FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND EN ENERGIE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU
De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004 Algemene vragenlijst Mondeling Betrokken persoon Nr van de persoon: Voornaam: _____________________________________
Enquêteur Naam van de enquêteur: __________________________ Nr van de enquêteur:
Uur aanvang:
… … … . uur … … … . minuten
Uur einde:
… ..… … uur … … … . minuten
Datum van de enquête
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Samenstelling van het huishouden Enquêteur:
Vermeld tevens de personen die tijdelijk afwezig zijn (b.v. personen die met vakantie of gehospitaliseerd zijn of de personen die in een andere instelling verblijven voor een periode van minder dan 1 jaar). Vermeld niet de personen die tijdelijk aanwezig zijn (gasten, genodigden, logé’s, ...).
regelnummer
HC.01.
HC.02.
HC.03.
HC.04.
HC.05.
Plaats in het huishouden
Geboortedatum
Leeftijd
Geslacht
Enquêteur:
dag/maand/jaar
(in jaar)
Hoogst behaald diploma
1. Man
Plaats de code in het overeenkomstig hokje
Geef de voornaam van de leden van het huishouden en de relatie tot de referentiepersoon.
Plaats de code in het overeenkomstig hokje 0.
Referentiepersoon
1.
Partner
2.
Ouder
3.
Kind
4.
Andere familieband
5.
Geen verwantschap
6.
Weet het niet
bijvoorbeeld 19 januari 1948 wordt 19/01/48
Voor kinderen jonger dan één jaar noteer “0”
2. Vrouw
(Toon Kaart 1) 1. Lager onderwijs 2. BSO 3. TSO / KSO 4. ASO 5. BuSO 6. Hoger onderwijs
buiten de universiteit (2-3 j.) 7. Hoger onderwijs
buiten de universiteit (4 j. of meer) 8. Universiteit 9. Geen diploma
-1. Geen antwoord -2. Weet het niet 01
Geselecteerd persoon: ../../..
..
02
../../..
..
03
../../..
..
04
../../..
..
05
../../..
..
06
../../..
..
2
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Samenstelling van het huishouden Enquêteur:
Vermeld tevens de personen die tijdelijk afwezig zijn (b.v. personen die met vakantie of gehospitaliseerd zijn of de personen die in een andere instelling verblijven voor een periode van minder dan 1 jaar). Vermeld niet de personen die tijdelijk aanwezig zijn (gasten, genodigden, logé’s, ...).
regelnummer
HC.01.
HC.02.
HC.03.
HC.04.
HC.05.
Plaats in het huishouden
Geboortedatum
Leeftijd
Geslacht
Enquêteur:
dag/maand/jaar
(in jaar)
Hoogst behaalde diploma
Geef de voornaam van de leden van het huishouden en de relatie tot de referentiepersoon.
Plaats de code in het overeenkomstig hokje 1.
Partner
2.
Ouder
3.
Kind
4.
Andere familieband
5.
Geen verwantschap
6.
Weet het niet
1. Man bijvoorbeeld 19 januari 1948 wordt 19/01/48
Voor kinderen jonger dan één jaar noteer “0”
2. Vrouw
Plaats de code in het overeenkomstig hokje (Toon Kaart 1) 1. Lager onderwijs 2. BSO 3. TSO / KSO 4. ASO 5. BuSO 6. Hoger onderwijs
buiten de universiteit (2-3 j.) 7. Hoger onderwijs
buiten de universiteit (4 j. of meer) 8. Universiteit 9. Geen diploma
-1. Geen antwoord -2. Weet het niet 07
../../..
..
08
../../..
..
09
../../..
..
10
../../..
..
11
../../..
..
12
../../..
..
3
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Studies ET.01.
Bent u schoolgaand, d.w.z. volgt u dagonderwijs? Ja .......................................................................................................
1
Neen...................................................................................................
2
Ga naar ET.03.
Enquêteur: Toon kaart 2.
ET.02.
4
Welke van de volgende studierichtingen volgt u op dit ogenblik? Buitengewoon secundair onderwijs (BuSo) ..................................................
1
Beroepssecundair onderwijs (BSO) .............................................................
2
Technisch secundair onderwijs (TSO)..........................................................
3
Kunstsecundair onderwijs (KSO)..................................................................
4
Algemeen secundair onderwijs (ASO)..........................................................
5
Hoger onderwijs buiten de universiteit (2-3 jaar)...........................................
6
Hoger onderwijs buiten de universiteit (4 jaar of meer) .................................
7
Universiteit...................................................................................................
8
Andere, verklaar nader:_________________________________________
9
Weet het niet ...............................................................................................
-2
Geen antwoord ............................................................................................
-1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Enquêteur: Voor de schoolgaanden, ga naar HS.01. Toon kaart 3.
ET.03.
Welk is het hoogste diploma of de hoogste graad die u behaald heeft? Lager onderwijs...........................................................................................
01
Buitengewoon lager onderwijs .....................................................................
02
Lager middelbaar beroepsonderwijs ............................................................
03
Lager middelbaar technisch of kunstonderwijs .............................................
04
Lager algemeen middelbaar onderwijs.........................................................
05
Buitengewoon secundair onderwijs..............................................................
06
Hoger middelbaar beroepsonderwijs............................................................
07
Hoger middelbaar technisch of kunstonderwijs ............................................
08
Hoger algemeen middelbaar onderwijs ........................................................
09
Hoger onderwijs buiten de universiteit (2-3 jaar) ..........................................
10
Hoger onderwijs buiten de universiteit (4 jaar of meer).................................
11
Universiteit ..................................................................................................
12
Andere, verklaar nader: _________________________________________
13
Geen diploma..............................................................................................
14
Weet het niet...............................................................................................
-2
Geen antwoord............................................................................................
-1
5
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Tewerkstelling Enquêteur: “De volgende vragen gaan over uw tewerkstellingssituatie. We beschouwen iemand als tewerkgesteld als hij betaald werk heeft, al is dat maar voor 1 uur per week. Uw betaald werk kan tijdelijk onderbroken zijn. Dit betekent dat u op dit moment niet tewerkgesteld bent, maar binnen afzienbare tijd uw werk kan hervatten. EM.01.
EM.02.
6
Heeft u op dit moment betaald werk, eventueel tijdelijk onderbroken? Ja, betaald werk..........................................................................
1
Ga naar EM.03.
Ja, maar tijdelijk onderbroken......................................................
2
Ga naar EM.02.
Neen, geen betaald werk.............................................................
3
Ga naar EM.06.
Wat is de reden van deze tijdelijke onderbreking? Ziekte of ongeval.........................................................................
1
Tijdelijk werkloos wegens technische redenen of weersomstandigheden ............................................................
2
Zwangerschapsverlof of borstvoedingsverlof ...............................
3
Ouderschapsverlof......................................................................
4
Loopbaanonderbreking ...............................................................
5
Verlof om familiale redenen.........................................................
6
Verlof met betrekking tot sociale promotie, opleiding, studie, enz ..................................................................................
7
Andere reden, verklaar nader: ___________________________
8
Weet het niet...............................................................................
-2
Geen antwoord ...........................................................................
-1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
EM.03.
EM.04.
Mondelinge vragenlijst
Wanneer verricht u uw beroepsactiviteit (hoofdberoep)? Uitsluitend overdag (eventueel tweeploegenstelstel) ......................................
1
Uitsluitend ‘s nachts (vaste nachtploeg) .........................................................
2
Uitsluitend in het weekend (vaste weekendploeg) ..........................................
3
In een roterend ploegenstelsel (basisschema vroeg/laat/nacht)......................
4
Op (zeer) onregelmatige tijdstippen ...............................................................
5
Ander stelsel; verklaar: ..................................................................................
6
Weet het niet .................................................................................................
-2
Geen antwoord..............................................................................................
-1
Kan u uw beroepsactiviteit (hoofdberoep) zo nauwkeurig mogelijk omschrijven? ......................................................................................................................
EM.05.
Wat is de belangrijkste economische activiteit van de onderneming/instelling waarin u tewerkgesteld bent? ...................................................................................................................... Ga naar HS.01.
EM.06.
U verricht op dit moment geen betaald werk. In welk van de volgende situaties bevindt u zich? Gepensioneerd (ook brug- en vervroegd pensioen)........................................
1
Ziekte of invaliditeit ........................................................................................
2
Werkloos .......................................................................................................
3
Student..........................................................................................................
4
Huishouden, zonder uitkering ........................................................................
5
Andere situatie, verklaar nader:____________________________________
6
Weet het niet .................................................................................................
-2
Geen antwoord ..............................................................................................
-1
7
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
EM.07.
EM.08.
Mondelinge vragenlijst
Bent u ooit tewerkgesteld geweest, d.w.z. heeft u ooit betaald werk gehad? Ja ........................................................................................................
1
Neen ...................................................................................................
2
Weet het niet .......................................................................................
-2
Geen antwoord ....................................................................................
-1
Ga naar EM.10.
Kan u uw beroepsactiviteit binnen uw laatste beroep of functie zo nauwkeurig mogelijk omschrijven? ...............................................................................................................................
EM.09.
Wat was de belangrijkste economische activiteit van de onderneming/zaak waarin u uw laatste betrekking had? ...............................................................................................................................
EM.10.
Kan u zo nauwkeurig mogelijk de beroepsactiviteit omschrijven die uw partner uitoefent of uitoefende in zijn/haar huidige/laatste betrekking? ...............................................................................................................................
8
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Gezondheidstoestand HS.01.
HS.02.
Hoe is uw algemene gezondheidstoestand? Zeer goed ...........................................................................................
1
Goed...................................................................................................
2
Gaat wel (redelijk) ...............................................................................
3
Slecht .................................................................................................
4
Zeer slecht..........................................................................................
5
Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord ...................................................................................
-1
Ik zal een aantal ziekten of aandoeningen opsommen. Kan u voor elke ziekte of aandoening aanduiden of u die heeft of in de loop van de laatste 12 maanden gehad heeft?
Ja
Neen
Geen antwoord
01.
Diabetes of suikerziekte.......................................................
1
2
Weet het niet -2
02.
Hypertensie of een verhoogde bloeddruk.............................
1
2
-2
-1
03.
Hypercholesterolemie of een te hoog cholesterolgehalte......
1
2
-2
-1
04.
Cardiovasculaire aandoening...............................................
1
2
-2
-1
05.
Voedingsallergie of voedselintolerantie ................................
1
2
-2
-1
-1
9
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Consumptie van tabak TA.01.
TA.02.
Rookt u sigaretten? Ja, elke dag.........................................................................................
1
ga naar TA.02.
Ja, af en toe ........................................................................................
2
ga naar TA.03.
Neen ...................................................................................................
3
ga naar TA.05.
Hoeveel sigaretten rookt u gemiddeld per dag? _______ sigaretten / dag
TA.03.
TA.04.
Hoeveel dagen gemiddeld per week rookt u sigaretten? 1 dag of minder ...................................................................................
1
2 tot 4 dagen .......................................................................................
2
Bijna elke dag .....................................................................................
3
Hoeveel sigaretten rookt u gemiddeld op zo een dag? _______ sigaretten / dag
TA.05.
10
ga naar AP.01.
ga naar AP.01.
Heeft u vroeger sigaretten gerookt? Ja........................................................................................................
1
Neen ...................................................................................................
2
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Fysieke activiteit De volgende twee vragen gaan alleen maar over fysieke activiteit tijdens uw vrije tijd.
Enquêteur: Toon kaart 4.
AP.01.
AP.02.
Hoe kan u het best uw vrijetijdsbesteding in het voorbije jaar omschrijven?
Harde training en competitiesport meer dan eens per week ............................................
1
Joggen, andere recreatiesporten of tuinieren, ten minste 4 uur per week ........................
2
Joggen, andere recreatiesporten of tuinieren, minder dan 4 uur per week .......................
3
Wandelen, fietsen of andere niet-inspannende activiteiten ten minste 4 uur per week .....
4
Wandelen, fietsen of andere niet-inspannende activiteiten, minder dan 4 uur per week...
5
Lezen, TV-kijken of andere zittende activiteiten ..............................................................
6
Weet het niet ..................................................................................................................
-2
Geen antwoord...............................................................................................................
-1
Bent u gedurende uw vrije tijd ten minste één keer per week lang genoeg met een fysieke activiteit bezig (zoals joggen, fietsen, enz. ...) zodat u ervan zweet? Ja ..............................................................................................
1
Neen .........................................................................................
2
Weet het niet .............................................................................
-2
Geen antwoord ..........................................................................
-1
____ dagen/week
11
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Enquêteur:
Mondelinge vragenlijst
De volgende vragen gaan over uw fysieke activiteit tijdens de afgelopen 7 dagen. De vragen met de woorden “gewoonlijk”of “meestal”verwijzen naar dezelfde periode. Denk zowel aan lichaamsbeweging op uw werk, thuis, in de tuin, tijdens verplaatsingen, maar ook tijdens uw vrije tijd als ontspanning of sport.
AP.03.
Op hoeveel dagen tijdens de afgelopen 7 dagen deed u ZWARE fysieke activiteiten ? Zware fysieke activiteiten maken dat u veel sneller en dieper ademt dan normaal. Het betreft hier activiteiten zoals zwaar tilwerk, spitten, aerobics, joggen of snel fietsen. Denk hierbij enkel aan die lichamelijke activiteiten die u ten minste 10 minuten na elkaar heeft gedaan.
dagen Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord ...................................................................................
-1
Enquêteur: Als het antwoord ‘0 dagen’is op vraag AP.03, ga naar vraag AP.05.
AP.04.
Hoeveel tijd besteedt u gewoonlijk in totaal aan zware fysieke activiteiten op zo een dag? Denk hierbij enkel aan die lichamelijke activiteiten die u ten minste 10 minuten na elkaar heeft gedaan. Er wordt wel naar een gemiddelde tijd per dag gevraagd. uur
12
minuten/dag
Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord....................................................................................
-1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
AP.05.
Mondelinge vragenlijst
Op hoeveel dagen tijdens de afgelopen 7 dagen deed u MATIGE fysieke activiteiten ? Matige fysieke activiteiten maken dat u iets sneller en dieper ademt dan normaal. Het betreft hier activiteiten zoals het dragen van lichte lasten, het fietsen in een normaal tempo of dubbelspel bij tennis. Wandelen of stappen rekenen we niet mee bij deze activiteiten. Denk hierbij enkel aan die lichamelijke activiteiten die u ten minste 10 minuten na elkaar heeft gedaan.
dagen Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord ...................................................................................
-1
Enquêteur: Als antwoord ‘0 dagen’is op vraag AP.05, ga naar vraag AP.07.
AP.06.
Hoeveel tijd in totaal besteedt u op zo een dag gewoonlijk aan matige fysieke activiteiten? Denk hierbij enkel aan die lichamelijke activiteiten die u ten minste 10 minuten na elkaar heeft gedaan. Er wordt wel naar een gemiddelde tijd per dag gevraagd. uur
AP.07.
Minuten/dag
Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord....................................................................................
-1
Op hoeveel dagen tijdens de afgelopen 7 dagen heeft u gedurende minstens 10 minuten aan één stuk gewandeld of gestapt? Denk hierbij ook aan rondstappen op het werk en thuis, stappen om u van de ene plaats naar de andere te verplaatsen en elke andere vorm van wandelen (of stappen) die u doet voor recreatie, sport, oefening of vrije tijd. dagen Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord ...................................................................................
-1
13
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Enquêteur: Als antwoord ‘0 dagen’is op vraag AP.07, ga naar vraag AP.10.
AP.08.
Hoeveel tijd in totaal wandelt of stapt u op zo een dag? Reken hierbij alle wandelingen van minstens 10 minuten aan één stuk. Er wordt wel naar een gemiddelde tijd per dag gevraagd. uur
AP.09.
minuten/dag
Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord....................................................................................
-1
In welk tempo wandelt of stapt u dan meestal? Is dit … :
Enquêteur: Toon kaart 5 enkel één antwoord mogelijk. Lees alle antwoordmogelijkheden voor.
Hoog, waarbij u veel sneller dan normaal gaat ademen ...............................................
1
Middelmatig, waarbij u een beetje sneller dan normaal gaat ademen ...........................
2
Laag, waarbij er geen verandering in uw ademhaling is ...............................................
3
Weet het niet ...............................................................................................................
-2
Geen antwoord............................................................................................................
-1
De volgende vraag gaat over de tijd die u gemiddeld op een weekdag zittend doorbrengt: bijvoorbeeld de tijd die u zittend op uw werk, onderweg naar uw werk of thuis achter uw bureau doorbrengt, terwijl u vrienden bezoekt, terwijl u leest of zittend of liggend televisie kijkt.
AP.10.
Hoeveel tijd heeft u tijdens de afgelopen 7 dagen gemiddeld per weekdag zittend doorgebracht? uur
14
minuten/weekdag
Weet het niet.......................................................................................
-2
Geen antwoord....................................................................................
-1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Algemeen profiel Enquêteur: De volgende drie vragen moeten enkel gesteld worden aan vrouwen tussen 15 jaar en 50 jaar. “Mevrouw, voor een studie over voedingsinname is het belangrijk om te weten of de vrouwen die we ondervragen zwanger zijn of momenteel borstvoeding geven. De voedingsbehoeften voor deze groep vrouwen zijn namelijk anders. Daarom de volgende drie vragen:” NU.01.
NU.02.
Bent u momenteel zwanger? Ja............................................................................
1
Neen .......................................................................
2
Weet het niet ...........................................................
-2
ga naar NU.03.
Geen antwoord........................................................
-1
ga naar NU.03.
ga naar NU.03.
Hoeveel woog u zonder kleding en zonder schoenen vóór uw zwangerschap? kg
NU.03.
Weet het niet ..........................................................
-2
Geen antwoord .......................................................
-1
Geeft u momenteel borstvoeding? Ja ...........................................................................
1
Neen.......................................................................
2
Geen antwoord .......................................................
-1
Enquêteur: Bij vrouwen die zwanger zijn moet de lendenomtrek niet gemeten worden. Ga door met vraag NU.06. “Voor deze studie over voedingsinname is het belangrijk dat we uw lendenomtrek kennen. Mag ik nu uw lendenomtrek meten?”
NU.04.
Mag ik nu uw lendenomtrek meten? Ja............................................................................
1
Neen .......................................................................
2
ga naar NU.06.
Enquêteur: Vraag aan personen die een dikke trui of een ceintuur dragen of ze deze willen uitdoen voor de meting. NU.05.
Lendenomtrek?
,
cm
15
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
NU.06.
Mondelinge vragenlijst
Probeert u op dit ogenblik af te slanken, bij te komen of uw gewicht stabiel te houden? Of zou u eerder stellen dat u zich geen zorgen maakt over uw gewicht? Ik probeer te vermageren........................................
1
Ik probeer mijn gewicht stabiel te houden................
2
Ik probeer bij te komen ...........................................
3
Ik maak me geen zorgen over mijn gewicht.............
4 ga
ga naar TEMP.01 naar TEMP.01
Enquêteur: Toon kaart 6.
NU.07.
Wat doet u op dit ogenblik om af te slanken of om uw gewicht te stabiel te houden?
01.
Ik let op het soort voedsel dat ik eet.......................................
1
2
Weet het niet -2
02.
Ik eet minder calorieën ..........................................................
1
2
-2
-1
03.
Ik beweeg meer.....................................................................
1
2
-2
-1
04.
Ik sla maaltijden over.............................................................
1
2
-2
-1
05.
Ik wijzig het relatief belang van de maaltijden: eet meer ’s morgens dan ’s avonds ......................................................
1
2
-2
-1
06.
Ik eet minder zoete voedingsmiddelen ...................................
1
2
-2
-1
07.
Ik eet minder vetrijke voedingsmiddelen.................................
1
2
-2
-1
08.
Ik eet meer fruit en groenten..................................................
1
2
-2
-1
09.
Ik drink meer water ................................................................
1
2
-2
-1
10.
Ik vast gedurende 24 uur of langer.........................................
1
2
-2
-1
11.
Ik gebruik dieetproducten.......................................................
1
2
-2
-1
12.
Ik gebruik afslankingsproducten.............................................
1
2
-2
-1
13.
Ik rook ..................................................................................
1
2
-2
-1
14.
Ik gebruik laxeermiddelen ......................................................
1
2
-2
-1
15.
Ik neem deel aan groepsgesprekken (bijvoorbeeld Weight Watchers) ..................................................................
1
2
-2
-1
16.
Ik braak na een maaltijd.........................................................
1
2
-2
-1
17.
Ik dieet onder toezicht van een diëtist of dokter......................
1
2
-2
-1
18.
Iets anders: wat? __________________________________
1
2
-2
-1
16
Ja
Neen
Geen antwoord -1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
NU.08.
Mondelinge vragenlijst
Wie heeft u aangeraden iets aan uw gewicht te doen?
01.
Huisarts .............................................................................................
Ja 1
Neen 2
02.
Specialist...........................................................................................
1
2
03.
Diëtist ................................................................................................
1
2
04.
Media, pers, weekbladen ...................................................................
1
2
05.
Familie, vrienden of kennissen...........................................................
1
2
06.
Eigen initiatief....................................................................................
1
2
07.
Andere: wie? ____________________________________________
1
2
17
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Temperatuur van koelkast en diepvriezer Vragen TEMP.01 en TEMP.02 door de enquêteur te beantwoorden Enquêteur: Vraag aan de respondent de minimum - maximum thermometers uit de koelkast en uit de diepvriezer te halen. Lees de temperatuur af. TEMP.01.
Wat is de temperatuur van de koelkast?
Minimum temp
TEMP.02
Er is geen koelkast in dit huishouden ...................................................
1
Weet het niet .......................................................................................
-2
Geen antwoord ....................................................................................
-1
Wat is de temperatuur van de diepvriezer?
Minimum temp
18
°C
-
°C
Er is geen diepvriezer in dit huishouden................................................
1
Weet het niet ........................................................................................
-2
Geen antwoord .....................................................................................
-1
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
Mondelinge vragenlijst
Huisvesting Vragen LO.01 en LO.02 door de enquêteur te beantwoorden
LO.01.
LO.02.
Hoe zou u het best de aard van de woning van dit huishouden omschrijven? Eengezinswoning aaneengesloten rijwoning ..........................................
1
Eengezinswoning half open bebouwing ...............................................
2
Eengezinswoning open bebouwing......................................................
3
Woning in flatgebouw met twee appartementen...................................
4
Woning in flatgebouw met drie tot negen appartementen.....................
5
Woning in flatgebouw met tien of meer appartementen........................
6
Gemeubelde kamer of studio...............................................................
7
Andere, preciseer: ________________________________________
8
Hoe zou u het best de omgeving van de woning van dit huishouden omschrijven? Een rurale of semi-rurale omgeving.....................................................
1
Residentiële zone met tuinen ..............................................................
2
Dicht bewoonde residentiële zone, vaak met tuinen ............................
3
Residentiële zone met de meeste bewoning in appartementen............
4
Commerciële zone..............................................................................
5
Industriële zone ..................................................................................
6
Zone voornamelijk samengesteld uit kantoren.....................................
7
Andere, preciseer: _________________________________________
8
19
Nationale voedselconsumptiepeiling, België, 2004
BIJKOMENDE INLICHTINGEN: Dr. S. De Vriese Mevr. I. Huybrechts Dr. M. Moreau
Tel: Tel: Tel:
02/642.57.52 02/642.57.52 02/642.57.39
Afdeling Epidemiologie Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel 19 december 2003
20
Mondelinge vragenlijst