Mountainbikeroutenetwerk in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug Uitbreidingsmogelijkheden in kaart gebracht
Mountainbike routenetwerk in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug _____________________________________________________________________ Subtitel:
Uitbreidingsmogelijkheden in kaart gebracht
Projectnummer:
625
Teamleden:
Jannicke Kiezebrink Inge van Oorschot Karin Pepers Erik Roelfsema Menno de Vries
Opdrachtgevers:
Hugo Hoofwijk Derk-Jan Stobbelaar Gerard Straver
ACT expert:
Ramona van Marwijk
ACT coach:
Joop van Loon
Datum: 19 februari, 2010 _____________________________________________________________________
De opdrachtgever van dit onderzoek en eigenaar van dit rapport is de Wetenschapswinkel Wageningen UR. Disclaimer * "Dit rapport is gemaakt door studenten van Wageningen Universiteit als onderdeel van hun MSc-opleiding. Het is géén officiële publicatie van Wageningen Universiteit of Wageningen UR. Wageningen Universiteit neemt middels dit rapport geen formele positie in, noch representeert het haar visie of mening in deze." * "Copyright © 2010. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. "
4
Voorwoord Dit rapport is tot stand gekomen in het kader van ACT en in opdracht van de Wetenschapswinkel van Wageningen UR. Dit onderzoek is uitgevoerd door vijf studenten van de volgende masters: Soil Science, International Land and Water Management, Plant Breeding and Genetic Resources en Management, Economics and Consumer Studies, van Wageningen Universiteit. Door middel van dit onderzoek zijn geschikte en minder geschikte gebieden in kaart gebracht voor een mogelijke uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes tot een mountainbikeroutenetwerk. Tevens zijn in dit rapport aanbevelingen geschreven voor het ontwerpen van deze nieuwe routes. Graag zouden wij een aantal personen willen bedanken die ons gedurende dit onderzoek hebben geholpen. Ten eerste willen wij de dhr. H. Hoofwijk en dhr. D.J. Stobbelaar bedanken voor de mogelijkheid om dit onderzoek voor hen uit te voeren. Daarnaast willen wij dhr. J.J.A. van Loon, onze procescoach, en mevr. R.B.M. van Marwijk, onze expert, van Wageningen Universiteit bedanken voor hun begeleiding en feedback. Ten slotte willen wij alle geïnterviewden en geënquêteerden bedanken voor hun medewerking. Wij hopen dat dit onderzoek de Wetenschapswinkel van Wageningen UR een goede basis geeft voor het verdere project. Jannicke Kiezebrink Inge van Oorschot Karin Pepers Erik Roelfsema Menno de Vries Wageningen, 19 februari 2010
5
6
Samenvatting Inleiding Dit ACT-project is uitgevoerd in opdracht van de Wetenschapswinkel van Wageningen UR. In Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (NPUH) is de recreatie geconcentreerd in een relatief kleine zone. Deze sterke concentratie van verschillende recreatievormen leidt tot conflicten tussen mountainbikers en andere recreanten, terreineigenaren en terreinbeheerders (Torsius, 2009a). Bekend is dat mountainbikers geregeld afwijken van de mountainbikeroutes, wat leidt tot extra conflicten. Verwacht wordt dat een uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes tot een routenetwerk de conflicten voor een groot deel kan oplossen. In dit onderzoek is gekeken naar mogelijkheden voor een uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes tot een mountainbikeroutenetwerk in NPUH. Doelstelling Het doel van dit onderzoek is het identificeren van geschikte en minder geschikte mountainbikegebieden in NPUH en deze weergeven in een geïntegreerde waardenkaart. Hierbij wordt enerzijds rekening gehouden met de wensen van mountainbikers, andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders en anderzijds met ecologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch belangrijke gebieden en hoe deze beïnvloed worden door mountainbiken. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt hierbij als volgt: Welke gebieden zijn meer en welke minder geschikt voor een uitbreiding van het huidige mountainbike routenetwerk in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug? Methoden In dit onderzoek is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden: netwerkanalyse, literatuurstudie, interviews, enquêtes en geografische weergave. Gestart is met een netwerkanalyse om zo meer inzicht te krijgen in het probleem. In de literatuurstudie is gekeken naar de mogelijke effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie. De interviews en enquêtes zijn gebruikt voor het in kaart brengen van conflicten tussen mountainbikers en andere recreanten, terreineigenaren en terreinbeheerders. Daarnaast zijn de interviews en enquêtes gebruikt voor het in kaart brengen van de wensen/ visies van de verschillende partijen. Tot slot zijn alle bevindingen verwerkt in zes verschillende geografische kaarten. Deze zes kaarten hebben uiteindelijk in de conclusie geleidt tot één uiteindelijke waardekaart waarop een conclusie gebaseerd kan worden. Resultaten In deelvraag 1 is gekeken naar de effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie van NPUH. Uit deze deelvraag is gebleken dat wanneer de mountainbikers zich aan de bewegwijzerde routes houden, de effecten op deze omgevingsfactoren minimaal zullen zijn. Wanneer mountainbikers van de routes afwijken kan dit negatieve gevolgen hebben doordat dieren verstoord worden, zeldzame vegetatie overreden wordt, erosie veroorzaakt wordt en cultuurhistorische elementen aangetast worden. Hierbij is echter geconcludeerd dat de effecten van mountainbiken weinig verschillen met de effecten van andere vormen van recreatie.
7
In deelvraag 2 is gekeken naar de huidige conflicten tussen mountainbikers en andere recreanten, terreineigenaren en terreinbeheerders. Uit de deelvraag kan geconcludeerd worden dat mountainbikers de meeste irritaties/ conflicten ondervinden met wandelaars met honden. Van de andere recreanten ervaren ruiters de meeste irritaties of conflicten met mountainbikers. Met deze conflicten zijn ook alle terreineigenaren bekend. Ook veel boswachters van de verschillende instanties hebben meerdere malen conflicten gehad met mountainbikers. Deze conflicten gaan veelal over het feit dat mountainbikers zich niet aan de toegangsvoorwaarden houden. Deelvraag 3 ging over de perceptie van mountainbikers over de huidige mountainbikeroutes in NPUH. Uit deze deelvraag is gebleken dat meer dan de helft van de mountainbikers regelmatig gebruik maakt van de huidige routes. Reden van mountainbikers om geen gebruik te maken van de routes is dat ze zelf de vrijheid willen om eigen routes te kiezen en/ of dat ze zelf leukere routes kennen. Van de mountainbikers die zeggen gebruik te maken van de routes, zeggen bijna alle mountainbikers ook wel eens af te wijken van de routes. Gebrek aan variatie en de te korte lengte van de routes zijn hiervoor de voornaamste redenen. In deelvraag 4 is gekeken naar de wensen van mountainbikers, andere recreanten, terreinbeheerders en terreineigenaren omtrent een uitbreiding van mountainbikeroutes in NPUH. Gezien de conflicten uit deelvraag 2 is het belangrijk dat bij het ontwerpen van nieuwe routes deze zoveel mogelijk gescheiden worden en zo min mogelijk kruisen met routes van andere recreanten. Met name ruiterroutes en hondenvrijloopzones dienen gescheiden te blijven van mountainbikeroutes. Wat betreft de terreineigenaren zijn de meningen verdeeld. Staatsbosbeheer, Gemeente Utrechtse Heuvelrug en Gemeente Rhenen hebben aangegeven open te staan voor een uitbreiding van de mountainbikeroutes over hun terrein. Natuurmonumenten en het Utrechts landschap waren minder enthousiast over het uitbreidingsplan, omdat bij beide partijen de natuur en cultuurhistorie centraal staat. Conclusie Met het onderzoek zijn twee geschikte gebieden gevonden voor het aanleggen van mountainbikeroutes. In een van de gebieden ligt de huidige route Amerongen. In het andere gebied zou een nieuwe route aangelegd kunnen worden. In dit gebied ligt echter wel een kerngebied van Staatsbosbeheer waar rekening mee gehouden moet worden. Een routenetwerk zou gecreëerd kunnen worden door de al bestaande routes met elkaar te verbinden door middel van het aanleggen van verbindingsroutes. Door het creëren van een routenetwerk kunnen de mountainbikers een langere route afleggen en ontstaan meer keuzemogelijkheden. Hopelijk zullen zij hierdoor minder snel van de paden afwijken en waardoor er minder conflicten zullen ontstaan
8
Inhoudsopgave 1.
Inleiding ...............................................................................................................11 1.1. Probleemstelling ..........................................................................................11 1.2. Doelstelling ..................................................................................................12 1.3. Onderzoeksvragen........................................................................................12 1.4. Begripsbepaling ...........................................................................................12 2. Materiaal en methode...........................................................................................13 2.1. Gebiedsbeschrijving.....................................................................................13 2.2. Materiaal ......................................................................................................14 2.3. Methode .......................................................................................................16 3. Netwerkanalyse....................................................................................................21 3.1. Terreineigenaren en terreinbeheerders.........................................................21 3.2. Bestuur NPUH .............................................................................................23 3.3. Conclusie......................................................................................................26 4. Effecten van mountainbiken op ecologie, landschap en cultuurhistorie..............27 4.1. Effecten van mountainbiken op ecologie.....................................................27 4.2. Effecten van mountainbiken op het landschap ............................................32 4.3. Effecten van mountainbiken op cultuurhistorie...........................................40 4.4. Conclusie en geografische weergave ...........................................................44 5. Perceptie van mountainbikers op routes in NPUH ..............................................47 5.1. Beschrijving huidige mountainbikeroutes in NPUH ...................................47 5.2. Perceptie van mountainbikers over de huidige routes .................................48 5.3. Conclusie......................................................................................................52 6. Recreatieve conflicten omtrent mountainbiken in NPUH ...................................53 6.1. Recreatieve conflicten omtrent mountainbikers uit literatuur .....................53 6.2. Recreatieve conflicten omtrent mountainbikers in NPUH ..........................56 6.3. Conclusie......................................................................................................65 7. Wensen omtrent uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes in NPUH .......67 7.1. Algemene wensen van mountainbikers uit literatuur...................................67 7.2. Wensen van verschillende groepen belanghebbenden in NPUH.................68 7.3. Conclusie en geografisch weergave.............................................................77 8. Conclusie..............................................................................................................79 9. Discussie en aanbevelingen .................................................................................83 9.1. Discussie ......................................................................................................83 9.2. Aanbevelingen .............................................................................................86 Literatuurlijst................................................................................................................89 Bijlage 1 Interviews .....................................................................................................95 Bijlage 2 Enquête voor mountainbikers.....................................................................111 Bijlage 3 Enquête voor andere recreantengroepen ....................................................115 Bijlage 4 Enquête resultaten ......................................................................................117 Bijlage 5 Statistische analyse enquête .......................................................................133
9
10
1. Inleiding 1.1.
Probleemstelling
Overal in Nederland waar verschillende vormen van recreatie in hetzelfde gebied plaats vinden, kunnen conflicten ontstaan (Jansen, 2004). Een bekend recreatiegebied is Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (NPUH), waar veel discussie plaats vindt over conflicten tussen verschillende recreanten. In NPUH is de recreatie geconcentreerd in een relatief kleine zone. Deze sterke concentratie van verschillende recreatievormen leidt tot conflicten tussen mountainbikers en andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders (Torsius, 2009a). De aanwezigheid van mountainbikers wordt door een aantal terreineigenaren en terreinbeheerders als een vorm van overlast gezien (Torsius, 2009a). Daarnaast kan de aanwezigheid van mountainbikers schade aan de natuur aanrichten (Jansen, 2004; Thurston en Reader, 2001). Deze conflicten hebben uiteindelijk geleid tot een inperking van mountainbike mogelijkheden in NPUH. Sinds medio 2009 gelden er nieuwe toegangsregels voor het park, mountainbikers worden nu naast fietspaden alleen nog toegelaten op de speciaal voor hen bestemde routes. Daarnaast is het aantal officiële toertochten sterk ingeperkt (Torsius, 2009a; Torsius, 2009b). Voor de mountainbikers in NPUH bestaan vier mountainbikeroutes, maar deze huidige routes schieten op een aantal punten tekort (Torsius, 2009a). Zo is de geboden ruimte op de vier huidige mountainbikeroutes voor een deel van de mountainbikers niet voldoende en/of niet uitdagend genoeg. Sommige mountainbikers kiezen daarom geheel of gedeeltelijk hun eigen routes waardoor regelmatig conflicten ontstaan met andere recreantengroepen en terreineigenaren in NPUH (Torsius, 2008). Om deze conflicten op te lossen heeft de Nederlandse Toer Fiets Unie (NTFU) de Wetenschapwinkel van Wageningen UR gevraagd om het project "Mountainbikeroutes in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug" uit te voeren. In dit project wordt, als eerste fase van het totale onderzoek, onderzocht of de huidige routes voor mountainbikers uitgebreid kunnen worden tot een routenetwerk. Het einddoel van het gehele project is het ontwerpen en aanleggen van een routenetwerk over heel NPUH, waardoor mountainbikers voldoende mogelijkheden en uitdagingen krijgen. Hierbij moet rekening gehouden worden met de ecologie, het landschap, de cultuurhistorie en de wensen van de andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders. Een routenetwerk waar iedereen zich in kan vinden moet er toe leiden dat de conflicten met andere recreantengroepen en terreinbeheerders en terreineigenaren gereduceerd worden tot een acceptabel niveau. De Wetenschapswinkel van Wageningen UR heeft dit project opgesplitst in verschillende deelprojecten, waarvan de eerste fase uitgevoerd wordt door een multidisciplinaire groep master-studenten in het kader van het vak Academic Consultancy Training (ACT). Het doel van dit onderzoek is het identificeren van geschikte en minder geschikte gebieden voor een uitbreiding van het routenetwerk voor mountainbikers in NPUH. Deze zullen worden weergeven in een geïntegreerde waardekaart in een GeoInformatie Systeem (GIS). Hierbij wordt enerzijds rekening gehouden met de wensen van mountainbikers, andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders en anderzijds met ecologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch belangrijke gebieden en hoe deze beïnvloed worden door mountainbiken.
11
1.2.
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is het identificeren van geschikte en minder geschikte mountainbikegebieden in NPUH en deze weergeven in een geïntegreerde waardekaart. Hierbij wordt enerzijds rekening gehouden met de wensen van mountainbikers, andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders en anderzijds met ecologisch, landschappelijk en cultuurhistorisch belangrijke gebieden en hoe deze beïnvloed worden door mountainbiken.
1.3.
Onderzoeksvragen
Hoofdvraag: Welke gebieden zijn meer en welke minder geschikt voor een uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug? Deelvragen: 1. Wat zijn de effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie van NPUH? 2. Wat is de perceptie van mountainbikers over de huidige mountainbikeroutes in NPUH? 3. Welke conflicten hebben mountainbikers met andere recreantengroepen, terreinbeheerders en terreineigenaren in NPUH? 4. Wat zijn de wensen van mountainbikers, andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders omtrent uitbreiding van de huidige routes in NPUH?
1.4.
Begripsbepaling
Andere recreantengroepen
Recreantengroep bestaande uit wandelaars, wandelaars met hond, fietsers en ruiters.
BIP
Beheers- en Inrichtingsplan
EHS
Ecologische Hoofdstructuur
Georganiseerde mountainbikers
Mountainbikers die zijn aangesloten bij een mountainbikeclub
Heel de Heuvelrug
Programmabureau
Individuele mountainbikers
Mountainbikers die niet aangesloten zijn bij een mountainbikeclub
NPUH
Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, het gebied tussen Driebergen en Rhenen
NTFU
Nederlandse Toer Fiets Unie
RCE
Rijksdienst Cultureel Erfgoed
12
2. Materiaal en methode 2.1.
Gebiedsbeschrijving
Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is gesitueerd in de provincie Utrecht (Nederland). Het gebied betreft het zuidelijk gedeelte van de stuwwal, de Utrechtse Heuvelrug, die zich van Huizen aan het IJsselmeer tot aan Rhenen bij de Rijn uitstrekt en 20.000 ha beslaat. Het NPUH is in 2003 officieel geopend en is 6000 ha groot. Het Nationaal Park beslaat het gebied ten zuiden van de snelweg A12 (Utrecht - Arnhem) en valt binnen de gemeenten Utrechtse Heuvelrug en Rhenen (Buro Hemmen, 2003). In figuur 1 is de ligging van NPUH binnen Nederland afgebeeld. Figuur 1: Ligging Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Bron: Algemeen Hoogtemodel Nederland
Bron: Provincie Utrecht Geografische Informatievoorziening
Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is een samenwerkingsverband van verschillende terreineigenaren, terreinbeheerders, overheden en belangenorganisaties. Het gebied is 6000 hectare groot en heeft meerdere eigenaren namelijk: • Ruim 20 particuliere eigenaren (o.a. landgoedeigenaren): deze eigenaren beschikken samen over ruim 2400 hectare grond. • Staatsbosbeheer: deze organisatie beschikt over 1913 hectare grond. • Natuurmonumenten: deze organisatie beschikt over 420 hectare grond. • Het Utrechts Landschap: deze organisatie beschikt over 896 hectare grond. • Gemeente Utrechtse Heuvelrug: deze gemeente beschikt over 258 hectare grond. • Gemeente Rhenen: deze gemeente beschikt over 143 hectare grond. Figuur 2 geeft een overzicht van de verschillende eigenaren en de gebieden die zij in bezit hebben.
13
Figuur 2: Overzichtskaart verschillende terreineigenaren Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Bron: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Utrechts Landschap, gemeente Utrechtse Heuvelrug en Provincie Utrecht
2.2.
Materiaal
Voor dit onderzoek is wetenschappelijke literatuur gebruikt uit de bibliotheek van Wageningen Universiteit en wetenschappelijke artikelen van het internet. Ook zijn verschillende documenten gebruikt, waaronder het Beheers- en Inrichtingsplan van Nationaal Park de Utrechtse Heuvelrug. In de literatuurlijst is een overzicht te vinden van de gebruikte bronnen. Om de informatie te verzamelen en te verwerken zijn verschillende bronnen en verwerkingsprogramma’s gebruikt. Daarnaast zijn er interviews gehouden met verschillende belanghebbende partijen binnen het park. De computerprogramma’s ArcGIS en SPSS zijn gebruikt om grafische weergaven te maken en gehouden enquêtes statistisch te verwerken. De verschillende materialen worden in deze paragraaf specifieker behandeld en verder uitgelegd.
2.2.1. Belanghebbenden In dit onderzoek zijn de kennis en percepties van verschillende belanghebbenden in het gebied gebruikt voor het in kaart brengen van de verschillende wensen en mogelijkheden. Deze informatie is ingewonnen door het afnemen van interviews (zie voor de methode paragraaf 2.3.3). Hierbij is gevraagd naar de functie van de geïnterviewde zelf, de visie van de desbetreffende organisatie, het verloop van de samenwerking met andere partijen, welke ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische elementen in hun gebied voorkwamen en wat hun mening is over de invloed van mountainbiken op die elementen. Ook is er gevraagd naar GISbestanden, conflicten in hun gebied, mogelijkheden tot het aanleggen van nieuwe mountainbikeroutes in hun gebied en eventuele eigen toevoegingen. Voor dit onderzoek zijn de volgende interviews afgenomen: • Dhr. R. Schuurmans van Staatsbosbeheer (25 januari 2010). Dhr. Schuurmans is zowel vertegenwoordiger van Staatsbosbeheer als ecoloog. • Dhr. U. Hassefras en dhr. M. Reukers van Natuurmonumenten (25 januari 2010). • Dhr. R. Blom van het Utrechts Landschap (1 februari 2010). 14
• • • • •
Mevr. R. Zwart van het Overlegorgaan (2 februari 2010). Dhr. C van Beusekom van Recreatie Midden Nederland (4 februari 2010). Uit dit interview volgde een volgende afspraak met de coördinator van NPUH, dhr. J. Schik. Dhr. J. Schik van Recreatie Midden Nederland (8 februari 2010). Dhr. Schik is coördinator van Recreatie Midden Nederland voor NPUH. Dhr. G. Medema van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (9 februari 2010). Mevr. C. Apell van de gemeente Rhenen (15 februari 2010).
De uitwerkingen van deze interviews zijn te vinden in Bijlage 1. Tijdens dit onderzoek is het niet gelukt om particuliere terreineigenaren te interviewen. Vanuit de opdrachtgevers is te laat toestemming verkregen, onder andere doordat dit onderwerp gevoelig kan liggen bij particuliere eigenaren.
2.2.2. ACT-expert Dit verslag wordt inhoudelijk beoordeeld door Dr. R. van Marwijk, Leerstoelgroep Sociaal-Ruimtelijke Analyse van Wageningen UR.
2.2.3. Geo-Informatie Systemen Voor de grafische weergave van de bevindingen van dit onderzoek is het computerprogramma ArcGIS gebruikt. Dit is een programma dat Geo-Informatie Systemen digitaal kan weergeven en waarin kaarten kunnen worden gemaakt en bewerkt. Het projectiesysteem dat is gebruikt bij de kaarten is “RD new”, een veel gebruikt projectiesystemen voor Nederland. De bestanden die voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn weergegeven in tabel 1. Tabel 1: GIS-bestanden die gebruikt zijn in dit onderzoek
Naam kaart Top10 kaart
Terrein NPUH Terrein Staatsbosbeheer Terrein Natuurmonumenten Terrein het Utrechtse Landschap Terrein recreatie midden Nederland Terrein particuliere eigenaren Terrein gemeente Utrechtse Heuvelrug Ecologische kernzone
Beschrijving Kaart met de topografie van Nederland weergegeven in de schaal 1:25, 1:50 en 1:250 De omtrek van het Nationaal park De omtrek van het terrein van Staatsbosbeheer De omtrek van het terrein van Natuurmonumenten De omtrek van het terrein van het Utrechtse Landschap
Bron Alterra (Geodesk)
De omtrek van het terrein van recreatie midden Nederland De omtrek van het terrein van de particuliere eigenaren De omtrek van het terrein van de gemeente Utrechtse Heuvelrug De gebieden die staan aangegeven als ecologische kernzones in NPUH
Recreatie Midden Nederland Provincie Utrecht
Provincie Utrecht Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Utrechts Landschap
Gemeente Utrechtse Heuvelrug Staatsbosbeheer
15
Kernleefgebied Verbindingszone Hondenvrijloopzone Opengesteld gebied (+integratiezone) Ecopassages Grafheuvels Celtic fields Wandelroutes Ruiterroutes Fietsroutes Mountainbikeroutes Algemeen Hoogtemodel Nederland
De gebieden die staan aangegeven als kernleefgebied binnen SBB De gebieden die staan aangegeven als verbindingszone binnen SBB De gebieden die staan aangegeven als hondenvrijloopzone binnen SBB De gebieden die staan aangegeven als opengesteld gebied in NPUH De plekken waar ecopassages zijn of worden gerealiseerd De locaties waar grafheuvels zijn gevonden De locaties waar celtic fields zijn gevonden De locatie van de huidige wandelroutes De locatie van de huidige ruiterroutes De locatie van de huidige fietsroutes De locatie van de huidige mountainbikeroutes Hoogtemodel van Nederland
Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed NTFU Provincie Utrecht Provincie Utrecht NTFU Alterra (Geodesk)
2.2.4. SPSS Het computerprogramma “Statistical Package for the Social Sciences” (SPSS) is gebruikt om de verzamelde data uit de enquêtes te verwerken en te analyseren. Versie 17 is gebruikt. De antwoorden van de enquêtes zijn gecodeerd en ingevoerd in het programma. Met SPSS zijn verschillende tabellen gegenereerd om de resultaten te analyseren. Vanwege de kleine steekproef kon de significantie van de uitkomsten niet worden aangetoond en konden er geen correlaties worden bepaald. De resultaten van SPSS zijn in tabelvorm weergegeven in bijlage 4.
2.3.
Methode
In dit onderzoek zijn verschillende onderzoeksmethoden gebruikt. Om inzicht te krijgen in het probleem is een netwerkanalyse en een literatuurstudie uitgevoerd. Voor het in kaart brengen van conflicten omtrent mountainbikers in NPUH en de wensen van de mountainbikers, andere recreantengroepen, terreinbeheerders en terreineigenaren zijn interviews en enquêtes afgenomen. Om binnen korte tijd veel wensen en conflicten in kaart te kunnen brengen, is waar mogelijk gekozen voor enquêteren. Voor het verkrijgen van meer kwalitatieve informatie is gebruik gemaakt van interviews. Uiteindelijk dienden de netwerkanalyse, de literatuurstudie, de interviews en de enquêtes op hun beurt weer als input voor de geografische weergave.
2.3.1. Netwerkanalyse Om een beter inzicht te krijgen in de relaties en samenwerking tussen verschillende belanghebbenden binnen NPUH, is een netwerkanalyse uitgevoerd. In deze netwerkanalyse zijn de terreineigenaren en terreinbeheerders binnen NPUH
16
geïdentificeerd. Voor deze netwerkanalyse is gebruik gemaakt van literatuur, internet en interviews.
2.3.2. Literatuurstudie Om meer inzicht in het onderwerp te verkrijgen, is een literatuurstudie uitgevoerd. In deze literatuurstudie is hoofdzakelijk onderzoek gedaan naar belangrijke ecologische, landschappelijke en natuurhistorische elementen in het Nationaal Park en de effecten van mountainbiken op deze elementen. Ook is gekeken naar literatuur over de aard van conflicten en de voorkeuren van mountainbikers op bepaalde aspecten van routes. Deze literatuur is vergeleken met de uitkomsten van de enquêtes die gehouden zijn tijdens dit onderzoek.
2.3.3. Interviews In dit onderzoek zijn terreineigenaren en terreinbeheerders geïnterviewd (zie paragraaf 2.2.2). Het doel van de interviews met de terreineigenaren en terreinbeheerders was meer inzicht te verkrijgen in de bestaande situatie en het inventariseren van de belangen en de wensen van de terreineigenaren en -beheerders omtrent een eventueel nieuw mountainbikeroutenetwerk.
2.3.4. Enquêtes Om binnen korte tijd veel data te verzamelen over de wensen van de mountainbikers en andere recreantengroepen, is in dit onderzoek gebruik gemaakt van enquêtes. De recreanten zijn in en rondom Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug geënquêteerd. Hierbij zijn verschillende groepen recreanten behandeld, namelijk: georganiseerde mountainbikers, individuele mountainbikers, wandelaars, wandelaars met hond, fietsers en ruiters. De aantallen respondenten zijn te vinden in tabel 2. Tabel 2: Typen en aantallen recreanten in dit onderzoek
Type recreant Mountainbiker individueel Mountainbiker georganiseerd Wandelaar Wandelaar met hond Ruiter Recreatieve fietser
Aantal 47 57 29 19 21 17
Mountainbikers Onder mountainbikers is onderscheid gemaakt tussen: • Individuele mountainbikers • Georganiseerde mountainbikers in plaatselijk/landelijk clubverband Er is onderscheid gemaakt tussen deze twee groepen omdat aangenomen is dat deze twee groepen verschillen op bepaalde punten. Daardoor worden er ook verschillende uitkomsten uit de enquêtes verwacht. Deze eventuele verschillen in uitkomsten kunnen weer van invloed zijn op de uiteindelijke aanbevelingen voor het eventueel nieuwe mountainbikeroutenetwerk. Mountainbikers in georganiseerd verband, maar ook individuele mountainbikers, zijn makkelijk te bereiken via toertochten. Om enquêtes af te nemen onder mountainbikers is hen voor de start van de mountainbiketocht op 23 januari 2010 om medewerking
17
gevraagd. Deze tocht startte in Driebergen en werd georganiseerd door de Driebergse Tourclub. Hier is het overgrote deel van de enquêtes afgenomen. Daarnaast vond de enquêtering van individuele mountainbikers plaats in het onderzoeksgebied NPUH. Bij opstapplekken, parkeerplaatsen en op mountainbikeroutes zijn mountainbikers gevraagd een enquête in te vullen. Dit is gedaan op 31 januari en 3 februari 2010. In totaal hebben 57 georganiseerde mountainbikers en 47 individuele mountainbikers meegewerkt aan dit onderzoek. Het streven was een minimum van 50 respondenten per groep. Voor individuele mountainbikers is dit minimum niet gehaald. Andere recreantengroepen: • Wandelaars zonder hond zijn benaderd tijdens hun bezoek aan NPUH. De enquêtering heeft zowel plaatsgevonden op parkeerplaatsen rondom het park als op wandelpaden in het Nationaal Park. Het enquêteren vond plaats op 31 januari en op 1, 3, 5 en 7 februari 2010. • Wandelaars met hond zijn net zoals wandelaars zonder hond ook benaderd tijdens hun bezoek aan het Nationaal Park. Deze groep was van te voren niet als aparte groep gedefinieerd, maar gedurende het veldwerk liepen er veel wandelaars met hond in NPUH. Tijdens de analyse bleken de antwoorden van de wandelaars en wandelaars te verschillen. Om deze reden is besloten deze groepen te scheiden. De enquêtering heeft plaatsgevonden op parkeerplaatsen rondom het park en op wandelpaden en hondenvrijloopzones in het park. Dit heeft plaatsgevonden op 31 januari en op 1, 3, 5 en 7 februari 2010. • Recreatieve fietsers zijn benaderd op 1, 3 en 7 februari 2010 door delen van routes te fietsen en bij een aantal routeknooppunten te staan. • Ruiters zijn voornamelijk geënquêteerd via het bezoeken van manege Blauwendraad in Rhenen op 1 en 4 februari 2010. Hier werd aan ruiters, voorafgaande aan hun rijles, gevraagd of ze ook in NPUH rijden en of ze hun medewerking wilden verlenen. Daarnaast zijn zondag 7 februari 2010 nog twee ruiters geënquêteerd die in het Nationale Park aan het paardrijden waren. Het werkelijke aantal respondenten is voor alle groepen andere recreanten hoger dan het minimum aantal van 15 respondenten.
2.3.5. Geografische weergave De geschiktheid van de gebieden voor een mogelijk mountainbikeroutenetwerk is bepaald op basis van de literatuurstudie, enquêtes en interviews. Voor het geografisch weergeven van deze bevindingen zijn verschillende waardekaarten gemaakt. Elementen die niet in een kaart waren weer te geven zijn tekstueel toegelicht. Op basis van de effecten van mountainbiken op de omgeving, de wensen en percepties van belanghebbenden zijn op verschillende kaarten geschikte en minder geschikte gebieden weergegeven. Gebieden die geschikt zijn voor mountainbiken kregen waarde drie toegekend, minder geschikte gebieden de waarde twee, en gebieden die niet geschikt zijn voor een mogelijk mountainbikeroutenetwerk de waarde één. Hierbij wordt alleen gekeken naar het onderwerp in kwestie: dus bijvoorbeeld bij de kaart van de gevolgen van mountainbikers op de ecologie wordt geen rekening gehouden met mogelijke cultuurhistorische monumenten in die gebieden. Ten slotte zijn de verschillende waardekaarten geïntegreerd door op basis van locatie de waardes op te tellen. 18
In dit onderzoek zijn negen waardekaarten opgesteld. 1. Een waardekaart met de wensen van mountainbikers. 2. Een waardekaart met de wensen van andere recreantengroepen ten opzichte van mountainbikers. 3. Een waardekaart met de wensen van terreineigenaren en -beheerders met betrekking tot mountainbikers. 4. Een geïntegreerde waardekaart met de bovenstaande drie wensenkaarten erin verwerkt. 5. Een waardekaart met daarin de ecologisch belangrijke gebieden en daaraan gekoppeld de mogelijkheden om daar te mountainbiken. 6. Een waardekaart met daarin de landschappelijk belangrijke gebieden en objecten en daaraan gekoppeld de mogelijkheden om daar te mountainbiken. 7. Een waardekaart met daarin de cultuurhistorisch belangrijke gebieden en objecten en daaraan gekoppeld de mogelijkheden om daar te mountainbiken. 8. Een geïntegreerde waardekaart met de bovenstaande drie omgevingsfactoren erin verwerkt. 9. Een geïntegreerde waardekaart met daarin concluderend de meer en minder geschikte gebieden om te mountainbiken. De gebieden die geen restricties hebben zijn geschikt voor een mountainbikeroute krijgen de waarde drie. Bijvoorbeeld bij de waardekaart met de wensen van andere recreantengroepen krijgen de gebieden waar nu geen route ligt de waarde drie toegewezen, omdat dat gebied voor de aanleg van mountainbikeroutes prima geschikt is. Elke locatie krijgt door deze methode een waarde. Ad 1: De waardekaart met de wensen van de mountainbikers Voor het opstellen van deze kaart is gebruik gemaakt van de resultaten uit de enquêtes. Uit de enquêtes bleek dat hoogteverschillen door bijna alle mountainbikers als aantrekkelijk werd ervaren. De hellingen zijn geografisch weergegeven in de betreffende waardekaart. Hellingen van 4° tot 6° hebben daarbij de waarde twee en hellingen van meer dan 6° de waarde drie gekregen. Ad 2: Waardekaart met de wensen van de andere recreantengroepen Bij de wensen van de andere recreantengroepen wordt er vooral gekeken naar de uitkomst van de enquêtes van andere recreantengroepen. De resultaten over de positieve ervaringen, irritaties en conflicten richting mountainbikers vanuit deze recreantengroep zijn hiervoor gebruikt. Het is voor dit deel van het onderzoek verder niet van belang wat deze recreantengroep van de verschillende elementen in NPUH vindt. In de waardekaart met de wensen van de andere recreantengroepen wordt aan de hand van deze gegevens de gewenstheid van mountainbikers op de paden van de andere recreantengroepen weergegeven met de waarde één of twee. Elke recreantengroep heeft een eigen routenetwerk, waar een buffer van 25 meter omheen is getekend, zodat de mountainbikeroute niet direct naast bestaande paden kan lopen. De gedeeltes van het park waar nog geen paden liggen zijn wat betreft irritaties tussen recreanten geschikt om nieuwe routes aan te leggen en krijgen daarom de waarde drie.
19
Ad 3: Waardekaart terreineigenaren/beheerders Aan de gebieden van de terreineigenaren die zijn geïnterviewd kunnen de waardes één tot en met drie toegekend. Dit geeft alleen aan of de terreineigenaren bereid zijn mountainbikers toe te laten. Van de particuliere grondbezitters is in dit onderzoek niet bekend of ze het gebied wel of niet open willen stellen. Omdat uit de interviews met andere belanghebbenden in het Nationaal park bleek dat particuliere landeigenaren over het algemeen negatief gestemd zijn ten opzichte van mountainbikers, wordt aan de particuliere landeigenaren de waarde één toegekend. Ad 4: Geïntegreerde wensenkaart De drie waardekaarten met wensen zijn hiervoor gecombineerd, waarbij de waardes zijn opgeteld. Hierdoor zijn er dus waardes tussen de drie en negen toegekend aan elke locatie binnen het gebied. Ad 5: Waardekaart ecologie Voor de ecologie zijn naast de plaatselijke flora en fauna ook ecologische kernzones, kernleefgebieden, verbindingszones, hondenvrijloopzones, algemeen opengestelde gebieden, integratiezones en ecopassages belangrijk. Deze gebieden hebben waardes gekregen naar hun kwetsbaarheid (zie paragraaf 4.1). Ad 6: Waardekaart landschap Voor het landschap zijn de hellingen meegenomen. Hellingen van 8° tot 9° hebben een verhoogde kans op erosie in dit gebied, en hebben daarom de waarde twee gekregen. Ad 7: Waardekaart cultuurhistorie Voor de cultuurhistorische waardekaart is informatie gebruikt over de ligging van grafheuvels en celtic fields van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Andere cultuurhistorische elementen zijn bijvoorbeeld gebouwen zoals de buitens. De grafheuvels liggen vaak in groepjes bij elkaar. Daarom is een buffer van 25 meter om alle grafheuvels en celtic fields gelegd, zodat de nieuwe routes niet direct langs de grafheuvels lopen. Deze buffer is ingesteld omdat deze elementen verleidelijk zouden kunnen zijn voor mountainbikers en ze hierdoor meer van de route af zouden kunnen wijken. Om de houtwallen, die van de topografische kaart zijn gehaald, is een buffer van 10 meter gelegd waarin de aanleg van routes wordt afgeraden. Al deze gebieden hebben de waarde één gekregen, omdat het niet wenselijk is mountainbikers hier gebruik van te laten maken. Ad 8: Geïntegreerde omgevingswaardekaart De drie waardekaarten van de omgeving zijn hiervoor gecombineerd, waarbij de waardes zijn opgeteld. Hierdoor zijn er dus waardes tussen de drie en negen toegekend aan elke locatie binnen het gebied. Ad 9: Geïntegreerde totale waardekaart Voor deze waardekaart zijn de geïntegreerde omgevingswaardekaart en wensen waardekaarten over elkaar heen gelegd en zijn de waardes van deze kaarten opgeteld. De waardes in de geïntegreerde waardekaart komen daardoor te liggen tussen zes en 18, waarin de waarde 18 de gebieden weergeeft die het meest geschikt zijn voor een mountainbikeroute.
20
3. Netwerkanalyse De netwerkanalyse is een manier om alle partijen te analyseren die een rol spelen in NPUH. In paragraaf 3.1 is de samenwerking van de verschillende terreineigenaren met de andere partijen geanalyseerd. In paragraaf 3.2 wordt gekeken naar de taken van terreinbeheerders, en hoe de samenwerking van deze groep met de terreineigenaren verloopt. Als laatste is in paragraaf 3.4 het bestuur van NPUH geanalyseerd. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van de afgenomen interviews. Alle uitspraken zijn gebaseerd op de interviews. De volledige uitwerkingen van deze interviews zijn na te lezen in bijlage 1.
3.1.
Terreineigenaren en terreinbeheerders
Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer heeft op de meeste vlakken een goede samenwerking met Natuurmonumenten, Het Utrechts Landschap, gemeente Utrechtse Heuvelrug en gemeente Rhenen. Met een aantal particuliere terreineigenaren loopt de samenwerking minder goed. Deze terreineigenaren willen niet meewerken als het gaat om recreatie. Wat betreft de mountainbikeroutes loopt de samenwerking met alle andere terreineigenaren wat minder soepel. Met alle terreineigenaren was afgesproken dat alle partijen een saneringsplan zouden opstellen. Tot nu toe heeft alleen Staatsbosbeheer zich aan deze afspraak gehouden. Graag zou Staatsbosbeheer gezamenlijk met alle andere terreineigenaren willen kijken naar het huidige recreatienetwerk, en dan met name naar de mountainbikeroutes (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Natuurmonumenten De samenwerking van Natuurmonumenten met de andere terreineigenaren is goed, er is veel contact en er worden veel dingen samen gedaan. Ook met de particuliere terreineigenaren heeft Natuurmonumenten goed contact. Wel wordt hierbij opgemerkt dat zij zeer waarschijnlijk niet zullen mee werken aan een uitbreiding van het huidige mountainbikeroutenetwerk op hun terrein (U. Hassefras, 25 januari 2010). Het Utrechts Landschap De samenwerking tussen het Utrechts Landschap en de andere terreineigenaren en beheerders verloopt goed. Binnen NPUH wordt momenteel al veel nagedacht over de huidige mountainbikeroutes en problemen met mountainbikers. Het Utrechts Landschap probeert hierbij beide zijden van het probleem te zien. Mountainbiken is een sport en mensen genieten ervan, maar landeigenaren en -beheerders kunnen er problemen mee hebben. Er moet een praktische oplossing worden bedacht voor de conflicten. Een mogelijke oplossing is een nieuw routenetwerk, maar het initiatief hiervoor moet van andere partijen komen zoals Recreatie Midden Nederland (RMN) (R. Blom, 1 februari 2010). Gemeente Utrechtse Heuvelrug De samenwerking van de gemeente met andere partijen is goed. G. Medema, coördinator Cultuurhistorie, Natuur en Landschap binnen de gemeente, heeft zitting binnen de commissie Beheers- en Inrichting. In die commissie spreekt hij met alle andere partijen af welke projecten uitgevoerd gaan worden in NPUH. Wanneer het
21
bijvoorbeeld over routes zou gaan worden de wensen van partijen uitgewerkt en zou de trekker bijvoorbeeld RMN kunnen zijn. Een ander voorbeeld kan zijn dat de provincie het project leidt en ervoor zorgt dat er een plan voor een route komt. Het beheer wordt dan uitbesteed aan RMN. Bij de samenwerking in het Nationaal Park is het dus essentieel dat er afspraken met elkaar gemaakt worden. Daarbij is het noodzakelijk dat de plannen van verschillende partijen op elkaar afgestemd worden, omdat een partij als Staatsbosbeheer weer andere regels of ideeën heeft dan bijvoorbeeld een meer natuurgerichte organisatie zoals Natuurmonumenten (G. Medema, 9 februari 2010). Gemeente Rhenen De samenwerking met andere partijen verloopt bij de gemeente Rhenen in goed onderling overleg, maar er zijn wel duidelijk verschillende belangen tussen de partijen. De gemeente Rhenen bezit alleen stadbossen, en het beheer hiervan is uitbesteed aan RMN. Het is een klein gebied, met enkel routes voor wandelaars, fietsers en ruiters, maar er is weinig ruimte voor een mountainbikeroute. Gemeente Rhenen sluit zich in haar beleid, wat landschappelijke aspecten, ecologie en cultuurhistorie betreft, aan bij het Beheers- en Inrichtingsplan van Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (Buro Hemmen, 2003). Rhenen vindt dat het Beheers- en Inrichtingsplan geactualiseerd zou moeten worden zodat de mogelijkheden voor de verschillende gebruikersgroepen explicieter worden. Dit zou dan wel in goed onderling overleg moeten gebeuren (C. Apell, 15 februari 2010). Particuliere terreineigenaren In totaal zijn er 20 particulieren terreineigenaren die samen 40% van de grond bezitten. Tijdens dit onderzoek was het helaas niet mogelijk om particuliere eigenaren te spreken. Wel is er met verschillende partijen gesproken over de samenwerking met particuliere terreineigenaren. Volgens deze partijen valt er over het algemeen goed samen te werken met de particuliere terreineigenaren. Wel stellen zij zich erg beschermend op ten opzichte van hun grond en is recreatie hierdoor niet altijd mogelijk. Voor openstelling van het terrein krijgen de particuliere eigenaren een vergoeding (U. Hassefras, 25 januari 2010). Verder kan uit verschillende gesprekken met andere terreineigenaren geconcludeerd worden dat de meeste particuliere terreineigenaren niet mee willen werken aan een uitbreiding van het huidige routenetwerk over hun eigen terrein. Om particuliere terreineigenaren te kunnen overtuigen toch mee te werken zullen er goede plannen opgesteld moeten worden (R. Zwart, 4 februari 2010). Vrijwel alle terreineigenaren beheren hun gebieden zelf. In de gemeente Rhenen en Utrechtse Heuvelrug worden enkele recreatieve gebieden beheerd en onderhouden door Recreatie Midden Nederland. Ook enkele particuliere eigenaren schakelen RMN in voor onderhoud en toezicht op de terreinen. Recreatie Midden Nederland Recreatie Midden Nederland heeft een uitvoerende taak binnen NPUH. Zij worden ingehuurd door het Nationaal Park om toezicht te houden. Daarnaast hebben zij als doelstelling ervoor te zorgen dat burgers kunnen recreëren op verschillende plekken in het Nationaal Park. Daarbij is het de bedoeling dat Recreatie Midden Nederland hier winst mee maakt.
22
De organisatie heeft zelf een drietal kleine recreatiegebieden binnen NPUH in beheer. Op deze plekken wordt de recreatie geconcentreerd zodat de rest van het park ontlast wordt (C. van Beusekom, 4 februari 2010). RMN houdt zich niet bezig met natuurbeheer. Hiervoor zijn de terreineigenaren zelf verantwoordelijk. De samenwerking tussen RMN en terreineigenaren is goed. Er worden vergaderingen georganiseerd tussen de boswachters van de verschillende partijen die werkzaam zijn in NPUH. Tijdens de vergaderingen worden de handhaving van de toegangsvoorwaarden en de problemen die zijn geconstateerd besproken. RMN voelt zich wel belemmerd door de financiële situatie waarin zij verkeren. Er is minder budget beschikbaar gesteld aan Recreatie Midden Nederland en daardoor kan de organisatie alleen handhaving en beheer toepassen. Graag zouden zij meer input hebben in de ontstane situatie en bijdragen aan een praktische oplossing en een voortrekkers rol spelen (C. van Beusekom, 4 februari 2010).
3.2.
Bestuur NPUH
Voor de centrale aansturing en handhaving van NPUH bestaat een uitgebreid netwerk, bestaande uit verschillende niveaus (R. Zwart, 4 februari 2010): - Besluitorgaan: overlegorgaan, commissie Beheer en Inrichting en commissie Communicatie en Educatie. - Uitvoerend orgaan: werkgroep Ontsnippering, werkgroep Handhaving en werkgroep Toegangsvoorwaarden. - Adviserend orgaan: bestaande uit het gebruikersplatform en Stichting Nationale Parken. - Kaderstellend orgaan Provincie Utrecht. Figuur 3: Organen Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Bron: R. Zwart, 4 februari 2010
Hieronder wordt de rol van de verschillende partijen binnen NPUH uitgewerkt.
23
3.2.1. Besluitorgaan Het Overlegorgaan is het hoogste bestuurlijke orgaan. Onder het Overlegorgaan staan de commissies Beheer en Inrichting en de commissie Communicatie en Educatie. Deze commissies bereiden stukken voor waar in het Overlegorgaan over besloten moet worden. Na beslissingen kan de informatie weer teruggekoppeld worden naar de commissies waarna de informatie opnieuw bekeken wordt (R. Zwart, 4 februari 2010). Overlegorgaan In het traject naar de oprichting van het Nationaal Park is in oktober 2000 het Overlegorgaan opgericht (Nationaal Park Utrechte Heuvelrug, 2010a). Het Overlegorgaan is het hoogste bestuurlijke orgaan en is een samenwerkingsverband van 25 verschillende partijen. Dit samenwerkingsverband werkt op basis van consensus en is verantwoordelijk voor onderlinge afstemming en het bereiken van overeenstemming met alle verschillende partijen. Het Overlegorgaan bestaat uit particuliere eigenaren, directeuren of vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en het Utrechts Landschap. Daarnaast zit ook de Natuur Milieu Federatie Utrecht in het Overlegorgaan. Deze federatie heeft geen eigen grond, maar heeft wel belangen bij NPUH (R. Zwart, 4 februari 2010). Commissie Beheer en Inrichting In de commissie Beheer en Inrichting zitten acht leden. Eén lid namens de particuliere eigenaren, één lid namens de provincie, één lid namens de gemeenten, één lid namens de recreatieorganisaties en twee namens de natuurbeschermingsorganisaties. Ook de voorzitter en de secretaris van het Overlegorgaan zijn lid van de commissie. Voor een goede afstemming van het beheer en de inrichting in het Nationaal Park is het Beheers- en Inrichtingsplan opgesteld. Dit plan heeft een planperiode van 10 jaar en geldt als basis voor het beleid zoals dat gevoerd dient te worden in NPUH (R. Zwart, 4 februari 2010). Commissie Communicatie en Educatie De commissie Communicatie en Educatie richt zich op de betrokkenheid van de verschillende partijen bij NPUH. Hierbij wordt aandacht besteed aan de communicatie en voorlichting over het Nationaal Park. In deze commissie zitten de ambtenaren van de partijen uit het Overlegorgaan, zoals beleidsmedewerkers van de gemeenten en beheerders van de verschillende betrokken instanties. De directeur van het IVN consulentschap Utrecht is voorzitter van de commissie. Ook de coördinator is in dienst van het IVN, alleen wordt deze betaald vanuit het Rijk (Ministerie van LNV, 2010). De coördinator is adviserend lid van het Overlegorgaan en zijn verantwoordelijkheden liggen op het vlak van relevante communicatie en educatie onderwerpen met betrekking tot het NPUH (R. Zwart, 4 februari 2010).
3.2.2. Uitvoerend orgaan Voor de uitvoering van de plannen uit het Overlegorgaan zijn verschillende werkgroepen opgesteld: werkgroep Ontsnippering, werkgroep Handhaving en werkgroep Toegangsvoorwaarden. Deze werkgroepen zijn verantwoordelijk voor de praktische invullingen van de visies op NPUH (R. Zwart, 4 februari 2010).
24
3.2.3. Adviserend orgaan Het Overlegorgaan wordt door verschillende partijen ondersteund in de vorm van advies. Zo krijgt het Overlegorgaan advies van het gebruikersplatform en het Samenwerkingsverband Nationale Parken (SNP). Gebruikersplatform In november 2007 is het gebruikersplatform ingesteld. Dit platform is ingesteld om goed te kunnen horen wat er leeft onder de gebruikers van NPUH en om waar mogelijk rekening te houden met hun wensen en suggesties (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010b). Het gebruikersplatform bestaat uit fietsers, wandelaars, mountainbikers, ruiters, hondenbezitters, bewoners, stichting Sparrenrijk, federatie Groene Heuvelrug, scouting, gidsen, basisscholen, voortgezet onderwijs, VVV Utrechtse Heuvelrug, ondernemerskoepel Utrechtse Heuvelrug en recreantenverenigingen. Het platform staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter die benoemd is door het Overlegorgaan. Deze voorzitter geeft, gevraagd en ongevraagd, advies/mening aan het Overlegorgaan. Alle vergaderingen van het gebruikersplatform zijn openbaar (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010a). Samenwerkingsverband Nationale Parken De Utrechtse Heuvelrug heeft in 2003 de status van Nationaal Park gekregen. In Nederland zijn 20 Nationale Parken die allemaal vertegenwoordigd zijn in het Samenwerkingsverband Nationale Parken (SNP). Deze stichting wordt bestuurd door een algemeen bestuur, met daarnaast een dagelijks bestuur en een faciliterend bestuur (Stichting SNP, 2010). Naast de 20 parken zitten ook de overheid, grondeigenaren, terreinbeheerders en natuurorganisaties in het SNP. De belangrijkste partijen zijn daarbij de Nederlandse Nationale Parken, het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, verschillende Landschappen, de Federatie Particulier Grondbezit en het IVN (vereniging voor natuur- en milieueducatie). Het SNP heeft zich als doel gesteld om de Nationale Parken interessant en aantrekkelijk te maken voor recreanten. Binnen de grenzen van de parken wordt dan vooral gekeken naar natuurgerichte recreatie maar ook naar onderzoek, voorlichting en educatie. Dit heeft uiteindelijk het doel om mensen te laten beseffen hoe belangrijk de natuur is voor Nederland (Stichting SNP, 2010). Binnen alle Nationale Parken wil het SNP zoveel mogelijk één lijn trekken. Om deze reden geeft het SNP advies aan het Overlegorgaan (R. Zwart, 4 februari 2010).
3.2.4. Kaderstellend orgaan Provincie Utrecht Omdat NPUH in de provincie Utrecht ligt is de provincie Utrecht een belangrijke speler in het netwerk. De provincie heeft Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en Utrechts Landschap aangesteld als beheerders van gebieden. De provincie Utrecht is een belangrijke speler op financieel gebied. Het NPUH kan via de provincie Utrecht subsidie aanvragen uit het Agenda Vitaal Platteland (R. Zwart, 4 februari 2010). Daarnaast heeft de provincie Utrecht een beheerscommissie ingesteld die zich met het NPUH bezighoudt. Deze commissie adviseert het overlegorgaan over inhoudelijke onderwerpen, die vooral gericht zijn op beheer en inrichting (Provincie Utrecht, 2010). 25
3.3.
Conclusie
Binnen NPUH wordt door verschillende partijen al aandacht besteed aan de uitbreiding van het huidige recreatienetwerk en met name aan uitbreiding van het huidige mountainbikeroutenetwerk. Staatsbosbeheer, het Utrechts Landschap, Natuurmonumenten en Recreatie Midden Nederland zien het zoeken naar een oplossing als noodzakelijk en zijn daarom bereid gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Uit interviews met andere belanghebbenden dan particuliere terreineigenaren lijkt naar voren te komen dat deze laatste partij nog niet enthousiast is over een uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes over hun terrein. Binnen het Overlegorgaan is nog niet specifiek gesproken over het zoeken naar een oplossing. Dit zal echter binnenkort wel aandacht krijgen binnen het Overlegorgaan. Het zoeken naar een oplossing zal een langdurig proces worden aangezien binnen NPUH gewerkt wordt op basis van consensus. Gezamenlijk zal tot een goed plan gekomen moeten worden, waar alle partijen achter staan.
26
4. Effecten van mountainbiken op ecologie, landschap en cultuurhistorie in NPUH In dit hoofdstuk wordt door gebruik te maken van literatuuronderzoek en interviews onderzocht wat de verschillende effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie zijn. Elke paragraaf wordt afgesloten met een geografische weergave van de bevindingen.
4.1.
Effecten van mountainbiken op ecologie
De belangrijkste ecologische aspecten binnen het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug zijn de aanwezige flora en fauna. Door de vele verschillende landschapstypen binnen het Nationaal Park is er een brede variatie aan soorten te vinden. Daarom wordt bij het beheer van het park veel aandacht besteed aan het onderhouden en bevorderen van gebieden waar planten en dieren zich bevinden. Hierbij speelt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) een belangrijke rol. In onderstaande stukken zullen de flora en fauna beschreven worden en zal onderzocht worden wat de mogelijke invloeden zijn van mountainbiken op de ecologie. Op basis van de bevindingen zal een conclusie geschreven worden en zal per gebied binnen het Nationaal Park worden gekeken in hoeverre het geschikt is voor nieuwe mountainbikeroutes.
4.1.1. Beschrijving ecologische elementen in NPUH Beschrijving van de flora Een aanzienlijk deel van het Nationaal Park is begroeid met bos. Boomsoorten die veelvuldig voorkomen zijn de grove den, beuk, eik, douglas spar, berk en lariks. In de kruidlaag van enkele van de gemengde bossen groeien onder andere blauwe bosbes en klaverzuring. In oudere en nattere bossen zijn ook hulst, dalkruid en hengel te vinden, met op sommige hellingbossen bosanemoon (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c). Naast bossen liggen in NPUH ook relatief veel heidegronden met droge heide, maar ook zeldzamere vochtige tot natte heide. De gebieden met vochtige tot natte heide liggen vooral rondom de Leersumse plassen, langs de Slaperdijk en bij het Egelmeer. Deze terreinen zijn kwetsbaar en vormen ook het leefgebied van gagel, dopheide, klokjesgentiaan, kleine en ronde zonnedauw, grote wolfsklauw, veenbies, bruine en witte snavelbies. Van de droge heide komen de belangrijkste delen voor bij de Remmerdense Heide en bij de drogere delen van het Leersumse veld. Op de droge heidegebieden groeit naast struikheide ook brem, stekelbrem, klein warkruid en jeneverbes. Aan de randen van sommige van de paden die door het gebied lopen groeit jonge struikheide. Deze soort is in het vroege stadium zeer gevoelig voor beschadiging, bijvoorbeeld bij betreding door recreanten die van de paden afwijken (Buro Hemmen, 2003). In NPUH zijn verder enkele zeldzame vennen te vinden. Deze vennen liggen op de uitgestoven laagten bij het Leersumse Veld en tevens bij het Egelmeer. Langs de randen en in de vennen groeien klokjesgentiaan, zonnedauw, veenmos, veenbies en veenpluis (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c; Buro Hemmen, 2003).
27
Stuifzanden zijn zeldzaam in het westen van Nederland. Stuifzanden in NPUH zijn te vinden bij de Helenaheuvel, naast de Utrechtse baan en bij het Ginkelduin (Buro Hemmen, 2003). De stuifzandterreinen zijn klein van omvang en worden soms aan alle kanten omgeven door bos, waardoor er minder invloed van de wind is. Op het terrein groeit buntgras, heidespurrie, zandzegge en verscheidene soorten korstmossen (Ambitiedocument Natuur, 2009). Langs sommige van de aangelegde paden groeien zeer kwetsbare korstmosverbanden, die onder andere gevoelig zijn voor betreding. Grenzend aan het Nationaal Park liggen cultuurgraslanden. Door het beheer, namelijk minder bemesten en later maaien, kunnen deze cultuurgraslanden een hogere natuurwaarde krijgen (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c). Beschrijving van de fauna In Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is een verscheidenheid aan verschillende diersoorten te vinden. Enkele zeldzame zoogdieren die in het park voorkomen zijn de boommarter, das, ree, vos, bunzing, wezel en hermelijn. Daarnaast leven er diverse soorten vleermuizen zoals de watervleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis, grootoorvleermuis en laatvlieger (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c; Buro Hemmen, 2003). Ook wordt er gewerkt aan de natuurlijke herintreding van het edelhert. Dit dier zou vanaf zijn huidige leefplaats in Nationaal Park de Hoge Veluwe via een ecologische verbinding naar NPUH kunnen migreren (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Naast zoogdieren komen er verschillende soorten amfibieën en reptielen in het park voor, zoals ringslang, hagedis, hazelworm, levendbarende hagedis, zandhagedis, bruine kikker, groene kikker, gewone pad, heikikker, rugstreeppad en grote en kleine watersalamander (Buro Hemmen, 2003). In het Nationaal Park broeden ook ruim 100 vogelsoorten waaronder geoorde fuut, dodaars, blauwborst, geelgors, wintertaling, lepelaar, watersnip, zomertaling, tureluur, waterral, porseleinhoen, kleine plevier, kluut, glanskop, boomklever, kleine bonte specht, groene specht, grauwe vliegenvanger, zwarte mees, kuifmees, vuurgoudhaan, kruisbek, raaf, zwarte specht, bosuil, ransuil, boomvalk, torenvalk en buizerd (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c; Wondergem, 2007a). Als laatste zijn er verschillende soorten insecten aanwezig, waaronder zeldzame bruine winterjuffer, blauwvleugelsprinkhaan, het heideblauwtje, heivlinder, maanwaterjuffer, venglazenmaker, venwitsnuitlibel, noorse witsnuitlibel, kale rode bosmier, behaarde rode bosmier en zwartrugbosmier, (Wondergem, 2007a; Wondergem, 2007b; Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010c; Buro Hemmen, 2003). Ecologische Hoofdstructuur Een groot gedeelte van NPUH valt onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS wordt gevormd door bestaande en nog te ontwikkelen natuurgebieden die onderling verbonden zijn. Deze zogenaamde kernleefgebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones dienen in 2018 gerealiseerd te zijn en in totaal een oppervlakte van 728.500 hectare te omvatten. Het doel daarbij is het vergroten van de ecologische samenhang tussen de gebieden (AgriHolland, 2010; Buro Hemmen, 2003). In de kernleefgebieden horen weinig tot geen mensen te komen,
28
zodat dieren zich hier kunnen terugtrekken om hun benodigde rust te vinden. Tussen deze gebieden zijn verbindingzones nodig om ervoor te zorgen dat dieren en planten zich gemakkelijk kunnen verspreiden over de verschillende natuurgebieden. Hierdoor worden planten en dieren minder snel afgezonderd van de rest van de populatie en kan nog steeds genetische uitwisseling plaatsvinden. Ook creëert de EHS grotere en daardoor gevarieerdere natuurgebieden waardoor er een grotere verscheidenheid aan flora en fauna kan leven (AgriHolland, 2010). Om verbindingen tussen de verschillende kernleefgebieden te kunnen realiseren, is het van belang dat er een oplossing gevonden wordt voor de wegen die het NPUH doorkruisen. Met name de barrières die gevormd worden door de provinciale wegen spelen daarbij een grote rol. Door ecopassages aan te leggen in de vorm van ecoducten, tunnels en door andere aanpassingen te maken wordt het gebied ‘ontsnipperd’. De belangrijkste ecopassages zijn die in de vorm van ecoducten over de provinciale wegen. Daardoor wordt een groter foerageergebied gecreëerd voor de aanwezige reeën en andere dieren. Ook zijn deze verbindingszones noodzakelijk voor de gewenste introductie van het edelhert. Een ecoduct over de A12 wordt daarbij aangeraden (Alterra, 2003). Voor dassen, kleine amfibieën en andere dieren kunnen ecopassages worden aangelegd in de vorm van tunnels die onder wegen doorlopen (AgriHolland, 2010; Buro Hemmen, 2003). Naast de EHS die in het park geldt, heeft Staatsbosbeheer ook enkele gebieden aangewezen binnen hun grondgebied waar geen recreatie gewenst is. Deze gebieden zijn relatief klein en overlappen (deels) met het kernrustgebied binnen NPUH zoals aangegeven in de EHS. Staatsbosbeheer heeft haar gebied onderverdeeld in stukken met een verschillende bestemming. Dit zijn de kerngebieden, de verbindingszones, de hondenvrijloopzones en algemeen opengesteld gebieden. Hierbinnen zijn de kerngebieden moeilijk bereikbaar gemaakt voor bezoekers middels het creëren van natuurlijke barrières zoals omgevallen bomen. De locaties van de huidige gebieden zijn gekozen omdat hier de nestbomen van de boommarters en de dassenburchten gelokaliseerd zijn, en/of omdat hier een relatief hoog reeënbestand is (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Omdat de door Staatsbosbeheer aangewezen gebieden speciaal gekozen zijn vanwege de zeldzame dieren die er leven worden deze gebieden in dit onderzoek belangrijker geacht dan het kernleefgebied van de EHS. Dit wordt weergegeven in de ecologische waardekaart.
4.1.2. Effecten van mountainbiken op de ecologie Effecten van mountainbiken op de aanwezige flora Om te kunnen mountainbiken moeten verharde dan wel onverharde paden worden aangelegd. Voor het aanleggen en onderhouden van deze paden moet de daar groeiende flora wijken. Wanneer de mountainbikers zich aan de bewegwijzerde route houden zullen de verdere effecten op de plaatselijke flora minimaal zijn. Als mountainbikers van de aangegeven routes afwijken, zal de invloed op de begroeiing groter zijn. Daarbij is het van belang om rekening te houden met de Flora- en Faunawet. Volgens deze wet is het verboden om planten die behoren tot een beschermde inheemse soort te vernielen, beschadigen of op andere wijze van de groeiplaats te verwijderen (Nederlandse staat, 2009). Om deze reden is het belangrijk om te weten hoe groot de gevolgen van mountainbiken precies zijn voor de plaatselijke flora.
29
Naar de mate van deze invloed op de vegetatie is relatief weinig onderzoek gedaan. Door Thurston en Reader (2001) is onderzoek gedaan naar de invloeden van mountainbiken en wandelen op de vegetatie. Uit hun onderzoek bleek dat de invloed die mountainbiken op de vegetatie heeft niet significant verschilt van de invloed van wandelen. Een andere uitkomst uit hun onderzoek was dat de vegetatiedichtheid met bijna 100% verminderde wanneer er 500 keer door mountainbikers over gereden was. Het volledig herstellen van deze vegetatie duurde een jaar. Hierbij is de mate van herstel afhankelijk van het type vegetatie. Ook bleek dat de invloed op de vegetatie niet verder ging dan 30 cm buiten het gebied van betreding. Het onderzoek van White et al. (2006) wijst uit dat de invloed van mountainbiken op de bedekking door vegetatie vergelijkbaar is met de invloed van wandelen, en dat deze minder is dan gemotoriseerd verkeer en paardrijden. Effecten van mountainbiken op de aanwezige fauna Voor het mountainbiken zijn paden aangelegd in het Nationaal Park. Deze paden en het gebruik ervan kunnen een invloed hebben op de plaatselijke fauna. Een van de grootste invloeden is dat het leefgebied van de dieren versnipperd wordt. Deze versnippering wordt tegengegaan met de hierboven besproken EHS en andere ontsnipperingsmaatregelen. Ditzelfde principe van versnippering geldt echter niet alleen voor mountainbikeroutes maar ook voor wandelroutes, fietsroutes, ruiterroutes en vooral voor autowegen. Het grootste gevolg van mountainbiken voor de dieren in het park lijkt verstoring te zijn (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Over dieren in hun natuurlijke leefomgeving staan bepalingen in de Flora- en Faunawet. Onder artikel 11 staat dat het verboden is “nesten, holen of andere voortplantings-, vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.” Daarnaast is het volgens artikel 10 in de Floraen Faunawet verboden om dieren die tot een beschermde inheemse soort behoren opzettelijk te verontrusten (Nederlandse staat, 2010). Bij het mountainbiken wordt verwacht dat onopzettelijke verstoring van de dieren waarschijnlijker is dan opzettelijke verontrusting. Door Taylor en Knight (2003) is onderzoek gedaan naar de reactie van dieren op verstoring door recreanten. Daaruit bleek dat dieren een sterkere vluchtreactie vertoonden wanneer recreanten van de paden afweken. Dit suggereert dat mensen op de paden moeten blijven om de kans op verstoring zo klein mogelijk te houden. Niet alleen door van de paden af te gaan, maar ook door harde geluiden te produceren en/of in de richting van de dieren te fietsen worden vluchtreacties veroorzaakt. De dieren vluchten dan weg van de verstoring, wat veel energie kost als dit vaak gebeurt. Ook raken dieren door continue verstoring gestrest, waardoor ze in sommige gevallen hun meest geschikte leefgebied verlaten en tijdelijk of permanent naar ander gebied vluchten. Dit andere gebied voldoet niet altijd aan de behoefte aan voedsel, water of een schuilplaats. Bezoekers hebben dit vaak niet in de gaten, omdat dieren vaak vluchten voordat mensen zich bewust zijn van hun aanwezigheid. De bovengenoemde invloeden zijn echter gelijk voor alle niet-gemotoriseerde recreanten, mits ze hetzelfde gedrag vertonen (Marion en Wimpey, 2007). Om te zorgen dat alle dieren in het Nationaal Park en daarbuiten gebruik durven te maken van de ecopassages is het nodig dat er weinig tot geen recreatie in het nabije gebied plaatsvindt. Daarom is er in dit onderzoek voor gekozen om een gebied van
30
200 meter rondom ecopassages ongeschikt te achten om nieuwe routes aan te laten leggen. Om ervoor te zorgen dat dieren van het ene kern(leef)gebied naar het andere durven te lopen is zo min mogelijk recreatie binnen de verbindingszones gewenst. Daarbij is de ene verbindingszone kwetsbaarder dan de andere. In het algemeen opengestelde gebied en de hondenvrijloopzones kunnen gewoon nieuwe routes worden aangelegd omdat de mate van verstoring in dat gebied sowieso hoog is. Niet alleen mountainbikers, maar ook andere recreantengroepen zijn in de kernleefgebieden ongewenst. De grootste invloed van recreanten bestaat uit het wegjagen van dieren uit het bos, met name door harde geluiden te maken. Daardoor belanden dieren in minder geschikt leefgebied of komen dieren als reeën onder een auto terecht (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Dit komt overeen met de gevonden informatie uit de literatuur. Als mountainbikers in kleine groepjes op pad gaan is er geen verschil met andere vormen van recreatie, wel hebben mountainbikers meer invloed wanneer ze met grotere groepen schreeuwend door het bos heen fietsen. Maar ditzelfde geldt ook voor het gedrag van wandelaars en andere recreantengroepen (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Ook hier zeggen resultaten uit de literatuur veelal hetzelfde.
4.1.3. Conclusie en geografische weergave ecologie Uit literatuuronderzoek en interviews is gebleken dat het meest negatieve effect van mountainbiking op de ecologie de verstoring van dieren is. Het verstoren van inheemse beschermde diersoorten is volgens de Flora- en Faunawet verboden. Diersoorten in NPUH die hier gevoelig voor zijn, zijn de ree en daarnaast de vrij zeldzame diersoorten, de boommarter en de das. Deze diersoorten zijn erg schuw en om verstoring te voorkomen hebben ze een leefgebied nodig, waar weinig tot geen mensen in de buurt komen. Om deze (en andere) dieren een aaneengesloten en rustig leefgebied te geven zijn de hierboven besproken kernleefgebieden aangelegd binnen de EHS, die deels overlappen met de door Staatsbosbeheer aangegeven kerngebieden. Gezien het feit dat deze kerngebieden specifiek zijn toegewezen als rustgebied vanwege de zeldzame dieren die er leven worden deze gebieden in dit onderzoek van iets belangrijker gezien. Daarom hebben de laatstgenoemde gebieden de waarde één toegekend gekregen, en heeft het kernrustgebied binnen de EHS het cijfer twee gekregen (zie tabel 3). Ook de (toekomstige) ecopassages en het gebied daar direct omheen zijn van wezenlijk belang en moeten daarom gemeden worden bij de aanleg van nieuwe routes, vandaar dat ook hier een waarde één is toegekend. De belangrijkste ecopassages zijn de ecoducten over de provinciale wegen. Deze ecoducten, en een gebied van 200 meter daar omheen, zijn op de kaart hieronder aangegeven met (delen van) een rode stip. Daarnaast is zo min mogelijk recreatie wenselijk in de verbindingszones, wat een waarde van twee oplevert. Voor de algemeen opengestelde gebieden en hondenvrijloopzones zijn de gevolgen voor de ecologie relatief klein waardoor een waarde van drie aan het gebied wordt toegekend. Op basis van onze bevindingen is de onderstaande tabel gemaakt waarin aangegeven is in welke mate elk soort gebied in ecologisch opzicht geschikt is voor het aanleggen van nieuwe mountainbikeroutes.
31
Tabel 3: Waarde van de geschiktheid van ecologische gebieden binnen NPUH voor mountainbiken
Ecologisch element Ecologisch kernleefgebied Kerngebied Staatsbosbeheer Rustgebied Natuurmonumenten Verbindingszones Algemeen opengesteld gebied Hondenvrijloopzones Ecopassages
Waarde 2 1 1 2 3 3 1
Bovenstaande waardes resulteren in de volgende ecologische waardekaart. Figuur 4: Waardekaart ecologische gebieden
In de kaart is goed te zien dat het grootste gedeelte van het NPUH matig geschikt is voor het aanleggen van nieuwe routes. Deze oranje gedeeltes komen vooral overeen met de EHS. Groen, de daarna meest voorkomende kleur, geeft alle in ecologisch opzicht geschikte gebieden voor mountainbikeroutes weer. Deze liggen verspreid over het gebied en zijn vaak naast dorpen gelegen. In het rood zijn de drie kerngebieden van Staatsbosbeheer weergegeven, samen met de locaties van de (toekomstige) ecoducten met een gebied daaromheen. Wanneer de ecologische waardekaart als geheel bekeken wordt, is te zien dat er de geschikte gebieden geen aaneengesloten geheel vormen. Wel is er vanuit ecologisch oogpunt gezien ruimte voor een aaneensluitend routenetwerk door matig en (volledig) geschikte gebieden.
4.2.
Effecten van mountainbiken op het landschap
4.2.1. Beschrijving landschappelijke elementen in NPUH In de voorlaatste ijstijd, het Saalien, heeft het stuwwalgebied 150.000 jaar geleden veel onderdelen van haar specifieke vorm gekregen. Tijdens die ijstijd heeft het landijs, dat afkomstig was uit Scandinavië, Midden-Nederland bereikt. Door de
32
enorme druk aan de randen van het ijs werd de bevroren bodem weggedrukt en opgeperst tot een stuwwal. Op deze stuwwal zijn gedurende de ijstijd ook stuwwalplateaus ontstaan (Brombacher, 1997). Tijdens het Eemien, de warme periode die na deze ijstijd kwam, hebben nieuwe afzettingen het landschap bedekt en nieuwe elementen aan het landschap toegevoegd zoals ijssmeltwaterdalen en ijssmeltwaterwaaiers. Tijdens het Weichselien, de laatste ijstijd die volgde op het Saalien, heeft het landijs Midden Nederland niet bereikt maar lag er wel permanent sneeuw. Toen de ijstijd weer op zijn retour was en de aanwezige sneeuw smolt, zijn er nog een aantal landschappelijke kenmerken ontstaan. Dit zijn de sneeuwsmeltwaterdalen op de rug, smeltwaterwaaiers langs de flanken, puinkegels en puinhellingen langs de flanken, gordeldekzanden en stuifzanden en uitblazingslaagten (Brombacher, 1997). De verschillende landschapkenmerken zullen hieronder kort besproken worden. In figuur 5 zijn schematisch de locaties weergegeven van de besproken landschapselementen. Figuur 5: Schematische weergave aardkundige waarden
Bron: Buro Hemmen, 2003
Stuwwal De gletsjer waarvan de Gelderse Vallei het bekken was, was ongeveer 200 m dik. De ondergrond bestond voornamelijk uit zand en soms klei, dat door de oerrivieren was afgezet in horizontale lagen. Deze ondergrond werd langs de rand van de gletsjer omhoog gestuwd tot een maximale hoogte van 68 m, de Amerongse berg. In figuur 6 zijn de hoogtes in NPUH weergeven. De rode kleuren staan voor de hoogste delen waarna het via geel en groen naar blauw gaat. De blauwe kleur geeft de laagste delen van het gebied aan.
33
Figuur 6: Hoogtekaart Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Bron: Buro Hemmen, 2003
De horizontale lagen werden door de opstuwing vervormd tot scheve lagen die zo die niet te doorgronden zijn voor grondwaterstromen. Op een aantal plaatsen werden de toppen van de stuwwal weer bedolven met ijsschotsen, waardoor de toppen van de stuwwalplateaus werden afgevlakt en stuwwalplateaus ontstonden (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). IJssmeltwaterdalen De ijssmeltwaterdalen ontstonden tijdens warmere perioden gedurende de voorlaatste ijstijd en in het Eemien. Gedurende deze periodes smolt het ijs, maar door gletsjers aan de kant van de Gelderse Vallei kon het smeltwater niet aan die kant wegstromen. Het smeltwater stroomde over de stuwwal aan de zuidelijke kant weg. Door de kracht en snelheid van het smeltwater werden grote dalen uit de ondergrond gesleten. Op de heuvelrug zijn zes van zulke ijssmeltwaterdalen te vinden. De grootste hiervan is de Darthuizer poort, en is te herkennen aan de onderbreking van de stuwwal ten westen van Leersum. Hier is de N226 tussen Leersum en Maarsbergen aangelegd (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Smeltwaterwaaiers De smeltwaterwaaiers van afzettingen zijn tegelijkertijd met de ijssmeltwaterdalen ontstaan. Zand en grind werd meegevoerd en vervolgens in brede waaiers afgezet. Deze smeltwaterwaaiers zijn in sommige gevallen weer bedekt door dekzanden. De smeltwaterwaaiers tussen Amerongen en Rhenen zijn door doorsnijding van de rivier deels verdwenen. Door erosie van de rivier zijn op sommige plekken steile wanden ontstaat (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Sneeuwsmeltwaterdalen Sneeuwsmeltwaterdalen zijn vooral in de laatste ijstijd ontstaan. In deze ijstijd bereikten gletsjers ons land niet, maar de ondergrond was wel permanent bevroren. Wanneer de sneeuw smolt in warmere perioden, sleet het smeltwater dalen uit in de bevroren ondergrond. Deze dalen zijn kleiner dan ijssmeltwaterdalen en komen, in tegenstelling tot smeltwaterdalen, over de gehele heuvelrug voor. Dit komt omdat er in deze laatste ijstijd geen gletsjer aan de kant van de Gelderse Vallei lag. (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000).
34
Puinkegels en puinhellingen Puinkegels en puinhellingen zijn ook ontstaan tijdens de laatste ijstijd en bestaan uit materiaal dat door de sneeuwsmeltwaterdalen werd meegevoerd en aan de randen van de rug werd afgezet. Ook deze vormen zijn overal, langs beide kanten van de Heuvelrug, herkenbaar. (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Gordeldekzanden en stuifzanden De gordeldekzanden zijn vooral in de laatste ijstijd ontstaan toen de zuidwesten wind vat kreeg op de zandgronden in de omgeving. De stuwwal zorgde ervoor dat de kracht van de wind afnam en hierdoor werden de zanddeeltjes uit de omgeving afgezet. Dit gebeurde vooral op de flanken van de stuwwalen waardoor het als een gordel rondom de heuvelrug ligt. Na de ijstijd raakten deze gordeldekzanden zanden begroeid, maar door gebruik van het plaggensysteem (zie paragraaf4.3.1) en winderosie konden deze zandgebieden zich weer uitbreiden. Hieraan is een halt hieraan toegeroepen door de bosaanplant in de vorige eeuw. Doordat in sommige stuifzandgebieden geen bodemvorming heeft plaatsgevonden, zijn er op deze plekken vaaggronden ontstaan (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Uitblazingslaagten Op diverse plaatsen werd zoveel zand weggeblazen, dat de vochtigere ondergrond zichtbaar werd. Dit gebeurde zowel in de laatste ijstijd als in de Middeleeuwen. In NPUH liggen een aantal uitblazingslaagten, waaronder het Leersumse veld en het Egelmeer (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Neder-Rijn en uiterwaarden De Neder-Rijn en de uiterwaarden van deze rivier horen niet bij de heuvelrug zelf, maar bij het rivierensysteem. Toch komt de rivier bij delen in contact met de heuvelrug en dat zorgt voor uitwisseling van ondergrond en biotopen. Ook wordt op sommige plekken de heuvelrug aangesneden door het rivierwater waardoor steilwanden ontstaan. (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Bodem In figuur 7 is een kaart met verschillende bodemsoorten weergegeven. Aangezien dit onderzoek zich beperkt tot NPUH gaat het hier om gronden binnen de rode cirkel. De kleuren lichtgeel, oranje en donkergeel geven drie soorten zandgronden aan. De bruine kleur zijn eerdgronden en de groene kleur riviergronden (Buro Hemmen, 2003).
35
Figuur 7: Bodemkaart Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Legenda Bebouwing Zandgronden Stuifzandgronden Dekzandgronden Eerdgronden Riviergronden
Bron: Buro Hemmen, 2003
De zandgronden die in NPUH aanwezig zijn hebben een wisselend leemgehalte. De lichtgele kleuren geven de zandgronden op de Utrechtse Heuvelrug aan. Daar omheen worden in het donkergeel de dekzandgronden aangegeven en in het oranje de stuifzandgebieden. Door fysische eigenschappen van zanddeeltjes is de samenhang niet zo groot en is er bij deze bodems een grotere kans aanwezig dat er erosie plaatsvindt. (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Dit onderdeel wordt verder behandeld in paragraaf 4.2.2 In de figuur 7 is ook te zien dat de eerdgronden voornamelijk aan de zuidzijde en oostzijde van de Utrechtse Heuvelrug liggen. Dit is rond de plekken waar de bewoners van die tijd hun nederzettingen hadden gebouwd. De mens heeft de eerdgronden gevormd door eeuwenlang de gronden te bemesten met plaggen uit de potstallen. Doordat de mest en plaggen zijn gaan ontbinden heeft de bodem een donkere kleur en een hoog organisch stof gehalte (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). De riviergronden zijn te vinden ten zuiden van de heuvelrug en de eerdgronden. Deze grondsoort is kleiig en heeft een vochthuishouding die sterk varieert. Deze grondsoort is gevoeliger voor bodemverdichting dan zanderige gronden omdat de fysische samenhang tussen de bodemdeeltjes groter is (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000). Landschapstypen Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug valt in te delen in vier verschillende landschappen. In figuur 8 is te zien waar de vier landschappen zich bevinden (Buro Hemmen, 2003; Brombacher, 2000).
36
Figuur 8: Landschapskaart Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug
Legenda Boslandschap Hoevenlandschap Kampontginningslandschap Stroomrugontginningslandschapland De vier typen landschappen zullen hieronder toegelicht worden. • Boslandschap; dit landschap is te vinden in de centrale delen van de heuvelrug en bestaat overwegend uit (aangeplant) bos, afgewisseld met heideterreinen. De bossen konden ontstaan door het milde klimaat tussen en na de ijstijden. Kenmerkend voor dit landschap zijn de verschillende structuren van percelen en de stelsels van de paden, welke variëren van fijnmazige padenstelsels tot ruime lanen en zichtlijnen als onderdeel van parkbossen (Buro Hemmen, 2003; Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010d). • Hoevenlandschap; dit landschap bestaat uit kleine weide- en akkerkampen op dekzandruggen waar een verspreide bebouwing heeft plaatsgevonden (Buro Hemmen, 2003; Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010d). Kampontginningslandschap; dit landschap bestaat vaak uit zeer oude akkers (engen), die vroeger in gemeenschappelijk gebruik waren. Dit landschap is te vinden op de overgang van de heuvelrug naar de Langbroekerwetering aan de zuidkant van de stuwwal (Buro Hemmen, 2003; Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010d). • Stroomrugontginningslandschap; dit landschap bestaat uit stroomruggen langs de rivier. Het stroomrugontginningslandschap is onderdeel van het rivierenlandschap en bestaat uit de (relatief hogere, zandige) stroomruggen langs de rivier. Daarnaast omvat het ook oudere stroomgeulen en kolken (wielen). De uiterwaarden horen hier ook bij, hoewel ze niet passen in het daadwerkelijke stroomruglandschap. De structuur van het landschap (wegen etc.) wordt grotendeels bepaald door de stroomruggen en daardoor is het landschap veelal onregelmatig qua indeling. Af en toe zijn er boomgaarden of
37
singels en bosjes (Buro Hemmen, 2003; Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2010d).
4.2.2. Effecten van mountainbiken op het landschap Mountainbiken in de natuur brengt bepaalde gevolgen met zich mee. Het verschil met andere recreantengroepen met betrekking tot invloed op de bodem is dat mountainbiken een continue effect heeft op de bodem, terwijl paarden, voetgangers en dieren een plaatselijk effect hebben. Dit komt doordat de wielen van mountainbiken constant contact hebben met de bodem. Paarden en wandelaars daarentegen komen alleen in contact met de bodem waar ze hun voeten plaatsen. Uit onderzoek, dat is gedaan door Cessford (1995), is naar voren gekomen dat door voortdurend recreatief gebruik van de bodem vier problemen met betrekking tot paden kunnen ontstaan. Dit zijn: • Erosie • Ontstaan van modder • Ontstaan van nieuwe parallelle paden • Ontstaan van nieuwe paden op attractieve plekken Erosie Het probleem van erosie komt voor in gebieden met een tweetal kenmerken: de bodem is verdicht en/of de infiltratiecapaciteit is niet toereikend, of de gebieden zijn heuvelachtig (Cessford, 1995). In deze gebieden stroomt het regenwater bij te hoge intensiteit of te langdurige regen van de helling af en kan erosie veroorzaken De invloed van mountainbiken op erosie wordt hieronder beschreven Door het mountainbiken wordt de bodem verdicht. De bodemporiën worden hierbij kleiner. Dit heeft als gevolg dat er minder zuurstof en vocht in de bodem kan komen en kan infiltreren, wat gevolgen kan hebben voor de vegetatie. Een ander gevolg van slechte infiltratie is dat water over het grondoppervlak gaat stromen en uiteindelijk zich ophoopt in lager gelegen delen en er plassen ontstaan. Vooral dat de bodem wordt verdicht kan er ook voor zorgen dat er erosie plaatsvindt. Dit is met name het geval op heuvelachtig terrein waar hellingen van meer dan 8º liggen (Wilson, 1994). De mate waarin de bodem verdicht wordt hangt af van een aantal factoren: • De intensiteit waarmee gebruik wordt gemaakt van het pad • Bodemsoort • Textuur van de bodem • Vochtigheid • Humusgehalte • De druk die wordt uitgeoefend op de bodem • Aanwezigheid van vegetatie • Aanwezigheid van strooisel op het pad (Cessford, 1995; Wilson, 1994; Wöhrstein, 1998) Bodemsoorten die gevoelig zijn voor verdichting zoals klei, zullen meer schade ondervinden van bodemdruk dan grondsoorten die daar minder gevoelig voor zijn, zoals zand. Wel zijn zandgronden weer meer gevoelig voor erosie doordat de fysische binding tussen de bodemdeeltjes minder sterk is. De hoeveelheid druk die door mountainbikers op de bodem wordt uitgeoefend, is afhankelijk van een aantal factoren: het gewicht van de mountainbiker en zijn fiets,
38
het type band (druk, soort band, breedte en profiel) en het type fiets (ongeveerd of geveerd). Mountainbikers met een klein contactoppervlak tussen band en bodem verdichten meer, doordat hetzelfde gewicht op een kleiner oppervlak drukt. (Wöhrstein, 1998). De grootste bodemdruk die een mountainbiker genereert komt tot stand wanneer een mountainbiker een heuvel oprijdt. Dit omdat de afschuifsterkte door verhoogde kracht op het achterwiel van de mountainbike dan het grootst is. Bij geringe weerstand van de bodem kunnen ook bodemdeeltjes naar achter worden verplaatst en losgemaakt worden van andere bodemdeeltjes. Deze deeltjes kunnen gemakkelijk getransporteerd worden en zijn dus beschikbaar voor erosie (Jansen, 2004). Mountainbikers veroorzaken vooral erosie bij afdalingen en in bochten. Bij het remmen wordt er veel druk op de bodem uitgeoefend en kunnen de wielen van de mountainbike gaan slippen. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat de helling te steil is, de mountainbikers de helling en bochten niet goed kunnen inschatten, of doordat de mountainbiker geen of weinig ervaring heeft en daardoor slipt. Doordat de wielen geblokkeerd worden en slippen komen in de eerste plaats bodemdeeltjes los van de bovengrond. Die kunnen dan naar beneden verplaatst worden. In de tweede plaats worden door het remmen geulen uitgesleten en stukken verdicht die weer kunnen dienen als stromingstraject voor water (Cessford, 1995). Het effect van slippende wielen en de daaruit vloeiende gevolgen is het enige effect dat direct gekoppeld kan worden aan het veroorzaken van erosie door mountainbiken. Ontstaan van modder Moddervorming gebeurd door vermenging van bodemdeeltjes met water. Zodra het droger wordt, verdampt en infiltreert het aanwezige vocht in de bodem en wordt de modder weer vaste grond (Cessford, 1995). Ontstaan van nieuwe parallelle paden Een neveneffect van modder is dat mountainbikers andere paden gaan zoeken die nog droog zijn en parallel lopen aan het bestaande pad. Dit zijn vaak paden die niet aangelegd zijn en zijn ook gevoeliger voor erosie, omdat er tot voorheen geen druk werd uitgeoefend is de bodem daar niet verdicht (Cessford, 1995). Ontstaan van nieuwe paden op attractieve plekken Het ontstaan van nieuwe paden op plekken waar zich iets uitdagends bevind is ook een probleem. Wanneer mountainbikers een plek zien waar een heuvel of afdaling ligt, zijn ze geneigd om van het pad af te gaan en een eigen route te maken naar de attractieve plek. Hierdoor kunnen weer nieuwe paden gevormd worden in het geval dat er nog geen paden liggen. Hierdoor wordt de vegetatie aangetast en de bodem blootgesteld aan mogelijke erosie (Cessford, 1995).
4.2.3. Conclusie en geografische weergave landschap Qua impact op landschappelijke elementen verschillen mountainbikers niet veel van andere recreantengroepen. Uit literatuur is gebleken dat erosie kan worden veroorzaakt door mountainbikers. Dit gebeurt vooral op hellingen met een hellingsgraad hoger dan 8º.
39
Tabel 4: Waarde van geschiktheid van landschappelijke gebieden binnen NPUH voor mountainbiken
Landschappelijk element Hellingen 0º - 8º Hellingen 8º - 9º
Waarde 3 2
De waarden uit tabel zijn ingevoerd in ArcGIS en daaruit is de kaart geproduceerd die te zien is in figuur 9. Figuur 9: Waardekaart landschappelijk gebieden
Te zien is dat een groot deel van NPUH, landschappelijk gezien, geschikt is voor mountainbiken. De oranje gebieden, die voor mountainbiken matig geschikt zijn in verband met de erosie, liggen op de hellingen van de heuvelrug. Deze hellingen zijn voor een mountainbikeroute matig geschikt. Deze gebieden ontzien bij een uitbreiding van de huidige routes zal lastig zijn door de geografische verspreiding.
4.3.
Effecten van mountainbiken op cultuurhistorie
In NPUH zijn cultuurhistorische monumenten uit verschillende periodes te vinden. Herstel en beleving van het landschap en de cultuurhistorie is een aparte doelstelling binnen NPUH. Cultuurhistorie heeft dan ook een prominente plek in het Beheer- en Inrichtingsplan (Buro Hemmen, 2003). Deze verschillende cultuurhistorische monumenten en de effecten van mountainbiken hierop zullen hieronder besproken worden.
4.3.1. Beschrijving cultuurhistorische elementen in NPUH Toppen en plateaus De toppen en plateaus zijn in het verleden als strategische uitzichtpunten benut, zoals de Koerheuvel bij Rhenen (coer betekent uitkijkpost). In de 17e eeuw, bij de opkomst van de buitenplaatsen, werden de toppen benut voor de jacht met het aanleggen van sterrenbossen. In de loop van de 19e eeuw werden op de toppen koepels, theehuizen en uitzichttorens gebouwd. In de 20e eeuw werden hier ook watertorens, 40
brandweertorens en luchtwachttorens aan toegevoegd. Veel van deze gebouwen zijn inmiddels weer verdwenen (Heel de Heuvelrug, 2009). Op de hogere delen van de heuvelrug werden tot ver in de 19e eeuw nog schaapskuddes gehouden, aangezien het gebied woest en onbereikbaar was en er een watertekort was, waardoor het niet voor andere doeleinden gebruikt kon worden (Heel de Heuvelrug, 2009). Grafheuvels In het gebied vond ongeveer drie tot vijfduizend jaar geleden een ingrijpende verandering plaats. Rondtrekkende jagers en verzamelaars gingen landbouw bedrijven, waardoor er relatief vaste vestigingsplaatsen ontstonden. De sporen uit die tijd zijn de grafheuvels (Blijdenstijn, 2005). Op verschillende plekken in NPUH zijn deze grafheuvels herkenbaar, onder andere op de Koerheuvel bij Rhenen (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009; Buro Hemmen, 2003). Over het algemeen zijn de grafheuvels op de hogere delen van de flanken gesitueerd (Heel de Heuvelrug, 2009). De grafheuvels zijn vaak acht tot twintig meter in doorsnede en meestal in groepjes gesitueerd; de grootste concentratie (ongeveer 70) is te vinden tussen Doorn en Rhenen (Blijdenstijn, 2005). De meeste van deze grafheuvels hebben geen beschermde status, want slechts enkelen zijn aangewezen als rijksmonument (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009; Buro Hemmen, 2003). Celtic fields In de ijzertijd en Romeinse tijd werden op de middelhoge zandgronden uitgebreide complexen van landbouwgronden aangelegd, die raatakkers of celtic fields genoemd worden. Deze complexen bestonden uit nagenoeg vierkante veldjes van ongeveer 35 bij 35 meter, die van elkaar gescheiden werden door aarden wallen (Blijdenstijn, 2005; Heel de Heuvelrug, 2009). Restanten van deze aarden wallen zijn vaak nog in het landschap te herkennen en zijn zowel op de noordelijke als op de zuidelijke hellingen van NPUH te vinden. Engdorpen Vanaf de Middeleeuwen kwamen de engdorpen tot ontwikkeling. De mensen vestigden zich in die tijd op de overgang van de droge, hogere heuvelrug naar de natte, lagere gebieden. Van daar uit oefenden ze grote invloed uit op het landschap. Het droge bos veranderde in heidevelden door boskap, de natte moerassen en moerasbossen werden ontgonnen tot graslanden. Rondom de nederzettingen, aan de voet van de flank ontstonden de akkers (engen), vooral aan de zuidzijde, op de hellingen van de sneeuwsmeltwaterdalen. Deze akkers werden bemest door middel van plaggen. Men stak heideplaggen af en legde die in de schaapskooien. Deze plaggen werden later tezamen met de mest over de velden uitgespreid. Dit systeem heet het potstalsysteem. Doordat met de plaggen ook zand van de heide mee op het land werd gebracht, werden deze velden steeds hoger, soms tot wel één meter (Blijdenstijn, 2005). In de loop der eeuwen nam de bevolkingsdruk toe, werden nederzettingen groter en moest de hoeveelheid bouwland en heide toenemen. Meer bouwlanden vroeg om grotere hoeveelheden mest, te leveren door grote kuddes schapen. Uiteindelijk was vrijwel de gehele heuvelrug in een heidevlakte omgevormd, die bovendien steeds meer uitgeput raakte (Buro Hemmen, 2003). Het systeem bewees eeuwenlang zijn
41
dienst, maar uiteindelijk raakte het in onbruik, mede door opkomst van wolimport uit Australië en de introductie van kunstmest (Buro Hemmen, 2003). Door uitputting van de grond en het ontbreken van vegetatie ontstonden stuifzanden, die een bedreiging vormden doordat mogelijke bedelving van dorpen en akkers, waardoor ook de oogst zou verslechteren. Van de markebossen, die in gemeenschappelijk bezit waren, was rond die tijd niet veel meer over. Hier en daar resteerde alleen nog wat eikenhakhout (Buro Hemmen, 2003; Blijdenstijn, 2005). Vanaf de 17e eeuw werd er langs de warme zuidhelling van de stuwwal tabak geteeld. Bij Elst en Amerongen zijn enkele tabaksschuren bewaard gebleven (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009). Houtwallen Een ander duidelijk restant van vroegere bewoning zijn de houtwallen. Deze werden onder meer aangelegd als grensscheiding, wildwal, veekering of als windsingel. Een houtwal is een met bomen en/of struiken begroeide wal. Deze kan zijn opgebouwd uit gestapelde heideplaggen of door de vrijgekomen grond van gegraven greppels als wal op te werpen. Zo’n greppel diende als extra te nemen hindernis en lag zodoende aan de andere kant van het te beschermen perceel. Niet iedere wal is begroeid geweest (Torre, 2007). Deze houtwallen zijn een restant uit het verleden van het gebied. Daarbij geven de houtwallen een rustplaats aan vele vogels. Daarom is het niet aan te raden de houtwallen te snijden met recreatieroutes. Herbebossing Tegen het eind van de negentiende eeuw werd kunstmest uitgevonden, waardoor de potstalbemesting overbodig werd. Hiermee kwamen ook de heidevelden in onbruik. Dit had grote gevolgen voor de Utrechtse Heuvelrug, omdat die hoofdzakelijk uit heide bestond. Om de ontstane stuifzanden vast te leggen was bebossing een goed middel. De heidevelden werden bebost met snelgroeiende houtopstanden zoals de grove den, lariks en fijnspar. Deze aangeplante bossen zijn nog steeds goed te zien. De Utrechtse Heuvelrug veranderde daarmee van een open in een gesloten gebied (Torre, 2007). De aangeplante dennen konden goed worden gebruikt voor de in opkomst zijnde mijnbouw en zodoende economische waarde krijgen (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009; Bureau Hemmen, 2003). In de 19e eeuw kreeg bosbouw een steeds belangrijkere plaats op de Utrechtse Heuvelrug. Dit was mede het gevolg van de toegenomen vraag naar eikenschors (leerlooierijen), brandhout en mijnhout. De Buitens Vanaf de 17e en de 18e eeuw ontstonden de eerste grote buitenplaatsen. In de 19e eeuw kwam er een hele serie buitens in NPUH, ook wel “De Stichtse Lustwarande” genoemd. Hiervan zijn nog ca. 80 locaties als buitenplaats te herkennen (van Groningen, 1999; Torre, 2007; Buro Hemmen, 2003; Heel de Heuvelrug, 2009). Rondom de kastelen, landhuizen en buitens werden vaak tuinen en parken ingericht, waarin de ontwikkeling van verschillende stijlen terug te zien is. Het ging in NPUH vooral om concentratie van buitenplaatsen die ontstonden uit een oogpunt van ontginning en geldbelegging en ook onder invloed van een “andere” natuurbeleving. Deze andere natuurbeleving uitte zich vooral in de wens naar afwisseling die juist op deze plek bij uitstek geboden kon worden: hoog en laag, bos en open terrein, zand en water (Buro Hemmen, 2003).
42
De nieuwste tijd In de meest recente tijd zijn talloze nieuwe sporen aan het landschap toegevoegd, bijvoorbeeld villadorpen, zandafgravingen, verharding en aanleg infrastructuur, ontwikkeling van nieuwbouwwijken en industrieterreinen (Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009). De recreatieterreinen Het Doornse Gat en Kwintelooijen, maar ook de zandafgraving bij Maarn en de Leemkuil bij Rhenen, zijn allemaal ontstaan als gevolg van delfstoffenwinning. De Utrechtse Heuvelrug bestaat uit diverse gestuwde lagen zand, grind en leem, met daartussen de zwerfkeien. Voor de bouw van huizen en de aanleg van wegen dolven mensen door de tijd heen regelmatig deze grondstoffen (Torre, 2007). Ook de Grebbelinie uit de 2e wereldoorlog is een duidelijk overblijfsel uit het recente verleden (Buro Hemmen, 2003).
4.3.2. Effecten van mountainbiken op de cultuurhistorie De effecten van mountainbiken of de cultuurhistorische monumenten zijn vrij simpel te beoordelen. Op een deel van de monumenten kan niet worden gemountainbiked omdat er bebouwing is, zoals bijvoorbeeld bij de buitens. Bij de andere monumenten zoals de grafheuvels en celtic fields, zou mountainbiken de nog zichtbare restanten in het landschap wel kunnen vernielen.
4.3.3. Conclusie en geografische weergave cultuurhistorie Met betrekking tot de cultuurhistorie zijn er maar enkele monumenten die vermeden moeten worden bij de aanleg van een nieuw routenetwerk. Deze monumenten zijn kwetsbaar en kunnen door erosie veroorzaakt door recreanten vernield worden. In tabel 5 is te zien welke waarde de cultuurhistorische monumenten hebben gekregen Tabel 5: Waarde van de geschiktheid van cultuurhistorische monumenten binnen NPUH voor mountainbiken
Cultuurhistorisch monument Grafheuvels Celtic fields Houtwallen
Waarde 1 1 1
In de tabel is te zien dat, met uitzondering van de grafheuvels, celtic fields en de houtwallen alle monumenten een waarde drie hebben toegewezen gekregen. Met deze elementen hoeft in principe weinig rekening gehouden te worden bij het ontwerpen van een nieuwe routenetwerk. De grafheuvels, celtic fields en houtwallen dienen vermeden te worden. Deze elementen hebben voor veel mensen een hoge culturele waarde. De waardering resulteert in de volgende kaart.
43
Figuur 10: Waardekaart cultuurhistorische gebieden
Te zien is dat het overgrote deel de kleur groen heeft gekregen. In de kaart zijn een aantal rode gebieden zichtbaar. Dit zijn gebieden waar veel grafheuvels of celtic fields bij elkaar liggen. Het grote rode gebied rechts onderaan is een gebied vol met grafheuvels. Wat betreft de cultuurhistorie is het grootste gedeelte van het gebied geschikt voor een uitbreiding van de huidige routes.
4.4.
Conclusie en geografische weergave
In dit hoofdstuk is gekeken naar de verschillende effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie. Dit heeft geleidt tot de drie kaarten die gepresenteerd zijn in de voorgaande paragrafen. Deze drie kaarten zijn over elkaar heen gelegd wat resulteert in de kaart in figuur 11.
44
Figuur 11: Geografische weergave geschikte en ongeschikte gebieden met betrekking tot omgevingsfactoren
Uit figuur 11 blijkt dat een groot deel van NPUH wat betreft de omgevingsfactoren geschikt is om nieuwe mountainbikeroutes aan te leggen. De ongeschiktere gebieden beslaan maar een klein gedeelte van het totale park. Wat betreft de omgevingsfactoren is het dus goed mogelijk om de minder geschikte gebieden te omzeilen en toch een mountainbikeroutenetwerk aan te leggen.
45
46
5. Perceptie van mountainbikers op routes in NPUH In dit hoofdstuk wordt de perceptie van mountainbikers over de huidige mountainbikeroutes beschreven. In paragraaf 5.1 wordt een beschrijving gegeven van de huidige mountainbikeroutes. In paragraaf 5.2 wordt onderzocht wat de perceptie is van mountainbikers over de huidige routes. Tot slot wordt dit hoofdstuk afgesloten met een korte conclusie. Over de perceptie van mountainbikers over mountainbikeroutes is weinig literatuur beschikbaar. In de gevonden literatuur lopen de wensen en percepties van mountainbikers veelal door elkaar. Om deze reden wordt voor een literatuurstudie verwezen naar hoofdstuk 7.
5.1.
Beschrijving huidige mountainbikeroutes in NPUH
Op het moment zijn er in NPUH vier mountainbikeroutes, die weergegeven zijn in figuur 12. Figuur 12: Huidige mountainbikeroutes in NPUH
•
Route Amerongse Bos Lengte: 16,2 km Startplaats: Parkeerplaats Burgwal en Parkeerplaats Prattenburg
•
Route Kwintelooijen Lengte: 1,6 km Startplaats: Parkeerplaats Oude Veensegrindweg
•
Route Lombokbos Lengte: 3 km Startplaats: Parkeerplaats Utrechtsebaan en Parkeerplaats Uilentoren
47
•
Route Zuylensteinse bos Lengte: 7 km Startplaats: Parkeerplaats Scherpenzeelse weg
Deze routes worden allemaal gemarkeerd door houten palen met een witte afgeschuinde kop waarop een rode afbeelding van een mountainbiker met een pijl staat afgebeeld, zie figuur 13. De pijl geeft de richting van de route aan. Afwijken van deze paden is niet toegestaan. Voor de handhaving van deze toegangsvoorwaarde zijn meerdere Buitengewone Opsporings Ambtenaren (BOA’s) actief in NPUH. Figuur 13: Mountainbikeroute bewegwijzering
De mountainbikeroutes zijn uitgezet door Werkgroep Beheerders Utrechtse Heuvelrug, in samenwerking met drie regionale toerfietsclubs. Deze werkgroep is in 1992 opgericht en vertegenwoordigt de volgende organisaties: gemeente Utrechtse Heuvelrug, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Stichting Het Utrechts Landschap; Recreatieschap Utrechtse Heuvelrug, Vallei- en Kromme Rijngebied (Recreatie Midden-Nederland, 2010).
5.2. Perceptie van mountainbikers over de huidige routes In totaal zijn voor ons onderzoek 104 mountainbikers geënquêteerd naar hun percepties over de huidige mountainbikeroute. Deze groep is in tweeën gedeeld in georganiseerde mountainbikers en individuele mountainbikers. Dit doordat we een verschil in uitkomsten verwachtten. Uit deze verschillen in percepties kunnen eventueel ook verschillen in aanbevelingen vloeien.
5.2.1. Georganiseerde mountainbikers In totaal zijn er 57 georganiseerde mountainbikers geënquêteerd. Van deze 57 respondenten geven er 34 aan gebruik te maken van de routes in NPUH. Figuur14 geeft de aantallen van de respondenten die gebruik maken van de verschillende routes in NPUH.
48
Figuur 14: Mate van gebruik van routes in NPUH door georganiseerde mountainbikers 35
Aantal respondenten
30 25 20 15 10 5 0 Route Kwintelooijen
Route Zuijlensteinse
Route Lombok
Route Amerongen
Route
Van de 34 respondenten die gebruik maken van de routes in NPUH geven 32 respondenten aan gebruik te maken van de route Amerongen. Naast de route Amerongen is de route Zuylensteinse bos, met 22 respondenten, een veel gebruikte route. Dit zijn tevens de twee langste routes binnen NPUH met een lengte van respectievelijk 16,2 en 7 kilometer. Route Kwintelooijen wordt duidelijk het minst bezocht. Dit is ook de kortste mountainbikeroute in NPUH. Aan de 23 respondenten die hebben aangegeven geen gebruik te maken van de routes is gevraagd naar de reden, zie tabel 6. Tabel 6: Reden van georganiseerde mountainbikers om geen gebruik te maken van de routes
Niet op de hoogte van de toegangsvoorwaarden Ben van mening dat je overal moeten kunnen fietsen Wil de vrijheid hebben om zelf een route te kiezen Ken zelf leukere routes/paden Anders, namelijk
Aantal respondenten 7 3 9 12 5
Meer dan de helft, namelijk 12 respondenten, van de georganiseerde mountainbikers die geen gebruik maken van de routes geven aan dit te doen omdat ze zelf leukere routes te kennen. Daarnaast is, met 9 respondenten, de vrijheid hebben om zelf een route te kunnen kiezen, een veelgehoorde reden. In de categorie Anders, gaven 5 respondenten aan niet bekend te zijn met de routes in NPUH. Hierna werd gevraagd of deze groep mountainbikers wel eens van de mountainbikeroutes in NPUH af wijken. Van de 57 respondenten gaven 35 aan dit wel eens te doen. De redenen zijn in figuur 15 weergegeven.
49
Figuur 15: Redenen van georganiseerde mountainbikers om van de routes af te wijken
Aantal respondenten
25 20 15 10 5 0 Attractiviteit
Onderhoud
Variatie
Lengte
Anders namelijk
Reden
De belangrijkste reden voor 20 respondenten om van de routes af te wijken is behoefte aan variatie. Daarnaast noemen 14 mountainbikers de lengte van de routes als reden om van de route af te wijken. Een andere redenen die vaak wordt genoemd, is dat men afwijkt van de route om op een andere mountainbikeroute te komen of om naar huis of terug naar de auto te mountainbiken.
5.2.2. Individuele mountainbikers In totaal zijn er 47 individuele mountainbikers geënquêteerd. Van deze 47 respondenten geven 28 aan gebruik te maken van de routes in NPUH. De aantallen naar route is weergegeven in figuur 16. Figuur 16: Mate van gebruik van routes in NPUH door individuele mountainbikers 30
Aantal respondenten
25
20
15
10
5
0 Route Kwintelooijen
Route Zuylensteinse
Route Lombok
Route Amerongen
Route
50
Ook onder individuele mountainbikers zijn de route Amerongen en route Zuylensteinse bos de meest gebruikte routes. 25 respondenten geven aan gebruik te maken van de route Amerongen. De overige 19 mountainbikers die geen gebruik maken van de beschikbare routes in NPUH, zijn gevraagd naar de redenen. Dit is weergeven naar aantallen in tabel 7. Tabel 7: Reden van individuele mountainbikers om geen gebruik te maken van de routes
Aantal respondenten 4 2 9 8 3
Niet op de hoogte van de toegangsvoorwaarden Ben van mening dat je overal moeten kunnen fietsen Wil de vrijheid hebben om zelf een route te kiezen Ken zelf leukere routes/paden Anders, namelijk
Ook bij de groep individuele mountainbikers zijn de twee belangrijkste redenen: vrijheid om zelf een route te kiezen en ken zelf leukere routes/paden. Van de 28 respondenten die gebruik maken van de routes geven 23 respondenten aan wel eens van de routes af te wijken. De redenen hiervoor zijn in figuur 17 weergegeven. Figuur 17: Redenen van individuele mountainbikers om van de routes af te wijken 14
Aantal respondenten
12 10 8 6 4 2 0 Attractiviteit
Onderhoud
Variatie
Lengte
Anders
Reden
Ook bij individuele mountainbikers is de meest voorkomende reden om van de routes af te wijken de behoefte aan variatie. Daarnaast is de lengte van de route een veel voorkomende reden.
51
Analyse Wanneer de resultaten van de georganiseerde en individuele mountainbikers worden vergeleken zijn er veelal overeenkomsten. Zo maakt van beide groepen ongeveer 60% gebruik van de huidige bestaande routes. Hierbij is route Amerongen voor beide groepen de meest gebruikte route. Het gebruik van route Zuylensteinse bos verschilt per groep. Van georganiseerde mountainbikers heeft 65% aangegeven gebruik te maken van deze route en bij individuele mountainbikers ligt dit percentage op 46%. Daarnaast lijkt route Kwintelooijen voor individuele mountainbikers populairder, aangezien er meer gebruik van wordt gemaakt. Van beide groepen geeft 40% aan geen gebruik te maken van de huidige routes. In de redenen van beide groepen om geen gebruik te maken van de routes zijn kleine verschillen zichtbaar. Voor georganiseerde mountainbikers is het zelf kennen van leukere routes/paden de belangrijkste reden, terwijl voor individuele mountainbikers de behoefte aan vrijheid om zelf routes te kiezen de belangrijkste reden is. Kijkend naar de percentages van de mountainbikers die weleens van de paden afwijken kan geconcludeerd worden dat georganiseerde mountainbikers (61%) vaker van de paden afwijken dan individuele mountainbikers (49%). Tussen de redenen om van de routes af te wijken zitten weinig verschillen. Hoewel onderhoud bij de groep georganiseerde mountainbikers een grotere rol speelt. Gebrek aan variatie en lengte zijn voor beide partijen de voornaamste redenen om van de routes af te wijken.
5.3.
Conclusie
Aan het eind van deze paragraaf kan geconcludeerd worden dat de huidige routes door 60% van beide groepen wordt gebruikt. De mountainbikers die geheel geen gebruik maken van de routes geven aan de vrijheid te willen hebben om zelf routes te kiezen en/of zelf leukere routes te kennen. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de routes op een aantal punten te kort schieten, ze bieden vooral te weinig qua lengte en variatie. Dit zijn namelijk de belangrijkste redenen waarom de mountainbikers van de routes afwijken. De populariteit van routes is dan ook gesorteerd op lengte. Deze punten moeten meegenomen worden bij de eventuele aanleg van een routenetwerk.
52
6. Recreatieve conflicten omtrent mountainbiken in NPUH In dit hoofdstuk wordt allereerst een algemene schets gegeven van de redenen en concepten van recreatieve conflicten tussen mountainbikers en andere recreantengroepen op basis van literatuuronderzoek. Hierna wordt dit toegespitst op de situatie in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Daarbij worden de conflicten tussen mountainbikers en andere recreantengroepen, mountainbikers en terreinbeheerders en tussen mountainbikers en terreineigenaren onderzocht op basis van de gehouden enquêtes en interviews. Aan het eind wordt een conclusie gegeven, zodat duidelijk aangegeven wordt hoe conflicten ontstaan tussen mountainbikers en andere belanghebbenden en welke conflicten spelen binnen het Nationaal Park.
6.1. Recreatieve conflicten omtrent mountainbikers uit literatuur Overal ter wereld komen conflicten tussen allerlei typen recreanten voor. Bijvoorbeeld tussen crosscountry skiërs en sneeuwscooters in Alberta (Jackson en Wong, 1982) en tussen kanoërs en recreanten op een motorboot in de Boundary Waters Canoe Area in Minnesota (Adelman et .al., 1982). Sinds de uitvinding van de mountainbike in 1979, is er een nieuw type recreant bij. In de jaren '90 is mountainbiken één van de snelst groeiende recreatievormen in Amerika (Morey et. al., 2001). Vanaf de jaren '90 is de mountainbike overal ter wereld geïntroduceerd. Ook in Nederland groeide het aantal mountainbikers explosief. Kumpany (in Jansen, 2004) berekende dat in het jaar 1999 ongeveer 180.000 Nederlanders regelmatig mountainbiken. Vooral in de jaren ’90 leidde deze snelle toename van recreërende mountainbikers in Europa, Amerika en Oceanië tot conflicten met andere recreantengroepen (Keller, 1990; Cessford, 1995; Sprung, 1997; Jansen, 2004). In gebieden van Golden Gate National Recreational Area werden mountainbikers geheel geweerd na een juridische strijd (Kelley, 1994). In andere gebieden werden paden afgesloten voor mountainbikers, veelal op aanvraag van andere recreantengroepen zoals wandelaars (Blumenthal, 1994). Deze conflicten en de explosieve groei van mountainbikers dagen beheerders van natuurgebieden uit om met deze nieuwe vorm van recreatie rekening te houden en in het beleid in te passen (Schuett, 1997). Zorgen over de conflicten resulteerden in rapporten over het beleid omtrent het gezamenlijk gebruik van paden (Moore, 1994). Om beleidsoplossingen aan te dragen is ook onderzoek gedaan naar de typen van recreatie, percepties van recreanten en percepties van beheerders ten opzichte van mountainbikers en naar de type conflicten. Deze onderzoeken waren bedoeld om uiteindelijk ook een psychosociale verklaring voor deze recreationele conflicten te verkrijgen (Watson et. al., 1991; Ramthun, 1995; Wöhrstein, 1998; Shuett, 1997; Cessford, 2004). Volgens Jacob en Schreyer (1980) is er sprake van een recreatief conflict als de recreatie of doelen van bepaalde groepen in een recreatiegebied in de weg wordt gezeten door het gedrag van (andere) groepen recreanten. Watson et. al. (1991) stelt dat conflicten tussen recreanten deels ontstaan doordat het gedrag van de ene partij onaanvaardbaar is voor de ander(e) partij(en) en deels als een gevolg van de persoonlijk waargenomen verschillen tussen groepen, zoals verschillen in levensstijl, houding tegenover het milieu en de dieperliggende redenen om te recreëren.
53
Het onderzoek van Jacob en Schreyer, (1980) vond 4 belangrijke factoren achter conflicten tussen verschillende typen recreanten. • Stijl van activiteit: De verschillende persoonlijke betekenissen toegewezen aan een activiteit. • Bron van recreatie: De betekenis gehecht aan het gebruik van een specifieke recreatie bron voor een bepaalde recreatieve ervaring. • Wijze van ervaring: De uiteenlopende verwachtingen van hoe de natuurlijke omgeving wordt waargenomen. • Tolerantie van levensstijl: Het tolerantie niveau van personen tegenover het verschil in levensstijl in vergelijking met de ander(e) recreant(en). Conflicten zijn dus niet alleen het gevolg van fysieke ontmoetingen, maar ook gebaseerd op perceptie van recreantengroepen over het doel van recreëren in een bepaald gebied en over andere recreantengroepen. Zo concludeerde Watson et. al., (1991) dat veel van de respondenten aangaven geen conflicten te hebben door fysiek in contact te komen met andere recreantengroepen in het gebied, maar toch de andere groep als probleem aan te voelen. Dit heeft te maken met de perceptie dat een bepaalde groep recreanten niet “thuishoort” in bepaalde gebieden. Uit veel studies blijkt dat deze percepties tussen recreanten “asymmetrisch” zijn, één van beide groepen heeft vaak geen probleem met de aanwezigheid van andere groepen recreanten. Zo hebben bijvoorbeeld gemotoriseerde recreanten zoals recreanten op sneeuwscooters en motorboten geen conflict met crosscountry skiërs of kanoërs, maar andersom wel (Watson et. al., 1991). Zo vond Adelman (1982), dat 70% van de kanoërs niet houden van het zien van recreanten op een motorboot, terwijl maar 7% van de recreanten op een motorboot, de aanwezigheid van kanoërs niet op prijs stelden. Een ander framework om de oorzaken van conflicten te analyseren is het idee van Adelman (1982). Dit onderzoek stelde dat perceptie over gelijkwaardigheid, perceptie over competitie en over recreatiebronnen, verschillen in de doelen van een recreatiebron en verschillende motieven om naar een recreatiegebied te komen, de conflicten bepaalden. Cessford (2004) vat deze ideeën over niet “thuishoren” tegenover mountainbikers samen door de percepties van andere recreantengroepen op mountainbikers op een rij te zetten: • Mountainbikers brengen meer ecologische en route schade aan. • Mountainbikers zijn gevaarlijk door het snelheidsverschil en geluidsarmheid. • Mountainbiken hoort niet in een natuurlijke omgeving. • Mountainbikers bedreigen de mogelijkheden voor wandelen in een gebied. • Mountainbikers hebben minder oog voor de natuur. • Een algehele hekel aan mountainbikes en wat ze representeren. In hoofdstuk 4 zijn de effecten van mountainbiken op ecologie en routes beschreven. In het stuk hieronder wordt ingegaan op de laatste 5 punten. Veiligheid Uit de resultaten van Watson et. al. (1991) bleek dat hoge snelheid en “onhoffelijk” gedrag de wandelaars het meest hinderde. Veiligheid is een belangrijk aspect en
54
verschillende studies rapporteren over de veiligheidsrisico’s van mountainbiken (Keller 1990; Chavez et. al., 1993). Cessford (1995) schrijft dit toe aan het roekeloze gedrag van een klein aantal mountainbikers in de verschillende gebieden. Echt concrete fysieke botsingen komen slechts zelden voor en kunnen voorkomen worden. Grost (1989) vond dat door educatie en aanpassen van het traject, zodat de snelheid van mountainbikers verminderd wordt, de problemen met veiligheid waren opgelost. Chavez et. al. (1993) vond dat ondanks een flinke stijging in het recreatief gebruik van paden door mountainbikers, de perceptie van veiligheid voor andere recreantengroepen hetzelfde bleef. In Nederland zijn ook enkele studies uitgevoerd omtrent het gevoel van veiligheid in natuurgebieden. Uit een onderzoek van het Nederlands Research Instituut voor Recreatie en Toerisme in opdracht van Natuurmonumenten op de Brunsummerheide bleek dat 49 procent van de recreanten weleens hinder ondervond tijdens een bezoek. Hiervan werden mountainbikers en honden als het meest hinderlijk gezien, door respectievelijk 43% en 49% van de andere recreantengroepen. Wanneer specifieker naar groepen gekeken wordt, hadden wandelaars het meest last van mountainbikers (47%) en honden (45%), Fietsers hadden het meest last van honden (75%) en mountainbikers (27%). Mountainbikers zelf hadden het meest last van honden (72%) en ruiters (27%). Ruiters hadden op hun beurt weer het meest last van motorcrossers (73%) en honden (36%) (NRIT,1998). Relatie tot omgeving Watson et. al., (1991) weerlegt aan de hand van onderzoek in Rattle Snake Recreational Area (Montana, Verenigde Staten) de bewering dat mountainbikers minder oog hebben voor de omgeving. De mate van verbondenheid met de omgeving was voor zowel wandelaars als mountainbikers zeer hoog. Ook zien mountainbikers de omgeving gelijkwaardiger dan wandelaars denken, onder andere doordat recreanten de mountainbike zien als een middel om snel toegang tot de natuur te krijgen en omdat mountainbikers ook zelf in het gebied wandelen. Onderzoek onder mountainbikers in Nederland laat zien dat de perceptie dat mountainbikers minder oog voor hun omgeving hebben klopt. Voor de meeste mountainbikers is namelijk het sportieve element (72%) de belangrijkste reden om te gaan mountainbiken, voor een deel (15%) is in de natuur/buiten zijn belangrijk, terwijl anderen (7%) aangeven te mountainbiken om de natuur/planten/dieren bekijken (NRIT, 1998). Identiteit van mountainbikers Mountainbikers bestaan vooral uit mannen (77-80%) en de groep tussen 20-40 jaar (61%) is oververtegenwoordigd. Verder representeren ze een jong interesseprofiel. Ze houden van pop/rock muziek, computers, films/video’s, auto’s en het koken van bijzondere gerechten (NRIT, 1998). Deze aspecten alleen al kunnen voor andere recreantengroepen ergerlijk zijn en meespelen in de perceptie op andere recreantengroepen. De intensiteit van een recreatief conflict hangt af van de bovengenoemde factoren en kwantiteit van interacties. De kwantiteit van de interacties hangt weer af van de grootte van het gebied, de grootte van bepaalde recreantengroepen en ook de snelheid van transport.
55
De intensiteit van conflicten wordt vaak “gemeten” met een vragenlijst over de prettigheid van aanwezigheid (of afwezigheid) van andere types recreanten (Watson et. al., 1991).
6.2. Recreatieve conflicten omtrent mountainbikers in NPUH 6.2.1. Georganiseerde Mountainbikers Uit de enquêtering blijkt dat 44 van de 57 mountainbikers die zijn aangesloten bij een vereniging vaak andere recreantengroepen tegenkomen tijdens het recreëren.(zie kolom 1, figuur 18. Vaak wordt hierbij gedefinieerd als meer dan eens per 4 bezoeken aan NPUH. Van alle georganiseerde mountainbikers geeft driekwart van de respondenten aan vaak wandelaars tegen te komen. Dit betekent dat vrijwel iedere georganiseerde mountainbiker die recreanten tegenkomt ook wandelaars tegenkomt. Meer dan de helft geeft aan vaak fietsers tegen te komen, minder dan de helft geeft aan vaak ruiters tegen te komen en vijf respondenten geven aan andere recreantengroepen tegen te komen. Figuur18: Kwantiteit ontmoetingen van georganiseerde mountainbikers naar type recreant. 50 45 40
Respondenten
35 30 25 20 15 10 5 0 Wandelaars
Fietsers
Ruiters
Anders
Type recreant
Van de 57 respondenten geven 22 respondenten aan zich weleens te irriteren aan andere recreantengroepen. (Zie rij 3, figuur 18) Voor georganiseerde mountainbikers bestaat deze irritatie vooral jegens wandelaars en loslopende honden. 3 respondenten geven aan zich te irriteren aan wandelaars die express in het midden van de paden blijven lopen. Verder wordt door 1 respondent aangegeven dat wandelaars zeuren, vloeken, zich irriteren of mountainbikers generaliseren en dat deze punten irritatie oproepen. Irritaties richting loslopende honden worden door 8 respondenten aangegeven, 1 van deze respondenten voegt hier specifiek aan toe dat dit op plaatsen gebeurd waar dit niet mag, een andere voegt hieraan toe dat deze loslopende hond achter hem aan werd gestuurd. Er zijn 5 opmerkingen over irritaties richting niet nader gespecificeerde andere recreantengroepen. Dit zijn; takken over de route leggen, vinden dat het bos alleen
56
voor hun is, boos doen, asociaal gedrag vertonen of chagrijnige opmerkingen maken. Dit werd ook telkens door één respondent aangedragen als irritatiepunt. Van de 57 geven 9 mountainbikers aan conflicten te hebben gehad met andere recreantengroepen (zie rij 4, figuur 19). 5 respondenten specificeerden dit conflict; loslopende agressieve hond, ouders met jonge kinderen, loslopende hond, recreanten die niet opzij gaan en wandelaars op mountainbikeroutes. Van de 57 georganiseerde mountainbikers geven 2 respondenten aan een conflict te hebben gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders, 49 respondenten geven aan nooit een conflict te hebben gehad (zie rij 6, figuur 19). Deze 2 conflicten zijn niet gespecificeerd. Van 57 respondenten geven 45 aan ook positieve ervaringen te hebben gehad met andere recreantengroepen (zie rij 2, figuur 19). 19 respondenten geven aan dit te ervaren door vriendelijk groeten, 2 respondenten geven dit aan door getoonde vriendelijkheid en 2 door gezelligheid. Andere respondenten geven aan een positieve ervaring mee te maken door; rustig passeren en daarna bedanken, hulp bij een lekke band en door voorrang te verkrijgen. Deze punten zijn allemaal aangegeven door 1 respondent. 6 respondenten geven aan een positieve ervaring met terreineigenaren of terreinbeheerders te hebben gehad (zie rij 5, figuur 19). 2 respondenten specificeerden dit en de ervaringen bleken te gaan over het feit dat de ene respondent 2 jaar geleden nog kon fietsen en dat de andere respondent vrije toegang kreeg tot het terrein. Overzicht In onderstaande figuur is een overzicht van de antwoorden van georganiseerde mountainbikers uit de enquêtes, uitgewerkt naar percentages. De afkortingen A R en T E B staan voor respectievelijk andere recreantengroepen en terrein eigenaren en beheerders. Figuur 19: Overzicht antwoorden georganiseerde mountainbikers 6 Conflicten met Terreineigenaren en/of beheerders 5 Positieve Ervaringen met Terreineigenaren en/of -beheerders
4 Conflicten met Andere Recreanten
Ja Nee Missing Values
3 Irritaties richting Andere Recreanten
2 Positieve ervaringen met Andere Recreanten
1 Ontmoeten Andere Recreanten
0
10
20
30
40
50
60
Aantal Respondenten
57
6.2.2. Individuele mountainbikers Van de 47 individuele mountainbikers komen 35 respondenten vaak andere recreantengroepen tegen tijdens het recreëren (zie rij 1, figuur 20). Van deze groep geven allen, op 2 na, aan vaak wandelaars tegen te komen. 25 geven aan vaak fietsers tegen te komen, 16 geven aan vaak ruiters tegen te komen en 2 geven aan andere recreantengroepen tegen te komen, zie figuur 20. Figuur 20: Kwantiteit ontmoetingen van individuele mountainbikers naar type recreant 35 30
Respondenten
25 20 15 10 5 0 Wandelaars
Fietsers
Ruiters
Anders
Type recreant
Van alle individuele mountainbikers geven er 16 aan zich wel eens te irriteren aan andere recreantengroepen. (zie rij 3, figuur 21). De irritatie van individuele mountainbikers is vooral richting wandelaars. 6 individuele mountainbikers specificeerden hun irritaties richting wandelaars, 2 respondenten noemen in het midden van de paden blijven lopen van wandelaars en 2 noemen het feit dat wandelaars op de mountainbikepaden lopen. Andere respondenten noemen het expres leggen van takken, en het weinig ruimte maken op de paden door wandelaars. Van alle individuele mountainbikes specificeerden 4 hun irritaties richting loslopende honden. Daaraan voegt 1 respondent toe dat deze honden niet onder controle zijn van hun baasjes.1 respondent specificeert zijn irritatie richting ruiters, die zich buiten de ruiterpaden begeven, maar vindt tegelijkertijd ook de mountainbikers, die zich buiten de paden begeven, irritant. Andere irritaties richting niet nader gespecificeerde recreantengroepen zijn; boze antwoorden bij rustig fietsen en netjes bellen, en onoplettende recreanten die mountainbikers niet aan zien komen. Van de individuele mountainbikers geven 8 aan wel eens conflicten te hebben met andere recreantengroepen (zie rij 4, figuur 21). 3 respondenten specificeren dat en noemen; honden achter zich aan te krijgen, loslopende honden en wandelaars op mountainbikepaden. Verder geven 3 respondenten aan wel eens conflicten te hebben gehad met terreineigenaren en terreinbeheerders. Eén conflict ging over het rijden op verboden terrein, een andere respondent noemt dat hij van de route was afgeweken en de derde noemt dat hij in Doorn niet mocht fietsen en toch weer verder was gereden.
58
Van de 47 respondenten geven 28 aan ook positieve ervaringen te hebben gehad met andere recreantengroepen (zie rij 2, figuur 21).12 individuele mountainbikers geven aan dit nooit gehad te hebben met andere recreantengroepen. Van de 28 mountainbikers met positieve ervaringen hebben 19 respondenten deze positieve ervaringen gespecificeerd: 7 respondenten door vriendelijk groeten, 2 respondenten door getoonde vriendelijkheid. Andere respondenten geven aan een positieve ervaring mee te maken door; samen met andere recreantengroepen te genieten, samen op te fietsen, gezelligheid, rustig passeren en bedanken, rustig blijven en elkaar waarschuwen, elkaar de ruimte geven, een praatje te maken, voorrang verkrijgen rustig passeren en daarna bedanken, hulp bij een lekke band en aan de kant te gaan op verzoek van de respondent. Al deze 10 punten zijn maar door één respondent genoemd. 6 respondenten geven aan ook positieve ervaringen te hebben gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders (zie rij 5, figuur 21). 4 respondenten geven aan het positief te ervaren dat terreineigenaren en beheerders hun terrein openstellen. 1 respondent noemt dat in overleg veel mogelijk is. Overzicht In onderstaande figuur is een overzicht van de antwoorden van individuele mountainbikers uit de enquêtes, uitgewerkt naar percentages. De afkortingen A R en T E B staan voor respectievelijk andere recreantengroepen en terrein eigenaren en beheerders. Figuur 21: Overzicht antwoorden individuele mountainbikers 6 Conflicten met Terreineigenaren en/of beheerders
5 Positieve Ervaringen met Terreineigenaren en/of beheerders
4 Conflicten met Andere Recreanten Ja Nee Missing Values
3 Irritaties richting Andere Recreanten
2 Positieve ervaringen met Andere Recreanten
1 Ontmoeten Andere Recreanten
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Aantal Respondenten
6.2.3. Andere recreantengroepen Onder andere recreantengroepen wordt in dit onderzoek fietsers, ruiters, wandelaars en wandelaars met hond verstaan. Van deze recreantengroepen zijn respectievelijk 17,
59
21, 29 en 19 geënquêteerd (zie figuur 22). Per geënquêteerd onderwerp zijn hieronder de resultaten van alle recreanten weergegeven. Figuur 22: Overzicht aantallen andere recreantengroepen
Fietsers
Ruiters
Aantal respondenten
Wandelaars met Hond
Wandelaars
0
5
10
15
20
25
30
35
Aantal respondenten
Alle recreantengroepen is gevraagd of ze vaak bepaalde recreantengroepen tegen kwamen. Vaak werd hierbij gedefinieerd als eens per 4 bezoeken in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. De volgende figuur geeft een overzicht van de kwantiteit van de ontmoetingen van recreantengroepen naar de andere type recreant. Bij deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. De aantallen uit de figuur zullen daarom niet overeen komen met de hierboven genoemde aantallen respondenten dat aangaf recreanten tegen te komen. Figuur 23: Kwantiteit ontmoetingen van recreantengroepen naar type recreant
Fietsers
Wandelaars
Ruiters
Ruiters Fietsers Mountainbikers
Wandelaars met Hond
Geen Overig
Wandelaars
0
10
20
30
40
50
60
70
Vrijwel alle fietsers komen tijdens hun fietstochten in NPUH wandelaars en andere fietsers tegen. Minder dan de helft ontmoet ook ruiters en mountainbikes. Er was 1
60
respondent die geen andere recreantengroepen tegenkwam tijdens bezoeken aan het nationaal park. Ruiters komen veelal wandelaars, fietsers en andere ruiters tegen. Daarnaast geven opvallend veel ruiters, namelijk driekwart van de respondenten aan mountainbikes tegen te komen. Wandelaars met hond geven vrijwel allemaal aan wandelaars tegen te komen. Een kwart geeft ook aan ruiters tegen te komen en de helft fietsers. Mountainbikers worden bij 6 van de 19 respondenten genoemd en 1 respondent geeft aan overige recreanten geregeld tegen te komen en 2 respondenten geven aan helemaal geen andere recreantengroepen tegen te komen. Wandelaars komen geregeld andere wandelaars tegen. Opvallend is dat een relatief groot aantal aangeeft geen andere recreantengroepen tijdens de wandeltochten tegen te komen. Verder komt ongeveer één vijfde van deze wandelaars regelmatig mountainbikes tegen. Irritaties of conflicten van andere recreantengroepen Van de groep fietsers gaven 5 van de 17 aan irritaties of conflicten te hebben met andere recreantengroepen. Voor ruiters was dit 10 van de 21, voor wandelaars met hond 6 van de 19 en voor wandelaars 5 van 29. Hieronder is dit naar aantal in figuur 24 gezet. Figuur 24: Irritaties richting andere recreantengroepen
Fietsers
Ruiters Ja Nee Wandelaars met Hond
Wandelaars
0
5
10
15
20
25
30
35
Aantal Respondenten
Van de recreanten die aangeven zich te irriteren en/of conflicten te hebben met andere recreantengroepen is ook gevraagd naar het type recreant en waardoor deze irritaties of conflicten ontstonden. In figuur 25 is het eerste deel van de vraag weergegeven in aantallen.
61
Figuur 25: Irritaties of conflicten per recreantengroep richting type recreant
Fietsers
Ruiters
Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Wandelaars met Hond
Wandelaars
0
2
4
6
8
10
12
14
Uit deze figuur blijkt dat ruiters zich het meest irriteren aan, of conflicten hebben met mountainbikers en in mindere mate met wandelaars. De redenen die ruiters aangaven gingen vooral over route gebruik. 6 ruiters gaven aan dat mountainbikers op ruiterpaden kwamen en 3 ruiters dat wandelaars dit doen. Andere irritaties van ruiters is dat mountainbikers geen rekening houden met het feit dat ruiters dieren moeten controleren. Daarnaast noemde 1 ruiter dat mountainbikers geen rekening houden met ruiters bij kruisingen. dat het oneigenlijk gebruik van de ruiterpaden door mountainbikers. Wandelaars met hond storen zich ook veelal aan mountainbikers, genoemde redenen hiervoor zijn dat mountainbikende groepen agressief zijn, schreeuwen naar honden. Wandelaars en fietsers lijken het minst problemen te hebben met mountainbikers. Uit beide groepen gaf 1 respondent aan irritaties te ondervinden bij mountainbikers die niet bellen. Positieve ervaringen van andere recreantengroepen Van de groep fietsers gaven 7 van de 17 aan positieve ervaringen te hebben met andere recreantengroepen. Voor ruiters was dit 14 van de 21, voor wandelaars met hond 17 van de 19 en voor wandelaars 18 van 29. Hieronder is dit naar aantallen weergegeven in figuur 26.
62
Figuur 26: Positieve ervaringen met andere recreantengroepen
Fietsers
Ruiters Ja Nee Wandelaars met Hond
Wandelaars
0
5
10
15
20
25
30
35
Aantal Respondenten
Van de recreanten die aangaf positieve ervaringen te hebben met andere recreantengroepen is ook gevraagd met welk type recreant dit was. In figuur 27 is dit weergegeven naar aantallen. Figuur 27: Positieve ervaringen van recreanten met andere recreantengroepen
Fietsers
Ruiters
Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers
Wandelaars met Hond
Overig
Wandelaars
0
5
10
15
20
25
Opvallend is dat veel recreantengroepen positieve ervaringen hebben met de wandelaars. Hierbij moet worden gezegd dat wandelaars met hond niet tot de antwoorden behoorde. Daarnaast hebben recreantengroepen ook veelal positiever ervaringen met fietsers en een geringer aantal met ruiters. Het meest genoemde positieve punt is het groeten van elkaar. Daarna werden punten genoemd als de weg wijzen en een praatje met elkaar aanknopen. Opvallend is dat met mountainbikers geen enkele recreantengroep positieve ervaringen heeft behalve 1 ruiter. Deze heeft alleen niet gespecificeerd, waar deze positieve ervaring op gebaseerd was. Analyse De verkregen data komt over het algemeen overeen met de data van eerder recreatief onderzoek op de Brunsummerheide (NRIT, 1998). Overeenstemmend worden ook in 63
dit onderzoek mountainbikers door vrijwel alle recreanten genoemd in de categorie irritaties of conflicten. Ook loslopende honden worden in ons onderzoek veelvuldig genoemd door mountainbikers als irritatiepunt. Opvallende verschillen met andere onderzoeken zijn dat wandelaars in ons onderzoek minder last van mountainbikers schijnen te hebben en veel meer irritaties of conflicten ondervinden van medewandelaars. Een ander opvallend verschil is dat bijna de helft van de ruiters aangeeft conflicten en/of irritaties te hebben met andere recreantengroepen, hierbij gaat het in bijna alle gevallen om mountainbikes. Hierbij is duidelijk sprake van een asymmetrische conflict. Mountainbikers hebben niet veel last van ruiters, maar andersom is dat wel het geval. Tussen georganiseerde mountainbikers en individuele mountainbikers zijn weinig grote verschillen gevonden. Opvallende verschillen zijn dat georganiseerde mountainbikers veel meer positieve ervaringen hebben met andere recreantengroepen. Irritaties of conflicten met andere recreantengroepen zijn er ongeveer evenveel in beide groepen. Ten opzichte van terreineigenaren en terreinbeheerders gaven meer individuele mountainbikers aan positieve ervaringen te hebben. Opvallend was dat in deze groep juist meer conflicten met terrein eigenaren en beheerders werden aangegeven.
6.2.4. Terreineigenaren en terreinbeheerders Staatsbosbeheer De conflicten die voorkomen worden volgens Staatsbosbeheer door de hoge recreatiedruk veroorzaakt. Jaarlijks bezoeken zo’n miljoen mensen de Amerongseberg. Daarnaast wordt een hoge recreatiedruk veroorzaakt doordat Staatsbosbeheer bijna als enige een mountainbikeroutenetwerk heeft. Dit gebied is tevens vanuit Amsterdam en omgeving gezien de eerste mogelijkheid om te mountainbiken. Daarnaast komen de conflicten doordat er in het gebied veel wildrijders zijn, mensen die schreeuwen, dwars door mensen heen rijden en “mountainbikers die oudere mensen aan de kant schoppen”. Dit is de visie van Staatsbosbeheer op de conflicten tussen recreanten onderling. Zelf hebben medewerkers van Staatsbosbeheer ook geregeld conflicten met mountainbikers. Bijvoorbeeld wanneer terreinbeheerders van Staatsbosbeheer in het park mountainbikers willen aanspreken, deze mountainbikers snel wegfietsen (Dhr. R. Schuurmans, Staatsbosbeheer, 25 januari 2010). Natuurmonumenten Volgens Natuurmonumenten zijn de conflicten de laatste jaren sterk toegenomen. Door het aanwijzen van verplichte mountainbikeroutes voelen de mountainbikers zich volgens dhr. M. Reukers (25 januari 2010) aangevallen. Mountainbikers hebben vaak een hoge snelheid. Hierdoor ontstaan er regelmatig conflicten met andere recreantengroepen. Daarnaast schreeuwen mountainbikers vaak naar andere recreantengroepen en dit veroorzaakt overlast voor de dieren in de bossen (Dhr. U Hassefras, Natuurmonumenten, 25 januari 2010). Naast conflicten tussen recreanten, zijn er ook conflicten tussen mountainbikers en terreinbeheerders van Natuurmonumenten. Mountainbikers zijn lastig om aan te spreken omdat ze vaak snel weg vluchten. Zo werd terreinbeheerder M. Reukers weggeduwd door een groep mountainbikers nadat hij hen wilden aanspreken op hun gedrag (Dhr. M. Reukers, Natuurmonumenten, 25 januari 2010).
64
Het Utrechtse Landschap Het Utrechts Landschap ontvangt veel klachten van recreanten die met elkaar in conflict zijn. De meeste klachten gaan over loslopende honden en mountainbikers. De laatste groep wordt verweten van de paden af te wijken en zo op paden van wandelaars komen en deze groep recreanten te laten schrikken door de hoge snelheid en geluidsloosheid. Ook de veiligheid van de twee recreanten groepen komt dan in gevaar. Naast het probleem dat Utrechts Landschap heeft met de gebruikers van haar terreinen, conflicteert het recreëren op de mountainbike ook met de visie die het Utrechts Landschap heeft op haar gebieden. Deze visie is dat natuur, cultuurhistorie en beleving van het landschap het belangrijkst zijn. Bij beleving van het landschap hoort recreatie, maar die is bij het Utrechts Landschap vooral gericht op wandelaars, aangezien deze stiller zijn en de ecologie minder verstoren. Verder zijn er geen fysieke conflicten direct tussen medewerkers van Utrechts Landschap en mountainbikers genoemd (Dhr. R. Blom, Utrechts Landschap, 1 februari 2010). Gemeente Utrechtse Heuvelrug Gemeente Utrechtse Heuvelrug ontvangt soms klachten van recreanten. Gevoelsmatig worden mountainbikers gezien als meest conflicterende groep, vooral ten opzichte van wandelaars. Dit door het snelheidsverschil, niet afremmen bij het passeren van wandelaars en afwijken van paden. Andere ongewenst gedrag is juist weer hard remmen en roepen. Ook hierbij zijn geen fysieke conflicten direct tussen ambtenaren van Utrechtse Heuvelrug en mountainbikers genoemd. Zeker omdat de bossen van gemeente Utrechtse Heuvelrug ver van de mountainbikeroutes vandaan liggen. De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft dan ook niet direct een conflict met mountainbikers (Dhr. G. Medema, gemeente Utrechtse Heuvelrug, 9 februari 2010). Gemeente Rhenen De enige conflicten in de gemeentebossen die genoemd zijn, zijn conflicten tussen ruiters en wandelaars doordat door een ongelukkige ligging ruiters op sommige stukken gedwongen zijn om over voetpaden te gaan. In de gemeentebossen van gemeente Rhenen liggen geen mountainbikeroutes en zijn er geen verhoogde conflicten met mountainbikers bekend. Gemeente Rhenen heeft dus geen conflicten met mountainbikers, maar is ook geen kwalitatieve en kwantitatieve data aanwezig om dit te bevestigen of te ontkrachten (Mevr C. Apell, gemeente Rhenen, 15 februari 2010). Recreatie Midden Nederland RMN beheert een mountainbikeroute in Kwintelooijen. Volgens RMN ontstaan er alleen conflicten als mountainbikers van de paden afwijken. Het probleem daarachter is dat van het Nationale Park Utrechtse Heuvelrug een grote groep recreanten gebruik wil maken van een relatief kleine ruimte. In dit Nationaal Park zijn er beperkte mogelijkheden omdat veel gebieden gesloten zijn voor mountainbikers. Hierdoor wordt er vaak buiten de paden getreden, wat leidt tot conflicten (Dhr. C. Van Beusekom, Recreatie Midden Nederland, 4 februari 2010; Dhr. J. Schik, Recreatie Midden Nederland, 8 februari 2010).
6.3.
Conclusie
Er zijn conflicten omtrent mountainbiken in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. 16 procent van de geënquêteerde mountainbikers, ongeacht de aansluiting bij een club, heeft conflicten in het Nationaal Park met andere recreantengroepen gehad. Hierbij
65
werden vooral wandelaars met loslopende honden en wandelaars genoemd. Hierin zat geen verschil tussen individuele en georganiseerde mountainbikers. In de helft van de gevallen gaven andere recreantengroepen aan zich te irriteren en/of conflicten te hebben gehad met mountainbikers. Dit getal is zeer hoog als dit word vergeleken met het aantal ontmoetingen die deze recreanten hebben met mountainbikers. Van de groepen recreanten geven vooral ruiters en wandelaars met hond aan irritaties en/of conflicten te hebben met mountainbikers. De irritaties en/of conflicten tussen ruiters en mountainbikers is duidelijk asymmetrisch, aangezien recreantengroepen niet dezelfde conflictintensiteit met elkaar hebben. Mountainbikers hebben namelijk niet aangegeven conflicten met ruiters te hebben. Conflicten tussen mountainbikers en de recreantengroep wandelaars met hond blijkt uit ons onderzoek het hevigst aangezien deze groepen elkaar noemen bij irritaties en conflicten. Fietsers hebben de minste conflicten met mountainbikers. De conflicten zijn duidelijk asymmetrisch, aangezien recreantengroepen niet dezelfde conflictintensiteit met elkaar hebben. Met terreineigenaren en terreinbeheerders zit er een verschil tussen georganiseerde mountainbikers en individuele mountainbikers. Individuele fietsers gaven vaker aan conflicten te hebben met terreineigenaren of terreinbeheerders, maar gaven ook aan meer positieve ervaringen te hebben. Andersom geven vrijwel alle terreineigenaren en terreinbeheerders aan dat er conflicten zijn in hun gebied omtrent mountainbikers, uitzonderingen hierop zijn de gemeenten Rhenen en Utrechts Heuvelrug. Directe conflicten tussen terreinbeheerders en mountainbikers werden genoemd door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, dit ging over het ontvluchtten en duwen van terreinbeheerders.
66
7. Wensen omtrent uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes in NPUH In dit hoofdstuk worden de wensen van alle belanghebbende groepen binnen NPUH beschreven. Dit zijn de mountainbikers, de andere recreantengroepen en de verschillende terreineigenaren en terreinbeheerders. In paragraaf 7.1 worden de resultaten gegeven van het literatuuronderzoek naar de algemene wensen van mountainbikers omtrent mountainbikeroutes. In paragraaf 7.2 worden, aan de hand van de resultaten van de enquêtes en interviews, de wensen van de verschillende belanghebbende groepen besproken.
7.1. Algemene wensen van mountainbikers uit literatuur Hollenhorst et al. (1995) hebben onderzoek gedaan naar onder andere de voorkeuren van mountainbikers in de nationale bossen van de Verenigde Staten. Over de voorkeuren van de paden werden de volgende resultaten gevonden. Veruit de meeste mountainbikers prefereerden off-road condities, en brachten ongeveer 68% van hun tijd door op paden en op verlaten wegen. Alleen in de meer bergachtige gebieden was de voorkeur voor onverharde paden lager. In het onderzoek van Hollenhorst et al. (1995) is net als in dit onderzoek een splitsing gemaakt tussen individuele mountainbikers en mountainbikers in clubverband. De individuele mountainbikers werden gecontacteerd op de paden, de startplaatsen van de paden en andere plekken waar ze vaak komen zoals bezoekerscentra en parkeerplaatsen (Hollenhorst et al., 1995). Uit het onderzoek bleek dat van al deze mountainbikers bijna 82% individueel reed, en maar 18% met georganiseerde evenementen en tours. Het is echter aannemelijk dat hierin verschillen zijn tussen de Verenigde Staten en Nederland. Het onderzoek is uitgevoerd in 1995, toen mountainbiken nog relatief nieuw was. Dit kan ook invloed hebben op de hoeveelheid mountainbikers die in groepsverband rijdt (Hollenhorst et al., 1995). Symmonds et al. (2000) heeft ook onderzoek gedaan in de Verenigde Staten naar de paden en de omgevingen die de voorkeur van mountainbikers hebben. Wat betreft de elementen die mountainbiken leuker dan wel vervelender maakten; wortels, boomstammen, stenen en greppels dragen volgens de geënquêteerde mountainbikers allemaal bij tot een betere mountainbike ervaring. Modder werd als een negatief punt gezien. De mountainbikers hadden een voorkeur voor steile en minder steile hellingen, de aanwezigheid van bochten, hobbels of jumps en de aanwezigheid van obstakels. Wijde paden werden als enigszins negatief ervaren. De aanwezigheid van bochten werd als het belangrijkst gezien. Uit hetzelfde onderzoek bleek dat de leeftijd van de mountainbikers invloed had op wat ze wel en niet leuk vonden aan de paden. Zo vonden mountainbikers van 29 jaar of jonger de aanwezigheid van wortels belangrijk voor een goede mountainbike ervaring, veel meer dan de groep van 40 jaar en ouder. Ook stenen vonden mountainbikers van jonger dan 40 belangrijker dan mensen ouder dan 40. Sprung (1997) heeft de houdingen van andere recreantengroepen ten opzichte van mountainbikers onderzocht. Uit dat onderzoek bleek dat de ervaring van
67
mountainbikers ook verschillen gaf in de voorkeuren. Net beginnende mountainbikers hielden van open paden met weinig obstakels, terwijl meer ervaren mountainbikers van meer uitdaging hielden.
7.2. Wensen van verschillende groepen belanghebbenden in NPUH 7.2.1. Georganiseerde mountainbikers Aan beide groepen mountainbikers is gevraagd wat een mountainbikeroute volgens hen aantrekkelijk of onaantrekkelijk maakt. Deze elementen staan in figuur 28 grafisch weergegeven. Figuur 28: (on) Aantrekkelijke route-elementen voor georganiseerde mountainbikers 60 Aantrekkelijke route-elementen
50 Aantal respondenten
Onaantrekkelijke route-elementen
40 30 20 10
H oo gt ev
er s
ch ille Ju n m Bo W ps om or st tels Si am ng m le en Br tra ed ck La e p s ng ad e e Ko afs n t W at rte and er af do sta or n ga d n Lo ge ss n e Mo on dd H ar de der er g D on ron ic d ht er d gr e G Op beg ond oe en ro d e Sl e b lan iin ec ew ds g ht ch e e be gwi ap j An we zer de gw ing re ijze re r cr ing ea nt e An n de rs
0
Route-elementen
Uit figuur 28 kan geconcludeerd worden dat 52 van de 57 respondenten hoogteverschillen aantrekkelijke route-elementen vinden. Ook vinden mountainbikers single tracks erg aantrekkelijk (47 respondenten). Daarnaast worden lange afstand (34 respondenten) en een goede bewegwijzering (32 respondenten) als aantrekkelijke route-elementen genoemd. Slechte bewegwijzering (20 respondenten), boomstammen (19 respondenten) en wortels (17 respondenten) worden door de georganiseerde mountainbikers gezien als de meest onaantrekkelijke route-elementen.
7.2.2. Individuele mountainbikers Hieronder zullen de wensen van individuele mountainbikers besproken worden. In figuur 29 staan deze grafisch weergegeven.
68
Figuur 29: (on) Aantrekkelijke route-elementen voor individuele mountainbikers
Aantal respondenten
45 40
Aantrekkelijke route-elementen
35
Onaantrekkelijke route-elementen
30 25 20 15 10 5
H oo gt e
ve rs ch
ille n Ju m Bo W ps om or st tels a Si mm ng le e n B r tr a ed ck La e p s ng ad en e K o a fs t W a r at te a nd er f do sta or n ga d n Lo ge ss n e Mo on dd H ar de der er g D ond ron ic ht erg d e ro b G Op eg nd oe e n ro e d Sl e b lan iing ec d e ht we sch e g be wi ap j An we zeri de gw ng re ijze r re cr ing ea nt e An n de rs
0
Route-elementen
Net als georganiseerde mountainbikers kan ook hier geconcludeerd worden dat door 39 van de 47 mountainbikers hoogteverschil als het meest aantrekkelijke routeelement wordt ervaren. Daarnaast vinden 27 van 47 individuele mountainbikers single tracks een aantrekkelijk element. Het verschil met de georganiseerde mountainbikers is dat goede bewegwijzering hier met 24 respondenten op de derde plaats komt, in plaats van een lange afstand. Slechte bewegwijzering (17 respondenten) en boomstammen (15 respondenten) staan net als bij de georganiseerde mountainbikers op nummer één en twee van onaantrekkelijke route-elementen ervaren. Daarna worden brede paden, modder en korte afstand met 14, 13 en 12 respondenten respectievelijk als onaantrekkelijk ervaren. Ideale inrichting van het gebied In de enquête die bij het totale aantal van 104 mountainbikers is afgenomen werd gevraagd wat de ideale inrichting van het gebied is voor mountainbikers indien zij zelf invulling konden geven aan NPUH. Daarop werd door 10 respondenten geantwoord dat zij meer routes zouden willen. Een enkele mountainbiker schreef hierbij dat er zo minder belasting voor de paden zou zijn. Het maken van een verbinding tussen de huidige routes werd aangedragen door 8 respondenten, en het maken van lange routes is door 6 mountainbikers aangedragen. Van alle respondenten wensten er 7 dat routes idealiter veelzijdig en gevarieerd zijn, 6 wensten duidelijk aangegeven routes of een goede bewegwijzering. Daarnaast zouden 5 respondenten graag zien dat het gebied werd vrijgegeven, met een enkele keer als toevoeging ‘anders verniel je het bos op bepaalde vaste routes wat meer schade veroorzaakt’. Als laatste gaven 3 respondenten aan uitdagende routes te willen hebben, en 3 anderen gaven aan dat hoogteverschillen wenselijk zijn.
69
Analyse Wanneer de resultaten van de georganiseerde en individuele mountainbikers worden vergeleken zijn er vele overeenkomsten zichtbaar. Zo zijn hoogteverschillen en single tracks voor beide groepen de meest aantrekkelijke route-elementen. Deze uitkomsten komen overeen met de bevindingen uit de literatuurstudie, Symmonds et al. (2000). Er is echter wel een verschil zichtbaar in de percentages. Zo zijn single tracks door 83% van de georganiseerde mountainbikers en 58% van de individuele mountainbikers aangegeven als aantrekkelijk route-element. Daarnaast heeft 59% van de georganiseerde mountainbikers en 33% van de individuele mountainbikers aangegeven een lange afstand aantrekkelijk te vinden. Wanneer er gekeken wordt naar de beoordeling van onaantrekkelijke route-elementen zijn er ook enkele verschillen zichtbaar. Zo worden boomstammen door 30% van de georganiseerde en door 19% van de individuele mountainbikers als onaantrekkelijk ervaren. Deze uitkomsten spreken het onderzoek van Symmonds et al. (2000) tegen. Uit dit onderzoek bleek dat mountainbikers wortels en boomstammen juist heel aantrekkelijk vonden. Daarnaast wordt dichte begroeiing door georganiseerde mountainbikers (28%) als meer negatief ervaren dan door individuele mountainbikers (15%). De overige route-elementen worden relatief hetzelfde beoordeeld door beide groepen. Geografische weergave mountainbikewensen Voor het in kaart brengen van de wensen van mountainbikers was het enkel mogelijk om het veelal aantrekkelijke element hoogteverschil in ArcGIS weer te geven. De overige (on)aantrekkelijke route-elementen konden niet worden weergegeven in ArcGIS, maar kunnen meegenomen worden in de 4e fase van het project, het routeontwerp. Het gaat hier om specifieke elementen van microniveau die niet voor het hele gebied weer te geven zijn. De volgende tabel geeft een overzicht van de toegekende waarde. Tabel 8: Waardes wensen mountainbikers
Hoogteverschil 0º – 4º 4º – 6º > 6º
Waarde 1 2 3
De resultaten uit tabel 8 zijn verwerkt is ArcGis en verwerkt tot de volgende kaart.
70
Figuur 30 Waardekaart mountainbikers
Te zien is dat in NPUH veel geschikte gebieden zijn met een helling groter dan 6º. Dit maakt dit Nationaal Park ook zo aantrekkelijk voor mountainbikers. In NPUH is het creëren van hoogteverschillen in de routes realiseerbaar.
7.2.3. Andere recreantengroepen Bij de verschillende groepen recreanten, namelijk wandelaars, wandelaars met hond, fietsers, en ruiters zijn de wensen voor het voorkomen van mountainbikers niet specifiek geënquêteerd. Er is echter wel aan elke groep gevraagd van welke andere groepen recreanten zij hinder ondervinden in de vorm van irritaties of conflicten. Zo is uit hoofdstuk 6 gebleken dat ruiters de meeste irritaties of conflicten ondervinden met mountainbikers. Ruiters hebben bij de enquêtering aangegeven zich te irriteren aan mountainbikers omdat zij zich regelmatig op de ruiterpaden bevinden en geen rekening met de paarden houden. Daarnaast irriteren de ruiters zich aan mountainbikers omdat zij veel lawaai maken. Om deze reden is het belangrijk om de ruiterpaden en mountainbikepaden strikt gescheiden te houden. Naast de irritaties tussen ruiters en mountainbikers waren er in hoofdstuk 6 ook irritaties en/of conflicten zichtbaar tussen mountainbikers en wandelaars met hond. 5 van 19 wandelaars met hond hebben aangegeven ook weleens irritaties of conflicten te hebben met mountainbikers. Andersom geldt hetzelfde voor mountainbikers, bij hen zijn wandelaars met hond de voornaamste bron van irritaties en/of conflicten met andere recreantengroepen. Vandaar dat hondenvrijloopzones niet geschikt worden geacht als mountainbike terrein. Van alle geënquêteerde fietsers heeft 1 respondenten aangegeven irritaties of conflicten met mountainbikers te hebben omdat zij niet bellen. Om diezelfde reden heeft ook 1 van de 29 geënquêteerde wandelaars irritaties of conflicten met de mountainbikers. Geografische weergave wensen andere recreantengroepen De volgende figuur geeft een geografisch overzicht van mogelijk geschikte mountainbike gebieden gezien de irritaties en/of conflicten tussen mountainbikers en de andere recreantengroepen. 71
Figuur 31 Waardekaart andere recreantengroepen
Gezien de irritaties tussen mountainbikers en ruiters, en mountainbikers en hondeneigenaren zijn een aantal ongeschikte mountainbike gebieden gedefinieerd. De verschillende rode gebieden (waarde één) op de kaart zijn de hondvrijloopzones. De rode lijntjes zijn in dit geval de ruiterroutes. De overige routes, wandelroutes en fietsroutes, hebben de kleur oranje gekregen (waarde twee). Het zou mooi zijn als de mountainbikeroutes zo min mogelijk andere routes kruisen. Met name bij afdalingen moet geprobeerd worden de mountainbikeroutes zo min mogelijk te laten kruisen met andere routes.
7.2.4. Terreineigenaren en terreinbeheerders Het volgende stuk is geschreven op basis van de interviews die afgenomen zijn bij verschillende instanties. De volledige uitwerkingen zijn te vinden in bijlage 1. Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer staat positief tegenover mountainbiken en wil graag dat het huidige routenetwerk voor mountainbikers wordt uitgebreid. Deze uitbreiding zou dan op andermans terrein moeten plaatsvinden omdat Staatsbosbeheer als één van de weinige terreineigenaren al een mountainbikeroutenetwerk heeft. Op dit routenetwerk is de recreatiedruk erg hoog, en om deze lager te maken wil Staatsbosbeheer graag dat de andere eigenaren ook routes aanleggen zodat deze mogelijk verbonden kunnen worden tot een uitgebreid routenetwerk. Daarbij zouden ze graag medewerking willen van de terreineigenaren zoals is vastgesteld in het Beheers- en Inrichtingsplan. Bij het ontwerpen van een nieuw routenetwerk dient rekening gehouden te worden met de Ecologische Hoofdstructuur. Dat wil zeggen dat zo veel mogelijk routes aan de zuidkant van het park moeten lopen, en dat (toekomstige) ecoducten gemeden moeten worden. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de kernleefgebieden van o.a. boommarters, dassen en reeën. De grootste negatieve invloed van mountainbikers is het lawaai dat ze maken tijdens hun ritten. Dit zou deels ondervangen kunnen worden door in kleine groepen te rijden. Daarnaast wenst Staatsbosbeheer dat er niet buiten de routes gereden wordt. Om te voorkomen dat dit gedaan wordt wegens slechte wegbewijzering wil Staatsbosbeheer 72
samen met NTFU werken aan een uniforme bewegwijzering. Daarnaast is er een plan om mountainbikers verplicht voor 5 euro een sticker (met identificatie) te laten kopen, zodat ze meteen geïdentificeerd kunnen worden als ze buiten de buiten de paden rijden. Een andere oplossing zou kunnen zijn om onder mountainbikers zelf een BOA aan te wijzen met enkel een verbaliserende bevoegdheid. Verder wil Staatsbosbeheer een beperkt aantal evenementen per jaar, waarbij mountainbikers goed op de routes blijven. In geval dat op de route blijven te weinig uitdaging geeft wordt voorgesteld om een hindernis circuit aan te leggen waarbij de nadruk komt op techniek in plaats van snelheid. Om de paden te onderhouden heeft Staatsbosbeheer in samenwerking met mountainbikeclubs een actie opgezet om de paden op te snoeien en te onderhouden. Het beleid van Staatsbosbeheer waarbij de toegankelijkheid van paden met bordjes worden aangegeven werkt goed. Dit is ook doordat mensen eerst gewaarschuwd worden en daarna een boete krijgen wanneer ze zich niet aan de bebording houden. Wat ook goed werkt is het scheiden van paden voor verschillende vormen van recreatie. In de toekomst zullen paden voor de verschillende groepen recreanten dus ook zo veel mogelijk gescheiden worden (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Natuurmonumenten Natuurmonumenten zegt niet tegen mountainbiken te zijn, maar omdat zij zich met hoge snelheid verplaatsen en vaak naar andere recreantengroepen schreeuwen, probeert Natuurmonumenten de mountainbikers uit hun gebied te weren. Voor de aanleg van nieuwe mountainbikeroutes is weinig ruimte in het gebied van Natuurmonumenten beschikbaar. De 420 beschikbare hectare is vol met rustgebieden voor de dieren, wandelroutes, invalide routes, ruiterroutes en hondenvrijloopzones . Wel ziet Natuurmonumenten het belang van een uitbreiding van het huidige routenetwerk. Daarom zouden zij graag onder de vlag van NPUH gezamenlijk naar mogelijke oplossingen willen zoeken voor het huidige routenetwerk. Volgens Natuurmonumenten is het lastig om één van de bestaande wandel- of ruiterroutes te vervangen door een mountainbike route, omdat alle routes onderdeel zijn van een groot routenetwerk. Wel zegt Natuurmonumenten bereid te zijn mee te willen werken als blijkt dat er nog een bruikbaar stukje beschikbaar is. Het probleem binnen het gebied van Natuurmonumenten is dat er geen mountainbikeroutes in de buurt zijn waar de boswachter de mountainbikers naartoe kan verwijzen. Als blijkt dat het gebied van Natuurmonumenten gebruikt kan worden voor een doorsteek naar andere routes zouden zij mee willen werken. Bij het ontwerpen van een nieuw routenetwerk dient rekening gehouden te worden met boommarters, spechten, bosuilen en reeën. Hier dient bij recreatie rekening mee gehouden te worden. Natuurmonumenten kent twee rustgebieden waar absoluut geen recreatie mag plaats vinden, één is te vinden het westelijk deel en één in het oostelijke deel van de Kaapse bossen. De overige gebieden zouden gebruikt mogen worden voor recreatie. Ook cultuurhistorie is voor Natuurmonumenten van groot belang. In het gebied bevinden zich veel grafheuvels en boswallen waarvan het belangrijk is dat ze behouden blijven. Momenteel is Natuurmonumenten bezig met het in kaart brengen van de boswallen en het opstellen van een beheerplan. Het doorsnijden van de boswallen moet voorkomen worden (U. Hassefras, 25 januari 2010).
73
Utrechts Landschap Een belangrijke wens van het Utrechts Landschap is dat de mountainbikeroutes volledig gescheiden zijn van de fiets-, wandel- en ruiterroutes. Mountainbikers en ruiters op dezelfde route geeft namelijk grote problemen. In het algemeen geldt dat als de paden niet in goede staat zijn, alle soorten recreanten eerder geneigd zijn van de paden af te wijken, zo bijvoorbeeld ook ruiters bij slechte ruiterpaden. Ervoor zorgen dat mountainbikers daadwerkelijk op de routes blijven kan alleen als de routes ook een volwaardig alternatief zijn. Het probleem is dat er (te) weinig structureel onderhoud plaatsvindt. De paden van het recreatieschap zijn een uitzondering, die houdt het recreatieschap zelf bij. Het is moeilijk de paden voor de verschillende recreantengroepen te onderhouden. Het Utrechtse Landschap pleit voor een verdeling waarbij bijvoorbeeld de ruiters zelf de ruiterpaden bijhouden. De NTFU is het hier volgens het Utrechtse Landschap mee eens, en heeft al meerdere keren voorgesteld de mountainbikeroutes zelf te onderhouden. Bebording wordt in principe zelf betaald. Vorig jaar zijn er nieuwe borden in het hele gebied geplaatst, die werden betaald door NPUH. Nu zijn de kosten weer voor de terreineigenaren en -beheerders. Volgens het Utrechts Landschap storen mountainbikers vooral wandelaars en reeën, doordat ze snel en luidruchtig kunnen zijn. Daarom willen ze bij het Utrechts Landschap de mountainbikeroutes niet in de kerngebieden van de ecologie aanleggen. De paden voor de recreanten gaan niet door de cultuurhistorische plekken heen. In het gebied van het Utrechtse Landschap is verder geen probleem met de cultuurhistorie. Het niet altijd makkelijk om de gevolgen voor het landschap te minimaliseren. Het belangrijkste is dat mensen niet geneigd zijn het pad te verlaten, waarbij het helpt dat alle verschillende groepen recreanten de paden uitdagend genoeg vinden en dat ze goed genoeg onderhouden zijn. Om te voorkomen dat mensen van de paden afwijken, moeten de routes aantrekkelijk gemaakt worden door ze bijvoorbeeld door stuifduinen te laten lopen. Verder moet een route het liefst verschillende beginpunten hebben, bijvoorbeeld enkele langs de N225, zodat mensen vanaf die weg kunnen opstappen en de routes mogen niet door de ecologische kerngebieden komen. Als deze punten in acht worden genomen, wil het Utrechts Landschap graag meewerken. Het Utrechts Landschap vindt nieuwe mountainbikeroutes niet alleen een mogelijkheid, maar vooral ook een noodzaak. Als goed voorbeeld noemt het Utrechts Landschap het routenetwerk in Nationaal Park de Hoge Veluwe. In principe is er al veel van het plan nieuwe mountainbikeroutes aan te leggen uitgedacht, maar er treedt vertraging op omdat alle belanghebbenden in moeten stemmen met de veranderingen. Sommige terreineigenaren en –beheerders willen niet met het plan meewerken, door slechte ervaringen met mountainbikers in het verleden. Daarnaast hebben sommige terreineigenaren en –beheerders het gevoel dat er altijd weer een nieuwe sport of recreatiemogelijkheid paden nodig heeft in het park. Ze krijgen echter wel een vergoeding wanneer en routes door hun land worden gelegd. Het Utrechts Landschap vindt het een goed idee om het recreatieschap de nieuwe routes te laten implementeren en onderhouden. Het recreatieschap heeft tot nu toe nog geen mountainbikeroutes, maar hebben wel groot opgezette paden door het land van meerdere eigenaren en het beheer hiervan loopt heel goed (R. Blom, 1 februari 2010).
74
Gemeente Utrechtse Heuvelrug Gemeente Utrechtse Heuvelrug is positief ten opzichte van een mountainbikeroute door de eigen bossen, maar merkt op dat de bossen klein zijn en dus een route alleen op hun terrein niet levensvatbaar is. Daarnaast liggen de huidige routes ver van de gemeentebossen vandaan. Gebieden die gemeente Utrechtse Heuvelrug ecologisch gezien rustig wil houden is het gebied rondom ecoduct Mollenbos. Om het ecoduct komt een zone van 500 meter die vrij word gehouden van recreatie, dit is een norm die door ecologen word gebruikt. Door deze doelstelling moeten waarschijnlijk routes gebundeld worden in dat gebied, want er zitten al veel recreanten in dat gebied. Gemeente Utrechtse Heuvelrug wil de recreatie zo proberen te organiseren dat mensen elkaar zo min mogelijk in de weg zitten. Een ander ecologisch aspect waar rekening gehouden mee moet worden is de zonering vanuit NPUH. Deze zondering wordt door de gemeente zelf ook gebruikt word gebruikt en is praktisch tot stand gekomen. De gemeente wil met alle cultuurhistorische objecten voorzichtig omgaan. Dit kunnen grafheuvels zijn, grenswallen en andere wallen die vroeger als omheining hebben gediend. Met grafheuvels wil je voorzichtig zijn, mountainbikers moeten deze heuvels niet kunnen zien. Daarnaast zijn er ook aardkundige monumenten en in Amerongen een leemkuil. Voor deze laatste is het beter dat er niet doorheen gefietst wordt. Verder zijn mountainbikeroutes goed in te passen in het landschap en zijn daar geen problemen mee. Een nieuw routenetwerk vindt dhr. G. Medema een goed idee. Op deze manier kunnen de mensen goed bewegen in het bos. Wat nu het geval is dat mountainbikers 10 keer hetzelfde rondje hebben gefietst en dat er afwisseling nodig is, want ze gaan van de paden af. Als deze afwisseling geboden kan worden is er ook meer grip om mensen op de routes te houden en conflicten te voorkomen (G. Medema, 9 februari 2010). Particuliere terreineigenaren Voor dit onderzoek was het niet mogelijk om in contact te komen met particuliere terreineigenaren door de gevoeligheid van het onderwerp. Om deze reden is het niet mogelijk om de verschillende specifieke wensen van deze partijen in kaart te brengen. Wel is uit de interviews met de overige terreineigenaren en het Overlegorgaan gebleken dat mountainbiken een gevoelig onderwerp is bij particuliere terreineigenaren. Veel terreineigenaren hebben negatieve ervaringen met mountainbikers waardoor zij niet graag een route over hun terrein hebben lopen. Om toch medewerking van deze eigenaren te verkrijgen zou een goed doordacht plan moeten worden opgesteld waarmee de particuliere terreineigenaren mogelijk overtuigd kunnen worden (R. Zwart, 2 februari 2010). Recreatie Midden Nederland Het probleem in het Nationale Park is dat een grote groep gebruikers gebruik wil maken van een relatief kleine ruimte. Er zijn beperkte mogelijkheden omdat veel gebieden gesloten zijn voor mountainbikers. Hierdoor wordt er vaak buiten de paden getreden. De visie van RMN is dat het probleem zou kunnen worden opgelost door een goed routenetwerk aan te leggen waarbij verschillende routes met elkaar verbonden zijn. Deze routes moeten dan wel op de juiste plekken aangelegd worden, en dus niet op plekken met jachtwaarden. Ook moet rekening gehouden worden met de Ecologische Hoofdstructuur. Op deze manier zullen ook de terreineigenaren tevreden zijn.
75
Daarnaast zou gestart kunnen worden met het bewust maken de mountainbikers. Dit kan in samenwerking met landelijke organisaties (o.a. NTFU). Vanuit hun lidmaatschap kunnen de mountainbikers dan bewust worden gemaakt van de consequenties van buiten de paden rijden (C. van Beusekom, 4 februari 2010). Geografische weergave wensen terreineigenaren Uit de verschillende interviews is gebleken dat de visies van de verschillende partijen in grote lijnen overeenkomen. Voor het in kaart brengen van de verschillende visies heeft elk terreineigenaar een waarde toegewezen gekregen. In dit onderzoek was het niet mogelijk om de visies van de particuliere terreineigenaren te inventariseren. In de interviews met de overige terreineigenaren is het beeld geschept dat niet veel particuliere terreineigenaren bereid zullen zijn mee te werken aan het ontwerpen van een routenetwerk. Om deze reden hebben particuliere terreineigenaren een waarde één gekregen. De waarden zijn weergegeven in tabel 9. Tabel 9: Waardes terreineigenaren over gewenstheid van mountainbikers
Terreineigenaar Staatsbosbeheer Natuurmonumenten Utrechts Landschap Gemeente Utrechtse Heuvelrug Gemeente Rhenen Particuliere terreineigenaren
Waarde 3 2 2 3 3 1
De waarden uit tabel zijn ingevoerd in ArcGIS en daaruit is de volgende kaart gekomen. Figuur 32: Waardekaart terreineigenaren en terreinbeheerders
Uit bovenstaande kaart valt te zien dat het lastig zal worden om een compleet routenetwerk aan te leggen. Voor een routenetwerk zullen routes aangelegd moeten worden over terreinen van particuliere terreineigenaren. Deze groep eigenaren zal voor het aanleggen van een routenetwerk een doorslaggevende rol spelen.
76
7.3.
Conclusie en geografisch weergave
In dit hoofdstuk zijn de wensen van de verschillenden belanghebbenden partijen in kaart gebracht. Dit heeft geleidt tot drie kaarten waarin, gezien de wensen, mogelijk geschikt en ongeschikte gebieden zijn weergegeven. Deze kaarten zijn over elkaar heen gelegd wat resulteert in de kaart in figuur 33. Figuur 33: Concluderende geografische weergave wensen
2 1
Uit bovenstaande kaart kan geconcludeerd worden dat de meeste gebieden geschikt zijn voor de aanleg van een routenetwerk. Verspreid over het Nationaal Park liggen matig geschikte en ongeschikte gebieden. Ten noordoosten van Amerongen ligt een groot geschikt gebied (gebied 1). Dit gebied is in bezit van Staatsbosbeheer en kent veel hoogteverschillen, wat interessant is voor de mountainbikers. Wanneer er echter gekeken wordt naar de huidige routes in dit gebied valt te zien dat in dit gebied al een mountainbikeroute ligt (route Amerongen). Daarnaast zijn er in dit gebied al veel andere recreatieroutes. Een uitbreiding van de routes in dit gebied lijkt dus geen ideale oplossingen, want dit zal zeer waarschijnlijk leiden tot extra conflicten. Verder kijkend naar het gebied kan in het midden van NPUH (gebied 2) een nieuw mogelijk geschikt gebied gevonden worden. In dit gebied zijn veel groene stukken zichtbaar. Het overgrote deel van dit gebied is in handen van Staatsbosbeheer. Wanneer er terug gekeken wordt naar de kaart met hoogteverschillen voor mountainbikers (paragraaf 4.2) valt te zien dat in dit stuk gebieden met veel hoogteverschillen en gebieden met weinig hoogteverschillen aanwezig zijn. Verwacht wordt dat, door gebruik te maken van de hoogteverschillen, het aanleggen van een uitdagende en aantrekkelijke nieuwe route met een aantal interessante afdalingen in dit gebied mogelijk moet zijn. Een nadeel van dit gebied is dat er enkele ruiterroutes aanwezig zijn. Voor de aanleg van nieuwe routes moeten de ruiter- en mountainbikeroutes zoveel mogelijk gescheiden worden en elkaar zo min mogelijk kruisen. Met deze wensen moet rekening gehouden kunnen worden bij het ontwerpen van nieuwe routes.
77
Voor het aanwijzen van geschikte mountainbikegebieden is het vrijwel onmogelijk met alle wensen van de belanghebbenden rekening te houden. Zoals in paragraaf 7.2.4 is gezegd, hebben de particuliere terreineigenaren een belangrijke rol in dit project. Hun wensen en visies konden in dit onderzoek niet in kaart worden gebracht, maar kunnen ook niet genegeerd worden. Wanneer in het tweede omschreven gebied een nieuwe route aangelegd kan worden, zal het interessant zijn om deze route te verbinden met route Amerongen. Op deze manier kan een compleet mountainbikeroutenetwerk ontworpen worden. Echter moet hiervoor waarschijnlijk wel over terreinen van particuliere terreineigenaren gefietst worden. De vraag is of zij dit zullen toestaan.
78
8. Conclusie In dit onderzoek is gekeken welke gebieden meer en minder geschikt zijn voor een uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes tot een mountainbikeroutenetwerk in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Om tot een conclusie te komen zijn meerdere deelvragen beantwoord. Ten eerste is onderzocht wat de effecten zijn van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie van Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Gebleken is dat mountainbiken weinig negatieve gevolgen heeft wanneer mountainbikers zich aan de bewegwijzerde routes houden en niet luidruchtig zijn. Dit gedrag heeft namelijk negatieve effecten: (1) het verstoren van dieren; (2) het overrijden van zeldzame vegetatie; (3) het vergroten van de kans op erosie; (4) het aantasten van cultuurhistorische elementen zoals grafheuvels en celtic fields. De effecten van mountainbiken verschillen echter weinig met de effecten van andere vormen van recreatie bij hetzelfde gedrag. In de tweede deelvraag is gekeken naar de huidige conflicten tussen mountainbikers en andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders in NPUH. Geconcludeerd kan worden dat mountainbikers de meeste irritaties en/of conflicten ondervinden met wandelaars met hond. Van de andere recreantengroepen hebben ruiters de meeste conflicten met mountainbikers. De terreineigenaren en -beheerders zijn op de hoogte van deze conflicten en hebben zelf van alle recreantengroepen het vaakst conflicten met mountainbikers over de toegangsvoorwaarden. Voor de derde deelvraag is gekeken naar de percepties van mountainbikers over de huidige mountainbikeroutes in NPUH. Gebleken is dat meer dan de helft (60%) van alle geënquêteerde mountainbikers regelmatig gebruik maakt van de mountainbikeroutes in NPUH. Behoefte aan vrijheid om eigen routes te kiezen en het zelf kennen van leukere routes zijn de voornaamste redenen om helemaal geen gebruik te maken van de huidige routes. Gebrek aan variatie en lengte van de huidige routes zijn de belangrijkste redenen om van de routes af te wijken. In de vierde deelvraag zijn de wensen van mountainbikers, andere recreantengroepen, terreineigenaren en terreinbeheerders omtrent de uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes in NPUH onderzocht. De belangrijkste conclusie hierbij is dat de eventuele nieuwe mountainbikeroutes gescheiden moeten worden van de routes van de andere recreantengroepen, met name de ruiterroutes en de hondenvrijloopzones. Wensen van de mountainbikers zijn dat ze graag hoogteverschil in een route willen, maar ook dat de route voor een deel bestaat uit singletracks en dat de route lang genoeg is. Ook hebben de geënquêteerde mountainbikers aangegeven dat ze niet graag modder tegenkomen tijdens hun tocht en dat de route goed bewegwijzerd dient te zijn. Als deze punten in acht worden genomen, is er een kleinere kans dat zij van de routes afwijken. Wat betreft de terreineigenaren zijn de meningen over het uitbreiden van de mountainbikeroutes verdeeld. Staatsbosbeheer, gemeente Utrechtse Heuvelrug en gemeente Rhenen hebben aangegeven open te staan voor een uitbreiding van de huidige routes over hun terrein. Natuurmonumenten en het Utrechts landschap waren 79
minder enthousiast over het uitbreidingsplan, omdat bij beide partijen de natuur en cultuurhistorie centraal staat. De meningen van de particuliere eigenaren konden, in verband met gebrek aan tijd, niet geïnventariseerd worden. De conclusies van deze deelvragen zijn verwerkt en weergegeven in meerdere waardekaarten. Deze waardekaarten zijn bij elkaar opgeteld, wat resulteert in de volgende kaart.. Figuur 34 Geintegreerde eindwaardekaart
2 1
In figuur 34 is te zien dat een groot deel van NPUH gekleurd is met één van de vijf groene tinten. Dit betekent dat deze gebieden op verschillende onderdelen een hoge waarde toegekend hebben gekregen, en dus mogelijk geschikte gebieden zijn voor het aanleggen van nieuwe routes en/of het aanleggen van verbindingroutes voor een routenetwerk. Het westelijke en het oostelijke gedeelte van het park hebben lagere waardes gekregen. Dit komt doordat de wensen van particuliere terreineigenaren niet bekend zijn. Deze groep heeft een lage waarde toegewezen gekregen, omdat volgens andere terreineigenaren deze groep niet geheel positief staat tegenover mountainbikers. De meest noordelijke stukken en het zuidelijk stuk van het park zijn wat minder geschikt doordat daar vrijwel geen hellingen voorkomen die aantrekkelijk zijn voor mountainbikers. Over de lengterichting van het park, van noordwest tot zuidoost, liggen de steilste stukken van de hellingen, die vanwege de verhoogde kans op erosie een lagere waarde hebben gekregen. Plaatselijk zijn er stukken met lagere waardes door aanwezigheid van ecoducten, kern(leef)gebieden en cultuurhistorische monumenten. Daarnaast liggen door het gebied heen paden van andere recreanten, waarvan doorkruising zoveel mogelijk vermeden moet worden.
80
Uiteindelijk is in figuur 34 te zien dat in het midden van het gebied, en enigszins naar het oosten, de meest groene gebieden te vinden zijn. In gebied 1 ligt de huidige route van Amerongen en in het zuidelijke deel van gebied 2 ligt de route….. In de noordelijke helft en het midden van gebied 2 liggen nog geen mountainbike routes. Wel liggen er enkele routes van andere recreanten, maar wanneer deze routes niet of minimaal doorkruist worden, zou er in dit gebied een nieuwe mountainbikeroute aangelegd kunnen worden. Een andere beperking is dat in het noordelijke deel van gebied 2 het kerngebied van Staatsbosbeheer ligt. Hier zal met het ontwerpen van nieuwe routes rekening mee gehouden moeten worden. De oranje tot rood gekleurde gebieden kunnen bij het aanleggen van nieuwe routes en verbindingspaden beter vermeden worden. In deze gebieden zijn meerdere grafheuvels en celtic fields te vinden. Voor het creëren van een routenetwerk moeten bestaande routes met elkaar verbonden worden. Deze verbindingsroutes kunnen het best via de hoog gewaardeerde, geschikte (groene) gebieden lopen. Door het creëren van een routenetwerk krijgen de mountainbikers meer keuzemogelijkheden waardoor zij hopelijk minder snel van de paden zullen afwijken en er minder conflicten zullen ontstaan.
81
82
9. Discussie en aanbevelingen In dit hoofdstuk zal met een kritische blik gekeken worden naar de uitvoering van het onderzoek en de verwerking van de resultaten, zodat de beperkingen van dit onderzoek duidelijk worden en de conclusies ingekaderd zijn. Daarnaast zullen ook aanbevelingen gegeven worden zodat in vervolgonderzoek de verbeterpunten meegenomen kunnen worden.
9.1.
Discussie
Enquêtes Voor dit onderzoek was het lastig om voldoende respondenten te vinden voor de enquêtes. Het onderzoek is uitgevoerd in de maanden januari en februari van 2010, wanneer er over het algemeen minder recreanten in NPUH zijn (Monitor recreatiegebruik, 2009). Bovendien was het koud voor de tijd van het jaar en lag er regelmatig sneeuw waardoor er weinig respondenten te vinden waren in NPUH. Om toch voldoende respons te krijgen is besloten een manege in Rhenen en een landelijk bekend gemaakte toertocht, die startte in Driebergen, te bezoeken. Een nadeel van deze manier van enquêteren is dat de steekproef mogelijk niet aselect en volledig representatief is, omdat enkel ruiters van één manege zijn geënquêteerd. Voor de mountainbikers verwachten we vooral dat de groep individuele mountainbikers niet representatief is. Veel onervaren en individuele mountainbikers zullen naar onze inschatting niet meedoen aan een toertocht. Er is geprobeerd individuele mountainbikers te enquêteren in NPUH, maar er zijn slechts 3 respondenten gevonden. Steekproefomvang De steekproefomvang kan bepaald worden aan de hand van de gewenste foutmarge, het gewenste betrouwbaarheidsinterval (btbhi), de geschatte populatie en de geschatte spreiding van antwoorden op bepaalde vragen Voor een foutmarge van 5%, een btbhi van 0.95, een onbekende populatie en een onbekende spreiding is de minimale steekproefomvang 385 respondenten (Moore en McCabe, 2006). Dit aantal kan verlaagd worden als de totale populatie en als de maximale afwijking van antwoorden op bepaalde vragen van een recreantengroep bekend is. Als de minimale steekproefomvang behaald is, spreekt men van een significante steekproef en kunnen uitspraken over de hele groep gedaan worden met een bepaalde zekerheid. Onze steekproefomvang bij de verschillende recreantengroep en de antwoorden op de ja/nee-vragen in de enquête is geanalyseerd (zie bijlage 5). Hieruit blijkt dat onze steekproefomvang niet voldoende is. Tevens blijkt dat na het vaststellen van de maximale afwijking per gestelde vraag, slechts één antwoord van de 24 de foutmarge van 5% niet overschreed. Per recreantengroep is de maximale en minimale foutmarge geanalyseerd (bijlage 5) en weergegeven in tabel 10.
83
Tabel 10 Minimale en maximale foutmarge per recreantengroep
Recreantengroep Georganiseerde mountainbikers Individuele mountainbikers Wandelaars Wandelaars met hond Ruiters Fietsers
Aantal respondenten 57 47 29 19 21 17
Maximale Foutmarge (%) 12.74 14.03 17.66 21.69 21.36 21.66
Minimale Foutmarge (%) 4.78 6.99 13.75 20.90 20.16 23.40
De resultaten uit de tabel en het feit dat de minimale steekproefomvang niet is gehaald, betekent dat de uitspraken die gedaan worden in dit onderzoek niet significant zijn. Met deze resultaten kan dus geen uitspraak over hele groepen gedaan worden. Wel geeft dit onderzoek een indicatie van de werkelijke uitkomsten. Met dezelfde uitvoering en een grotere steekproef zullen zeer waarschijnlijk dezelfde resultaten worden verkregen. Interviews Doordat per organisatie meestal maar met één persoon is gesproken, kan dit ruimte laten voor subjectiviteit over conflicten, effecten van mountainbikers en waardering van bepaalde elementen zoals ecologie, landschap en cultuurhistorie in het Nationaal Park. Daarnaast is niemand uit de groep particuliere terreineigenaren geïnterviewd. Hierdoor ontbreken in dit rapport de wensen van deze groep omtrent mountainbikeroutes. Het ontbreken van deze informatie werkt door in de waardes die gegeven worden in bepaalde kaarten en werkt ook door in de uiteindelijke conclusies. Hierdoor is een genuanceerde conclusie dus niet mogelijk. Voor het in kaart brengen van de verschillende visies en wensen van belanghebbenden was het niet mogelijk om in contact te komen met particuliere terreineigenaren. Hierdoor is van deze groep niet in kaart gebracht of zij bereid zijn mee te willen werken aan een uitbreiding van het huidige routenetwerk over hun terreinen. Mogelijk zijn nu geschikte gebieden aangegeven op terreinen van particuliere eigenaren die uiteindelijk niet mee willen werken. Toch is ervoor gekozen om deze gebieden te betrekken in dit onderzoek. Mogelijk kan de Wetenschapswinkel in een later stadium van dit grote project met deze eigenaren in gesprek gaan om te kijken of deze mee willen werken. Literatuurstudie De geanalyseerde literatuur gaat vaak over andere natuurgebieden, waarmee de situatie van NPUH niet altijd goed te vergelijken is. Zo worden in dit rapport de effecten van mountainbiken op dieren, planten, erosie en conflicten uit literatuur over andere natuurgebieden toegepast op NPUH. Het park is echter verschillende van vele andere parken door: (1) de ligging in een verstedelijkte omgeving; (2) een hoog bezoekersaantal met verschillende recreatieve insteken; (3) veel verschillende terreineigenaren; (4) de bodemgesteldheid en (5) de verschillende flora en fauna. Zo moeten de effecten van mountainbikers op erosie bijvoorbeeld eerst lokaal getest worden voor hier gefundeerde uitspraken over gedaan kunnen worden.
84
Schaalniveau Veel informatie over Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug is op macro en mesoniveau beschikbaar, terwijl voor dit onderzoek informatie op microniveau nodig is. Door het feit dat er maar een beperkt aantal uren beschikbaar was voor dit onderzoek, zijn kleinschalige elementen zoals precieze locatie van conflicten, soort flora en fauna, landschappelijke elementen, gevaarlijke kruisingen etc. niet meegenomen in dit onderzoek. Dit onderzoek kan dus niet op microniveau aangeven of gebieden geschikt of ongeschikt zijn, terwijl dit voor de zeer lokale invloed door een nieuwe route wel essentieel is. Waardes in geografische kaarten De waardes in de geïntegreerde waardenkaart lopen van 6 tot 18. Deze getallen zijn gebaseerd op de verschillende elementen die naar ons idee een gebied geschikt of ongeschikt maken. Het nadeel van deze methode is dat geen enkel element bindend is voor de uiteindelijke waardering. Zo krijgt bijvoorbeeld een gebied waar zeldzame planten groeien een lage waardering op ecologisch niveau, namelijk de waarde één. Als bij alle andere elementen geen restricties zijn, is dit gebied op de geïntegreerde waardekaart heel erg geschikt om te mountainbiken, terwijl terreineigenaren en beheerders dit stuk juist willen beschermen. Wij hebben ervoor gekozen geen enkel gebied de stempel totaal ongeschikt te geven. Alle elementen hebben hetzelfde “gewicht” gekregen, terwijl bijvoorbeeld de wensen van de terreineigenaren mogelijk zwaarder meewegen in de beslissing om een mountainbike route aan te leggen dan de landschappelijke waarde. Het voordeel van het systeem is dat dit gemakkelijk aangepast kan worden, en waardes veranderd kunnen worden in GIS. Verder hebben we in ons onderzoek alleen gekeken naar ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische elementen, er zijn dus mogelijk nog andere factoren, die belangrijk zijn om mee te wegen in de uiteindelijke waardekaart. Er is bijvoorbeeld geen enkele waardering voor kosten van het aanleggen van paden in verschillende delen van het bos gemaakt. Een ander belangrijk punt in de waardenkaart is dat bij de ecologische kaart de rustgebieden van Natuurmonumenten niet meegenomen konden worden. Hierdoor is de waardering in bepaalde gebieden van Natuurmonumenten dus te hoog uitgevallen. Dit onderzoek heeft veel waarde gehecht aan de mening en waardering van de geïnterviewde terreineigenaren. Dit kan ervoor zorgen dat sommige waardes subjectief zijn. Zo zou hetzelfde ecologisch element door verschillende mensen binnen dezelfde organisatie anders kunnen worden gewaardeerd. Daarnaast zijn, zoals eerder genoemd, de particuliere eigenaren niet geïnterviewd. Dit betekent dat van deze groep de gefundeerde waardering ontbreekt. We hebben er voor gekozen om deze groep de waarde één te geven, aangezien de andere terreineigenaren aangaven dat de particuliere terreineigenaren niet erg positief waren over mountainbikers. De laatste kritische noot gaat over de gebruikte waardes. Per element waren drie waarderingen mogelijk. Een genuanceerdere kaart kan ontstaan bij gebruik van meerdere waardes.
85
Betrouwbaarheid geografische kaarten Dit onderzoek vertrouwt op de juistheid van de aangeleverde geografische informatie. Doordat van verschillende partijen zelf beheerde geografische informatie uit verschillende jaren werd verzameld, kunnen fouten in deze kaart per ongeluk worden overgenomen. Zo hadden sommige gebieden overlap in eigenaarschap. Voor het grootste deel is dit opgelost door navraag, maar het precieze beheer en eigenaarschap van Kwintelooijen is ons bijvoorbeeld nog niet bekend. Enkele elementen zijn door ons zelf in de GIS ingevoerd. Hierdoor kunnen ook fouten in de geografische kaart zijn geslopen. Een belangrijk noot voor de geografisch kaart in de eindconclusie is dat deze kaart niet op zichzelf gezien kan worden. Deze is opgebouwd uit verschillende geografische waardenkaarten met verschillende elementen. Om de uiteindelijke waardering te kunnen interpreteren zijn voorgaande hoofdstukken met daarin de verantwoording voor de waarden essentieel.
9.2.
Aanbevelingen
Het doel van dit rapport was het in kaart brengen van geschikte en minder geschikte gebieden voor de uitbreiding van de huidige mountainbikeroutes tot een routenetwerk. Bij dit onderzoek zijn verder verschillende punten naar voren gekomen die meegenomen kunnen worden als aanbeveling voor het verdere verloop van dit project. Aanbevelingen voor verder onderzoek Voor sommige partijen was het niet mogelijk om binnen de tijdsduur van dit onderzoek hun GIS bestanden en/of andere informatie op te sturen. Daardoor ontbreekt nog belangrijke informatie en hiervoor wordt aanbevolen deze bij verder onderzoek nog in acht te nemen. Zo ontbreken de specifieke eigendomsgrenzen van de gemeentes en de twee rustgebieden van Natuurmonumenten. Daarnaast was het in dit onderzoek niet mogelijk om de wensen van particuliere terreineigenaren te inventariseren. Voor het verdere verloop van dit project wordt aanbevolen om de visies, wensen en belangen van deze particuliere terreineigenaren ook te inventariseren. Zoals in de discussie beschreven staat, is er per organisatie meestal slechts één persoon geïnterviewd. Hierdoor kan de verkregen informatie subjectief zijn. Om de betrouwbaarheid van het project te vergroten wordt aanbevolen in het verdere proces meerdere personen per organisatie te interviewen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een beknopte enquête. Door de beperkte tijd was het niet mogelijk om in deze enquête diep in te gaan op de wensen van de mountainbikers. Voor verder onderzoek wordt aanbevolen wel dieper op deze wensen in te gaan. Zo is uit dit vooronderzoek gebleken dat mountainbikers behoefte hebben aan langere routes. Hoe lang deze routes dan uiteindelijk moeten worden en waar in het gebied deze het best kunnen liggen volgens de eindgebruikers, is in dit onderzoek niet duidelijk geworden. Aanbevelingen voor het ontwerpen van routes Wat betreft de effecten van mountainbiken op de ecologie, het landschap en de cultuurhistorie is gebleken dat het belangrijk is dat mountainbikers op de routes blijven. Om deze reden wordt aanbevolen om routes zo aan te leggen dat
86
mountainbikers moeilijk van de paden kunnen of willen afwijken. Uit onderzoek is gebleken dat mountainbikers geneigd zijn van de paden af te wijken als er modder of andere obstakels op de paden liggen (Cessford, 1995). Mountainbikers voorlichten over waarom het belangrijk is om op de routes te blijven kan wellicht ook uitkomst bieden. In dit onderzoek was het voor sommige belangrijke ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische elementen lastig om absolute waardes van geschiktheid toe te kennen. Met deze elementen dient echter wel voldoende rekening gehouden te worden. Bij het ontwerpen en realiseren van de definitieve routes wordt daarom aanbevolen een aantal experts met gebiedskennis van NPUH te betrekken. Daarnaast zijn in dit project veel micro-elementen van belang die in ons onderzoek niet bestudeerd zijn, maar wel naar voren kwamen. Elementen waar rekening mee moet worden gehouden bij het aanleggen van eventueel nieuwe mountainbike routes zijn gevaarlijke kruisingen, specifieke locaties van zeldzame flora en fauna, erosie gevoelige stukken en toegankelijkheid en zichtbaarheid van cultuurhistorische elementen. Tijdens dit onderzoek zijn mountainbikers gevraagd naar aantrekkelijke en onaantrekkelijke route-elementen. Hieruit is gebleken dat hoogteverschillen, single tracks en een goede bewegwijzering als meest aantrekkelijke elementen worden gezien. Wortels, boomstammen, modder en slechte bewegwijzering worden als meest onaantrekkelijke route-elementen ervaren. In ArcGis konden alleen de hoogteverschillen worden weergegeven, maar bij het ontwerpen van de uiteindelijke routes dient ook met alle andere (on)aantrekkelijke elementen rekening gehouden te worden om de mountainbikeroute aantrekkelijk en gevarieerd te houden. Uit dit onderzoek is gebleken dat de meeste conflicten in NPUH plaats vinden tussen ruiters en mountainbikers en tussen wandelaars met hond en mountainbikers. Om deze conflicten te voorkomen is het van belang dat nieuwe routes zoveel mogelijk gescheiden worden en zo min mogelijk kruisen met routes van andere recreanten. Met name in afdalingen wordt aangeraden om kruisingen met andere routes te vermijden of om obstakels te plaatsen om de mountainbikers tot afremmen te dwingen. Kruisingen in afdalingen kunnen namelijk leiden tot gevaarlijke situaties omdat mountainbikers vaak hard naar beneden gaan en soms niet meer op tijd kunnen remmen. Ook is educatie hierover belangrijk. Johnson and Swearingen (1988) ontdekten namelijk dat recreanten vaak onbewust zijn van de impact van hun gedrag op anderen recreanten. Door educatie kan hieraan veel veranderd worden, niet alleen door het opstellen en verspreiden van gedragscodes maar ook door het ontmoeten van andere types recreanten en hun conflicten aan te horen, kan door mountainbikers gerealiseerd worden hoe het voelt om door een mountainbiker benaderd te worden. Naast het op de paden blijven is het voor de ecologie van belang dat er rekening wordt gehouden met de specifieke groeiplaatsen van zeldzame en kwetsbare planten en met de leefgebieden van zeldzame dieren. Het in kaart brengen van de groeiplaatsen van zeldzame planten was binnen het tijdsbestek van dit onderzoek niet mogelijk. Aangeraden wordt om dit te doen en om daarbij ook de gevoeligheid van plantensoorten voor betreding in acht te nemen. Voor de dieren is het vooral van
87
belang om verstoring tot een minimum te beperken door de dieren enkele rustige leefgebieden te geven. Voor de (toekomstige) ecoducten is het erg belangrijk dat er een manier gevonden wordt om te voorkomen dat mensen deze ook gebruiken, omdat de geur die dat gebruik achterlaat ervoor zorgt dat dieren er niet meer durven te komen. Daarnaast wordt aanbevolen om zowel de noordkant van het park, waar het kernleefgebied van de EHS ligt, als in de door Staatsbosbeheer aangegeven verbindingszones zo weinig mogelijk routes aan te leggen (R. Schuurmans, 25 januari 2010). Om de zeldzame en schuwe dieren die in het park leven een rustiger leefgebied te geven, zou niet alleen zonering in de ruimte maar ook zonering in de tijd plaats kunnen vinden. Hierbij zouden in de periode van 15 maart tot 15 juli, tijdens het vogelbroedseizoen, geen grootschalige activiteiten mogen plaatsvinden (Vogelbescherming Nederland, 16 februari 2010). Een andere optie is om enkel van zonsopgang tot zonsondergang toegang tot het park te verlenen. Wat betreft het landschap is het belangrijk dat een manier gevonden wordt om mountainbikers enkel op bestaande routes te laten fietsen. De bodem van deze routes is al verdicht en hierdoor is minder kans op erosie (Cessford, 1995). Wanneer mountainbikers modder tegenkomen zijn zij geneigd er omheen te fietsen waardoor brede paden ontstaan. Om verbreding te voorkomen wordt aanbevolen voor goede afwatering te zorgen zodat het water van de paden af kan stromen en er minder kans is op modder (Jansen, 2004). Daarnaast dienen bochten overzichtelijk gemaakt te worden zodat mountainbikers de bocht van te voren goed kunnen inschatten, om bodemverplaatsing en erosie te voorkomen. Onoverzichtelijke bochten verhogen de kans op plotseling remmen en daarmee ook de kans op blokkerende wielen wat grondverplaatsing tot gevolg heeft (Cessford, 1995). Een laatste aanbeveling om erosie te voorkomen zijn geen lange beklimmingen of afdalingen in de route op te nemen. Een mogelijkheid om dit te voorkomen is het aanbrengen van (overzichtelijke) bochten in de route. Hierdoor wordt ook de waterstroom geremd en is er minder kans op erosie. Wanneer het wenselijk is om toch een route in de lengterichting van de helling aan te leggen, kunnen ook grade reversals of grade dips aangelegd worden. Dit zijn verlagingen in het pad waardoor het water naar één kant van het pad wordt afgevoerd (Riter, 2006; IMBA, 2007). Wat betreft cultuurhistorie gelden er weinig specifieke aanbevelingen, enkel dat bij de aanleg van routes de grafheuvels en celtic fields vermeden moeten worden. Om mountainbikers niet in de verleiding te brengen over deze elementen heen te rijden wordt geadviseerd een buffer te creëren van 25 meter rond de grafheuvels en celtic fields en te zorgen dat deze niet meer zichtbaar zijn voor mountainbikers.
88
Literatuurlijst Artikelen en boeken Adelman, B.J.E., Heberlein, B.T., Bonnicksen, T., 1982, Social psychological explanations for the persistence of a conflict between paddling canoeists and motorcraft users in the boundary waters canoe area, Leisure Sciences, Volume 5, Issue 1 , pages 45 – 61 Blijdenstijn, R., 2005, Tastbare Tijd, Cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Uitgeverij PlanPlan, Amsterdam Blumenthal, T., 1994, The Best and Worst of Seattle, IMBA Trail News 7 Brombacher A.A., 1997, Aardkundige waarden in de provincie Utrecht, Casparie Utrecht, Provincie Utrecht Bureau Verten Onderzoek1, 2004, Samenvatting rapport recreatiegebruik en -beleving Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Leiden Cessford G, 1995, Off-Road Impacts of Mountain Bikes, Department of Conservation in New Zealand Cessford, G., 2004, Perception and reality of conflict: walkers and mountain bikes on the Queen Charlotte Track in New Zealand, Journal for Nature Conservation, Volume 11, Number 4, pagina 310-316 Chavez, D.J., Winter, P.L., Baas, J.M., 1993, Recreational Mountain Biking: A Management Perspective, Journal of Park and Recreation Administration, Volume 11 Number 3, Pages 29-36 Groningen, C.L. van, 1999, De Utrechtse Heuvelrug, de Stichtse Lustwarande; buitens in het groen, Waanders Uitgevers, Zwolle/Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist Grost, R., 1989, Managing the Mountain Bike, American Forests 95 Hollenhorst, S., Schuett, M.A., Olson, D., Chavez, D., 1995. An examination of the characteristics, preferences, and attitudes of mountain bike users of the national forests. Journal of Park and Recreation Administration 13 (3): 41-51. Jackson, E.L., Wong, R.A.G., 1982, Perceived Conflict between Urban Cross-Country Skiers and Snowmobilers in Alberta, Journal of Leisure Research, Volume 14 Number 1 pages 47-62 Jacob, G. and Schreyer, R., 1980, Conflict in Outdoor Recreation:A Theoretical Perspective, Journal of Leisure Sciences Vo. 12 (1980) No. 4, Pages 368-380 Jansen, P.A.G., 2004, Schade en overlast door mountainbikers; Perceptie of realiteit?, Wageningen 89
Kelley, M. 1994. Bicyclists appeal GGNRA lawsuit loss. IMBA Trail News 7(5):1, 8– 9. Keller, K.J.D., 1990, Mountain Bikes on Public Lands: A Manager’s Guide to the State of Practice, Bicycle Federation of America, Washington DC Kumpany, 2000, De NTFU in beweging, Summo doelgroepenonderzoek 1999, Nederlandse Toer Fiets Unie, Veenendaal Marion, J. and Wimpey, J., 2007, Environmental Impacts of Mountain Biking: Science Review and Best Practices, Managing Mountain Biking: IMBA’s Guide to Providing Great Riding Moore, R. 1994. Conflicts on multiple-use trails: Synthesis of the literature and state of the practice. US Department of Transportation, Washington, DC 67 pp Moore and McCabe, 2006, Statistiek in de Praktijk 5e druk Morey, E. R., Buchanan, T., Waldman, D.M., 2002, Estimating the benefits and costs to mountain bikers of changes in trail charactersitcs, access fees, and site closures: choice experiments and benefits transfer, Journal of environmental Management 64, 411-422 Ramthun, R., 1995, Factors in user group conflict between hikers and mountainbikers, Leisure Science, Volume 17, Issue 3, Pagina 159 – 169 Riter J en Riter M, 2006, Rolling Grade Dips - Erosion Control Basics, IMBA Shuett, M.A., 1997, State Park Director’s Perceptions of Mountain Biking, Environmental Management, Volume 21, Number 2, Springer, New York Sprung, G. 1997. Mountain biking can foster progressive management. Trends 34(3):15–17. Symmonds, M.C., Hammitt, W.E., Quisenberry, V.L., 2000, Managing Recreational Trail Environments for Mountain Bike User Preferences. Environmental Management 25 (5): 549–564. Taylor, A. R., Knight R. L., 2003, Wildlife Responses to Recreation and Associated Visitor Perceptions. Ecological Applications 13 4: 12. Thurston, E., Reader, T.J., 2001, Impacts of Experimentally Applied Mountain Biking and Hiking on Vegetation and Soil of a Deciduous Forest, Environmental Management Vol. 27, No. 3, pp. 397–409, University of Guelph, Ontario, Canada Torre, W. van der, 2007, Menselijke natuur; cultuurhistorie in het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Erfgoedhuis Utrecht,
90
Torsius, M., 2008, Beheers- en onderhoudsplan mountainbikesroutes Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal Torsius, M., 2009a, Visiedocument mountainbiken Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal Torsius, M., 2009b, Concept- projectvoorstel (IIA) Mountainbike-routes, Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal Watson, A.E., Williams, D.R., Daigle, J.J., 1991, Sources of conflict between hikers and mountain bike riders in the Rattlesnake NRA, Journal of Park and Recreation Administration, Volume 9 Number 3, Pages 59-71 White, D.D., Waskey, M.T., Brodehl, G.P., Foti, P.E., 2006, A Comparative Study of Impacts to Mountain Bike Trails in Five Common Ecological Regions of the Southwestern U.S., Journal of Park and Recreation Administration Volume 24, Number 12, pp. 21-41 Wilson, J.P., Seney, J.P., 1994, Erosional Impact of Hikers, Horses, Motorcycles and Off-road Bicycles on Mountain Trails in Montana. Mountain Research and Development 14(1): 77-88 Wöhrstein, T., 1998, Mountainbike und Umwelt Pirrot & Druck, Saarbrücken
Documenten Alterra, rapport 836, 2003, Edelherten in het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Overzicht van maatregelen. G.W.T.A. Groot Bruinderink en G.J. Spek Ambitiedocument Natuur, Heel de Heuvelrug, augustus 2009, Provincie Utrecht, Provincie Noord Holland, Staatsbosbeheer, Utrechts Landschap, Natuurmonumenten Gem. Utrechtse Heuvelrug, Goois Natuurreservaat Buro Hemmen, 2003, Beheers en inrichtingsplan Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, in opdracht van Overlegorgaan Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug Heel de Heuvelrug, 2009, Cultuurhistorische visie Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2009, Evaluatie Beheer- en Inrichtingsplan 2003-2008, Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, Soesterberg (uitgevoerd door Marius Brants p2managers, Joof Tummers MTD Landschapsarchitecten en Minke Mulder MTD Landschapsarchitecten) NRIT Nederlands Research Instituur voor Recreatie en Toerisme 1998, Recreatieonderzoek Brunssummerheide 1998. Een onderzoek naar het recreatieve gebruik en de waardering van de Brunssummerheide, Breda, december 1998. Wondergem, H.E., 2007a., Interne kwaliteitsbeoordeling op terreincondities en doelcompenenten, deel natuur, Amerongse berg.
91
Wondergem, H.E., 2007b., Interne kwaliteitsbeoordeling op terreincondities en doelcompenenten, deel natuur, Leersum.
Internetpagina's AgriHolland, bezocht op 25 januari 2010 http://www.groeneruimte.nl/dossiers/ehs/home.html/ MTB routes, 11 januari 2010, bezocht op 14 januari 2010 http://www.mtbroutes.nl/ Ministerie van Landbouw, natuur en voedselkwaliteit, bezocht op 25 januari 2010 http://www.minlnv.nl/portal/page?_pageid=116,1640949&_dad=portal&_schema=PO RTAL&p_node_id=2114106 Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, 2 december 2009, bezocht op 12 januari 2010 http://www.nationaalpark-utrechtseheuvelrug.nl/ Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, bezocht op 4 februari 2010a http://www.nationaalpark-utrechtseheuvelrug.nl/detail_page.phtml?&page=platform http://www.nationaalparkutrechtseheuvelrug.nl/
[email protected]&passwo rd=9999&groups=UHR&app_search=&ftsearch=&list_mode=&orderby=&sortorder= &publish=&categories=overig&keywords=&lang=nl&act_id=2750 Nationaal Park Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, bezocht op 4 februari 2010b http://www.nationaalpark-utrechtseheuvelrug.nl/detail_page.phtml?&page=platform Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, bezocht op 12 februari 2010c http://www.nationaalparkutrechtseheuvelrug.nl/detail_page.phtml?&act_id=2734&categories= Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, bezocht op 12 februari 2010d http://www.nationaalparkutrechtseheuvelrug.nl/
[email protected]&passwo rd=9999&groups=UHR&app_search=&ftsearch=&list_mode=&orderby=&sortorder= &publish=&categories=&keywords=&lang=nl&act_id=2754 Natuurbeheer, bezocht op 4 februari 2010 http://www.natuurbeheer.nu/Wet-_en_regelgeving/Nederland/Natuurschoonwet/ Nederlandse staat: Besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, geldigheidsdatum 12 augustus 2009 http://wetten.overheid.nl/BWBR0009640/geldigheidsdatum_12-08-2009 Provincie Utrecht, bezocht op 4 februari 2010 www.provincie-utrecht.nl/prvutr/internet/natuur.nsf/all/4.3?opendocument
92
Recreatie Midden-Nederland, bezocht op 13 januari 2010 http://www.recreatiemiddennederland.nl/routes/heuvelrug.html Singletracks mountainbiking, bezocht op 14 januari 2010 http://www.singletracks.nl/Singletracks/Gedragscode/tabid/493/Default.aspx Stichting samenwerkingsverband Nationale Parken, bezocht op 4 februari 2010 http://www.nationaalpark.nl/documents/organisatie/snp.xml?lang=nl Vogelbescherming Nederland, bezocht op 16 februari 2010 http://www.vogelsendewet.nl/Begrippenlijst_A-Z#V Geraadpleegde personen Dhr. R. Schuurmans, Staatsbosbeheer, 25 januari 2010 Dhr. U Hassefras, Natuurmonumenten, 25 januari 2010 Dhr. M. Reukers, Natuurmonumenten, 25 januari 2010 Dhr. R. Blom, Utrechts Landschap, 1 februari 2010 Mevr R. Zwart, het Overlegorgaan, 2 februari 2010 Dhr. C. Van Beusekom, Recreatie Midden Nederland, 4 februari 2010 Dhr. J. Schik, Recreatie Midden Nederland, 8 februari 2010 Dhr. G. Medema, gemeente Utrechtse Heuvelrug, 9 februari 2010
93
94
Bijlage 1 Interviews Interview Staatsbosbeheer – Ecoloog René Schuurmans Datum: 25 januari 2010 Huidige mountainbikeroutes Er is afgesproken dat zoveel mogelijk recreatieve routes aan de zuidkant van het park zullen lopen, bij de N225, omdat het praktischer is om de routes in een gebied te leggen waar sowieso meer mensen in de buurt zijn. Een probleem met de ATB-routes is dat daar veel incidenten plaatsvinden. Er zijn veel wildrijders, mensen die schreeuwen, dwars door groepen recreanten heen rijden en oudere mensen worden soms aan de kant geduwd. Het probleem is dat er op jaarbasis meer dan een miljoen mensen op de Amerongse berg komen. Staatsbosbeheer heeft bijna als enige een ATB-routenetwerk. Dit wordt erg druk bezocht, deels omdat het de eerste mogelijkheid tot ATBen biedt wanneer mensen van Amsterdam en omgeving af komen. Staatsbosbeheer zou dan ook graag zien dat anderen ook een routenetwerk aanleggen om de recreatiedruk bij hen te verminderen. Particuliere landeigenaren willen alleen geen mountainbikers op hun terrein en sturen ze zelfs naar Staatsbosbeheer toe. Een doorgaand ATB circuit zou echt uitkomst bieden. In de bossen in Austerlitsz gaan ze een ATB route maken als tussenschakel voor naar andere routes zodat bij hen de recreatiedruk minder wordt. Routebewegwijzering gebeurd in samenwerking met NTFU. Markering van de routes moet uniform zijn. Dit kost ook wat, daarom zal het een tijd lang duren voor deze bewegwijzering er komt. Gevolgen van mountainbiken op ecologie Zie rapport zonering en routestructuren over de belangrijkste ecologische elementen (openbaar, uit 2005, niet geheel actueel maar in grote lijnen). Belangrijk argument is dat er rustgebieden zijn van ongeveer 500 hectare. Deze liggen nu in Leersum en Amerongen. Daartussen liggen verbindingszones, en deze moeten ook weer aansluiten op de Ecologische Hoofdstructuur. Er moet rekening gehouden worden met de te verwachten aanleg van ecoducten en met de mogelijke plaatsing van het edelhert. Voor het edelhert heb je een permanent rustgebied nodig van ongeveer 500 hectare. De introductie zelf gebeurt door de dieren eerst minimaal 2 jaar in te rasteren in een gebied van 20 hectare. Erg belangrijk is de locatie van de dassenburchten. De routes lopen hier nu omheen en zijn er zelfs voor verlegd. Hetzelfde geldt voor de boommarters, daarvoor is belangrijk waar ze nestbomen hebben. Vaak wordt de reden voor het verleggen van de routes niet gegeven, omdat mensen dan gaan kijken. In de aangegeven kerngebieden die ze aangewezen hebben als rustgebieden zitten naast veel reeën ook andere belangrijke dieren zoals de boommarters. Met name met de dassen, boommarters en de EHS moet rekening gehouden worden. Wellicht nog rekening houden met reeën. In hele provincie utrecht in 2008 348 reeën doodgereden, in het gedeelte van Staatsbosbeheer waren dat er 52. Dat is een aanzienlijke aderlating van het reeën bestand. De dieren worden met name doodgereden wanneer ze uit het terrein gedreven worden. De 2 pieken hierin zijn in de bronst, wanneer de oudere bokken de jonge bokken naar buiten jagen. Nu wordt er niet meer gejaagd en worden de dieren doodgereden. Doordat er nu niet meer gejaagd
95
wordt is er veel meer valwild. De tweede piek is bij recreatieve activiteiten waarbij veel dieren het terrein uitgedreven worden. Zo waren er 5 dieren die uit angst voor schaatsende mensen het ijs op gevlucht waren en daar hun poten braken. De zonering houdt rekening hiermee, de routes lopen op plekken waar geen hoog reeënbestand is. Er zit dus een heel verhaal achter over waarom je een route ergens aanlegt. Er zijn verder in principe geen andere aspecten om rekening mee te houden voor de ecologie. Verder rijden er in het bos ook auto’s. Verschil mountainbikers en andere recreantengroepen: Reeën zijn niet bang voor paarden. Recreatiebelasting van wandelaars en mountainbikers is niet anders wanneer ze zich in kleine groepjes fietsen, want als 15 man schreeuwend door de bossen lopen, zijn wandelaars ook storend. Hoe groter de groep is, hoe meer belasting (blubber) en hoe meer geluid ze maken. Geen andere vormen van belasting, de beesten zijn schuw en zijn bang voor geluid. Hoe wordt met het huidige beleid rekening gehouden met de invloed op de ecologie? Staatsbosbeheer zoneert en richt de routes in en dat proberen ze zo goed mogelijk te doen. Als er fouten zijn worden de dingen hersteld en als de route gevaarlijk is wordt deze aangepast. Gevolgen van mountainbiken op cultuur historie Cultuurhistorisch wordt er rekening gehouden met grafheuvels en celtic fields. Een tijd geleden waren er 2 kinderen van 14 die een grafheuvel hadden uitgegraven om een hut van te maken. Ze wisten niet dat het een grafheuvel was. Om dit in de toekomst te voorkomen is voorlichting over grafheuvels gegeven op scholen in de buurt. Ook is het voorval op het jeugdjournaal geweest. Over 1 grafheuvel loopt een spoor van mountainbikers. Er staat een bordje naast met grafheuvel dus mensen weten wat het is. Gevolgen van mountainbiken op landschap Mountainbiken heeft niet veel effect op grond, omdat er een zanderige bodem is. Mountainbiken kan wel gevolgen hebben voor de bodem. De Amerongse berg is erg geaccentueerd dus daar is behoorlijk wat erosie, in Leersum verder geen probleem met erosie. Gevoelige bodems voor erosie zijn de zanderige bodems. Als je een steil stuk hebt krijg je daar erosie. De meeste erosie ontstaat overigens door paarden die buiten de paden lopen. De hoeven slaan namelijk door de leem/grindlaag waardoor een wafelpatroon in het pad ontstaat. De grootste schade in het bos komt door paarden die buiten de route lopen. Dit gebeurd uit gemakzucht; anders worden de benen van de paarden vuil. Deze mensen krijgen dan een boete. Met ATB’ers heb je daar weinig last van in. Wat betreft het onderhoud van de paden; 1 keer per half jaar worden de paden geëgaliseerd. De ene helft vind dit prettig (net als bomen over het pad) en de andere helft juist niet. Visie ten opzichte van mountainbiken Er zijn geen rapporten van de incidenten met mountainbikers, maar het gaat om de ernst van de incidenten. De agressie tussen de onderlinge recreantengroepen is in sommige gevallen erg groot. De meeste incidenten zijn met mountainbikers. Vanuit de mountainbike organisaties wordt er ook actie ondernomen tegen de incidenten
96
omdat hierdoor voor hen de ruiten worden ingegooid. René denkt dat het vaker de mountainbikers zijn die niet zijn aangesloten bij een club die zich niet gedragen. Er zijn mountainbikers die buiten de route gaan rijden (ze lezen de bordjes vaak niet, begrijpen ze niet of kunnen deze niet lezen). Er wordt dus nu overgegaan op stickeren zodat ze de plaatjes wel kunnen snappen. Dan moet wel alles gestickerd worden, omdat er anders nog steeds verwarring kan bestaan. Binnen NPUH is een beheers- en inrichtingsplan opgesteld. Grondeigenaren zouden een zoneringsplan maken, waarbij het op den door ook de bedoeling was dat de gezoneerde gebieden op elkaar aan zouden sluiten. De grondeigenaren hebben dit echter niet gedaan, alleen Staatsbosbeheer (grootste speler). Particuliere eigenaren willen alleen meewerken wanneer ze er geld voor krijgen, maar je kunt ze niet dwingen om mee te werken. Ze vinden het te duur om een ecoloog in te huren om te bepalen waar de zonering zou moeten komen. Staatsbosbeheer heeft kernrustgebieden gemaakt waar het aantal paden wordt verminderd. Die kernrustgebieden worden omgeven door een breed pad, om te concentrisch zoneren. Het is voor bezoekers relatief makkelijk om het park binnen te komen, maar o.a. door het aanbrengen van obstakels wordt het steeds moeilijker om in het centrale deel van het park te komen. Het doel is recreanten aan de buitenzijde van het gebied te houden. Dit is bepalend voor de inrichting van de recreatie. Andere partijen werken nog niet goed mee. Eigenaren werken alleen mee als ze geld krijgen. Zij zagen de actie van Staatsbosbeheer als bedreiging. De routes van Staatsbosbeheer zijn overbelast. Zij willen dat het uitgebreid wordt naar andere beheerders zodat de recreatiedruk in het gebied verlaagd wordt. Van Rhenen tot Soest willen ze ATB routes. In het noorden van de Heuvelrug is veel agressie door overbevolking, waarbij nordic walkers stokken naar mountainbikers uitstaken. Consequent proces verbaal als men van de route afwijkt. Mensen zeggen dat ze het niet weten of niet kunnen lezen. Clubs hebben er belang bij als het goed gaat. Daarom bezorgen individuele mountainbikers meer overlast dan degenen verbonden aan clubs. Zie ook conflicten. Wat betreft de rapporten van de invloeden van mountainbiken op bovengenoemde aspecten maakt het volgens René wel degelijk uit wie ze schrijft. Wat betreft het effect van mountainbiken op de dieren zien ze dat er een heel ander effect is wanneer groepen (ongeacht de grootte) met veel geschreeuw door het bos heen komen, maar dat kun je dus niet meten. Met de rapporten die zijn uitgebracht over de invloeden van mountainbiken kun je niets, ze zijn te algemeen voor de huidige situatie. Het probleem van Staatsbosbeheer is de hoge concentratie van recreatie op het terrein. Kleine groepen die rustig op de route fietsen aan de rand van het park is eigenlijk het beste. Enkele andere oplossingen die bedacht zijn: Methode veluwezoom: mountainbikers kopen jaarlijks een sticker van 5 euro (voor onderhoud circuits). Mensen die zonder sticker rijden krijgen dan een proces verbaal. Als mensen buiten de route rijden met sticker kun je ze ook meteen identificeren omdat hun identiteit erop staat. Daarnaast is er landelijk een plan in ontwikkeling om sommige mountainbikers BOA te maken met een verbaliserende bevoegdheid. Deze moeten dan leden van hun eigen vereniging een boete geven wanneer ze de regels overtreden. Maar daar komt natuurlijk wel bij dat het lastig is om leden van je eigen club te beboeten.
97
Samenwerking met andere terreineigenaren Staatsbosbeheer wil een beperkt aantal wedstrijden per jaar en alleen op de routes. Als dit te weinig uitdagend is dan vinden ze dat aan de routes een hindernis circuit toegevoegd kan worden om de snelheid uit de wedstrijd te halen. Dit wordt dan mountainbiken op behendigheid, niet op snelheid. Op de Amerongse berg zijn mensen die met 50 of 60 km/h naar beneden gaan, ook niet ervaren rijders. Daardoor komen wel 40-50 zware ongelukken voor in de winterperiode (schouderbreuken, armbreuken, schedelbreuken). Wel samenwerking gehad voor 1 dag van mountainbike-clubs om de paden op te snoeien zodat de ambulances in het gebied kunnen. Ook samenwerking met maneges om een hele of halve dag een pad te snoeien. De visie Staatsbosbeheer op mountainbikers: Wij hebben geen conflicten met mountainbikers. Wij willen alle recreanten optimaal de mogelijkheid geven om te recreëren op ons terrein, waar kan stellen we de terreinen open. Het beleid zegt maximale openstelling van het terrein. Recreanten houden zich nu beter aan de borden. Wel eerst waarschuwen en dan verbaliseren. De bebording en vooral het scheiden van paden werkt heel goed. Er is nu een afzonderlijk bestuur van het Nationaal Park, die hebben het algemeen beleid overgenomen. Die moeten ook beslissen over het voorstel om bij mountainbikers zelf iemand aan te wijzen als BOA. Samenwerking tussen de terreineigenaren onderling loopt moeizaam. Het verschilt eigenlijk per eigenaar van het terrein. Er is een goede samenwerking met het Utrechts Landschap en ook samenwerking met Natuurmonumenten verloopt goed. Utrechts landschap heeft 10% van de route, Staatsbosbeheer 90%. Dwarsliggers zijn Landgoed Prattenburg, Landgoed te Maarn. Deze zijn zeer grof en irritant naar de recreanten toe. De terreineigenaren moeten hun terrein wel open stellen, maar ze mogen er wel zelf regels aan hangen. Bijvoorbeeld dat er geen groepen in hun bos mogen komen.
98
Interview Natuurmonumenten – Udo Hassefras en Michel Reukers Datum: 25 januari 2010 Natuurmonumenten is een relatief kleine speler in NPUH. In 1953 kocht Natuurmonumenten de Kaapse Bossen bij Doorn. Het gebied heeft een omvang van ongeveer 420 hectare. De Kaapse Bossen worden omringt door terreinen van verschillende terreineigenaren. Ook in het midden van de bossen van Natuurmonumenten bevindt zich een Landgoed, Landgoed de Ruitenberg (5 hectare). Daarnaast wordt het bos deels onderbroken door een camping. Deze camping bevindt zich aan de zuidkant van de bossen en loopt tot ver in het noorden van het gebied van Natuurmonumenten. Huidige mountainbikeroutes In het gebied zijn verschillende recreatie mogelijkheden. Zo zijn er verschillende wandelroutes aanwezig, een invalide wandelpad, ruiter routes en honden uitlaat gebieden. Daarnaast loopt langs de noordelijke rand een fietspad. Dit fietspad is bedoeld voor “rustigere” fietsers en Natuurmonumenten wil geen mountainbikers of racefietsers op deze paden. Daarom zijn verschillende klaphekken aangebracht om de paden onaantrekkelijk te maken voor mountainbikers. Mountainbikers hebben een hogere verplaatsingssnelheid. Hierdoor ontstaan er regelmatig conflicten met andere recreantengroepen. Daarnaast schreeuwen mountainbikers vaak naar andere recreantengroepen en dit veroorzaakt niet alleen overlast voor de overige recreanten maar ook voor de dieren in de bossen. Om deze reden probeert Natuurmonumenten de mountainbikers uit de bossen te weren. Aangezien de vier ontwikkelde mountainbikeroutes relatief ver van de bossen van Natuurmonumenten liggen, kiezen mountainbikers er toch regelmatig voor om door de Kaapse bossen te gaan fietsen. Dit leidt dan tot grote irritaties onder de andere recreantengroepen. Met name wandelaars irriteren zich vaak aan de mountainbikers. De mountainbikers gedragen zich vaak asociaal. Wanneer de boswachter de mountainbikers wil aanspreken, fietsen ze vaak hard weg en duwen ze de boswachter aan de kant. Natuurmonumenten is blij met het initiatief om het huidige routenetwerk voor mountainbikers uit te breiden. Gevolgen van mountainbiken op ecologie Volgens Udo en Michel heeft mountainbiken weinig negatieve gevolgen voor de ecologie. Alleen het gedrag van de mountainbikers kan negatieve gevolgen hebben voor de ecologie. Zo schreeuwen de mountainbikers vaak naar andere recreantengroepen in het park. Met dit geschreeuw verjagen de mountainbikers de dieren in het bos. Honden en paarden veroorzaken meer schade aan de ecologie. Paarden lopen met hun hoeven de paden kapot en de honden lopen overal en doen overal hun behoeftes. Daarnaast verjagen loslopende honden vaak de dieren. Bij het ontwerpen van een nieuw routenetwerk dient rekening gehouden te worden met de boommarters, de spechten, de bosuilen en de reeën. In de bossen van Natuurmonumenten staat een variatie aan dieren, bomen en planten centraal. Hier dient bij recreatie rekening mee gehouden te worden. Natuurmonumenten kent twee rustgebieden waar absoluut geen recreatie mag plaats vinden, één is te vinden het
99
westelijk deel en één in het oostelijke deel van de Kaapse bossen. De overige gebieden zouden gebruikt mogen worden voor recreatie. Gevolgen van mountainbiken op cultuur historie Cultuurhistorie is voor Natuurmonumenten van groot belang. Natuurmonumenten probeert zo goed mogelijk de cultuurhistorische waarde van het gebied te behouden. Zo hebben ze op de plek waar vroeger een uitkijktoren stond, een nieuwe uitkijktoren gebouwd. Ook bevinden er zich veel grafheuvels en boswallen in het gebied van Natuurmonumenten. Natuurmonumenten vindt het belangrijk dat deze elementen behouden blijven. Momenteel is Natuurmonumenten bezig met het in kaart brengen van de boswallen en het opstellen van een beheerplan. Het doorsnijden van de wallen moet voorkomen worden. Visie ten opzichte van mountainbiken Volgens Natuurmonumenten zijn de conflicten de laatste jaren sterk toegenomen. Door het aanwijzen van verplichte mountainbikeroutes voelen de mountainbikers zich aangevallen. In het gebied van Natuurmonumenten komt de boswachter nog vaak mountainbikers tegen. Wanneer hij deze mountainbikers aanspreekt, krijgt hij vaak een grote mond. Het probleem binnen dit gebied is dat er geen mountainbikeroutes in de buurt zijn waar de boswachter de mountainbikers naartoe kan verwijzen. Natuurmonumenten zegt geen problemen te hebben met mountainbikers. Graag zouden zij een bijdrage willen leveren aan de uitbreidingen van het huidige routenetwerk Ze denken zelf alleen dat hier momenteel geen ruimte voor is. De 420 beschikbare hectares zijn vol met rustgebieden voor de dieren, wandelroutes, invalidenroutes en ruiterroutes. Volgens natuurmonumenten is het lastig om één van deze routes te vervangen door een mountainbikeroute omdat alle routes onderdeel zijn van een groot route netwerk. Wel zegt Natuurmonumenten bereid te zijn mee te werken als blijkt dat er nog een bruikbaar stukje beschikbaar is. Natuurmonumenten zou graag in het kader van het Nationaal Park gezamenlijk aan de uitbreiding van het mountainbike routenetwerk willen werken. Hierbij zullen ook de particuliere terreineigenaren moeten meewerken, want zij bezitten ongeveer 40% van de beschikbare grond in NPUH. Als hierbij blijkt dat het gebied van Natuurmonumenten gebruikt kan worden voor een doorsteek naar andere routes zouden zij graag mee willen werken. Samenwerking met andere terreineigenaren Met de andere terreineigenaren is een goede samenwerking, er is veel contact en er worden veel dingen samen gedaan. Ook met de particuliere terreineigenaren heeft Natuurmonumenten goed contact. Wel wordt hierbij opgemerkt dat zij zeer waarschijnlijk niet mee willen werken aan een uitbreiding van het huidige mountainbike routenetwerk op hun gronden. Mountainbikers hebben een slecht imago bij de particuliere terreineigenaren. Natuurmonumenten wil graag met alle eigenaren uit NPUH zoeken naar een oplossing voor de mountainbikers. In het overlegorgaan zouden ze graag gezamenlijk, onder de vlag van NPUH, naar een oplossing willen zoeken.
100
Interview Utrechts Landschap - Ron Blom en Simon Klinge Datum: 1 februari 2010 Ron Blom is hoofd terreinbeheer en weet daarom veel over de mountainbikeroutes. Hij heeft eerder in Nationaal Park de Hoge Veluwe gewerkt en vindt de manier waarop ze in dat park nu met de mountainbikers omgaan een positief voorbeeld voor NPUH. Simon Klinge is onverwacht ook bij het gesprek. Hij houdt zich bezig met het beheer van het terrein en zit in het overlegorgaan van het Utrechts Landschap. Daarnaast heeft hij parttime een adviesbureau. Hij kent daarom alle belanghebbenden in het park en kent de problematiek rondom de mountainbikers. Het gebruikersplatform is het idee van Simon Klinge en dat werkt volgens hem heel goed. Huidige mountainbikeroutes In het nationaal park de Hoge Veluwe heeft Blom een idee geopperd wat uiteindelijk is uitgevoerd: een jager die bekend was met het gebied en zelf ook aan mountainbiken deed heeft daar een route uitgezet en daarbij kwetsbare gebieden vermeden. In het nationaal park de Hoge Veluwe kan nu voor €5,- per jaar een stickertje worden gekocht voor op de fiets, dat toegang geeft tot de routes. Dat geld wordt weer gebruikt voor het onderhoud van de routes. Vóór de invoering van dit systeem waren er in Nationaal Park Hoge Veluwe ook veel problemen omtrent mountainbikers. Middels het nieuwe systeem worden deze problemen opgelost. In NPUH is er echter een schaalprobleem, het gebied van NPUH is veel kleiner dan het park op de Veluwe. Daarbij moeten de mountainbikeroutes volledig gescheiden zijn van de fiets-, wandel- en ruiterroutes. Eerst was de visie van het Utrechts Landschap dat mountainbikers en ruiters dezelfde routes konden gebruiken, maar dit gaf in werkelijkheid grote problemen. Toch kan de opzet die in het park op de Veluwe werd gebruikt, ook hier werken. In het algemeen geldt dat als de paden niet in goede staat zijn, alle soorten recreanten eerder geneigd zijn hun pad te verlaten, zo bijvoorbeeld ook ruiters bij slechte ruiterpaden. Handhaven van mountainbikers op de routes kan alleen als de routes ook een volwaardig alternatief zijn. De route van Amerongen is de leukste route in NPUH, 16km lang, maar daar is het op zondag file rijden. De andere routes zijn meer vlak, met bijvoorbeeld asfalt. Deze routes voldoen daarom volgens het Utrechts Landschap niet volledig aan de wensen. De routes moeten aantrekkelijk zijn door bijvoorbeeld stuifduinen, moet het liefst verschillende beginpunten hebben, moet het liefst langs de N225 komen zodat mensen vanaf die weg er kunnen komen en de routes mogen niet door de ecologische kerngebieden komen. Als deze punten in acht worden genomen, wil het Utrechts Landschap graag meewerken aan een uitbreiding van het huidige routenetwerk. Langs de N225 zijn parkeerplaatsen met toegang tot de routes en waar vaak routeborden staan en soms een informatiecentrum. Bij Amerongen is bijvoorbeeld bij de groene entree een nieuw informatiecentrum in de tabaksschuur. Ook bij Willem III is zo’n informatiecentrum. Op het terrein van het Utrechts Landschap zijn wel mountainbike verbindingsroutes, maar geen gehele uitgezette routes. Wel loopt een stukje van de Amerongse route door het gebied van het Utrechts Landschap. Belangrijke landschappelijke,
101
ecologische en cultuur historische aspecten zijn bij het Utrechts Landschap beschikbaar als kaart, welke hij aan ons zal verstrekken. De paden in het gebied van het Utrechts Landschap beheren ze in principe zelf. De meeste paden zijn halfverhard, waar vooral schade optreedt door houthak. Dit lost degene die het hout koopt altijd zelf op, dus dat werkt prima. Verder is er (te) weinig structureel onderhoud. De paden van het recreatieschap zijn een uitzondering, die houdt het recreatieschap zelf bij. Bebording wordt in principe zelf betaald. Vorig jaar zijn er nieuwe borden in het hele gebied geplaatst, die werden betaald door NPUH. Nu zijn de kosten weer voor de terreineigenaren en -beheerders. Het is moeilijk de paden voor de verschillende recreantengroepen te onderhouden. Het Utrechtse Landschap pleit voor een verdeling waarbij bijvoorbeeld de ruiters zelf de ruiterpaden bijhouden. De NTFU is het hier volgens het Utrechtse Landschap mee eens, en heeft al meerdere keren voorgesteld de mountainbikeroutes zelf te onderhouden. Gevolgen van mountainbiken op ecologie Volgens het Utrechts Landschap storen mountainbikers vooral wandelaars en reeën, doordat ze snel en luidruchtig kunnen zijn. Daarom willen ze bij het Utrechts Landschap de mountainbikeroutes niet in de kerngebieden van de ecologie aanleggen. Gevolgen van mountainbiken op cultuur historie De paden voor de recreanten gaan niet door de cultuurhistorische plekken heen. In het gebied van het Utrechtse Landschap is verder geen probleem met de cultuurhistorie. Gevolgen van mountainbiken op landschap Het niet altijd makkelijk om de gevolgen voor het landschap te minimaliseren. Het belangrijkste is dat voor alle verschillende groepen recreanten de paden uitdagend genoeg en goed genoeg onderhouden zijn, zodat mensen niet geneigd zijn het pad te verlaten. De effecten van recreatie op de paden is soms moeilijk tegen te gaan. Erosie door paardenhoeven is vrijwel niet te voorkomen, maar maakt de paden onbruikbaar voor andere gebruikers. Afwatering op bijvoorbeeld mountainbikepaden kan ook een probleem zijn. Een mountainbiker heeft bijvoorbeeld het Utrechts Landschap proberen aan de klagen omdat hij gevallen was over een drainagegreppel. Het kan dus moeilijk zijn de paden te onderhouden. Visie ten opzichte van mountainbiken Er is documentatie van conflicten tussen recreanten en terreineigenaren en – beheerders beschikbaar bij het Utrechtse Landschap. Er worden regelmatig klachten naar het mailadres van het Utrechts Landschap gestuurd, over bijvoorbeeld loslopende honden. Het probleem is dat mountainbikers en fietsers voor de wet onder een categorie vallen. Dit maakt het allemaal erg ingewikkeld, want je wilt liever geen mountainbikers op “gewone” fietspaden, want ook dit leidt tot conflicten door de herrie, snelheid en de houding van de mountainbikers. De visie van het Utrechts Landschap is dat natuur, cultuurhistorie en beleving van het landschap het belangrijkst zijn. Bij beleving van het landschap hoort de recreatie, maar die is bij het Utrechts Landschap vooral gericht op wandelaars, aangezien deze
102
stiller zijn en de dieren minder storen wat beter bij hun doelstelling past. Voor ruiters zijn er penningen die verplicht zijn op de route bij Beerschoten, wat ook een goede route is. Verder zijn er ook een aantal fietsroutes. Het Utrechts Landschap vindt nieuwe mountainbikeroutes niet alleen een mogelijkheid, maar vooral ook een noodzaak. Als tip geven zij het voorbeeld van nationaal park de Hoge Veluwe te gebruiken bij het implementeren van de nieuwe routes. Maar hierbij moet de kleinere schaal en het grotere aantal landeigenaren en – beheerders ook in acht worden genomen. Samenwerking met andere terreineigenaren Binnen NPUH zijn er 2 gezamenlijke toezichthouders voor alle terreineigenaren, wat meer begrip geeft bij de eigenaren over elkaar en het gevoel geeft dat zo’n samenwerkingsverband wel een goed idee is. De Utrechtse heuvelrug is dan ook een uniek gebied, omdat het zo veel eigenaren heeft. Een project voor nieuwe routes staat of valt met of deze eigenaren mee willen werken. Het Utrechtse Landschap probeert beide zijden van het probleem te zien: mountainbiken is een sport en mensen genieten ervan, maar landeigenaren en beheerders kunnen er problemen mee hebben. In principe is er al veel van het plan nieuwe mountainbikeroutes aan te leggen uitgedacht, maar er treedt vertraging op omdat alle belanghebbenden in moeten stemmen met de veranderingen. Sommige terreineigenaren en –beheerders willen door slechte ervaringen met mountainbikers in het verleden niet mee werken. Daarnaast hebben sommige landeigenaren en –beheerders het gevoel dat er altijd weer een nieuwe sport of recreatiemogelijkheid paden nodig heeft in het park. Ze krijgen echter wel een vergoeding wanneer en routes door hun land worden gelegd. Recreanten die zich niet aan de regels houden kunnen, als ze meerdere keren de fout in zijn gegaan, van de politie een terreinontzegging krijgen. Het Utrechts Landschap vindt het een goed idee om het recreatieschap de nieuwe routes te laten implementeren en onderhouden. Het recreatieschap heeft tot nu toe nog geen mountainbikeroutes, maar hebben wel groot opgezette paden door het land van meerdere eigenaren en het beheer hiervan loopt heel goed. Daarnaast zijn zij een neutrale groep in het conflict.
103
Interview Overlegorgaan – Renske Zwart Datum: 2 februari 2010 Renske Zwart is werkzaam bij de Provincie Utrecht waar ze projectleider is en ze werkt momenteel voor NPUH. Renske Zwart is als het ware de spil in NPUH. Haar functie is secretaris in het Overlegorgaan. Zij agendeert de vergaderingen van het Overlegorgaan. Hiervoor stelt ze agenda op, schrijft ze de nodige stukken en zorgt ze voor draagvlak bij de agendapunten. Het Overlegorgaan Het Overlegorgaan is het hoogste bestuurlijke orgaan in NPUH en is een samenwerkingsverband van 25 verschillende partijen. Dit samenwerkingsverband werkt op basis van consensus. Alleen in geval van consensus zullen plannen/ projecten uitgevoerd worden. Het Overlegorgaan heeft geen juridische status en is afhankelijk van vrijwilligheid van de verschillende partijen. Vijf keer per jaar heeft het Overlegorgaan vergadering. In het overlegorgaan zitten alle bestuurders van NPUH zoals particuliere eigenaren, directeuren (of vervangers) van Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, het Utrechts Landschap. Daarnaast zit Natuur Milieu Federatie Utrecht in het Overlegorgaan. Deze hebben geen eigen grond, maar wel belangen bij NPUH. Onder het Overlegorgaan staat de commissie beheer en inrichting en de commissie communicatie en educatie. De commissie beheer en inrichting richt zich op hoe het park eruit ziet en op de inrichting van het park. Commissie communicatie en educatie richt zich op de betrokkenheid van de verschillende partijen bij NPUH. Hierbij wordt gekeken naar de communicatieactiviteiten en voorlichtingen (over bv het nieuwe routenetwerk en bebording). In deze commissies zitten de ambtenaren van de partijen uit het Overlegorgaan, zoals beleidsmedewerkers van de gemeenten en beheerders van de verschillende betrokken instanties. In de commissies wordt voorbereid wat er in het Overlegorgaan besloten moet worden. Uiteindelijk kunnen projecten weer terug komen bij de commissies om verdere stappen te ondernemen. Het Overlegorgaan krijgt advies van het Gebruikersplatform. Dit platform is door gebruikers in het leven geroepen. Renske Zwart is actief betrokken bij dit platform om informatie over en weer te communiceren. Het Gebruikersplatform heeft geen rechten, ze kunnen alleen adviezen geven. Voor NPUH wordt jaarlijks een Beheers- en Inrichtingsplan opgesteld en om dit plan te realiseren zijn projecten opgesteld. Renske Zwart moet binnen NPUH en het Overlegorgaan afstemmen welke projecten uitgevoerd gaan worden. Voor de uitvoering van deze projecten wordt subsidie verkregen van de Provincie Utrecht. Dit is een lang traject. Op het moment moet Renske Zwart al plannen bedenken voor 2011 en subsidie mag pas op januari 2011 aangevaagd worden. Voor de realisatie van de projecten zijn projectleiders actief: een projectleider voor het ontsnipperingsprogramma (inrichtingsprogramma), een projectleider voor de cultuurhistorie en een projectleider voor de poorten en groene entrees. Deze worden aangestuurd door Renske Zwart.
104
Voor de uitvoering van het Beheers- en Inrichtingsplan wordt subsidie aangevraagd uit de Agenda Vitaalplan Platteland. Dit is een subsidieregeling van de provincie Utrecht en alle natuurgebieden vragen subsidie uit deze pot. Voor het aanvragen van deze subsidie moet een gebiedsvisie, gebiedsprogramma en uitvoeringsprogramma opgesteld worden. Om deze subsidie dus aan te vragen wordt het Beheers- en Inrichtingsplan vertaald in het gebieds- en uitvoeringsprogramma. De totale subsidie bedraagt vaak 50% van de totale kosten. De provincie Utrecht wil dat ook de eigenaren mee betalen. Huidige mountainbikeroutes Het overlegorgaan is zich ervan bewust dat het huidige routenetwerk op een aantal punten te kort schiet. Zo is bekend dat mountainbikers regelmatig van de routes afwijken, wat negatieve gevolgen heeft voor de natuur in NPUH. Binnen het overlegorgaan is nog niet gezamenlijk aandacht besteed aan mountainbiken in NPUH, maar Renske Zwart heeft al wel bij verschillende partijen de meningen/ visies gepeild. Visie ten opzichte van mountainbiken Renske Zwart staat zelf positief tegenover mountainbiken. Zelf beoefent ze ook regelmatig deze sport. Ze zou graag het probleem binnen NPUH willen oplossen en is blij met het initiatief van de NTFU en de wetenschapswinkel. Zelf is ze momenteel bezig met het peilen van de verschillende meningen in het Overlegorgaan. Voordat mountainbiken een agendapunt wordt binnen het Overlegorgaan wil ze eerst de meningen weten van de verschillende partijen. Het onderwerp mountainbiken ligt erg gevoelig bij de terreineigenaren en terreinbeheerders. Een aantal partijen zijn tegen mountainbiken omdat men van mening is dat mountainbiken de hoogwaardigheid en de kwaliteit van de natuur aantast. Men vindt dat mountainbikers meer overlast veroorzaken dan wandelaars. Natuurkwaliteit is het belangrijkste argument om mountainbikers te willen weren uit NPUH. Daarnaast gaan mountainbikers regelmatig van de paden af, waardoor terreineigenaren de mountainbikers wantrouwen. Natuurbeherende partijen en gemeenten staan over het algemeen open voor mountainbiken in NPUH. Om consensus te bereiken binnen het Overlegorgaan is het belangrijk dat er een heel goed plan wordt opgesteld. Met een goed plan kunnen twijfelachtige eigenaren overgehaald worden. Mogelijk kan ook besloten worden dat NPUH het beste gesloten kan worden voor mountainbikers. Om deze reden is een goed plan erg belangrijk. Volgens Renske Zwart staan Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, het Utrechts Landschap, recreatie Midden Nederland en de gemeenten open voor een uitbreiding van het huidige mountainbike routenetwerk, mits het goed georganiseerd is. Daarnaast moeten goede afspraken gemaakt worden over de handhaving. Alle partijen moeten hierin één lijn trekken. Alle partijen zien het belang van een oplossing. Dit jaar wil Renske Zwart veel aandacht besteden aan het mountainbike onderwerp. Samenwerking met andere terreineigenaren Zoals hierboven al gezegd verloopt de samenwerking op basis van consensus. Binnen NPUH en het Overlegorgaan wil iedereen samenwerken. Iedereen voelt zich emotioneel verbonden met het gebied en men vindt het gebied heel erg mooi. Daarnaast zijn de verschillende partijen trots op de status Nationaal Park.
105
Interview Recreatie Midden Nederland – Coen van Beusekom Datum: 4 februari 2010 Dhr. Coen van Beusekom is werkzaam bij Recreatie Midden Nederland dat zijn hoofdvestiging in Utrecht heeft. Hij heeft als functie hoofd exploitatie en toezicht. Dit doet hij in vier recreatieschappen in de provincie Utrecht. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen de betrokken gemeentes. De recreatieschappen voeren de openlucht dagrecreatie taak uit. Deze zijn in feite ontstaan uit de landgoederen. Mensen met een landgoed kregen meer recreanten op hun gebied. Dat moest gereguleerd worden en er werden plekken aangewezen waar gerecreëerd mag worden om de rest van het gebied te ontlasten. Van Beusekom is als het ware een intermediair tussen de verschillende belanghebbenden in het NPUH en de daarbij behorende BOA’s. Hij heeft 15 boswachters waar hij mee werkt. Algemeen RMN is een overheidsorgaan dat wordt ingehuurd door gemeenten en het NPUH. Dit betreft dan vooral toezicht (en onderhoud). RMN is vooral gericht op de openlucht dagrecreatie. Het toezicht werd eerst gedaan door een project dat vanuit de politie liep, toen dat afgelopen was lag het een tijdje op zijn gat en is RMN een jaar geleden benaderd om het toezicht te doen omdat niemand de werkgever wilde zijn van het toezicht. Binnen de groep van boswachters is geld beschikbaar gekomen. Dit is gebruikt om 2 BOA’s aan te stellen. Deze zijn nu 1 jaar in dienst. Het totale project duurt 3 jaar. Indien nodig zal dit project na afloop van de drie voortgezet worden. Het RMN heeft een handboek opgesteld over uniforme handhaving. Daarin worden alle grondeigenaren genoemd en het beleid per grondeigenaar. Dit wordt vergeleken met de toegangsvoorwaarden die gelden voor het NPUH. En dan worden er prioriteiten gesteld. De ene landgoedeigenaar is zuiniger dan de andere en wil minder recreanten op zijn terrein. En om toezicht te houden moet RMN dus weten welk beleid op welk landgoed geld. Een aantal landgoederen hebben eigen boswachters en door middel van gesprekken wordt informatie uitgewisseld. Deze informatie wordt dan ook door gespeeld naar andere terreineigenaren, de vertegenwoordiger van het landgoed of het rentmeesterkantoor zodat iedereen op de hoogte is welke data/informatie besproken is. Het RMN heeft te maken met de inrichtingen en de voorzieningen die het NPUH heeft. Wanneer een wandelpad loopt over het terrein van een particulier dan mogen daar wandelaars gebruik van maken en RMN doet niets meer dan zorgen dat de wandelaars op het pad blijven. Wanneer ze daar buiten komen mogen ze verbaliseren. Een aantal routes hebben ze wel in onderhoud. Dan vraagt de desbetreffende eigenaar aan RMN of zij dat willen doen om wat voor reden dan ook. RMN krijgt daar dan voor vergoed en de afdeling onderhoud van RMN verzorgd dat dan. Ze doen dit bijvoorbeeld bij landgoed Prattenburg. RMN heeft vroeger wel initiatief genomen voor nieuwe routes. Maar vorig jaar is er een grote discussie geweest over het voortbestaan. Is nu redelijk zeker dat voor de al bestaande routes, het recreatieschap blijft bestaan.
106
Op het moment wordt er een onderzoek gedaan naar hoe en welke recreatiegebieden eventueel kunnen worden uitbesteed aan derden. Dit heeft wel als consequentie dat het beleid is verandert en er geen geld beschikbaar is om nieuwe initiatieven te nemen. Zal wel kunnen door project met subsidie. Huidige mountainbikeroutes Het probleem in het Nationale Park is dat een grote groep gebruikers gebruik wil maken van een relatief kleine ruimte. Er zijn beperkte mogelijkheden omdat veel gebieden gesloten zijn voor mountainbikers. Hierdoor wordt er vaak buiten de paden gefietst, wild fietsen. Vroeger werd het netwerk door Staatsbosbeheer bepaald of door eigenaren onderling. RMN heeft daar ook een rol ingespeeld om te koppelen. Toen hebben zij ook wel ideeën geopperd en neergelegd bij het NP maar dat gebeurt nu niet meer. Sinds een jaar is het RMN van beleid veranderd en gekort op haar budget en is dat dus niet meer mogelijk. Nu gebeurt het bedenken en overleg over routes binnen het NPUH. Het RMN als toezichthouder voelt aan waar problemen voorkomen en welke er problemen dat zijn. Alleen als het routes betreft op eigendommen van RMN dan zijn zij wel gesprekspartner. De gebieden die RMN beheerd binnen het NPUH zijn Kwintelooijen, Doornse Gat en Utrechtse Baan. Alleen in Kwintelooijen ligt er een mtb-route. Een handboek voor eventuele aanleg van routes is niet bekend. Maar aanleg wordt altijd gedaan is samenwerking met mountainbike clubs en/of de NTFU. Gevolgen mountainbiken op de ecologie Grondeigenaren zijn sowieso al natuur liefhebbers en schrappen jacht. Bij routes die aangelegd zijn/worden dient rekening gehouden te worden met de Ecologische Hoofdstructuur. Deze is leidend. Of het moet uiteindelijk een keuze zijn dat het een heel belangrijke verbinding is. Gevolgen mountainbiken op landschap Mountainbikers hebben een grotere impact op de paden dan wandelaars. Met ruiters is het afhankelijk van de ligging van het pad. Vlak minder dan op helling. Maar over het algemeen geen verschil. Geen verschil in andere aspecten, zoals vernielingen. Is menselijk, mensen die zich gejaagd voelen kunnen vernielingen aanrichten. Wandelaars produceren meer afval. Kan komen door grotere concentratie van wandelaars, mountainbike gooit hooguit pakje drinken weg. Conflicten Wanneer een mountainbiker van de paden afwijkt en andere recreantengroepen tegenkomen, ontstaan conflicten. Deze verhalen zijn bekend. Hiervan is niet bekend hoeveel, navraag wordt gedaan bij de coördinator. Andersom is niet bekend, wordt ook nagevraagd. Terreineigenaren zijn huiverig om hun gebied open te stellen omdat ze niet zeker zijn dat mountainbikers op de routes blijven. Daarnaast zijn ze bang voor de eventuele troep. Deze angst is ontstaan omdat verhalen over troep zijn opgeblazen in de media. Men is bang om verstoring te krijgen in het natuurlijk landschap.
107
Visie mountainbike Geen echte visie op mountainbiken in het NPUH omdat zij uitvoerend zijn Probleem zou kunnen worden opgelost door in samenwerking met een landelijke organisatie (NTFU?) de mountainbikers er bewust van te maken wat de consequenties zijn. Vanuit hun lidmaatschap aan een club op te voeren om het niet kapot te maken. Terreineigenaren zijn huiverig voor mountainbikers omdat een aantal mountainbikers zich niet aan te regels houdt. Daarnaast een goed routenetwerk aanleggen. Op de goede plek de routes, zorgen voor tevreden terreineigenaren. Netwerk zal bij wijze van spreken door heel Nederland aangelegd kunnen worden, zodat routes gekoppeld kunnen worden. Grote groep in de omgeving, veel mensen kiezen de sport, vaak op zondagmorgen even rondje op de routes. Is ook landelijk overleg geweest tussen OZO (overkoepelende organisatie) over routesystemen die wel werken. Ook over de manier van routenummering is overleg geweest.
108
Interview Gemeente Utrechtse Heuvelrug - Germt Medema Datum: 9 februari 2010 Inleiding Germt Medema is coördinator Cultuurhistorie, Natuur en Landschap binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Dit is van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling, een beleidsafdeling. Binnen de gemeente is hij de contactpersoon voor Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (NPUH). Tevens heeft hij zitting in de commissie Beheer en Inrichting van NPUH, het ambtelijke platform binnen NPUH. Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft bij Driebergen en Doorn kleine stukken gemeentebos onder eigen beheer. De stukken in Leersum zijn in erfpacht bij Staats Bos Beheer (SBB). Huidige mountainbikeroutes Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft verschillende routes door haar bossen, maar geen mountainbikeroutes. Dhr. G. Medema kon niet aangeven of er Ruiterpaden door het gemeentebos zijn aangelegd, wandelpaden en fietsroutes zijn er sowieso. Gevolgen van mountainbiken op ecologie Gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft zelf geen ecologische kerngebieden. De zonering vanuit NPUH word gebruikt, deze zonering is praktisch tot stand gekomen. Rond woonkernen bijvoorbeeld is een recreatiezonering doordat er uitloop van mensen is die met de hond gaan lopen. Onze bossen zitten vooral rondom die kernen. Gebieden die gemeente Utrechtse Heuvelrug ecologisch gezien rustig wil houden is het gebied rondom ecoduct Mollenbos. Om het ecoduct komt een zone van 500 meter die vrij word gehouden van recreatie, dit is een norm die door ecologen word gebruikt. Door deze doelstelling moeten waarschijnlijk routes gebundeld worden in dat gebied, want er zitten al veel recreanten in dat gebied. Gemeente Utrechtse Heuvelrug wil dat zo proberen te organiseren dat het zo min mogelijk elkaar in de weg zit. Gevolgen van mountainbiken op cultuur historie Gemeente Utrechtse Heuvelrug wil met alle cultuurhistorische objecten voorzichtig omgaan. Dit kunnen grafheuvels zijn, grenswallen en andere wallen die vroeger als omheining hebben gediend. Grafheuvels zijn zo’n typisch voorbeeld waarop het leuk is om te fietsen, maar waardoor je uiteindelijk twee heuvels krijgt door uitslijten. Dat wil je niet, mountainbikers moet deze heuvels niet kunnen zien, voor wandelaars maakt dit niet uit. Verder zijn er ook aardkundige monumenten en in Amerongen een leemkuil. Hiervan is het misschien beter om er niet doorheen te laten fietsen. Gevolgen van mountainbiken op landschap MTB-routes zijn goed in te passen in het landschap. Het is gewoon een bospad, dus zolang je niet met teveel rood-witte hekken gaat werken, in de praktijk gebeurd dit niet, dus geen probleem met mountainbikeroutes in het landschap. Visie ten opzichte van mountainbiken Een nieuw routenetwerk is een goed idee, mensen laten bewegen in het bos. Wat nu het probleem is dat er veel verschillende eigenaren zijn. SBB heeft veel eigendom en heeft hierop wél MTB-routes, wat strookt met hun doelstellingen. De echte natuurorganisaties staan daar toch net weer anders in. Veel particuliere eigenaren
109
willen helemaal geen mountainbikeroutes door hun gebied. Wat nu het geval is dat mountainbikers 10 keer hetzelfde rondje hebben gefietst en dat er afwisseling nodig is, want ze gaan van de paden af. Als deze afwisseling geboden kan worden is er ook meer grip om mensen op de routes te houden en conflicten te voorkomen. Mountainbikers worden volgens dhr. G Medema genoemd als grootste lastige groep voor bijv. wandelaars. De meeste conflicten in het bos gaan daarover. Hij heeft hier geen cijfers van, maar krijgt heel soms melding via e-mail. Dit betreft dan boze burgers die conflicten hebben gehad met mountainbikers tijdens het wandelen. Oplossing hiervoor is de paden zoveel mogelijk scheiden, maar op dit moment zijn er nog best wat mountainbikers die zich niet aan de routes houden. Dit geldt natuurlijk ook voor ruiters en wandelaars, maar door het snelheidsverschil zijn de conflicten groter. Dhr. G. Medema geeft aan dat er wel een grote groep is die zich aan de regels houdt, op de paden blijft, zachtjes voorbij fietst en vriendelijk groet, maar een paar die met een rotgang langsjezen, hard remmen en hard roepen verzieken het gewoon. Onder andere hiervoor is er ook een nieuwe handhaving opgezet, er gelden nu universele regels bij alle terreineigenaren. De toegangsvoorwaarden zijn veranderd en de er zijn extra handhavers aangesteld. Controle in de gemeentebossen gebeurt vooral door handhavers van het Recreatieschap, maar alle handhavers mogen ook op andere terreinen controleren en massale controles in één gebied worden afgesproken. Volgens dhr. G. Medema zijn al deze maatregelen een vooruitgang. Gemeente Utrechtse Heuvelrug is positief ten opzichte van een mountainbikeroute door de eigen bossen, maar merkt op dat de bossen klein zijn en dus een route alleen op hun terrein niet levensvatbaar is. Daarnaast liggen de huidige routes ver van de gemeentebossen vandaan. Gemeente Utrechts Landschap vindt het leuk als mensen kunnen genieten in de gemeentebossen en daar hoort mountainbiken ook bij, Maar dit moet wel met respect voor natuur en verder moet bij de aanleg van een nieuw mountainbike pad rekening gehouden worden met de zoneringskaart van de NPUH en de EHS. Verder deelt Dhr. G. Medema mee dat er niet concreet wordt gezocht naar een oplossing voor het probleem rondom mountainbikers in gemeentebossen, omdat het probleem in de Gemeente Utrechtse Heuvelrug niet zo speelt, onder andere doordat de gemeentelijke bossen in een kleine hoek zitten, ver van de huidige routes. Samenwerking met andere terreineigenaren De samenwerking tussen de partijen is goed. Dhr. G. Medema spreekt met alle andere partijen af wat voor projecten de commissie gaat uitvoeren in NPUH. Bijvoorbeeld over routes, de wensen van partijen worden uitgewerkt en de trekker is dan bijvoorbeeld het Recreatieschap, die moet het dan uiteindelijk gaan doen. Een ander voorbeeld kan zijn dat de provincie trekt en zorgt dat een plan voor een route er komt en het beheer word dan uitbesteed aan het Recreatieschap. Dus afspraken maken met elkaar is essentieel in NPUH. Afstemming is noodzakelijk, omdat partijen zoals SBB weer andere regels of ideeën heeft dan een partij zoals Natuurmonumenten. Een MTB-route komt er alleen als je er samen afspraken over maakt. Trivia Dhr. G. Medema deelt mee dat een onderzoek zonder particuliere eigenaren te betrekken maar een half onderzoek is. Verder geeft hij tips over het vinden van nuttige informatie. Via www.heuvelrug.nl is de structuurvisie van de gemeente te bekijken, hiervoor en hierin zitten veel bronnen die voor ons nuttig kunnen zijn.
110
Bijlage 2 Enquête voor mountainbikers Deze enquête is opgesteld naar aanleiding van een project van studenten van Wageningen Universiteit die onderzoek doen naar de wensen van mountainbikers in Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug (NPUH) over het huidige routenetwerk. Deze enquête is geheel anoniem. Leeftijd: ………….. jaar Geslacht: Man / Vrouw Eerste twee cijfers van uw postcode …………. Bent u aangesloten bij de NTFU of de KNWU ? Ja / Nee Bent u aangesloten bij een mountainbikeclub of (toer) fietsvereniging? Ja / Nee Is deze club aangesloten bij de NTFU of de KNWU? Ja / Nee 1. o o o
Hoe vaak mountainbiked u in NPUH? Minder dan 1 keer per maand ○ 3 keer per maand ○ 4 keer per maand 1 keer per maand 2 keer per maand ○ Vaker dan 4 keer per maand, namelijk……
2. o o o o
Hoe lang zijn uw mountainbiketochten gemiddeld? Minder dan 20 km Tussen de 20 en 40 km Tussen de 40 en 50 km Meer dan 50 km
3. Maakt u gebruik van de vier routes in NPUH? (meerdere opties mogelijk) o Ja, namelijk ○ Route Kwintelooijen (Rhenen) ○ Route Zuijlensteinse bos (Leersum) ○ Route Lombok (Leersum) ○ Route Amerongen o Nee, omdat ○ Niet op de hoogte van de toegangsvoorwaarden ○ Ben van mening dat je overal moeten kunnen fietsen ○ Wil de vrijheid hebben om zelf een route te kiezen ○ Ken zelf leukere routes/paden ○ Anders namelijk…. (Indien nee gekozen, ga verder bij vraag 5) 4. Wijkt u wel eens af van mountainbikeroutes in NPUH? o Ja, omdat ○ Attractiviteit; de route is niet uitdagend/aantrekkelijk ○ Onderhoud; de route is in slechte staat ○ Variatie; de bestaande routes heb ik al te vaak gereden ○ Lengte; de bestaande routes zijn te kort. ○ Anders, namelijk……………………………………. o Nee 5. Wat maakt een route voor u uitdagend? (meerdere opties mogelijk) ○ Waterdoorgangen o Hoogteverschil o Jumps ○ Modder 111
o o o o o o
Wortels Boomstammen Single tracks Brede paden Lange afstand Anders, namelijk………….
6. o o o o o o o o o
Wat maakt een route onaantrekkelijk? (meerdere opties mogelijk) Hoogteverschil ○ Waterdoorgangen Jumps ○ Modder Wortels ○ Losse ondergrond Boomstammen ○ Harde ondergrond Single tracks ○ Dichte begroeiing/ laaghangende takken Brede paden ○ Open landschap Te lange afstand ○ Andere recreanten (wandelaars, fietsers, etc.) Te korte afstand ○ Slechte bewegwijzering Anders, namelijk …………………………..
○ Losse ondergrond ○ Harde ondergrond ○ Dichte begroeiing/ laaghangende takken ○ Open landschap ○ Goede bewegwijzering
7. Komt u vaak andere recreanten tegen tijdens uw ritten in de natuur? o Ja, namelijk ○ Wandelaars ○ Fietsers ○ Ruiters ○ Overige, namelijk …….………………. o Nee 8. Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten? o Ja, namelijk……………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………... o Nee 9. Irriteert u zich wel eens aan deze recreanten? o Ja, waarom ……………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………... o Nee 10. Heeft u weleens conflicten gehad met andere recreanten? o Ja o Nee Zo ja, met welke soort recreant en waar gingen deze conflicten dan over? …………. …………………………………………………………………………………………. 11. Heeft u positieve ervaringen gehad met landeigenaren of parkbeheerders? o Ja, namelijk……………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………... o Nee 12. Heeft u weleens conflicten gehad met landeigenaren of parkbeheerders? o Ja o Nee Zo ja, waar gingen deze conflicten dan over? ……………………………………….…
112
………………………………………………………………………………………..… Stel, u kunt bepalen op welke wijze het NPUH voor mountainbikers ingericht wordt. Hoe ziet de ideale inrichting van het gebied er voor u als mountainbiker uit? ………………………………………………………………………………………… …………….…………………………………………………………………………… ……….……………………… ……………………………………..…………………………………………………… ………….…. Bedankt voor uw deelname! Wij wensen u een fijne en veilige tocht!
113
114
Bijlage 3 Enquête voor andere recreantengroepen Enquête recreanten Inleiding Leeftijd: Geslacht: Type recreant:
………….. jaar Man / Vrouw Wandelaars / Ruiters / Fietsers
1. Wat is de reden van uw bezoek aan de Utrechtse Heuvelrug? (meerdere opties mogelijk) o Rust o Beweging o Genieten van de omgeving o Overig, ………………… 2. Hoe vaak bezoekt u dit gebied? o Minder dan 1 keer per maand ○ 3 keer per maand o 1 keer per maand ○ 4 keer per maand o 2 keer per maand ○ Vaker dan 4 keer per maand 3. Welke recreanten komt u geregeld (vaker dan 1 x per 4 bezoeken) tegen tijdens uw ritten in de natuur? (meerdere opties mogelijk) ○ Geen ○ Wandelaars ○ Fietsers ○ Ruiters ○ Mountainbikers ○ Overige, namelijk …….………………. 4. Heeft u irritaties of conflicten gehad met andere recreanten in dit gebied? Ja / Nee Zo ja, met welke recreanten en waarom/waarover? (meerdere opties mogelijk) o Wandelaars, omdat ………………………………………………..………………………… ……. o Ruiters, omdat ………………………………………………………………………… ……… o Fietsers, omdat ………………………………………………………..………………… …….. o Mountainbikers, omdat ……………………………………………....………………………… ……… o Overig, namelijk……………………………………………………………….. Omdat…………………………………………………………………………. 5. Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten in dit gebied? 115
Ja / Nee Zo ja, met welke recreanten en welke? (meerdere opties mogelijk) o Wandelaars, omdat ………………………………………………..….……………………… ... o Ruiters, omdat ………………………………………………………..………………… …….. o Fietsers, omdat ………………………………………………………..………………… …….. o Mountainbikers, omdat ……………………………………………....………………………… o Overig, namelijk ……………, omdat………………………………………………………….. 6. Op welke andere manieren recreëert u ook in het park? o Niet o Wandelen o Mountainbiken o Fietsen o Paardrijden o Overige, namelijk…………………………………………………………….. Bedankt voor uw deelname!
116
Bijlage 4 Enquête resultaten Mountainbikers aangesloten bij een vereniging Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquêtes van mountainbikers die aangesloten zijn bij een vereniging of club. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde Geslacht Man Vrouw
13 jaar 64 jaar 43 jaar
54 3
Bent u aangesloten bij de NTFU of de KNWU? Ja 46 Nee 10 Missing values 1 1. Hoe vaak mountainbiked u in NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 15 1 keer per maand 7 2 keer per maand 7 3 keer per maand 4 4 keer per maand 10 Vaker dan 4 keer per maand 14 Totaal 57
Percentage 26.3% 12.3% 12.3% 7.0% 17.5% 24.6% 100%
2. Hoelang zijn uw mountainbiketochten gemiddeld? Aantal respondenten Percentage Minder dan 20 km 1 1.8% Tussen de 20 en 40 km 19 33.3% Tussen de 20 en 50 km 29 50.9% Meer dan 50 km 8 14.0% Totaal 57 100.0% 3. Maakt u gebruik van de vier routes in NPUH? Aantal respondenten Ja (zie tabellen hieronder) 34 Nee (zie tabellen hieronder) 23 Totaal 57 Ja, namelijk (meerdere antwoorden mogelijk)
Percentage 59.6% 40.4% 100%
Aantal respondenten
117
Route Kwintelooijen Route Zuijlensteinse Route Lombok Route Amerongen
5 22 14 32
Nee, omdat(meerdere antwoorden mogelijk) Niet op de hoogte van de toegangsvoorwaarden Ben van mening dat je overal moeten kunnen fietsen Wil de vrijheid hebben om zelf een route te kiezen Ken zelf leukere routes/paden Anders, namelijk (niet bekend met de routes, doet alleen tourtochten)
Aantal respondenten 7 3 9 12 5
4. Wijkt u wel eens af van mountainbikeroutes in NPUH? Percentage Aantal respondenten Ja (zie tabellen hieronder) 35 61.4% Nee 16 31.8% Totaal 57 100% Ja, omdat (meerdere antwoorden mogenlijk) Attractiviteit Onderhoud Variatie Lengte Anders namelijk (snellere weg naar huis/ auto en aanrijroutes)
Aantal respondenten 7 7 20 14 8
5. Wat maakt een route voor u aantrekkelijk (meerdere antwoorden mogelijk)
Hoogteverschillen Jumps Wortels Boomstammen Single tracks Brede paden Lange afstand Waterdoorgangen Modder Losse ondergrond Harde ondergrond Dichte begroeiing Open landschap Goede bewegwijzering Anders, namelijk (technische stukjes, natuur, variatie)
Aantal respondenten 52 16 11 8 47 7 34 11 13 20 25 14 15 32 4
118
6. Wat maakt een route onaantrekkelijk? (meerdere antwoorden mogelijk)
Hoogteverschillen Jumps Wortels Boomstammen Single tracks Brede paden Te lange afstand Te korte afstand Waterdoorgangen Modder Losse ondergrond Harde ondergrond Dichte begroeiing Open landschap Andere recreanten Slechte bewegwijzering Anders, namelijk (technische stukjes, natuur, variatie)
Aantal respondenten 1 3 17 19 1 13 7 13 15 13 10 4 16 4 12 20 3
7. Komt u vaak andere recreanten tegen tijdens uw ritten in de NPUH? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 44 77.2% Nee 8 14.0% Missing values 5 8.8% Totaal 57 100% Ja, omdat (meerdere antwoorden mogenlijk) Wandelaars Fietsers Ruiters Anders
Aantal respondenten 43 29 24 5
8. Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten? Aantal respondenten Percentage Ja 45 78.9% Nee 6 10.5% Missing values 6 89.5% Totaal 57 100% 9. Irriteert u zich weleens aan deze recreanten? Aantal respondenten Ja 22 Nee 30 Missing values 5
Percentage 38.6% 52.6% 8.8% 119
Totaal
57
100%
10. Heeft u weleens conflicten gehad met andere recreanten? Aantal respondenten Percentage Ja 9 15.8% Nee 45 78.9% Missing values 3 5.3% Totaal 57 100% 11. Heeft u positieve ervaringen gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders? Aantal respondenten Percentage Ja 6 10.5% Nee 40 70.2% Missing values 11 19.3% Totaal 57 100%
12. Heeft u weleens conflicten gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders? Percentage Aantal respondenten Ja 2 3.5% Nee 49 86.0% Missing values 6 89.5% Totaal 57 100%
120
Individuele mountainbikers Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquetes van mountainbikers die niet zijn aangesloten zijn bij een vereniging of club. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde Geslacht Man Vrouw
15 jaar 64 jaar 41 jaar
42 5
Bent u aangesloten bij de NTFU of de KNWU? Ja 4 Nee 42 Missing value 1 1. Hoe vaak mountainbiked u in NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 11 1 keer per maand 5 2 keer per maand 4 3 keer per maand 2 4 keer per maand 13 Vaker dan 4 keer per maand 11 Missing values 1 Totaal 47
Percentage 23.4% 10.6% 8.5% 4.3% 27.7% 23.4% 2.1% 100%
2. Hoelang zijn uw mountainbiketochten gemiddeld? Aantal respondenten Minder dan 20 km 1 Tussen de 20 en 40 km 27 Tussen de 20 en 50 km 12 Meer dan 50 km 7 Totaal 47
Percentage 2.1% 57.4% 25.5% 14.9% 100%
3. Maakt u gebruik van de vier routes in NPUH? Aantal respondenten Ja (zie tabellen hieronder) 28 Nee (zie tabellen hieronder) 18 Missing values 1 Totaal 47
Percentage 59.6% 38.3% 2.1% 100%
121
Ja, namelijk (meerdere antwoorden mogenlijk) Route Kwintelooijen Route Zuijlensteinse Route Lombok Route Amerongen
Aantal respondenten 7 13 11 25
Nee, omdat(meerdere antwoorden mogenlijk) Niet op de hoogte van de toegangsvoorwaarden Ben van mening dat je overal moeten kunnen fietsen Wil de vrijheid hebben om zelf een route te kiezen Ken zelf leukere routes/paden Anders, namelijk (niet bekend met de routes, doet alleen tourtochten)
Aantal respondenten 4 2 9 8 3
4. Wijkt u wel eens af van mountainbikeroutes in NPUH? Percentage Aantal respondenten Ja (zie tabellen hieronder) 23 48.9% Nee 16 34.0% Missing values 8 17% Totaal 47 100% Ja, omdat (meerdere antwoorden mogenlijk) Attractiviteit Onderhoud Variatie Lengte Anders namelijk (snellere weg naar huis/ auto en aanrijroutes)
Aantal respondenten 4 2 13 7 4
5. Wat maakt een route voor u aantrekkelijk (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Hoogteverschillen 39 Jumps 13 Wortels 10 Boomstammen 4 Single tracks 27 Brede paden 5 Lange afstand 16 Waterdoorgangen 12 Modder 10 Losse ondergrond 19 Harde ondergrond 19 Dichte begroeiing 11 Open landschap 12 122
Goede bewegwijzering 24 Anders, namelijk (technische 5 stukjes, natuur, variatie) 6. Wat maakt een route onaantrekkelijk? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Hoogteverschillen 1 Jumps 3 Wortels 9 Boomstammen 15 Single tracks 0 Brede paden 14 Te lange afstand 1 Te korte afstand 12 Waterdoorgangen 8 Modder 13 Losse ondergrond 7 Harde ondergrond 4 Dichte begroeiing 7 Open landschap 5 Andere recreanten 8 Slechte bewegwijzering 17 Anders, namelijk (technische 1 stukjes, natuur, variatie) 7. Komt u vaak andere recreanten tegen tijdens uw ritten in de NPUH? Percentage Aantal respondenten Ja (zie tabel hieronder) 35 74.5% Nee 10 21.3% Missing values 2 4.3% Totaal 47 100% Ja, omdat (meerdere antwoorden mogenlijk) Wandelaars Fietsers Ruiters Anders
Aantal respondenten 32 25 16 2
8. Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten? Aantal respondenten Percentage Ja 28 59.6% Nee 12 25.5% Missing values 7 14.9% Totaal 47 100% 9. Irriteert u zich weleens aan deze recreanten? Aantal respondenten Ja 16 Nee 28
Percentage 34% 59.6% 123
Missing values Totaal
3 47
6.4% 100%
10. Heeft u weleens conflicten gehad met andere recreanten? Percentage Aantal respondenten Ja 8 17.0% Nee 38 80.9% Missing values 3 2.1% Totaal 47 100% 11. Heeft u positieve ervaringen gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders? Aantal respondenten Percentage Ja 7 14.9% Nee 30 63.8% Missing values 10 21.3% Totaal 47 100% 12. Heeft u weleens conflicten gehad met terreineigenaren of terreinbeheerders? Aantal respondenten Percentage Ja 3 6.4% Nee 39 83.0% Missing values 5 10.6% Totaal 47 100%
124
Wandelaars Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquêtes van de wandelaars. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde
23 jaar 78 jaar 49 jaar
Geslacht Man Vrouw
Aantal respondenten 11 18
1. Wat is de reden van uw bezoek aan NPUH? (Meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Rust 5 Beweging 17 Genieten van de omgeving 18 Hond uitlaten 1 Overig 0 2. Hoe vaak bezoekt u NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 13 1 keer per maand 3 2 keer per maand 2 3 keer per maand 1 4 keer per maand 0 Vaker dan 4 keer per maand 10 Totaal 29
Percentage 44.8% 10.3% 6.9% 3.4% 0% 34.5% 100%
3.
Welke recreanten komt u geregeld tegen tijdens uw bezoekjes aan NPUH? (meerder antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelaars 21 Ruiters 3 Fietsers 7 Mountainbikers 6 Geen 9 Overig 0
125
4. Heeft u irritaties of conflicten gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 5 17.2% Nee 24 82.8% Totaal 29 100% Ja, met (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 2 0 0 1 2
Reden van irritaties: loslopende honden, honden die tegen je op springen, boze boswachter Prattenburg, mountainbikers die niet bellen. 5.
Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 18 62.1% Nee 11 37.9% Totaal 29 100% Ja, met Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 18 0 3 0 0
Voorbeelden van positieve ervaringen: elkaar begroeten en elkaar de wegwijzen. 6. Op manieren recreëert u in NPUH? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelen 29 Mountainbiken 1 Fietsen 8 Paardrijden 0 Overig 0
126
Wandelaars met hond Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquêtes van de wandelaars met hond. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde
30 jaar 70 jaar 50 jaar
Geslacht Man Vrouw
Aantal respondenten 12 7
1. Wat is de reden van uw bezoek aan NPUH? (Meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Rust 6 Beweging 6 Genieten van de omgeving 8 Hond uitlaten 19 Overig 1 2. Hoe vaak bezoekt u NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 1 1 keer per maand 3 2 keer per maand 2 3 keer per maand 0 4 keer per maand 2 Vaker dan 4 keer per maand 11 Totaal 19
Percentage 5.3% 15.8% 10.5% 0% 10.5% 57.9% 100%
3.
Welke recreanten komt u geregeld tegen tijdens uw bezoekjes aan NPUH? (meerder antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelaars 17 Ruiters 4 Fietsers 8 Mountainbikers 6 Geen 2 Overig 1
127
4. Heeft u irritaties of conflicten gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 6 31.6% Nee 13 68.4% Totaal 19 100% Ja, met (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 2 1 0 3 1
Reden van irritaties: recreanten die klagen dat de hond los is terwijl dit gewoon toegestaan is, mountainbikers die naar honden schreeuwen, mensen die niet op hun eigen hond letten.
5.
Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 12 63.2% Nee 7 36.8% Totaal 19 100% Ja, met Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 12 1 2 0 0
Voorbeelden van positieve ervaringen: elkaar begroeten en leuke gesprekken met andere honden eigenaren. 6. Op manieren recreëert u in NPUH? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelen 0 Mountainbiken 1 Fietsen 4 Paardrijden 0 Overig 0
128
Ruiters Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquêtes van de ruiters. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde
16 jaar 66 jaar 38 jaar
Geslacht Man Vrouw
Aantal respondenten 8 13
1. Wat is de reden van uw bezoek aan NPUH? (Meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Rust 4 Beweging 18 Genieten van de omgeving 12 Hond uitlaten 0 Overig 2 2. Hoe vaak bezoekt u NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 2 1 keer per maand 1 2 keer per maand 2 3 keer per maand 1 4 keer per maand 3 Vaker dan 4 keer per maand 12 Totaal 21
Percentage 9.5% 4.8% 9.5% 4.8% 14.3% 57.1% 100%
3.
Welke recreanten komt u geregeld tegen tijdens uw bezoekjes aan NPUH? (meerder antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelaars 18 Ruiters 13 Fietsers 10 Mountainbikers 16 Geen 1 Overig 0
129
4. Heeft u irritaties of conflicten gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 10 47.6% Nee 11 52.4% Totaal 21 100% Ja, met (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 3 0 0 10 0
Reden van irritaties: mountainbikers en wandelaars op de ruiterpaden, mountainbikers die geen rekening houden met kruisingen, mountainbikers die geen rekening houden met dieren en loslopende honden die achter de paarden aan gaan. 5.
Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 14 66.7% Nee 7 33.3% Totaal 21 100% Ja, met Aantal respondenten Wandelaars 12 Ruiters 8 Fietsers 2 Mountainbikers 1 Overig 0 Voorbeelden van positieve ervaringen: begrip voor paarden, gezellig samen rijden met andere ruiters, iedereen houdt rekening met elkaar, begroeten en gesprekken met wandelaars en andere ruiters. 6. Op manieren recreëert u in NPUH? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelen 15 Mountainbiken 0 Fietsen 6 Paardrijden 21 Overig 0
130
Fietsers Hieronder zullen de resultaten worden weergegeven van de enquêtes van de ruiters. Leeftijd Jongste respondent Oudste respondent Gemiddelde
14 jaar 75 jaar 44 jaar
Geslacht Man Vrouw
Aantal respondenten 10 7
1. Wat is de reden van uw bezoek aan NPUH? (Meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Rust 2 Beweging 9 Genieten van de omgeving 9 Hond uitlaten 2 Overig (naar school/ werk 7 fietsen) 2. Hoe vaak bezoekt u NPUH? Aantal respondenten Minder dan 1 keer per maand 0 1 keer per maand 1 2 keer per maand 1 3 keer per maand 1 4 keer per maand 2 Vaker dan 4 keer per maand 12 Totaal 17
Percentage 0% 5.9% 5.9% 5.9% 11.8% 70.6% 100%
3.
Welke recreanten komt u geregeld tegen tijdens uw bezoekjes aan NPUH? (meerder antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelaars 16 Ruiters 6 Fietsers 16 Mountainbikers 5 Geen 1 Overig 0
131
4. Heeft u irritaties of conflicten gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 5 29.4% Nee 12 70.6% Totaal 17 100% Ja, met (meerdere antwoorden mogelijk) Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 2 0 3 1 0
Reden van irritaties: mountainbikers die niet bellen, wandelaars en andere fietsers die niet aan de kant gaan, loslopende honden. 5.
Heeft u positieve ervaringen gehad met andere recreanten in dit gebied? Aantal respondenten Percentage Ja (zie tabel hieronder) 7 41.2% Nee 10 58.8% Totaal 17 100% Ja, met Wandelaars Ruiters Fietsers Mountainbikers Overig
Aantal respondenten 4 1 6 0 0
Voorbeelden van positieve ervaringen: elkaar begroeten en de wegwijzen. 6. Op manieren recreëert u in NPUH? (meerdere antwoorden mogelijk) Aantal respondenten Wandelen 11 Mountainbiken 3 Fietsen 17 Paardrijden 0 Overig 0
132
Bijlage 5 Statistische analyse enquête Type recreant Georganiseerde mountainbiker
Individuele mountainbikers
Wandelaars Wandelaars met hond Ruiters Fietsers
Respondenten 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 29,00 29,00 19,00 19,00 21,00 21,00 17,00 17,00
Vraag
Uitkomst vragen Ja
3 Gebruik routes 4 Afwijken pad Tegenkomen ander Recreanten Positieve Ervaringen andere Recreanten Irritatie Conflicten andere Recreanten Positieve Ervaringen Terreineigenaren en Beheerders Conflicten met Terreineigenaren en Beheerders 3 Gebruik routes 4 Afwijken pad Tegenkomen ander Recreanten Positieve Ervaringen andere Recreanten Irritatie Conflicten andere Recreanten Positieve Ervaringen Terreineigenaren en Beheerders Conflicten met Terreineigenaren en Beheerders Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten
34,00 35,00 44,00 45,00 22,00 9,00 6,00 2,00 28,00 23,00 35,00 28,00 28,00 8,00 7,00 3,00 5,00 18,00 6,00 12,00 10,00 14,00 5,00 7,00
133
Percentage 59,65 61,40 77,19 78,95 38,60 15,79 10,53 3,51 59,57 48,94 74,47 59,57 59,57 17,02 14,89 6,38 17,24 62,07 31,58 63,16 47,62 66,67 29,41 41,18
Btbhi (Zwaarde) 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96
Foutmarge 12,74 12,64 10,89 10,58 12,64 9,47 7,97 4,78 14,03 14,29 12,47 14,03 14,03 10,74 10,18 6,99 13,75 17,66 20,90 21,69 21,36 20,16 21,66 23,40
Type recreant Georganiseerde mountainbiker
Individuele mountainbikers
Wandelaars Wandelaars met Hond Ruiters Fietsers
Uitkomst vragen Nee
Respondenten 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 57,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 47,00 29,00 29,00 19,00 19,00 21,00 21,00 17,00 17,00
3 Gebruik routes 4 Afwijken pad Tegenkomen ander Recreanten Positieve Ervaringen andere Recreanten Irritatie Conflicten andere Recreanten Positieve Ervaringen Terreineigenaren en Beheerders Conflicten met Terreineigenaren en Beheerders 3 Gebruik routes 4 Afwijken pad Tegenkomen ander Recreanten Positieve Ervaringen andere Recreanten Irritatie Conflicten andere Recreanten Positieve Ervaringen Terreineigenaren en Beheerders Conflicten met Terreineigenaren en Beheerders Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten Irritaties of Conflicten Positieve ervaringen Recreanten
134
23 16 8 6 30 45 40 49 18 16 10 12 16 38 30 39 24 11 13 7 11 7 12 10
Percentage 40,35 28,07 14,04 10,53 52,63 78,95 70,18 85,96 38,30 34,04 21,28 25,53 34,04 80,85 63,83 82,98 82,76 37,93 68,42 36,84 52,38 33,33 70,59 58,82
Btbhi (Zwaarde)
Foutmarge 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96
12,74 11,67 9,02 7,97 12,96 10,58 11,88 9,02 13,90 13,55 11,70 12,47 13,55 11,25 13,74 10,74 13,75 17,66 20,90 21,69 21,36 20,16 21,66 23,40
Type Recreant Georganiseerde mountainbikers Individuele mountainbikers Wandelaars Wandelaars met hond Ruiters Fietsers
Geschatte Populatie
Foutmarge
20000 20000 20000 20000 20000 20000
Btbhi
Z-waarde
Maximale Afwijking
Vereistte Steekproefomvang zonder eindige populatie correctie
5 5 5 5 5 5
0,95 0,95 0,95 0,95 0,95 0,95
1,96 1,96 1,96 1,96 1,96 1,96
50 50 50 50 50 50
384,16 384,16 384,16 384,16 384,16 384,16
5 10 10
0,9 0,9 0,95
1,645 1,645 1,96
50 50 50
270,6025 67,650625 96,04
Btbhi 0,95 0,9 0,95 0,9 0,9
Z-waarde 1,96 1,645 1,96 1,645 1,96
50 50 50 50 20
Verreistte Steekproefomvang 384,16 270,6025 96,04 67,650625 61,4656
Foutmarge (%) 5 5 10 10 5
Maximale Afwijking
135
Huidige steekproefomvang 57 47 29 19 21 17