Dienst Algemene Zaken AMVS Den Dolech 2, 5612 AZ Eindhoven Postbus 513, 5600 MB Eindhoven www.tue.nl
Milieujaarverslag 2011
Datum
18 april 2012
Technische universiteit Eindhoven
Energyman placemat (december 2011)
Verantwoording Auteur:
Opdrachtgever: Referentie: Aantal Pagina’s: Datum:
Ing. V.J. Duijmelinck – De Kleijn Milieuadviseur Afdeling Arbeidsomstandigheden, Milieu, Veiligheid en Stralingsbescherming (AMVS) College van Bestuur TU/e AMSO 2012-015 46 (exclusief bijlagen) 18 april 2012
Inhoudsopgave Titel
Milieujaarverslag 2011
Woord vooraf
4
1 1.1 1.2 1.3
5 5 6 7
Algemeen Inleiding Bedrijfsactiviteiten Bedrijfsorganisatie milieu (en arbo)
2 2.1 2.2 2.3
Vergunning-/meldingsituatie TU/e Veranderingen in de milieuvergunning/-meldingsituatie Resultaten milieutoezicht door de gemeente Eindhoven Toekomstige omgevingsvergunning voor de activiteit milieu van het TU/e Science park 2.3.1 Inleiding 2.3.2 Voortgang project 2.4 Overige milieu(gerelateerde)vergunningen/-Besluiten 2.4.1 Waterwet 2.4.2 Vergunning in het kader van de Kernenergiewet 2.4.3 Besluit Genetische Gemodificeerde Organismen van de Wet milieubeheer 2.4.4 Wetgeving betreffende dierlijke bijproducten 2.4.5 Wet bodembescherming / Besluit Bodemkwaliteit 2.4.6 Asbestvergunning 2.4.7 Rechtstreeks geldende Besluiten 2.4.7.1 BEES-B/BEMS 2.4.7.2 Regelgeving rondom de ozonlaag afbrekende stoffen 2.4.8 Emissiehandel NOx en CO2 3 3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3
Milieubelasting 2011 Bodemverontreiniging Afperkend bodemonderzoek diesel verontreiniging bij gebouw Ceres Bodemonderzoek naar formaldehyde bij de vleugel L en M van het gebouw Paviljoen Calamiteit met diesel d.d. 6 april 2011 Verkennend bodemonderzoek TU Eindhoven, nieuwbouw woontoren nabij gebouw ‘Traverse’ Grondwatermonitoring Het voorkomen en/of het lozen van bedrijfsafvalwater Ontwikkelingen rondom het voorkomen van bedrijfsafvalwater Toezicht waterschap De Dommel in 2011 Lozingsheffing
8 8 8 9 9 9 11 11 12 12 13 13 13 14 14 14 14 16 16 16 17 17 18 18 21 21 21 22
Inhoudsopgave Titel
Milieujaarverslag 2011
3.3.4 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5
Werkzaamheden aan TU/e- riolering in 2011 (Gevaarlijke) (afval)stoffen Inkoop en registratie van gevaarlijke stoffen Afvoerhoeveelheden van gevaarlijke afvalstoffen Afvoerhoeveelheden van het overige afval Milieu-incidenten / calamiteiten / klachten in 2011
24 24 24 25 25 26
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.3 4.3.1 4.3.2 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4
Milieuprestatie-indicatoren (Drink)water, elektriciteit en gas Leidingwater Grondwateronttrekking (zijnde bronwater) Milieuzorg Energiezorgsysteem Duurzaamheid Convenant ‘Duurzaam Inkopen’ Convenant Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA3) Borging (externe) veiligheid Registraties en keuringen gebouwgebonden apparatuur Bedrijfsnoodplannen Verkeer en vervoer Interne/externe (milieu)communicatie en voorlichting
27 27 27 27 28 28 29 29 30 31 31 31 32 34
5 5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5
Stand van zaken Campus 2020 TU/e Campus 2020 Voortgang project 1 Voortgang project 2 Project 3 Voortgang project 4 De Groene loper
35 35 36 37 37 38 38
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Verwachte ontwikkelingen 2012 Ontwikkelingen rondom asbestbeleid CO2 footprint Realisatie studentenhuisvesting Experimenteel tanken Renovatie en oplevering gebouw Ceres Oplevering gebouw Catalyst (gebouw derde) Realisatie van Institute for Fundamental Energy Research (gebouw derde)
41 41 41 42 43 43 44
BIJLAGEN
44 46
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Woord vooraf Met genoegen bieden wij u het milieujaarverslag van 2011 van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) aan. In overleg met de gemeente Eindhoven heeft de TU/e besloten om één milieujaarverslag te maken voor de gehele TU/e (exclusief ‘derden’ op het terrein). De voordelen van een dergelijke opzet van het milieujaarverslag zijn, dat er een beter overzicht ontstaat van de totale milieubelasting van de TU/e en dat ook de centrale aspecten, zoals nieuwe milieuweten regelgeving en ontwikkelingen rondom realisatie campus2020, worden meegenomen in het milieujaarverslag. In deze rapportage staan onder andere de ontwikkelingen die de TU/e in 2011 heeft doorgemaakt op het gebied van milieuzorg en -beleid. Daarnaast wordt in deze rapportage weergegeven wat de milieubelasting van de TU/e in 2011 bedroeg. Vanuit de meerjarenafspraak energie-efficiency 2001-2020 (MJA3) is de TU/e verplicht gesteld het onderdeel energie (o.a. verbruik elektriciteit en aardgas) over 2011 in een elektronisch jaarverslag bij de gemeente Eindhoven aan te leveren. Dit onderdeel is als bijlage in dit milieujaarverslag opgenomen. Op milieugebied stond het jaar 2011 in het teken van de energiecampagne: het bedenken en uitvoeren van (ludieke) acties om aandacht voor het onderwerp te vragen, het verder opstarten van verbeterteams bij verschillende faculteiten en diensten (vanuit de MJA3). Een tweede belangrijke activiteit in 2011 was het project om te komen tot een gedegen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, voor alle TU/e- eigen gebouwen op het TU/e Science park. Om verschillende redenen heeft het laatstgenoemde project enige vertraging opgelopen en is het niet gelukt om in 2011 een ontvankelijke aanvraag in te dienen. De TU/e hoopt in 2012 een ontvankelijke aanvraag bij de gemeente Eindhoven te kunnen indienen. In 2011 hebben diversen milieutoezichtrondes door de gemeente Eindhoven plaatsgevonden. Deze rondes werden uitgevoerd door een nieuwe toezichthouder. Een nieuwe toezichthouder brengt nieuwe inzichten met zich mee in onder andere het toepassen van vigerend milieuweten regelgeving, waardoor in 2011 meer opmerkingen zijn geplaatst dan de voorgaande jaren. De lijn die de laatste jaren is uitgezet op het gebied van verbetering van milieuzorg en -beleid op de TU/e zal in 2012 worden voortgezet. Samen met het arbo- en milieucoördinatorenteam zal integraal verder gewerkt worden aan een milieubewustere en veilige onderwijs- en werkomgeving. Wij wensen u veel leesplezier bij het lezen van het milieujaarverslag van 2011. Namens het College van Bestuur van de TU/e,
V.J. Duijmelinck – De Kleijn Milieuadviseur TU/e, AMVS
4
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
1
Algemeen
1.1
Inleiding
De Technische universiteit te Eindhoven (verder: TU/e) is een onderzoeksgedreven, ontwerpgerichte technologie-universiteit, gekenmerkt door een sterke onderlinge verwevenheid van onderzoek, ontwerpen en onderwijs. De blik is daarbij altijd gericht op het ontwikkelen en het maatschappelijk benutten van technologie. Naast bachelor-, master-, ontwerpers-, en lerarenopleidingen verzorgt de TU/e PhD-programma’s en postacademisch onderwijs. Ter ondersteuning van de primaire taken beschikt de TU/e over een aantal diensten. De primaire processen onderwijs, onderzoek en kennisvalorisatie zijn geconcentreerd in negen faculteiten van de TU/e, te weten: - Biomedische Technologie (BMT); - Bouwkunde (B); - Electrical Engineering (EE); - Industrial Design (ID); - Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE&IS) - Scheikundige Technologie (ST); - Technische Natuurkunde (TN); - Werktuigbouwkunde (WTB); - Wiskunde & Informatica (W&I). De TU/e telt ongeveer 4800 BSc-studenten, 2800 MSc-studenten, 200 technologische ontwerpers in opleiding en 1100 promovendi. Enkele opleidingen worden verzorgd onder de vlag van het Stan Ackermans Instituut, dat sinds medio 2006 namens de drie Nederlandse technische universiteiten opereert als 3TU, School for Technological Design, Stan Ackermans Institute. Postacademische opleidingen en cursussen worden door de TU/e verzorgd in het kader van de TiasNimbas Business School. De Eindhovense vestiging van deze school is gehuisvest in het Multimediapaviljoen op de TU/e-campus. Centrale diensten De TU/e omvat de volgende centrale diensten: - Communicatie Expertise Centrum; - Dienst Algemene Zaken; - Dienst Financiële en Economische Zaken; - Dienst Huisvesting; - Dienst ICT; - Dienst Interne Zaken; - Dienst Personeel en Organisatie; - Informatie Expertise Centrum; - Equipment & Prototype Center (voormalige GTD); - Onderwijs en Studenten Service Centrum; - TU/e Innovation Lab.
5
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Tien van door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen erkende onderzoekscholen, twee van de zes Nederlandse toponderzoekscholen en één van de vier technologische topinstituten functioneren ‘onder de vleugels’ van de TU/e. Daarmee neemt de TU/e landelijk het voortouw als het gaat om (top)onderzoek. De TU/e maakt deel uit van de Europese universitaire netwerken CESAER, Santander en CLUSTER en heeft samenwerkingsverbanden met universiteiten over de gehele wereld. De TU/e is gelegen in het centrum van Eindhoven, direct ten noorden van het Centraal Station. Ten noorden van het terrein is het Maxima Medisch Centrum, locatie Eindhoven gelegen, ten oosten wordt het terrein begrensd door een tankstation en een woonwijk en ten westen van het terrein zijn woningen en kantoren gelegen. Het terrein heeft een totale oppervlakte van circa 70 ha. Een plattegrond van de campus is in het verslag opgenomen als bijlage 1. Op de campus zijn, naast de onderwijsfaciliteiten en onderzoekslaboratoria, diverse randvoorzieningen voor studenten en personeel aanwezig, zoals kantines, een grand café met daarin een bioscoopzaal, een knipsalon, een boekwinkel, een sportcentrum (inclusief zwembad) en een kinderdagverblijf. Op de campus staan gebouwen of worden momenteel gebouwen gebouwd, die in eigendom zijn van derden zoals Meulensteen, Twinning centre, TNO, Fontys, de woonunits voor studenten en Catalyst (met bovengrondse parkeergarage). Op de campus staan ook TU/e-gebouwen die (gedeeltelijk) verhuurd zijn aan derden zoals Multimediapaviljoen, aannemerswerf, Arubahal en een groot gedeelte van het Cyclotrongebouw. In overige gebouwen worden enkele ruimten verhuurd aan derden. In 2011 zijn de gesprekken opgestart tussen GE Healthcare en de TU/e om gebouw Athene in eigen beheer te krijgen. Begin 2012 is dit een feit. De Kennispoort is in eigendom van een vereniging van eigenaren.
1.2
Bedrijfsactiviteiten
De TU/e wil een onderzoeksgedreven en ontwerpgerichte technologie-universiteit zijn, die zich vooral tot doel stelt (jonge) mensen een academische opleiding te geven binnen het domein ‘engineering science & technology’. Om deze missie te bereiken, vindt op de TU/e een veelheid aan activiteiten en werkzaamheden van uiteenlopende aard plaats. Naast de primaire activiteiten die gericht zijn op onderwijs en onderzoek, gaat het onder andere om de volgende ondersteunende activiteiten: productie en/of doorlevering van elektriciteit, warmte, koude, water en perslucht; distributie en opslag van (gevaarlijke) gassen en stoffen; het verzamelen, opslaan en afvoeren van (gevaarlijke) afvalstoffen; bedrijfsinterne brandweer; bedrijfshulpverlening (BHV-organisatie); onderhoud en inspecties aan diverse apparatuur en gebouwen; facilitaire ondersteuning en inkoop; nieuw- en verbouwactiviteiten. 6
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
1.3
Bedrijfsorganisatie milieu (en arbo)
Het College van Bestuur van de TU/e is verantwoordelijk voor een adequate beheersorganisatie op het gebied van arbo- en milieuwetgeving en het toezicht daarop. Het College van Bestuur heeft per mandaat bepaalde verantwoordelijkheden voor arbeidsomstandigheden en milieuaangelegenheden op decentraal niveau belegd bij de faculteitsbesturen (in de persoon van de directeur bedrijfsvoering) en de directeuren van de diensten. De directeuren worden bij het uitvoeren van deze taken over het algemeen bijgestaan door een lokale arbo- en milieucoördinator. De coördinator controleert en adviseert gevraagd en ongevraagd aangaande arbo- en milieuzaken op faculteits- of dienstniveau. Het College van Bestuur wordt op het gebied van arbeidsomstandigheden en milieuaangelegenheden op centraal niveau bijgestaan door de afdeling AMVS (Arbeidsomstandigheden, Milieu, Veiligheid en Stralingsbescherming). Deze afdeling adviseert en coördineert gevraagd en ongevraagd richting het College van Bestuur, maar ook richting faculteiten en diensten omtrent campusbrede beleidszaken. Periodiek komen enkele medewerkers van AMVS en de arbo- en milieucoördinatoren van de technische faculteiten en diensten op het gebied van arbo- en milieuzaken bijeen. In dit platform kunnen (mogelijke) ontwikkelingen op het gebied van arbo en milieu door een ieder ingebracht worden. De (mogelijke) consequenties voor de TU/e, de op te pakken acties en de voortgang betreffende de acties worden doorlopend in dit platform besproken. Verder is er nog een periodiek overleg tussen AMVS en alle arbo- en milieucoördinatoren van de faculteiten en diensten. Ten slotte kan hier nog genoemd worden dat er periodiek overleg plaatsvindt met de gemeente Eindhoven afdeling vergunningen en medewerkers van AMVS. Tijdens het overleg wordt ingegaan op actuele ontwikkelingen zoals milieu(vergunningen) en aanhangende milieu wet- en regelgeving e.d.
7
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
2
Vergunning-/meldingsituatie TU/e
2.1
Veranderingen in de milieuvergunning/meldingsituatie
In 2011 is voor de gebouwen van de Technische universiteit binnen het gebied van milieuvergunningen en/of –meldingen één procedure opgestart. Voor de uithuizing van activiteiten van gebouw Nlaag naar het gebouw Cascade en de daarvoor nodige aanpassingen binnen/buiten het gebouw Cascade, is eind 2011 bij het bevoegde gezag een melding ingediend ingevolge het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) . Deze procedure is nog lopende.
Voor de toename van het gebruik van arsine en fosfine voor onderzoek in gebouw Spectrum zal een milieuneutrale wijziging op de vigerende milieuvergunning bij de gemeente Eindhoven worden ingediend. De voorbereiding hiervoor is in 2011 opgestart. Een overzicht van de vigerende milieuvergunningen en -meldingen van alle TU/e- gebouwen met milieurelevantie bedrijfsactiviteiten, is in het verslag opgenomen als bijlage 2.
2.2
Resultaten milieutoezicht door de gemeente Eindhoven
In het kader van toezicht op de milieuvergunningen en -meldingen, heeft de gemeente Eindhoven ook in 2011 binnen een aantal gebouwen van de TU/e milieucontrolebezoeken c.q. veiligheidsrondes uitgevoerd. Het betreffen de volgende gebouwen: − Helix, − Sportcentrum, − Cyclotron, − Athene, − Spectrum, − Berging Bijzondere Chemicaliën (BBC). Bij vijf gebouwen zijn (lichte) tekortkomingen, met name op het gebied van de richtlijn PGS15, geconstateerd. In 2012 zullen de hercontroles plaatsvinden. Een mogelijke reden dat in 2011 verhoudingsgewijs meer tekortkomingen zijn aangetroffen, wordt mede ingegeven door het feit dat de toezichtbezoeken door een nieuwe toezichthouder zijn uitgevoerd. Deze toezichthouder is tevens deelnemer aan een landelijke werkgroep, belast met de totstandkoming van de nieuwste versie van de richtlijn PGS15. Hierdoor heeft hij een frisse, verscherpte kijk op de eisen en regels uit de PGS 15. Ondanks dat tekortkomingen zoveel mogelijk worden voorkomen en uitgesloten, hebben de toezichtbezoeken bijgedragen aan bepaalde nieuwe inzichten aangaande de inrichting van de opslagen conform de PGS15. Deze nieuwe inzichten worden daar waar nodig uitgewerkt in beleid door de TU/e werkgroep Beleid gevaarlijke stoffen.
8
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
2.3
Toekomstige omgevingsvergunning voor de activiteit milieu van het TU/e Science park
2.3.1
Inleiding
De TU/e beschikt over gebouwgebonden milieuvergunningen of -meldingen. De werkzaamheden binnen en buiten de TU/e-gebouwenvallen in deze huidige vergunningensituatie volgens het Besluit omgevingsrecht (Bor) onder het Bevoegd gezag van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven. In 2009 heeft het College van Bestuur besloten akkoord te gaan met het aanvragen van een complexmilieuvergunning, inclusief derden die gehuisvest zijn op de campus. Begin maart 2010 is het project van start gegaan. Aangezien de onderlinge juridische aansprakelijkheid van deelnemende derden op het TU/e Science park nog onvoldoende was geborgd, is in 2010 besloten het project op te splitsen in twee clusters. Het eerste cluster omvat een aanvraag met alle TU/e- gebouwen (zijnde gebouwen niet voor 100% verhuurd of 100% in eigendom van een derde op het TU/e Science park). Het tweede cluster omvat een aanvraag of melding op de voorgaande aanvraag met alle derden op het TU/e Science park (te weten, vrijwillige deelname voor al gevestigde derden en verplichte deelname voor nog te vestigen derden). Met de komst van de Wabo heeft de toekomstige complexmilieuvergunning een naamswijziging ondergaan. In het vervolg heet deze vergunning: een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.
2.3.2
Voortgang project
Voortgang totstandkoming van de aanvraag Vanaf het begin is de vergunningverlener van de gemeente Eindhoven nauw betrokken bij de totstandkoming van de aanvraag. Maandelijks was er overleg tussen deze vergunningverlener en de milieuadviseur van de TU/e. Afhankelijk van het onderwerp, werden anderen uitgenodigd om deel te nemen aan het overleg. Na enkele interne conceptversies werd begin 2011 door de werkgroep besloten de conceptaanvraag (met bijlagen) voor te leggen aan de vergunningverlener van de gemeente Eindhoven, als onderdeel van het vooroverleg. Medio april 2011 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de vergunningverlener en de werkgroep belast met het schrijven van de aanvraag. De opmerkingen van de vergunningverlener zijn genoteerd en grotendeels verwerkt in een tweede versie van het concept-aanvraag. Enkele nog openstaande punten dienden nog door de werkgroep verder uitgewerkt te worden. Door verschillende omstandigheden aan de zijde van de TU/e is het project vervolgens tot november 2011 tijdelijk stil gelegd. Inmiddels wordt weer gewerkt aan de aanvraag en een nieuwe planning is vastgesteld door de werkgroep; datum van indiening van een ontvankelijke aanvraag bij het bevoegde gezag 1 oktober 2012.
9
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Akoestisch onderzoek Eén van de milieuaspecten dat een onderdeel vormt van de nieuwe omgevingsvergunning is de geluiduitstraling van de TU/e naar de omgeving. AMVS heeft begin 2011 het adviesbureau Level Acoustics opdracht gegeven een akoestisch onderzoek uit te voeren. De Wet milieubeheer stelt grenswaarden aan de geluiduitstraling die door de inrichting veroorzaakt mag worden ter plaatse van woningen van derden of andere geluidgevoelige bestemmingen (zoals ziekenhuizen). De aanvraag van de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor het TU/e Science Park zal bestaan uit twee clusters (zie paragraaf 2.3.1). Het akoestisch onderzoek zoals beschreven in deze rapportage omvat het gehele TU/e Science Park, cluster 1 en cluster 2 samen. Hiertoe is besloten in overleg met de vergunningverlener. Van het TU/e Science Park en haar directe omgeving is in 2011 een rekenmodel opgesteld. Met behulp van het rekenmodel is de geluidbelasting op de beoordelingspunten (t.p.v. de gevels van omliggende woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen) berekend en getoetst aan de geldende geluidvoorschriften. Met dit model kan tevens in de toekomst de geluiduitstraling van het TU/e Science Park bewaakt worden. Opgemerkt wordt dat ‘De Bunker’ is uitgezonderd op deelname aan de aanvraag, dus ook in het akoestisch onderzoek In het bestemmingsplan van de TU/e (TU/e Science Park, vaststellingsbesluit NL.IMRO.0772.80060-0301) waarop de omgevingsvergunningaanvraag gebaseerd is, is ook de bestemming ‘wonen’ opgenomen. Deze woningen zijn in het onderzoek beschouwd als woningen van derden waarop de grenswaarden zoals gesteld in de Wet milieubeheer van toepassing zijn. Uitgaande van het bovenstaande blijkt uit het rapport dat op de gevels van de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen buiten het TU/e Sience Park gelegen op alle locaties wordt voldaan aan de gestelde grenswaarden. Alleen in de berekening van toekomstige woningen op de TU/e-campus blijkt dat bij de berekening van maximale bouwvolume woningen TU/e, zonder geluidreducerende maatregelen, op enkele beoordelingspunten het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau de gestelde grenswaarden te overschrijden. Met de toepassing van geluidschermen ter afscherming van comfort- en gebruikersinstallaties op de daken nabij de TU/e woningen gelegen (onderwijs)gebouwen kan dit worden verholpen. Indien bij het realiseren van de woningen binnen het bouwvolume (en zonder geluidreducerende maatregelen) gebleven wordt, voldoet het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de TU/e woningen wel aan de gestelde grenswaarden. Hierbij mogen geen (onderwijs)gebouwen met comfort- en gebruikersinstallaties staan op het niet met woningen bebouwde gebied dat ontstaat door het gereduceerde bouwvolume. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn inmiddels overlegd aan dienst huisvesting van de TU/e, belast met de toekomstige realisatie van de TU/e woningen (ten behoeve van studentenhuisvesting). Risico contouren TU/e Medio 2011 is met het bevoegde gezag besproken of het mogelijk is om de eerder opgestelde QRA's te gebruiken voor de aanvraag van de complexmilieuvergunning. De letters QRA staan voor “quantitative risk assessment”, en kan worden vertaald met ‘kwantitatieve risicoanalyse’. Een QRA is een hulpmiddel om de risico’s van het gebruiken, vervoeren en opslaan van gevaarlijke stoffen inzichtelijk te maken.
10
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Uitkomst van dit overleg is dat voor de vergunning van de complexmilieuaanvraag de gemeente inzicht wil in de risico bronnen en daarbij behorende contouren op basis van de meest recente milieutechnische inzichten en rekenmethodieken. Dit betekent dat een nieuwe recente QRA voor de gehele campus moet worden uitgevoerd. De inventarisatie van gevaarlijke stoffen verloopt moeizaam, omdat het huidige registratiesysteem van gevaarlijke stoffen van de TU/e niet selecteert op ADR-klassen. Nadat AMVS alle gegevens heeft ontvangen, zal aan een erkend bedrijf opdracht gegeven worden een QRA uit te voeren in mei 2012. Met het bevoegde gezag zal nog afgestemd worden of reeds derden (Cluster 2) meegenomen worden in deze QRA (naar voorbeeld van het akoestisch onderzoek). Parkmanagementregeling Het TU/e Science Park wordt een aantrekkelijke ontmoetingsplaats voor studenten, onderzoekers en ondernemers. Om de samenwerking tussen alle bewoners en bezoekers van het TU/e Science Park in goede banen te leiden, heeft de TU/e het parkmanagement ingericht. Parkmanagement is een instrument om de integrale kwaliteit en aantrekkingskracht van gebouwen en buitengebied van TU/e Science Park te beheren en een goede kostenverdeling te realiseren. Door middel van parkmanagement faciliteert de TU/e voorzieningen en diensten aan bewoners van het TU/e Science Park. Zo zijn er verplichte SLA's (Service Level Agreements) zoals terreinbeheer, brandweer en beveiliging,. maar ook optionele SLA’s, zoals schoonmaakonderhoud en ICT-services. In de menukaart parkmanagement is een overzicht gegeven van de mogelijkheden. Inmiddels worden de SLA’s voorzien van een verplichting tot deelname aan de toekomstige complexmilieuvergunning. Bij de totstandkoming van een SLA wordt door Dienst Interne zaken de milieuadviseur van de TU/e benaderd voor advies.
2.4
Overige milieu(gerelateerde)vergunningen/Besluiten
2.4.1
Waterwet
Voor het ontrekken van grondwater ten behoeve van luchtbehandeling, gebouwkoeling en koeling bij proefopstellingen voor onderwijs en onderzoek zijn in het kader van de Grondwaterwet de volgende onttrekkingvergunningen bij de provincie Noord-Brabant aangevraagd en verleend: - Een onttrekkingvergunning voor het gebouw 13, kenmerk 6808067. - Een onttrekkingvergunning voor de gebouwen 72 en 71, kenmerk 336601. Op het TU/e terrein zijn vier gebruiksklare bronwaterpompen aanwezig, waarvan één nog in gebruik is (voor gebouw W-laag). De WKO-installatie maakt eveneens gebruik van bronwater.
11
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
De provincie Noord-Brabant heeft in juni 2001 de TU/e in het kader van de voormalige Grondwaterwet een vergunning verleend voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ten behoeve van warmte-koudeopslag (beschikking met kenmerknummer 764142). De maximaal vergunde hoeveelheid verplaatst grondwater is 6.500.000 m3 per jaar. Van rechtswege zijn de grondwateronttrekkingvergunningen overgegaan in watervergunningen.
2.4.2
Vergunning in het kader van de Kernenergiewet
De TU/e beschikt over een complexvergunning op basis van de Kernenergiewet (kenmerk 2010/0769-09), die door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is verleend op 4 mei 2010 aan het College van Bestuur. Op grond van het Besluit Stralingsbescherming geldt dat instellingen die beschikken over een complexvergunning, de beschrijving van hun organisatie voor stralingsbescherming vastleggen in een intern reglement en een mandaat aan een algemeen coördinerend stralingsdeskundige met stralingsdeskundigheid op niveau 2 die onderdeel uitmaken van de vergunning. De TU/e heeft in 2010 een nieuwe ‘Regeling Stralingsbescherming voor de Technische Universiteit Eindhoven’ opgesteld en een nieuw mandaat verleend. De zorg voor het interne TU/e-beleid en het toezicht voor stralingsbescherming is centraal georganiseerd. Er is een centrale Stralingsbeschermingseenheid SBD voor advies, toezicht en dienstverlening op gebied van stralingsbescherming. De SBD maakt onderdeel uit van de afdeling AMVS. Een belangrijk deel van de bedrijfsactiviteiten in de gebouwen Athene en Cyclotron vallen onder de werkingssfeer van de Kernenergiewet. Tevens is de Kernenergiewet van toepassing op diverse kleinschalige activiteiten in andere gebouwen. De vergunning biedt de mogelijkheid tot zelfstandig verlenen van toestemming tot het verrichten van gerechtvaardigde radiologische handelingen ten behoeve van onderwijs en onderzoek.
2.4.3
Besluit Genetische Gemodificeerde Organismen van de Wet milieubeheer
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft aan de TU/e vergunningen verleend voor het werken met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). Dit ministerie is het bevoegde bestuursorgaan voor het verlenen van vergunningen voor en het uitvoeren van toezicht op de werkwijzen en procedures voor GGO’s. De TU/e beschikt over een biologische veiligheidsfunctionaris (BVF) en een verantwoordelijke medewerker voor elke vergunning. Jaarlijks vindt verslaglegging plaats van alle werkzaamheden rondom biologische veiligheid. Dit verslag is opvraagbaar bij de BVF van de TU/e. Als bijlage 3 is een lijst opgenomen van de actuele ruimten waar GGO- activiteiten plaatsvinden, met bijbehorende vergunningen.
Ingevolge het Besluit Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s) zijn er voorschriften opgenomen in de vergunningen van de Wet milieubeheer van de gebouwen N-laag, Helix en W-hoog.
12
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
De GGO-werkzaamheden aangevraagd voor de faculteit Technisch Natuurkunde, zullen in 2012 in gebouw TNO gaan plaatsvinden. Een additionele aanvraag voor GGOwerkzaamheden is in 2011 gedaan voor gebouw Helix, dit is conform de geldende milieuvergunning. De groep Biomedical NMR van BMT zal verhuizen van de TU/e campus (gebouw N-laag) naar buiten de TU/e campus. Dit betekent dat na verhuizing er geen dierexperimenteel en DI werk zal worden uitgevoerd. Ook de werkzaamheden met chemicaliën en met de NMR scanners zullen verhuizen naar buiten het TU/e campus. Alleen de bestaande NMR apparaten van TN zullen op de TU/e campus blijven.
2.4.4
Wetgeving betreffende dierlijke bijproducten
Naar aanleiding van de EU verordening 1774/2002 en het Nederlandse Besluit (2007) en Regeling dierlijke bijproducten (2008), is in 2009 toestemming aangevraagd voor het gebruik van categorie 1, 2 en 3 dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek en onderwijs. De goedkeurende beschikking is op 5 januari 2010 uitgegeven. Vo 1774/2202 valt onder de verantwoording van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De minister van LNV heeft de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en de Algemene Inspectiedienst (AID) ingesteld als toezichthouders. Vanaf maart 2011 is een gewijzigde verordening, EU Vo 1069/2009 van kracht geworden. De BVF van de TU/e houdt intern toezicht op deze werkzaamheden en stelt indien nodig de instellingsbrede procedures op.
2.4.5
Wet bodembescherming / Besluit Bodemkwaliteit
In het kader van de Wet bodembescherming is in 2003 een beschikking afgegeven door de gemeente Eindhoven, waarin is vastgesteld dat de op de locatie aanwezige heterogeen verdeelde verontreinigingen als één geval van verontreiniging mogen worden beschouwd en behandeld. Sinds 20 oktober 2006 beschikt de TU/e over een door de gemeente Eindhoven goedgekeurd bodembeheerplan inclusief bodemkwaliteitskaart. Medio 2012 loopt de geldigheid van het bodembeheersplan af. De veranderingen in de huidige wetgeving geeft de TU/e de ruimte om een afweging te maken of reviseren van het huidige bodembeheersplan nodig is. Eind 2011 is Dienst Huisvesting daartoe in overleg getreden met Tauw. Dit wordt vervolgd in 2012.
2.4.6
Asbestvergunning
In 2011 is het bedrijfsmatig verwijderen van asbest in bijna alle gevallen vergunningsplichtig. Niet planbare asbestsaneringen als gevolg van klachten- of mutatieonderhoud kunnen in 2011 worden ondervangen door de ‘paraplusloopvergunning’. Hierdoor kan worden volstaan met een melding bij bovenstaande werkzaamheden. Hiervoor dient het standaardformulier van de gemeente gebruikt te worden. Voor planbare grootschalige saneringswerkzaamheden dient een reguliere sloopvergunning aangevraagd te worden (zie onderstaand schema). Bij saneringswerkzaamheden dient in alle gevallen een (paraplu)sloopvergunning op het werk aanwezig te zijn en dient de arbeidsinspectie tijdig ingelicht te zijn van het voornemen om asbest te (gaan) verwijderen. Afspraak is dat de saneerder de arbeidsinspectie inlicht, en een kopie naar Dienst Huisvesting stuurt. 13
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
asbestsaneringen criteria: actie:
planbaar projectmatig sloopvergunning
2.4.7
Rechtstreeks geldende Besluiten
2.4.7.1
BEES-B/BEMS
niet planbaar kleinschalig melding
Diverse stookketels binnen de deelnemende gebouwen in cluster 1, vallen onder het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (Bems). De ondergrens is 1 MW nominaal vermogen voor ketelinstallaties. Voor nieuwe installaties, die na 1 april 2010 in bedrijf zijn genomen, gelden de emissie-eisen direct. Op een aantal uitzonderingen na worden de emissie-eisen voor bestaande installaties op 1 januari 2017 van kracht. Voor de bestaande installaties blijven de eisen in het Besluit emissie-eisen stookinstallaties B (Bees B) (> 900kW) of de eisen van de vigerende milieuvergunning of Activiteitenbesluit (<900 kW) van toepassing. Tijdens de toezichtbezoeken in 2011 heeft de toezichthouder geconstateerd dat de brandstoftoevoerleidingen van de stookinstallaties vooralsnog niet meegenomen worden in de keuring, terwijl dit recentelijk wel wettelijk verplicht is gesteld. Dienst Huisvesting heeft een planning opgesteld om de brandstoftoevoerleidingen gefaseerd te laten keuren. Deze planning dient nog goedgekeurd te worden door het bevoegde gezag.
2.4.7.2
Regelgeving rondom de ozonlaag afbrekende stoffen
De op het TU/e Science park aanwezige koelinstallaties voldoen voor wat betreft het gebruik van koudemiddelen aan de gestelde eisen. Door de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit EG verordening ozonlaagafbrekende stoffen op 30 juni 2011 zijn de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 (RLK 2006) en het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer per 30 juni 2011 ingetrokken. Met de nieuwe regelgeving wordt beoogd uitvoering te geven aan de Europese verordening 1005/2009 betreffende de ozonlaagafbrekende stoffen. Tevens zijn de regels voor koelinstallaties die gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen bevatten zo veel mogelijk gelijk getrokken. Werkzaamheden aan koelinstallaties met 3 kg of meer aan koudemiddellen (gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen) worden bij de TU/e uitgevoerd door een gediplomeerd bedrijf.
2.4.8
Emissiehandel NOx en CO2
Voor de NOx-emissiehandel heeft de TU/e bij Nederlandse Emissieautoriteit (NEA) een aanvraag ingediend om gedurende de periode 2011 t/m 2013 buiten de aanwijzing als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit handel in emissierechten te blijven. 14
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Deze aanvraag is inmiddels gehonoreerd. Uit toetsing door de NEA bleek dat de TU/e voldoet aan de criteria van de opt-out regeling. Het opgesteld vermogen binnen de TU/e is lager dan 50 MWth en de NOx -emissie is niet groter dan 40 g/GJ. De TU/e is geen deelnemer in het Europese emissiehandelssysteem CO2 voor de periode 2008-2012 (en ook niet voor de aankomende periode 2013-2020). De som van de nominale thermische ingangsvermogens van alle individuele verbrandingseenheden die zijn opgesteld binnen de TU/e is kleiner dan 20 MW. Voor deze optelsom worden alleen individuele verbrandingseenheden met een nominaal thermisch ingangsvermogen van 3 MW of meer meegenomen. Alle verbrandingseenheden bij de TU/e zijn echter kleiner dan 3 MW.
15
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
3
Milieubelasting 2011
3.1
Bodemverontreiniging
3.1.1
Afperkend bodemonderzoek diesel verontreiniging bij gebouw Ceres
In 2010 werd tijdens graafwerkzaamheden nabij het gebouw Ceres een olielucht waargenomen. In overleg met de gemeente zijn de graafwerkzaamheden stopgezet. In opdracht van de TU/e heeft Tauw een bodemonderzoek uitgevoerd (afperkend bodemonderzoek kenmerk L001-4737792EDN-hgm-V01-NL van 30 augustus 2010) met als doel de omvang en aard van de verontreiniging in kaart te brengen. In opdracht van de TU/e heeft Tauw een plan van aanpak voor sanering geschreven (kenmerk R001-4759285JGS-jigV01-NL van 21 december 2010). Dit plan is ter goedkeuring naar het bevoegde gezag gestuurd en geaccepteerd. In 2011 heeft de sanering plaatsgevonden. Doel van de sanering was om, zover als redelijkerwijs mogelijk (i.v.m. kabels en leidingen), de verontreiniging te verwijderen tot beneden de achtergrondwaarde (AW2000). Uit de rapportage kan worden geconcludeerd dat voor de bodemsanering de doelstellingen behaald zijn voor wat betreft de wanden 1, 2 en 3 (voor uitleg zie rapportage met kenmerknr. R001-4758285JGS-jig-V01-NL). Deze wanden voldoen aan de achtergrondwaarden. De verontreiniging is op die plaatsen dus verwijderd tot beneden de achtergrondwaarde. Wat rest is de bodem en wand 4. Tijdens de uitvoering is de verontreiniging weggehaald zover redelijkerwijs mogelijk in verband met de kabels en leidingen. Op deze plaatsen was het niet mogelijk verder te graven zonder het kabel- en leidingwerk mogelijk schade toe te brengen. Kortom er is hiermee voldaan aan de Wet bodembescherming (Wbb), waarin wordt aangegeven dat bij een zorgplichtsanering zoveel als redelijkerwijs mogelijk is alle verontreiniging moet worden weggenomen. Gezien de ondergrondse infrastructuur op onderhavige locatie is voldaan aan de zorgplicht. De vooraf gestelde hoeveelheid afgevoerde grond zou 30m³ bedragen. In totaal is er 37m³ verontreinigde grond afgevoerd. Dit komt omdat een groter oppervlak is ontgraven dan was voorzien om de saneringsdoelstelling te kunnen behalen. Het saneringsplan gaat uit van 30 m², terwijl het oppervlak van de ontgraving uiteindelijk 48 m² is geworden. De ontgraving is uiteindelijk wel minder diep (gemiddeld 0,8mmv en niet. 1,0m-mv), waardoor het volume niet evenredig is gestegen met de vergroting van het oppervlak. De gemeente Eindhoven is middels een rapportage ‘Evaluatierapport Zorgplicht sanering’ van het bovenstaande op de hoogte gesteld en heeft beoordeeld dat de verontreiniging voldoende is verwijderd.
16
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
3.1.2
Bodemonderzoek naar formaldehyde bij de vleugel L en M van het gebouw Paviljoen
Tauw heeft in opdracht van de TU/e in twee fasen in de periode oktober 2010 t/m februari 2011 een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van vleugel L en M van gebouw Paviljoen. De aanleiding voor het bodemonderzoek (definitieve versie d.d. 14 januari 2011) was het resultaat van een uitgevoerd klimaatonderzoek in de gebouwen in juli/augustus 2010. Hierbij zijn verhoogde concentraties formaldehyde in de binnenlucht gemeten. Verder werd op bepaalde momenten een (sterke) onbekende geur waargenomen. Het doel van de eerste fase van het bodemonderzoek was het vaststellen en/of uitsluiten of de aanwezigheid van formaldehyde in de binnenlucht wordt veroorzaakt door een mogelijk aanwezige bodemverontreiniging onder de betreffende panden. Tijdens het onderzoek zijn op de locatie concentraties formaldehyde in het grondwater gemeten die liggen boven de interventiewaarde. De omvang van de verontreiniging met formaldehyde in het grondwater is circa 4.600 tot 6.000 m3 bodemvolume. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De bron van de verontreiniging is in onderhavig onderzoek niet vastgesteld. Wel blijkt uit de onderzoeksgegevens dat de verontreiniging niet vanuit elders via het grondwater is aangevoerd. In 2011 heeft een vervolg bodemonderzoek plaatsgevonden. Voor dit onderzoek waren de volgende doelen gesteld: - Afperking van de (sterke) grondwaterverontreiniging met formaldehyde; - Bepalen aard, omvang en risico’s van de grondwaterverontreiniging (verspreidingsrisico’s); - Vaststellen geohydrologische situatie ter plaatse en op basis hiervan onderzoek naar de mogelijke bron van de grondwaterverontreiniging met formaldehyde; - Grondradar onderzoek naar een eventuele bron van de grondwaterverontreiniging; Verkrijgen benodigde gegevens voor een eventueel noodzakelijke grondsanering en gewenste grondwatersanering. De resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken kunnen leiden tot een mogelijke spoedeisende sanering op basis van mogelijke actuele risico’s van een onbeheersbare situatie. Dit aangezien het feit dat zich in de directe omgeving van de verontreiniging een kwetsbaar object bevindt (de Dommel). In de onderzoeken is verder geen direct aanwijsbare bron voor de grondwaterverontreiniging met formaldehyde op of in de bodem aangetroffen. In de bodem zijn geen objecten zoals tanks, gestort materiaal of oude riolering aangetroffen behoudens de aanwezige en bekende kabels en leidingen. In opdracht van de TU/e heeft Tauw vervolgens een concept saneringsplan (met monitoringsplan) opgesteld. Deze documenten zijn door het bevoegde gezag inmiddels goedgekeurd. In 2012 zullen de documenten definitief bij het bevoegde gezag worden ingediend (april 2012). Na het verkrijgen van de beschikking, kan begonnen worden met de daadwerkelijke sanering.
3.1.3
Calamiteit met diesel d.d. 6 april 2011
De calamiteit betrof het morsen van diesel op het wegdek van de Zaale vanuit een dieseltank geplaatst op een aanhangwagen. De dieselvervuiling strekte zich uit vanaf de rotonde in westelijke richting tot aan de bouwput van de Metaforum. In samenspraak met de milieudienst is de locatie van de vervuiling gemarkeerd en is het vervuilde wegdek driemaal gereinigd. 17
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Na deze reiniging zijn twee olie/waterproeven uitgevoerd van de stenen en zand (tussen de voegen). Daarbij werd geen olie aangetroffen in de stenen, maar wel in het zand. Uiteindelijk is 5 cm zand onder de stenen verwijderd en afgevoerd naar een erkende verwerker. Na deze verwijdering is opnieuw een olie/waterproef van het zand afgenomen. Er werd geen verontreiniging meer aangetroffen. De oorspronkelijke stenen zijn weer teruggelegd. Het bovenstaande is gerapporteerd aan het bevoegde gezag en akkoord bevonden.
3.1.4
Verkennend bodemonderzoek TU Eindhoven, nieuwbouw woontoren nabij gebouw ‘Traverse’
Tauw heeft in opdracht van de TU/e in 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd nabij het gebouw ‘Traverse’. De aanleiding voor dit bodemonderzoek is de voorgenomen nieuwbouw van een woontoren. Het doel van het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater vast te stellen. Door middel van dit bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem op de locatie vastgelegd. In dit onderzoek zijn op de locatie meerdere stoffen (cadmium, koper, lood, nikkel, zink en PAK) aangetoond, waarvan de gehalten de interventiewaarde overschrijden. Er kan dus mogelijk sprake zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging in het kader van de Wet bodembescherming. Dit moet worden vastgesteld op basis van een nader bodemonderzoek. Verder kan op basis van de onderzoeksresultaten worden gesteld dat op de locatie diverse stoffen zijn aangetroffen, waarvan de concentraties de achtergrondwaarden of streefwaarden overschrijden. De TU/e zal in overleg treden met het bevoegd gezag om te bepalen hoe om, te gaan met de sterke verontreinigingen in de ondergrond van een bepaalde boring in relatie tot de huidige bouwplannen en de daarvoor benodigde bouwvergunning. Hierover zal meer worden vermeld in het milieujaarverslag 2012.
3.2
Grondwatermonitoring
Op basis van de Wm-vergunningen van zes gebouwen moet periodiek het grondwater worden gecontroleerd op kwaliteit. De resultaten van deze monitoring moeten conform de voorschriften in de milieuvergunning worden toegezonden aan het bevoegd gezag. Omdat dit voorschrift in diverse Wm-vergunningen staat vermeld, is gekozen om de resultaten van de monitoring jaarlijks in het milieujaarverslag te rapporteren. De grondwatermonsters zijn, zoals voorgeschreven in de betreffende Wm-vergunningen, geanalyseerd op het oude NEN-5740 grondwaterpakket. Aangezien de analyseparameters uit het NEN 5740 grondwaterpakket op 1 juli 2008 zijn gewijzigd, heeft Tauw op 19 mei 2009 telefonisch contact opgenomen met de vergunningverlener van de gemeente Eindhoven over het te hanteren analysepakket. In overleg met vergunningverlener is besloten om het grondwater uit de peilbuis 1 t/m 12 op het oude NEN 5740 grondwaterpakket te analyseren. Bij het opstellen van de vergunningen is destijds besloten dat het grondwater verdacht is voor de parameters uit het oude NEN 5740 grondwaterpakket. Aangezien de vergunde activiteiten niet zijn gewijzigd, wijzigt het analysepakket ook niet. Voor de nieuwe parameters uit het nieuwe NEN 5740 grondwaterpakket is ook de nulsituatie nooit vastgesteld, zodat geen toetsingskader/grondslag bekend is. 18
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Al jaren wordt door de TU/e de werkwijze gehanteerd dat in het volgend verslagjaar wordt bemonsterd, maar dat de analyseresultaten gelden voor het voorgaande jaar. Zodoende zijn op 19 maart 2012 de peilbuizen (bijlage 4) bemonsterd en worden de resultaten in dit milieujaarverslag (over 2011) meegenomen. De analyseresultaten zijn getoetst aan de toetsingswaarden uit de Circulaire bodemsanering 2009 en het Besluit bodemkwaliteit 2008 en aan de resultaten van voorgaande jaren. Dit toetsingskader bestaat uit streefwaarden voor grondwater en interventiewaarden voor grondwater. Uit de analyses blijkt dat de zuurgraad en het geleidingsvermogen niet afwijken van de natuurlijke waarden. Arseen komt in het grondwater op diverse plaatsen in sterk wisselende concentraties voor. Dit is voor de provincie Noord-Brabant niet ongewoon. Bespreking analyseresultaten per deellocatie Onderstaand worden de analyseresultaten (overschrijdingen) per deellocatie besproken. Daarnaast is een vergelijking gemaakt met de analyseresultaten uit 2011 (dus over het jaar 2010), 2010, 2009 en 2008. Peilbuis 1 Werktuigbouwkunde (HK1) Uit de analyseresultaten blijkt dat in 2012 evenals in de voorgaande jaren een tussenwaarde overschrijding voor arseen is gemeten. De gemeten concentratie arseen is (licht) verhoogd ten opzichte van de voorgaande jaren. De concentratie voor chroom overschrijdt in de periode van 2009 tot 2012 de streefwaarde. In 2012 is de gemeten concentratie chroom toegenomen ten opzichte van 2011. Peilbuis 2 Tanks W-laag (201) De concentratie arseen is in 2012 net als in 2011, 2010 en 2009 aangetoond boven de interventiewaarde. In 2008 was de concentratie arseen aangetoond onder de streefwaarde. De concentratie chroom overschrijdt de streefwaarde in 2012 met een (lichte) toename ten opzichte van 2011. Peilbuis 3 Helix (HK3) De concentratie arseen overschrijdt in 2012 de streefwaarde en bevindt zich nabij de tussenwaarde. De concentraties arseen zijn in de periode 2008 tot 2011 vergelijkbaar en zijn aangetoond rond de tussenwaarde. De concentratie chroom is in 2012 aangetoond onder de streefwaarde dit is een afname ten opzichte van 2011, 2010 en 2009, waar de concentratie boven de streefwaarde was aangetoond. Peilbuis 4 Helix (B01) De concentratie van arseen overschrijdt in 2012 de streefwaarde net als in 2010 en 2009, dit is een afname in vergelijking tot 2011 waar de concentratie de tussenwaarde overschreed. Peilbuis 5 Matrix (HK2) Alle geanalyseerde parameters zijn gemeten in concentraties beneden de streefwaarden en/of bepalingsgrens. Peilbuis 6 Matrix (B02) De concentraties arseen is in 2012 evenals in 2011 boven de interventiewaarde aangetoond. Ten opzichte van 2011 is de concentratie (licht) afgenomen. In 2010 en 2009 overschrijdt de concentratie arseen nog de tussenwaarde.
19
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
De concentratie chroom is in 2012 net als in 2011, 2010 en 2009 aangetoond boven de streefwaarde. In 2008 was de concentratie chroom aangetoond onder de streefwaarde. De concentratie van benzenen in 2012, is net als in 2011 en 2010 aangetoond boven de streefwaarde. In 2009 en 2008 is benzeen niet verhoogd aangetoond. De concentratie minerale olie is in 2012 onder de streefwaarde aangetoond. In 2011 was een concentratie van boven de streefwaarde gemeten. Ten opzichte van 2011 is in 2012 de concentratie afgenomen. Peilbuis 7 Spectrum (HK4) De concentratie voor naftaleen is in 2012 net als in 2011 en 2010 en 2008 aangetoond onder de streefwaarde. In 2009 was de gemeten concentratie voor naftaleen groter dan de streefwaarde. Peilbuis 8 BBC (MPB1) De concentratie arseen is in 2012 aangetoond onder de streefwaarde evenals in 2010. In 2011 is een concentratie boven de streefwaarde aangetoond. De concentratie chroom is in 2012 onder de streefwaarde aangetoond, dit is een afname in vergelijking tot 2011 en 2010. Peilbuis 9 BBC (HK8) De geanalyseerde parameters zijn in 2012 net als in voorafgaande (2008, 2009 en 2011) jaren gemeten in concentraties onder de streefwaarden. In 2010 waren overschrijdingen van de streefwaarden gemeten voor arseen, chroom, koper en kwik. Peilbuis 10 Ceres (HK7) Vanwege de aanwezigheid van bouwmaterialen en containers ter plaatse van de peilbuis is deze niet bemonsterd in 2012. In het grondwater zijn de voorgaande jaren alle onderzochte parameters gemeten in concentraties onder de streefwaarden en/of bepalingsgrens. Peilbuis 11 Ceres (22) De concentratie formaldehyde overschrijdt in 2012 de interventiewaarde. In 2011 werd een concentratie onder de streefwaarde gemeten. De gemeten concentratie arseen overschrijdt in 2012 evenals in 2011, 2010, 2009 en 2008 de streefwaarde, de concentratie is (licht) toegenomen ten opzichte van 2011. Peilbuis 12 Tank Ceres (24) Vanwege de aanwezigheid van een stalen stellage voor kozijnen die alleen met een kraan verplaatst kan worden, is de peilbuis in 2012 niet bemonsterd. In 2011 is de concentratie onder de streefwaarden gemeten. In 2009 was de concentratie naftaleen hoger dan de streefwaarde. In 2010 en 2008 waren de concentraties voor naftaleen lager dan de streefwaarde. De concentratie chroom overschrijdt in 2011, 2010, 2009 en 2008 de streefwaarde. De overige geanalyseerde en niet benoemde parameters in het grondwater uit de peilbuizen (nummer 1 t/m 12) zijn gemeten in concentraties beneden de streefwaarden en/of bepalingsgrens. Conclusies Met het uitgevoerde grondwateronderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van het grondwater ter plaatse van de Wm-vergunningsplichtige activiteiten vastgesteld.
20
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Uit de beoordeling van de analyseresultaten bleekdat de gemeten concentraties van arseen in 2012 plaatselijk (peilbuis 1, 2, 6,11) zijn toegenomen ten opzichte van 2011. De overige concentraties van arseen zijn nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2011 is een concentratie minerale olie aangetoond boven de streefwaarde ter plaatse van peilbuis 6. Hierom werd aangegeven dat tijdens de grondwatermonitoring van 2012 gekeken moet worden of de concentratie verder toeneemt. De concentratie minerale olie is in 2012 aangetoond onder de streefwaarde. Het is op dit moment dus niet noodzakelijk actie te ondernemen ten aanzien van de minerale olie. Ter plaatse van peilbuis 11 is in 2012 een overschrijding van de interventiewaarde voor formaldehyde gemeten. In 2011 was geen verhoogde concentratie gemeten. Geadviseerd wordt om de betreffende peilbuis nogmaals te bemonsteren en het grondwater te analyseren op formaldehyde. Indien nodig kan in overleg met de opdrachtgever worden bepaald of het aanwezige bouwmateriaal en de containers op de peilbuizen 10 en 12 verwijderd kan worden, om deze peilbuizen ook te kunnen bemonsteren. Voor het overige zijn de gemeten concentraties in 2012 vergelijkbaar met of lager dan de voorgaande jaren.
3.3
Het voorkomen en/of het lozen van bedrijfsafvalwater
3.3.1
Ontwikkelingen rondom het voorkomen van bedrijfsafvalwater
Een gedeelte van het ingenomen leidingwater, dat onder andere wordt gebruikt bij laboratorium-experimenten, wordt gescheiden opgevangen als gevaarlijk afval. Het gescheiden opvangen gebeurt conform de TU/e- afvalstoffenregeling. Deze regeling beschrijft op welke wijze alle gangbare afvalstromen bij de TU/e worden ingezameld en afgevoerd. Deze regeling dateert uit 1996. Inmiddels is de nieuwe versie van deze TU/e afvalstoffenregeling in concept beschikbaar. Zodra het document definitief is vastgesteld (planning medio 2012), zal deze TU/e afvalstoffenregeling (nieuwe benaming: handboek TU/e Science park) in zowel het Nederlands als in het Engels digitaal ter beschikking worden gesteld. Momenteel wordt nagedacht op welke wijze de vernieuwde afvalstoffenregeling intern zal worden gecommuniceerd. Meer informatie hierover in het milieujaarverslag 2012.
3.3.2
Toezicht waterschap De Dommel in 2011
Het waterschap de Dommel behoudt, ondanks de wetsverandering (zie paragraaf 2.1.1), haar toezichthoudende bevoegdheden voor indirecte lozingen. Op grond van artikel 5.10, derde lid, Wabo kunnen ambtenaren worden aangewezen als toezichthouder bij besluit van een met de uitvoering van de wet (Wabo) belast bestuursorgaan. De door het waterschap aangewezen toezichthouders voor indirecte lozingen zijn daarom toezichthouders in de zin van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht. Zij hebben dus de in dit hoofdstuk genoemde bevoegdheden. 21
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
In 2011 zijn geen controles op indirecte lozingen uitgevoerd. In het kader van de Wvo-vergunning moest de TU/e elk kwartaal op diverse locaties monsters nemen van het afvalwater ter beoordeling van de kwaliteit. In 2007 is in overleg met het waterschap de Dommel besloten om bemonstering door de TU/e te beëindigen. Het waterschap bemonstert sindsdien zelf bij mogelijke twijfel aan de kwaliteit van het afvalwater. In 2011 heeft het waterschap geen afvalwatermonsters genomen.
3.3.3
Lozingsheffing
In het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) is vastgelegd dat een heffing wordt opgelegd voor het lozen van afvalwater. Om de hoogte van de heffing te kunnen vaststellen, is voor een lozing van enige omvang in principe de verplichting opgenomen om dagelijks de hoeveelheid afvalwater te meten en de kwaliteit ervan te onderzoeken. Dit onderzoek resulteert uiteindelijk in de vaststelling van de vervuilingswaarde (middels een berekening). Omdat dit onderzoek in relatie tot de aanslag aanzienlijke kosten met zich mee kan brengen, is bepaald dat er afhankelijk van de vermoedelijke aard en omvang van de lozing, kan worden volstaan met een beperkt aantal dagen waarop onderzoek plaatsvindt. Dit wordt vastgelegd in een voor bezwaar vatbare beschikking. Conform uitspraak ex artikel 8 derde lid van de Heffingsverordening heeft de TU/e ontheffing van de verplichting tot continu meten, bemonsteren en analyseren van het afvalwater voor het heffingsjaar 2011. In de ontheffing wordt gesteld dat de vervuilingswaarde van het bedrijfsafvalwater dient te worden vastgesteld door middel van meten, bemonsteren en analyseren van het afvalwater gedurende drie perioden van zeven aaneengesloten etmalen per jaar. In het kader van de ontheffing zijn drie lozingspunten vastgesteld, zijnde: D-1 (De Wielen), Potentiaal (E-hoog) en Het Paviljoen. Ter plaatse van deze lozingspunten wordt gedurende een periode van een week het debiet gemeten. Verder wordt per vooraf vastgesteld debiet een monster genomen. De monsters worden per locatie opgeslagen in gekoelde verzamelvaten. Uit elk verzamelvat wordt vervolgens een monster genomen voor analyse. De verzamelmonsters worden geanalyseerd op koper, zink, chemisch zuurstofverbruik (CZV), totaal van ammonium en organisch gebonden stikstof volgens Kjeldahl.
22
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
In onderstaande tabel is het overzicht opgenomen van de vervuilingswaarden zoals berekend door Adviesbureau Tauw. Tabel 1: Overzicht vervuilingswaarden 2011 Geloosd debiet (m3/dag) Meetweek geldend voor de periode:
Februari 2011 Januari tot mei 2011
Juni 2011 Mei tot september 2011
September 2011 September t/m december 2011
Gemiddeld
Geloosd water in m3/dag D1 E-hoog Paviljoen
177,8 299,6 137,4
177,9 213,6 95,7
158,8 260,4 188,1
171,5 257,8 140,4
Vervuilingswaarde CZV (Ve) D1 E-hoog Paviljoen
881 1098 289
782 837 304
721 1017 454
794,6 984,0 349,0
Vervuilingswaarde Cu, Zn (Ve) D1 5 E-hoog 105 Paviljoen 6
17 7 1
3 3 3
8,3 38,3 3,3
Vervuilingswaarde totaal (Ve) D1 886 E-hoog 1205 Paviljoen 295
799 844 305
724 1020 457
803,0 1023,0 352,3
Tijdens de eerste meetweek hebben zich geen meettechnische storingen voorgedaan. Opmerkelijk is de hoge vervuilingswaarde CU, ZN (ve) bij E-hoog. Dit wordt veroorzaakt door een verhoogde waarde van zink (0,87 mg/l) bij dit lozingspunt, geanalyseerd uit een afvalmonster van 8 februari 2011. Het waterschap heeft een afvalmonster genomen op 4 februari 2011 met een waarde van 0,10 mg/l (zie bijlage 5). Gezien de gemiddelde resultaten van de afgelopen jaren gaan we ervan uit dat het een incident betreft. Tijdens de tweede meetweek deden zich geen meettechnische storingen voor. Echter vanwege de grote hoeveelheid afgestroomde neerslag in de meetperiode van 16 juni 2011 tot 17 juni 2011, is water via het overstort in de meetput gestroomd bij de meetpunten E-hoog en Paviljoen. Hierdoor is de meting van deze periode voordeze twee meetpunten niet representatief en is afgekeurd. In overleg met het waterschap is als vervangende onderzoeksperiode de periode 23 juni 2011 tot 24 juni 2011 overeengekomen. Tijdens de derde meetweek hebben zich geen meettechnische storingen voorgedaan. Echter vanwege een overstort van 10 minuten ter hoogte van het lozingspunt Paviljoen in de meetperiode van 5 oktober 2011 tot 6 oktober 2011, is de meetdag voor dit punt afgekeurd. Als vervangende periode is in overleg met het waterschap de periode 12 oktober 2011 tot 13 oktober 2011 overeengekomen.
23
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
In de onderstaande tabel is een vergelijking ten opzichte van de vervuilingeenheden opgenomen over de afgelopen jaren. Tabel 2: Vergelijk vervuilingeenheden voorgaande jaren Vervuilingswaarde Cu, Zn (Ve) D1 E-hoog Paviljoen Vervuilingswaarde totaal (Ve) D1 E-hoog Paviljoen
3.3.4
2011 8,3 38,3 3,3
2010 4,3 2 7,3
2009 14,3 3,3 9,3
2008 5 0 8
803,0 1023,0 352,3
733,7 919,7 383,7
828 900,3 403
824 1023 467
Werkzaamheden aan TU/e- riolering in 2011
In 2011 is de hoofdriolering (DWA en HWA, > 125 mm) gereinigd en geïnspecteerd. De resultaten hiervan dienen als input voor het actualiseren van het huidige rioolbeheersplan (dateert uit 2009).
3.4
(Gevaarlijke) (afval)stoffen
3.4.1
Inkoop en registratie van gevaarlijke stoffen
De logistiek van aan- en afvoer van gevaarlijke vaste en vloeibare (afval)stoffen verloopt via de Berging Bijzondere Chemicaliën (BBC) naar en van de diverse gebruikers. Het merendeel van de ingekochte chemicaliën worden geregistreerd in GROS (Gevaarlijke stoffen Registratie en Opsporing Systeem), dat door de BBC wordt bijgehouden. Op verzoek van het waterschap De Dommel wordt de totale hoeveelheid van de inkomende laboratoriumchemicaliën bij BBC gebouw in het milieujaarverslag opgenomen. Uit de registratie van GROS blijkt dat in 2011 21.670,30 kg laboratoriumchemicaliën zijn ingekocht. De lijst met een overzicht van ingekochte chemicaliën over 2011 ligt te allen tijde ter inzage bij de beheerder van het BBC gebouw. Gassen worden op decentraal niveau besteld en geregistreerd. In de Europese aanbesteding Industriële gassen, uitgezet door TU/e in 2009, zijn in het Programma van Eisen afspraken opgenomen ten opzichte van een registratiesysteem (geleverd door de gasleverancier) waarin decentraal wordt geregistreerd, maar waarbij deze decentrale systemen aan elkaar zijn gekoppeld waardoor meer overzicht ontstaat over door wie/wat/wanneer besteld. Vooralsnog hebben de betreffende faculteiten dit registratiesysteem niet in gebruik genomen.
24
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
3.4.2
Afvoerhoeveelheden van gevaarlijke afvalstoffen
Alle gevaarlijke afvalstoffen, inclusief (lege) verpakkingen, worden door medewerkers van het BBC-gebouw intern ingezameld. Het gevaarlijk afval wordt vervolgens afgevoerd door en naar Van Gansewinkel, die een vergunning heeft voor de ontvangst van de betreffende gevaarlijke stoffen. De afgevoerde hoeveelheden gevaarlijk afval zijn per categorie weergegeven in bijlage 6. De wijze van registratie van afvoer gevaarlijke afvalstoffen is ten opzichte van de voorgaande jaren gewijzigd. In de voorgaande jaren werd geregistreerd op de VROM- gevaarlijke afvalcategorieën (cat.1 t/m 6 en cat.12). In de vigerende milieuvergunning van het BBC-gebouw is een voorschrift opgenomen betreffende de registratie van aanwezige gevaarlijke (afval)stoffen op ADR-klassen. De huidige lijst geeft een opsomming van alle gevaarlijke afvalstromen (circa 81 stromen). Tabel 3: afvoer gevaarlijke afvalstoffen over de voorgaande jaren 2007 2008 2009 Totaal aangeleverd 62.731 63.887 84.954 gevaarlijk afval (kg)
2010 90.200
2011 80.509
Vanaf 2009 is een forse stijging van afvoer van gevaarlijke afvalstoffen zichtbaar. Dit kan worden verklaard uit het feit dat er bij verschillende faculteiten opruimacties zijn gehouden van oude/overtollige chemicaliën (in opslag). Deze opruimacties zijn inmiddels achter de rug, waardoor de de afname aan afvoer over 2011 (10% ten opzichte van 2010) kan worden verklaard. Mogelijk zal de afvoerhoeveelheid hoger blijven (ten opzichte van 2007/2008) nu het erop lijkt dat faculteiten kritischer omgaan met eventuele overtollige chemicaliën in opslag.
3.4.3
Afvoerhoeveelheden van het overige afval
Het bedrijfs- en huishoudelijk afval wordt grotendeels gescheiden aangeleverd. Scheiding vindt plaats conform de afvalcategorie-indeling zoals door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu aangegeven in het landelijke afvalbeleid. Het afval wordt ingezameld door het centrale Reststoffencentrum van de TU/e en vervolgens door en naar Van Gansewinkel. Een specificatie van de afgevoerde hoeveelheden bedrijfsafval is opgenomen in bijlage 6. Gekeken naar de afgevoerde hoeveelheden over 2011 valt op dat via de afzetcontainers in 2011 10% meer is aangeleverd. Met name papier en karton is bijna verdubbeld ten opzichte van 2010 en er is een toename van herbruikbaar bouw- en sloopafval. In 2011 vond ten opzichte van 2010 een verdubbeling plaats van de afvoerhoeveelheid vertrouwelijke gegevens. Een mogelijke reden hiervoor is het aantal interne verhuizingen op de campus in verband met de bouwprojecten 1 en 2 en de daarmee gepaard gaande opruimacties. Zo worden alle bibliotheken samengevoegd tot één centrale universiteitsbibliotheek in het gebouw MetaForum (project 1). Verder is in 2011 begonnen met het ontruimen van gebouw N-laag ten behoeve van de nieuwbouw (project 2). De activiteiten worden ondergebracht in gebouw Cacade, TNO-gebouw of verplaatst naar buiten de TU/e Campus. In 2011 heeft Stichting Urgenda een rapport geschreven in opdracht van de TU/e-regiegroep duurzaamheid. 25
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Het rapport beschrijft hoe de TU/e van haar campus een internationaal vermaarde broedplaats van duurzame innovaties kan maken om nog meer getalenteerde studenten en interessante bedrijven aan te kunnen trekken. Voorgesteld wordt om de campus te gebruiken als een Living Lab dat door experimenten en toepassingen op eigen terrein bouwt aan een duurzame City of Tomorrow. Dit project is nog lopende en zaken zoals bedrijfsafval en catering worden mede betrokken in dit onderzoek.
3.5
Milieu-incidenten / calamiteiten / klachten in 2011
Incidenten Bij de bedrijfsbrandweer zijn in 2011 meldingen binnengekomen van het gasalarmsysteem, waarbij sprake zou zijn van een incident met gas. Het merendeel van deze meldingen bleek een loos alarm. In de overige gevallen was het incident zo gering dat geen effect naar de omgeving plaatsvond. In 2011 hebben in verschillende laboratoria kleine incidenten plaatsgevonden, waarbij kleine hoeveelheden chemicaliën zijn gemorst. Deze zijn allen zodanig opgeruimd dat geen verontrenigingen in het milieu zijn vrijgekomen. Deze incidenten zijn gemeld via het interne meldingsformulier. Enkele voorbeelden: - Contact met formaldehyde op de huid waardoor contacteczeem ontstond. - Morsen DAPI op de labjas (inactivatie door autoclaveren, pas daarna laten wassen). - Oplossing chloramine T gemorst in de zuurkast (opgenomen door de labmat; plastic met papierlaagje, standaard in de zuurkast) daarna in vast chemisch afval. Op 3 november 2011 vond in de cleanroom van gebouw Spectrum een kleine explosie in een zuurkast plaats. Deze explosie werd veroorzaakt doordat gevaarlijk afval in een afvalcontainer (in een zuurkast) werd gegoten. Door een reactie van de chemicaliën onderling in de afvalcontainer, trad direct een chemische reactie op. Naar aanleiding van dit incident is een interdiciplinaire werkgroep opgericht om het incident nader te analyseren en aan de hand van te nemen maatregelen, in de nabije toekomst te voorkomen. Calamiteiten Op 6 april 2011 heeft zich een calamiteit met diesel voor gedaan op het terrein van de TU/e. Zie verder paragraaf 3.1.3. Klachten In 2011 zijn er geen milieuklachten binnengekomen bij de gemeente over activiteiten van de TU/e.
26
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
4
Milieuprestatie-indicatoren
4.1
(Drink)water, elektriciteit en gas
Op de TU/e wordt elektriciteit en aardgas gebruikt. De verbruikscijfers zijn opgenomen in het (elektronisch) energiejaarverslag, bijgevoegd als bijlage 7.
4.1.1
Leidingwater
Op de TU/e wordt leidingwater gebruikt zowel voor huishoudelijke als voor bedrijfsmatige activiteiten. De verbruikscijfers zijn opgenomen in het (elektronisch) energiejaarverslag, bijgevoegd als bijlage 7.
4.1.2
Grondwateronttrekking (zijnde bronwater)
In 2011 is het gebouw Catalyst op de centrale WKO installatie aangesloten. In de watervergunning van de WKO installatie zijn voorwaarden opgenomen over de monitoring van de warmte-/koudeopslag. In het jaarlijkse evaluatierapport worden de volgende zaken uiteengezet: - de onttrokken en geïnfiltreerde water- en energiehoeveelheden; - de bodemtemperatuur en het stijghoogte verloop in de peilbuizen; - de grondwaterkwaliteit van de koude- en warme bronclusters; - de energiebalans en het werkelijke opslagrendement; - de opgetreden effecten van het systeem op de omgeving, met de nadruk op de mogelijke effecten op de ontwikkeling van de natuur en vegetatie in het Dommeldal. De rapportage over 2011 was ten tijde van het beschrijven van dit milieujaarverslag nog niet gereed. Het evaluatierapport wordt ter beoordeling naar de provincie Noord-Brabant verstuurd. Desgewenst kan de gemeente Eindhoven een exemplaar van deze rapportage ontvangen. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van het opgepompte en geretourneerde bronwater in 2008 t/m 2011 ten behoeve van de WKO en koeling.
27
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Tabel 4: Overzicht ingenomen en geretourneerd bronwater 2008 t/m 2011 Hoeveelheid (m3)
Hoeveelheid (m3)
Hoeveelheid (m3)
Hoeveelheid (m3)
2008
2009
2010
2011
Onttrokken bronwater t.b.v. WKO
2.619.997
2.986.639
2.944.438
2.796.899
Geretourneerd (injecteren) bronwater WKO
2.618.255
2.985.145
2.943.066
2.792.650
Spuiwater WKO
1.742
1.494
1.372
4.249
Totaal onttrokken bronwater t.b.v. gebouwkoeling e.d.
6.110
5.220
12.298
12.235
Totaal verbruik aan grondwater/jaar
7.852
6.714
13.670
16.484
Het verbruik van bronwater is minimaal, aangezien het opgepompte water weer in de bodem (aquifer) wordt teruggebracht. Slechts een relatief kleine hoeveelheid van het bronwater wordt gespuid om een goede werking van de WKO installatie te garanderen. Over de afgelopen jaren is een zeer sterke daling in het verbruik van grondwater zichtbaar (van 339.376 m3 in 2005 tot 6.714 m3 in 2009). Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het aansluiten van meer gebouwen op de WKO installatie en het meer optimaliseren van de WKO installatie. Vanaf 2010 was echter een lichte stijging in verbruik aan grondwater zichtbaar. Enerzijds komt dit doordat in gebouw W-laag meer proeven plaatsvinden (de rollerbanken worden vaker gebruikt) met gebruik van bronwater als koeling. Anderzijds is meer spuiwater van de WKO vrijgekomen door het in 2011 aansluiten van de gebouwen Catalyst en Metaforum op deze installatie.
4.2
Milieuzorg
4.2.1
Energiezorgsysteem
De TU/e beschikt niet over een geïntegreerd arbo- en milieuzorgsysteem. De TU/e is van mening dat het hebben van een (arbo- en) milieuzorgsysteem, enkele belangrijke voordelen kent namelijk: • Door het tijdig detecteren van problemen is het mogelijk om sneller in te grijpen, wat vaak besparing van kosten met zich meebrengt. • Een goede beheersing van de milieurisico’s vermindert de kans op aansprakelijkheidclaims en kan eventueel leiden tot lagere verzekeringspremies. • Een goed milieuzorgsysteem geeft inzicht in processen en mogelijke verbeteringen ervan.
28
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
•
•
Verder zijn in een goed milieuzorgsysteem de verantwoordelijkheden en taken van mensen vastgelegd. Binnen een milieuzorgsysteem is bekend wie waar verantwoordelijk voor is en waar rapporten en inspecties worden opgeslagen. Een voordeel hierbij is dat bij weg- of uitvallen van een persoon de taken makkelijker kunnen worden overgenomen. Daarnaast is een goed milieuzorgsysteem van belang voor externen, omdat die verlangen dat de emissies naar de directe omgeving worden beheerd en dat de kans op ongevallen minimaal is.
De afgelopen jaren zijn inspanningen verricht om de milieuzorg een meer structurele vorm te geven, zoals een eerste aanzet tot het opzetten van een energiezorgsysteem, het opstellen van een bodembeheerplan en het uitvoeren van interne milieucontroles. De projecten die worden opgestart passen als losse elementen binnen de milieu-, energie- en arbozorg. Ook op diverse faculteiten zijn meerdere elementen van een dergelijk zorgsysteem aanwezig. In het projectplan van de complexmilieuvergunning is de ambitie opgenomen om na het verkrijgen van een complexmilieuvergunning, cluster 1, te starten met het opzetten van een systematisch beheersysteem. De TU/e heeft zich vanuit de MJA3 (meerjarenafspraak energiegebruik) onder andere verplicht binnen 3 jaar (vanaf december 2008) een energiezorgsysteem op te stellen. Zie voor verdere uitleg betreffende het MJA3, paragraaf 4.3.2. Vanuit dit convenant is een energiebeleidsverklaring opgesteld. Deze is als bijlage 8 aan dit milieujaarverslag toegevoegd.
4.3
Duurzaamheid
De TU/e schenkt in haar onderwijs, onderzoek en ondersteunende werkgebieden (waaronder huisvesting) integraal aandacht aan duurzaamheidsaspecten. In haar Strategie 2020 focust de TU/e op drie Strategic Areas die een centrale rol spelen in de verduurzaming van onze samenleving: Energy, Smart Mobility en Health. De TU/e heeft zich in VSNU-verband gebonden aan een convenant (MJA-3) dat voorziet in vermindering van het energieverbruik met 30 procent in de periode 2005-2020. Verder is ook het convenant Duurzaam inkopen afgesloten. Momenteel werkt de TU/e aan de implementatie van het Living Lab: de motor van duurzame innovatie waarin onderwijs, onderzoek, beheer, communicatie en bedrijfsleven samenwerken aan de oplossingen van morgen.
4.3.1
Convenant ‘Duurzaam Inkopen’
De gezamenlijke universiteiten zijn een convenant aangegaan, waarin is afgesproken dat in het jaar 2012 minimaal 50% van het inkoopvolume duurzaam dient te worden ingekocht. Het bedoelde inkoopvolume betreft alleen het inkoopvolume van die productgroepen waarvoor Agentschap NL criteria heeft opgesteld. De TU/e stelt bij aanbestedingen de criteria van Agentschap NL als minimumeis. Daarnaast wordt, waar mogelijk, duurzaamheid of maatschappelijk verantwoord ondernemen opgenomen als een van de gunningcriteria. Als onderdeel van contractmanagement wordt gemonitord of de gemaakte afspraken op dit gebied ook worden nagekomen tijdens de looptijd van de afgesloten overeenkomsten.
29
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Specifiek vallend binnen deze productgroepen hebben in 2011 bij de TU/e de volgende aanbestedingen plaatsgevonden: • Papier • Schoonmaak • Inrichting kantine Gemini • Inrichting MetaForum • Computerapparatuur en aanverwante dienstverlening Daarnaast lopen er nog diverse overeenkomsten, waarin afspraken op het gebied van duurzaamheid zijn vastgelegd. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Kantoorartikelen en computersupplies, energie, catering en terreinonderhoud.
4.3.2
Convenant Meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA3)
De TU/e heeft zich in 2008 in VSNU-verband gebonden aan een convenant (MJA-3). Door het ondertekenen van de MJA3, heeft de TU/e een inspanningsverplichting om in de periode 2005 - 2020 een energie efficiency verbetering te realiseren van 30%, waarvan 20% binnen de inrichting (lees: TU/e Science park) en 10% buiten de inrichting (bijvoorbeeld door vervoersmanagement). Binnen de inrichting is dit op te splitsen in 15% besparing door nieuwbouw en renovatie (”Campus 2020” project) en 5% besparing in bestaande gebouwen. Als uitdaging voor de MJA3 binnen de TU/e staat nu de energie efficiency verbetering op elektra in de bestaande gebouwen voorop. Het is gebleken dat het gedrag van gebruikers in bestaande gebouwen heeft een aanzienlijke invloed op het energieverbruik. Van de doelstelling om 5% te besparen is ongeveer 3% te realiseren door energiezuinig gedrag. Hierbij kan worden gedacht aan het uitschakelen van verlichting, het afsluiten van zuurkasten in laboratoria, uitschakelen van PC en monitoren, beperken van gebruik van koffiezetters/ waterkokers etc. Om energiezuinig gedrag binnen de TU/e te stimuleren, is in september 2010 de bewustwordingscampagne officieel van start gegaan met enkele ludieke acties, uitgevoerd door een mysterieuze creatie genaamd ‘The Energy-man’. In navolging op de acties van ‘The Energy-man’ hebben in 2011 de volgende acties plaatsgevonden: • aanmelden als eerste universiteit van Nederland aan de wereldwijde actie 10:10 (10% besparing van energieverbruik in een jaar); • deelname aan landelijke warme truiendag 4 februari 2011; • Uitdelen van paaseieren met ludieke energiebesparingsteksten; • roadshow energiebesparing op faculteitsniveau vanaf september 2011; • Laten plaatsvinden van een workshop ter voorbereiding op de actie 10:10; • herhaling van de nachtelijke acties van ‘The Energy-man’. • placemat op dienbladen met weetjes/feiten/resultaten e.d. Naast de bewustwordingscampagne Energiebesparing is in 2010 gestart met het opzetten van decentrale verbeterteams. Vanuit een verbeterteam wordt op faculteit of dienstniveau een energieverbeterprogramma opgesteld. De focus ligt daarbij op elektrische energie, met de nadruk op organisatorische en gedragsmaatregelen, geheel volgens de systematiek van de NEN-EN 16.001 Energiemanagement. Enkele actieve verbeterteams hebben al verschillende successen weten te bereiken.
30
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Een succesvolle actie en effectieve actie is doorgevoerd bij Scheikundige Technologie. Dit is het consequent sluiten van de zuurkasten na werktijd (attendering op sluiting van de kast middels een sticker). Uit de gesprekken met de verbeterteams bleek dat het in de gebouwen vaak als te warm wordt ervaren. Dienst Huisvesting heeft de verwarming verlaagd van 21°C naar 20°C in 2 etappes van een 0,5°C. De verlaging ging gepaard met een goede klachtenregistratie om het effect ervan te kunnen evalueren. Voortkomende uit de brainstormsessie van 10 oktober 2011, is besloten intern beleid op te stellen aangaande de volgende onderwerpen: Beleid hoe om te gaan met verlichting Beleid ICT op de werkplek Beleid aan welke eisen moet een pantry voldoen zodat eigen huishoudelijke apparaten verbannen kunnen worden. Dit beleid wordt in 2012 verder uitgewerkt.
4.4
Borging (externe) veiligheid
4.4.1
Registraties en keuringen gebouwgebonden apparatuur
Onderhoud van de gebouwgebonden apparatuur en van het terrein valt onder de verantwoordelijkheid van Dienst Huisvesting (DH) van de TU/e. Onder gebouwgebonden apparatuur wordt apparatuur verstaan die onlosmakelijk aan het gebouw verbonden is, zoals luchtbehandelingapparatuur, verwarming, verlichting en liften. Dienst Huisvesting heeft diverse gecertificeerde aannemers gecontracteerd die zorgen voor onderhoud en keuringen van de diverse apparaten. Zoals afgesproken met de gemeente Eindhoven liggen de keuringsgegevens van de (gebouwgebonden) installaties ter inzage bij DH. In 2011 zijn geen cv-ketels vervangen. In MetaForum stond tijdelijke een cv-ketel opgesteld om het gebouw tijdens de bouw te verwarmen. Tijdens de onderhoudsrondes van de cv-ketels in 2011, hebben 14 ketels geen certificaat ontvangen vanwege allerlei afkeurpunten tijdens de PI beurt. Momenteel wordt een planning gemaakt om te komen tot het oplossen van de aandachtspunten. In 2011 hebben geen veranderingen aan koelinstallaties plaatsgevonden. Zuurkasten en brandveiligheidskasten, aangemeld bij DH, worden jaarlijks onderhouden door een erkend bedrijf. Gegevens zijn bij DH aanwezig. In 2011 zijn de centrales van de brandmeldinstallatie vervangen in de gebouwen BBC, Roeiloods en Paviljoen. De centrale in Gemini is uitgebreid.
4.4.2
Bedrijfsnoodplannen
Alle TU/e-gebouwen zijn voorzien van een geactualiseerd bedrijfsnoodplan.
31
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
4.4.3
Verkeer en vervoer
De TU/e wil haar campus ontwikkelen tot een duurzame campus van nationaal belang met internationale allure. De campus krijgt het aanzien van een stadspark waar de verblijfskwaliteit buiten toeneemt en waar de Groene Loper (een groene wandel- en verblijfszone tussen de universiteitsgebouwen) een belangrijke rol speelt.
(impressie TU/e Science Park in de toekomst) Het huidige straatbeeld met geparkeerde auto’s past niet goed bij de ambitie van de TU/e een stadspark te ontwikkelen. Door het vergroenen en gebruiksvriendelijker maken van het terrein vervalt een groot aantal parkeerplaatsen, zowel op korte als op lange termijn. Daarnaast vragen de huidige en toekomstige bouwactiviteiten op de campus om een intensiever ruimtegebruik. Mobiliteitsplan Met het oog op de ambitie van de TU/e is momenteel een mobiliteitsplan voor de TU/ecampus in ontwikkeling. In het mobiliteitsplan wordt de vervoersmobiliteit van het personeel, studenten en bezoekers van de TU/e uiteengezet. Bij het onderzoek naar de vervoersmobiliteit van de bewoners van de campus wordt nagegaan welke huidige en gewenste vervoersmogelijkheden bestaan. In het kader van duurzaamheid spitst het onderzoek zich toe op de vraag hoe stimuleringsmaatregelen kunnen worden ingezet om gebruikers en bezoekers minder met autovervoer naar de TU/e te laten komen. Enquête onder medewerkers Belangrijk onderdeel van het onderzoek naar mobiliteit is een enquête onder medewerkers van de TU/e. In maart 2012 voert de Dienst Personeel en Organisatie de enquête uit. De resultaten van de enquête zijn de basis voor het verder ontwikkelen van de mobiliteitsvisie gebaseerd op duurzaamheid. Parkeren De ambitie van de TU/e om een stadspark te ontwikkelen maakt het noodzakelijk het autogebruik terug te dringen en parkeervoorzieningen anders te organiseren. Zo moet de TU/e van de gemeente op termijn overgaan op gebouwde parkeervoorzieningen (zoals garages) in plaats van de huidige terrein parkeerplaatsen (op maaiveldniveau).
32
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Bij het organiseren van de parkeervoorzieningen wordt ook rekening gehouden met de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van smart mobility waarbij het gaat om signalering van vrije parkeerplaatsen en oplaadplaatsen voor milieuvriendelijk vervoer. Regulering van het parkeren moet er voor zorgen dat de kosten beperkt blijven en de parkeervoorzieningen beheersbaar. Stap voor stap worden maatregelen getroffen die er voor zorgen dat de bereikbaarheid en parkeervoorzieningen worden gewaarborgd. Afname parkeerplaatsen Op lange termijn (2020-2025) zullen bijna alle grote parkeerterreinen op de campus definitief verdwijnen. Vanaf voorjaar 2012 zal de toenemende bouwactiviteit op de campus (zoals de aanleg van het eerste deel van de Groene Loper) al leiden tot het wegvallen van enkele honderden parkeerplaatsen. De schaarste aan parkeerplaatsen die zo ontstaat, zal door een betere informatieverstrekking over vrije parkeerplaatsen op het terrein worden opgevangen. Minder autogebruik heeft ook een positief effect op de kosten die de TU/e maakt voor het onderhouden van parkeerplaatsen. Vanaf begin mei 2012 verdwijnen alle parkeerplaatsen (voor auto en fiets) die op het gebied van de Groene Loper liggen definitief:
Betaald parkeren In april 2006 zijn slagbomen in gebruik genomen en sindsdien is op het terrein betaald parkeren van toepassing (met uitzondering van TU/e medewerkers). Dit om onbevoegd verkeer zoveel mogelijk te beperken. Het College van Bestuur heeft verder besloten dat per 1 maart 2012 de gratis uitrijkaarten worden afgeschaft. De TU/e geeft jaarlijks meer dan 70.000 uitrijkaarten uit. Een drastische vermindering van dit aantal is een eerste stap naar een bewustwordings- en duurzaamheidsproces bij medewerkers en bezoekers van de campus. Voortaan moet voor het parkeren betaald worden: of door de bezoeker zelf, of door de dienst/faculteit die de bezoeker een uitrijkaart geeft. Faculteiten en diensten die bezoekers uitrijkaarten verstrekken betalen voor de ingekochte kaarten bij Dienst Interne Zaken.
33
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
4.4.4
Interne/externe (milieu)communicatie en voorlichting
Op de TU/e gebeuren vele niet alledaagse zaken. Ter ondersteuning van voorlichting van risico’s op het gebied van milieu, veiligheid en/of arbo, is in 2011 begonnen met het opzetten van een format voor een AMVS-nieuwsbrief. In deze nieuwsbrief zullen milieurelevante zaken worden opgenomen. Vooralsnog is het de planning om de nieuwsbrief digitaal 1x kwartaal naar belanghebbenden en belangstellenden te versturen.
34
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
5
Stand van zaken Campus 2020
5.1
TU/e Campus 2020
Ontwikkelvisie Aan de hand van de ontwikkelingsvisie voor het gehele TU/e terrein heeft in 2010 een herziening van het bestemmingsplan plaatsgevonden. Inleiding Campus2020 De werkgroep Campus2020 heeft de opdracht om de huisvesting van de faculteiten en diensten te optimaliseren en te verbeteren in verband met de veroudering van enkele gebouwen op de campus. De werkgroep heeft inmiddels het masterplan Campus 2020 gepresenteerd. Het masterplan Campus 2020 voor het centrum van de campus bestaat uit vier grote vernieuwingsprojecten, die in een afgesproken volgorde worden uitgevoerd. Afhankelijk van de voortgang duurt de hele huisvestingsoperatie 10 tot 13 jaar. Alle faculteiten worden aan de zuidkant van het universiteitsterrein gehuisvest, aan een groen, autovrij gebied, de zogenaamde groene loper. Zo wordt het idee van een compacte campus vormgegeven. In Campus 2020 wordt onderscheid gemaakt in de vier volgende projecten: 1. Het eerste project is een nieuw gebouw met centrale studievoorzieningen op de plek van de huidige W-hal. Dit gebouw wordt ook de nieuwe huisvesting van de faculteit Wiskunde & Informatica. Tevens wordt een start gemaakt met de aanleg van de groende loper. Dit project is gestart in 2011 en zal naar verwachting in 2011 worden afgerond. 2. Het tweede project is de nieuwe huisvesting voor de faculteiten Technische Natuurkunde en Electrical Engineering. De bouwlocatie is het huidige N-laag gebouw. Dit project is nog niet gestart. 3. Het derde project is de renovatie van de bovenbouw van het Hoofdgebouw. De nieuwe bewoners van het hoofdgebouw zijn de faculteiten Industrial Engineering & Innovation Sciences en Industrial Design en de ondersteunende diensten. 4. Het vierde en laatste grote project is de renovatie van de gebouwen W-hoog en W-laag voor de faculteiten Werktuigbouwkunde en Biomedische Technologie. Bovendien wordt in deze fase de groene loper voltooid.
35
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
5.1.1
Voortgang project 1
In 2011 is de voormalige W-hal gedeeltelijk getransformeerd. Het gebouw krijgt een volledig nieuwe inrichting en aankleding en er komt een gebouw bovenop voor de faculteit Wiskunde en Informatica. De kenmerkende constructie en maatvoering met de verspringende dakvlakken en de trekstangen aan de buitenkant blijft behouden. Het gebouw is een belangrijk kruispunt in het loopbrugsysteem van de universiteit. Dit wordt bij de transformatie nog duidelijker dan voorheen zichtbaar.
Een artist impression van de vernieuwde W-hal, nieuwe naam: MetaForum.
De ver- en nieuwbouw bestaan uit twee delen. Enerzijds de onderbouw (de voormalige Whal); laagbouw met een ruime, flexibele marktplaats (het overdekt buiten), de universiteitsbibliotheek met eigentijdse voorzieningen en 900 groeps- en studieplekken. Daarnaast zijn alle centrale studentgerelateerde voorzieningen bij elkaar gegroepeerd: Notebook Service Centrum, dictatenshop, Reproshop, Honors Program, het Careercenter en de Common Room, die momenteel nog in de Bunker zit. Op de begane grond komen negen onderwijsruimten. Bovenop de onderbouw verrijst als tweede deel de hoogbouw voor de faculteit Wiskunde & Informatica.
36
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Het deel van de hal dat samenvalt met de ‘groene loper’, wordt omgevormd tot een overdekte buitenruimte. Hierdoor wordt een soort open ‘markthal’ gecreëerd. Op 1 december 2010 is het startsein gegeven voor de bouw van project 1. Naar verwachting wordt het gebouw juli 2012 opgeleverd.
5.1.2
Voortgang project 2
De faculteiten Technische Natuurkunde (TN) en Electrical Engineering (EE) krijgen een nieuwe gezamenlijke huisvesting. Deze komt op de plaats van het huidige N-laag. Het samenbrengen van de twee faculteiten heeft als voordeel dat ze allebei optimaal gebruik kunnen maken van de laboratoria in de gebouwen Spectrum en Cascade. De universiteit wil het oude EE-complex (gebouwen Potentiaal, Corona en Impuls) op den duur afstoten. Er wordt een andere bestemming voor het gebouw gezocht. Het Programma van Eisen is afgerond en het College van Bestuur heeft definitief goedkeuring gegeven voor Project 2. Vanaf september 2011 is een deel van het TNO-gebouw gehuurd door TN en is het gebouw aangepast enverbouwd. Begin 2012 vindt de daadwerkelijke uithuizing van TN plaats en wordt de locatie in het TNOgebouw in gebruik genomen. Twee onderzoeksgroepen gaan direct naar hun definitieve plek in Cascade. Naar verwachting kunnen medio 2014 de faculteiten verhuizen naar de nieuwbouw.
Het schetsontwerp van het nieuwe gebouw
5.1.3
Project 3
Het derde project is de renovatie van het hoofdgebouw. Dit gebouw zal in verregaande mate worden gestript en opnieuw ingericht. Het hoofdgebouw krijgt een geheel nieuwe gevel.
37
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Tijdens de renovatie krijgt de faculteit Industrial Design tijdelijk vervangende huisvesting, waardoor de renovatie in een nagenoeg leeg gebouw kan plaatsvinden. De nieuwe bewoners van het hoofdgebouw zijn de faculteiten Industrial Design (ID) en Industrial Engineering & Innovation Sciences (IE & IS). Het Paviljoen, waar IE & IS nu in is gehuisvest, wordt in de toekomst afgebroken. Ook de ondersteunende diensten worden ondergebracht in het vernieuwde hoofdgebouw. Het gebouw Traverse, waar nu de meeste ondersteunende diensten een onderkomen hebben, wordt afgestoten. De keuze voor de faculteiten ID en IE & IS als bewoners van het hoofdgebouw is bewust gemaakt. Door de grote diepte van het gebouw is het vooral geschikt voor kantoren in combinatie met grote, hoge ruimtes. Daar kunnen grote groepen studenten van IE & IS OGOonderwijs of werkcolleges volgen en ID kan ateliers maken. De renovatie van het hoofdgebouw wordt ongeveer in 2017 afgerond.
5.1.4
Voortgang project 4
Het vierde project is een flinke opknapbeurt voor de gebouwen W-Hoog en W-Laag voor de faculteiten Werktuigbouwkunde (W) en Biomedische Technologie (BMT). Omdat het nog lang duurt voor dit project van start kan gaan (omstreeks 2017), is besloten om enkele noodzakelijke aanpassingen aan de gebouwen door te voeren. Dit om tegemoet te komen aan de wens van de beide faculteiten, maar ook om te voldoen aan nieuwe en strengere brandveiligheidseisen. Verder was in W-Hoog ook een nieuwe, grotere cateringvoorziening noodzakelijk. In 2010 is gestart met de voorbereidingen en in 2011 vonden de bovenstaande werkzaamheden daadwerkelijk plaats.
5.1.5
De Groene loper
In de plannen voor Campus 2020 vormt de Groene Loper een belangrijk onderdeel. Het vormt het centrale, groene hart van de campus en zorgt voor een verbinding tussen de verschillende campusgebouwen. In september 2011 is MTD Landschapsarchitecten uit ’s-Hertogenbosch geselecteerd voor het ontwerpen van de Groene Loper. In de visie op de Groene Loper heeft MTD veel aandacht besteed aan de doorstroming van voetgangers en fietsers. Enkele plekken aan de Groene Loper worden ontwikkeld tot multifunctionele buitenruimtes die plaats bieden voor studentenactiviteiten en evenementen. Bestaande elementen zoals de watertoren en grote schoorsteen zijn slim verwerkt in de eerste schetsen. Verder komen er waterpartijen in het gebied en wordt gekeken naar het creëren van energiezuinige buitenwerkplekken. De aanleg van het eerste deel van de Groene Loper vindt naar verwachting plaats vanaf eind april tot september 2012. De exacte fasering is nog niet bekend, maar zeker is wel dat de aanleg gevolgen gaat hebben voor bijvoorbeeld toegang tot gebouwen en parkeergelegenheid. Verlies van parkeerplaatsen De parkeerplaatsen op het eerste deel van de Groene Loper en de parkeerplaatsen nabij Vertigo, Helix en Matrix komen vanaf eind april 2012 (gefaseerd) te vervallen.
38
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
De parkeerplaats ten westen van het Hoofdgebouw blijft vooralsnog wel gehandhaafd. De fietsparkeerplaatsen op het gebied van de Groene Loper worden verplaatst (sommige tijdelijk en sommige definitief). Prognoses parkeervoorzieningen Door de toekomstige bouwactiviteiten op de campus vindt de komende tijd een verplaatsing en opheffing van parkeervoorzieningen plaats. Verschillende plattegronden laten de huidige en toekomstige parkeersituaties (tot 2013) zien:
39
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
40
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
6
Verwachte ontwikkelingen 2012
Lopende projecten of uitstaande acties zoals eerder vermeld in dit milieujaarverslag, worden in 2012 voortgezet. Verder zullen daarnaast nieuwe, reeds geplande, werkzaamheden plaatsvinden. Hieronder een opsomming van de nu bekende werkzaamheden in 2012.
6.1
Ontwikkelingen rondom asbestbeleid
Met ingang van 1 april 2012 is het Bouwbesluit 2012 van kracht. Dit heeft er mede toe geleid dat binnen de TU/e hard is gewerkt aan het osptellen van een TU/e Asbest beleid. Dit betekent dat ten minste vier weken voor aanvang van de voorgenomen saneringswerkzaamheden de Projectleider van Dienst Huisvesting een schriftelijke sloopmelding bij de gemeente in zal dienen. Voor niet planbare asbestsaneringen als gevolg van klachten- of mutatieonderhoud wordt een termijn van tenminste vijf werkdagen gehanteerd. Pas na een akkoord van de gemeente zal gestart worden met de saneringswerkzaamheden. Tijdens saneringswerkzaamheden zullen de volgende documenten op locatie aanwezig te zijn: Sloopmelding Asbestinventarisatierapport Werkplan V&G- plan Calamiteitenplan. Na afronding van de asbestsanering worden de werkzaamheden afgemeld bij de gemeente. De projectleider stuurt hiertoe een kopie van de eindcontroledocumenten naar de gemeente.
6.2
CO2 footprint
In de huidige duurzaamheidsvraagstukken is er een toenemende behoefte om de daadwerkelijke milieu-impact te kwantificeren. Bijvoorbeeld voor een goede afweging tussen investeringen enerzijds en duurzaamheidswinst anderzijds. Een levenscyclusanalyse (LCA) of ketenanalyse brengt de impact van producten, ontwerpen en processen op het milieu in kaart. Hierbij gaat het om de impact over de hele levenscyclus van een product of activiteit: Van de winning van grondstoffen via productie of realisatie, onderhoud en (her)gebruik tot en met sloop en afvalverwerking. Dit wordt ook wel van de wieg tot het graf genoemd, of Cradle to cradle. De uitkomst van een LCA studie is een milieuprofiel; dat wil zeggen een kwantitatief overzicht van verschillende milieueffecten. Het milieuprofiel maakt inzichtelijk welke milieueffecten dominant zijn en waar deze het gevolg van zijn. Die effecten en activiteiten kunnen dan met voorrang worden aangepakt om de milieu-impact te verlagen. Ook kan van tevoren worden berekend hoe effectief de beoogde milieumaatregel zal zijn. Een LCA waarin alleen de klimaatimpact van de hele keten of in een bepaalde fase van de keten wordt onderzocht, wordt een CO2 footprint genoemd. Dit is de hoeveelheid broeikasgasemissies die gedurende de levenscyclus van een product of activiteit ontstaat. Een organisatie kan vervolgens de emissie van hun bedrijfsvoering identificeren en deze categoriseren als directe en indirecte emissie.
41
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Onder leiding van Dienst Huisvesting wordt momenteel een CO2 footprint voor de TU/e uitgevoerd. De verwachting is dat de rapportage gereed is per juni 2012.
6.3
Realisatie studentenhuisvesting
De TU/e en het Woonbedrijf (woningcorporatie uit Eindhoven) hebben de intentie om 300 permanente studentenwoningen op de TU/e- campus te realiseren. Dinsdag 6 september 2011 ondertekenden Ingrid de Boer, algemeen directeur van Woonbedrijf, TU/e-collegelid Jo van Ham en secretaris van de universiteit Harry Roumen hiervoor de intentieverklaring. “We willen meer levendigheid op de campus en het is hier uniek wonen in het groen en toch zo dicht bij alle voorzieningen van de universiteit en binnenstad van Eindhoven,” aldus Jo van Ham. Ingrid de Boer is ook blij met de samenwerking: “Er is zijn al tijdelijke wooneenheden op de campus en die gaan we nu vervangen door permanente woningen, betaalbaar en met goede kwaliteit. Daar staan we voor.”
De bouw van 300 wooneenheden is de eerste fase van wonen op het TU/e Science Park. Het is de bedoeling om op termijn totaal ruim 600 wooneenheden te realiseren. Zo draagt de TU/e, samen met Woonbedrijf, bij aan de aantrekkingskracht van Eindhoven als studentenstad. Zodra de masterplanstudie is afgesloten en alle partijen hierover overeenstemming hebben, kan Woonbedrijf starten met het ontwerp, het stedenbouwkundige plan en het doorlopen van RO-procedures. Hoe lang dit zal duren is op dit moment nog niet bekend en is afhankelijk van de doorlooptijd van de diverse processen. Woonbedrijf, TU/e en gemeente Eindhoven gaan hier samen aan werken. Daardoor is nu nog niet mogelijk om aan te geven wanneer de bouw kan starten. Inmiddels is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Zie paragraaf 3.1.4. De beoogde locatie van de wooneenheden is achter gebouw Potentiaal, in lijn met de gebouwen van Bouwkunde (Vertigo) en het Hoofdgebouw. Het complex zal een combinatie zijn van onzelfstandige kamers (met gedeelde voorzieningen zoals keuken en badkamer) en zelfstandige eenheden. De appartementen en kamers zijn voor een groot deel bestemd voor de groeiende groep internationale studenten en kenniswerkers van de TU/e. Het gaat dan om gemeubileerde huisvesting. Als de nieuwe wooneenheden zijn opgeleverd zullen de Spaceboxen verdwijnen. Door de Spaceboxen te vervangen door permanente studenteneenheden is een betere continuïteit in studentenhuisvesting in Eindhoven geborgd.
42
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
6.4
Experimenteel tanken
Een van de brandstoffen die de universiteit gaat maken is CyclOx, een door de universiteit gepatenteerde dieselvariant die leidt tot minder roetuitstoot. Bij de TU/e-pomp kan straks een mengsel getankt worden van CyclOx en gewone diesel. Door de toevoeging van 10 procent CyclOx aan gewone diesel daalt de roetuitstoot tot vijftig procent, zoals blijkt uit recent onderzoek door dr.ir. Michael Boot van de groep Combustion Technology, van prof.dr. Philip de Goey. Het werkingsprincipe van CyclOx is dat het de ontbranding uitstelt, waardoor lucht en diesel meer tijd hebben om goed te mengen, wat een schonere verbranding oplevert. Naast CyclOx zal het afvalhout van de universiteit – zoals pallets en verpakkingshout andere brandstoffen opleveren, waaronder ethanol (alcohol). Dit zal aan de universiteitspomp worden aangeboden gemengd met benzine, in een 10:90 mengverhouding. Op dit mengsel kunnen de meeste benzineauto’s zonder aanpassingen rijden. In de eerste fase van het project plaatst de universiteit een pompinstallatie, in de loop van 2012. Bij dit ‘tankstation’ zal in eerste instantie alleen de dieselbrandstof met CyclOx getankt kunnen worden, door een selecte groep testgebruikers. In ruil voor gratis brandstof werken ze mee aan het onderzoek naar de korte- en lange-termijneffecten van het rijden op deze brandstof. De CyclOx wordt in deze periode nog uit aardolie geproduceerd, door een derde partij. Tegelijkertijd werken TU/e-onderzoekers in de groep van prof.dr.ir. Emiel Hensen (leerstoel Inorganic materials chemistry) aan een demoreactor die houtafval omzet in eerder genoemde brandstoffen. Het is de planning om medio 2015 deze pilot plant operationeel te hebben, waarna alle stroomaggregaten en dienstauto’s van de TU/e hiermee kunnen worden voorzien. AMVS ondersteunt waar nodig de groep Combustion Technology en de faculteit W bij de benodigde milieuprocedure voor de realisatie van de experimentele tankopstelling.
6.5
Renovatie en oplevering gebouw Ceres
Aan de TU/e bundelen wetenschappers uit verschillende disciplines hun krachten in het Instituut voor Complexe Moleculaire Systemen (ICMS). Zij gaan hierin op zoek naar de precieze werking van zelforganisatie, de bron van alle leven op aarde. Met deze kennis willen ze kleine moleculaire test facillities bouwen die de volgende generatie katalysatoren, fotosynthetische systemen, nano-containers en functionele materialen moeten opleveren. ICMS zal zich vestigen in gebouw Ceres (voormalig ketelhuis). Daartoe is in 2011 begonnen met de renovatie-/verbouwwerkzaamheden. In 2012 zal ICMS het gebouw in gebruik nemen.
43
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
6.6
Oplevering gebouw Catalyst (gebouw derde)
Catalyst is een bedrijfsverzamelgebouw speciaal voor technostarters met activiteiten gericht op technologisch innovatieve producten, processen of diensten en/of het vermarkten ervan. Alle faciliteiten en kennis op het gebied van scheikunde, natuurkunde, biomedische technologie en wiskunde zijn hier binnen handbereik. Het compact georganiseerde volume van Catalyst vormt met zijn lichte karakter een contrast met het Twinning Center en de groene bosrijke omgeving. Catalyst anticipeert op de transformatie van het TU/e terrein tot een ambitieus en hoogwaardig stadspark met zeer hoge verblijfkwaliteit waarin de auto te gast is. Een transparante luchtbrug koppelt het nieuwe gebouw aan het bestaande Twinning Center. Door deze fysieke verbinding functioneren beide gebouwen straks als één systeem.
De oplevering van het gebouw staat gepland voor april 2012. AMVS is in 2011 benaderd door Twice BV voor ondersteuning bij milieuadvisering. De eerste contacten tussen Twice BV en de milieuadviseur van de TU/e zijn inmiddels gelegd.
6.7
Realisatie van Institute for Fundamental Energy Research (gebouw derde)
De Stichting FOM is van plan om de komende jaren sterke impulsen te geven aan het natuurkundig energieonderzoek. Op basis van deze ambities heeft FOM besloten haar Instituut voor Plasmafysica Rijnhuizen, de Nederlandse thuisbasis voor onderzoek naar kernfusie, uit te bouwen tot een FOM-instituut voor funderend energieonderzoek met een nationaal coördinerende rol. Om Rijnhuizen uit te kunnen bouwen tot een FOM-instituut voor funderend energieonderzoek is gekozen om de hoofdvestiging van het nieuwe instituut te huisvesten op een universitaire campus. Dit nieuwe instituut zal in een nog te ontwerpen complex worden gevestigd op het Science Park van de TU/e. Het nieuwe instituut zal nauw samenwerken met bestaande energieonderzoeksinstellingen aan de TU/e en aan andere Nederlandse universiteiten. De samenwerking met andere universiteiten krijgt vorm door de oprichting van zogenaamde focusgroepen, die als dependances van het instituut zullen fungeren. Tevens wordt samenwerking gezocht met andere disciplines, zoals de chemie, bio- en technische wetenschappen om het instituut uit te kunnen breiden.
44
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
FOM is voornemens in 2013 te starten met de bouw. Zodoende zal onder andere de milieuprocedure in 2012 worden doorlopen. FOM heeft daarvoor contact opgenomen met de milieuadviseur van AMVS. Ten behoeve van realisatie van FOM, wordt het huidige werfgebouw gesloopt.
45
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGEN Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8:
Plattegrond van de campus Overzicht vigerende Wm-vergunningen en -meldingen GGO-ruimten Overzicht peilbuizen TU/e terrein Afvalwater analyseresultaat Overzicht afgevoerd (gevaarlijk) afval Energiejaarverslag Energiebeleidsverklaring
46
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 1 Een plattegrond van de campus
47
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
48
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 2 Lijst met vergunningen en meldingen ingevolge de Wet milieubeheer
49
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Gebouwnummer Athene
Datum Wm-vergunning
Datum melding BARIM
Opmerking
Nvt
Nvt
Auditorium
Nvt
9 september 1998 (291998) 14 augustus 1996 (16-1996)
BBC Cascade
30 september 2009 (2009-007V) Nvt
Ceres
Nvt
Corona
5 juni 1992 (99-1991) verandering 31 juli 1996 (9-1996)
Nvt
Melding ingediend voor wijzging gebruik van het gebouw. Lopende. Nvt
Cyclotron
2 april 2003 (58-2002) Uitbreidingsvergunning dec. 2010 Nvt Nvt
Nvt
Nvt
M39-2000 18 augustus 2005 (M2005-165) 2 december 2009 13 februari 1996 (391997)
Nvt Nvt
De Hal Zwarte Doos Connector Hoofdgebouw
Nvt Nvt
Nvt 9 september 1998 (63-1998) 1 november 2006
Impuls
Nvt
5 juni 1992 (99-1991) verandering 31 juli 1996 (9-1996)
IPO
Nvt
17 juni 1994 (38-1994)
LaPlace Matrix
Nvt Revisie: 29 juli 1998 (24-1998) 8.19 melding 14-jan- 99 8.19 melding 15 april 04 Verandering 1 november 2006 (2006-024) Nvt
M5-1998 Nvt
MMP
22 september 2000 (M159-2000)
Aanvraag Wmvergunning d.d. 14 augustus 1996 geldt als melding voor Activiteitenbesluit. Nvt Nvt
Nvt Aanvraag Wmvergunning d.d. 13 februari 1996 geldt als melding voor Activiteitenbesluit Aanvraag Wmvergunning d.d. 5 juni 1992 met veranderingsvergunning 31 juli 1996 gelden als melding voor Activiteitenbesluit. Aanvraag Wmvergunning d.d. 17 juni 1994 geldt als melding voor Activiteitenbesluit Nvt Nvt
Nvt
50
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Gebouwnummer N-laag Paviljoen
Datum Wm-vergunning
Datum melding BARIM
Opmerking
15 februari 2006 (2005-025) Nvt
Nvt 17 juni 1994 (38-1994)
Nvt Aanvraag Wmvergunning d.d. 17 juni 1994 geldt als melding voor Activiteitenbesluit.
Paviljoen NP
Nvt
17 juni 1994 (38-1994)
Potentiaal
Nvt
5 juni 1992 (99-1991) verandering 31 juli 1996 (9-1996)
Spectrum SSC Tennispav Werf SP Traverse Vertigo Werf Gemeni-Z Gemeni-N
30 juli 2003 (2002-54) Nvt
Nvt 6 juli 2001 (met uitbreiding op 15 november 2005) M238-1997 Nvt 5 juni 2009 Nvt
Aanvraag Wmvergunning d.d. 17 juni 1994 geldt als melding voor Activiteitenbesluit. Aanvraag Wmvergunning d.d. 5 juni 1992 met veranderingsvergunning 31 juli 1996 gelden als melding voor Activiteitenbesluit. Nvt Nvt
Nvt 26 februari 2003 (2002-041) Nvt Revisieverg. 12 oktober 2005 (2005-034), melding 8.19: 2010-003Mv geaccepteerd 77-2010
Nvt Nvt Nvt Nvt
51
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 3 GGO-ruimten
52
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Lijst van vergunningen inclusief ruimten bij TU/e Overzicht d.d. 31 december 2011 Vergunning VM Titel TU/e
Inschaling
Gebouw
Ruimte
Laatste wijziging
ML-I / ML-II
GEM-Z
4.01 4.02 4.04
01-02-11
IG 99-157/04
C. Bouten
Invloed van mechanische belasting op het cytoskelet
IG 03-121
M. Merkx
Recombinante eiwit expressie in micro-organismen
ML-I
Helix
HeO 3.01 / 3.17
11-9-03
IG 06-086/03
K. Nicolay
Detectie van atherosclerose en andere ziekten in de muis m.b.v. MRI
D-I
N-laag (wordt HTC)
B003
27-05-11
IG 06-117/03
D. van der Schaft
Celkweek tbv. onderzoek voor het testen van MRI contrastmiddelen
ML-II
4.01 GEM-Z
4.02
24-01-11
4.04
IG 08-022/02
M. Merkx
Ontwikkeling van moleculaire imaging methoden
ML-I / ML-II
Helix
HeO 3.01 / 3.17
27-5-10
IG 08-095/01
L. Brunsveld
Ontwikkeling van methodes voor de analyse van eiwit-eiwit interacties
ML-I /ML-II
Helix
HeO 3.01 / 3.17
9-7-09
IG 08-100/01
D. van der Schaft
Tissue engineering van hartweefsel met gebruik van geïnduceerde pluripotente stamcellen
ML-II
GEM-Z
4.01 4.02 4.04
5-8-10
IG 11-042
H. Kress (A.M. de Jong per 1-1’12)
Measuring cellular activation upon microparticle-based stimulation
ML-I
N-laag (wordt TNO)
F1.05
22-06-11
53
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Vergunning UM
VM
Titel
IG 01-107/01
M. Drost
Spierfunctie bij muizen met eiwitdeficiënties
Inschaling
Gebouw
Ruimte
D-I
N-laag (zal in 2012 vervallen)
B003
Laatste wijziging 3-6-04
54
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 4 Overzicht peilbuizen
55
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
56
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 5 Afvalwateranalyse
57
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
58
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
59
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 6 Overzicht afgevoerd (gevaarlijk) afval
60
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
61
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
62
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 7 Energiejaarverslag
63
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
Wordt separaat toegestuurd naar de vergunningverlener van de gemeente Eindhoven
64
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
BIJLAGE 8 Energiebeleidsverklaring
65
Technische Universiteit Eindhoven University of Technology
66