Nog niet gecontroleerde informatie ! Het via doorschakelen beschikbare bestand is nog niet gecontroleerd en wordt zo spoedig mogelijk vervangen of aangevuld.
Gemeenteblad Nijmegen
Jaartal / nummer
Opgenomen in collectie gemeentebladen in
1985
1985 / 3 OCR-controle moet nog plaatsvinden! Naam
Bestemmingsplan Lindenholt West M-II (Wedesteinbroek 13e straat) Voorschriften
Kaart nr. 44.641
Toelichting
Opmerkingen
Het oorspronkelijke gemeenteblad is ten behoeve van presentatie binnen intranet c.q. internet opnieuw uitgebracht in digitale vorm, waarbij inhoudelijk identiek aan de oorspronkelijke uitgave. Nieuw toegevoegd zijn een vervangend titelblad (en de bestemmingsplankaart). Bijzondere aanvullende voorschriften
Aantal bladzijden / verkoopprijs
?? / € 0,00
gb85-003v.doc
4
No. 3
9
GEMEENTEBLAD
1985
NIJMEGEN
Bestemmingsplanvoorschriften behorende bij de uitwerking van een gedeelte van het bestemmingsplan “Lindenholt-West” (plan “Lindenholt-West M-ll”), vastgesteld bij besluit van B. en W. van Nijmegen d.d. 29 januari 1985, afd. SI nr. 8503111.
HOOFDSTUK
I
DEFINITIES In het plan wordt verstaan onder: A. 1. het plan: het onderhavige bestemmingsplan, zijnde de kaart en deze voorschriften; 2. de kaart: de tegelijk met deze voorschriften vastgestelde kaart nummer 44.641 waarop het plan is aangegeven; 3. een gebouw: een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte; 4. een bouwwerk: elke constructie, geen gebouw zijnde, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die direct of indirect steun vindt in of op de grond; 5. een werk: een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
B. 1. een woning: een complex van ruimten, dat krachtens zijn aard en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van Ben gezin;
10
2. een eengezinswoning: een tot één woning ingericht gebouw; 3. een woonlaag: de begane grond of de verdieping waarop zich een etagewoning, een bijzondere woning of eengedeelte van een woning of maisonnette bevindt, waarbij de maat tussen de bovenkant vloer en onderkant plafond minimaal 2.40 meter en maximaal 3.50 meter bedraagt. Als woonlaag wordt niet aangemerkt een geheel of nagenoeg geheel onder een schuin dakvlak gelegen onvolledige verdieping, waarbij de dakhelling minimaal 30’ en maximaal 60’ bedraagt; 4. een autobox: een ruimte bestemd voor de stalling van een auto of ander voertuig; C. 1. een bouwperceel: de grond die, overeenkomstig het bepaalde in deze voorschriften behoort bij een bestaand of nog op te richten gebouw met of zonder bijgebouwen; 2. de perceelsgrens: de grens van een bouwperceel; 3. de breedte van een woning: de breedste projectie van de zijgevels van een woning buitenwerks gemeten, waarbij gemeenschappelijke scheidingsmuren voor de helft worden meegerekend; 4. de hoogte van een gebouw: de hoogte van de bovenkant van de goot, het boeiboord of het bouwdeel dat de plaats van de goot of het boeiboord inneemt boven peil; 5. de bebouwde oppervlakte: de buitenwerks gemeten oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen en bouwwerken op 1 meter of hoger boven peil; 6. de bebouwingsgrens: de als zodanig op de kaart aangegeven lijn, waarbinnen de toege-
11
stane bebouwing moet worden opgericht en die behoudens toegestane afwijkingen niet door bebouwing mag worden overschreden; 7. peil: a. voor een gebouw of bouwwerk waarvan de voorgevel direct aan de weg grenst; het peil van het hoogst aangrenzende weggedeelte; b. voor een gebouw of bouwwerk waarvan de voorgevel niet direct aan de weg grenst: het peil van het hoogst aangrenzende terreingedeelte; 8. achtererf: de grond gelegen achter de achtergevel van een woning over de volle breedte van een woning;
H O O F D S T U K II BESTEMMINGSCATEGORIE WOONDOELEINDEN E2 H 0 Eengezinshuizen in half open bebouwing: De gronden welke op de kaart voor “eengezinshuizen in half open bebouwing” (E2HO) zijn aangewezen, zijn bestemd voor de bouw van vrijstaande en/of aaneengebouwde eengezinshuizen in maximaal twee woonlagen met bijbehorende bijgebouwen, bouwwerken en werken, met dien verstande dat: a. de breedte van de woning minimaal 5.00 meter en maximaal 12.00 meter bedraagt; b. het aantal aaneengebouwde woningen niet meer dan twee bedraagt; c. de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minstens 3.00 meter bedraagt.
H O O F D S T U K 111 ALGEMENE BEPALINGEN 1. De hoofdbebouwing moet binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens worden opgericht, met dien verstande, dat de voorgevel
12
van de hoofdbebouwing op de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens moet worden opgericht, behoudens een verleende vrijstelling ingevolge het bepaalde in Hoofdstuk IV. Grond welke eenmaal in aanmerking is en moest worden genomen bij de verlening van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, wordt bij de beoordeling van latere bouwplannen niet meer in aanmerking genomen. Indien op grond van artikel 20 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij de gemeenteraad een beroep wordt ingesteld, neemt de gemeenteraad een beslissing binnen 3 maanden na datum van ontvangst van het beroepschrift. Het besluit van de Raad wordt aan belanghebbenden schriftelijk medegedeeld.
H O O F D S T U K IV TOEPASSING VAN ARTIKEL 15 VAN DE WETOP DE RUIMTELIJKE ORDENING A. Het bouwen achter de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens Burgemeester en Wethouders kunnen van de verplichting om de voorgevel van de hoofdbebouwing op te richten op de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens vrijstelling verlenen voor het oprichten van de voorgevel van de hoofdbebouwing in de bestemmingscategorie E2H0, tot op 5 meter achter de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens, met dien verstande dat: a. behoudens een verleende vrijstelling de van de weg afgekeerde zijde van de bebouwingsgrens niet door bebouwing mag worden overschreden; b. indien de vrijstelling wordt verleend, geldt de nieuwe voorgevellijn als de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens.
B. Het bouwen vóór de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens Burgemeester en Wethouders kunnen van de verplichting om de voorgevel van de hoofdbebouwing op te richten op de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens vrijstelling verlenen voor het
13
bouwen vóór de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens, indien het betreft: a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en van schoorstenen en overstekende daken; b. erkers, luifels en balkons, mits zij de bebouwingsgrens met niet meer dan 1.50 meter overschrijden; C. stoepen, bordessen, funderingen, kelderingangen en -koekoeken, mits zij niet hoger worden opgetrokken dan 1 meter boven peil; d. erfafscheidingen tot een maximum hoogte van 1.OO meter; e. het bouwen in de bestemmingscategorie E2HO van bergingen, autoboxen en/of carports, al dan niet in combinatie met een ingangspartij, met een maximale oppervlakte van 20 m2 en geen grotere hoogte dan 3.00 meter, een en ander voor zover geen toepassing is gegeven aan het gestelde onder D. van dit hoofdstuk; f. het oprichten van uitbouwen van de woning in maximaal één bouwlaag, met dien verstande, dat: - de breedte van de uitbouw niet meer mag bedragen dan 2/5 van de voorgevelbreedte; - de uitbouw de bebouwingsgrens met niet meer dan 3,00 meter overschrijdt.
C. Het bouwen achter de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens 1. Burgemeester en Wethouders kunnen van de verplichting om de hoofdbebouwing op te richten binnen de op de kaart aangegeven bebouwingsgrens vrijstelling verlenen voor het overschrijden van de van de wegzijde afgekeerde bebouwingsgrens, indien het betreft: a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en van schoorstenen en overstekende daken; b. stoepen, bordessen en trappen, mits zij niet hoger worden opgetrokken dan 1 meter boven peil; funderingen, kelderingangen en -koekoeken; d: erfafscheidingen tot een maximum hoogte van 2 meter; e. putten, leidingen en goten voor de aan- en afvoer of de verzameling van water en rioolstoffen; f. de aanbouw van een berging tot een hoogte van maximaal 3 meter, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter en de breedte niet meer bedraagt dan 2/5 van de achtergevelbreedte van de woning; 9. antennes.
14
2. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid tot vrijstelling in het geval als in lid 1 sub g genoemd, eerste gebruik nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld eventuele bezwaren schriftelijk bij hen kenbaar te maken.
D. Bebouwing open erf Burgemeester en Wethouders kunnen ten aanzien van de onbebouwde gronden behorende bij een woning in de bestemmingscategorie E2H0, voor zover gelegen achter de naar de wegzijde toegekeerde bebouwingsgrens vrijstelling verlenen tot: a. het bouwen van al dan niet vrijstaande bergingen en/of autoboxen, mits deze gebouwen geen grotere oppervlakte hebben dan 15 m2 voor een al dan niet vrijstaande autobox of carport en 35 m2 voor een autobox annex berging en geen grotere hoogte hebben dan 2.50 meter; de bouw van een autobox of carport is alleen mogelijk indien deze bereikbaar is vanaf de openbare weg; b. het oprichten van gebouwen als bedoeld onder a, indien deze gebouwen als aanbouw worden uitgevoerd tot 3 meter hoogte; c. het oprichten van bijgebouwen ais kippen en duivenhokken en volières tot een maximale oppervlakte van 8 m2 en een hoogte van 2 meter, alsmede hobbyruimten tot een maximale oppervlakte van 8 m2 en een hoogte van 3 meter; een en ander met dien verstande, dat: indien het bijgebouw meer dan 2/5 deel van de achtergevelbreedte van de woning in beslag neemt, dit bijgebouw zodanig moet worden opgericht, dat er minstens 6 meter open terrein overblijft tussen het bijgebouw en de achtergevel van de woning; indien het bijgebouw minder dan 2/5 deel van de achtergevelbreedte van de woning in beslag neemt, dit bijgebouw op minimaal 3 meter afstand van deze achtergevel mag worden opgericht; de totale bebouwde oppervlakte van het terrein achter de achtergevel van de woning over de volle breedte van het terrein niet meer mag bedragen dan 43 m2, met dien verstande dat tenminste 2/3 gedeelte van het achtererf onbebouwd moet blijven.
E , Algemeen 1. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen:
15
a. betreffende de gronden gelegen binnen het plan, met vrijsteiling van de bepalingen van dit plan, voor het oprichten van kleine gebouwtjes ten openbare nutte zoals gasdrukregel- en meetstations, traforuimten en telefooncellen met per gebouwtje een maximale oppervlakte van 20 m2, geen grotere hoogte dan 3.00 meter en met een maximale inhoud van 50 m3; b. voor de bouw van een overluifeling aan een autobox uitsluitend in combinatie met een overdekte hoofdingangspartij tot een maximum oppervlakte van 20 m2; c. tot het overschrijden van de bij het plan aangegeven hoogteen breedtematen met maximaal 5%. 2. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid als bedoeld in lid a en c slechts gebruik, nadat belanghebbenden gedurende 14 dagen in de gelegenheid zijn gesteld eventuele bezwaren schriftelijk bij hen kenbaar te maken.
HOOFDSTUK V GEBRUIKSBEPALINGEN 1. Het is verboden gebouwen, bouwwerken en/of bijbehorende tuinen en open erven of andere terreinen te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de uit het plan voortvloeiende bestemming. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een gebruik dat bestond ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het plan en dat afwijkt van de in het plan aangegeven bestemming en/of voorschriften zolang in de aard van dat gebruik geen wijziging wordt gebracht, dan wel de met het bestemmingsplan bestaande strijdigheid wordt verminderd. 3. Burgemeester en Wethouders verlenen van het bepaalde sub 1 vrijstelling, als strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt. 4. Burgemeester en Wethouders maken van de bevoegdheid als bedoeld onder 3 slechts gebruik nadat belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld gedurende 14 dagen hun bezwaren tegen het verlenen van de vrijstelling schriftelijk kenbaar te maken,
16
5. Overtreding van het bepaalde in lid 1 van dit hoofdstuk is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
HOOFDSTUK Vl SLOTBEPALING Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: “Bestemmingsplanvoorschriften Lindenholt-West M-11”. Vastgesteld bij besluit van B.& W. der gemeente Nijmegen d.d. 29 januari 1985, afd. SI nr. 8503111. Goedgekeurd ingevolge artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 10 april 1985, nr. R085.772/5-ROVlG5208.
TOELICHTING behorende bij het bestemmingsplan “Lindenholt-West M-11”. Algemeen In de stedebouwkundige opzet van het stadsdeel Lindenholt zoals deze is neergelegd in de vigerende bestemmingsplannen “Lindenholt” en “Lindenholt-West” is een zeer gedifferentieerd woningbouwprogramma ondergebracht. Dit programma is via diverse globale, met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening uit te werken bestemmingen in genoemde bestemmingsplannen opgenomen. Naast onder meer etagebouw en eengezinshuizen in gesloten bebouwing is in dit programma ook de mogelijkheid tot vrijstaande en half open woningbouw geopend. In de verschillende uitgewerkte deelplannen ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn terreinen opgenomen waarop dergelijke vrijstaande en/of half open bebouwing kan worden gerealiseerd. Hierbij is gedacht aan percelen, welke door de gemeente Nijmegen aan particuliere aspirantbouwers zouden worden verkocht ten behoeve van de
17
bouw van vrije sectorwoningen. De diverse uitgewerkte plannen voorzien in een ruime bebouwingsopzet, waarop de verkaveling is afgestemd, derhalve ruim tot zeer ruim bemeten bouwpercelen. De afmetingen van de betreffende kavels in combinatie met een gefixeerde prijs per m2 veroorzaken een grondprijs per woning, welke voor een particulier financieel niet haalbaar dan wel gezien de locatie zeer onaantrekkelijk is. Van de betreffende bouwmogelijkheden is tot op heden dan ook nauwelijks gebruik gemaakt. Een en ander is overigens niet een typisch Nijmeegs probleem. Deze ontwikkeling past in het algemene kader van het ineenzakken van de markt van de vrije sectorbouw. Teneinde ten aanzien van bovengeschetste problematiek tot een oplossing te komen is het wenselijk - naast een zo laag mogelijke grondprijs - in de betreffende uitgewerkte plannen een grotere flexibiliteit op te nemen voor wat betreft de verkavelings- en bebouwingsmogelijkheden. Bovendien kan door het inbouwen van een dergelijke flexibiliteit W OTden bereikt, dat ook voor andere ontwikkelaars dan de individuele particuliere bouwer de realisering van woningen op de betreffende percelen interessant wordt. Uit ruimtelijklstedebouwkundig oogpunt bestaan tegen een ruimere bebouwingsmogelijkheid voor de betreffende terreinen geen bezwaren. Aangezien het nog niet gerealiseerde onderdelen van uitgewerkte plannen betreft, is het mogelijk bedoelde flexibiliteit in te bouwen middels een hernieuwde uitwerking ingevolge lid 8 van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bestemmingsplan Een van deze hernieuwde uitwerkingen betreft een terrein aan de oostzijde van de Wedesteinbroek (13e straat), gelegen in het uitwerkingsplan “Lindenholt-West M en N” , welk plan bij besluit van Gedeputeerde Staten van Gelderland d.d. 28 november 1980 is goedgekeurd. Op het betreffende terrein is in dit uitwerkingsplan middels de bestemming “eengezinshuizen vrijstaand” (categorie E2V) de mogelijkheid voor de bouw van vrijstaande woningen gelegd. Met het oog op de gewenste flexibiliteit is op dit terrein via de onderhavige hernieuwde uitwerking (plan “Lindenholt-West M-II') de
18
bestemming “eengezinshuizen in half open bebouwing” (categorie E2HO) gelegd. Binnen deze bestemmings categorie is de bouw mogelijk van zowel vrijstaande als aaneengebouwde woningen. Bovendien is de op de plankaart aangegeven bebouwingsgrens verruimd. Aangezien binnen het plangebied geen scholen aanwezig zijn en deze er ook niet zullen komen, is de vrijstellingsclausule betreffende het gebruik van gebouwen ten behoeve van het onderwijs niet in de planvoorschriften opgenomen. Financiële consequenties Aangezien de opbrengst van de betreffende gronden binnen het plan ongewijzigd blijft en er verder geen kosten behoeven te worden gemaakt, heeft deze wijziging geen gevolgen voor de lopende exploitatie van het plan Lindenholt.
.