, raadt Gunther aan Brünnhilde te huwen. Siegfried is in aantocht en Hagen roept hem bij zich. Gutrune biedt Siegfried ter verwelkoming een vergetensdrank aan. Als Gutrune, op wie hij direct verliefd raakt, zijn vrouw wil worden, is Siegfried bereid Brünnhilde voor Gunther te werven. Waltraute bericht Brünnhilde over de machteloosheid van Wotan en verlangt van haar zuster de ring om de ondergang der goden te keren. Brünnhilde weigert echter Siegfrieds liefdespand af te staan. Siegfried, die door middel van de Tarnhelm Gunthers gedaante heeft aangenomen, overmeestert de wanhopige Brünnhilde.
Nederlands Philharmonisch Orkest Koor van De Nederlandse Opera instudering Winfried Maczewski Voorstellingen 26 september 5 14 oktober 2005 Het Muziektheater Amsterdam De opera wordt in het Duits gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 5 uur en 40 minuten. Er zijn 2 pauzes.
II Alberich spoort Hagen aan Siegfrieds ring te bemachtigen. Hagen roept de Gibichungen bijeen om Gunther en zijn bruid te verwelkomen. Brünnhilde ontdekt Siegfried aan Gutrunes zijde, ziet de ring die ‘Gunther’ haar ontnam, nu aan Siegfrieds hand en beschuldigt hem van verraad. Siegfried ontkent. Gunther, Hagen en Brünnhilde zweren wraak: Hagen zal Siegfried tijdens de jacht doden. III De Rijndochters beklagen het verlies van het goud en sporen Siegfried aan om hun de ring te geven, maar deze weigert. Siegfried verhaalt Gunther en Hagen over zijn avonturen. Hagen geeft hem een herinneringsdrank, en als Siegfried dan over Brünnhilde vertelt, stoot Hagen hem zijn speer in de rug. Siegfried sterft. Gunther vordert Siegfrieds ring, maar Hagen doodt hem. Brünnhilde geeft opdracht Siegfrieds lijk te verbranden, pakt de ring en stort zich in het vuur, dat ook Walhall in vlammen zet. De wereld brandt. De Rijn treedt buiten zijn oevers. Als Hagen de ring wil grijpen, sleuren de Rijndochters hem de diepte in en nemen de ring weer in hun bezit.
Scènes uit Götterdämmerung (Foto’s: Monika Rittershaus)
Dritter Tag
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:02
Pagina 12
12 Klaus Bertisch
Der Ring des Nibelungen Voor ieder operahuis vormt Richard Wagners vierluik Der Ring des Nibelungen een grote uitdaging. Nog sterker was dat het geval bij de wereldpremière van het gigantische werk, dat pas na een moeizame, bijna dertig jaar durende ontstaansgeschiedenis in 1879 in zijn geheel in het Bayreuther Festspielhaus kon worden uitgevoerd. Bij die gelegenheid was de ontvangst van het tegenwoordig alom geliefde magnum opus niet onverdeeld gunstig, hoewel Wagners tijdgenoten zijn moed en doorzettingsvermogen bewonderden. In de tijd dat Richard Wagner als kapelmeester in Dresden werkzaam was, besloot hij zijn opera’s niet langer op historische gegevens te baseren, maar zich op mythische thema’s te concentreren. Toch raakten mythe en historie bij dit mammoetproject van meet af aan met elkaar vermengd. De eerste librettoversie van Siegfrieds Tod (de latere Gotterdämmerung) ontstond in 1848 en daarop volgden, in omgekeerde volgorde, Jung-Siegfried (later Siegfried genoemd), Die Walküre en Das Rheingold. Voor zijn tekstmateriaal putte Wagner niet alleen uit het middeleeuwse Nibelungenlied, maar vooral ook uit Noords-Germaanse mythen als de Edda, de Völsunga-saga en Duitse volkssprookjes. Getuige de idealistische teneur en het religieuze aura van zijn werk, liet Wagner zich bovendien door de Griekse tragedie inspireren (hij heeft in elk geval Aischylus’ Oresteia gelezen). Het omvangrijke materiaal met zijn kolossale afmetingen maakte een verdeling over vier avonden noodzakelijk. Wagners verlangen buitengewone muzikale middelen te gebruiken en zijn wens afstand te nemen van de gangbare operapraktijk brachten hem uiteindelijk op het idee van een eigen festival, dat op een afgelegen locatie diende plaats te vinden.
Ludwig I I en Richard Wagner (Foto: Jörg Schulze)
Gesamtkunstwerk Zijn theoretische en esthetische gedachten hierover kon Wagner formuleren tijdens zijn ballingschap te Zürich, waarheen hij moest vluchten wegens zijn actieve deelname aan de revolutie van 1848 in Dresden. Uit deze periode dateren de essays Die Kunst und die Revolution, Das Kunstwerk der Zukunft en vooral Oper und Drama. In deze geschriften zette hij zijn ideeën over het zogeheten ‘Gesamtkunstwerk’ uiteen, waarin de verschillende kunstvormen dienden te versmelten. In muziekdramatische werken moest de muziek op organische wijze uit de verzen voortspruiten. Het gebruik van stafrijm (alliteratie) en leidmotieven (een term die overigens niet door Wagner zelf werd gemunt) werd geproclameerd. Duidelijk valt in dit alles de invloed van Schopenhauer te bespeuren met zijn verloochening van de eigen wil en het verlangen naar een nirvana. Dat Schopenhauer de muziek ver boven alle andere kunsten verheven achtte, maakte op Wagner vanzelfsprekend een diepe indruk.
Het totstandkomen van de Ring In de Ring worden macht en liefde als conflictpolen voorgesteld, terwijl goud (als symbool van macht) naar Germaanse opvatting de bron van alle kwaad was. Wotan wil macht,
maar kan ook de liefde niet opgeven. Zo wordt hij tot representant van de strijd tussen deze beide grootheden. Met Siegfried maakt de held van de toekomst zijn opwachting; ondanks alle hoop die op hem is gevestigd, valt hij echter aan dezelfde machten ten offer. Oorspronkelijk wilde Wagner aan Siegfried de hoofdrol toebedelen; naarmate het project verder uitdijde, kwam Wotan als Alvader van de goden steeds meer in het middelpunt te staan, ook al wordt er in het laatste stuk alleen nog maar over hem gesproken en treedt hij daarin niet meer daadwerkelijk op.
Das Rheingold en Die Walküre werden betrekkelijk kort na elkaar gecomponeerd (tussen 1853 en 1856). De werkzaamheden aan Siegfried werden vanaf juni 1857, midden in het tweede bedrijf, langdurig onderbroken; in deze periode ontstonden Tristan und Isolde en Die Meistersinger von Nürnberg. In 1860 kon Wagner dankzij een amnestie naar Duitsland terugkeren. De compositieschetsen voor het tweede bedrijf van Siegfried werden in februari 1869 voltooid, die van het derde bedrijf in september van datzelfde jaar; de partituur als geheel was
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:07
Pagina 13
13 begin 1871 gereed. Koning Ludwig II van Beieren had Wagner inmiddels van zijn enorme schuldenlast bevrijd en stelde hem door zijn financiële en morele steun in staat de Ring te voltooien. Terwijl hij nog bezig was aan Siegfried, begon Wagner al de muziek van Götterdämmerung te schetsen. De instrumentatie werd op 21 november 1872 afgerond, waarmee het gehele project volbracht was. Op verzoek van de koning werden Das Rheingold en Die Walküre in München ten doop gehouden – tegen de wens van Wagner in, die wilde dat de hele tetralogie op een apart festival werd opgevoerd. De eerste steen van zijn Festspielhaus in het Opperfrankische Bayreuth werd gelegd op 22 april 1872 (Wagners verjaardag). Wegens geldproblemen moest het al voor 1873 geplande festival worden uitgesteld. Opnieuw bracht Ludwig II uitkomst door Wagner 100.000 taler te lenen. Toegangskaarten moesten gekocht worden en waren niet, zoals oorspronkelijk het plan was, gratis verkrijgbaar. De eerste volledige Ring werd uitgevoerd tijdens de eerste Bayreuther Festspiele in augustus 1876, waarbij Siegfried en Götterdämmerung hun première beleefden. De ontvangst was niet onverdeeld gunstig. De moed die deze hele onderneming gevergd had, werd geprezen, maar men was niet spaarzaam met detailkritiek.
Het leidmotief Wagners muzikale ontwikkeling moet allereerst vanuit de traditie van de Duitse romantische opera worden beschouwd: de aan het realistische ontstegen, naar het boven-
natuurlijke reikende thematiek, het loslaten van de gesloten vormen, de steeds prominentere rol van het orkest. Al in Lohengrin en hieraan voorafgaande opera’s had Wagner gewerkt met verschillende muzikale motieven, die met een bepaald personage of idee geassocieerd moeten worden, maar in die periode werden ze nog niet zo uitgewerkt, gevarieerd en gedifferentieerd. Deze ontwikkeling zou in de voor de Ring zo bepalende leidmotieventechniek haar beslag krijgen. Ook in de gehele Ring zelf wordt deze techniek steeds verder verfijnd. In Das Rheingold kunnen motieven en bepaalde personages, voorwerpen en ideeën nog het eenduidigst met elkaar worden geidentificeerd. Dit geldt in essentie eveneens voor Die Walküre en het eerste bedrijf van Siegfried. Na de lange onderbreking van deze compositie beginnen vanaf het derde bedrijf van Siegfried en in Götterdämmerung de motieven haast een eigen leven te leiden. Ze worden in overvloed en met contrapuntische virtuositeit gebruikt, waaruit duidelijk blijkt dat Wagner zijn in Oper und Drama geformuleerde eigen richtlijnen ook weer opgeeft. Voor de zang ontwikkelde hij vloeiende ariose vormen, die de tekst in een vocale lijn plaatsen waarin woorden zinvolle accenten krijgen en zodoende de poëtische betekenis en emotionele inhoud versterken. Een en ander klinkt in Rheingold eerst nog wat tastend, maar komt in Die Walküre al tot een interessante synthese, waarin muziek en tekst tot in de fijnste nuances met elkaar versmelten. In het eerste bedrijf van Sieg-
fried heeft de muzikale component vooral tijdens het ‘Schmiedelied’ weer de overhand, maar in het verdere verloop van dit stuk, evenals vooral ook in het derde bedrijf van Götterdämmerung, vormen tekst en muziek een waarachtige eenheid. Na de mislukte revolutie van Dresden en beïnvloed door de filosofie van Schopenhauer veranderde Wagner het slot, dat eerst positief zou zijn, in een einde van totale destructie, zij het dat de muziek toch nog een kiem van hoop laat. Vertaald door Chris Engeler
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:07
Pagina 14
14 Klaus Bertisch
De Ring opnieuw gesmeed
Doris Soffel (Fricka) en Albert Dohmen (Wotan) in Das Rheingold (Foto: Ruth Walz)
Samen hebben ze hem gesmeed, eerst de afzonderlijke delen en daarna de cyclus. Hartmut Haenchen als muzikaal leider en Pierre Audi als regisseur zijn de verantwoordelijke makers achter wat nog steeds de grootste uitdaging is die een operahuis kan aangaan: Richard Wagners Der Ring des Nibelungen. In de afgelopen twee seizoenen heeft De Nederlandse Opera alle delen hernomen, om aan het begin van seizoen 2005-2006 Wagners opus magnum opnieuw driemaal als cyclus te presenteren. Maar voor het zover is, spreken Haenchen en Audi samen over wat zij bereikt hebben, wat er veranderd is en of er ook teleurstellingen waren. Toen men bij DNO omstreeks 1995 voor het eerst concreet over de productie van een integraal Ring-project begon te spreken, was een centrale vraag: wat doen we met het orkest? Welke rol krijgt dat, in vergelijking met de bijzondere akoestiek van het Bayreuther Festspielhaus met zijn overdekte orkestbak? Weliswaar had Wagner Das Rheingold en Die Walküre niet speciaal voor die unieke akoestische omstandigheden geschreven, en Siegfried en Götterdämmerung werden gecomponeerd zonder concrete ervaring met het Festspielhaus, dat toen nog gebouwd moest worden. Maar bij de allereerste cyclus in 1876 zat het orkest dan toch onder de overkapping die de Bayreuther akoestiek zo speciaal en beroemd heeft gemaakt. Moderne theaters zijn echter niet exclusief gebouwd voor opera’s van Wagner. Algauw hebben Hartmut Haenchen en Pierre Audi hun oorspronkelijke idee laten varen om de situatie in het Frankische Festspielhaus na te bouwen. Toen zij die niet konden imiteren, wilden zij de situatie vanuit het andere uiterste benaderen. In zijn theoretische werk Oper und Drama zette Wagner uiteen waarom hij het orkest naar de onzichtbaarheid wilde verbannen, maar tegelijkertijd de orkestmuziek tot drager van de handeling wilde maken. Dat tweede aspect was de aanleiding om het orkest in een Ring-productie in het Amsterdamse Muziektheater een bijzondere rol toe te bedelen: door het klanklichaam duidelijk zichtbaar op te nemen in het gebeuren op het toneel en deels op het toneel te plaatsen. Wat toen een groot risico was, wordt nu door niemand meer in twijfel getrokken, aldus Hartmut Haenchen: ‘“Dat kan toch niet,” heb ik toen vaak moeten horen. Tegenwoordig lijkt het al bijna of deze spectaculaire opstelling iets heel gewoons is geworden.’
Overdenken en vernieuwen Voor Pierre Audi was bij het eerste smeden van de Ring de totale beleving het belangrijkste oogmerk: ‘Als je de vier delen binnen een week kunt meemaken, is dat al iets uitzonderlijks. Er zijn natuurlijk veel clichés waar je in Wagner-producties telkens weer tegenaan loopt. Ik wilde die niet vermijden maar ze op hun kop zetten. We waren niet bang om een standpunt ten opzichte van de mythe te bepalen: wij wilden de mythe in de tijd van nu op het toneel hebben. Wat mij bij deze onderneming de grootste voldoening heeft geschonken, is dat muziek en drama op het toneel als iets levends en als een echte eenheid kunnen worden ervaren. Elke maat van de muziek is in deze Ring scenisch door-
dacht, en sluit aan bij de handeling. Toen we de Ring creëerden, was alles nieuw en ongewoon. We konden niet weten of alles zo geaccepteerd zou worden als wij dat wensten. Dat gold voor de toeschouwers net zo goed als voor de recensenten. Op dit moment hebben we die vragen achter ons gelaten. We hoeven ons geen zorgen meer te maken, maar we kunnen ons verheugen over wat nu al geschiedenis is geworden.’ Dat je niet altijd 100% krijgt van wat je zou willen, beseft Hartmut Haenchen heel goed: ‘Dat zie ik juist als een voordeel, omdat je daardoor op het moment dat je iets doet alweer de behoefte voelt het over te doen: zowel om dingen te verbeteren als om ze te veranderen. Als de voorstellingen eenmaal lopen, is het nauwelijks mogelijk om aan dit verlangen naar verandering toe te geven. Maar op de manier waarop wij hier werken, hebben we deze mogelijkheid bij een reprise, die wij bijna als een nieuwe productie behandelen. Wij doen een reprise niet in drie dagen, zoals bij veel repertoiretheaters gebruikelijk is.’ ‘Bij de Ring hadden wij de kans om dingen te overdenken en te vernieuwen zonder dat we iets aan het basisconcept hoefden te veranderen. Zo zijn er bij de reprise bijvoorbeeld ideeën teruggekomen die uit de eerste fase stamden, maar die toen niet gerealiseerd konden worden. Wotans haar in Das Rheingold: bij de eerste keer was het beslist juist om het voor John Bröcheler zo vorm te geven als we het toen gedaan hebben. Nu, met de nieuwe bezetting, is de vormgeving van de haren van de goden veel meer een eenheid geworden. De goden als een eigen wereld zijn nu ook in dit opzicht duidelijker geworden – een idee van het eerste uur. Nu hebben we de kans gegrepen om onze denkbeelden van destijds alsnog waar te maken.’
En Pierre heeft het zo geënsceneerd dat iedereen in de zaal op een bepaald moment op een heel persoonlijke manier rechtstreeks wordt aangesproken en bij de voorstelling betrokken. Dat gebeurt niet bij iedereen tegelijk en het beleven van het geheel is vanaf elke zitplaats anders. Niet wat de kwaliteit, maar wat de intensiteit betreft.’ ‘Een groot verschil is dat ik nu met één orkest werk. In de eerste cyclus heb ik geprobeerd om de verschillende manieren van spelen van de verschillende orkesten te benutten. Bewust hadden we toen voor bepaalde stukken bepaalde orkesten gekozen en ingezet. Met één orkest kan ik nu voortbouwen op meer ervaring met Wagner. Interessant was bij de reprise van Rheingold dat het orkest al met het grootste deel van de leidmotieven had gewerkt en daarvan nu de uitgangspunten leerde kennen. Afgezien van een paar motieven die alleen in de ‘Vorabend’ zitten, is het complete vlechtwerk van motieven bekend. Je bouwt muzikaal op een heel ander niveau iets op dan wanneer je met een orkest bij Rheingold begint. Maar in dit geval moest ik de musici er weer bewust van maken hoe een motief ontstaat. Ze kenden bijvoorbeeld het Zwaard-motief al, maar in Rheingold duikt dat voor het eerst op.’
Vertrouwensrelatie
In eerste instantie vormden de vele nieuwe rolbezettingen voor Audi een risicofactor: ‘Nieuwe zangers zetten je natuurlijk ook altijd opnieuw aan het denken. Eerst was ik bang dat door de nieuwe bezettingen wat sterk en succesvol gebleken was nu slapper en zwakker zou worden. Het tegendeel was echter het geval. De vorm is menselijker geworden en daardoor ook duidelijker. Zo heb ik dat nog niet eerder meegemaakt. Wij hebben bij het ensceneren van de afzonderlijke Ring-delen tussen 1997 en 1999 en ook bij de eerste cycli nauwkeurig gewerkt Persoonlijk betrokken Zowel in het orkest als in de cast werd het aan tekst en uitspraak, vooral met zangers die hun rollen nog niet eerder hadden gezonteam bij de herinstudering geconfronteerd met veel nieuwe mensen. Scenisch én muzi- gen. Bij de reprise was dat niet mogelijk. kaal moesten ze zich instellen op nieuwe Vele zangers waren al lange tijd vertrouwd partners. Haenchen vindt dat spannend: met hun rollen, en iedereen weet hoe moei‘Voor mij blijft deze Ring uniek, niet alleen lijk het is om iets wat je eenmaal aangeleerd omdat hij er spectaculair uitziet, maar omdat hebt weer af te leren. Ik moest ze er bijna toe hij het verhaal vertelt, en dat vlak bij de men- verleiden om Wagner op een nieuwe manier sen, bij het publiek. Dat loopt uiteen van het te benaderen. Maar het is ook makkelijker idee van de adventure seats tot aan de eerom in de loop van vier Ring-delen een verste rijen waar het publiek de zangers zou trouwensrelatie op te bouwen. Degenen die kunnen aanraken. Voor mij opent dat ook in hun rollen in andere delen terugkwamen, muzikale mogelijkheden, die ik bij een “nor- konden hun karakter vormen, met het publiek male” opstelling niet heb. Ik kan hier pianis- spelen; zij wisten wat ze konden verwachten simi laten zingen die in andere operahuizen en hoe ze daarmee moesten omgaan.’ totaal onmogelijk zijn omdat de zangers niet ‘We konden veel dingen verder ontwikkeeens over het orkest heen zouden komen. len en verbeteren. Nu, bij de tweede ronde,
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:07
Pagina 15
15 Pierre Audi en Hartmut Haenchen tijdens een repetitie voor de Ring, 1998 (Foto: Marco Borggreve)
is dé grote verbetering natuurlijk het feit dat de vier delen door één orkest worden begeleid. Niettemin zal een uitgave op dvd met de eerste bezetting zijn en daarvoor hoeven we ons bepaald niet te schamen. Daarin vallen prachtige dingen te zien, te horen en te ontdekken. Als toeschouwer ben ik in beide bezettingen evenzeer geïnteresseerd: beide hebben hun kwaliteiten en het zal interessant zijn om de twee versies met elkaar te vergelijken. Dat is het fascinerende aan zo’n gigantische onderneming als de Ring: er is altijd weer iets nieuws en bijzonders te ontdekken. Interessant waren reacties uit het publiek na de afzonderlijke reprises: vele toeschouwers dachten dat ik van alles in de regie had veranderd. Maar dat is echt niet zo.’
Vooruitgang Het begrip bij het publiek is nu groter, vindt Haenchen. ‘Degenen die de Ring hier al gezien hebben, hoeven niet meer hun weg te zoeken. Misschien is het verrassingseffect dan wel weg, maar daar staat meer rust bij het kijken en luisteren tegenover.’ Audi vindt dat dit ook zo is voor de makers: ‘We zijn meermaals door alle lagen heen gegaan. Het object dat nu op het toneel staat, riep zo veel vragen op en moest zo vaak aan een kwaliteitscontrole worden onderworpen dat ik het als een voorrecht zie het in zo’n stadium nog eens te kunnen presenteren. In tegenstelling tot veel andere regisseurs is het voor mij erg belangrijk dat ik persoonlijk aanwezig ben bij alle voorstellingen. Ik neem deel aan het hele proces; ik zie hoe zich iets ontwikkelt en waar de concentratie misschien afneemt. Zo kan ik de zangers telkens weer opnieuw conditioneren en anime-
ren om het geheel verder voort te stuwen en te vervolmaken. Dit was bij de tweede reeks van de afzonderlijke delen buitengewoon belangrijk met het oog op de cycli. In dit opzicht hebben Hartmut Haenchen en ik veel met elkaar gemeen: wij laten nooit los en we zijn blij met de ontwikkelingen en de vooruitgang die in de voorstellingen werden gemaakt.’ ‘Ook moet je niet vergeten dat de Ring een grote onderneming was voor het hele huis. We hebben weliswaar met veel nieuwe mensen te maken, maar de samenwerking met de ploeg op het toneel was een fantastische ervaring, want ook voor hen ging het nu om bekende grootheden en ook zij kunnen nu meer genieten van wat de eerste keer nog een groot vraagteken was. Onze werkrelaties zijn hierdoor geïntensiveerd en verbeterd.’
Individuele mogelijkheden Hartmut Haenchens visie op de Ring is intussen niet echt gewijzigd, ook al klinkt bijvoorbeeld het hameren bij de scènewisseling in Rheingold nu anders: ‘Ik had die gestemde aambeelden ook de eerste keer al graag willen hebben, maar nu is het ons pas gelukt. Zo ontwikkel je de dingen steeds verder. Natuurlijk moet je soms ook concessies doen aan de zangers: niet bij iedereen kun je je houden aan strenge temporelaties. Ik moet rekening houden met de individuele mogelijkheden, ten koste van wat muzikaal gezien logisch en consequent zou zijn. Maar dat gaat over mensen en is geen kwestie van concept.’ ‘Verder heb je zangers als Graham Clark (Mime), die deze rol al ongelooflijk vaak
heeft gezongen. Hij houdt nooit op met vragen stellen en is altijd bereid bij te leren; hij ontdekt nieuwe dingen en kan die dan op het toneel omzetten. Met hem blijf ik tussen de voorstellingen door ook steeds in discussie over afzonderlijke details. Bij andere zangers is gebleken dat zij de ervaringen van onze eerste instudering hebben meegenomen en dat zij hun partij in andere theaters op deze manier hebben gezongen. Nu, bij de tweede keer, waren de details heel snel weer terug – een geweldige ervaring.’ Het werken met Stig Andersen als Siegfried was voor Audi bijzonder interessant. Andersen was in de eerste reeks van Siegfried ingesprongen en moest toen binnen 24 uur deze ontzagwekkende rol overnemen. ‘Zonder veel vragen te stellen heeft hij toen alles meteen begrepen en gedaan, en zich probleemloos in een beslist niet eenvoudig of alledaags concept gevoegd. Voor Hartmut was dat in muzikaal opzicht destijds nog moeilijker dan voor mij. Nu hadden we een lange repetitieperiode met Stig en kwamen er van zijn kant toch nog veel vragen los. Met zijn ongelooflijke muzikaliteit heeft hij zich volledig geïntegreerd en het is echt zijn productie geworden. Zelf bracht hij zoveel in, dat het een genot was om met hem op de kleinste details in te gaan. Zijn bijdrage en zijn begrip voor onze ideeën hebben beslist veel geholpen bij het verbeteren van Siegfried en Götterdämmerung.’
Unieke kansen Ongewoon was het voor veel zangers om zo dicht bij het publiek te zijn. Juist een Wagner-zanger gebruikt vaak het orkest als een soort beschermende muur. Haenchen:
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:07
Pagina 16
16 de hoogste eisen. Alleen al wat de logistiek betreft moet je voortdurend heel goed weten wat je doet. Inhoudelijk maakt het niet zo veel uit. Ons publiek weet nu vermoedelijk meer over de Ring dan in 1997, zodat wij ons konden veroorloven met Die Walküre te beginnen en de ‘Vorabend’, waaruit al het volgende voortkomt, pas aan het eind te laten zien. Maar als je Wagners Ring gaat zien, moet je hoe dan ook een beetje huiswerk gemaakt hebben om voorbereid te zijn. Dan kun je een afwijkende volgorde ook wel aan. Bij het werken met de nieuwe zangers is het een voordeel gebleken, want als je aan grotere, langere partijen kunt werken, heb je de mogelijkheid om je bedoelingen duidelijker te maken, meer samenhangen te tonen en een intensieve relatie op te bouwen. Rheingold is meer een exposé en voor de zangers eigenlijk een beetje ondankbaar.’
Doris Soffel (Fricka) en Albert Dohmen (Wotan) in Das Rheingold (Foto: Ruth Walz)
Chiristophe Rousset (Foto: ?)
Muzikaal en tijdloos
‘De meeste Wagner-zangers zijn erop ingesteld over grote afstanden te projecteren, maar aan de andere kant winnen wij hier in de intieme momenten zo veel meer aan intensiteit. Muzikaal gezien probeer ik altijd bepaalde spanningen op te bouwen en dat is bij deze Ring op een schitterende manier mogelijk. Aan het begin hebben we ook werkelijk over alles gediscussieerd, alles doorgesproken. Ik weet nog heel goed hoe we voor de verschillende decormaquettes hebben gezeten en over alle denkbare opties grondig hebben gediscussieerd. Wij waren ons bewust van de risico’s die we genomen
hebben, maar ook van de unieke kansen die ons geboden werden door dit concept in deze verschillende opstellingen. De wijze waarop we deze Ring konden vertellen heeft door het scenische concept zo veel meer betekenis gekregen en heeft zo veel ongewone dimensies toegevoegd. Daar ben ik echt erg gelukkig mee, ook al is het voor een dirigent veel moeilijker wanneer je de zangers in je rug hebt en er niet altijd direct contact is.’ Dat Rheingold als laatste afzonderlijke deel in reprise ging, vindt Pierre Audi een juiste beslissing: ‘Scenisch stelt dit stuk
Na de reprise van Rheingold zei kostuumontwerpster Eiko Ishioka: ‘Wij wilden een tijdloze Ring maken; die hebben we nu.’ Is dit werkelijk gelukt of is het concept gedateerd? Audi: ‘Door het streven hem tijdloos te maken is de Ring voor mij echt een productie van de eenentwintigste eeuw geworden, want vandaag de dag is hij nog net zo modern of zo tijdloos als in 1997. Er bestaat geen volmaakte Ring, elke enscenering heeft zwakke plekken, maar als je je openstelt voor wat wij geprobeerd hebben te doen, is het een heel muzikale, vertellende en tijdloze benadering, en bovendien scenisch erg opwindend. Als de voorstellingen goed lopen, zit je al die lange uren werkelijk op het puntje van je stoel, zonder je een moment te vervelen. Ik heb er hard aan gewerkt om deze spanning bij de reprises opnieuw te bereiken.’ ‘Maar ik wilde ook beelden creëren die je bijblijven en die je doen inzien hoe goed dit merkwaardige verhaal in onze wereld van nu past, en dat minstens zo goed als in 1997. De decors van George Tsypin helpen daarbij. Het zijn de meest utopische beelden die je je bij een Ring kunt voorstellen, eigenlijk geen decorontwerpen maar installaties waarbinnen zich niet alleen de uitvoerende personen bevinden maar ook het publiek. Hierdoor heeft alles met onszelf te maken omdat wij ons in het binnenste van de handeling bevinden. Daarmee wordt de vraag naar een tijdgebonden kostumering overbodig. Het gaat er niet om of iets modern of passé is, want we maken er deel van uit. George Tyspin voorspelde het al: deze Ring zal in de loop der jaren beter worden, niet alleen doordat het staal steeds roestiger wordt maar ook doordat het hele gevoel er als toeschouwer bij betrokken te zijn een dieper begrip oproept. Het was heel belangrijk om deze eerste Nederlandse Ring te maken. Hij moet het potentieel hebben dat we hem ook na vele jaren nog met een goed geweten kunnen vertonen. Daar was ik toen niet zeker van, maar nu, na de reprises, weet ik het.’ Vertaald door Frits Vliegenthart
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:15
Pagina 17
17
2 t/m 5 november 2005
La Scala (Milaan) Tijdens deze vierdaagse vliegreis naar Milaan staan uiteraard de voorstellingen in de vorig jaar heropende Scala centraal. In het beroemdste operatheater ter wereld kunt u opera’s zien van Debussy en Tschaikovsky. Een uitgebreid excursieprogramma en goede diners in Milaan maken deze reis compleet. In Milaan verblijven we in het centraal gelegen viersterren Jolly Hotel Touring.
oktober, november & december 2005
Berlijn Aan het begin van het nieuwe operaseizoen organiseert Musico Reizen diverse reizen naar Berlijn. Wij bieden u een gevarieerd aanbod, bestaande uit verschillende opera- en balletvoorstellingen in de drie Berlijnse operahuizen. Het Berlijnse opera- en balletprogramma wordt aangevuld met boeiende excursies en rondleidingen, waarbij de nadruk ligt op de bouw en ontwikkelingen die na de ‘Wende’ hebben plaatsgevonden. Een ideale manier om (hernieuwd) kennis te maken met het culturele hart van Duitsland tijdens reizen in oktober, november en december!
19 t/m 26 november 2005
Kopenhagen ‘De grootste kleine hoofdstad van Europa’ noemt Kopenhagen zichzelf graag. De sfeer is er gemoedelijk, de inwoners zijn vriendelijk en tolerant en het culturele klimaat kan zich vanwege een uitgebreid aanbod van opera’s en balletten en vanwege de vele musea en historische gebouwen meten met elke wereldstad. Op muzikaal gebied kunt u kiezen uit diverse opera- en balletvoorstellingen (Monteverdi, Mozart, Prokofjev & Adès) die worden gegeven in het nieuwe operatheater aan de haven van Kopenhagen en het rijk gedecoreerde Koninklijk Theater in het centrum van de stad.
26 t/m 29 november 2005
Oslo Oslo is een plezierige stad om een paar dagen te vertoeven. Het centrum is doorspekt met oude en nieuwe architectonische bouwwerken. Met een half miljoen inwoners is het de grootste, maar ook aantrekkelijkste stad van Noorwegen. Het muziekprogramma van de vierdaagse vliegreis naar Oslo bestaat uit een concert met het oratorium La Resurrezione van Händel o.l.v. oude-muziekspecialist Fabio Biondi en een opvoering van Puccini’s La Bohème in de opera van Oslo. • V R A A G N A A R O N Z E B R O C H U R E O F K I J K O P W W W. M U S I C O . N L •
Naast bovengenoemd aanbod organiseert MUSICO Reizen in de komende maanden muziekreizen naar Wenen, Parijs, Praag, Weimar, Leipzig, Dresden, Brussel, New York, Keulen (Der Ring des Nibelungen) en diverse eendaagse reizen naar het Aalto Theater in Essen.
MUSICO Reizen Th. à Kempisweg 76 3532 CC Utrecht (030) 299 11 05 (tel.) www.musico.nl
[email protected]
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:15
Pagina 18
18 Franz Straatman
‘Na afloop wil ik een T-shirt met: Ik heb de hele Ring gespeeld!’
tijdens Die Walküre (Foto: Ruth Walz)
Leden van het Nederlands Philharmonisch Orkest
De musici van het gecombineerde Nederlands Philharmonisch Orkest/Nederlands Kamerorkest zetten zich schrap: ze spelen voor het eerst de hele Ring-cyclus. Twee violisten en twee hoornisten vertellen over het kippenvel dat de ‘Walkürenritt’ oplevert en over de spanning van de eerste noot in Das Rheingold. ‘Vermoeiend? Ja, best wel, maar dan meer in geestelijke zin; het gaat bij Wagner om lange concentratiebogen, vooral in Götterdämmerung. Dan moet je de hele voorstelling alert zijn. Dat grijpt mij zo aan, dat ik de volgende ochtend als een zombie rondloop.’ Desalniettemin zou Heleen Veder, tweede plaatsvervangend aanvoerder bij de tweede violen, de Ring niet willen missen. ‘Het is zulke mooie muziek. Het is zo’n belevenis om dit mee te maken.’ Collega tweede violist Dick van der Burg vult aan: ‘Bij Wagner komt alles bij elkaar uit de muziekgeschiedenis. Dat maakt het aantrekkelijk.’ Veder: ‘Fysiek gesproken is muziek van Verdi of van Mozart soms zwaarder omdat je als tweede violist veel repeterende bewegingen moet maken. Zeker bij Verdi met die napik-figuurtjes: hoempa-hoempapa; de enige keer dat ik last met mijn rechterarm heb gehad, was tijdens een Don Carlos.’ Van der Burg: ‘Bij Wagner is de muziek breder; je verstart niet in een beweging.’ Bij de eerste Ring-cyclus in 1999 nam het NedPhO twee van de vier opera’s voor zijn rekening; nu zijn de musici twaalf lange avonden in touw. Heleen Veder: ‘Je moet zorgen dat je goed ingespeeld bent, anders krijg je direct een blessure. Ik maak af en toe gebruik van de masseuse die bij het orkest in dienst is. Privé doe ik aan yoga en de zogeheten Pilatus-oefeningen.’ ‘Ik doe van al die dingen niks,’ zegt Dick van der Burg met een lachje. ‘Ik heb niet zoveel klachten; problemen herstellen wel weer. De voorbereiding tot de cyclus zit in de repetitietijd. En we hebben de vier opera’s al los gespeeld. In feite is dat één lange voorbereiding.’
De mooiste De hamvraag: welke is de mooiste? ‘Die Walküre,’ reageert Van der Burg. ‘Prachtig vind ik de monoloog van Wotan als hij terugkijkt op wat hij deed bij zijn dochter’. Veder: ‘Daar krijg je kippenvel van. Je bent er zeer bij betrokken, want dan zitten we op het podium. Die donkere stem van Wotan: oooh. Ik heb wel eens gedroomd dat ik zo’n stem had. En de “Walkürenritt” vind ik fantastisch. Ik was er eens bij dat al die zangeressen rond een piano dat stuk stonden te zingen. Het kippenvel kwam gelijk opzetten.’ Heleen Veder kiest voor Götterdämmerung, maar Siegfried houdt haar ook bezig: ‘Die is heel anders, grillig. De eerste keer dat we Siegfried speelden, dacht ik: wat een rare muziek. Zeker het bedrijf met die dwerg Mime. Maar nu kan ik er thuis een cd van opzetten, zo geboeid word ik erdoor.’ Voor haar wordt de Ring een groot feest. Enthousiast roept ze uit: ‘Na afloop wil ik een T-shirt met de tekst: Ik heb de hele Ring gespeeld!’
Linke solo Een bijzondere rol in het Ring-orkest spelen de hoornisten. De achtste hoornist zet aan het begin van Das Rheingold het allereerste thema (het Natuur-motief) in, beginnend op een lage es. Per vier maten komt er een hoorn bij, zodat na 32 maten de hele groep het ontwaken van de natuur tot volle glorie brengt boven de lage basisnoot die contrabassen en fagot aanhouden. ‘Het is best een linke solo; het moet heel zacht en heel oer klinken,‘ merkt Miek Laforce op. Behalve de hoorn bespeelt zij (met nog drie collega’s) ook de Wagner-tuba. ‘Wat betreft de vorm is dat een soort baritontuba, maar het instrument wordt aangeblazen met een klein mondstuk dat door een hoornist bespeeld wordt,’ zo legt zij uit. ‘Bij de tuba heb je het geluid direct rechts van je oor; de hoorn hoor je indirect, namelijk lager en achter je. Bij de hoorn kun je de klank doffer maken door je hand in de schalbeker te houden. Je hebt meer invloed op de klank.’ ‘De Wagner-tuba klinkt direct zoals de andere koperblaasinstrumenten. De klank is sneller weg. Wat betreft het karakter is de tuba ronder, warmer, plechtstatiger. De wisseling tussen hoorn en tuba levert geen problemen op; de luchtweerstand is bij de tuba minder.’ Eerste hoornist en aanvoerder Fokke van Heel is de Siegfried in het orkest. Hij speelt de solo – onzichtbaar vanuit de zaal – in de buurt van Stig Andersen wanneer die als Siegfried de hoorn heft. ‘Ik speel op zijn bewegingen want het moet lijken alsof hij speelt.’ Van Heel en nog drie collega’s (eerste tot en met vierde hoorn) spelen alleen Das Rheingold helemaal uit. ‘Dat is flink zwaar, want je zit 2 1/2 uur in de bak; de eerste vier hoorns zijn dan bijna constant bezig. In de andere drie opera’s nemen vier verse hoornisten halverwege de taak over. Voor de lippen wordt het anders te vermoeiend, zeker als je een echte cyclus speelt. Met de lippen maak je immers de klank.’
Nu alles De vraag naar ‘de mooiste’ beantwoordt Van Heel met Götterdämmerung. ‘Omdat daarin alles bij elkaar komt; in de laatste akte worden alle motieven tot het maximum uitgebuit. Erg mooi vind ik ook de derde akte in Die Walküre, de scène tussen Wotan en Brünnhilde; ook in het orkest broeit het dan. Ik verheug me erop dat we in de komende cyclus alles spelen.’ Voor Miek Laforce is deelname sowieso een evenement, want zij maakte de vorige cyclus niet mee. ‘Ik voel me meer betrokken bij Die Walküre en Siegfried omdat we dan op het toneel zitten. Probleem is dat we helemaal achter in het orkest zitten. Het contact met de dirigent en de andere musici is slecht; je hoort niet wat er vooraan gebeurt. In de bak circuleert de klank; dan voel ik me meer in de muziek opgenomen, maar dan heb je soms geen idee wat er boven je hoofd gebeurt.’ Eenparig en zonder reserves positief reageren violisten Veder en Van der Burg en hoornist Van Heel op de vraag of ze er blij mee zijn dat Hartmut Haenchen ook de tweede cyclus dirigeert. ‘Heerlijk,’ zegt Heleen Veder. ‘Elke voorstelling is beter. Bij Haenchen zakt het nooit in. Hij gaat gewetensvol met de muziek om.’ Fokke van Heel: ‘De stukken worden steeds verder uitgediept; hoe meer je het doet, hoe rijker het gaat klinken.’ Dick van der Burg: ‘Wij hebben er jaren over gedaan om deze Ring samen op te bouwen. Nu krijg je het eindresultaat van die ontwikkeling. Ook al hebben we nu een chef-dirigent die een ander klankbeeld nastreeft, toch weet Haenchen zijn stempel op deze Wagner-uitvoeringen te drukken.’ Fokke van Heel: ‘Natuurlijk ben ik benieuwd hoe een andere dirigent het zou doen. Maar het teamwork wordt onder leiding van Haenchen wel steeds hechter. Ik heb er een goed gevoel bij dat hij het weer doet.’
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:16
Pagina 19
19 Franz Straatman
De Ring in de pers: ‘een mijlpaal in de Wagner-geschiedenis’ (Foto: Ruth Walz)
Jongeren in hun schooljaren warm maken voor de kunst met een vette K. Hoe je dat doet, weet de Educatieve Dienst van Het Muziektheater. Zelfs Das Rheingold wordt aangeboden aan middelbare seizoen. Charlotte Margiono geeft straIII Siegfried lend, kwetsbaar en zonder belemmerin‘Hij [Stig Andersen] speelde de rol hier scholieren uit het hele land. Het uitgesponnen mythische Duitse verhaal uit oeroude tijden op zware gen gestalte aan de gekwelde Sieglinde. ooit als invaller, nu draagt deze Deense romantische muziek wordt overgezet naar de belevingswereld van jeugd die chat, zapt, smst en zwelgt Maar ook theatraal is haar Sieglinde tenor de nieuwe serie voorstellingen met van een groot invoelingsvermogen. [...] verve. […] Andersen zingt met fraaie, in het muziekdrama van MTV. Albert Dohmens Wotan kent geen vocale beperkingen, waardoor zowel zijn scènes met Fricka als Brünnhilde muzikale hoogtepunten zijn. […] Nieuw is ook Doris Soffel (Fricka), voorbeeldig in de grimmige, grauwende lage noten waarmee ze Wotan terecht terechtwijst.’
I Das Rheingold ‘The new Das Rheingold, inaugurating the first native Ring cycle in 50 years, was a major triumph. Pierre Audi’s conception was crystal clear, and he used the vast Muziektheater stage to thrilling effect. [...] this is apparently going to be an unusually tasteful, sincere visual presentation of the cycle.’ Opera Magazine
de Volkskrant
‘Als de toeschouwers de zaal van het Amsterdamse Muziektheater betreden, deinzen ze toch weer terug, zo imposant is het toneelbeeld van George Tsypin. [...] Regisseur Pierre Audi [...] heeft een tijdloze Ring gecreëerd zonder opdringerige politieke of ideologische duiding, met alle ruimte voor mythe en muziek. [...] Hartmut Haenchen verricht weer wonderen in deze uitzonderlijke akoestische omstandigheden [...]. In de opwindende Walkürenritt [...] gaan als vanouds alle remmen los bij het sterk spelende orkest en de al even sterk zingende acht zangeressen die met hun glimmende vleugels over de houten ring paraderen. [...] De uitzonderlijke productie heeft dus de topbezetting gekregen die zij verdient. Dat maakt deze reprise tot een mijlpaal in de geschiedenis van De Nederlandse Opera.’
(Foto: Ruth Walz)
‘Juichen moeten we. Hard juichen. Want Die Walküre werd op den duur zo indrukwekkend, dat je je moet afvragen of de torenhoge verwachtingen die hiermee voor het vervolg van de Ring worden gewekt, wel zijn waar te maken. [...] Deze Walküre is geschraagd op een ijzersterke cast, met recidivisten John Keyes (Siegmund) en Kurt Rydl (Hunding) in blakende vorm en geweldige hojotoho’s van de acht Walküren. [...] Hartmut Haenchen voedde het drama met brandende, smachtende klanken, die naar méér, méér, méér deden verlangen. Driewerf hoera voor de musici van het Nederlands Philharmonisch Orkest.’
(Foto: Ruth Walz)
II Die Walküre
‘De Nederlandse Opera pakt de zaken ook hier spectaculair aan met een overweldigend decor en buitengewone effecten van licht en vuur. [...] Het toneelbeeld is een kunstwerk op zichzelf, zoals ook de zangers in de prachtige archaïsche kostuums van Eiko Ishioka als wandelende kunstwerken zijn. Regisseur Pierre Audi is er beter dan ooit in geslaagd de grootse effecten te verbinden met een fijnmazige psychologie, de gigantische ruimtelijke werking met een sterk gevoel voor intimiteit.’ De Telegraaf
‘Deel drie van Der Ring des Nibelungen kreeg wat het hebben moet en hebben kan, en toch niet heel vaak heeft. Humor en impact. [...] Graham Clark is een onovertrefbare Mime.’ de Volkskrant
De Telegraaf
Het Paro ol
‘Deze productie van Die Walküre is een triomf van tijdloze mythische tover en esthetische eenvoud. […] Als deze heropvoering van Die Walküre typerend is voor de kwaliteit van de hele tweede reprisecyclus, wacht een memorabel
No ordholland Dagblad
(Foto: Monika Rittershaus)
‘De Opera had technisch gesproken de lat niet hoger kunnen leggen. En de eerste sprong, Das Rheingold, had niet verbluffender gekund. [...] Door een enorm accent op de ruimte te leggen, speelvlak en zaal in elkaar te laten grijpen, het orkest en zijn dirigent te onthullen als een soort geluidproducerend geboomte, en bij dat alles een trits toeschouwers als medespelers op de goden te laten neerzien, geeft Audi de simpelste handelingen en sprookjesclichés van de weeromstuit een verrassende ‘welttheatralische’ lading. [...] De man van de cyclus, naar het zich laat aanzien, is Haenchen. Hij etaleert een voortvarende, niet feltheatrale, maar wel fraai gedetailleerde opvatting, en lost torenhoog opdoemende balansproblemen in de verhouding zangers-orkest schijnbaar moeiteloos op.’
NRC Handelsblad
meeslepende lyriek.’
IV Götterdämmerung ‘[...] een enscenering die internationaal als toonaangevend wordt beschouwd en die haar bijzondere waarde ontleent aan tijdloze symboliek en boven anekdotiek verheven spiritualiteit. [...] De ware held is [...] dirigent Hartmut Haenchen, bezweerder van het Nederlands Philharmonisch Orkest. In Götterdämmerung is hij vijf uur lang heer en meester, geeft hij de zangers hun inzetten op een presenteerblaadje, kneedt hij het orkest en wakkert hij het vuur aan.’ Het Paro ol
‘Deze enscenering wordt internationaal als een mijlpaal in de Wagner-geschiedenis beschouwd.’ de Volkskrant
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:16
Pagina 20
20
Tamerlano ‘Nee, ik neem van Tamerlano de vrijheid noch het leven aan. Ik kies de dood, terecht dan wel uit trots.’
Scènes uit Tamerlano, Drottningholm Festival 2000 (Foto’s: Bo Ljungblom)
I Nadat de Tatarenleider Tamerlano de Turkse sultan Bajazet heeft verslagen, houdt hij deze en diens dochter Asteria – op wie hij verliefd is – gevangen. Via zijn vazal Andronico, een Griekse prins, laat Tamerlano weten dat hij hun de vrijheid schenkt. De trotse Bajazet voelt zich vernederd en wil zich van het leven beroven, maar ziet hiervan af als hij beseft dat Asteria dan in gevaar komt. Hoewel Asteria en Andronico op elkaar verliefd zijn, wil Tamerlano de Griekse prins koppelen aan zijn eigen verloofde, prinses Irene van Trabzon, en hem de troon van Byzantium teruggeven. Met tegenzin stemt Andronico in. Asteria legt zich in schijn bij de situatie neer nadat ze van Tamerlano gehoord heeft dat Andronico met Irene gaat trouwen en dat hij Bajazet voor Tamerlano om Asteria’s hand vraagt.
II De voorbereidingen voor de dubbele bruiloft zijn in volle gang. Asteria en Andronico verwijten elkaar hun vermeende ontrouw, en Irene probeert tevergeefs Tamerlano op andere gedachten te brengen. Asteria wil Tamerlano doden; als ze dit echter aan Irene vertelt, besluit deze de Tatarenleider te beschermen. Bajazet verstoort het huwelijksceremonieel, waarop Asteria de dolk laat zien waarmee ze Tamerlano in het huwelijksbed had willen vermoorden. Vader en dochter worden opnieuw gevangengenomen. Asteria en Andronico verzoenen zich met elkaar.
III In hun gevangenis verdelen Bajazet en Asteria onder elkaar een hoeveelheid gif, dat zij echter nog niet innemen. Andronico bekent aan Tamerlano dat hij van Asteria houdt. Tamerlano is woedend en beveelt de dood van Bajazet; Asteria moet hem als slavin bedienen. Zij probeert de heerser te vergiftigen, maar Irene verhindert dit, waarop Tamerlano Asteria beveelt de gifbeker aan Andronico óf aan Bajazet te reiken. Wanneer zij probeert zelf het gif te drinken, slaat Andronico haar de beker uit de hand. Tamerlano wil Asteria voor de ogen van haar vader overleveren aan de lusten van zijn bedienden. Bajazet doet alsof hij zich wil verzoenen met Tamerlano, maar hij heeft zijn portie van het gif ingenomen en is stervende. Ook Asteria wil nu niet langer leven. Tamerlano is ontroerd; hij kondigt zijn huwelijk met Irene aan, en schenkt Andronico de hand van Asteria en de troon van Byzantium.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:18
Pagina 21
21
vr 21 okt 2005 première
19.00 uur
ma wo za ma vr zo wo
19.00 19.00 19.00 19.00 19.00 13.30 19.00
24 26 29 31 4 6 9
okt okt okt okt nov nov nov
De voorstellingen van Tamerlano vinden plaats in de Stadsschouwburg Amsterdam. De kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het bespreekbureau van de Stadsschouwburg, 020 - 624 2311, of een van de andere verkooppunten (zie pag. 34). On line reserveren: www.stadsschouwburgamsterdam.nl Inleidingen door Marijke Schouten Plaats: Foyer in de Stadsschouwburg Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 18.15 uur (avond)/12.45 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van de Opera
uur uur uur uur uur uur uur
Tamerlano Dramma per musica in tre atti, HWV 18 libretto van Nicola Francesco Haym
Nieuwe productie
Georg Friedrich Händel 1685 -1759
muzikale leiding Christophe Rousset regie Pierre Audi decor/kostuums Patrick Kinmonth licht Matthew Richardson Tamerlano Bejun Mehta Bajazet Bruce Ford Asteria Sandrine Piau Andronico Patricia Bardon Irene Kristina Hammarström Leone Lars Arvidson Zaida Jennifer Hanna Les Talens Lyriques Nieuwe versie van een originele productie van het Drottningholm Festival 2000 De opera wordt in het Italiaans gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 3 uur en 30 minuten. Er is 1 pauze. Het operaboek Tamerlano is verkrijgbaar voor € 6,-. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Italiaans en in een Nederlandse vertaling opgenomen. Boeken Tamerlano en Alcina samen: € 10,-, dus € 2,- korting!
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:18
Pagina 22
22
Alcina ‘Al het kwade keert ten goede en de liefde triomfeert.’
Scènes uit Alcina, Drottningholm Festival 2003 (Foto’s: Bo Ljungblom)
I Op haar magische eiland heeft de tovenares Alcina al vele helden in rotsblokken, struiken of wilde dieren veranderd. Zij is echter verliefd geworden op de paladijn Ruggiero; hij heeft zijn eigen gedaante nog. Zijn verloofde Bradamante komt hem zoeken, verkleed als haar broer Ricciardo. Zij wordt vergezeld door de leraar Melisso. De twee worden begroet door Alcina’s zuster Morgana, die meteen valt voor de charmes van de jonge ‘ridder’. Onder donder en bliksem verschijnt Alcina met Ruggiero aan haar zijde. Zij biedt de vreemdelingen gastvrij onderdak en trekt zich terug. Ruggiero herkent Bradamante niet en gaat Alcina achterna. Op het eiland bevindt zich ook de knaap Oberto, op zoek naar zijn vader. Melisso denkt dat deze in een dier veranderd is. Alcina’s generaal Oronte, de jaloerse geliefde van Morgana, suggereert tegenover Ruggiero dat ook Alcina van ‘Ricciardo’ houdt, waarop Ruggiero vindt dat Alcina ‘Ricciardo’ ook moet betoveren. Morgana waarschuwt ‘hem’ en verklaart ‘hem’ haar liefde. Bradamante speelt het spelletje voorlopig mee.
II Melisso laat Ruggiero door middel van een toverring zien dat Alcina’s eiland slechts een dorre woestenij is. Ruggiero doet de ring om en herinnert zich zijn liefde voor Bradamante. Hij laat dit echter niet merken aan Alcina en probeert te ontsnappen. Oronte verraadt dit plan aan de tovenares, die diep gekwetst is en zich wil wreken. Eindelijk herkent Ruggiero Bradamante en samen besluiten zij Alcina te verslaan. Deze roept tevergeefs haar geesten te hulp om Ruggiero’s vertrek te verhinderen.
III Als Morgana heeft ontdekt wie ‘Ricciardo’ werkelijk is, probeert ze de liefde van Oronte terug te winnen. Hij doet echter alsof hij niet meer om haar geeft, om haar te dwingen haar gevoelens uit te spreken. Alcina dreigt Ruggiero met wraak, maar verklaart dat ze hem zal vergeven als hij bij haar blijft. Samen met Melisso en Bradamante bereidt Ruggiero echter de vlucht voor. Getergd door Oberto’s optimisme draagt Alcina hem op een leeuw te doden. Net op tijd herkent de jongen zijn vader in het dier en hij bedreigt nu de tovenares. Ruggiero laat zich niet overhalen door Alcina’s en Morgana’s smeekbeden. Hij slaat een urn stuk waarin zich de bron van Alcina’s magische vermogens bevindt. Alle betoverde helden krijgen hun vroegere gedaante terug.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:18
Pagina 23
23
za 22 okt 2005 première
19.00 uur
di 25 okt vr 28 okt zo 30 okt di 1 nov do 3 nov za 5 nov di 8 nov
19.00 19.00 13.30 19.00 19.00 19.00 19.00
De voorstellingen van Alcina vinden plaats in de Stadsschouwburg Amsterdam. De kaartverkoop is reeds begonnen. Bij het ter perse gaan van deze Odeon zijn er nog kaarten verkrijgbaar. Bel het bespreekbureau van de Stadsschouwburg, 020 - 624 2311, of een van de andere verkooppunten (zie pag. 34). On line reserveren: www.stadsschouwburgamsterdam.nl Inleidingen door Marijke Schouten Plaats: Foyer in de Stadsschouwburg Tijd: 45 minuten voor aanvang van iedere voorstelling, dus 18.15 uur (avond)/12.45 uur (matinee) Lengte: ± 30 minuten Toegang: gratis op vertoon van een geldig plaatsbewijs voor de voorstelling van die dag Met steun van de Vereniging Vrienden van de Opera
uur uur uur uur uur uur uur
Alcina Dramma per musica in tre atti, HWV 34 libretto anoniem muzikale leiding Christophe Rousset regie Pierre Audi decor/kostuums Patrick Kinmonth licht Peter van Praet Alcina Christine Schäfer Ruggiero Alice Coote Bradamante Marijana Mijanovicˇ Morgana Ingela Bohlin Oberto Cassandre Berthon Oronte Jeremy Ovenden Melisso Olivier Lallouette Astolfo István Kisch Les Talens Lyriques vocaal ensemble uit het Koor van De Nederlandse Opera instudering Winfried Maczewski Nieuwe versie van een originele productie van het Drottningholm Festival 2003 De opera wordt in het Italiaans gezongen en Nederlands boventiteld. De voorstelling duurt circa 4 uur. Er zijn 2 pauzes. Het operaboek Alcina is verkrijgbaar voor € 6,-. Daarin zijn onder meer een uitgebreide synopsis, en het libretto in het Italiaans en in een Nederlandse vertaling opgenomen. Boeken Tamerlano en Alcina samen: € 10,-, dus € 2,- korting!
Nieuwe productie
Georg Friedrich Händel 1685 -1759
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:18
Pagina 24
24 Frits Vliegenthart
Tamerlano en Alcina – heroïek en magie Tussen 1704 en 1741 schreef Georg Friedrich Händel zo’n veertig opera’s, waarvan sommige in verschillende versies. Het leeuwendeel is in het Italiaans. De basis hiervoor werd gelegd in Händels Italiaanse periode. In Engeland vond de Duitser met zijn Italiaanse opera’s een warm onthaal en hij zou er zich voor de rest van zijn leven vestigen. Tamerlano en Alcina behoren tot het genre opera seria, maar verschillen sterk van elkaar. Onder het voorname publiek van Händels Duitse opera Almira (première in Hamburg, 1705) bevond zich ook de prins van Toscane. Deze moedigde de jonge componist aan om naar Italië te komen en kennis te nemen van de daar heersende muzikale stijlen. Aldus geschiedde. Händels Italiaanse jaren (17061710) zouden van onschatbare waarde blijken voor zijn ontwikkeling. Hij rondde er als het ware zijn studie af, maakte kennis met grootheden als vader en zoon Scarlatti, Corelli, Vivaldi en Albinoni, en bouwde een uitgebreid netwerk op. Zijn eerste Italiaanse opera’s (Rodrigo en Agrippina) werden uitgevoerd in Florence en Venetië.
Georg Friedrich Händel
Via Duitsland naar Engeland Teruggekeerd in Duitsland kreeg Händel een aanstelling als kapelmeester aan het hof van Hannover, waarbij zijn contract hem de ruimte bood om zo nu en dan in het buitenland te werken. Aldus kon Händel zijn geluk beproeven in Engeland, voor vele componisten een ‘land of hope and glory’. Zijn naam was daar inmiddels al een begrip. Hij arriveerde eind 1710 in Londen, waar de stemming optimistisch en stimulerend was, na een belangrijke overwinning die Engeland dat jaar had behaald in de Spaanse Successieoorlog. Rinaldo, zijn eerste Italiaanse opera voor Londen (in het Queen’s Theatre aan de Haymarket, 1711), was een triomf, die bijdroeg aan Händels gunstige positie bij koningin Anne en de aristocratie. Helaas moest hij terug naar Hannover om zijn verplichtingen als kapelmeester na te komen. Het jaar daarop mocht hij weer naar Londen, op voorwaarde dat hij binnen een redelijke termijn zou terugkomen. Aan die belofte hield hij zich echter niet, hetgeen hem in een ongemakkelijke situatie moet hebben gebracht toen de keurvorst van Hannover als George I in 1714 de Engelse troon erfde. Toch wist de componist met het nieuwe hof een goede relatie op te bouwen, dan wel te herstellen. Volgens de legende, verteld door Händels eerste biograaf, John Mainwaring (1760), zou daarbij zijn Water Musick een verzoenende rol hebben gespeeld. Dit is echter niet bewezen.
Royal Academy of Music Vermogende Londenaars uit de eerste helft van de achttiende eeuw waren dol op speculeren. Tot de vele ondernemingen die dankzij hun investeringen werden gerealiseerd behoorde de Royal Academy of Music, in 1719 opgericht. Het doel was Italiaanse opera’s te produceren gedurende jaarlijkse seizoenen in het theater aan de Haymarket, dat nu King’s Theatre heette.
De Italiaanse opera was vooral geliefd bij de adel; voorzitter van het comité van oprichting was de hertog van Newcastle. Er was een startkapitaal nodig van 10.000 pond, een aandeel kostte 200 pond. Een van de geldschieters was de koning, die 1000 pond inlegde, evenals het bestuurslid Lord Burlington en de hertog van Chandos. Begin 1720 bedroeg het kapitaal volgens sommige bronnen al 20.000 pond, wat voorlopig voldoende zekerheid bood. Händel was een van de aan het gezelschap verbonden componisten, naast Giovanni Bononcini en later Attilio Ariosti. De Zwitser Johann Jakob Heidegger was de directeur. De oprichting van de Royal Academy markeerde het begin van Händels vruchtbaarste periode als operacomponist, die acht jaar zou duren. De meeste van de veertien in die tijd ontstane Händel-opera’s hebben een heroïsch karakter, waarbij vaak een vorst wordt geëerd. Het duidelijkst is dat het geval met Riccardo Primo, re d’Inghilterra (1727), een hommage aan de nieuwe koning, George II. Overigens had Händel aan het begin van 1727 het Engelse staatsburgerschap verkregen. Radamisto (1720), Händels eersteling voor de Royal Academy, was meteen een schot in de roos. Andere grote successen waren Giulio Cesare, Tamerlano en Rodelinda, alledrie in première gegaan tussen februari 1724 en
februari 1725, en alledrie op een libretto van de begaafde Nicola Francesco Haym.
Tamerlano Hoewel Händel in juli 1724 maar drie weken nodig had voor het componeren van de opera seria Tamerlano, het openingsstuk van het zesde seizoen van de Royal Academy, bleef hij er tot vlak voor de première aan sleutelen. Haym had voor hem een bewerking gemaakt van een bestaand libretto van Agostino Piovene (1711). Het was weliswaar Hayms versie waarmee Händel in juli aan de slag was gegaan, maar hij zou daar vervolgens op een aantal cruciale punten sterk van afwijken. Piovenes tekst had in Francesconi Gasparini’s tweede toonzetting (Reggio Emilia, 1719) een paar ingrijpende aanpassingen ondergaan, op verzoek van de vertolker van de rol van Bajazet, de beroemde tenor Francesco Borosini. Het personage van Bajazet kreeg meer reliëf: zo waren zijn zelfmoordpoging in de eerste scène en zijn sterfscène aan het slot toegevoegd. Ook had Gasparini de titel veranderd in Bajazet. Toen Borosini in het najaar van 1724 uit Wenen naar Londen kwam om ook in Händels nieuwe opera de rol van de tragische sultan te zingen, had hij Gasparini’s Bajazet bij zich. Händel dacht dat zijn opera al klaar was, maar stond – als altijd – open voor
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:21
Pagina 25
25 goede ideeën en ging opgewekt weer aan de slag. Hij voegde de sterfscène toe, herschreef de openingsscène maar liefst vier keer en voegde de zelfmoordpoging toe. Bovendien transponeerde hij Bajazets partij omlaag ten behoeve van Borosini, met wie hij voor het eerst samenwerkte.
Progressief Een van Händels laatste wijzigingen ging ten koste van veel mooie muziek, maar kwam het dramatisch verloop ten goede: direct na de sterfscène fungeert nu een betrekkelijk kort recitatief als brug naar het afsluitende ‘coro’. De tekst daarvan is weliswaar optimistisch, maar de bewust gekozen mineurtoonsoort* en de donkere klankkleur zijn tragisch, passend bij de afloop zonder happy end, die uitzonderlijk is voor een opera seria. Ook op andere punten wijkt Händels Tamerlano af van de conventies van de opera seria. Het verhaal speelt niet in de klassieke oudheid en stoelt evenmin op de Griekse mythologie. In 1402 werd de Turkse sultan Bayazid verslagen in de slag bij Ankara en gevangengenomen door de Mongoolse heerser Timoerlenk. Op deze historische gebeurtenissen baseerde de Franse toneelschrijver Nicolas Pradon, tijdgenoot van Racine, zijn drama Tamerlan ou la mort de Bajazet (1677). Händel was niet de enige componist die zich door dit gegeven liet inspireren: andere voorbeelden zijn – behalve Gasparini – Alessandro Scarlatti (1706) en Vivaldi (1735). Engelse toneelliefhebbers kenden het verhaal uit Nicolas Rowes tragedie Tamerlane (1702), die jaarlijks werd opgevoerd: in 1724 vlak na Händels opera. Händels personages zijn psychologisch zorgvuldig getypeerd en de orkestratie is subtiel, op het sobere af. Daardoor valt het gebruik van klarinetten extra op: dit was voor 1724 zeer progressief. Naast Borosini bestond Händels premièrecast uit de sopraan Francesca Cuzzoni (Asteria), de alt Anna Vincenza Dotti (Irene), de altcastraten Senesino (Andronico) en Andrea Pacini (Tamerlano), en de bas Giuseppe Boschi (Leone). Ondanks deze topbezetting viel het succes enigszins tegen: wellicht was het werk te ongewoon?
afgelopen, ook in dit geval zonder eenduidige oorzaak. Er waren vermoedelijk te veel conflicten geweest: niet alleen intern, bijvoorbeeld tussen Händel en de zanger Senesino, maar vooral ook extern, namelijk tussen George II en Frederick, de prins van Wales. Aangezien de koning Händel steunde, moest zijn zoon daar wel tegenin gaan, gevolgd door een groot deel van de adel. Dit leidde tot het oprichten van een nieuw, rivaliserend operagezelschap, de Opera of the Nobility, eveneens in juni 1733.
Naar Covent Garden Van de Opera of the Nobility ondervond Händel veel last. Zijn beste zangers, inclusief Senesino, liepen over naar de concurrent, die bovendien Farinelli, de absolute topzanger onder de castraten, wist te engageren. Heidegger verhuurde het King’s Theatre aan de Nobility en Händel werd genoodzaakt zijn heil elders te zoeken, en wel in het nieuwe Covent Garden Theatre, waarvan John Rich de directeur was. Deze verhuizing leverde een interessante artistieke ontwikkeling in Händels opera’s op: het inzetten van ballet. Het theater beschikte over een dansgezelschap onder leiding van de beroemde Franse ballerina Marie Sallé, en Händel aarzelde niet om een beroep op haar te doen voor werken als Ariodante en Alcina. In 1737 – het jaar waarin de componist zijn eerste beroerte kreeg – bleken zowel de Opera of the Nobility als Händels eigen onderneming financieel niet langer in staat zich te handhaven. De conclusie ligt voor de hand dat beide rivalen elkaar kapot hadden geconcurreerd. Hoewel Händel verknocht was aan de Italiaanse opera, verlegde hij zijn activiteiten steeds meer naar het Engelstalige oratorium, waarmee hij zeer succesvol zou worden. Deidamia was zijn laatste opera (1741), een enorm fiasco.
Alcina
De sopraan Anna Maria Strada del Pò was Händel trouw gebleven toen de Opera of the Nobility hem van zijn artiesten beroofde. Voor haar schreef hij een van de dankbaarste vrouwenrollen uit de operageschiedenis: de tovenares Alcina, die mannen naar haar betoverde eiland lokt en hen verandert in Einde en doorstart Hoe het precies kwam, is moeilijk te zegdieren, rotsen en beekjes. Het verhaal van gen, maar 1727-1728 was het laatste seizoen Alcina komt uit Ariosto’s epos Orlando furiovan de Royal Academy. De oorzaak was niet so. Vijf personages zijn door een keten van zozeer een verminderde belangstelling voor liefdesverwikkelingen met elkaar verbonden: de Italiaanse opera, zoals vaak wordt beOronte (Alcina’s generaal) bemint Morgana weerd. Mogelijk wilden de beleggers meer (Alcina’s zuster) – Morgana bemint Bradawinst maken en investeerden ze hun kapitaal mante (Ruggiero’s liefhebbende vrouw in liever elders. vermomming) – Ruggiero denkt Alcina te Händel en Heidegger lieten zich echter beminnen, die hem bemint. niet uit het veld slaan en kregen van het Verder zijn daar de wijze oude man bestuur van de Royal Academy toestemming Melisso en de knaap Oberto, die zijn vader om voorstellingen te blijven geven in het zoekt: een rol speciaal door Händel verKing’s Theatre. Deze ‘doorstart’ – zoals wij zonnen voor de begaafde jongenssopraan dat nu zouden noemen – vond plaats onder William Savage. Oronte was de tenor John de naam Academy of Music, door HändelBeard (later onder meer Händels Samson), specialist Winton Dean de ‘Second Academy’ Morgana was de sopraan Cecilia Young, genoemd. Beide directeuren werden comBradamante de alt Maria Caterina Negri, pagnons. In plaats van aandelen uit te geven Ruggiero de altcastraat Giovanni Caresverkochten zij nu seizoensabonnementen tini en Melisso de bas Gustavus Waltz. voor 15 guineas per jaar. Koning George II Aangezien de partituur op 8 april 1735 schonk een bijdrage van 1000 pond. Het eer- gereed was en de première al op de 16de, ste seizoen was 1729-1730. was de repetitieperiode angstwekkend kort. Maar aan de Second Academy kwam even- Een vriendin van Händel, Mary Pendarves, eens een einde: in juni 1733 was het ineens was bij een repetitie van Alcina (12 april) en
schreef: ‘I think it is the best he ever made, but I have thought so of so many, that I will not say positively ’t is the finest, but ’t is so fine I have not words to describe it.’ Het premièrepubliek was laaiend enthousiast; er waren achttien voorstellingen, het seizoen daarop gevolgd door een korte reprisereeks.
Magische kracht Mrs. Pendarves had gelijk met haar lofzang op Alcina: de kleurrijke partituur is van de hoogste muzikale kwaliteit, en de personages worden in al hun contrasterende emoties krachtig naar voren gebracht. Een paar voorbeelden mogen volstaan: Alcina’s woede in ‘Ma quando tornerai’ (Akte III, scène 2), haar verdriet in ‘Ah! mio cor!’ (II, 8) en ‘Mi restano le lagrime’ (III, 5); Ruggiero’s verliefde ‘La bocca vaga’ (I, 12) en zijn weemoedige ‘Verdi prati’ (II, 12). Ruggiero’s ‘Sta nell’ircana’ (III, 3) valt op door de hoorns in de begeleiding, illustratief voor de jager waarvan in de tekst sprake is. ‘Verdi prati’ is een van de eerste gezongen rondo’s uit de muziekgeschiedenis, en vormde de aanleiding tot een händeliaanse scheldkanonnade toen Carestini de aria aanvankelijk weigerde te zingen als zijnde ‘te eenvoudig’. In zijn slechte Engels zou Händel (fonetisch geciteerd door de achttiende-eeuwse musicoloog Charles Burney) de castraat toegeschreeuwd hebben: ‘You toc! don’t I know better as your seluf, vaat is pest for you to sing? If you vill not sing all de song vaat I give you, I vill not pay you ein stiver!’ Net als Tamerlano is ook Alcina een echte opera seria, echter niet van het heroïsche, ‘mannelijke’ type, maar een toveropera, waarin het vrouwelijke element de boventoon voert. Christophe Rousset wijst op de Franse tint, die vooral blijkt uit de koren en balletten. De magische kracht van Alcina – die zowel in de muziek als in de boeiende plot ligt – maakt dat het werk tegenwoordig tot Händels meest uitgevoerde opera’s behoort. * Componist en theoreticus Johann Mattheson (1681-1764) schreef dat de toonsoort e-klein ‘sehr pensif, tieffdenkend betrübt und traurig zu machen pfleget, doch so, daß man sich noch dabey zu trösten hoffet.’
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:21
Pagina 26
26 Marianne Broeder
Christophe Rousset: ‘Barokmuziek kent niet één juist tempo’
Sandrine Piau (Drusilla) in L’Incoronazione di Poppea (Foto: Marco Borggreve)
Dirigent Christophe Rousset kan gerust een Händel-expert genoemd worden. Met zijn ensemble Les Talens Lyriques verzorgde hij live-uitvoeringen van diverse Händel-opera’s, naast cd-registraties van meer onbekende werken. Opnames van Alcina en Alceste staan op stapel. Dezer dagen herneemt hij het ‘complementaire’ tweeluik Tamerlano en Alcina. Als klavecinist bestrijkt Christophe Rousset een goed deel van het barokrepertoire. Befaamd zijn zijn opnames van de complete werken van Couperin, Rameau, d’Anglebert en Forqueray, en natuurlijk het leeuwendeel van Bachs klavecimbelwerken. Met zijn in 1991 opgerichte ensemble Les Talens Lyriques verkent hij het zeventiende- en achttiendeeeuwse vocale en instrumentale repertoire. Tussen zijn solospel en de directie van zijn ensemble ervaart hij geen discrepantie, integendeel. ‘Klavecimbel spelen en dirigeren zijn voor mij complementaire bezigheden,’ vertelt Rousset. ‘In barokmuziek is het klavecimbel hét centrale instrument. Zowel in kamermuziek als in opera’s. De harmonische en ritmische ondersteuning van barokmuziek komt van het klavecimbel. Alle grote componisten van de achttiende eeuw bespeelden het klavecimbel als ze hun werken dirigeerden. Het instrument was de basis van het orkest. Mijn klavecimbelspel geeft me inzichten voor de orkestklank bij het zoeken naar kleuren en precisie. Andersom inspireert het orkestspel de intonatie en frasering op het klavecimbel.’ Rousset koestert van jongs af een passie voor barokmuziek. Hij weet precies waarom. ‘Barokmuziek verklankt een levenslust die direct overslaat,’ vindt hij. ‘Het is vrolijke, opgewekte muziek. In de zeventiende en achttiende eeuw speelde religie een belangrijke rol. Men geloofde in God. Dat gaf een gevoel van vertrouwen. Die gemoedstoestand klinkt door in de muziek. Na de Franse Revolutie kwam daar verandering in. Het geloof werd alom minder belangrijk. In plaats van God stond nu de mens centraal. Die mentaliteitsverandering heeft een totale ommekeer teweeg gebracht in de kunst, in de esthetische ideeën meer in het algemeen.’ ‘Tijdens de Barok was muziek opwekkend en vitaal. Zelfs in werken die over de dood gaan klinkt hoop en vertrouwen door. Ik vind dat prachtig. Ik voel me daar goed bij. Romantische muziek maakt me zorgelijk en neerslachtig. Ik vermoed dat barokmuziek op het ogenblik weer zo aanslaat bij het publiek omdat we in een onzekere, bedreigende tijd leven. Daarin biedt deze muziek houvast en troost.’
Tweeluik Tamerlano-Alcina Het is opmerkelijk dat regisseur Pierre Audi en Rousset ervoor kozen Tamerlano (1724) en Alcina (1735) als tweeluik te presenteren. Het zijn twee heel verschillende werken. Tamerlano, bescheiden getoonzet en zonder
koren, verbeeldt in een opeenvolging van aangrijpende recitatieven en aria’s het tragische levenslot van sultan Bajazet. De gevangengenomen Bajazet wil liever sterven dan vernederd worden door de tiran Tamerlano. Zijn zelfmoord brengt Tamerlano tot inkeer. Geniaal is Händels toonzetting van de psychologische staat van zijn personages, waarin Bajazets bijna waanzinnige monoloog ‘Tu, spietato, il vedrai’, voordat hij zich het leven beneemt, een hoogtepunt vormt. Tamerlano gaat over menselijk lijden en het doodsverlangen dat daaruit voort kan komen. Een scherp contrast met de toveropera Alcina, die groots en onderhoudend is. Gedreven door hartstocht wendt de tovenares Alcina al haar magische krachten aan. Tenslotte gaat ze ten onder aan haar eigen passie. Met een fraaie ouverture, dansen en sinfonia’s voor vol orkest, koren, wervelende aria’s en recitatieven voert Alcina ons mee in een magische wereld van gepassioneerde personages, boze geesten, wilde dieren, spanning en intrige. Rousset: ’Tamerlano en Alcina zijn Händels beste opera’s. Door hun grote verschillen vullen ze elkaar naadloos aan. Tamerlano heeft sterke Franse trekken. Het is een compleet doorgevoerd drama dat doet denken aan tragedies van Racine. Tamerlano is
eigenlijk geen opera over de dood. Het verhaal gaat over deugd, plicht en eer. Daaruit komt Bajazets dood voort. Hij pleegt zelfmoord omdat de situatie dat vereist. De vernedering, de manier waarop hij is onteerd, is belangrijker dan de liefde voor zijn dochter. De relatie tussen vader en dochter, Bajazet en Asteria, is meesterlijk uitgebeeld.’ ‘Händel schreef de rol van Bajazet speciaal voor Francesco Borosini, een befaamde tenor uit zijn tijd. Op diens aanraden heeft Händel de laatste akte compleet herschreven. Borosini vond de oorspronkelijke versie niet sterk genoeg, te weinig dramatisch. Door zijn aanwijzingen is het slot zo geniaal geworden. Het is een onderwerp van alle tijden en al helemaal van deze tijd, waarin zoveel mensen lijden door oorlog, gevangenschap, wreedheid en vernedering.’
Franse tint ‘Ook Alcina heeft een Franse tint, zij het een heel andere, namelijk het magische, toverachtige karakter. Alcina verbeeldt een sprookjesachtige wereld en staat met zijn dansen en koren dichter bij de opera’s van Lully en Rameau. Beide opera’s zijn in de achttiende eeuw opgevoerd in Drottningholm. Het was een initiatief van Pierre Audi om deze werken enkele jaren geleden op te voeren in datzelfde theater. Het zijn
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:21
Pagina 27
27 Chiristophe Rousset (Foto: Eric Larraydieu)
twee magnifieke voorstellingen geworden. Het is een uitdaging voor ons ze nu aan het Amsterdamse publiek te kunnen presenteren.’ Audi en Rousset werkten al eerder samen. Memorabel werden hun voorstelling van Monteverdi’s L’incoronazione di Poppea bij DNO en de productie van Cimarosa’s Il matrimonio segreto in Parijs. ‘Audi en ik hebben altijd goed samengewerkt,’ vindt Rousset. ‘Meermalen heb ik zonder problemen commentaar geleverd op aspecten van zijn regie omdat de muziek dat naar mijn smaak vereiste. Andersom gaf Audi aanwijzingen bij de muziekuitvoering. Ik ben ervan overtuigd dat een hechte samenwerking tussen regisseur en dirigent een productie sterker maakt.’
Zangers en stemmen Roussets cast bestaat uit echte barokzangers, zoals de countertenor Bejun Mehta en de sopraan Sandrine Piau, maar hij werkt ook graag met zangers die een breder repertoire vertolken, zoals Christine Schäfer en Patricia Bardon. Kennelijk gelooft hij niet in de uniciteit van barokspecialisten? ‘Toch wel, maar voor bepaald repertoire,’ corrigeert de dirigent. ‘Bijvoorbeeld Lully of Monteverdi, die zo ver van ons af staan. Dat is muziek voor specialisten. Maar bij Händel, waar we te maken hebben met belcanto, is een mooie stem het allerbelangrijkste. En natuurlijk een goede techniek. Wie Händel wil zingen, moet vocale schoonheid bezitten. Essentieel zijn de coloraturen. Die moeten bijna als vanzelfsprekend klinken. Als je niet met het grootste gemak zestiende noten kunt zingen, ben je voor Händel verloren.’ ‘Patricia Bardon heeft veel Händel gezongen maar ook Rossini en Verdi. Als je haar prachtige stem hoort en haar stralende zestiende noten, weet je meteen dat ze perfect is voor dit repertoire. Het werken aan stijl, affecten, kleuren en retoriek is een zaak van de dirigent. Ook de samenwerking met Christine Schäfer is geweldig. Ze zingt een heel breed repertoire, van oude muziek tot moderne werken. Ze noemt zichzelf geen barokspecialiste, maar vindt het geweldig dit repertoire te proberen. Haar prachtige stem vormt een uitdaging om met haar te werken aan details, kleuren en versieringen. Ik denk dat elke goede zanger in staat is barokrepertoire te zingen. De combinatie van barokspecialisten en zangers die breder georiënteerd zijn verrijkt het spectrum.’
een countertenor. Die combinatie maakt hem heel geschikt als tiran. Alice Coote heeft de perfecte stem voor Ruggiero, eigenlijk een hogere castraatrol.’ ‘De rol van Oberto is een probleem. Soms wordt hij gezongen door een jongenssopraan. Tegenwoordig is het moeilijk om kinderen te vinden die deze lastige, zware partij aankunnen. Ook vanwege bezwaren van de ouders. Händel had zo’n wondersopraantje in zijn naaste omgeving. Cassandre Berthon is uiterst geschikt voor deze rol. Ze heeft een heel hoge sopraan en is klein van postuur met een jeugdige uitstraling.’
Tempo en instrumentatie
Het afgelopen decennium zijn vele opera’s van Händel uitgevoerd en op cd geregistreerd. Opvallend zijn de grote verschillen in tempo. Hoe bepaalt Rousset zijn tempokeuze? ‘Barokmuziek kent niet één juist tempo,’ vindt de dirigent. ‘Er zijn vele juiste tempi, daarom hoor je zoveel verschillen. Altcastraten Verschillende rollen – Tamerlano, AndroEr is nooit sprake van een metronomisch nico en Ruggiero – zijn door Händel getempo. Dat is de rijkdom van deze muziek.’ ‘Händel schreef zijn muziek voor van tevoschreven voor altcastraten. Oberto werd ren uitgekozen zangers. Hij kende hun mogein Händels tijd gezongen door een jongenssopraan. Rousset maakte zijn eigen keuzes. lijkheden en kon zijn stijl en tempi daarop afstemmen. Vanzelfsprekend wilde hij de ‘We weten dat Händel als hij geen castraat kon vinden de voorkeur gaf aan een vrouwe- virtuositeit van die zangers zo veel mogelijk tot uiting laten komen.Voor mijn tempokeuze lijke alt. Ik denk dat Andronico het beste zijn de zangers bepalend. Ik let in de eerste door een vrouw gezongen kan worden. plaats op hun technische mogelijkheden. Patricia Bardons stem en persoonlijkheid Minstens zo belangrijk is de declamatie. passen heel goed bij deze rol. In het geval De tekst moet verstaanbaar zijn. Het tempo van Tamerlano ligt het anders. Daar hoor waarmee de tekst gezongen wordt, moet je liever een countertenor, omdat een man geloofwaardiger is voor de rol van een hard- passen bij de gevoelsuitdrukking.’ Tamerlano is bescheiden geïnstrumenvochtig heerser. Bejun Mehta heeft een ongeteerd. Händel schreef geen koperblazers lofelijk goede techniek en bovendien een voor. Onder de houtblazers horen we volume en een vibrato dat zeldzaam is voor
een klarinet. Anno 1724! ‘Bij mijn weten is Tamerlano het eerste werk waarin een klarinet is voorgeschreven,’ vertelt Rousset enthousiast. ‘Nog voor Rameau en de Mannheimers. Tot die tijd werd soms de schalmei gebruikt. Het schijnt dat Händel als alternatief een fluit voorschreef. Dat bewijst eens temeer dat de klarinet nog maar nauwelijks werd bespeeld. Het is een echt experiment geweest.’ ‘De klarinetsolo bij de aria “Par che mi nasca in seno” geeft een oneindig zachte, warme klank. Een bijzonder en kleurrijk moment in de opera. Die zijn overigens talrijk. Denk eens aan het samenspel van dwarsfluit en blokfluit of het duet tussen Asteria en Andronico “Vivo in te, mio caro bene”.’ Rousset raakt niet uitgepraat over de superieure kwaliteit van Händels opera’s. De door hem reeds geregistreerde Riccardo Primo en Scipione noemt hij ‘magnifieke werken, die nog nooit waren opgenomen’. Binnenkort wil hij cd-opnames gaan maken van Alcina, Alceste en wie weet nog andere. ‘Händel heeft niet één zwakke opera geschreven.’
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:21
Pagina 28
28 Peter van der Lint
Händel als dagelijks brood
Bejun Mehta (boven) in Tamerlano (Foto: Bo Ljungblom)
Voor countertenor Bejun Mehta, titelrolvertolker in Tamerlano, is de muziek van Händel vertrouwd terrein. Hij voelt zich daarmee vocaal evenzeer op zijn gemak in het kleine Drottningholmse baroktheater als in Royal Opera House Covent Garden en de Metropolitan Opera, met hun grote zalen. Projectie is waar het om draait. Bejun Mehta is nog niet helemaal wakker als ik hem aan de lijn krijg. Hij houdt van het nachtleven en is een late slaper. Hij is een tijdje vrij, en is in zijn stad New York in dubbelgeconcentreerde vorm van zijn sociale leven aan het genieten. Straks moet hij namelijk weer vijf maanden op reis en zal hij dat alles voor langere tijd moeten missen. Dus nu nog even plezier maken met vrienden, eten koken, uitgaan. Aan het einde van die lange vijf maanden strijkt Mehta in Amsterdam neer om bij De Nederlandse Opera de titelrol in Händels Tamerlano te zingen. De rol van Tamerlano is sinds hij de rol voor het eerst in het kleine baroktheater van Drottningholm zong een soort calling card voor Mehta geworden. Hij zong hem inmiddels al op verschillende interessante plaatsen. In Amsterdam zal hij Tamerlano opnieuw in de regie van Pierre Audi gestalte en stem geven; met Audi bereidde hij de rol in Drottningholm voor. ‘Je neemt altijd iets van die eerste ervaring met een rol mee naar volgende producties,’ antwoordt Mehta op de vraag hoe zo’n eerste ervaring met een rol blijft hangen. ‘In Drottningholm deed ik Tamerlano voor het eerst, moest hem helemaal vanaf nul ontdekken, en voor Pierre Audi was het zijn allereerste Händel-opera überhaupt. We hadden een soort gemeenschappelijk gevoel, we gingen samen op ontdekkingstocht met dit vreemde personage. Daardoor heb ik de rol toen heel erg grondig en diepgravend ingestudeerd; zo’n ervaring blijft eigenlijk altijd bij je, stukjes van het karakter dat je toen creëerde, blijven in je genen zitten, zijn als het ware oproepbaar als je ze weer nodig hebt.’
lijk! Hij is totaal niet in staat om lief te hebben, en hij kan dat niet toegeven. Als hij probeert om van iemand te houden, dan kan hij dat alleen maar met behulp van geweld. Nogal een onaangename en kille man dus. Ik vind het behoorlijk deprimerend om in de huid van zo’n duistere en gefrustreerde man te kruipen. Ik moet echt oppassen met hem. Slechte personages kunnen heerlijk zijn om te spelen, maar Tamerlano is niet een van hen. Na afloop van een Tamerlano-avond zit ik meestal behoorlijk in zak en as. De muziek van Händel is natuurlijk prachtig en dat is voor de andere altorol in deze opera – Andronico – evenzeer het geval. Die zong ik ook al eens in een concertante versie; het is muzikaal geen betere partij dan die van Tamerlano, de tessitura van beide rollen past goed bij mijn stemmogelijkheden.’
Innemend en menselijk
Hoe komt het toch dat Händel plotsklaps zo populair is en geliefd bij serieuze operaregisseurs? Bejun Mehta noemt dat niet zonder gevoel voor humor: ‘Händels plotselinge succes dat 250 jaar duurde voor onder de huid, vestigt zich in de herinnering. het kwam. Natuurlijk zijn er nu ook de stemDat was al zo toen hij hier in Amsterdam de men die zijn muziek alle recht kunnen doen. Maar regisseurs hebben ontdekt dat Händel rol van Ottone zong in Audi’s enscenering muzikaal niet alleen maar louter barokke van L’incoronazione di Poppea. Maar is het inventie is. Zijn verhalen zijn innemend en niet lastig voor een countertenor om in dergelijke grote theaters als Covent Garden en menselijk en niet de hoogdravende geformaliseerde drama’s waarvoor men ze hield. de MET te zingen? ‘Hoe groter het theater, hoe liever ik het Mensen van nu kunnen zich er in terug vinheb,’ luidt het verrassende antwoord van den en als zo’n verhaal goed verteld wordt, Mehta. ‘Projectie, het draait allemaal om dan duurt zo’n opera absoluut niet te lang. projectie. Je hoeft als je je geluid goed kunt Je merkte het in de MET, waar men heleprojecteren absoluut geen keel op te zetten. maal geen traditie met dit soort opera’s Ik hou ervan om met mijn geluid zo’n ruimte heeft. We deden Rodelinda in zijn totaliteit te vullen en het is eigenlijk nog nooit een met alles erop en eraan en in die meer dan probleem geweest. De akoestiek van die vier uur dat het duurde, verliet niemand de Vocale overmacht Voor countertenor Mehta is de muziek theaters is uitstekend en zeker die van de zaal. Men was en masse gebiologeerd door van Händel zo ongeveer dagelijks brood. MET is heel meewerkend.’ deze opera.’ Favoriete Händel-rollen? ‘Ik heb Orlando Ook in de grote operahuizen van de wereld al vaak gezongen en ik hou erg van zijn viel hij als Händel-zanger bijzonder posiGrote verantwoordelijkheid Aan het kleine baroktheater van Drottningmuziek en zijn karakter – sterk! Ik kan mijn tief op. In Londen was hij gecontracteerd holm en de samenwerking met Audi daar stem in die rol op veel verschillende manievoor de rol van Medoro in Orlando en zong bewaart Mehta prima herinneringen. ‘Pierre ren gebruiken en dat is heel bevredigend. die ook een paar keer. Maar toen viel in die gebruikte bijna niets van de mogelijkheden Giulio Cesare heeft een groot elan en veel productie plotseling de titelrolzangeres mezzosopraan Alice Coote uit. Mehta werd die het theatertje biedt. De theatertechniek vurige muziek en Bertarido in Rodelinda daarop naar de rol van Orlando gepromohoefde niet in werking te komen. Wij zangers heeft naar mijn mening de allermooiste veerd. In het grote Covent Garden was de kregen daardoor een grote verantwoordelijk- aria’s. In die opera houd ik erg van het idee stem van Mehta absoluut ‘thuis’. heid, omdat er nu geen decors waren die de dat liefde puur kan blijven en uiteindelijk Met een ruime vocale overmacht trok hij aandacht opeisten, geen vernuftige change- alles kan overwinnen. Het is mooi om daar de productie naar zich toe en haalde er zelfs menten. Dat voelde nogal als een uitdaging. geluid aan te geven.’ de Laurence Olivier Award voor beste opera- De personages in de opera werden daarvertolking van dat seizoen mee binnen. Ook door als vanzelf heel belangrijk. Audi was in de nog grotere Metropolitan Opera in New heel precies over hoe wij moesten bewegen en waar we moesten staan. En dan in de York viel Mehta naast vocale kanonnen als derde akte, tijdens Tamerlano’s waanzinRenée Fleming en David Daniels niet weg – integendeel! In de kleine rol van Unulfo wist scène kwam daar heel even ineens de hele hij in hoge mate de aandacht op zich te ves- machinerie van Drottningholm in beweging. Een grandioos effect.’ tigen. Zijn interpretaties van Orlando en ‘Tamerlano is natuurlijk een verschrikkeUnulfo waren bijzonder muzikaal en stijlvol en die stem van Mehta dringt elke keer weer lijke man. En dan bedoel ik: echt afschuwe-
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:23
Pagina 29
29 Peter van der Lint
‘Alcina is een heerlijke rol’ De sopraan Christine Schäfer (bij DNO Elisa Il re pastore, Pamina Die Zauberflöte, Cleopatra Giulio Cesare) zong twee jaar geleden de titelrol in Alcina in Pierre Audi’s regie in Drottningholm. Samen met Audi hoopt ze in Amsterdam de betovering van die enscenering terug te halen.
Hernieuwde confrontatie
Erfgoed Buiten dat op zich al uiteenlopende repertoire zingt Schäfer ook nog barokmuziek. Hier in Amsterdam viel ze bij De Nederlandse Opera op in de rol van Cleopatra in Händels Giulio Cesare, en met Pierre Audi maakte ze van de titelrol van Händels Alcina in het Zweedse Drottningholm iets heel bijzonders. Het is al twee jaar geleden dat Schäfer als Alcina in het Zweedse baroktheatertje optrad. Niet alle herinneringen eraan waren even prettig. ‘Als artiest krijg je van alle kanten opmerkingen dat je ontzettend moet oppassen met dit wereld-cultuurerfgoed – en terecht!’ beweert Schäfer. ‘Voortdurend oppassen dat je nergens per ongeluk dingen kapotmaakt, niet spelen met vuur, geen etenswaren meenemen achter de bühne en je netjes aan de opgestelde regels houden. Maar al die maatregelen konden niet voorkomen dat ik tijdens de repetities bijna geraakt werd door een voorwerp dat vanuit de nok van het theater naar beneden viel en tussen mij en het koor terechtkwam. We hebben toen echt geluk gehad, want als er iemand geraakt was, dan had het theater waarschijnlijk voor een tijd zijn deuren moeten sluiten.’ ‘Maar natuurlijk is Drottningholm een wonder en de omgeving fantastisch. Zonder meer. De geur, de geschiedenis, de geest die er rondwaart, de sfeer – het is allemaal even opwindend. Ik vond het een eer om in die geconserveerde geschiedenis op te mogen treden. Ik herinner me dat ik het in het begin van de repetitieperiode voor Alcina best moeilijk had. Pierre Audi had een theorie over hoe we ons zouden moeten bewegen. Diagonaal, in een rechte lijn, cirkelend – elk loopje had betekenis. De bewegingen voelden in het begin heel vreemd aan, maar na verloop van tijd heb je ze onder de knie, begrijp je ze en voelt het geheel erg comfortabel aan. Ik vond het een interessant concept. Met onze bewegingen vulden wij als het ware het gemis aan decor en rekwisieten op.’
Schitterende muziek Schäfer werkte vóór Alcina al samen met Pierre Audi. Hij regisseerde haar als Elisa in Mozarts Il re pastore en als Pamina in diens door Karel Appel vormgegeven Zauberflöte. ‘Werken met Pierre betekent: hard werken. Bij hem gebeuren er zoveel dingen tegelijkertijd. Maar hij is vanaf het begin altijd heel duidelijk over wat hij voor ogen heeft en wat hij wil bereiken. Die bewegingen in Alcina voelden echt aan als een soort choreografie en dat was weer heel anders dan wat hij met Die Zauberflöte heeft gedaan. Pierre is erg flexibel en werkt met veel verschillende ontwerpers samen. Dat vind ik fijn. Veel verfrissender dan regisseurs die al hun hele leven met hetzelfde team samenwerken. Je moet jezelf steeds laten uitdagen door nieuwe personen.’ In de visie van Audi verliest de tovenares Alcina in Händels opera steeds meer van haar toverkrachten, en in zijn enscenering in Drottningholm ging dat gepaard met de steeds verder gevoerde onttakeling van het toverachtige wondertheatertje. Het unieke Drottningholm (gelegen in de natuur op een uurtje varen vanaf Stockholm) stond bij Audi symbool voor het tovereiland van Alcina. ‘Alcina is een heerlijke rol,’ zegt Schäfer. ‘Haar eerste aria’s zijn nog zo-zo, maar dan komt er een hoeveelheid schitterende muziek waar ik zelf ook koud van word. Alcina is dan wel een wat vreemde en tirannieke toverkol, maar ze houdt werkelijk van Ruggiero. Zoiets heeft ze waarschijnlijk nog nooit meegemaakt. Hoe meer ze van de liefde van Ruggiero verliest, hoe geringer haar toverkrachten worden. En dan komt – als ze haar betoverde geliefde echt compleet kwijt
‘Ik zou Händel evengoed met een modern orkest kunnen en willen zingen, maar ik vond de samenwerking met Christophe Rousset en zijn barokorkest Les Talens Lyriques geweldig. Ik adoreer Rousset. In Drottningholm hadden we voor elke voorstelling nog even een kleine repetitie. We pasten steeds weer dingen aan en vonden bijvoorbeeld pas na de derde voorstelling het juiste tempo voor een bepaalde aria. Ik vond die werkwijze heerlijk. Het houdt je fris en bij de les. Normaal is er met een dirigent na een première amper meer te praten over veranderingen.’ Toen Schäfer nog heel jong was, had ze les van de nog steeds betreurde Arleen Augér, zelf een begenadigd Händel-zangeres. Maar Schäfer herinnert zich niet dat ze met Augér ooit aan Händel-opera is toegekomen. ‘Met haar deed ik veel oratorium en ook veel moderne muziek. Ik hield er toen al van om een heel breed repertoire te zingen, en ik ben van mening dat het zingen van moderne muziek helpt om de juiste toon voor de oudere muziek te vinden. Ik hou van ontzettend veel muziek, maar die van Rossini, daar heb ik nou weer niets mee. Bij de zangpartijen van hem lijkt het meer om een sportieve prestatie te gaan dan om wat anders. Daar beleef ik hoegenaamd geen plezier aan. Ik ben helemaal niet het type dat heel glamorous coloraturen wil staan zingen. Bij Händel en bij Verdi’s La traviata voel ik die coloraturen heel anders aan. Ik vind Verdi’s Violetta een waanzinnige rol, ik houd ontzettend van haar. Maar ik voel dat ik nog zeker zo’n tien uitvoeringen nodig heb om de partij en het karakter echt te ondergaan.’ ‘Ik denk dat we ons over Händel altijd hebben vergist. Er was zo’n algemene houding als zouden zijn opera’s niet toneelwaardig zijn. Inmiddels is gelukkig het tegendeel wel bewezen en ik ben blij dat ik zijn rollen mag spelen. Het is nog niet helemaal zeker, maar er zijn gesprekken dat ik in de nabije toekomst wellicht de titelrol ga zingen in Partenope. Ik hoop dat het doorgaat en in de tussentijd kijk ik erg uit naar mijn hernieuwde confrontatie met Alcina in Amsterdam.’
Chirstine Schäfer in Alcina (Foto: Bo Ljungblom)
is – die schitterende aria “Ah! mio cor!”. Op dat uitermate belangrijke moment in het verhaal componeert Händel voor haar een sublieme aria. Dat is elke keer weer zo’n enorme ervaring om dat te kunnen zingen.’
De carrière van Christine Schäfer vertakt zich in de meest diverse richtingen. Onlangs maakte ze in de Staatsoper unter den Linden in Berlijn haar debuut als Violetta in Verdi’s La traviata. Schäfer is evenzeer thuis in rollen als Mozarts Konstanze (Die Entführung aus dem Serail), Verdi’s Gilda (Rigoletto) en Strauss’ Sophie (Der Rosenkavalier). Ze draait haar hand niet om voor Schönbergs Pierrot lunaire en Boulez’ Pli selon pli, en maakte furore als de titelheldin in Alban Bergs Lulu. Over die laatste rol zegt ze dat ze die zelfs in haar dromen nog zou kunnen zingen.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:23
Pagina 30
30 Franz Straatman
Het oog wordt mooi bedrogen in Drottningholm aan het Leidseplein
Decorschilder Niall O’Donovan (Foto: ?)
Hoe doe je dat: een achttiende-eeuws toneelpodium nabootsen voor een antiek ogende operavoorstelling in een honderd jaar jongere schouwburg, waarvan de toneeltechniek recent naar de modernste normen werd vernieuwd? De medewerkers van de Technische Organisatie Muziektheater gnuiven van genoegen om de opdracht Drottningholm zo echt mogelijk te vertalen naar het Amsterdamse Leidseplein. ‘U kunt gewoon over het doek lopen,’ zegt Niall O’Donovan wanneer hij merkt dat zijn Odeon-interviewer aarzelt om hem te volgen door de enorme ruimte van het Decorcentrum. Beschroomd zet ik mijn voeten op een decor in wording. Er liggen vele lappen, elk van zo’n 7 bij 2 1/2 meter op de houten vloer. O’Donovan is bezig die te beschilderen met bladmotieven, takken en stammen zodat een bosdecor ontstaat, te gebruiken in Alcina. ‘Dit is mijn palet en dit zijn mijn kwasten,’ zegt hij en hij grijnst bij het zien van mijn verbazing. Want het palet is een kar met bakken en emmers verf, en de kwasten lijken ook geschikt als veger en bezem. Bovendien toont hij mij een vierkante houten plaat aan een flinke steel. Aan de onderzijde zit een zelf vervaardigd groot stempelkussen van een bladmotief. O’Donovan: ‘Ik breng op de doeken eerst een donkere ondergrond aan en daarna stempel ik de bladeren op het doek, in verschillende kleurschakeringen van groen en grijs, laag over laag. Met zo’n stempel kan ik tempo maken. Wanneer ik al die bladeren met de hand zou moeten schilderen, was ik maanden en maanden bezig en zou ik geen arm en geen pols meer kunnen bewegen. Alleen de afwerking gebeurt met de hand, streepjes lichte verf die diepte en lichtval en een rijk gebladerte suggereren. En de takken en stammen schilder ik,’ zegt hij, terwijl hij een doek uitrolt dat klaar is. Zelfs van dichtbij ziet het geschilderde bos er bedrieglijk echt uit. De vervaardiging van de verticale zijstukken (in theatertaal ‘poten’) en horizontale bovenstukken (‘friezen’) vormt een onderdeel in de reconstructie van laat achttiende-eeuwse decors zoals die nog steeds worden gebruikt in het even oude theater van het vroegere zomerverblijf van de Zweedse koningen, Drottningholm. Die nabouw is bedoeld voor het toneel van de Amsterdamse Stadsschouwburg; dat theater dateert uit het einde van de negentiende eeuw. Aangezien de maten van dat podium veel groter zijn dan van het Zweedse voorbeeld, krijgen de toeschouwers bij Alcina en Tamerlano een uitvergroting te zien die bovendien een interpretatie van het origineel is. Het is niet alleen een nep-echt decor, maar ook nog eens nep-echt van nep-echt. Vandaar dat er hier ook sprake is van een decorontwerper, Patrick Kinmonth; hij maakte aan de hand van de Drottningholm-decors ontwerptekeningen die O’Donovan tot voorbeeld dienen.
Ongerept Een klein stukje Zweedse theatergeschiedenis. In juli 1766 werd er op het zomerlandgoed van de koningin (in het Zweeds ‘drottning’; ‘holm’ betekent huis) een nieuw theater in gebruik genomen. Een voorgaand houten pand was in 1762 tot de grond toe afgebrand. Men dacht aan een geheel stenen theater, maar dat werd te duur. Er verrees weer een houten gebouw, groter dan het voorgaande, maar wel sober van inrichting, in een stijl tussen Rococo en Classicisme in. Er trad een Frans gezelschap op, dat zowel toneel als opera en ballet verzorgde, dat even actueel was als in Parijs. Maar na ’s konings dood in 1771 moest de koningin wegens geldgebrek de bespeling stopzetten. In 1777 bracht de volgende koning, Gustaaf III, het theatrale leven terug. Deze vorst was een feestbeest; in 1791 werd hij tijdens een bal vermoord, welk feit later door Verdi vereeuwigd werd in Un ballo in maschera. Gustaafs opvolgers zetten de traditie tot 1809 voort, maar de echte gouden jaren
waren voorbij. Eigenlijk is het een wonder dat nog zoveel van de oorspronkelijke decors ruim een eeuw overleefden, want al spoedig werden er spullen verkocht. Het theater werd voor allerhande doeleinden gebruikt. Sporadisch werd er een voorstelling door hofamateurs gegeven. Onaangetast bleef de indrukwekkende techniek om decors snel te wisselen en spectaculaire acts uit te voeren (zoals goden die uit een wolkenhemel neerdalen). Pas in de twintigste eeuw groeide er belangstelling voor deze ongerepte oude toneelwereld. In 1922 werd het erfgoed zeker gesteld door het theater als museum in te richten. De vorming van een vriendenvereniging, zo’n tien jaar later, hield ook de eerste stap in naar echte bespeling, zowel toneel als opera – aanvankelijk uit Zweedse bron, maar allengs keerde het internationale muziektheater, met onder meer Händel en Gluck, terug op het podium van Drottningholm. Een belangrijke impuls vloeide voort uit de benoeming in 1979 van Arnold Öst-
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:23
Pagina 31
31 Drottningholms Slottsteater (Foto: ?)
man tot artistiek directeur van het zomerfestival. Hij introduceerde een reeks opera’s van Mozart en trok er internationaal belangstelling mee doordat hij een orkest met tijdeigen instrumenten opzette. Het achttiendeeeuwse interieur, de toneelbeelden en de muzikale klank vormden weer één geheel. In het kader van dat beleid, voortgezet door Östmans opvolgers, ensceneerde Pierre Audi in het zomerfestival van 2000 Tamerlano en in 2003 Alcina van Händel, in samenwerking met de Franse klavecinistdirigent Christophe Rousset en diens orkest Les Talens Lyriques. Dezelfde groep werkt ook mee aan de voorstellingen in Amsterdam. De samenwerking in Drottningholm gaat nog verder: deze zomer werd Zoroastre van Rameau opgevoerd.
‘Oude’ vloer Om de suggestie te versterken dat de toeschouwer in de Amsterdamse Schouwburg aan het Leidseplein naar het podium van het Drottningholm-theater kijkt, wordt zelfs de vloer ‘echt’ nagemaakt. Productieleider Bob Brandsen ging samen met Albert Verschoor (artistic supervisor in dit Händel-project) en theaterschilder Niall O’Donovan ter plekke bekijken welke technische aspecten meespelen in de reconstructie, én om de sfeer van zo’n oud theater te inhaleren. Want zelfs voor het doorgewinterde bedrijf van de Technische Organisatie Muziektheater (in de wandeling ‘de TOM’) is dit een bijzondere en interessante klus. Brandsen: ‘Er is een groot technisch verschil tussen beide podia omdat in Drottningholm vrijwel alles via de vloer gaat; er is geen grote toneeltoren zoals in de Stadsschouwburg. De poten (zijstukken) bijvoorbeeld staan er in sleuven; onder het podium zit een grote kelder met aandrijfmachines die voor de verwisselingen zorgen. Die machinerie wordt nog steeds met de hand bediend. In de Stadsschouwburg hangen de decorstukken in een rail. We gaan ze wel met de hand verschuiven. De Arbo-regels overtreden we er niet mee, want het betreft een zijwaartse beweging, die fysiek niet zo belastend is.’ ‘In vergelijking met Amsterdam is het theater van Drottningholm echt een poppenhuis, met een heel kleine toneelopening. Ik keek mijn ogen uit. Zowel in de kapconstructie boven het podium als in de kelder waan je je op een groot zeilschip met dezelfde kaapstanders (windassen met verticale spil), raderwerken, katrollen en touwbanen. We zagen dezelfde machinerieën in Stockholm in een schip, de Wasa, die in 1632 tijdens zijn proefvaart verging en nu geconserveerd in een speciaal museum ligt. Geen wonder dat toneelknechten van toen vaak oudmatrozen waren.’ Het Händel-project in de Stadsschouwburg gaat niet zover dat ook die oude machinerieën worden nagebouwd. Maar toch zullen in Tamerlano wolken moeten neerdalen in ongelijkmatige volgorde, zoals de wolkenmachine in de kap van het Zweedse theater dat kan. Om zulke problemen op te lossen klopt men binnen de TOM graag aan bij Ruud Sloos, de man van de speciale effecten. In de Ring-productie bedacht hij onder meer de katapult die het brandende huisje in Die Walküre wegschiet.
Truc met wolken Sloos: ‘Ik wil die wolken, per stuk zo’n 35 kg, hangen aan touwen met katrollen die op verschillende hoogten zijn vastgemaakt aan twee trekken (toneelterm voor horizontale stangen waaraan decorstukken hangen die op- en neerwaarts moeten bewegen). Tijdens het zakken gaat het ene touw sneller dan het andere en bereik ik hetzelfde effect als in Drottningholm. Dit project is een echt experiment voor ons. De verwisseling van de decors in Alcina wordt nog een hele klus, want het moet allemaal via kabels en trekken verlopen. Bij een proefopstelling bleek dat het verschuiven een enorme herrie maakte; daar moet je dan wat op vinden. Voor de première hebben we twee weken de tijd om de systemen te beproeven in de Stadsschouwburg.’ Dan wordt ook de vloer gelegd, planken van douglassparrenhout, met dezelfde brede maatvoering en dezelfde onregelmatigheid als het origineel. De illusie wordt zoveel mogelijk bevorderd, want de planken vloer zal niet glimmen van nieuwigheid, maar een zelfde sleetsheid vertonen. Zo zullen ook de fraaie decors die Niall O’Donovan schildert, bossen, een grot, een paleisinterieur en wolken, er niet stralend fris uitzien. ‘De ontwerper wil dat ik het patina van het gebruikte, het verweerde erop aanbreng. Hij noemt dat “history and mystery”.’ O’Donovan, afkomstig uit Ierland, werkt al ruim tien jaar als theaterschilder in het Decoratelier van de TOM, een enorm hallencomplex verscholen tussen de kantoortorens en bedrijfscomplexen van Amsterdam Zuid-Oost. Zijn achtergrond is die van kunstschilder. Hij studeerde af aan de Academie voor beeldende kunsten in zijn geboortestad Cork. ‘Mijn eerste passie is beeldhouwen. Als vrij kunstenaar ben ik momenteel bezig met keramiek. In mijn eigen schilderwerk volg ik mijn fantasie; mijn benadering van een idee is figuratief. Wat ik in het Decorcentrum doe, is theaterschilderen. Dan werk je naar voorbeelden van een ontwerper. Je moet diens ideeën naar groot formaat vertalen, en streven naar grote contrasten.’ ‘De opdracht waar ik nu aan bezig ben, is uitzonderlijk omdat er in het moderne operatheater helemaal geen realistische
decors, zoals een bos of een paleis, worden gevraagd. Die maken we alleen voor Het Nationale Ballet. Maar ook de schaal is bijzonder, want vergeleken bij de decors die we voor Het Muziektheater moeten maken, zijn de decorstukken voor dit Drottningholmproject relatief klein; wij noemen de lappen die ik beschilder zakdoekjes.’
Printen? Dat werken met bezems als kwasten en stempels om vierkante meters bosdecor te produceren, gaat dat niet in tegen de artistieke ziel van de kunstschilder? ‘Nee,’ reageert O’Donovan prompt, ‘het is juist een interessante uitdaging om zo’n opdracht goed uit te werken. Het onderzoeksproces, het maken van proefstukken, is het leukste. Natuurlijk moet je daarna zien om de lol erin te houden als je met die lappen van 7 bij 2 1/2 meter aan de slag gaat.’ Het doek waar hij op schildert, met decorverf op waterbasis, is van katoen. Het ligt plat op de grond, zodat de verf niet kan uitlopen, en het is bespannen met draden die grote rasters vormen voor een juiste verdeling. Zou je zulke decors niet makkelijker kunnen laten printen bij een textieldrukker? ‘Dat was onze eerste gedachte. Het printen is de grote concurrent van het theaterschilderen; het rukt steeds meer op. De grote speelkaarten in L’amour des trois oranges waren geprint. Maar die waren eenvoudig vergeleken bij deze decors waar je werkt met lagen over elkaar; dat valt niet te drukken.’ Ondanks het streven naar kopiëring van oud theater, wordt voor één onderdeel beslist een modern middel gebruikt: elektriciteit bij de belichting. Ook Drottningholm heeft tegenwoordig een ingenieuze elektrische belichting die kaarslicht simuleert. Eén theaterbrand is genoeg. En in Amsterdam ging de Schouwburg al twee keer in vlammen op, het laatst in 1890. Maar kaarslichtachtig wordt het wel.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:23
Pagina 32
32
Hannick Reizen organiseert al sinds 1990 geheel verzorgde muziek- en cultuurreizen. Onze reizen kenmerken zich onder meer door goede theaterplaatsen, een boeiend excursieprogramma en begeleiding door een deskundige reisleider, tevens muziekkenner. De kerstbrochure is uit! Sfeervol Bad Homburg 21 dec 6-daagse busreis Betoverend Hamburg 21 dec 7-daagse busreis Vrolijk Kerstfeest in Thüringen 22 dec 6-daagse busreis Kunst in Keulen 22 dec 6-daagse busreis Proef de kerstsfeer in Dresden 22 dec 6-daagse busreis Muzikaal Boedapest 22 dec 6-daagse vliegreis Feestelijk Berlijn 22 dec 6-daagse busreis en 24 dec 5-daagse vliegreis Kerst in Leipzig 24 dec 7-daagse busreis Prachtig Praag 24 dec 5-daagse vliegreis Vraag nu de kerstbrochure aan:
HANNICK REIZEN, tel. 070 - 319 19 29 Geestbrugweg 28, 2281 CL Rijswijk Bezoek ook onze website: www.hannick.nl
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:26
Pagina 33
33 Frits Vliegenthart
Overzicht van speciaalzaken in klassieke/operamuziek
Informatie over adverteren in deze rubriek: Targetplanning bv Tel. 020-644 22 33
[email protected]
Amsterdam
Den Haag
Heerlen
Concerto Utrechtsestraat 54-60 1017 VP Amsterdam Tel. 020-624 54 67
[email protected] www.concerto.nu
Caminada Classics Plaats 17 2513 AD Den Haag Tel. 070-346 62 77
[email protected]
Smeets Klassiek CD Shop Akerstraat 5 6411 GV Heerlen Tel. 045-571 55 50
[email protected]
Scalamusica
Driebergen
Le Disque D’Or Gelderlandplein 211 1082 LX Amsterdam Tel. 020-644 16 96
[email protected] Breda Muziekhandel Spronk Wilhelminastraat 24 4818 SG Breda Tel. 076-521 52 13
[email protected]
?
Opera Speciaalzaak Cadena Lirica Folkingestraat 37 9711 JT Groningen Tel. 050-313 45 30
EXCLUSIEVE IMPORT CD ÉN DVD R I C H A R D WAG N E R
Donner, afdeling Klassieke CD’s Lijnbaan 150 3012 ER Rotterdam Tel. 010-413 20 70
[email protected] www.donner.nl
Groningen
OPERA AANBIEDINGEN –
Rotterdam
Cd Artline Traay 1c 3971 GB Driebergen Tel. 0343-521 532
[email protected] www.cd-artline.nl
–
DER RING DES NIBELUNGEN
B. Nilsson, L. Rysanek, M. Mödl,
14cd-set € 79,99
T. A d a m , W. Wi n d g a s s e n B a y re u t h e r Fe s t s p i e l e 1 9 6 7 o l v K a r l B ö h m
Utrecht Boudisque Classique Drieharingstraat 27-29 3511 BH Utrecht Tel. 030-232 14 88
[email protected] www.bcq.nl
Nieuw 500 LP REK Stevige gegalvaniseerde plaat • • • • •
afm. 170 x 33 x 35 cm 5 schappen voor 100 LP’s bouwpakket, eenvoudige montage prijs (afgehaald) EUR 100,franco thuis EUR 125,-
Te zien op Stand 443 Alwaar eveneens te zien ons SUCCESVOLLE
GEORG FRIEDRICH HÄNDEL
TA M E R L A N O
M . B a c e l l i , T. R a n d l e, G. P u s h e e E . N o r b e rg - S c h u l z
dvd! speciale prijs!
uit gegalvaniseerde plaat 1mm
Th e E n g l i s h C o n s o r t o l v Trevo r P i n n o c k
GEORG FRIEDRICH HÄNDEL R . F l e m i n g, S. G ra h a m , N. D e s s a y,
ALCINA 3cd-set € 29,99
K . Ku h l m a n n L e s A r t s F l o r i s s a n t s o l v Wi l l i a m C h r i s t i e
VERZENDING DOOR HET HELE LAND I N K O O P E N V E R K O O P VA N 2 D E H A N D S C D ’ S
CONC E RTO Utrechtsestraat 52- 60 1017 VP Amsterdam telefoon 020-6266577 e-mail
[email protected]
800 CD / 360 DVD REK EUR 150,- (afgehaald) • afm. 198 x 61 x 17 cm, 14 schappen • bouwpakket, eenvoudige montage • schappen op CD- of DVD hoogte te plaatsen, ook gecombineerd • + afleveringskosten EUR 25,• Geslepen RVS uitvoering EUR 250,-
400 CD/189 DVD REK EUR 85,- (afgehaald) • afm. 145 x 44 x 17 cm, 10 schappen • bouwpakket, eenvoudige montage • schappen op CD- of DVD hoogte te plaatsen, ook gecombineerd • + afleveringskosten EUR 15,• Geslepen RVS uitvoering EUR 125,Alle rekken kunnen vrijstaand of aan de wand bevestigd worden. De rekken zijn te zien en af te halen in Ulft en Berkel&Rodenrijs. * * na telefonische afspraak
open ma - za 10.00 tot 18.00, zo 12.00 tot 18.00 uur donderdag koopavond inkoop ma - za 10.00 tot 12.00
LBG Ulft B.V., ‘t Goor 10, 7071 PB Ulft Tel. 0315-631179 Fax 0315-631182 E-mail:
[email protected]
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:26
Pagina 34
34
Algemene informatie Verkoop kaarten Precies drie maanden vóór de première van een productie in Het Muziektheater gaan alle voorstellingen van die productie in de verkoop. U kunt op verschillende locaties losse kaarten kopen of telefonisch reserveren: – bij het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater: Amstel 3, Amsterdam, 020-625 5455. Het Kassa-bespreekbureau is geopend van maandag t/m zaterdag vanaf 10.00 uur tot aanvang voorstelling; op zonen feestdagen vanaf 11.30 uur tot aanvang voorstelling; op dagen zonder voorstelling en op dagen met alleen een matineevoorstelling vanaf 10.00 uur tot 18.00 uur; – bij de AUB Ticketshop op het Leidseplein en bij de meeste landelijke VVV-Theaterbespreekbureaus. Hier betaalt u een toeslag per plaatskaart; – via de Uitlijn: 0900-0191 (zeven dagen per week van 9.00-21.00 uur, € 0,40 per minuut). Bij dit verkooppunt betaalt u eveneens een toeslag per kaart; – on line reserveren: via www.dno.nl.
Betalen van uw kaarten Betalen aan de kassa kan contant of met een creditcard (Visa, Eurocard, AmEx), pinpas of chipknip, met de Theater- en Concertbon en met CKV-vouchers. Bij telefonische reservering kunt u eveneens betalen met een creditcard. Na ontvangst van betaling worden de kaarten u zo spoedig mogelijk toegestuurd, waarvoor per plaatskaart € 1,60 administratie- en portokosten in rekening worden gebracht. Wanneer u telefonisch reserveert, kunt u uw kaarten ook persoonlijk bij het Kassabespreekbureau betalen en afhalen. Ook dit dient binnen één week na uw telefonische reservering te gebeuren. Reserveert u binnen een week vóór de voorstellingsdatum, dan dient u de kaarten tot uiterlijk 45 minuten vóór aanvang van de voorstelling af te halen en te betalen (let op de aanvangstijd!). Haalt u uw kaarten niet tijdig af, dan loopt u het risico dat uw reservering vervalt.
Prijzen losse kaarten Der Ring des Nibelungen Het Muziektheater Amsterdam 020-625 5455 CJP/Pas 65/ Stadspas
1ste rang 2de rang
€ 95,00 € 77,50
€ 75,00 € 55,00
3de rang 4de rang 5de rang
€ 55,00 € 45,00 € 35,00
€ 40,00 € 30,00 € 25,00
6de rang 7de rang adv.seats
€ 27,00 € 22,00 € 15,00
€ 22,50 € 20,00 € 15,00
Openbaar vervoer
Tamerlano en Alcina Stadsschouwburg, Amsterdam 020-624 2311 CJP/Pas 65/ Stadspas
1ste rang 2de rang
€ 85,00 € 65,00
€ 70,00 € 50,00
3de rang 4de rang
€ 45,00 € 27,00
€ 35,00 € 22,50
ZZB• Luister••
€ 25,00 € 15,00
€ 20,00 € 10,00
première
€ 100,00 € 75,00
€ 80,00 € 60,00
3de rang 4de rang
€ 50,00 € 33,00
€ 40,00 € 27,00
ZZB• Luister••
€ 25,00 € 15,00
€ 20,00 € 10,00
Het Muziektheater is uitstekend bereikbaar met het openbaar vervoer. Vanaf Amsterdam Centraal Station of Amsterdam Amstel brengen de metro’s 53 en 54 en de sneltram 51 u in een paar minuten naar de halte Waterlooplein. Ook tram 9 gaat vanaf het Centraal Station rechtstreeks naar Het Muziektheater. Voor meer informatie over openbaar vervoer kunt u bellen met OV-Reisinformatie, 0900-9292 (€ 0,70 per minuut) of kijken op www.9292ov.nl.
Parkeren bij Het Muziektheater
CJP/Pas 65/ Stadspas
1ste rang 2de rang
van de enscenering vanaf sommige plaatsen slechts gedeeltelijk of helemaal niet zichtbaar is. Een beperkt aantal plaatsen biedt nooit zicht op de boventiteling. Dit zijn kaarten in de 4de en 6de rang. Wilt u verzekerd zijn van een plaats met zicht op de boventiteling, informeert u dan bij het Kassa-bespreekbureau, voordat u uw kaarten koopt.
• Plaatsen die geen zicht op de boventiteling bieden •• Plaatsen die (zeer) beperkt zicht op het toneel bieden
Boventiteling
Onder Het Muziektheater bevindt zich de parkeergarage ‘Het Muziektheater’. Deze is echter niet exclusief voor onze bezoekers en is vaak al vroeg vol. Voor informatie kunt u zich wenden tot Parkeergebouwen Amsterdam, 020-563 2911. Andere parkeergarages in de buurt zijn ‘Waterlooplein’ aan de Valkenburgerstraat en ‘Markenhoven’ tegenover politiebureau IJtunnel. Voor informatie over het reserveren van een parkeerplaats in Amsterdam kunt u bellen met de Parkeer Reserveer Lijn: 0900202 2002 (€ 0,40 per minuut). Een andere mogelijkheid is uw auto te parkeren bij het Transferium van de Amsterdam ArenA (inlichtingen: 020-400 1721) en vervolgens gebruik te maken van het openbaar vervoer of een taxi.
Rookverbod
In principe worden alle voorstellingen van DNO Nederlands boventiteld. Het kan echter vóórkomen dat de boventiteling als gevolg
In Het Muziektheater geldt een algeheel rookverbod.
Kaarten op de dag van de voorstelling Het Kassa-bespreekbureau van Het Muziektheater hanteert bij uitverkochte voorstellingen een volgnummersysteem. Vanaf een uur vóór aanvang van een voorstelling kunt u per persoon één volgnummer afhalen bij het Kassa-bespreekbureau. Vanaf een halfuur vóór aanvang worden gereserveerde maar niet afgehaalde kaarten te koop aangeboden aan houders van een volgnummer. Aangezien hierbij de volgorde van de uitgegeven volgnummers wordt aangehouden, verdient het aanbeveling al eerder dan een uur vóór aanvang in de hal aanwezig te zijn. Per volgnummer kunt u maximaal twee kaarten voor de betreffende voorstelling kopen. Bij voorstellingen van De Nederlandse Opera worden bij volgnummerverkoop alle eerste- en tweederangskaarten verkocht voor respectievelijk tweede- en derderangsprijzen. Op deze verlaagde prijzen is CJP/ Pas 65/ Stadspas-korting niet van toepassing.
Lunchconcerten in de Boekmanzaal De Boekmanzaal is onderdeel van het Stadhuis/Het Muziektheater en biedt plaats aan ± 200 personen. Elke dinsdag van september t/m mei worden hier van 12.30 tot 13.00 uur gratis lunchconcerten gegeven. Voor de seizoensbrochure en aanvullende informatie: Frits Vliegenthart, 020-551 8922.
september 2005 6 Qiu Lin Zhang alt Tadeu Duarte piano Wagner: Wesendonk-Lieder en Ring-scènes 13 Frans Brekelmans Bach en Paganini
gitaar
20 Mihai Scarlat Elizabeth Scarlat Roemeens programma
contrabas piano
27 John van Halteren Rende Luitjes Brian Fieldhouse Frans programma
tenor tenor piano
oktober 2005 4 Adva Tas Noa Frenkel Richard Prada Mirsa Adami Sjostakovitsj: ‘From Jewish Folk Poetry’
sopraan alt tenor piano
11 Amsterdam China Festival: PeiPei Zhu viool piano Jan Sprij Jiang Liu, Hankun Sha, Guo Qian Li, Gang Chen en Kreisler
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:26
Pagina 35
35
IN DE WAAG Dagelijks wisselend 3-gangen operamenu voor € 29,50 (tussen 18.00 uur en 20.00 uur) Restaurant-Café in de Waag tel.: 020-4227772 email:
[email protected] www.indewaag.nl
In Grand Café l´Opera én sfeervol sfeervoldineren dineren In Grand Café l’Operakunt kuntuuheerlijk heerlijk én voordat u naaru Carré gaat. Ook na afloop voordat naar Het Muziektheater gaat.verwelkomen Ook na afloopwij u graag voor gezellig drankje endrankje een hapje. verwelkomen wij u een graag voor een gezellig en een hapje. Grand GrandCafé Café l´Opera l’Opera u op 5 minuten lopen van Carré op isvindt op loopafstand van Het Muziektheater ophet het Rembrandtplein Rembrandtplein 27 27 -- 1017 1017 CT CT Amsterdam Amsterdam
Keuken is geopend van 18.00 uur - 22.30 uur
www.l-opera.nl www.l-opera.nl +31 +31 (0)20-6204754 (0)20-6204754
Colofon
ODEON Tijdschrift van De Nederlandse Opera Odeon is het Oudgriekse woord voor een aan muziek en poëzie gewijd gebouw. In de zestiende eeuw ontstond uit de combinatie van muziek en poëzie het genre opera, eind twintigste eeuw het muziektheater zoals wij dat vandaag de dag trachten vorm te geven.
Hoofd- en eindredactie
Frits Vliegenthart Redactionele bijdragen
Klaus Bertisch, Marianne Broeder, Peter van der Lint, Franz Straatman en Frits Vliegenthart Basisontwerp en lay-out
Lex Reitsma mmv Leon Bloemendaal
ISBN: 0926 - 0684 Oplage 25.000 exemplaren Odeon is een uitgave van De Nederlandse Opera, Afdeling Communicatie, Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam. telefoon 020 - 551 8922 fax 020 - 551 8311 e-mail
[email protected] advertenties 020 - 644 2233 / 2263 (fax) abonnementen 020 - 551 8922
Rechthebbenden die menen aan deze uitgave aanspraken te kunnen ontlenen, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/ of openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Productie
Hans Hijmering Nummer 58 sept 2005
Omslag Scène Götterdämmerung (Foto: Monika Rittershaus) en scène Alcina (Foto: Bo Ljungblom)
Coördinatie interviews
Tia Schutrups Advertenties
Targetplanning BV, B. Frisch Postbus 75261, 1070 AG Amsterdam
[email protected] Lithografie
Bijvoorbeeld-multimedia, Amsterdam
Abonnementen Abonnementhouders van De Nederlandse Opera krijgen Odeon gratis thuisgestuurd. Wilt u Odeon ook ontvangen? Voor € 14,- ontvangt u alle vier nummers van het betreffende seizoen thuis. Losse nummers kosten € 3,50 incl. porto per stuk. Stuur een briefkaart met uw naam, adres, postcode en woonplaats naar: De Nederlandse Opera, Afdeling In- en Externe Betrekkingen, Waterlooplein 22, 1011 PG Amsterdam. Voor abonnees buiten Nederland: gelieve contact op te nemen met de Afdeling In- en Externe Betrekkingen: + 31 20 551 89 22.
Odeon 58 4de-proef
12-08-2005
15:26
Pagina 36
aria’s en duetten van Händel en Purcell
operaconcert Magdalena Koz˘ ená en David Daniels
© Kasskara/ DG
Ze is een van de grootste mezzosopranen van dit moment, wordt gezien als dé leading lady in de oude muziek en heeft een exclusief contract met het prestigieuze label Deutsche Grammophon: stersopraan Magdalena Koz˘ ená. Samen met ‘een van de beste countertenors van dit moment’ David Daniels zingt zij duetten en aria’s van Händel en Purcell. Maak u op voor een ‘ongekende klassieke ervaring’ met ’de zangeres uit de hemel’.
zaterdag 19 november 2005, Grote Zaal van de Doelen om 20.15 uur: Magdalena Ko z˘ ená mezzosopraan
Telemann Orkestsuite in Bes
Kaarten:
David Daniels countertenor
(Musique de table, deel III)
normaal € 27, pas65 € 25
Basler Kammerorchester
Händel ‘Fammi combattere’ uit
CJP en R’Pas € 19
Paul Goodwin dirigent
Orlando Purcell ‘Lamento’ uit Dido and Aeneas Händel Duet ‘Io t’abbracio’ uit Rodelinda Corelli Concerto grosso op.6 nr.3 Händel ‘Pompe vane di morte... Dove sei?’ uit Rodelinda; ‘Se Infiorito’ uit Giulio Cesare; ‘Scherza infida’ uit Ariodante; ‘Dopo Notte’ uit Ariodante
kaarten bestellen en meer informatie: www.dedoelen.nl of bel 010 2171717