Najaarsnota 2010
Strategische heroriëntatie
20 Augustus 2010
1
Inhoudsopgave INLEIDING: HERORIENTATIE OP AMBITIE, TAKEN, ORGANISATIE EN FINANCIËN .......................... 3 O I
II
III
KADERS VANUIT DE RAAD........................................................................................... 5 I.1 I.2 I.3
PERSPECTIEF .................................................................................................................. 6 INHOUDELIJK PERSPECTIEF: HOE STAAT ALMELO ER VOOR IN 2010 ............................... 6 ECONOMISCH PERSPECTIEF ......................................................................................... 8 PERPECTIEF GRONDBEDRIJF ........................................................................................10
DE CENTRALE OPGAVEN ................................................................................................16 II.1 KADERS UIT HET COLLEGEPROGRAMMA ..................................................................16 II.2 HET NIEUWE SAMENSPEL ........................................................................................17 II.3 TAKENANALYSE: SAMENLEVING BRENGT ADVIES UIT AAN RAAD EN COLLEGE............20 II.4 TIEN HOOFDRICHTINGEN VOOR BEZUINIGEN .............................................................22 III.1 III.2 III.3 III.4 III.5 III.6
INTERNE VERDIEN- EN BEZUINIGINGSOPDRACHTEN .......................................................25 BEDRIJFSVOERINGSONDERZOEKEN NAAR BEGROTING EN FORMATIE ..........................26 OVERIGE BEZUINIGINGSMOGELIJKHEDEN BEDRIJFSVOERING ......................................31 SUBSIDIES .............................................................................................................32 VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN WMO .....................................................33 VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN SOCIALE ZEKERHEID................................34 VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN VASTGOED & BELASTINGEN ....................35
IV MAJEURE PROJECTEN....................................................................................................36 IV.1 SCENARIO’S GRONDEXPLOITATIES...........................................................................36 IV.2 NIEUW STEDENBELEID 2011 EN VERDER...................................................................40 IV.3 STADHUIS..............................................................................................................43 V
V.1
VAN NAJAARSNOTA NAAR BEGROTING.......................................................................45 FINANCIEEL OVERZICHT BEZUINIGINGSRICHTING.......................................................47
BIJLAGE
TRENDMONITOR AUGUSTUS 2010.......................................................................48
2
INLEIDING: HERORIENTATIE OP AMBITIE, TAKEN, ORGANISATIE EN FINANCIËN Vergelijk de stad van nu met die van tien tot vijftien jaar geleden en ontdek dat er al veel bereikt is. Veel wijken zijn verbeterd, nieuwe bedrijven zijn aangetrokken en de entrees naar de stad zijn sterk ontwikkeld. Almelo wil deze successen bestendigen. Dat is een grote opgave. Zeker in tijden waarin bezuinigingen op publieke middelen de financiële veerkracht van de stad flink aantasten. Niet op alle plekken is de stad vitaal, niet iedereen die wil kán meedoen. Zonder een scherpe herijking van de koers leiden bezuinigingen tot verschraling, tot een verlies aan veerkracht. Dat vraagt om regie. In alle domeinen, op allerlei plekken in de stad, hebben gemeente en partijen de afgelopen jaren laten zien waartoe zij samen in staat zijn als zij ieder in hun rol zitten. Waar kunnen partners en Gemeente elkaar verder versterken? Als het goed is, leidt dat niet alleen tot meer effectiviteit, maar ook tot meer efficiency. Als partijen samen hun krachten bundelen, kan met minder middelen meer resultaat worden bereikt. De economische recessie en de noodzaak om in te grijpen in de begroting vormen de directe aanleiding tot een strategische heroriëntatie. Wat op de gemeente afkomt, is een toekomst met minder financiële middelen, gecombineerd met de nodige druk op de ambities vanuit burgers en vanuit het rijk. De politieke hoofdvragen die dus beantwoord moeten worden zijn: welke taken worden (nog wel) uitgevoerd, welke taken niet (meer) en door wie worden deze uitgevoerd? Kortom een takenanalyse. Vervolgens ligt er druk op de organisatie. Hoe, met hoeveel fte’s, welke organisatiecultuur, competenties, samenwerkingsverbanden worden taken uitgevoerd? De forse opgaven waar gemeenten in het algemeen, en dus ook Almelo, voor staan, vragen om een strategische heroriëntatie: het zorgen voor een nieuwe balans tussen ambitie, taken, organisatie en financiën. Uitgangspunten voor die nieuwe balans blijkt ook uit het BCI-traject. Daarin spraken college en raad onderstaande verbeterlijnen voor ontwikkeling af: 1. De ambtelijke organisatie moet in de basis op orde zijn. Professionalisering en verzakelijking zijn hierbij de sleutelwoorden. Dit sluit aan bij de conclusies van het KPMG-onderzoek. 2. Het college zal meer ruimte geven aan andere partijen bij het vormgeven van de besturingsopgave en trachten te voorkomen dat er beslotenheid ontstaat richting de diverse partners. Tegelijkertijd is het van belang om partijen in en buiten de stad, zoals Netwerkstad, Regio en Provincie, sterker dan nu te beschouwen als partners in de realisatie van deze opgave; 3. De raad zal nog sterker een regietaak op zich nemen om de stad in balans te brengen. Hierbij wordt een kritische houding gehanteerd richting het college voor het realiseren van de besturingsopgave. Geld is een belangrijke randvoorwaarde. En Almelo zal het de komende jaren met circa €12 miljoen minder moeten doen. Een groot deel van de middelen is niet of nauwelijks beïnvloedbaar. Het gaat dan om de algemene uitkering en doeluitkeringen van het rijk. Inkomsten uit de onroerende zaakbelastingen, rechten en heffingen en het grondbedrijf zijn gedeeltelijk te beïnvloeden. Via het vragen van prijzen voor activiteiten, PPS-constructies aangaan, cofinanciering en dergelijke kunnen gemeenten proberen meer middelen binnen te halen. Door een zo efficiënt mogelijke organisatie, door te stoppen met taken én door actief te zoeken naar nieuwe manier om samen te werken bij het realiseren van grote maatschappelijke opgaven kunnen we zo veel mogelijk doen binnen de financiële bandbreedte. Uit de ambitie, de manier van samenwerken, de organisatie en het benutten van de eigen 3
verdienmogelijkheden moet ruimte ontstaan voor een koers met focus, een koers met partners en een koers voor de eigen organisatie. De najaarsnota Uw raad behandelt op dit moment een aantal belangrijke besluitvormingstrajecten. Het verschil maken, Marsroute2 en de Heroverweging Stadhuis. Deze najaarsnota neemt u mee langs deze trajecten en geeft inzicht in de huidige economische en financiële positie van Almelo zodat integrale beoordeling en besluitvorming mogelijk wordt. De informatie laat zien voor welke uitdagingen Almelo staat. De najaarsnota is bedoeld als kaderstellend instrument voor de raad. Met de input van de najaarsnota kan de raad aangeven welke scenario’s verder dienen te worden uitgewerkt door het college, op welke terreinen het college wel/niet moet zoeken naar mogelijkheden om te besparen en op welke velden het college nadere invulling kan geven aan de nieuwe rol en de herverdeling van taken met externe partners, zowel binnen als buiten de stad. Op basis daarvan wordt de begroting opgesteld. De Najaarsnota 2010 beoogt de raad in staat te stellen richtingen aan te geven waarlangs het college van b&w bezuinigingsvoorstellen ontwikkelt die in de begroting 2011 worden uitgewerkt. De Provincie Overijssel heeft als toezichthouder laten weten dat voor de jaren 2011 en 2012 een concreet sluitende begroting moet worden ingediend. Voor de jaren daarna is het geven van een bezuinigingsrichting vooralsnog voldoende. Ook dringt zij aan zoveel mogelijk op de verwachte situatie met de Rijksbezuinigingen te anticiperen. Verkorte inhoudsopgave In de Najaarsnota leest u de context van de bezuinigingen van Almelo; inhoudelijk, economisch en financieel inclusief de positie van het Grondbedrijf en de scenario’s voor het stadhuis. Daarnaast schetsen we u de opbrengsten van de takenanalyse en voorstellen voor de mogelijke besparings- en verdienmogelijkheden. De najaarsnota is – de inleiding niet meegerekend - opgebouwd uit vijf delen waar de diverse onderwerpen hun plek vinden: Hoofdstuk 1: Het perspectief van Almelo: inhoudelijk, economisch, financieel en de financiële taakstelling; Hoofdstuk 2: De centrale opgaven van Almelo: kaders uit het coalitieakkoord, de gewijzigde rol van de overheid en de resultaten van ‘het verschil maken’; Hoofdstuk 3: Interne verdien- en bezuinigingsopdrachten: resultaten van onderzoeken naar bedrijfsvoering en subsidies, richtinggevende voorstellen voor besparingen op de bedrijfsvoering, en taakstelling op subsidies, verdien- en besparingsmogelijkheden gebieden waar relatief veel geld omgaat. Hoofdstuk 4: Majeure projecten: scenario’s ten aanzien van grondexploitaties (Marsroute2), Nieuw Stedenbeleid en het Stadhuis Hoofdstuk 5: Van Najaarsnota naar Begroting: financieel overzicht bezuinigingrichtingen, vervolgproces takenanalyse, proces opstellen Begroting inclusief verbeteren programmabegroting en voorstel nieuwe programma-indeling. Na deze inleiding leest u meer over de uitgangspunten, kaders en denkrichtingen die u aan ons hebt meegegeven voor het opstellen van deze Najaarsnota. In de bijlage vindt u de trendmonitor augustus 2010. De hoofdlijnen daarvan zijn opgenomen in hoofdstuk I.2 onder het economisch perspectief.
4
O
KADERS VANUIT DE RAAD
Op 7 juli 2010 gaf de raad kaders aan het college van b&w voor het opstellen van de najaarsnota. Eén van die kaders betrof de reikwijdte van de najaarsnota. De raad wil in staat worden gesteld een integrale afweging te maken inclusief de afwegingsruimte voor het stadhuis en de positie van het grondbedrijf (Marsroute). De input die de raad gaf in de besprekingen over de Marsroute2, de takenanalyse en het stadhuis en mogelijke vervolgscenario’s maken deel uit van deze najaarsnota. Dat maakt sturing op hoofdlijnen door de raad mogelijk en stelt het college in staat focus aan te brengen in de (bezuinigings)koers voor en met de stad. De inbreng vanuit de raad is gebundeld tot de volgende hoofdlijnen: Marsroute 2 Bij de Begroting 2011 de gevolgen van de Marsroute2 vaststellen; -
Scenario’s zijn noodzakelijk om de diverse keuzemogelijkheden inzichtelijk te maken (bijv. strategie van Amsterdam van stopzetten van projecten); Er moet inzichtelijk worden gemaakt of Almelo in staat is de Marsroute2 te gebruiken om in
-
één keer schoon schip te maken en de verliezen te nemen; Focus voor ontwikkeling ligt bij de Binnenstad; Hoogwaardige woonmilieus;
Maatschappelijke opgaven Stad financieel en sociaal in balans; -
Fysieke bezuinigingen gaan voor sociale bezuinigingen; Zorg blijven dragen voor mensen die de eigen verantwoordelijkheid niet kunnen dragen.
Samenspel met partners en rol van de raad De raad wil bij majeure processen een grotere rol hebben bij de kaderstelling en de vaststelling van de maatschappelijke opgave; -
Maatschappelijke organisaties spelen een cruciale rol bij uitvoering, raad bepaalt de maatschappelijke opgave en de kaders;
Stadhuis Het besluit over het stadhuis en de mogelijke varianten moet in samenhang worden genomen om tot een financieel verantwoord besluit te kunnen komen; Personeel -
Kwaliteit van het ambtelijk personeel behouden/versterken; Onderzoek naar krimp;
-
Een organisatiecultuur van mobiliteit bevorderen;
-
Meer aandacht voor het ‘lean’ organiseren van processen en meer aandacht voor professioneel opdrachtgeverschap.
5
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only.
I
PERSPECTIEF
I.1
INHOUDELIJK PERSPECTIEF: HOE STAAT ALMELO ER VOOR IN 2010
Leefbaarheid en veiligheid Almelo is de veiligste stad van Twente. Almeloërs zijn zich in de afgelopen 10 jaar veiliger gaan voelen. Zowel in de stad als in de eigen buurt. Minder succesvol is Almelo geweest in het reduceren van de overlast. Het aantal meldingen is in de afgelopen jaren na een aanvankelijke daling weer toegenomen. Het aandeel jongerenoverlast valt daarbij op. De binding aan de buurt in Almelo is hoog. Ongeveer negentig procent van de bevolking voelt zich medeverantwoordelijk voor de buurt en drie kwart van de inwoners is gehecht aan de eigen buurt. Ook de waardering voor de woon- en leefomgeving is positief en al jaren stabiel. De tevredenheid over het groen in de stad is aanzienlijk toegenomen. De buurtproblemen, verloedering, overlast en dreiging blijven op een laag en stabiel niveau. Landelijk perspectief voor dit programma Of de staat van de stad op het terrein van leefbaarheid en veiligheid ook zo positief blijft, is de vraag. In economisch onzekere tijden neemt vaak het gevoel van onveiligheid toe. Het Sociaal Cultureel Planbureau verwacht dat de recessie de sociale verhoudingen mogelijk op scherp zal zetten. Na jaren van verbetering groeit een generatie op waarvan de kinderen het slechter hebben dan de ouders. Aantrekkelijke stad De aantrekkingskracht van Almelo op kansrijke bevolkingsgroepen is een blijvend punt van zorg. Almelo heeft vergeleken met andere gemeenten een grote groep inwoners met een laag inkomen en een laag opleidingsniveau. Er is een scheefgroei in de verhouding kansarm en kansrijk. Het aandeel hoogopgeleiden en het aandeel van midden- en hogere inkomensgroepen in de stad is onveranderd gebleven in de afgelopen jaren. Almelo kent relatief veel sociale huur en er is een tekort aan kwalitatief aantrekkelijke woonmilieus. Er zijn relatief weinig stedelijke voorzieningen. Het gaat dan voornamelijk om het winkelaanbod, culinaire kwaliteit en het culturele aanbod. De Staat van Overijssel – opgesteld door de provincie Overijssel in 2010 - laat zien dat Almelo naar verhouding relatief weinig middelen beschikbaar stelt voor cultuur. Alle middelgrote gemeenten in Overijssel stellen daarvoor meer middelen beschikbaar. De afgelopen jaren hebben steden zich ten opzichte van het landelijke gebied steeds meer als aantrekkelijke woongebieden weten te ontwikkelen. De Randstad en de steden die daar als een schil omheen liggen (zoals Tilburg en Eindhoven) hebben daar vooral van weten te profiteren. Door het aanbod aan voorzieningen en carrièremogelijkheden kiezen kansrijke groepen in toenemende mate om daar te wonen. De perifere ligging van steden zoals Almelo maakt het extra moeilijk deze doelgroepen aan de stad te binden. Landelijk perspectief voor dit programma De Almelose economie heeft de afgelopen tien jaar een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Er is veel werkgelegenheidsgroei vergeleken met andere steden, maar relatief gezien kent Almelo desondanks nog weinig bereikbare banen per inwoner. De economische recessie is een bedreiging voor de ontwikkeling op korte en middellange termijn. Juist op het moment dat Almelo haar strategische 6
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. plannen in uitvoering wil nemen, wordt het geconfronteerd met substantieel gewijzigde marktomstandigheden. Eigen kracht en participatie Werkloosheid is een van de grootste problemen van Almelo. Vooral de jeugd- en langdurige werkloosheid zijn zorgelijk. 6 op de 10 werklozen zijn dat langer dan een jaar. Ongeveer 18 procent van de inwoners kan niet zonder hulp van de overheid voorzien in een eigen inkomen of werk. Succesvol is Almelo geweest in het terugdringen van het bijstandsvolume sinds de invoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB). De maatschappelijke participatie – deelname aan vrijwilligerswerk en sport – is in de afgelopen jaren nagenoeg gelijk gebleven. Hetzelfde geldt voor bezoek aan podiumkunsten. Het aantal jongeren met ernstige gedragsproblemen is in Nederland de afgelopen tien jaar toegenomen. Na Enschede is Almelo verantwoordelijk voor de grootste instroom in de jeugdzorg in Overijssel. De positie van etnische minderheden is kwetsbaar door de lage arbeidsdeelname en hoge werkloosheid. Waar het gaat om schooluitval en onderwijsachterstanden lijken allochtonen – in tegenstelling tot de landelijke trend – in Almelo niet oververtegenwoordigd te zijn. Almelo kent relatief veel segregatie. Het grootste risico voor sociale uitsluiting doet zich volgens het SCP voor bij eenoudergezinnen, arbeidsongeschikten, mensen met slechte gezondheid, allochtonen, werklozen en armen. Armoede blijkt ook in deze groepen significant meer voor te komen. Alle voornoemde groepen zijn in Almelo vergeleken met andere steden oververtegenwoordigd. Landelijk perspectief voor dit programma De Nederlandse verzorgingsstaat blijft onderwerp van ingrijpende hervormingen. De pluriforme samenleving waarbij verschillen binnen en tussen groepen groter worden en de toenemende kosten hebben er toe geleid dat in toenemende mate specifiek beleid, dat direct ingrijpt op de problemen die het moet oplossen, ongewenste effecten voorkomt en de zorgarrangementen betaalbaar voor de samenleving houdt. Zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en organiserend vermogen van de samenleving lijken daarbij centraal te staan. Bestuurskracht en bestuurcultuur De waardering voor de Almelose dienstverlening is in de afgelopen jaren onveranderd hoog gebleven. De vergunningverlening is daarbij een belangrijk verbeterpunt. Waardering is er voor verschillende voorzieningen die Almelo biedt; met uitzondering van de voorzieningen voor jongeren. Minder tevreden zijn Almeloërs over de wijze waarop zij betrokken worden bij de uitvoering en totstandkoming van plannen. Inwoners van Almelo geven daarvoor een onvoldoende net als voor het lokale bestuur. Landelijk perspectief voor dit programma De Rijksbezuinigingen leiden mogelijk tot een ingrijpende vernieuwing van het openbaar bestuur. Landelijke trends waarmee Almelo hoe dan ook wordt geconfronteerd, zijn de decentralisatie van taken en de verdere ontwikkeling van gemeente als eerste overheid. Het financiële perspectief en de ambities op dat laatste punt kunnen de komende jaren op gespannen voet met elkaar komen te staan. Waar het gaat om de houding ten opzichte van de prestaties van de overheid valt uit landelijke en lokale opinieonderzoeken op dat mensen tevreden en positief zijn over de verrichtingen in de publieke sector, maar er een algemene ontevredenheid is over politiek en de wijze waarop beleid tot stand komt.
7
I.2
ECONOMISCH PERSPECTIEF
De halfjaarlijkse trendmonitor geeft inzicht in de ontwikkelingen van de lokale economie en de gevolgen van de huidige recessie. Aan de hand van de cijfers voor werkgelegenheid/werkloosheid, de woningmarkt en de bedrijvigheid wordt de Almelose situatie in beeld gebracht.1 Werkgelegenheid en werkloosheid - Positief is de daling van het aantal werklozen in de periode april tot en met juni 2010. In die periode nam het aantal werklozen met 250 af. In 2009 is de werkloosheid in Almelo sterk toegenomen en kwam in december uit op 3.600 werklozen. De eerste drie maanden van 2010 heeft die stijging doorgezet. Het totaal aantal werklozen is eind juni 2010 met 3.500 werklozen echter weer bijna terug op het niveau van juni 2009. Met deze afname is de trendlijn nu niet meer stijgend, maar beweegt die zijwaarts. -
-
-
De relatieve stijging van de werkloosheid in Almelo is lager dan in Enschede, Hengelo, geheel Twente en Nederland. De daling van de werkloosheid is in alle referentiegebieden zichtbaar, alleen in Enschede is de werkloosheid gestegen ten opzichte van een half jaar geleden. In Hengelo was de daling het sterkst. Sinds eind 2008 is de trend van het aantal WWB/WIJ-uitkeringen stijgend. Het stijgingspercentage in de eerste helft van 2010 is even hoog als in heel 2009. De daling van de werkloosheid heeft nog geen effect op het aantal WWB/WIJ-uitkeringen. Hoogstwaarschijnlijk vinden de tijdelijk werklozen als eerste weer een arbeidsplaats. Na een daling van het aantal ingediende vacatures UWV werkbedrijf in de tweede helft van 2009, is de trend in het eerste half jaar van 2010 weer licht stijgend. De daling van het aantal uitzendkrachten dat via Randstad te werk is gesteld is sinds eind 2009 tot stilstand gekomen. Een positief signaal is dat recentelijk weer sprake is van een toename, waardoor de trendlijn naar boven doorbroken is.
Woningmarkt -
-
-
Na een aanvankelijk stijgende trend van het aantal gereedgekomen nieuwbouwwoningen in de tweede helft van 2009, is in de eerste helft van 2010 de trend weer gedraaid. Het beeld tot nu toe in 2010 is vergelijkbaar met het eerste half jaar in 2009, toen het aantal gereedgekomen nieuwbouwwoningen ook miniem was. De trend van de vraagprijs van woningen NVM is sinds medio 2009 stijgend. In juni 2010 zoekt de vraagprijs de trendlijn weer op en dit duidt op een verzwakking van de trend. De stijgende trendlijn in 2009 van het aanbod van het aantal woningen, beweegt in het eerste half jaar van 2010 zijwaarts. Van een positief signaal is sprake als het aanbod de trendlijn naar beneden doorbreekt. Het aantal dagen voordat een woning verkocht wordt kent sinds begin 2009 een stijgende trend. Het aantal dagen zal ook hier de trendlijn naar beneden moeten doorbreken om van een positief signaal te kunnen spreken.
Bedrijvigheid -
1
Het aantal faillissementen schommelt sterk en laat sinds eind 2009 een dalende trend zien.
In de bijlage vindt u de grafieken met een specifieke toelichting.
8
-
Na een daling van het aantal startende bedrijven in 2009 is de trend vanaf begin 2010 gedraaid
-
van dalend naar stijgend. In 2009 is het aantal bedrijfsvestigingen 4.100 en het aantal arbeidsplaatsen is 40.004. Het aantal vestigingen is met bijna 400 gestegen en het aantal arbeidsplaatsen met 700 gedaald ten opzichte van het jaar 2008.
Algemeen -
In de tweede helft van 2009 is de trend van het migratiesaldo dalend, maar in het eerste kwartaal van 2010 draait deze weer naar stijgend. Het migratiesaldo (vestigingsoverschot) laat in die periode ook positief getal van 113 zien.
-
De totale bevolkingsgroei in het eerste kwartaal van 2010 is 138 en hierin heeft het vestigingsoverschot een belangrijk aandeel.
Conclusies - De Almelose economie laat nog geen overtuigend herstel zien. De werkgelegenheid en werkloosheid laten een herstel zien, maar het gaat om een pril herstel. Een minpunt is nog de toename van het aantal WWB/WIJ-uitkeringen. Ook het herstel van de bedrijvigheid is positief en ook hier is het herstel recent ingezet. De komende maanden wordt het -
duidelijker of er sprake is van een duurzaam herstel. In de trendmonitor over 2009 was er nog sprake van een woningmarkt die in een rustiger vaarwater was gekomen. De laatste ontwikkelingen laten een afzwakking zien waarbij de trend zijwaarts beweegt. Ook hier is het spannend welke richting de trend de komende maanden gaat volgen, maar vooralsnog is sprake van een stabilisatie van de situatie eind 2009.
-
Positief is het signaal dat in het eerste kwartaal de bevolking gegroeid is door een positief vestigingsoverschot.
9
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. I.3
PERPECTIEF GRONDBEDRIJF
Positie Grondbedrijf: reservepositie en gevolgen uitfasering grondexploitaties De financiële positie van het grondbedrijf is weergegeven in de Jaarrekening 2009 en in de Perspectiefnota Grondbedrijf 2010. Deze financiële positie is als volgt samen te vatten. De reserve van het grondbedrijf per januari 2010 is 0 euro. Per 1 januari 2010 heeft de gemeente ruim €222 mln geïnvesteerd in lopende -
grondexploitaties (circa 460 ha grond) en strategische voorraad (ruim 17 ha plus opstallen) Deze investeringen met een totaal van €222 mln) zijn gefinancierd met o Vreemd vermogen (€166 mln) o o
-
Essent gelden (€8 mln) Winsten die in het verleden behaald zijn door het voeren van actief grondbeleid. Dit zijn
onder ander de grondexploitatiewinsten van de plannen Windmolenbroek, Nijrees, Twentepoort, etc. (€48 mln) Op de boekwaarde (€ 222 mln) van alle projecten en voorraad is door middel van het treffen van voorzieningen € 56 mln afgeschreven, waarvan € 50 mln voor grondexploitaties. Hierdoor staan de projecten en de voorraad voor € 166 mln op de balans. Dit is gelijk aan het vreemd vermogen.
-
Huidige stand voorzieningen ten behoeve van lopende exploitaties: o Binnenstad 24 mln o Waterrijk 10,5 mln o
Overige projecten
15,5 mln
Van Marsroute1 naar Marsroute2 Op dit moment wordt er in het grondbedrijf nog uitgegaan van Marsroute1. Dit houdt dat de rentekosten in de grondexploitaties begroot worden op basis van een uitgiftetempo van bouwgrond ten behoeve van gemiddeld -
350 woningen bruto per jaar (250 netto toevoeging/100 sloop); 8 hectare bedrijventerreinen per jaar (incl. 1 ha. Businesspark XL). 3.500 m2 BVO kantoren per jaar.
Vanwege de onzekere economische en demografische ontwikkelingen heeft het college in haar collegeakkoord aangegeven de planvorming voor woningbouw en bedrijventerreinen te willen flexibiliseren. Voor de grondexploitaties betekent dit uit te gaan van een lager uitgiftetempo van bouwgrond: minder woningen en minder hectares bedrijventerreinen. Het collegeakkoord en daarmee de Marsroute2 gaat uit van: 169 woningen netto toevoeging en per jaar, -
96 woningen sloop/vervanging Hiermee komen we op een totaal van 169+96 = 265 woningen bruto per jaar (dit was in Marsroute1 gemiddeld 350 woningen per jaar)
Deze bijstelling naar beneden heeft financiële consequenties. Bovenstaande betekent dat projecten verder uitgefaseerd moeten worden en/of dat grondexploitaties in hun geheel of gedeeltelijk stopgezet moeten worden. Beide kosten geld in de vorm van het moeten treffen van extra voorzieningen ter 10
dekking van respectievelijk grotere tekorten (t.g.v. hogere rentekosten) en afwaarderingen. Het gekozen scenario kan verder worden uitgewerkt voorafgaand aan de begroting 2011. Vervolgens heeft een besluit inzake een te kiezen scenario consequenties voor de jaarrekening 2010.
11
I.4
FINANCIEEL PERSPECTIEF
Structureel tekort Het huidige perspectief voor de meerjarenbegroting laat een structureel tekort zien oplopend naar € 4.580.000 in 2013. Dit perspectief is opgebouwd op basis van bestaand beleid. Hierbij is het besluit dat de raad op 26 januari 2010 heeft genomen met betrekking tot de bezuinigingen 2010 verwerkt. De gevolgen van de recente junicirculaire 2010 zijn hierin verwerkt en hebben niet geleid tot grote afwijkingen. Taakstelling bedrijfsvoering Meerjarenraming begroting 2010 TOTAAL Bezuinigingstaakstelling raadsbesluit 26 januari 2010 HERZIEN PERSPECTIEF
2010
2011
2012
2013
580.000
1.080.000
1.080.000
1.080.000
800.000
2.700.000
5.500.000
5.400.000
1.380.000
3.780.000
6.580.000
6.480.000
-1.900.000
-1.900.000
-1.900.000
-1.900.000
0
1.880.000
4.680.000
4.580.000
tekort
tekort
tekort
Aanvullende risicofactoren meerjarenperspectief De Algemene Reserve bevindt zich momenteel onder de norm van 10%. Daarnaast wordt de taakstelling omgeven met een aantal risicofactoren, te weten: de openeinderegelingen WMO en WWB, de Rijksbezuinigingen, de positie van het grondbedrijf en de bedrijfsvoering. Algemene reserve van 4,4% naar 10% Het coalitieakkoord stelt dat de algemene reserve van Almelo minimaal 10% van de algemene uitkering uit het gemeentefonds dient te bedragen. Voor 2010 komt dit overeen met circa € 8.500.000. De stand van de algemene reserve bedraagt € 3.700.000. Dit komt overeen met 4,4% van de algemene uitkering. In principe willen we de algemene reserve bij de begroting 2011 hebben aangevuld tot de afgesproken norm van 10%. Daarvoor is een aanvullend bedrag nodig van € 4.800.000. Rijksbezuinigingen De gevolgen van de rijksbezuinigingen op de algemene uitkering zijn voor Almelo geschat op € 7.500.000 structureel vanaf 2012. Het gaat hierbij om een reële schatting die is ingegeven op grond van externe publicaties en externe adviezen. Het advies van de VNG luidt om bij het opstellen van de meerjarenbegroting uit te gaan van behoedzame uitgangspunten over de ontwikkeling van het gemeentefonds2. In de huidige meerjarenraming wordt daarom al rekening gehouden met een nominaal accres in 2011 tot en met 2013 van 0% en een reëel accres van -0,5%. Kortingen op specifieke uitkeringen Naast kortingen op de algemene uitkeringen worden ook kortingen verwacht op de specifieke uitkeringen zoals de WWB en de WMO. Deze zullen naar verwachting erg fors zijn. In de huidige
2
De prognose voor de groei van het gemeentefonds is niet positief. Normaal gesproken is de groei van het gemeentefonds gekoppeld aan de ontwikkelingen van de gecorrigeerde rijksuitgaven. Die koppeling wordt vanaf 2012 losgelaten. Na 2011 kunnen de bezuinigingen dus invloed hebben op de hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds. Op dit moment is daar nog geen informatie over, ook niet in de recent verschenen junicirculaire 2010.
12
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. voorstellen van het Rijk is niet of nauwelijks rekening gehouden met allerlei waterbedeffecten3. De kortingen van de specifieke uitkeringen leiden tot een verschraling van het beleid. Voorgesteld wordt om in principe de kortingen op de specifieke uitkeringen op te vangen, zodat zij (vooralsnog) niet leiden tot een ophoging van de taakstelling. Overschrijdingen openeinderegelingen De gemeente kent verschillende openeinderegelingen zoals de Wet Werk en Bijstand (WWB), de individuele voorziening van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO), leerlingenvervoer, Schuldhulpverlening, de Minimaregelingen en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Een aantal van deze regelingen kent forse overschrijdingen. Deels heeft dat te maken met de huidige economische situatie waardoor het beroep op het sociale vangnet groter is dan anders. Er worden verschillende maatregelen ontworpen om de overschrijding binnen de huidige begroting op te vangen. Daarnaast wordt geprobeerd de kosten op deze regelingen terug te dringen met inachtneming van de maatschappelijke effecten van die maatregelen. Voor de WWB wordt rekening gehouden met een overschrijding van 2,25 miljoen euro. In 2009 bedroeg het werkelijke tekort 2,9 miljoen euro4. Voor de WMO wordt in 2011 rekening gehouden met een tekort van 0,8 miljoen euro. Op basis van de huidige gegevens bedraagt het tekort, bij ongewijzigd beleid, circa 2,1 miljoen euro. Voor leerlingenvervoer is in 2010 een structureel budget van 1,3 miljoen beschikbaar. Verwacht wordt dat voor 2011 op basis van bestaand beleid, zonder aanvullende maatregelen, een tekort van circa 0,1 miljoen euro zal ontstaan. Voor minimaregelingen en schuldhulpverlening is een bedrag van 2,27 miljoen euro beschikbaar. In 2009 bedroegen de kosten 2,78 miljoen euro. In hoofdstuk 3 (paragraaf 5) treft u de hoofdlijnen aan om deze overschrijdingen terug te dringen zodat het begrotingstekort niet verder oploopt. Overschrijdingen in de bedrijfsvoering In de jaarverantwoording 2009 was in de bedrijfsvoering sprake van overschrijdingen, deels veroorzaakt door de max-2 problematiek en deels door afdelingspecifieke overschrijdingen van budgetten. Bij de begroting 2010 is een start gemaakt met het repareren van het begrote tekort als gevolg van de max-2 problematiek. Deze aanzet heeft een vervolg gekregen in de operationele meerjarenbegroting. In het huidige meerjarig perspectief is dit risico in 2012 afdoende afgedekt. In overeenstemming met de voorstellen voor de specifieke uitkeringen stellen we voor als opdracht mee te geven dat de overschrijdingen binnen de beschikbare budgetten opgevangen worden zodat zij vooralsnog niet leiden tot een ophoging van de taakstelling.
3
Er is bijvoorbeeld geen rekening mee gehouden dat een korting op de AWBZ leidt tot een stijging bij de bijzondere bijstand en de WMO. Hierdoor zullen er wellicht extra overschrijdingen ontstaan. 4 Eind juli heeft het Rijk aangekondigd met ingang van 2011 10% te korten op het inkomensdeel van het WWB-budget. Uit dit budget worden de bijstandsuitkeringen betaald. Voor de gemeente Almelo betekent dit een structurele korting van 2,78 miljoen. Deze aankondiging is in de Najaarsnota nog niet verwerkt. Op dit moment lopen er nog onderhandelingen tussen het Ministerie en de VNG.
13
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. I.5
SAMENVATTEND: DE FINANCIËLE TAAKSTELLING
Het financieel perspectief van gemeente Almelo in het huidige tijdsbeeld vraagt om sanering. Gelet op alle ontwikkelingen wordt daarom vooralsnog uitgegaan van een totale structurele taakstelling van 12 miljoen euro. Tevens moet de algemene reserve met een incidentele storting op het niveau worden gebracht van 10% van de algemene uitkering. Het afdekken van de te verwachten overschrijdingen bij de specifieke uitkeringen vergt de komende jaren financiële inspanningen. In welk tempo de verwachte overschrijdingen zich zullen voordoen is niet te zeggen. Hierbij spelen vele factoren een rol. Het is daarom noodzakelijk om zowel maatregelen te treffen om de taakstelling in te vullen alsook maatregelen om de risico’s te beperken. Wel kan rekening gehouden worden met het feit dat de door het Rijk aangekondigde korting op de algemene uitkering niet voor de volle omvang in 1 jaar plaatsvindt maar dat deze gefaseerd over een aantal jaren zal worden doorgevoerd. Risico’s: • Open einde regelingen • Rijksbezuinigingen • Grondbedrijf en grote projecten • Bedrijfsvoering
?
Taakstelling: • Huidig meerjarenperspectief • Te verwachten Rijksbezuinigingen
Maatregelen om het risico te beperken Figuur 2: Taakstelling, risico’s en maatregelen
Maatregelen om de taakstelling in te vullen
Uw raad wordt daarom voorgesteld de taakstelling op € 12.000.000 vast te stellen. Dit bedrag bestaat uit diverse delen. Het eerste deel komt voort uit onze eigen begroting. Die laat een structureel tekort zien van circa € 1.900.000 in 2011 oplopend naar € 4.600.000 in 2013. Het tweede gedeelte is gebaseerd op een inschatting van de Rijksbezuinigingen op de algemene uitkering. Op dit moment gaan we op basis van het advies van de VNG uit van een bezuiniging van circa € 7.500.0005 welke gefaseerd over een aantal jaren zal worden doorgevoerd. Tot slot is er sprake van diverse risico’s die de komende jaren afgedekt moeten worden. Gelet op alle ontwikkelingen wordt daarom vooralsnog uitgegaan van een totale structurele taakstelling van 12 miljoen euro.
BEZUINIGINGSOPDRACHT
2011
2012
2013
1.880.000
4.680.000
4.580.000
7.320.000
7.420.000
12.000.000
12.000.000
(perspectief begroting 2010) Aanvullende taakstelling collegeakkoord 20102014 TOTAAL BEZUINGINGSOPDRACHT 2011- 2013
5
1.880.000
Zodra er meer inzicht is in de Rijksbezuinigingen wordt u daarover geïnformeerd. Naar verwachting zal een eerste vertaling bij de begroting 2011 kunnen worden gegeven. 14
Financiële taakstelling 1. Kennis te nemen van de risico’s horende bij de taakstelling voor de bezuinigingen en deze vooralsnog vast te stellen op 12 miljoen euro structureel vanaf 2012; 2. In principe de algemene reserve bij de begroting 2011 op te hogen tot de norm van 10%; 3. De specifieke uitkeringen en de budgetten als taakstellend voor de daaruit bekostigde activiteiten te beschouwen om daarmee een ophoging van de taakstelling te voorkomen;
15
II
DE CENTRALE OPGAVEN
II.1 KADERS UIT HET COLLEGEPROGRAMMA “De stad in balans” is de belangrijkste doelstelling van gemeente Almelo. Om die balans te versterken is het nodig om zowel op sociaal, fysiek als economisch terrein te blijven investeren. Alleen op die manier kunnen we een aantrekkelijke stad zijn voor onze eigen inwoners, voor mensen van buiten; voor de huidige en toekomstige bewoners. In tijden van krapte is het nodig om scherpe prioriteiten te definiëren. We moeten minder doen, maar wel beter. Dit houdt ook in dat het aanmerken van een onderwerp als prioritair niet wil zeggen dat er geen veranderingen nodig zijn op dat onderwerp. Wel betekent de prioritaire status dat de beschikbare middelen in principe gehandhaafd blijven om ofwel de aanpak te handhaven dan wel deze te verbeteren. Om de opgave van de stad te realiseren moeten we zowel saneren als stimuleren. Saneren omdat het met minder moet; minder geld, minder taken en minder beleid. Stimuleren omdat vernieuwing nodig is om te werken aan de maatschappelijke opgaven. Kortom, de forse opgaven vragen om een strategische heroriëntatie om een nieuwe balans te realiseren tussen ambitie, taken, organisatie en financiën. Dat kan niet in één keer. Aan de basis voor deze vernieuwing staan voor ons de volgende opgaven centraal: 1. We willen een beter samenspel met de inwoners en partners van deze stad. Dat vraagt een andere rolinvulling van de gemeente, de partners en de inwoners. Het is belangrijk om onze krachten te bundelen, nieuwe samenwerkingsvormen te ontwikkelen, en samen verder te bouwen aan onze stad. 2. We willen de kwaliteit van de stad versterken. In onze stad leven veel mensen in een achterstandsituatie. Voor hen willen we kansen scheppen om vooruit te komen en succesvol de sociale ladder te beklimmen. Daarnaast willen we een aantrekkelijke stad zijn voor hoogopgeleide mensen. Hiervoor willen we onze binnenstad verbeteren en hoogwaardige woonmilieus creëren. Leefbaarheid en veiligheid zijn prioritaire thema’s. 3. We moeten onze financiën op orde brengen. De komende jaren loopt ons begrotingstekort op. Uiterlijk in 2011 moeten we het plan rond hebben om het materieel evenwicht – de werkelijke verhouding tussen inkomsten en uitgaven; dus niet de formele of papieren werkelijkheid - vanaf 2013 te herstellen. Verder is het belangrijk om de risico’s van de grondexploitaties te beheersen. Tot slot is een aanvulling van de algemene reserve noodzakelijk. In de begroting 2011 moet hiervoor de basis worden gelegd. 4. Grondbedrijf structureel gezond maken. De afgelopen jaren is de positie sluitend gemaakt met extra dotaties. Doelstelling is om aan het begin van de collegeperiode ook het grondbedrijf een duurzaam evenwicht te geven en afspraken te maken hoe daartoe te komen.
16
II.2
HET NIEUWE SAMENSPEL
De rol van de lokale overheid is ingrijpend aan het veranderen, onder meer door de verschuiving van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving. In de nieuwe rol blijven de gemeenten verantwoordelijk voor de basale voorzieningen op de verschillende terreinen van maatschappelijke dienstverlening. Daarnaast is een fundamentele verandering van haar rol nodig bij de oplossing van de maatschappelijke opgaven. Hierbij staat samenwerking met de inwoners en partners van de stad centraal. Regierol van de gemeente Inwoners en partners van de stad zijn in eerste instantie zelf aan zet om opgaven op te lossen. De gemeente is initiërend, ondersteunend en kaderstellend. De gemeente is in ieder geval verantwoordelijk voor de volgende zaken: 1. Het vaststellen van de maatschappelijke opgave 2. Kaders opstellen voor de oplossing van die maatschappelijke opgave. Goede kaders zorgen voor ruimte voor de inwoners en de partners zodat zij verantwoordelijk kunnen zijn voor de probleemoplossing. Ook geven de kaders aan wat de ongewenste effecten/uitkomsten zijn. 3. Het verbinden van partners om die maatschappelijke problemen op te pakken. De gemeente heeft een belangrijke rol bij het initiëren en ondersteunen van die samenwerking. De manier waarop die samenwerking vorm krijgt, verschilt van geval tot geval. De ene keer is er samenwerking op het niveau van de straat, de volgende keer op het niveau van de wijk en soms op het niveau van de stad, soms op het niveau van de Netwerkstad, soms op het niveau van de Regio. Ook de betrokkenheid van de partners verschilt per situatie. Tot slot kan ook de constructie voor de samenwerking verschillen. Gezamenlijke fondsvorming en een gezamenlijk programma met daaraan gekoppeld een gezamenlijk uitvoeringsplan is daarvoor een mogelijkheid; 4. Indien nodig dwang en drang toepassen als samenwerking niet van de grond komt, zonder daarbij de verantwoordelijkheid van de inwoners en partners over te nemen. Samenwerking is niet vrijblijvend. Anders gezegd, actie loont! In het uiterste geval kan dit betekenen dat er geen oplossing voor de problemen wordt opgestart. 5. Evalueren van de samenwerking en de bijdrage daarvan aan de oplossing van het maatschappelijk probleem. De evaluatie is gericht op de mate waarin de ongewenste effecten zijn voorkomen. De evaluatie van de gemeente zal zich dan ook met name daarop richten. De evaluatie van de invulling is aan de inwoners en de partners. Dit horizontale toezicht zorgt voor minder coördinatiekosten en bureaucratisering van processen en kan in potentie minstens zo effectief zijn, omdat de gebruikers zelf evalueren. De gemeente kan wel een ondersteunende rol vervullen bij het organiseren van het horizontale toezicht. Conclusie De gemeente moet zich richten op het bepalen van de maatschappelijke opgaven -
Voor de uitvoering van de gezamenlijke agenda moeten de gemeente en de partners hun krachten verbinden Voor de uitvoering worden verschillende niveaus en constructies voor samenwerking gezocht
In feite komt de verandering erop neer dat we ons ontwikkelen van “gerealiseerd door de gemeente Almelo” naar “mede mogelijk gemaakt door gemeente Almelo”. De inzet van de gemeente is gericht op het verbinden van de hulpbronnen en krachten in de stad. Als partners gelden dan ook in eerste 17
instantie de organisaties die kennis, capaciteit en middelen in kunnen brengen. Op die manier maken we optimaal gebruik van de al bestaande infrastructuur en versterken we die. Hoe het ook zou kunnen CASUS INVULLING GEWENSTE REGIEROL: TERRASSENBELEID De gemeenteraad constateerde dat de terrassen in de stad een ratjetoe waren en dat de opstelling van de terrassen tot veiligheidrisico’s leidde. De raad stelde dat horecaondernemers zelf het terrassenbeleid konden opstellen en uitvoeren. Als kaders werden hen drie zaken meegegeven: 1. Het terrassenbeleid moest onveilige situaties voorkomen; 2. Er moesten afspraken worden gemaakt over de uitstraling van de terrassen; 3. Ondernemers zorgen zelf voor de handhaving van het beleid. Door geen inhoudelijke kaders mee te geven behalve de wettelijke veiligheidseisen ontstond ruimte voor invulling door de ondernemers. Daarna werden ondernemers geactiveerd en aansluiting gezocht bij ondernemersverenigingen. Op die manier werd een prikkel ingebouwd zich bij een dergelijke vereniging aan te sluiten. Als neveneffect van het terrassenbeleid steeg daarmee de organisatiegraad van de ondernemers. De gemeente faciliteerde het proces door de ondernemers te informeren, een startbijeenkomst te organiseren, en inhoudelijke adviseurs beschikbaar te stellen. De raad stelde het beleid vast dat door de ondernemers was opgesteld. Daarbij werd ook vastgesteld dat de ondernemers verantwoordelijk zijn voor onderling toezicht en dat de gemeente over zou gaan op een streng regime wanneer zou blijken dat het onderlinge toezicht onvoldoende was. Op die manier werden ondernemers gestimuleerd elkaar aan te spreken en werd freeridergedrag ontmoedigd. In de uitvoering was het een paar keer nodig om dit strenge regime in te stellen. Uiteindelijk ontstond een uitvoeringspraktijk, waar de gemeente zich vooral kon beperken tot de handhaving van de veiligheidsaspecten. Daarnaast ontpopte het ondernemersnetwerk zich tot een creatief bolwerk dat allerlei nieuwe initiatieven ging ontplooien die de levendigheid van de binnenstad ten goede kwam. Basisvoorzieningen specificeren en minder zelf uitvoeren De gemeentelijke organisatie voert alleen taken uit als anderen dat zelf niet kunnen. Verantwoordelijkheden liggen in eerste instantie bij inwoners en partners in de stad. Bij de kerndoelen kiezen we die aanpak die een optimaal effect levert op ten eerste het verbeteren van de verhouding kansarm en kansrijk, waaronder sociale stijging met nadruk op jeugd en ten tweede het aantrekkelijker maken van Almelo, vooral de binnenstad en nieuwe woonmilieus. Voorop staat het zorgen voor een leefomgeving die schoon, heel en veilig is om te wonen, werken en recreëren en anderzijds een bij de tijd en verwachtingen passende dienstverlening. Hierbij willen we in- of bewoners verantwoordelijk maken voor het op orde houden van de leefomgeving. Voor wat betreft de overige (wettelijke) taken van de gemeente zullen we bezien of taken nog wel nodig zijn en of we taken kunnen afstoten doordat andere partners of organisaties hierin een grotere rol kunnen spelen. Anderzijds zullen we ook kritisch kijken naar het aantal verenigingen dat we ondersteunen en naar de voorzieningenstructuur die aanwezig is. Van algemeen beleid naar specifiek beleid De reikwijdte van de primaire verantwoordelijkheid is een tweede punt van aandacht bij de basisvoorzieningen. Veel beleid heeft een generiek karakter. Hierdoor zijn de kosten van het beleid relatief hoog omdat de doelgroep feitelijk te groot is afgebakend. Bij kostenvermindering dreigt het 18
gevaar dat een kaasschaaf wordt gehanteerd, waardoor de doeltreffendheid van het beleid afneemt. De mensen die de voorziening echt nodig hebben, moeten zich met minder en misschien wel met te weinig redden. Om dit probleem te vermijden is het essentieel om generiek beleid om te zetten in specifiek beleid en daarmee te proberen om de basisvoorzieningen voor de mensen die het echt nodig hebben zo goed mogelijk op peil te houden. Verschuiving van rol- en taakopvatting De raad zal zich primair moeten richten op het vaststellen van de maatschappelijke opgaven, het stellen van kaders rond die opdrachten en het controleren van de voortgang op de oplossing van die opgaven. Het college zal zich moeten toeleggen op het bieden van het basisniveau en het verbinden en activeren van de krachten in de stad. Samenvattend Als gemeente willen we een nieuw samenspel met de inwoners en de partners in de stad ontwikkelen. Hiervoor is het belangrijk een onderscheid te maken in basisvoorzieningen waar de gemeente primair verantwoordelijk voor is en maatschappelijke opgaven waar sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid. De basisvoorzieningen kan de gemeente verbeteren door de voorzieningen meer specifiek in te richten en nadrukkelijker te zoeken naar efficiencyvoordelen (bijvoorbeeld door goed inof uit te besteden). Bij de maatschappelijke opgaven dient de gemeente bevrijdende kaders te stellen en te zoeken naar samenwerking met de partners. In die samenwerking is de gemeente initiërend en ondersteunend. Het nieuwe samenspel heeft gevolgen voor de gemeente. De raad zal zich richten op het stellen van kaders voor de basisvoorzieningen en de maatschappelijke opgaven en daarbij sturen op het voorkomen van ongewenst effect. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering. Zie figuur 1.
College
Raad
Basisvoorzieningen
In eigen beheer uitvoeren en specificeren
Maatschappelijke opgaven
Sourcen en specificeren
Samenwerking met partners, gemeente initiërend en ondersteunend.
Figuur 1: Het nieuwe samenspel schematisch weergegeven
19
II.3
TAKENANALYSE: SAMENLEVING BRENGT ADVIES UIT AAN RAAD EN COLLEGE
Om na te denken over de veranderende rol van de overheid in financieel zware tijden is het project ‘takenanalyse’ gestart. In de maanden april t/m juni 2010 hebben gemeente en haar partners verkend hoe de nieuwe rol van de gemeente Almelo invulling kan krijgen. Er werd gewerkt binnen drie thema’s: Leefbaarheid en Veiligheid Eigen kracht en participatie
Aantrekkelijke stad
Op een slotconferentie zijn aan u de bevindingen gepresenteerd. Deze kunt u betrekken bij het opstellen van de kaders voor de komende begroting en het sluitend krijgen van de meerjarenbegroting. De afzonderlijke rapportages ontving u eerder. De hoofdlijnen zijn verwerkt in deze najaarsnota. De rijke opbrengst aan adviezen uit de samenleving zijn voor vier doeleinden te gebruiken. Namelijk: Invulling geven aan de regierol; Vormgeven van beter samenspel met strategische partners;
Identificeren van richtingen voor bezuinigingen; Opstellen van beter en effectiever beleid.
Leefbaarheid en veiligheid Leefbaarheid en veiligheid zijn voorwaardenscheppend voor een aantrekkelijk woon-, leef- en werkklimaat in de stad. Het bezuinigen op deze thema’s vraagt om terughoudendheid, behoedzaamheid en creatieve oplossingen. Daarbij zal de gemeente in haar werkwijze het nemen van verantwoordelijkheid door anderen stimuleren. Dat kan bijvoorbeeld door het bundelen van middelen tot gezamenlijke fondsen en gezamenlijk plannen te ontwikkelen. Ook is nodig dat afhankelijk van de problematiek wisselende schaalgroottes (stadsdeel, wijk, buurt, straat) worden gehanteerd met als uitgangspunt burgerparticipatie. Conclusies Leefbaarheid en Veiligheid Leefbaarheid en Veiligheid zijn prioritair aan andere thema’s, zeer terughoudend zijn met bezuinigingen; -
Bezuinigingsrichtingen liggen in het bundelen van middelen tot gezamenlijke fondsen;
-
Mogelijkheden onderzoeken voor overdracht stedelijk water en snippergroen; Jeugd (schooluitval, maatschappelijke stages en overlast): extra aandacht voor preventieve aanpak;
Eigen kracht en participatie Participatie is het sleutelwoord in Almelo. Iedereen draagt naar eigen vermogen bij aan de stad. Meedoen is het belangrijkste. De sociale voorzieningen én het beleid zijn erop gericht participatie en meedoen te faciliteren. Voorkomen moet worden dat allerlei praktische en financiële belemmeringen meedoen in de weg staan. We streven er naar de sociale voorzieningen beschikbaar te houden voor mensen met een inkomen tot 115% van het sociaal minimum. Wel zal worden gekeken op welke manier de effectiviteit en efficiency van de voorzieningen kan worden vergoot. Dat kan mogelijk door de regelingen meer specifiek in te richten, meer achteraf te toetsen (lean), meer in natura te verstrekken en meer met partners samen te werken, bijvoorbeeld in het armoedepact. 20
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. Daarnaast vinden we jeugd een belangrijke doelgroep om sociale stijging mogelijk te maken. Daarbij richten we ons specifiek richten op het voorkomen van overerving van armoede, schooluitval, en nonparticipatie in sport en cultuur. Tot slot richten we ons op de jongeren die veel overlast en vernielingen veroorzaken en het voorkomen van dat gedrag. Conclusies Eigen kracht en participatie Gelet op de ontwikkeling in de jeugdzorg, de doelgroep jeugd op de sociale agenda houden; -
Binnen arbeidsmarktbeleid inspanningen richten op de meest kansrijken; Extra aandacht voor participatie/vrijwilligerswerk voor minder kansrijken; Keuze voor wisselende netwerkstructuren en maatwerk;
-
Het arbeidsmarktbeleid richt zich op het hebben van mensen met kwalificaties. De BBLaanpak (combinatie werken en leren) is prioritair.
Aantrekkelijke stad Almelo is een stad met een gunstige ligging ten opzichte van werk en natuur, een historische kern, winkels en horeca en een voetbalclub op eredivisieniveau. Het aanbod stedelijke voorzieningen kan gevarieerder en beter. Daarin is voor iedereen een rol weggelegd. We zoeken meer dan ooit de samenwerking met maatschappelijke partners om uitvoering te geven aan de vele plannen. Dat betekent meer ruimte om te ondernemen Het opwaarderen van de binnenstad is een onmisbaar ingrediënt om de stad in balans te brengen. Om de stad meer aantrekkelijk te maken is het van belang om eerst te werken aan een goed voorzieningenniveau (winkels). Tevens is het nodig dat er meer integraal wordt gewerkt en dat het fysieke en sociale domein bij elkaar worden gebracht. Door allerlei ontwikkelingen ziet het er echter naar uit dat de voor de binnenstad gemaakte plannen niet ongewijzigd kunnen worden uitgevoerd. De gemeente biedt aan dat de corporaties en investeerders gaan participeren in de projecten ‘Marsroute2’ en de provinciale pilot ‘binnenstedelijke transformatie Almelo’. De strategische partners participeren in Marsroute2 voor gezamenlijke en zorgvuldige regie. Die vraag hoe verder met de binnenstadsontwikkeling (op inhoud, realiseringsstrategie en betrokkenheid partners) verdient de komende tijd alle aandacht. Van belang is dat bestuurlijk een goede opdracht voor het verdere proces wordt geformuleerd. Expliciete aandacht daarbij verdient ook de betrokkenheid van de provincie in het kader van “Investeren in gemeenten”. Conclusies Aantrekkelijke stad Sterke, gezamenlijke regie waarbij de risico’s gespreid worden; -
Rol voor corporaties als strategische partner; Gemeente moet komen met een structuur, faciliterend voor maatschappelijke partners in de binnenstad:
-
Gemeente speelt een rol met aanjaagbudgetten, menskracht en expertise: vliegwiel organiseren, daarna loslaten Stimuleren van samenwerking van partijen in de binnenstad waarbij initiatieven worden
-
samengebracht en activiteiten worden ontwikkeld.
21
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. II.4
TIEN HOOFDRICHTINGEN VOOR BEZUINIGEN
Beter samenspel en richtingen voor bezuinigingen Ten aanzien van betere samenwerking en richtingen voor bezuinigingen zijn er door onze partners tal van aanbevelingen gedaan. Om uit de hoeveelheid en diversiteit aan suggesties duidelijke kaders te formuleren heeft het college de hoofdlijnen gehaald uit de aanbevelingen en in deze paragraaf voor u samengevat. Om richtingen te vinden voor de komende bezuinigingen en veranderende rol van de overheid zijn deze in context geplaatst van de resultaten van de begroting- en formatiescan en het gesloten coalitie- akkoord ‘het verschil maken’. Op basis van die analyse komen wij tot tien hoofdrichtingen. 1.
Ruimte geven en loslaten: sturen op proces
Almelo doet teveel zelf en stuurt op details in plaats van op hoofdlijnen. Uit de formatiescan blijkt dat Almelo ruim 10 procent meer formatie dan gemiddeld heeft voor uitvoerende taken. Ook worden veel taken volledig of deels in eigen beheer uitgevoerd, vergeleken met andere gemeenten. Almelo zou de inhoud meer moeten loslaten, sturen op het proces en vertrouwen moeten geven aan uitvoerende organisaties en inwoners om met eigen oplossingen te komen. Om deze omslag te faciliteren is er meer behoefte aan goede procesbegeleiders dan inhoudelijke professionals. Het rapport Bedrijfsvoering (deelopbrengst Takenanalyse) geeft aan dat een mogelijke structuuraanpassing van de gemeentelijke organisatie gebaseerd moet zijn op processturing. 2. Bestrijden van oorzaken Veel middelen gaan naar het bestrijden van de gevolgen in plaats van het aanpakken van de oorzaken van die maatschappelijke problemen. Gevraagd wordt om middelen specifiek in te zetten voor het (door)ontwikkelen van kansrijke concepten met een preventieve werking. De ketenproblematiek moet bij de bron worden aangepakt. De focus op overerving van armoede past bijvoorbeeld in dit streven. 3. Verschil maken: onderscheid, focus en wisselende coalities Uit de themagroepen blijkt dat gevraagd wordt om het verschil te maken door meer onderscheid aan te brengen in aanpakken die worden gehanteerd. Meer focus is nodig om duidelijk te maken waar wel en niet in wordt geïnvesteerd. Opgeroepen wordt om te kiezen voor projecten die het best renderen en te voorkomen dat de subsidiekraan half wordt dichtgedraaid. In kader van leefbaarheid en veiligheid wordt voorgesteld selectief te investeren in buurten waar dat nodig is en bezuinigen waar dat kan. Het gaat erom dat er een niveau wordt gekozen waarin de coördinatiekosten minimaal zijn. Maatwerk, kleinschaligheid en verschil in aanpakken zijn termen die in dit kader vaak worden genoemd. Concreet wordt voorgesteld om het arbeidsmarktbeleid op kansrijken te richten en het participatiebeleid juist meer op de minder kansrijken. 4. Efficiënte uitvoering van basistaken en regie op maatschappelijke opgave Uit de werkgroepen blijkt dat de gemeente zich vooral moet richten op het garanderen van een bepaald basisniveau en door slim samen te werken en minder zelf te doen de kosten daarvan kan verlagen. Leefbaarheid en veiligheid wordt als ‘prioritair’ thema aangemerkt, omdat het randvoorwaardelijk is voor andere beleidsterreinen. Per geval zal bekeken moeten worden wat de beste vorm is. Sommige taken kunnen mogelijk overgedragen worden aan derden. Concrete voorstellen zijn er op het gebied van stedelijk water en snippergroen. Waar het gaat om de maatschappelijke opgave wordt van de gemeente 22
een regierol verwacht. In sommige gevallen is de rol van gemeente als startmotor gewenst. De gemeente grijpt in om ongewenste effecten te voorkomen en zorgt voor een vangnet. 5.
Vliegwiel voor aantrekkelijke binnenstad
De opbrengsten van de takenanalyse en het gesloten coalitieakkoord onderstrepen nog eens de urgentie om een aantrekkelijke en gevarieerde binnenstad te realiseren. De rol die de gemeente daarbij heeft moet zij anders invullen. Als regisseur en aanjager moet Almelo faciliterend optreden voor maatschappelijke partners in de binnenstad. De gemeente speelt een rol met aanjaagbudgetten, menskracht en expertise om daarna weer afstand te nemen. 6. Meer gebruik maken van elkaar Om te komen tot bezuinigingen zien partners mogelijkheden door meer samen met elkaar te werken en gebruik te maken van elkaar diensten en functionarissen. Op dit moment zetten verschillende organisatie in dezelfde gebieden veel mensen in. Kostenbesparing zijn wellicht mogelijk door afspraken te maken over wie in welk gebied opereert. Er moet gewerkt worden aan constructies waarin capaciteiten, kennis en middelen van organisaties en gemeente worden gebundeld. 7.
Aanjagen en stimuleren
Uit alle themagroepen komt naar voren dat de houding van Almelo het nemen van verantwoordelijkheid niet stimuleert. Partners wordt onvoldoende gevraagd wat zij kunnen betekenen bij het oplossen van de maatschappelijk problemen. In de gevallen dat het wel gebeurt, valt op dat alleen om een financiële bijdrage wordt gevraagd. Partners worden betrokken, maar hoeven zich bijna nooit te committeren aan de opgave. Hierdoor dreigt passiviteit te ontstaan. Gevraagd wordt om als gemeente ontwikkelingen aan te jagen. Waarbij organisaties en bewoners uitgedaagd worden om creatieve en onalledaagse oplossingen te komen voor bestaande problemen. Ten aanzien van de financiering gaat voorkeur uit naar activering via instrumenten zoals microkredieten, geluksbudgetten, wijkwaardebonnen in plaats van structurele subsidies. 8. Gezamenlijke agenda Er kunnen betere resultaten worden bereikt als de agenda’s van diverse partners en de gemeente op elkaar worden afgestemd en er een duurzame aanpak is van maatschappelijke problemen. Bij de veranderende rol van de overheid en de nieuwe samenwerkingsvormen hoort volgens de partners ook een gezamenlijk programma. Dit programma moet de basis zijn om te komen tot een gezamenlijke uitvoering en bijbehorend budget. Het programma moet een waarborg zijn voor een duurzame aanpak van hardnekkige problemen. Kortlopende projecten voor langdurige opgaven moeten daarbij zoveel mogelijk voorkomen worden. Projectenparades vragen vaak hoge tijdelijke kosten en cofinanciering en leveren een grote kans op het ‘afleiden’ van de focus op. 9. Visie en koers Geef duidelijk visie, kaders en bepaal de maatschappelijke opgave. Met name op het sociale terrein is behoefte aan visie en focus zodat ook de gesubsidieerde instellingen hun aanbod kunnen richten. Sommige partners in de stad ervaren een gebrek aan visie (koers en beleid) van de gemeente. Met betrekking tot de fysieke agenda wordt de visie ervaren als eenzijdig en onvoldoende gedeeld. Het gevaar dreigt dat krachten onvoldoende worden gebundeld. Regievoeren vraagt om een duidelijk beeld welke maatschappelijke problemen opgelost moet worden. De raad speelt een belangrijke rol in het vaststellen van deze maatschappelijke agenda. Partners vragen meer dan voorheen betrokken te 23
worden bij het opstellen van de agenda. Daarnaast zou bijzondere aandacht moeten uitgaan naar de verbetering van competent opdrachtgeverschap. 10.
Bundeling geldstromen
Geconstateerd wordt dat meerdere partijen naast elkaar investeren in dezelfde thema’s en in dezelfde gebieden. De efficiëntie van die bestedingen kan vergroot worden door budgetten te bundelen en te denken aan fondsvorming. Vanuit de verschillende themagroepen zijn concrete voorstellen gedaan om dit tot stand te laten komen. Kaders voor nieuw samenspel 4. De centrale opgaven van de gemeente Almelo te richten op een beter samenspel, een structureel financieel gezond beleid (ook voor het grondbeleid) en de verbetering van de kwaliteit van de stad op sociaal en fysiek gebied; 5. Een onderscheid in de taken aan te brengen tussen basisdienstverlening en maatschappelijke opgaven en dit nader uit te werken bij het opstellen van de bezuinigingsvoorstellen; 6.
Voor de taken die aangemerkt worden als basisdienstverlening in beginsel zelf verantwoordelijk
te blijven en besparingen op deze taken te vinden in een efficiëntere uitvoering; 7.
Rond maatschappelijke opgaven nadrukkelijk de samenwerking met de stad te zoeken, deze te
faciliteren en als inhoudelijke kaders vooral richtlijnen mee te geven om ongewenste effecten tegen te gaan; 8. Generiek beleid om te zetten in specifiek beleid en daarmee proberen om de basisvoorzieningen voor de mensen die het echt nodig hebben zo goed mogelijk op peil te houden;
24
III
INTERNE VERDIEN- EN BEZUINIGINGSOPDRACHTEN
In de afgelopen twee maanden hebben interne werkgroepen gewerkt aan verdien- en besparingsopdrachten voor de zoekgebieden Bedrijfsvoering, Vastgoed en Belastingen, WMO en Sociale Zekerheid. Voor deze zoekgebieden is gekozen omdat er relatief veel middelen in omgaan en/of de openeinderegelingen grote risico’s met zich meebrengen. In de volgende paragrafen leest u de analyse van o.a. de begroting-, formatie- en subsidiescan en overige denkrichtingen voor verdien- en bezuinigingsvoorstellen op de zoekgebieden.
25
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. III.1
BEDRIJFSVOERINGSONDERZOEKEN NAAR BEGROTING EN FORMATIE
Resultaten begroting-, formatie- en subsidiescan Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor krimp in de organisatie zijn de volgende onderzoeken gedaan: 1. Begrotingscan, 2. Formatiescan, 3. Flexibiliteit en mobiliteit in een krimpende organisatie. Resultaat op hoofdlijnen De begrotingsscan is gebaseerd op een vergelijking met referentiegemeenten (Assen, Heerlen, Lelystad, Spijkenisse, Bergen op Zoom en Smallingerland). Ook de personeelsomvang maakt deel uit van de begrotingsscan. Belangrijkste conclusies met referentiegemeenten De vergelijking met de zes referentiegemeenten levert de volgende bevindingen op. - Het totaal van de uitgavenclusters voor Almelo ligt € 3,1 mln. lager dan bij de referentiegemeenten; -
OZB-opbrengsten in Almelo € 259.000 lager dan in de referentiegemeenten; Uitgaven cluster bestuursorganen: 1,6 miljoen lager Uitgaven cluster algemene ondersteuning: 3,1 miljoen hoger
-
Uitgaven cluster werk en inkomen: 2,4 miljoen hoger Uitgaven cluster maatschappelijke zorg: 2,1 miljoen. hoger Uitgaven cluster onderwijs: 0,3 miljoen hoger
-
Uitgaven cluster ontspanning: 0,4 miljoen hoger Uitgaven cluster kunst: 2,1 miljoen lager Uitgaven cluster oudheid: 1 miljoen lager
-
Uitgaven cluster bevolkingszaken: 1,4 miljoen hoger Uitgaven cluster RO en stadsvernieuwing: 3,5 miljoen lager Uitgaven cluster openbare orde en veiligheid: 0,3 miljoen lager
-
Uitgaven cluster fysiek milieu: 0,7 miljoen hoger Uitgaven cluster volkshuisvesting: 1,5 miljoen hoger Uitgaven cluster reiniging: 0,9 miljoen lager
-
Uitgaven cluster water: 0,7 miljoen lager Uitgaven cluster groen en wegen: 4,5 miljoen lager Voor de overige eigen middelen (OEM) geldt dat met name de meeropbrengsten bij de
-
nutsbedrijven en bouwgrondexploitatie opvallen. Daarnaast heeft Almelo per saldo lagere lasten voor Industrie.
-
Hier staat tegenover dat Almelo minder baten genereert uit Geldleningen langer dan een jaar en dat Almelo per saldo hogere lasten heeft op functie Handel en Ambacht. De eigen middelen zijn nog te verhogen door invoering van diverse belastingen (bv. forensenbelasting, baatbelasting, toeristenbelasting en reclamebelasting)
Formatiescan Almelo Uit de onderzoeken blijkt dat gemeente Almelo relatief veel mensen in dienst heeft. Hoewel er beleidsterreinen zijn waar we in vergelijking met de andere gemeenten weinig personeel hebben, is de grote lijn over de hele linie ruim 100 fte meer inzetten. Daarnaast blijkt dat we op verschillende 26
beleidsterreinen fors meer geld uitgeven. Deels komt dat door het aantal fte , maar deels ook doordat we meer activiteiten ontplooien. Belangrijkste bevindingen Almelo In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de formatieomvang van het ambtelijk apparaat zich verhoudt tot die van andere gemeenten. Aan de orde komen: A. De bruto-omvang van het ambtelijk apparaat, ofwel de totale omvang van het ambtelijk apparaat. B. De formatie voor uitvoerende werkzaamheden die het ambtelijk apparaat zelf uitvoert. C. De netto-omvang van het ambtelijk apparaat. Deze is onder te verdelen in: •
De formatie voor het 'primaire proces' (de gemeentelijke taken).
• De formatie voor overhead (de zogenaamde PIOFACH-taken). Verklarende legenda:
De bruto-omvang van het ambtelijk apparaat (totale omvang van het ambtelijk apparaat). In onderstaande tabel is een vergelijking gemaakt van de bruto-omvang van het ambtelijk apparaat met dat van andere gemeenten. De cijfers luiden in fte per 1.000 inwoners.
Opmerkingen ten aanzien van bovenstaande tabel: •
Almelo zet 11% meer formatie in dan gemiddeld voor uitvoerende taken
•
Veel taken volledig of deels in eigen beheer, vergeleken met grootteklasse
De netto-omvang van het ambtelijk apparaat. In onderstaande tabel wordt de netto-omvang van het ambtelijk apparaat met dat van andere gemeenten vergeleken. De cijfers luiden in fte per 1.000 inwoners:
27
De netto formatieomvang omvat de formatie voor het primaire proces en de formatie voor de overhead. Wij gaan hier nu achtereenvolgens op in. •
De formatie voor het 'primaire proces' (de gemeentelijke taken).
In de volgende tabel wordt de formatie van het primaire proces (de gemeentelijke taken) van uw gemeente met die van andere gemeenten vergeleken. Uitsplitsing heeft plaatsgevonden naar de gemeentelijke hoofdtaken. De cijfers luiden in fte per 1.000 inwoners.
• De formatie voor overhead (de zogenaamde PIOFACH-taken). In de formatiescan is ook de formatieomvang van de overhead in de gemeente vergeleken met die van andere gemeenten. Het gaat daarbij om zowel de centrale als de decentrale overhead. Met de decentrale overhead bedoelen we: de overhead in de diensten of sectoren. De omvang van de overhead wordt weergegeven als percentage van de totale bruto formatie van de gemeente. De werklast van de overhead is immers vooral afhankelijk van de totale formatieomvang van de gemeente. Daarom is dit voor de overhead een betere maatstaf dan het aantal inwoners. Het overheadpercentage voor de gemeente Almelo bedraagt 29,2% Het gemiddelde van de grootteklasse (gemeenten met 50.000 tot 100.000 inwoners) is 32,4%. Een verschil van -9,8%. Mobiliteit en Flexibiliteit In het deelproject mobiliteit en flexibiliteit in een krimpende organisatie is een aantal zaken onderzocht en uitgezocht die betrokken kunnen worden bij de uitkomsten van de begrotingsscan en de formatiescan. Enkele van die gegevens zijn: •
Tot en met 2014 stromen 59 personen uit in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (65 jaar). Dit aantal kan hoger worden indien personen gebruik maken van pre-pensioenregelingen.
•
De gemiddelde uitstroom de afgelopen jaren bedroeg bijna 40 personen. In tijden van crisis zullen dit er aanmerkelijk minder zijn. Zo staat de teller voor uitstroom in 2010 op 6 personen. Een gemiddelde van 10 per jaar lijkt een reële veronderstelling. Tot en met 2014 kan dus
•
gerekend worden op een natuurlijke uitstroom van zo’n 100 medewerkers. Niet alle personen hebben een voltijds dienstverband. De gemiddelde omvang van het dienstverband in de gemeente Almelo is ongeveer 26 uur (75%). 28
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. •
De gemiddelde loonsom van een fte bedraagt € 55.000,-.
•
Het aantal ingehuurde personen bedraagt nu ongeveer 100, maar dit is nadrukkelijk een momentopname. Ruim 8,5% hiervan is ter vervanging van langdurig zieke medewerkers. Relatief veel ingehuurde personen worden “buiten de formatie” ingehuurd, dit betekent dat
•
•
inhuur plaatsvindt voor projecten of grondexploitaties. Er is een selectieve vacaturestop van kracht. De beslissing over het invullen van vacatures door vast of tijdelijk personeel met een contractduur groter dan 2 maanden wordt genomen door het directieteam. Deze centrale sturing moet voorlopig worden gehandhaafd indien de formatieomvang moet krimpen. Er zijn mogelijkheden om het aantal beleidsmedewerkers te clusteren (organisatieontwikkeling) en tevens te verminderen. Randvoorwaarden hierbij hebben betrekking op het ambitieniveau (bijstellen), rolneming (het verschil maken) en werkwijzen (effectief en efficiënt).
Zoekrichtingen voor krimp 1. Als zoekrichting voor de krimp van de organisatie op de volgende terreinen (taken/functies) vast te stellen: • •
Bijstandsverlening; Werkgelegenheid;
• • •
Minimabeleid; Huishoudelijke Verzorging; Sociaal-cultureel werk;
• • •
Sport; Kinderopvang; Economische zaken;
• • •
Parkeren; Verkeer; OZB/belastingen;
• • •
Ruimtelijke ordening; Bouwvergunningen; Bouwgrondexploitatie;
• • •
Volkshuisvesting; Fysiek milieu (milieubeheer); Volksgezondheid;
• Groene sportvelden en terreinen. 2. Een krimp van de organisatie in (een deel van) de hiervoor genoemde onderdelen gaat ook gepaard met structurele besparingen aan de uitgavenkant. Er wordt niet alleen op personeel bezuinigd, maar er kan ook bezuinigd worden op budgetten en kapitaalgoederen. Als aanvullende opdracht wordt het college meegegeven voorstellen te ontwikkelen die aansluiten bij de in de najaarsnota omschreven maatschappelijke opgaven en de uitkomsten van ‘het verschil maken’ 3. Het college op te dragen met nadere voorstellen te komen voor taken die kunnen worden uitbesteed en daarbij alle mogelijkheden voor samenwerking te beoordelen en hierbij nadrukkelijk te kijken naar samenwerking in Netwerkstad- en Regioverband; 4. Als de organisatie in het primaire proces of in de uitvoerende taken met ±50 fte is gekrompen, komen besparingen op de overhead in beeld; 29
Conclusies Wanneer de begrotingscan-, de formatiescan en de uitkomsten van het project flexibiliteit en mobiliteit in onderling verband nader worden beschouwd dan kunnen de volgende conclusies worden getrokken. • •
Binnen vijf jaar moet de organisatie in staat worden geacht een krimp te realiseren van 100 fte, hetgeen in volle omvang een besparing van € 5.500.000,- structureel betekent. De begrotingscan en de formatiescan geven zoekrichtingen voor organisatie krimp. Nadere
•
opdrachten moeten worden geformuleerd om te onderzoeken of deze zoekrichtingen ook realistisch zijn. Het is van het grootste belang het voorgaande tijdig in beeld te hebben. Enerzijds omdat in de begroting tekorten niet (teveel) met taakstellingen kunnen worden ingevuld. Anderzijds omdat ontwikkeling van medewerkers tijdig gestart moet worden om de beoogde en noodzakelijke mobiliteit te verkrijgen.
•
Structurele besparing op inhuur is nauwelijks mogelijk. Veel inhuur vindt plaats op projectbasis en komt ten laste van projectgelden en/of grondexploitaties Vermindering van werk of taken leidt bijna automatisch tot een vermindering van de externe inhuur. Bedrijfsvoering 9. Kennis te nemen van de mogelijkheid om de organisatie te laten krimpen met 100fte (besparing van € 5.500.000 in 2014) en voor de begroting 2011 rekening te houden met een vermindering van 15 fte (€ 825.000); 10. De verdere invulling van de mogelijke krimp van de organisatie uit te voeren volgens de zoekrichtingen zoals genoemd in de Najaarsnota en voorstellen te ontwikkelen die aansluiten bij de uitkomsten van het verschil maken;
30
III.2
OVERIGE BEZUINIGINGSMOGELIJKHEDEN BEDRIJFSVOERING
•
Op het terrein van inkopen wordt voor de begroting 2011 een besparing van € 200.000 realistisch geacht. Daarbovenop kan voor 2012 nog eens € 200.000 worden bespaard. Analyse van alle reserves en voorzieningen laat zien dat een bedrag van ruim € 1,9 mln. kan
•
vrijvallen ten gunste van de algemene middelen. Daarmee stijgt de algemene reserve per 1-12010 naar een stand van € 5,7 mln. De algemene reserve heeft dan overigens nog niet de norm van 10% bereikt. Daarvoor is nog circa € 2,8 mln. nodig. •
De voorzichtige conclusie ten aanzien van gemeentelijk bezit en gronden is dat voor 2011 een netto incidentele opbrengst (via verkoop) van € 500.000 mogelijk moet zijn en een bedrag van € 1.000.000 voor het jaar 2012.
Reserves en voorzieningen 11. Kennis te nemen van de analyse van alle reserves en voorzieningen en er rekening mee te houden dat bij de begroting 2011 in ieder geval een bedrag van ruim € 1,9 mln. kan vrijvallen ten gunste van de algemene middelen; 12. Bij de begroting 2011 met voorstellen te komen om invulling te geven aan het uitgangspunt de algemene reserve in principe in 1 jaar op te hogen tot 10 procent van de algemene uitkering;
31
III.3
SUBSIDIES
De totale begroting van gemeente Almelo bedraagt ruim 206 miljoen euro (exclusief het grondbedrijf). Hiervan wordt ongeveer 35 miljoen euro netto (na aftrek van inkomsten) uitgegeven aan subsidies en overdrachten. Van dit bedrag is ruim 10 miljoen euro “grotendeels” of “volledig” beïnvloedbaar en 24 miljoen euro “beperkt” of “niet” beïnvloedbaar.6 Totaaloverzicht
Totaal
Subsidie/
Begroting
Overdracht
niet
beperkt
grotendeels
volledig
Wonen
12.640.000
0
0
0
0
0
Veilige gemeente
13.383.000
1.850.000
999.000
0
316.000
Werken
77.100.000
1.170.000
0
470.000
0
700.000
Samenleven
31.706.000
12.452.000
531.000
5.410.000
607.000
5.904.000
Mensen voor Elkaar
17.975.000
16.992.000
11.912.000
5.014.000
0
66.000
Omgeving
23.808.000
2.064.000
0
0
0
2.064.000
BBB
30.051.000
567.000
0
0
0
567.000
206.665.000
35.096.000
12.978.000
11.893.000
607.000
9.617.000
programma’s
TOTAAL PROGRAMMA’S
Beïnvloedbaarheid
535.000
Om de netto besparingsmogelijkheid uit te rekenen is een inschatting gemaakt van het totale beïnvloedbare deel. Voor de categorie “beperkt” wordt deze ingeschat op 33% en voor “grotendeels” op 67%. Vervolgens is uitgegaan van een potentiële korting van 15% op het beïnvloedbare deel. Dit percentage is gebaseerd op de taakstelling van 12 miljoen euro, die gelijk staat met 15% van de algemene uitkering. Aangezien het beïnvloedbare deel van de subsidies en overdrachten grotendeels wordt gedekt uit de algemene uitkering ligt het voor de hand om van hetzelfde percentage uit te gaan. Uitgaande van deze berekening resulteert dit in een mogelijke totale netto besparingsmogelijkheid van ruim 2,0 miljoen euro structureel. Tabel 3: Netto besparingsmogelijkheid subsidies en overdrachten Netto besparingsmogelijkheid (berekening)
Subsidie/ Overdracht
Procentuele bijdrage (indicatief) Bezuinigingstaakstelling tov Algemene Uitkering Totaal bedrag (beïnvloedbaar)
2.080.000
Beïnvloedbaarheid niet
beperkt
grotendeels
volledig
0%
33%
67%
100%
15%
15%
15%
15%
0
580.000
60.000
1.440.000
Subsidies 13.
Taakstellend op te nemen dat in 2012 een bedrag van 1,0 miljoen euro op subsidies en
overdrachten bezuinigd moet zijn en uiterlijk in 2013 een bedrag van 2,0 miljoen euro bezuinigd moet zijn op die subsidies en overdrachten en hierbij rekening te houden met de uitkomsten van de omschreven maatschappelijke opgaven en de uitkomsten van ‘het verschil maken’.
6
De subsidies ihkv de WMO (11,9 miljoen euro) en de rijksbijdrage voor Leefbaarheid en Veiligheid zijn als niet beïnvloedbaar gecategoriseerd. Voor de WMO zijn aparte (bezuinigings)afspraken gemaakt. De rijksbijdrage voor Leefbaarheid en Veiligheid loopt in 2012 af en levert dus geen bijdrage aan de structurele bezuinigingsopdracht.
32
III.4
VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN WMO
Voor de uitvoering van de WMO is circa € 20 miljoen beschikbaar. Het hoofddoel van de WMO is het bevorderen participatie en zelfredzaamheid op negen prestatievelden (PV). Prestatieveld 6 is de voormalige WVG + Huishoudelijke Hulp. De algemene doelstellingen WMO (o.a. zorg, M.O., cultuur, sport, GGZ, integratie) worden in bestaande beleidsprogramma’s gerealiseerd met verankering in WMO beleidsplan. Voor de WMO geldt de beleidslijn zoals gesteld op pagina 13 van dit document dat overschrijdingen en kortingen binnen het beleidsveld zelf worden opgevangen, zodat zij (vooralsnog) niet leiden tot een ophoging van de taakstelling. Hoofdlijnen Structureel tekort van circa 2,1 miljoen bij ongewijzigd beleid -
Haalbaar op individuele voorzieningen 1,3 miljoen over een periode van 5 jaar Terug naar eigen verantwoordelijkheid: ombuigen van claimgedrag; Fixed price hulpmiddelen: past bij het verschil maken en regierol);
-
Sport en cultuur zijn niet meegenomen in de bezuinigingsvoorstellen (bieden wel mogelijkheden)
Verdien- en besparingsmogelijkheden WMO en Sociale Zekerheid 14.Kennis te nemen van de mogelijkheden om te komen tot kostenbesparingen op de gebieden WMO en Sociale Zekerheid. Deze besparingen verder uit te werken en voor een deel in te zetten om de overschrijdingen van openeinderegelingen terug te dringen en voor een deel te gebruiken als mogelijke bezuiniging;
33
III.5
VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN SOCIALE ZEKERHEID
Voorgestelde maatregelen • SEZ transformeren van een inkomensafdeling naar een afdeling gericht op participatie en werk. • Doorontwikkelen van de re-integratielijn. We kiezen voor de kansrijken. Het Werkplein komt daarmee meer dan nu centraal te staan in de aanpak. De minder kansrijken worden bediend via het participatiebeleid in de WMO en het MAC. Daarnaast stellen we voor om op het werkplein meer met PGB te gaan doen voor re-integratie. •
Opzetten van een back office voor de sociale zekerheid dat als shared servicecentrum opereert. Ook andere gemeenten kunnen hierop aanhaken. Met de ontwikkeling van het shared servicecentrum kan een behoorlijk efficiency slag worden gemaakt.
•
Herijking van het minimabeleid. Deze maatregelen zijn gericht op het tegengaan van de overschrijdingen op het minimabeleid. Ten eerste wordt onderzocht op welke manier het beleid meer specifiek kan worden ingericht. Denk daarbij aan de thuissituatie van de klanten, alleenstaand, echtpaar, et cetera. Daarnaast wordt bekeken op welke manier met de partners de effectiviteit van het beleid behouden kan blijven en toch goedkoper kan worden uitgevoerd. Het instellen van een jeugdfonds en Rechtop! zijn voorbeelden waarbij overheid en samenleving -
de handen ineen slaan om armoede te bestrijden. De huidige verordening maatschappelijke participatie en de huidige generieke verenigingssubsidies te stoppen en de vrijvallende middelen te gebruiken om een jeugdfonds op te richten. De fondsen worden beheerd door de mensen die er gebruik van maken en de partners. De gemeente is slechts ondersteunend en heeft een belangrijke bijdrage in de voeding van de fondsen. Maar ook andere partners in de stad zullen voeding geven aan de fondsen. Op deze manier worden de middelen specifieker ingezet, dat wil zeggen dat de mensen die ze echt nodig hebben de middelen krijgen en de mensen die ze niet nodig hebben ze niet langer krijgen.
•
Daarnaast worden de krachten van de stad gebundeld. Versterken van het samenspel met de werkgevers. Met werkgevers wordt gezocht naar een structurele samenwerking. De huidige contacten zijn gericht op het plaatsen van kandidaten. We willen proberen om langdurige afspraken te maken om structureel samen te werken bij het opleiden en plaatsen van de kandidaten.
Effect • € 2.000.000 bruto bijdrage (diverse maatregelen waaronder reductie van 10 fte op vaste formatie) netto bijdrage € 600.000 vanaf 2012. Verdien- en besparingsmogelijkheden WMO en Sociale Zekerheid 14.Kennis te nemen van de mogelijkheden om te komen tot kostenbesparingen op de gebieden WMO en Sociale Zekerheid. Deze besparingen verder uit te werken en voor een deel in te zetten om de overschrijdingen van openeinderegelingen terug te dringen en voor een deel te gebruiken als mogelijke bezuiniging;
34
Edited by Foxit Reader Copyright(C) by Foxit Software Company,2005-2008 For Evaluation Only. III.6
VERDIEN- EN BESPARINGSMOGELIJKHEDEN VASTGOED & BELASTINGEN
Verdienmogelijkheden Belastingen 1. De invoering van de reclamebelasting voor de binnenstad wordt door de gemeente uitgevoerd en de structurele netto-opbrengst komt terecht bij het daarvoor opgerichte ondernemersfonds; 2. De invoering van Toeristenbelasting (uitgaande van € 1 p.p.p.n.) leidt tot een opbrengst van ca. € 250.000/jr. structureel vanaf 2011. 3. Uit het overzicht van OZB-tarieven in Overijssel blijkt dat Almelo een relatief laag tarief hanteert, datzelfde beeld blijkt ook uit de begrotingsscan. Verhoging van OZB-tarieven genereert structurele meeropbrengst. Grosso modo levert ieder 0,5% stijging van het tarief jaarlijks ruim € 70.000 aan extra inkomsten op, terwijl het de woningeigenaar/niet-woning eigenaar per 0,5% tariefstijging slechts € 1, respectievelijk € 4 extra OZB-aanslag per jaar kost. Een verhoging van 5% levert ruim € 700.000/jr. structurele meerinkomsten op en kost woningeigenaren/niet-woning eigenaren € 11, respectievelijk € 44 méér per jaar. Netwerkstad tarieven t.o.v. Almelo: Borne +5%, Enschede +25%, Hengelo -3%, Oldenzaal -12%. 4. Verhoging van de hondenbelasting genereert eveneens een structurele meeropbrengst, grofweg € 5.000/jr. per procent tariefstijging. Een –door ons reëel geachte– stijging van 5% levert een structurele meeropbrengst van ca. € 25.000/jr. vanaf datum invoering. 5. De rioolheffing in zijn huidige opzet gaat uit van 100% kostendekkendheid. Wettelijk is bepaald dat hier geen gewin mag worden verkregen. Eventuele meeropbrengsten moeten in het rioleringssysteem worden geïnvesteerd. Verhoging van het tarief levert dus geen extra inkomsten op. Verschuiving van de rioolheffing van gebruiker naar eigenaar daarentegen bespaart de gemeente structureel ruim € 50.000/jr. aan minder oninbaar verklaringen. Besparingsmogelijkheden bedrijfsvoering/personeel In het kader van de takenanalyse en het verschil maken wordt onderzocht wat de meerwaarde is van uitbesteden van het operationele, niet beleidsmatige werkgedeelte van het team Vastgoed. Ook wordt onderzocht wat de meerwaarde is van aansluiting van het operationele werkgedeelte van het subteam Belastingen bij het Gemeenschappelijk Belastingkantoor Twente (GBT). Uitgangspunt hierbij is dat het strategisch gedeelte van de werkzaamheden (beleid en regie) binnen de gemeente blijven, de kwaliteit van dienstverlening minimaal gelijk blijft en een win-win situatie in personele, organisatorische en financiële zin ontstaat. Effecten zijn op z’n vroegst per 01-01-2012 structureel. Samenvattend Vastgoed & Belastingen Verschuiving rioolheffing: € 50.000/jr. Toeristenbelasting: Verhoging hondenbelasting: Verhoging OZB-tarief:
€ 250.000 per jr. vanaf 2011 € 25.000,-- vanaf 2011 pm
Vastgoed en Belastingen 15. Vraagt het college voorstellen te ontwikkelen voor het invoeren van een toeristenbelasting, stapsgewijze verhoging van de OZB en de verhoging van de hondenbelasting; 16. Als uitgangspunt vast te stellen dat de netto-inkomsten van deze belastingmaatregelen worden ingezet voor nieuw beleid; 35
IV
MAJEURE PROJECTEN
IV.1
SCENARIO’S GRONDEXPLOITATIES
Uitgangspunt In lijn met het uitgangspunt dat overschrijdingen of toekomstige rijksbezuinigingen direct worden doorvertaald in dat beleidsveld, geldt dat bij het formuleren van scenario’s voor het grondbedrijf als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de relatie algemene dienst – grondbedrijf in principe neutraal is. Vasthouden aan Marsroute1 Uitgaan van Marsroute1 zal extra rentelasten opleveren, in ieder geval voor 2010 en 2011. Gezien de huidige uitgifte van bouwgrond en de verwachtingen voor de komende 2 jaar, ontkomt de gemeente er niet aan de jaarschijven 2010 en 2011 uit te faseren. Uitgaan van 2 x 350 woningen is niet reëel. Het uitfaseren van deze twee jaarschijven levert extra rentelasten op waardoor de begrote eindresultaten van (sommige) projecten verslechteren en er extra voorzieningen getroffen moeten worden. Indicatief tussen de 2 en 5 mln. euro. Vervolgens gaat Marsroute1 ervan uit dat de verkoop na 2011 weer aantrekt naar 350 woningen per jaar. De vraag is of dit reëel is gezien economische ontwikkelingen en de ontwikkelingen op de woningmarkt. Wanneer de gemeente vasthoudt aan Marsroute1 schuift ze in feite het probleem voor zich uit. Het niet halen van de 350 zal jaarlijks zorgen voor extra rentelasten en bijstellen van het programma. Hoe langer de gemeente wacht met het bijstellen van het programma hoe moeilijker het wordt om bij te sturen. Nu is het nog mogelijk om bij te sturen op de inhoud van de projecten. Naarmate de tijd vordert, valt deze ruimte weg. Verder uitfaseren Marsroute2 gaat uit van op een jaarlijkse netto toevoeging van 169 woningen en een bruto toevoeging van 265 woningen per jaar. Om deze bijstelling naar beneden te realiseren kan men kiezen voor verdere uitfasering van de grondexploitaties Fasering van het totale bouwprogramma van de grondexploitaties betekent voor: -
uitleggebieden een verlenging van de looptijd van 30 naar 37 jaar binnenstedelijk gebied een verlening van 12 naar 36 jaar.
Het uitfaseren van de grondexploitaties heeft per saldo een negatief effect van € 20 à € 30 mln op netto contante waarde per 1 januari 2010. Door verlenging van de looptijd van de grondexploitaties, duurt het langer voordat de investeringen terugverdiend worden met grondopbrengsten. De rentekosten nemen daardoor toe waardoor de begrote tekorten groter worden. Deze moeten direct worden afgedekt met extra voorzieningen. De huidige voorziening ten behoeve van het afdekken van tekorten op lopende grondexploitaties zou daardoor verhoogd moeten worden van € 50 mln. naar € 70 à € 80 mln. De huidige reserve grondbedrijf zouden daardoor uitkomen op € 20 à 30 mln negatief. Daarnaast is het de vraag of het reëel is om projecten onder handen te hebben met een looptijd van meer dan dertig jaar. Hoe verder in de tijd, hoe moeilijker het is om de woningbehoefte te voorspellen.
36
Stoppen met projecten Een andere vaak genoemde denkrichting is stoppen met één of meerdere projecten. De investeringen in grondaankopen en planontwikkelingskosten staan op de balans voor de economische waarde die gebaseerd is op de verwachte bestemmingswijziging van landbouwgrond naar ruwe bouwgrond. Stopzetten van een project betekent dat de grond afgewaardeerd moet worden van de waarde van ruwe bouwgrond naar landbouwgrond. De vuistregel is dan dat 80% van de boekwaarde dient te worden afgeschreven. De boekwaarde van de uitlegprojecten bedraagt namelijk over het algemeen 25 à 30 euro per m2. De agrarische waarde bedraagt hooguit 5 à 6 euro per m2. Het afwaarderen naar landbouwgrond betekent dat er extra voorzieningen getroffen moeten worden. Het eventueel stopzetten van (delen van) een project kan vooral overwogen worden bij projecten waarvoor het bestemmingsplan nog moet worden gewijzigd en waar stopzetten zorgt voor vermindering van de omvang van het totale bouwprogramma. De uitkomsten van Marsroute2 geven inzicht in de mogelijkheden, noodzaak en de consequenties van het stoppen van exploitaties/projecten. Aanvullende oplossingrichtingen Een wijk ontwikkelingsmaatschappij binnenstad (WOMB) Het stoppen van projecten kost veelal geld. Waar mogelijk nog ruimte zit, is bij het uit exploitatie halen van het binnenstadsplan. Uitgangspunt daarbij is dat we de ambitie om de aantrekkelijkheid van onze binnenstad te vergroten, niet willen loslaten. Door het uit exploitatie halen van het binnenstadsplan, kan mogelijk een deel van getroffen voorzieningen vrijgespeeld worden. Dit deel zou gebruikt kunnen worden om een positieve reserve bij het grondbedrijf te realiseren. Deze reserve kan dienen ter dekking van nog te maken planontwikkelkosten, toekomstige tegenvallers en/of afwaarderingen in het grondbedrijf. Afwaarderingen in het grondbedrijf zijn namelijk nodig om projecten bij te kunnen sturen om zo een verminderd uitgifte tempo van bouwgrond en bedrijventerrein te realiseren. Eén van te onderzoeken scenario’s in Marsroute2 is dan ook om te kijken wat de gevolgen zijn voor het binnenstadsplan wanneer deze voorziening wordt vrijgespeeld. Tegelijkertijd kan onderzocht worden wat de financiële en programmatische mogelijkheden zijn om de binnenstad verder te ontwikkelen. In de komende maanden kan met marktpartijen (consortium, Syntrus Achmea en woningcorporaties) onderzocht worden hoe we kunnen komen tot een gezamenlijke wijk ontwikkelmaatschappij binnenstad (WOMB). Omdat wij de ambitie om de aantrekkelijkheid van onze binnenstad te vergroten niet willen loslaten, zullen wij samen met marktpartijen als het consortium en woningcorporaties nagaan hoe wij – gegeven de gewijzigde omstandigheden – toch kunnen komen tot de gewenste impuls van onze binnenstad en onderzoek doen naar de oprichting van een gezamenlijke Wijk Ontwikkelmaatschappij Binnenstad (WOMB). Deze benadering past bij de regierol die uw raad heeft gekozen in het kader van het verschil maken. De gemeente wil nog steeds de binnenstad ontwikkelen maar gaat dat niet meer alleen zelf doen. De gemeente deelt de risicodragende investeringen met haar partners. De mogelijkheden voor een WOMB kunnen verder onderzocht worden en de resultaten meegenomen in de begroting 2011. Let wel, zelfs wanneer het mogelijk is om een voorziening vrij te spelen, ontkomen we er niet aan om daarnaast een aantal plannen inhoudelijk aan te passen om zo een financieel sluitende strategie te formuleren voor het grondbedrijf. Om een integrale afweging door de raad mogelijk te maken zullen de 37
hoofdrichtingen en de financiële onderbouwing op hoofdlijnen van de Marsroute2 begin november beschikbaar zijn. De raad kan deze gegevens vervolgens meenemen bij de begroting 2011. Sociale woningbouwbehoefte nader onderzoeken Grondprijzen variëren in Almelo van €175/m2 voor sociale woningbouwkavels tot €250/m2 voor vrije sector kavels. Aldus bedragen de grondprijzen van sociale huurwoningen ongeveer 70% van die van vrije sector woningen, ofwel grondprijzen van vrije sector woningen zijn 1,4 maal hoger dan die van sociale woningbouw projecten. Bij een gemiddelde kavelgrootte van 120m2 en een prijsverschil van €75 bedraagt de gemeentelijke grondprijssubsidie voor sociale woningbouw ongeveer 120 m2 x € 75/m2 = € 9.000 per woning. In de bouwprogramma’s van de 30 lopende grondexploitaties zitten ongeveer 6.000 woningen waarvan circa 500 sociale woningen. Via het grondprijsbeleid wordt er feitelijk vanuit de Reserve Grondbedrijf 500 x 9.000 = € 4,5 mln. gesubsidieerd. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de voorraad sociale woningbouw in Almelo veel hoger is dan in vergelijkbare steden. In Almelo staan in totaal ongeveer 30.850 woningen, waarvan ongeveer 14.050 in de sociale sector. Ofwel 45,5% van de totale woningvoorraad in Almelo valt binnen de sociale sector. Ter vergelijking: Landelijk = 33,7% sociale sector Overijssel = 30,5% sociale sector Twente = 32,7% sociale sector. Hiermee rijst de vraag of we nog nieuwe woningen in de sociale sector moeten toevoegen aan de bestaande voorraad. De behoefte aan sociale woningbouw in nieuwe plannen is als het goed is de resultante van de totale behoefte minus het huidige aanbod. Als uit onderzoeken blijkt dat het totale aanbod meer dan voldoende is, dan lijkt het niet logisch om in nieuwe projecten een bepaald percentage sociale woningbouw te realiseren. Wel is het nodig - vanuit het oogpunt van tegengaan van segregatie - te zorgen voor een goede spreiding van sociale woningbouw over de stad. Werkvoorraad drastisch terugdringen Op dit moment is de potentiële werkvoorraad met betrekking tot fysieke projecten en grondexploitaties in de gemeente Almelo erg groot. Er zijn ruim 30 gemeentelijke grondexploitaties (waarvan 12 grotere en 18 kleinere), waarin de komende 20 jaar minimaal 300 woningen per jaar zijn verwerkt, 8ha per jaar (inclusief 1 ha XL Businesspark) aan bedrijventerreinen is opgenomen en 3.500m2 BVO kantoorruimte per jaar is geprognosticeerd. Een dergelijke werkvoorraad is eigenlijk te groot. Zowel qua haalbaarheid, qua financiën (zie reserve grondbedrijf) als in organisatorisch opzicht. Denk bij dat laatste aan de bestemmingsplanprocedures en exploitatieplannen die achterlopen bij grondexploitaties. Behoefteraming woningbouw In het woningmarktonderzoek dat momenteel door INBO-advies wordt uitgevoerd, wordt onderzocht waaraan Almelo kwalitatief het meest behoefte heeft en welke projecten het meest kansrijk zijn om gerealiseerd te worden per zoekgebied. De zoekgebieden zijn binnenstad (centrum stedelijk), binnen stedelijk (binnen de bebouwde kom) en uitleg (buiten de bebouwde kom). Per zoekgebied wordt een top 5 aangegeven met een top 3 prioritering. Zo ontstaat een lijst met minimaal 9 en maximaal 15 meest kansrijke projecten voor de komende 5 tot 10 jaar waar de kwaliteit voorop staat. Parallel hieraan wordt een onderzoek uitgevoerd naar de demografische ontwikkeling en de gevolgen hiervan voor de huishoudenprognoses annex woningmarkt. 38
Grondexploitaties 17. Kennis te nemen van de zorgelijke financiële positie van het Grondbedrijf en de beperkte financiële mogelijkheden om zonder wijzigingen van beleid de problemen op te lossen; 18. Als uitgangspunt vast te stellen dat bij het formuleren van scenario’s voor het grondbedrijf de relatie algemene dienst – grondbedrijf in principe neutraal is; 19. Vraagt het college onderzoek te doen naar het uit exploitatie nemen van de Binnenstad en na te gaan wat de mogelijkheden zijn van de oprichting van een wijk ontwikkelingsmaatschappij binnenstad (WOMB);
39
IV.2
NIEUW STEDENBELEID 2011 EN VERDER
In het voorjaar van 2010 hebt u via het raadsvoorstel ‘Nieuw Stedenbeleid 2010’ besloten over het voortzetten van GSB- projecten en de verdeling van de ISV- middelen. Het jaar 2010 merkte u daarbij aan als overgangsjaar te zien voor de inzet van de voormalige GSB- middelen. De meerjarige invulling besloot u te betrekken bij de vertaling van de uitkomsten van de takenanalyse. De 250.000 euro die u eerder reserveerde voor het voortzetten van projecten was voor 2010 niet volledig nodig. Een deel werd incidenteel ingezet en een deel kon terugvallen naar de algemene reserve. Afgesproken werd om bij de begroting 2011 definitieve besluiten te nemen over deze reservering. Indicatie voormalige GSB- geldstromen in 2011 De middelen die Almelo vanuit het GSB ontving, hadden betrekking op verschillende thema’s. Welke dat zijn, wordt hieronder weergegeven. Achter elk beleidsveld staat hoeveel geld Almelo daarvoor van het Rijk ontving over 2010. De bedragen voor 2011 zijn indicatief, gebaseerd op de junicirculaire, en onder voorbehoud van goedkeuring van de rijksbegroting 2011. Bij de septembercirculaire worden de definitieve bedragen bekend gemaakt. Om het meerjarige perspectief in beeld te brengen zijn de indicatieve bedragen voor 2012 ook opgenomen. Voor stedelijke vernieuwing krijgt Almelo in de periode 2010-2014 een bedrag van 5.465.000 euro. 2010 Leefbaarheid en Veiligheid
€ 920.000 7
2011
2012
€ 630.000
€0
Onderwijsachterstandenbeleid
€ 1.664.000
€ 1.893.000
€ 1.893.000
Voortijdig Schoolverlaten
€ 296.000
€ 296.000
€ 296.000
Maatschappelijke opvang
€ 2.364.000
€ 2.465.000
€ 2.566.0008
Gezondheidsbeleid
€ 48.000
€ 48.000
€ 48.000
Stedelijke Vernieuwing 2010- 2014
€1.274.000
€ 1.350.000
€ 956.000
Er doen zich geen significante afwijkingen voor ten opzichte van budgetten zoals deze al bij u bekend zijn. Een bijstelling doet zich mogelijk voor bij het beschikbare budget voor Onderwijsachterstandenbeleid. De verdeling van deze middelen vloeit voort uit de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE). Deze is op 6 juli 2010 door de Eerste Kamer aangenomen en treedt per 1 augustus 2010 in werking. Naar aanleiding van de wet is een nieuw rekenmodel opgesteld dat voor de komende vier jaar het macrobudget over de steden verdeelt. De voorlopige bedragen op basis van het nieuwe rekenmodel zijn opgenomen in de bovenstaande tabel. De grootste daling bij de beschikbare budgetten doet zich voor - zoals ook gemeld bij het raadsvoorstel stedenbeleid - bij de geldstroom leefbaarheid en veiligheid. Het beschikbare budget neemt in 2011 af met bijna 300.000 euro. Na 2011 staan er zelfs helemaal geen extra middelen meer op de Rijksbegroting voor dit beleidsveld.
7
Inclusief een nabetaling over 2010 in verband met een verhoging van het bedrag per leerling. Bedrag is indicatief en gaat uit van een jaarlijkse stijging van het Rijksbudget van 100.000 euro conform eerdere circulaires 8
40
Richtinggevende voorstellen nieuw stedenbeleid voor begroting 2011 Voor 2011 zullen wij – in lijn met de door u genomen besluiten bij het raadsvoorstel nieuw stedenbeleid 2010 – de beschikbare budgetten vertalen in de jaarschijf 2011 en deze via de begroting aan u voorleggen. Bijzondere aandacht vragen wij in deze najaarsnota voor de wijze waarop wij daarbij moeten omgaan met de budgetdaling op het terrein van leefbaarheid en veiligheid en de reservering van 250.000 euro voor het voortzetten van projecten. Daling budget Leefbaarheid en Veiligheid Voor de projecten die vallen onder de noemer Leefbaarheid en Veiligheid hebt u in de jaarschijf 2010 een bedrag van 820.000 euro uitgetrokken. De resterende Leefbaarheid en Veiligheidsmiddelen (ongeveer 100.000 euro) hebt u incidenteel ingezet om knelpunten op te lossen bij andere beleidsterreinen. Door minder geld uit te trekken voor dit beleidsveld dan er in 2010 beschikbaar was, heeft u feitelijk een eerste stap gezet om te kunnen anticiperen op het verslechterde meerjarige perspectief. Afgesproken is om de Rijksbijdragen als taakstellend te beschouwen. Dat wil zeggen dat als het Rijk bezuinigt op haar bijdrage, Almelo daar in meegaat. Tenzij er goede redenen zijn om daarvan af te wijken en er mogelijkheden zijn de activiteiten op een andere wijze te financieren. Beëindigen activiteiten Zodoende geldt dat voorgesteld wordt om voor 2011 niet meer dan de beschikbare 630.000 euro extra uit te trekken voor Leefbaarheid en Veiligheid. Dat betekent dat er voor een bedrag van 200.000 euro aan projecten beëindigd moet worden. Daarbij geldt het uitgangspunt dat prioriteit zal uitgaan naar die activiteiten waarbij sprake is van het garanderen van een zeker basisniveau. Bij de activiteiten die nauwer zijn verbonden aan de maatschappelijke opgave zal nadrukkelijk gekeken worden of de bijdrage hier verlaagd of beëindigd kan worden door beter samen te werken met strategische partners en beschikbare middelen slimmer in te zetten. Concrete voorstellen kunt u verwachten bij de begroting 2011. Alternatieve inzet De gereserveerde 250.000 euro voor het voortzetten van succesvolle projecten kan in principe grotendeels ingeboekt worden als een bezuiniging. U kunt echter ook de voorkeur uitspreken om een groot deel van dit bedrag in te zetten voor het voortzetten van de projecten op het terrein van leefbaarheid en veiligheid. Omdat u met zo’n besluit eigenlijk het probleem voor u zou uitschuiven – in 2012 is er geen extra Rijksgeld meer – willen wij u via deze najaarsnota een ander voorstel doen. Beleidsvernieuwing en experimenteerruimte Van de gereserveerde 250.000 euro voor het voortzetten van GSB- projecten zou een deel structureel beschikbaar gesteld kunnen worden voor proceskosten die samenhangen met het feit dat Almelo altijd heeft deelgenomen aan landelijk netwerk van GSB- steden, actief deelneemt aan landelijke en regionale kennisinstellingen en regelmatig onderzoeken laat uitvoeren die iets zeggen over de ontwikkeling van de stad zoals de Stadsfoto en de Leefbaarheid en Veiligheidsmonitor. Het resterende en grootste deel van het budget zouden wij willen reserveren voor het geven van incidentele beleidsimpulsen aan maatschappelijke opgaven die om extra aandacht vragen. Met het Grotestedenbeleid spraken Rijk en steden af om binnen een afgebakende periode extra inspanningen te leveren om op een aantal hardnekkige dossier doorbraken te forceren. Daarbij was er over en weer de mogelijkheid om actuele maatschappelijke problemen te agenda en kregen steden (experimenteer)ruimte om iets aan die problemen te doen. Die gedachte wil Almelo levend houden door 41
middelen te blijven reserveren voor beleidsvernieuwing. Voorwaarde blijft dat de middelen geen structureel karakter krijgen, maar haar incidenteel, aanjaagfunctie behouden. Door samenwerking met andere overheden zoals provincie en strategische partners kan de waarde van de investering verveelvoudigd worden. Mogelijke richtingen Ten aanzien van de verdere besluitvorming liggen er drie mogelijke richtingen voor waarover u een uitspraak kunt doen wat de meest wenselijk richting is voor de komende jaarschijf. Deze zijn hieronder weergegeven. Het college heeft in de voorgestelde besluitvorming haar voorkeur uitgesproken voor de derde variant. 1.
2.
De voormalige GSB- middelen worden als taakstellende budgetten opgenomen in de begroting, conform de lijn zoals in gang gezet bij het raadvoorstel nieuw stedenbeleid. De extra reservering van 250.000 euro wordt grotendeels aangedragen als een bezuiniging. In de begroting 2011 neemt u besluiten over de concrete voorstellen. De kwart miljoen euro die structureel beschikbaar is voor het voortzetten van GSB- projecten worden als extra bijdrage uitgetrokken voor leefbaarheid en veiligheid. Vanwege het ontbreken van een extra rijksbijdrage vanaf 2012 zal dan op de begroting ruimte gevonden moet worden voor een bedrag van 800.000 euro. Over de toevoeging van de 250.000 euro aan het terrein
3.
Leefbaarheid en Veiligheid neemt u besluiten bij de begroting 2012. Consequenties voor het meerjarig perspectief zijn dan weer aan de orde bij de Voorjaarsnota 2012. De voormalige GSB- middelen worden als taakstellend in de begroting opgenomen. Bij de begroting 2011 worden voorstellen gedaan worden voor beëindiging van de projecten en activiteiten ten hoogte van een bedrag van 200.000 euro op het terrein van Leefbaarheid en Veiligheid. De reservering van 250.000 euro wordt grotendeels beschikbaar gesteld voor incidentele beleidsimpulsen binnen het sociale domein (hardnekkige maatschappelijke problemen, die om een andere aanpak vragen). Voor de jaarschijf 2011 werkt het college in begroting daarvoor concrete voorstellen uit.
Nieuw Stedenbeleid 20. De reservering van 250.000 euro t.b.v. het voortzetten van succesvolle projecten grotendeels beschikbaar te stellen voor incidentele beleidsimpulsen binnen het sociale domein (hardnekkige maatschappelijke problemen, die om een andere aanpak vragen);
42
IV.3
STADHUIS
Maatregelen stadhuis Naar aanleiding van de afspraken in het coalitieakkoord 2010 – 2014 wordt de keuze om een nieuw stadhuis te realiseren aan de Markt heroverwogen. De mogelijkheden van renovatie van het huidige stadhuis zijn onderzocht door een externe deskundige en de consequenties voor het Binnenstadsplan zijn in beeld gebracht. U hebt voor het zomerreces uitgebreid gesproken over de voorlopige uitkomsten en u hebt het college de opdracht gegeven om een aantal zaken nader te onderzoeken. Zo hebt u gevraagd om de financiële consequenties nader uit te werken, nader onderzoek te doen naar de risico’s en de effecten op het Binnenstadsplan in bredere zin nader te beschouwen / onderbouwen. Uiteindelijk zijn de volgende vijf opdrachten geformuleerd: o Een nadere uitwerking van het renovatiescenario waarbij onderzoek wordt gedaan naar de risico’s en de definitieve haalbaarheid van renovatie zoals benoemd in het rapport van Kleissen o
en Partners; Een nadere onderbouwing / beschouwing van de effecten van renovatie op het binnenstadsplan en de financiële effecten op de begroting;
o
Een quick scan naar de mogelijkheden van herontwikkeling van het bestaande stadhuis en de financiële effecten daarvan, bij nieuwbouw; Nadere uitwerking van het Binnenstadsplan, waarbij aansprekende voorstellen worden gedaan
o
voor de alternatieve invulling van het plangebied in geval het stadhuis daar in de huidige opzet niet wordt gerealiseerd. Globaal onderzoek naar een substantieel goedkopere nieuwbouwvariant.
o
Aanvullende richting Het college zal samen met haar strategische partners tot aan de begroting werken aan deze opdrachten en de uitkomsten worden – zoals afgesproken – verwerkt in een raadsvoorstel dat u tegelijk met de begroting 2011 kunt behandelen. Via deze najaarsnota willen wij nog een richting toevoegen. Namelijk een aanvullend onderzoek naar kosten en mogelijkheden van groot onderhoud aan het huidige stadhuis. Waarbij de bekende ARB0- problemen worden opgelost en er aanpassingen worden gedaan die het flexibele werkconcept dat Almelo voorstaat ook op de huidige locatie mogelijk moet maken Gezien het financiële perspectief zoals geschetst in deze najaarsnota wordt de urgentie om ook te komen tot een structurele besparing op de gemeentelijke huisvestingslasten nog eens onderstreept. Renovatie conform de variant Kleissen lijkt die mogelijkheid te bieden. Maar wellicht biedt het realiseren van een goedkopere nieuwbouwvariant ook die kans. Gezien de financiële problemen acht het college het raadzaam om ook een terugvaloptie (groot onderhoud) toe te voegen. Er zijn ten aanzien van het Stadhuis vier denkbare richtingen / scenario’s waaruit u bij de begroting 2011 een definitieve keuze maakt. 1. Een nieuw stadhuis aan de Markt 2. Renovatie van het huidige stadhuis 3. Een sobere nieuwbouw 4. Groot onderhoud huidig stadhuis 43
Nadere toelichting terugvaloptie Groot Onderhoud Bij renovatie is sprake van het volledig strippen en nieuw opbouwen van het stadhuis waarbij voldaan wordt aan het opgestelde programma van eisen. Dat betekent een nagenoeg volledige vernieuwbouw zo nodig in combinatie met een kleine uitbreiding. Het doel van het grofmazige onderzoek naar de terugvaloptie groot onderhoud is om inzicht te krijgen in de kosten (inclusief consequenties van afschrijvingstermijnen) van het uitvoeren van achterstallig onderhoud en noodzakelijke investeringen om het gebouw te laten voldoen aan de ARBO-eisen en flexibel instelbaar meubilair om zo efficiënter gebruik te kunnen maken van de werkplekken. Onder de ARBO-eisen vallen de klimaatbeheersing en de veiligheid. Van een grote renovatie (strippen en heropbouw) is dan geen sprake. Financieel perspectief Ten aanzien van het financieel perspectief geldt dat in de meerjarenbegroting vooralsnog rekening wordt gehouden met realisatie van het stadhuis aan de Markt zoals gepland. Om de nieuwbouw te kunnen betalen moet er uiteindelijk 5,5 miljoen euro structureel op de begroting staan. Via een spaarsysteem – waarbij ieder jaar structureel meer middelen worden gereserveerd – wordt ruimte gecreëerd op de begroting voor de nieuwbouw. Voor de exploitatie van de huidige huisvesting staat een structureel bedrag van 2,1 miljoen euro op de gemeentelijke begroting. Dat betekent dus dat er in totaal 3,4 miljoen euro gespaard moet worden. Sinds de start van het spaarsysteem is er 2,4 miljoen euro gespaard. De stand van de reserve die gevormd is voor de nieuwbouw bedraagt 6 miljoen euro. Deze reserve wordt gevoed door het geld dat jaarlijks wordt gespaard. Stadhuis 21. In te stemmen met het aanvullende onderzoek (grofmazig) naar de kosten en mogelijkheden van groot onderhoud aan het huidige stadhuis. Als uitgangspunten voor dit onderzoek vast te stellen dat de uitkomst oplossing moet bieden voor de ARB0-problemen.
44
V
VAN NAJAARSNOTA NAAR BEGROTING
De raad wil in samenhang naar het gemeentelijk beleid kijken om zo tot integrale besluitvorming te kunnen komen. In de najaarsnota worden daarvoor hoofdlijnen voorgesteld. Op basis van door u vastgesteld hoofdlijnen zal het college verdere (bezuinigings)voorstellen uitwerken en die aan u voorleggen bij de Begroting 2011 en de Voorjaarsnota 2011. De najaarsnota is opgebouwd rondom de thema’s van ‘het verschil maken.’ De vorige programma’s in voorjaarsnota of begroting sloten nog aan bij het grote stedenbeleid (GSB). De GSB periode is met de jaarverantwoording 2009 afgerond. Dit is een kans om opnieuw te kijken naar de programmastructuur en om deze zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de opgave voor Almelo, namelijk de stad in balans. Voorgesteld wordt dan ook om de programma’s in de begroting 2011 onder te brengen in een structuur die aansluit bij het verschil maken en het collegeakkoord9. Dat maakt sturing op hoofdlijnen door de raad mogelijk en stelt het college in staat focus aan te brengen in de koers voor én met de stad. Dat vergroot naar ons inzicht de transparantie en het inzicht in de begroting. Opbouw Begroting 2011 Gelet op de behoefte uit de raad aan eenduidigheid, krijgt de begroting een soortgelijk stramien als de najaarsnota. Het stramien voor de begroting 2011 is dan: 1. Economisch perspectief (trendmonitor) 2. Financieel perspectief 3. De inhoudelijke lijnen: a. Aantrekkelijke stad (met daarin onder meer de onderwerpen: Marsroute, Binnenstad, Stadhuis) b. Eigen kracht en participatie (met daarin onder meer de onderwerpen: WMO en WWB) c. Leefbaarheid en veiligheid (met daarin de onderwerpen schoon, heel en veilig) d. Bestuurskracht en bestuurscultuur (met daarin: ontwikkeling burgerparticipatie, regievoering en organisatieontwikkeling) 4. Paragrafen De begroting 2011 zal een basis bieden en een verdere doorontwikkeling zal de komende jaren plaatsvinden. Het doel is om in ieder geval de volgende informatie per programma in de begroting 2011 te verwerken: -
Eerste uitwerking doelen en missie en waar mogelijk indicatoren Resultaten van het verschil maken met externen
-
Concrete bezuinigingsvoorstellen Kadernota’s per programma Afspraken met andere overheden: rijk, provincie en regio
-
Financieel overzicht en verdeling van de producten
9
De nieuwe programma-indeling is voorgelegd aan de commissie Planning & Control en kan op instemming rekenen.
45
Van idee naar praktijk De voorstellen in de najaarsnota en de begroting moeten ertoe leiden dat we de kwaliteit van de stad versterken, de samenwerking met onze partners een nieuwe impuls geven en onze financiële situatie verbeteren. De voorstellen richten zich op alledrie de aspecten, maar kunnen per aspect wel een andere nadruk leggen. We zullen vijf soorten transities moeten maken om onze taakstelling te realiseren: 1. We moeten bepalen welke taken we niet meer of in minder mate zullen doen. Het gaat om taken die niet bijdragen aan de stad in balans, niet wettelijk verplicht zijn en geen intrinsieke waarde hebben. Ook verschillende subsidiepartners kunnen hier de gevolgen van ondervinden. 2. Op verschillende beleidsterreinen moeten we het beleid minder generiek inrichten en meer specifiek maken. Om die manier kunnen we de effectiviteit van het beleid waarborgen en tegelijkertijd een besparing op de uitgaven realiseren. 3. Op verschillende terreinen moeten we zoeken naar samenwerking met inwoners en partners, hen ruimte geven voor probleemoplossing en ons slechts richten op het voorkomen van ongewenste effecten. 4. Als organisatie moeten we efficiënter werken. Dat kan door processen beter in te richten, slimmer in te kopen, meer taken uit te besteden en ons opdrachtgeverschap te verbeteren. 5. Meer inkomsten genereren. Gevolgen voor interne en externe werkwijze Deze koers heeft gevolgen voor de werkwijzen van raad, college en ambtelijke organisatie. We stellen voor om als raad en college de “taakverdeling” te bespreken en de wijze waarop we die taken invullen in het licht van het nieuwe samenspel met de stad. Het gaat dan om: - het ontwikkelen van nieuwe routines om kaders te stellen, samenwerking van de grond te krijgen, en te evalueren. -
Het college zal opdracht geven om het opdrachtgeverschap te versterken richting de instellingen die taken uitvoeren. Het college zal opdracht geven om beleid en voorstellen te ontwikkelen voor de vraag wanneer we zelf uitvoeren en wanneer uitbesteding aan de orde is. Het college zal opdracht geven om de organisatie aan te passen en in te richten op de gewenste krimp en het nieuwe samenspel met de stad.
Extern: - Samen met partners zal met name rond de wijken en de sociale agenda gewerkt worden aan -
fondsvorming, netwerkvorming en gezamenlijke planvorming. Samen met partners wordt naar de grote projecten gekeken. Het college zorgt ervoor dat de twee bijeenkomsten van het verschil maken niet eenmalig waren, maar de start van een nieuw samenspel met de stad.
46
V.1
FINANCIEEL OVERZICHT BEZUINIGINGSRICHTING
In onderstaand overzicht zijn de diverse bezuinigingsvoorstellen weergegeven. Hierbij zijn de voorstellen zoveel mogelijk toegerekend aan de jaren waarin ze concreet moeten zijn ingevuld. Alle maatregelen zullen verder geconcretiseerd moeten worden, zowel per jaar als per beleidsveld. De maatregelen met betrekking tot de invoering van toeristenbelasting, de OZB-verhoging en de verhoging hondenbelasting en het Nieuw Stedenbeleid 2011 worden niet toegerekend aan de centrale bezuinigingsopgave maar vooralsnog gebruikt voor realisatie van beleidswensen. De onderwerpen scenario’s grondexploitaties en stadhuis zijn p.m. geraamd. Verder wordt voor de periode 2011-2014 uitgegaan van een personele krimp van 110 fte waarvan 100 fte via een algemene formatiekrimp (III.2) en 10 fte als gevolg van de diverse maatregelen bij SEZ (III.5) (bedragen x 1.000 euro)
Bezuinigingsmogelijkheden III.2 III.2 III.3 III.4 III.4 III.5
Formatie (-100 fte) Inkoop Subsidies WMO prestatieveld 6 Leerlingenvervoer Minima- en schuldhulp regelingen III.5 WWB III.5 Diverse maatregelen SEZ III.6 Toeristenbelasting III.6 t.b.v. nieuw beleid III.6 OZB-verhoging 1% per jaar III.6
Structurele maatregelen totaal periode 2011 - 2014
Maatregelen ter beperking overschrijding open einde regelingen
2011
2012
2013
2014
5.500 400 2.000 1.385 100
0 0 0 1.385 100
825 200 0 0 0
1.650 400 1.000 0 0
3.300 400 2.000 0 0
5.500 400 2.000 0 0
500 900
500 900
0 0
0 0
0 0
0 0
600 250
0 0 0 0
0 250 -250 140
600 250 -250 280
600 250 -250 420
600 250 -250 560
0
-140
-280
-420
-560
0 0 0
25 -25 50
25 -25 50
25 -25 50
25 -25 50
560
t.b.v. nieuw beleid
III.6 Hondenbelasting 5% III.6 t.b.v. nieuw beleid III.6 Verschuiving rioolheffing
25 50
VI.1 Scenario's grondexploitaties VI.2 Nieuw stedenbeleid 2011 VI.2 Incidentele beleidsimpulsen
p.m. 250
0 0 0
0 250 -250
0 250 -250
0 250 -250
0 250 -250
VI.3 Stadhuis
p.m.
0
0
0
0
0
12.770
2.885
1.075
3.700
6.350
8.550
Tabel Overzicht bezuinigingsmogelijkheden
47
BIJLAGE
TRENDMONITOR AUGUSTUS 2010
Werkgelegenheid en werkloosheid De ontwikkeling van het aantal werklozen 4.000 3.900 3.800 3.700 3.600 3.500 3.400 3.300 3.200 3.100
ja n 0 fe 8 b 0 m 8 rt 0 ap 8 r 0 m 8 ei 08 ju n 08 ju l0 au 8 g 0 se 8 p 08 ok t0 no 8 v 0 de 8 c 08 ja n 0 fe 9 b 0 m 9 rt 0 ap 9 r 0 m 9 ei 0 ju 9 n 09 ju l0 au 9 g 0 se 9 p 09 ok t no 09 v0 de 9 c0 ja 9 n1 fe 0 bm 10 rt -1 ap 0 r1 m 0 ei -1 ju 0 n10
3.000
nww
Gemiddelde 6 periodes
Vanaf januari 2009 is sprake van een trendbreuk en stijgt het aantal werklozen boven het halfjaargemiddelde. Deze trendomkeer duurt voort tot het voorjaar van 2010. Vanaf mei 2010 wordt de stijgende trendlijn naar beneden doorbroken. Het aantal werklozen is het afgelopen half jaar met ongeveer 200 afgenomen en komt eind juni uit op 3.518.
48
Ontwikkeling werkloosheid (jan 08=100) 130 125 120 115 110 105 100 95 90 85 80 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun 08 08 08 08 08 08 08 08 08 08 08 08 09 09 09 09 09 09 09 09 09 09 09 09 10 10 10 10 10 10 Almelo
Enschede
Hengelo
Twente
Nederland
Het percentage werklozen van de beroepsbevolking is in Almelo met 7,3 procent hoger dan in Hengelo, 5,7 procent, en lager dan in Enschede, 9,1 procent. Het stijgingspercentage is in Almelo in vergelijking met de andere steden bijzonder laag. Sinds 1 januari 2008 is het aantal werklozen in Almelo gedaald en in de referentiegebieden is sprake van een stijging. In bovenstaande grafiek is de stijging van de werkloosheid in Almelo vergeleken met referentiegebieden Enschede, Hengelo, Twente en Nederland. Vanaf februari daalt het aantal werklozen in Nederland en Twente. Almelo volgt deze trend. In Hengelo is deze daling het sterkst en in Enschede is de situatie minder positief. Sinds januari is daar een stijging van het aantal werklozen waar te nemen. Aantal uitkeringen WWB/WIJ 2300
2200
2100
2000
1900
1800
1700
1600 jan 2008
feb mrt
apr mei jun
jul
aug sep okt nov dec
jan
feb mrt apr mei jun
jul
aug sep okt nov dec
2009
uitkeringen WWB/WIJ
jan
feb mrt apr mei jun
2010
gemiddelde 6 periodes
49
In de eerste half jaar van 2009 zet een stijging van het aantal WWB/WIJ-uitkeringen in en ligt het aantal boven het halfjaargemiddelde. Deze stijging begint vanaf augustus 2009 af te toppen en is er sprake van een stabilisatie. Deze periode van een stabiel aantal uitkeringen duurt tot en met februari 2010. Vanaf maart 2010 wordt de stijging van het aantal uitkeringen uit het eerste half jaar van 2009 voortgezet. Vanaf 1 januari tot en met 30 juni 2010 is het aantal uitkeringen gestegen met 168 of met ruim 8 procent. Het stijgingspercentage in het eerste halfjaar van 2010 is gelijk aan de stijging in het hele jaar 2009. In 2009 kwam de stijging vooral in de eerste helft van het jaar tot stand. Als dit een jaarlijks terugkerend patroon is, dan zal een verdere stijging in de tweede helft van 2010 beperkt blijven. De werkloosheid is in het eerste halfjaar aanzienlijk gedaald, maar dat heeft nog geen effect gehad op het aantal WWB/WIJ-uitkeringen. Het zijn naar alle waarschijnlijkheid mensen met een andere uitkering (WW) die als eerste weer een arbeidsplaats vinden.
Aantal ingediende vacatures UWV werkbedrijf 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 jan 2008
feb
mrt
apr mei
jun
jul
aug sep
okt nov dec
jan
feb
mrt
apr mei
jun
jul
aug sep okt nov dec
2009 Aantal ingediende vacatures UWV werkbedrijf
jan
feb mrt
apr mei
jun
2010 gemiddelde 6 periodes
Vanaf begin 2010 is de trend dat het aantal ingediende vacatures licht stijgt. In de tweede helft van 2009 zakte het aantal ingediende vacatures onder de trendlijn. In de eerste helft van 2010 is er sprake van wat schommelingen, waarbij er uitschieters zijn ruim boven de trendlijn. De schommelingen laten zien dat het herstel broos is.
50
Uitzendkrachten via Randstad per periode van 4 weken 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
2008
13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
2009
1
2
3
4
5
2010
Uitzendkrachten via Randstad
gemiddelde 6 periodes
Vanaf medio 2009 is sprake van een duidelijke trendomkeer. Het aantal uitzendkrachten via Randstad daalt onder de trendlijn. Eind 2009 en begin 2010 stabiliseert het aantal uitzendkrachten rond de 90 per 4 weken. In periode 5 stijgt het aantal uitzendkrachten boven de trendlijn, maar deze trendlijn beweegt nog niet mee omhoog. De komende maanden zullen de cijfers uitsluitsel geven of sprake is van een echte trendomkeer.
Woningmarkt Gereedgekomen nieuwbouwwoningen 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 jan 2008
feb
mrt
apr mei
jun
jul
aug sep
okt nov dec
jan
feb
mrt
apr mei
jun
jul
aug sep okt nov dec
2009 nieuwbouw gereed meldingen
jan
feb mrt
apr mei
jun
2010 gemiddelde 6 periodes
51
De ontwikkeling van het aantal gereedgekomen nieuwbouwwoningen laat een grillig verloop zien. Vanaf januari 2010 is het aantal nieuwe woning tot in totaal 30 woningen beperkt. Ontwikkeling vraagprijs woningen NVM (mediaan) € 205.000
€ 200.000
€ 195.000
€ 190.000
€ 185.000
€ 180.000
€ 175.000
€ 170.000
€ 165.000 jan feb mrt apr mei jun
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
2008
jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
2009 vraagprijs woningen
jul
2010 gemiddelde 6 periodes
De ontwikkeling van de vraagprijs van woningen is tot medio 2009 dalende. Vanaf augustus 2009 kondigt zich een herstel aan, al gaat dit nog gepaard met pieken en dalen. Het herstel stabiliseert in 2010, maar de laatste twee periodes is sprake van een daling. Ook hier zal de komende maanden duidelijk worden of de recente daling doorzet. aanbod woningen NVM 600
550
500
450
400
350 jan 2008
feb mrt apr mei jun
jul
aug sep okt nov dec jan
feb mrt apr mei jun
jul
aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
2009 aanbod woningen
jul
2010 gemiddelde 6 periodes
In de periode eind 2008 tot november 2009 is een stijgende trend zien van het aantal te koop staande woningen via NVM-makelaars. Vanaf november 2009 tot en met juni 2010 beweegt de trendlijn 52
zijwaarts: een stabilisatie rond het aanbod van 515 woningen. In de vorige rapportage werd verwacht dat de stijgende trend een top zou vormen. Nu is te zien dat het afgelopen half jaar de trendlijn afvlakt, maar nog niet de gewenste richting omlaag inslaat. Aantal dagen tot woning verkocht is 300
250
200
150
100
50
0 jan
feb mrt apr mei jun
2008
jul
aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun
jul
aug sep okt nov dec jan
2009 Aantal dagen tot woning verkocht is
feb mrt apr mei jun
jul
2010 gemiddelde 6 periodes
De trend van het aantal dagen dat een woning te koop staat is vanaf begin 2009 stijgend. Aanvankelijk lijkt zich begin 2009 een top te vormen, maar in juni en juli stijgt het aantal dagen voordat een woning verkocht wordt. Een woning staat nu ongeveer 8 maanden te koop, één maand langer dan een half jaar geleden.
Bedrijvigheid Ontwikkeling van het aantal faillissementen 12
10
8
6
4
2
0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec jan feb mrt apr mei jun 2008
2009 Faillissementen
gemiddelde 6 periodes
2010 bron: Faillissementen.com bewerkt door O&S Almelo
53
De ontwikkeling van het aantal faillissementen schommelt sterk. Het gaat om kleine aantallen en zegt niets over de consequenties, de omvang van de werkgelegenheid. De rode trendlijn laat vanaf 2009 een stijging van het aantal faillissementen zien en vanaf eind 2009 tot en met juni 2010 is sprake van een dalende trend. aantal startende bedrijven 40
35
30
25
20
15
10
5
0 jan
feb mrt
apr mei jun
2008
jul
aug sep okt nov dec
jan
feb mrt
apr mei jun
jul
2009 starters
aug sep okt nov dec
jan
feb mrt
apr mei jun
2010 gemiddelde 6 periodes
Het aantal startende bedrijven zit in 2009 in een dalende trend. Het eerste half jaar in 2010 keert de trend en stijgt het aantal startende bedrijven. Gemiddeld starten 18 ondernemers een bedrijf. In de eerste helft van 2009 was dit nog 19 en in de tweede helft van 2009 12. Aantal vestigingen en arbeidsplaatsen Vestigingen Arbeidsplaatsen 2000 3.344 37.728 2001 3.446 38.675 2002 3.420 38.658 2003 3.383 39.104 2004 3.311 38.683 2005 3.449 38.434 2006 3.544 38.629 2007 3.735 40.320 2008 3.954 40.724 2009 4.125 40.004 Bron: Biro
Vestigingen kunnen starters zijn, maar ook bestaande bedrijven die zich in Almelo vestigen. Het aantal bedrijfsvestigingen groeit nog steeds, maar het aantal arbeidsplaatsen neemt in 2009 af. Bij de afname van het aantal arbeidsplaatsen gaat het waarschijnlijk om werknemers uit en van buiten Almelo. Onduidelijk is nog aan welke sectoren de teruggang van het aantal arbeidsplaatsen is toe te schrijven. Uit landelijke gegevens van het CBS blijkt dat de bouwbranches zwaar getroffen worden door de economische crisis.
Algemeen 54
vestiging en vertrek 350
300
250
200
150
100
50
0 jan
-50
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
2008
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
2009
jan
feb
mrt
2010
-100 vestiging
vertrek
migratiesaldo
gemiddelde 6 periodes
In de periode oktober 2008 tot augustus 2009 is de trend (zwarte lijn) dat er meer mensen zich in Almelo vestigen dan vertrekken. Vanaf augustus 2009 draait de trend en vertrekken meer mensen uit Almelo dan er zich vestigen. In het eerste kwartaal stijgt de trendlijn weer en is het migratiesaldo positief. Natuurlijke bevolkingsgroei 100
80
60
40
20
0 jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
2008
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
2009
okt
nov
dec
jan
feb
mrt
2010
-20 geboorte
sterfte
natuurlijke groei
gemiddelde 6 periodes
De natuurlijke groei van de bevolking is in het eerste kwartaal licht toegenomen met 25 personen. In dit eerste kwartaal is de totale bevolking toegenomen met 138 is het gevolg van een vestigingsoverschot. 55