Milieujaarverslag 2010
Afdeling RMO Alex Crane Chantal Goos
Milieujaarverslag 2010
Inhoudsopgave ........................................................................................................... pagina
Hoofdstuk 1:
Inleiding ....................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2:
Organisatie.................................................................................................. 5
Hoofdstuk 3:
Milieumanagement ..................................................................................... 9
Hoofdstuk 4:
Bodem ....................................................................................................... 13
Hoofdstuk 5:
Geluid ........................................................................................................ 15
Hoofdstuk 6:
Externe veiligheid..................................................................................... 17
Hoofdstuk 7:
Lucht en geur............................................................................................ 21
Hoofdstuk 8:
Water.......................................................................................................... 25
Hoofdstuk 9:
Natuur en landschap ................................................................................ 29
Hoofdstuk 10: Huishoudelijk afval................................................................................... 31 Hoofdstuk 11: Duurzaamheid........................................................................................... 33 Hoofdstuk 12: Klimaat....................................................................................................... 37 Hoofdstuk 13: Licht ........................................................................................................... 41 Hoofdstuk 14: Straling ...................................................................................................... 43 Hoofdstuk 15: Gebiedsgericht milieubeleid ................................................................... 45 Hoofdstuk 16: Externe integratie .................................................................................... 47
1
Milieujaarverslag 2010
2
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 1:
Inleiding
Burgemeester en wethouders brengen op basis van artikel 21.1 van de Wet milieubeheer verslag uit aan de gemeenteraad over de uitvoering van de Wet milieubeheer. Het betreft dan vooral de aspecten vergunningverlening en handhaving. Gelijktijdig met de aanbieding aan de gemeenteraad moet het verslag worden voorgelegd aan de Inspecteur voor de Milieuhygiëne. Een weliswaar niet wetenschappelijke, maar daarom niet minder juiste definitie van milieu is de omgeving waarin wij leven. Milieu krijgt hiermee ook een breder perspectief dan uitvoering geven aan de Wet milieubeheer. Dat maakt het wel moeilijker het milieu in een kader te plaatsen. Dit blijkt goed te lukken door de bekende milieuthema’s als uitgangspunt te nemen: bodem, geluid, externe veiligheid, lucht, water, natuur en landschap, huishoudelijk afval, duurzaamheid, klimaat, licht en straling. Dit jaarverslag beperkt zich daarmee niet alleen tot de genoemde verplichting uit de Wet milieubeheer. Het milieujaarverslag is een verantwoording over het totaal gevoerde milieu- en afvalbeleid van de gemeente. Ook is aandacht besteed aan de externe integratie van milieu in beleidsvelden als ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer en het gebiedsgerichte milieubeleid. De bovengenoemde definiëring van milieu krijgt nog meer gestalte nu de Wet milieubeheer een integraal onderdeel uitmaakt van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die 1 oktober 2010 in werking is getreden. Op 12 juni 2007 heeft de Raad het milieubeleidsplan 2007-2010 voor de gemeente vastgesteld. Al enige jaren speelt duurzaamheid een steeds belangrijkere rol, maar omdat die rol zich binnen de afzonderlijke beleidsvelden afspeelt, heeft dit tot gevolg dat duurzaamheid te weinig zichtbaar in de organisatie aanwezig is en daardoor moeilijk stuurbaar blijkt. Daarom zullen de werkzaamheden op het terrein van duurzaamheid, die nu versnipperd in de organisatie worden uitgevoerd, in 2011 bijeen worden gebracht in een nieuw beleidsveld: duurzaamheid. In hoofdstuk 11 zal aan dit onderwerp aandacht worden besteed. In 2010 is van de resultaten op het gebied van vergunningverlening en toezicht verslag gelegd, middels het rapport HANDHAVINGSPROGRAMMA 2010, DEEL1 en 2, VERGUNNINGEN & HANDHAVING. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de binnen de gemeente gelegen provinciale bedrijven. Basis hiervoor vormden onder andere de behaalde resultaten over 2010. Evenals voorgaande verslagjaren, is er voor gekozen deze jaarcijfers en de actualisatie van het handhavingsprogramma apart ter kennisname en besluitvorming aan u voor te leggen. Dit milieujaarverslag 2010 kent de volgende indeling. Allereerst worden relevante organisatorische zaken beschreven in hoofdstuk 2 en 3. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de koppeling van het milieuverslag met het milieubeleidsplan. In hoofdstuk 4 tot en met 14 worden de diverse milieuthema’s behandeld. Hoofdstuk 15 gaat in op het gebiedsgericht milieubeleid en hoofdstuk 16 op de externe integratie van milieu in andere beleidsvelden. Evenals voor het verslagjaar 2009 is per thema een korte algemene beschouwing gegeven. Voorts is het huidige en toekomstige beleid weergegeven, zijn de actuele gemeentelijke nota’s over het betreffende thema genoemd en de voorgenomen actiepunten van de gemeente. Verder wordt ingegaan op de behaalde resultaten in het verslagjaar, eventueel aangevuld met conclusies en aanbevelingen. Voor het milieujaarverslag is qua opzet zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de structuur van het milieubeleidsplan. Het gemeentelijk milieubeleidsplan en bijbehorend uitvoeringsplan waren vastgesteld voor de periode 2007-2010. Het college zal voor de komende periode geen nieuw milieubeleidsplan opstellen maar het huidige plan actualiseren. Deze actualisatie wordt verwerkt in de in 2011 op te stellen Nota Duurzaamheid.
3
Milieujaarverslag 2010
4
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 2:
Organisatie
2.1 Gemeentelijke organisatie algemeen Milieu-, afval- en duurzaamheidsbeleid valt onder de afdeling Ruimtelijke en Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). De uitvoering en het beheer hiervan is ondergebracht bij diverse afdelingen, in het bijzonder bij de afdeling Vergunningen en Handhaving. Een gedeelte van de milieutaken wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door externen, zoals de Regionale Milieudienst West-Brabant (zie paragraaf 2.3 en volgende). De beheers- en uitvoeringstaken ten aanzien van afval worden door de afdeling Realisatie en Beheer Openbare Ruimte (RBOR) verzorgd. Inzameling en verwerking van afvalstromen zijn uitbesteed aan professionele bedrijven. Beheerswerkzaamheden ten aanzien van de milieustraat zijn ondergebracht bij de afdeling RBOR. De exploitatie van de milieustraat is uitbesteed. 2.2 Overzicht van de verdeling van de milieu- en afvaltaken Milieu en Afvaltaken
Beleid Milieujaarverslag Externe integratie Regionaal overleg Verordeningen Facturering Hoeveelhedenregistratie Applicatiebeheer Inzameldata Milieucommunicatie Begroting e.d. Contracten inzamelaars Voorraadbeheer inzamelmiddelen Uitzetten inzamelmiddelen Aanslagen afvalstofheffing Registratie klachten Afhandeling klachten Subsidie oud papier Beheer en exploitatie milieustraat Aanpak vervuiling openbare ruimte Uitvoering klimaatbeleid Natuur- en milieu educatie Bodemaangelegenheden Vergunningen, meldingen, e.d. Gevelisolatieprojecten Zonebeheer bedrijventerreinen Controles, handhaving Bezwaar-, beroepszaken
RMO
TIC
X X X X X X
FPJ
GW
RBOR
V&H
EXTERN
X
X X
X X
X X X
X X
X X X X
X X X
X X X X
X
X
X
X
X X
X
X X X X
X
X X X
X X X
X X X X X X X
X X X X X X
X X X
Extern: o.a. RMD, exploitant milieustraat, afvalinzamelaars en –verwerkers, Agentschap NL, MARB. RMO: Ruimtelijke en Maatschappelijke Ontwikkeling TIC: Telefonisch Informatie Centrum FPJ: Financiën, Personeel en Juridische zaken GW: Gemeentewinkel V&H: Vergunningen en Handhaving RBOR: Realisatie en Beheer Openbare Ruimte
5
Milieujaarverslag 2010
2.3 Regionale Milieudienst West-Brabant (RMD) Een belangrijk gedeelte van de milieuwerkzaamheden wordt in opdracht van de gemeente uitgevoerd door de Regionale Milieudienst West-Brabant (RMD). De gemeente is 1 van de 8 eigenaargemeenten. Jaarlijks vóór 1 december stelt de gemeente een planning (werkprogramma) vast van de te leveren producten c.q. af te nemen uren in het daarop volgend jaar. De RMD heeft als voornaamste taak de dienstverlening op het terrein van milieu- en bouwvergunningverlening en de handhaving hiervan. Daarnaast adviseert de RMD gemeenten over milieutaken als bodem, water, geluid, lucht, externe veiligheid, milieucommunicatie en de relatie milieu/ruimtelijke ordening. 2.4 NMEerpunt en Milieu Educatief Centrum Onderdeel van de RMD is het NMEerpunt dat regionaal activiteiten organiseert ten aanzien van natuur- en milieueducatie op basis van een vastgesteld meerjarenprogramma. Ook worden lokale activiteiten ondersteund. Bij de kinderboerderij in Zevenbergen is het Milieu Educatief Centrum gevestigd. Vrijwilligers organiseren daar, met behulp van gemeentelijke subsidie, educatieve projecten voor o.a. basisscholen. 2.5 Milieu en Afval Regio Breda MARB (Milieu en Afval Regio Breda) is een gemeenschappelijke regeling tussen 12 gemeenten rondom Breda. MARB stimuleert de samenwerking op het gebied van milieu en afval. Wat betreft milieu gaat het vooral om het opzetten en uitvoeren van het klimaatbeleid en duurzaam bouwen. Bij afval kan gedacht worden aan het gezamenlijk aangaan van inzamel- en/of verwerkingscontracten. MARB beheert ook de regionale pot ten behoeve van het uitvoeren van gevelisolatieprojecten. Verder kan gedacht worden aan samenwerking op het gebied van natuur- en milieueducatie. 2.6 Duo-West-Brabant Najaar 2008 is de nieuwe organisatie DUO West-Brabant officieel van start gegaan. Hierin werken Milieu & Afval Regio Breda (MARB) en de Regionale Milieudienst West-Brabant (RMD) nauw samen. 'DUO' staat zowel voor Duurzame Ontwikkeling als voor twee partijen die de samenwerking aangaan. Beide organisaties zorgen voor beleidsondersteuning en beleidsontwikkeling voor de gemeenten die eraan deelnemen. De deelnemende gemeenten van zowel MARB als RMD hebben grote ambities op het gebied van regionale duurzame ontwikkeling. De samenwerking is vooral gericht op het realiseren van deze ambities. N.B.: per 1 januari 2011 is dit samenwerkingsverband beëindigd in verband met het aangaan van de gemeenschappelijke regeling Regio West-Brabant, waarin de meeste taken van MARB worden ondergebracht. De RMD zal als aparte organisatie blijven bestaan, maar de samenwerking wordt wel voortgezet. 2.7 Strategische Vergadering West-Brabant Achttien West-Brabantse gemeenten zijn samen met de gemeente Tholen een samenwerking gestart met het doel om deze regio meer te profileren richting onder andere de provincie en het Rijk. De samenwerking moet ook leiden tot kennisuitwisseling, uniformiteit, het gezamenlijke oppakken van kansen en de gezamenlijke aanpak van problemen. In dit kader is onder andere de “Bestuursopdracht Duurzaamheid” opgesteld en ondertekend. De Missie is: “Het blijft goed toeven in een “Schoner, Zuiniger, BosRijk, WaterRijk en CultuurRijk West-Brabant “! De doelstellingen zijn: • nieuw beleid na 1 januari 2008, waardoor een bestemmingsverandering van groen/blauw naar rood/grijs ingezet wordt, moet voor een zelfde hoeveelheid ruimte elders, door middel van investeringen, een kwaliteitsimpuls ondergaan voor wat betreft haar groen/blauwe kwaliteit;
6
Milieujaarverslag 2010
• • • • •
in 2015 zijn de projecten uit de gebiedsplannen Wijde Biesbosch, Brabantse Delta en het Reconstructieplan Baronie gerealiseerd; vanaf 2015 zijn economische ontwikkelingen en woningbouw geen probleem meer voor de luchtkwaliteit; de 19 gemeenten beschikken in 2011 over gemeentelijk water- en luchtkwaliteitplannen, die de basis vormen voor een West-Brabants water- en luchtkwaliteitplan in 2015; de 19 gemeenten nemen maatregelen, die per maatregel de betreffende uitstoot van CO2 in 2015 met 10 % heeft laten afnemen; in het Nationaal Park De Biesbosch is de natuur leidend. Economisering van natuur is mogelijk, maar altijd geredeneerd vanuit het natuurbelang.
2.8 Duurzaam haven- en industrieterrein Moerdijk (DHM) De gemeente heeft samen met het Havenschap Moerdijk, de provincie, Rijkswaterstaat, Waterschap de Brabantse Delta en de Bedrijvenkring Industrieterrein Moerdijk (BIM) een “Masterplan stuurgroep duurzaam haven- en industrieterrein Moerdijk” (DHM) opgesteld, dat als basis dient voor acties ter verbetering en stimulering van het streven naar een duurzaam industrieterrein. De missies van het DHM zijn: • Missie 1: People DHM bevordert een harmonische relatie met zijn omgeving die is gericht op een actieve, open communicatie en uitwisseling van transparante informatie (registratie en monitoring van calamiteiten en klachten). DHM streeft naar een veilige en goede kwaliteit van de leefomgeving, zowel ten aanzien van bedrijven en werknemers als ten aanzien van mensen die in de omgeving van het Haven- en Industrieterrein wonen en recreëren. • Missie 2: Planet DHM bevordert een goede kwaliteit van milieu- en veiligheid van het Haven- en Industrieterrein Moerdijk alsmede een verantwoord gebruik en beheer van natuurlijke grondstoffen en hulpbronnen. Hierbij streeft DHM ernaar dat de natuurlijke systemen kwantitatief en kwalitatief zo min mogelijk worden aangetast en daar waar mogelijk en haalbaar worden verbeterd. Dit tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. De belangrijkste potenties op Haven- en Industrieterrein Moerdijk zijn: grondstoffenbeheer, energie-efficiency en water-efficiency. • Missie 3: Profit DHM bevordert een Haven- en Industrieterrein Moerdijk, waar optimaal gebruik wordt gemaakt van de vestigingsmogelijkheden met gebruik van de verschillende modaliteiten (water, buisleiding, spoor en weg) voor (industriële) bedrijven, waaronder bedrijven met de zwaarste milieucategorie. Daarnaast streeft DHM naar een verdere optimalisatie van het ondernemen voor bestaande en nieuwe bedrijven. Hiermee wordt Haven- en Industrieterrein Moerdijk als aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven versterkt en haar concurrentiepositie verbeterd.
2.9 Duurzame verbindingen Moerdijk Sinds 2008 wordt op het Haven- en Industrieterrein Moerdijk niet alleen gewerkt aan de uitvoering van het in 2007 vastgestelde Masterplan DHM, maar ook binnen het kader van een zogenaamde provinciale proeftuin Schoon bedrijventerrein “Moerdijk” aan het op een hoger plan brengen van de duurzaamheidsprestatie door: • het versterken van de innovatie, • de verbreding van de symbiose en • het versnellen van de invoering van concrete en zichtbare duurzaamheidsmaatregelen. Kenmerkend voor alle proeftuinen is dat op concrete locaties in Brabant de provincie laat zien dat in samenwerking met partners (BIM, waterschap Brabantse Delta, Rijkswaterstaat, gemeente) een extra impuls gegeven kan worden aan innovatie en duurzaamheid.
7
Milieujaarverslag 2010
De belangrijkste gezamenlijke ambities zijn: • • • • •
koppelingen voor reststroomuitwisseling (duurzame koppelingen) hoogwaardige bedrijvigheid (duurzame bedrijfsvoering) ontsluiting, gezamenlijke infrastructuur en faciliteiten (duurzame inrichting en ontsluiting) de wijze waarop zij in harmonie met de omgeving opereert (sociale duurzaamheid) een snelle en efficiënte uitvoering van initiatieven, inclusief de toepassing van de 1-loket gedachte
8
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 3:
Milieumanagement
3.1 Gemeentelijk Milieubeleidsplan 2007-2010 (GMP 2007-2010) Op 12 juni 2007 heeft de Raad het milieubeleidsplan 2007-2010 voor de gemeente vastgesteld. De gemeente Moerdijk had een toenemende behoefte aan een integraal milieubeleidsplan omdat meer taken verschuiven van de landelijke overheid naar de gemeenten en gemeenten meer ruimte krijgen voor het ontwikkelen van een eigen visie in plaats van het sec uitvoeren van landelijke wet- en regelgeving. Het beleidsplan geeft de ambities van het bestuur weer, die zijn vertaald in concrete actiepunten voor de periode 2007-2010. Het GMP geeft een totaalbeeld van de bestaande probleemen knelpunten, waardoor het gemeentebestuur beter kan bepalen waar de prioriteiten moeten worden gelegd. Ook voor de burger geeft het GMP inzicht in de milieuproblematiek en de wijze waarop die wordt aangepakt. Vond de aanpak van milieuproblemen tot voor kort vaak sectoraal plaats en niet altijd met oog voor consequenties elders of in de nabije toekomst, thans verschuift de gemeente het accent naar een meer duurzame benadering, waarbij een op ontwikkeling gericht milieubeleid wordt gevoerd door voor bepaalde gebieden de (toekomstige) milieukwaliteit als kader vast te stellen en deze na te streven. Dit leidt tot een tweesporenbeleid dat elkaar aanvult en versterkt: • leefbaarheid: hierbij staat het oplossen van bestaande problemen en knelpunten centraal. Uitgangspunt hierbij is de bestaande (thematische) wet- en regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan bodem, geluid, externe veiligheid, lucht en geur, natuur, huishoudelijk afval, klimaat, licht, straling en vervuiling openbare ruimte. • duurzaamheid: de gewenste milieukwaliteit vormt hierbij het uitgangspunt. Omdat elk gebied haar specifieke kenmerken heeft wordt onderscheidt gemaakt tussen woonkernen, het buitengebied en de bedrijventerreinen. Voor deze gebieden zullen gebiedsstreefbeelden worden opgesteld, waarin de gewenste milieukwaliteit voor de (nabije) toekomst wordt vastgelegd. Doordat gemeenten meer beleidsvrijheid krijgen kan meer maatwerk worden verricht. Voor de realisatie van het milieubeleid heeft de gemeente een aantal instrumenten tot haar beschikking. De belangrijkste zijn: het milieumanagement, vergunningverlening, handhaving, milieucommunicatie, regionale samenwerking, de gemeente als voorbeeldfunctie en de meldingen- en klachtenafhandeling. De beleidslijnen (ambities) in het plan zijn vertaald in concrete actiepunten die samen het milieu-uitvoeringsplan 2007-2010 (MUP) vormen. Volledigheidshalve is onderstaand de activiteitenplanning van het milieubeleidsplan weergegeven.
9
Milieujaarverslag 2010
ACTIVITEITENPLANNING NIEUW BELEID:
uitgevoerd volgens planning
THEMA BODEM Uitvoering deelnota Bodembeheersplan
x
THEMA GELUID Opstellen en uitvoeren integraal geluidbeleid als uitwerking van het milieubeleid
x
(Actualisatie) zonebeheer bedrijventerreinen
x
THEMA EXTERNE VEILIGHEID Opstellen en uitvoeren integraal risico- en veiligheidsbeleid.
x
THEMA LUCHT EN GEUR Inventariseren projecten “in betekenende mate” Jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit Actualiseren vergunningen agrarische bedrijven in kader van de IPPC-richtlijn
x
x
THEMA HUISHOUDELIJK AFVAL Onderzoek naar de aanscherping van de controle op het aanbod van afval op de milieustraat en de bezoekersfrequentie.
x
Aanscherping controle gescheiden aanbieden van gft, restafval en grof huisvuil
x
Optimaliseren inzamelstructuur glas- en kleding- containers
x x x x x
Bij renovaties uitvoeren van gemeentelijke gebouwen uitvoeren van vaste en kostenneutrale energiemaatregelen uit het NPDB Energiezorgsysteem voor alle gemeentelijke gebouwen
x x
Actief inkoopbeleid ten aanzien van energie, met aandacht voor herkomst
x
Bij renovaties van grond-, weg- en waterbouwprojecten uitvoeren van energiemaatregelen met een terugverdientijd van < 5 jaar Actief overleg met standsorganisaties agrarische sector inzake energiebesparing en duurzame energie
x
THEMA LICHT Meewegen onevenredige lichthinder bij besluitvorming op grond van de APV
x
THEMA STRALING Opstellen notitie over de uitvoerbaarheid van de motie van de raad inzake het tegengaan van UMTS-masten
In afwijking van planning
x x
THEMA NATUUR Betrekken derden bij natuurontwikkeling
THEMA KLIMAAT Bevorderen uitvoeren EPA’s Afsluiten regionaal convenant Duurzaam Bouwen Actief beleid ten aanzien van biomassastromen Toepassen 4-8% verscherpte EPC bij nieuwe gemeentelijke gebouwen
doorlopend
x
x
10
Milieujaarverslag 2010
THEMA VERVUILING OPENBARE RUIMTE Verdere implementatie van de actiepunten uit de nota aanpak vervuiling openbare ruimte GEBIEDSGERICHT MILIEUBELEID
x
Opstellen gebiedsstreefbeelden voor de woonkernen
x
Opstellen gebiedsstreefbeelden voor de bedrijven- terreinen
x
EXTERNE INTEGRATIE Implementeren milieu in beleid ten aanzien van zorg (volksgezondheid) Implementeren milieu in beleid ten aanzien van wonen Implementeren milieu in beleid ten aanzien van mobiliteit
x x x
UITVOERINGSINSTRUMENTEN Opstellen monitoringsysteem Komen tot een adequaat vergunningenbestand (<10 jaar oud) Opstellen beleidskader verruimde reikwijdte Verantwoording afleggen over vergunningverlening Oprichten handhavingsteam bedrijventerreinen (groeimodel)
x x x x x
Aandacht voor provinciale bedrijven bij verslaglegging
x
Verdiepingsslag BRZO-bedrijven
x
Deelname in werkgroep handhaving bij het Havenschap Moerdijk (V en H en PJC) Ondertekening bestuursovereenkomst wetshandhaving NoordBrabant Opstellen integraal communicatieplan milieubeleid (+NME) ter uitvoering van het milieubeleid
x x x
Uittreding uit gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Regio Breda
x
Actualisatie contract Regionale Milieudienst West- Brabant
x
Samenstellen interne werkgroep ten behoeve van het structureren van de samenwerking met het Havenschap Moerdijk
x
Aanschaf duurzaam gemeentelijk wagenpark
x
Aanschaf en implementatie nieuw registratieprogramma
x
Toelichting actiepunten die afwijken van de planning: • Gebiedsgericht milieubeleid: in het kader van de in 2009 doorgevoerde bezuinigingsoperatie, zijn de gereserveerde gelden voor het uitvoeren van de actiepunten in 2009 wegbezuinigd. • Opstellen beleidskader verruimde reikwijdte: (hieronder wordt verstaan de zorg voor een doelmatige verwijdering van afvalstoffen, een zuinig gebruik van energie en grondstoffen en de zorg voor de beperking van nadelige gevolgen voor het milieu van het verkeer van personen en goederen van en naar de inrichting). Aangezien in het Activiteitenbesluit hierover al bepalingen zijn opgenomen en de meeste bedrijven toch al maatregelen treffen inzake energieverbruik is mede op advies van de RMD afgezien van het opstellen van een beleidskader. • Uittreding uit de gemeenschappelijke regeling MARB en de actualisatie van het contract met de RMD: in verband met de opgestarte samenwerking tussen MARB en de RMD, mede in het kader van de Strategische Vergadering West-Brabant, was er de afgelopen jaren geen reden om
11
Milieujaarverslag 2010
uit de regeling te treden of het contract met de RMD aan te passen. Per 1 januari 2011 gaan de werkzaamheden van MARB over in het samenwerkingsverband Regio WestBrabant en zijn er aanvullende afspraken gemaakt met de RMD om dubbeling in werkzaamheden te voorkomen. Het college gaat in 2011 een integrale nota duurzaamheid opstellen. Aangezien milieu- en duurzaamheidsdoelstellingen nauw met elkaar verweven zijn, wordt de actualisatie van het milieubeleidsplan geïmplementeerd in deze nieuwe nota duurzaamheid. Het separate gemeentelijk milieubeleidsplan komt bij de vaststelling van deze nota te vervallen. Zolang de nota duurzaamheid niet is vastgesteld wordt verder voortgeborduurd op de in het GMP genoemde beleidsdoelen. 3.2 Gemeentelijk Milieujaarverslag Deze wettelijk verplichte verslaglegging is ook onderdeel van de gemeentelijke milieubeleidcyclus. De indeling van dit verslag is zoveel mogelijk afgestemd op het milieubeleidsplan 20072010.
12
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 4:
Bodem
Algemeen De gemeente Moerdijk streeft naar een bodemkwaliteit die geen belemmering vormt voor het wonen en werken in de kernen van de gemeente. De Wet bodembescherming biedt de juridische instrumenten hiervoor. Naast het uitvoeren van de wet- en regelgeving op dit gebied maakt de gemeente zich ook sterk voor een actief bodembeheer om op maatschappelijk verantwoorde wijze een duurzaam gebruik van de bodem te realiseren. Sinds 2005 beschikt de gemeente over een bodembeheerplan, waarin onder andere het gemeentelijk beleid voor een duurzaam bodembeheer en grondstoffenbeleid is verwoord. Het plan heeft een looptijd van 5 jaar. In 2010 is gestart met een herziening van het bodembeheerplan.
Beleidslijnen •
• • •
Realiseren van een maatschappelijk verantwoord milieubeleid door middel van preventie, beheer, sanering en nazorg (actief bodembeheer), waardoor geen belemmeringen ontstaan voor de huidige en toekomstige vormen van landsgebruik en de kwaliteit en de waarden van de bodem niet worden aangetast. Het stand-stil beginsel en de gebruiksfunctie van de bodem als uitgangspunten hanteren bij het hergebruik van grondstromen. Stimuleren van het hergebruik van (bouw)materialen. Bij ruimtelijke ordening en inrichting, landbouw, natuurbeheer en waterbeheer bewuster rekening houden met de toestand van de bodem (waaronder ook archeologische waarden).
Nota’s • • •
De gemeente beschikt over een in 2005 door het bestuur vastgesteld bodembeheerplan. Dit plan heeft een looptijd van 5 jaar en sluit aan op het landelijk bodembeleid. De gemeente heeft een bodemkwaliteitskaart opgesteld en grondstromenbeleid geformuleerd. De gemeente beschikt over een GMP 2007–2010.
Actiepunten •
Bodembeheerplan: mede in verband met het inwerking treden van het Besluit Bodemkwaliteit is een start gemaakt met de voorbereidingen voor het actualiseren van het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart. In het nieuwe bodembeheerplan wordt vastgelegd of er gewerkt gaat worden met generiek of gebiedsspecifiek beleid. In verband met de implementatie van de Wabo is ervoor gekozen dit in 2010 niet uit voeren.
Uitgevoerde acties 1. Bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen waarbij bodemaspecten een rol spelen is steeds een bodemparagraaf opgenomen. 2.
In 2010 is bij van toepassing zijnde bouwaanvragen de kwaliteit van de bodem getoetst aan de hand van een ingediend bodemonderzoek. Mede door de beschikbare informatie in het bodeminformatiesysteem kan vaker vrijstelling worden verleend voor het indienen van een bodemonderzoek, omdat de kwaliteit van de locatie al bekend is.
3. Op de locatie van de voormalige gasfabriek in Klundert is in 2009 de grondsanering gestart. Deze sanering is in 2010, conform het saneringsplan, afgerond. 4. Met betrekking tot het bodembeheerplan en de bodemkwaliteitskaart zijn in 2010 12 nieuwe locaties gedefinieerd en 12 nieuwe bodemonderzoeken ingevoerd en ingetekend.
13
Milieujaarverslag 2010
5. In het kader van het provinciaal bodemprogramma is in 2010 een vervolg gegeven aan de bodemsanering aan de Kadedijk 56-60 in Fijnaart en de grondwatersanering aan de Oostelijke Randweg 4-6 op het industrieterrein Moerdijk. 6. In 2010 is voor alle werken met AVI-bodemassen en categorie-2 bouwstoffen een jaarlijks controlerapport gerealiseerd. 7. Het toezicht op tank- en bodemsaneringen en werken in het kader van het Bouwstoffenbesluit /Besluit Bodemkwaliteit zijn uitgevoerd overeenkomstig het handhavingsprogramma.
Conclusies en aanbevelingen • •
De gemeente heeft op een adequate wijze uitvoering gegeven aan de actiepunten. Het bodembeheerplan is actueel op grond van het overgangsrecht van het Besluit Bodemkwaliteit.
14
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 5:
Geluid
Algemeen In de Wet geluidhinder is de beheersing van het geluid geregeld om ongewenste gezondheidseffecten te beperken. Een belangrijke bron van geluidsoverlast in de gemeente Moerdijk is gemotoriseerd verkeer. Maar ook railverkeer en bedrijven dragen bij aan de geluidsoverlast. Als gevolg van een wijziging in de Wet Geluidhinder zullen in de toekomst woningen, die geluidoverlast ondervinden van rijkswegen worden geïsoleerd door het Rijk en woningen die overlast ondervinden van railverkeer door Prorail.
Beleidslijnen • • •
Het formuleren van gedifferentieerde geluidsnormstellingen (waarbij rekening wordt gehouden met de gebiedskenmerken) die als toetsingskader gaan gelden voor vergunningverlening en planvorming. Geluidruimte op industrieterrein Moerdijk koppelen aan te verkopen aantal m² grond om het ongewenst opsouperen van de nog beperkte geluidruimte te voorkomen. Terugbrengen van de geluidsoverlast tot het wettelijk vastgestelde niveau bij woningen die een te hoge geluidbelasting ondervinden van weg- en railverkeer en industrielawaai.
Nota’s • • • •
GMP 2007-2010 Nota gebiedsgericht geluidbeleid industrieterrein Moerdijk. Evenementennota. Beleidskader hogere waarde Wet geluidhinder.
Actiepunten • •
Terugdringen van geluidoverlast bij woningen veroorzaakt door weg- en railverkeerslawaai. Actueel houden van het zonebeheer bij gezoneerde bedrijventerreinen.
Uitgevoerde acties 1. Er is in 2010 gestart met gevelisolatiemaatregelen aan 4 woningen in Fijnaart. Afronding e van dit project wordt verwacht in het 1 kwartaal van 2011. Eigenaren van 5 woningen in Zevenbergen hebben geen toestemming gegeven voor het uitvoeren van de maatregelen. 2. In 2009 is de door de gemeente ingediende “Eindmelding verkeerslawaai” vastgesteld door het ministerie. De Eindmelding betreft 82 woningen. Het totale aantal A-lijstwoningen komt daarmee op circa 200. Voor 2010 is de situatie niet gewijzigd. Deze woningen kunnen voor een subsidie van het ministerie in aanmerking komen voor het treffen van gevelisolatievoorzieningen. 3. In het kader van het zonebeheer industrieterreinen zijn actualisaties uitgevoerd voor Schansdijk/de Koekoek, industrieterrein Dintelmond en Hazeldonk/Zwartenberg. De provincie verzorgt de actualisatie voor het industrieterrein Moerdijk.
Conclusies en Aanbevelingen • •
Verder uitvoeren gevelisolatieprojecten bij woningen met een te hoge geluidbelasting. Geluidbewaking van de gezoneerde industrieterreinen.
15
Milieujaarverslag 2010
16
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 6:
Externe veiligheid
Algemeen Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water, spoor en door buisleidingen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Daarnaast worden ook vaak de risico’s van windturbines op dezelfde wijze gekwantificeerd. Productie, vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor mens en milieu, zeker in een dichtbevolkt land als Nederland. Die veiligheidsrisico's zijn nooit helemaal weg te nemen. Nederland helemaal veilig maken, is niet te betalen en praktisch niet haalbaar. Daarom maakt de overheid steeds een afweging tussen veiligheid, haalbaarheid en kosten. Daarbij wil de overheid er alles aan doen om de risico's zoveel mogelijk te beperken. Productie en bijvoorbeeld vervoer van gevaarlijke stoffen leggen ook beperkingen op aan de directe omgeving en dus de ruimtelijke ontwikkeling. Zo zijn tussen bedrijven en woningen veiligheidsafstanden nodig. Aan de andere kant wil de overheid de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk benutten. Het ruimtelijke beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. Ook daarover gaat het externe veiligheidsbeleid. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) regelt de afstanden tussen risicovolle bedrijven en kwetsbare objecten, zowel vanuit de Wet milieubeheer (Wm) als vanuit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In 2010 golden een tweetal circulaires voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, waarin veiligheidsafstanden tot (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden gegeven. Deze circulaires worden per 1 januari 2011 vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Betreffende ontwikkelingen, gebeurtenissen zowel internationaal, nationaal, maar ook op plaatselijk niveau hebben externe veiligheid stevig op de Moerdijkse agenda gezet en zorgen ervoor dat het onderwerp op de agenda blijft staan. Voor 2011 en de navolgende jaren is externe veiligheid een van de belangrijkste speerpunten uit de Collegeagenda. De gemeente zet zich naast de wettelijke taken op het gebied van externe veiligheid ook in voor de optimalisatie van de brandweerzorg en de zelfredzaamheid op en rondom het industrieterrein Moerdijk.
Beleidslijnen • • • •
Het in beeld brengen van de risico’s als gevolg van activiteiten met gevaarlijke stoffen en risicovolle transportroutes. Actief informeren van de burgers over deze risico’s ten behoeve van het positief beïnvloeden van het veiligheidsgevoel. Het ontwikkelen van een gemeentelijke visie externe veiligheid in samenwerking met de partners in veiligheid. Het consequent en integraal betrekken van externe veiligheid in onder andere ruimtelijke procedures en milieuvergunningverlening.
Nota’s • • •
GMP 2007 – 2010. Uitvoeringsprogramma externe veiligheid “Brabant Veiliger” 2006 - 2010. Integraal risico- en veiligheidsbeleid, “Veiligheid Voorop; oktober 2009”.
Actiepunten • •
Uitvoeren wet- en regelgeving externe veiligheid: betreft toetsing bouwplannen aan BEVI, veiligheidsparagrafen in bestemmingsplannen en voorschriften aan vergunningen. Uitvoering projecten op basis van het uitvoeringsprogramma externe veiligheid ”Brabant Veiliger”.
17
Milieujaarverslag 2010
Uitgevoerde acties Net als in voorgaande jaren heeft de gemeente in 2010 financiële middelen (structurele middelen € 75.000/tegemoetkoming 11 BRZO-inspecties € 35.805) toegezegd gekregen op basis van het programma Brabant Veiliger 2006-2010. Conform het door de gemeente vastgestelde uitvoeringsprogramma is in dit kader een aantal activiteiten uitgevoerd: 1. Het RRGS (Risicoregister Gevaarlijke Stoffen), onderdeel van het Risico informatiesysteem is in 2010 geactualiseerd. Uitgangspunten hierbij waren “de Brabantse afspraken” en “de Brabantse gevarenkaarten”. Hiervoor is het totale bestand aan risicovolle inrichtingen (80) gescreend en in het RRGS waar noodzakelijk gemuteerd. 2. De gemeente heeft naar aanleiding van de “Brabantse afspraken” een nieuw Beheerdocument Risicokaart opgesteld. 3. Omdat er op het industrieterrein Moerdijk sprake is van een concentratie aan risicobronnen, is in de periode 2009-2010 onderzocht of de brandweerzorg alsmede de zelfredzaamheid op en rondom het terrein kan worden versterkt. In het kader van het aanwijstraject brandweerzorg dat in 2009 is opgestart heeft de gemeente tevens een haalbaarheidsstudie voor de publiek-private samenwerking op het gebied van de brandweerzorg uitgevoerd. 4. Vergunningverlening en handhaving: de gemeente Moerdijk heeft een belangrijk deel van haar vergunningverlening als ook toezichtstaken uitbesteed aan de RMD. In dit kader heeft er extra toezicht op de externe veiligheidsregelgeving plaatsgevonden bij 11 BRZOinrichtingen en een groot aantal andere risicovolle bedrijven en zijn 25 ingediende Wm vergunningsaanvragen getoetst aan de eisen van het BEVI en andere wet- en regelgeving op het gebied van Externe Veiligheid. Hier zijn maatwerkvoorschriften voor opgesteld. 5. Transport: de gemeente is ook in 2010 nauw betrokken geweest bij de landelijke ontwikkelingen op het gebied van het Basisnet en de gevolgen van de ontlasting van de zogenaamde “Brabantroute” voor de kern Zevenbergen. In dit kader zijn er door diverse medewerkers landelijke en regionale bijeenkomsten/ werkgroepen bijgewoond. Ook is hier op bestuurlijk niveau de nodige aandacht aan besteed. Er is een rapportage opgesteld met betrekking tot een “Actualisering risico-inventarisatie vervoer gevaarlijk stoffen gemeente Moerdijk”, d.d. augustus 2010. 6. Ruimtelijke ordening: als onderdeel van diverse bestemmingsplanprocedures, zijn diverse specifieke ruimtelijke ontwikkelingen getoetst aan de eisen van het BEVI als ook de eisen die worden gesteld in het kader van het vervoer van gevaarlijke stoffen: o Voor 15 ruimtelijke ontwikkelingen is een Externe Veiligheidsparagraaf opgesteld en voor ca. 25 ontwikkelingen is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van Externe Veiligheid. o Voor de bestemmingsplanherziening Industrieterrein Moerdijk zijn diverse rapportages opgesteld. Op basis van deze rapportages kunnen in 2011 besluiten worden genomen over hoe met externe veiligheid op het industrieterrein kan worden omgegaan. 7. Groepsrisico: in relatie tot vier ruimtelijke ontwikkelingen en evenzoveel Wm vergunningverleningprocessen zijn in 2010 door de gemeente groepsrisicoverantwoordingen opgesteld als onderbouwing en motivering van het EV-aspect bij de te nemen besluiten. In 2010 is tevens het groepsrisico voor alle lpg-tankstations met de herziene lpg-rekentool berekend. Tevens is het groepsrisico dat wordt veroorzaakt door diverse buisleidingen, de rijkswegen A16 en A17, spoorbanen Dordrecht-Breda en Roosendaal-Dordrecht berekend. 8. Risicocommunicatie: In 2010 zijn twee tools ontwikkeld om beter te kunnen communiceren met burgers en werknemers (pilotstudie Versterking Zelfredzaamheid), welke in 2011 zullen worden doorontwikkeld. 9. In 2010 heeft de gemeentelijke milieucontourenkaart, op het gebied van Externe Veiligheid, gestalte gekregen. 10. In 2010 is gewerkt aan de Beleidsvisie EV en is besloten deze te koppelen aan de Bestemmingsplanherziening Industrieterrein Moerdijk. Uitgangspunten welke niet kunnen worden verankerd in het bestemmingsplan, zullen worden vastgelegd in de beleidsvisie EV. De beleidsuitgangspunten zullen in het eerste kwartaal van 2011 bekend zijn. De beleidsvisie EV zal in de eerste helft van 2011 ter besluitvorming aan de gemeenteraad worden aangeboden.
18
Milieujaarverslag 2010
Conclusies en aanbevelingen Het in 2010 vastgesteld uitvoeringsprogramma is uitgevoerd ten aanzien van de volgende punten: • actualisatie van de risicokaart; • implementeren van externe veiligheid binnen diverse gemeentelijke werkprocessen; • het volgen van ontwikkelingen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen, zodat na vaststelling van nieuwe wet- en regelgeving deze meteen binnen de gemeentelijke processen geïmplementeerd kunnen worden; • Het in kaart brengen van ruimtelijke beperkingen rond buisleidingen, rijkswegen en spoorwegen. • organisatorische versterking en professionalisering van externe veiligheid binnen de organisatie. In 2011 en volgende jaren wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: • Het vaststellen van een bestemmingsplan “Industrieterrein Moerdijk” waarin Externe veiligheid geen belemmering meer oplevert voor de huidige bedrijfsvoering op dit terrein en waarbij een gericht actieplan wordt opgeleverd om de externe veiligheidsrisico’s op het industrieterrein als direct daarbuiten verder te reduceren. • In de eerste helft van 2011 zal dit actieplan in de Beleidsvisie Externe Veiligheid worden verankerd en zal daarna ter besluitvorming aan het Bestuur worden aangeboden. • Bij de vaststelling van de beleidsvisie zal ook de Milieucontourenkaart voor het thema “Externe Veiligheid” gereed zijn. • De afronding van het aanwijstraject bedrijfsbrandweer (waarvoor vanaf oktober 2010 het Bestuur van de Veiligheidsregio het bevoegd gezag is) en het onderzoek naar de publiekprivate samenwerking ten aanzien van de brandweerzorg op het industrieterrein Moerdijk. • Doorontwikkeling van het binnen de pilot “Versterking Zelfredzaamheid” ontwikkelde veiligheidsdashboard voor burgers en het veiligheidsalerteringsysteem voor bedrijven, waarmee gecommuniceerd kan worden over de risico’s van activiteiten met gevaarlijke stoffen. • De structurele inbedding van externe veiligheid binnen de gemeentelijke organisatie.
19
Milieujaarverslag 2010
20
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 7:
Lucht en geur
Algemeen Luchtkwaliteit In Nederland zijn de Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit vertaald in de Wet Milieubeheer (per 1 oktober 2010 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Daarin zijn de grenswaarden voor onder meer fijn stof (PM10), zwaveldioxide, stikstofoxiden, koolmonoxide, benzeen en lood opgenomen. Te hoge concentraties van deze stoffen kunnen chronische gezondheidsklachten tot gevolg hebben. 1 De grenswaarde kan worden gedefinieerd als een op geen enkel ogenblik te overschrijden waarde. Geur Hoewel geurhinder niet direct bedreigend is voor de volksgezondheid, kan overmatige geurhinder als overlast worden aangemerkt. De voornaamste bronnen van geurhinder zijn industrie, landbouw en verkeer. Geurhinder is bijna altijd een lokaal en incidenteel probleem.
Beleidslijnen • • • • •
De luchtkwaliteit mag als gevolg van nieuwe projecten per saldo niet verslechteren. In 2010 voldoet de gemeente Moerdijk aan de in Europese Richtlijnen vastgelegde grenswaarden luchtkwaliteit. De gemeente Moerdijk zal voorkomen dat overlast van stank van veehouderijen toeneemt bij gevoelige bestemmingen. De gemeente Moerdijk zal het inzicht verbeteren in de registratie van de uitstoot van bedrijven die op het Industrieterrein Moerdijk zijn gevestigd. De gemeente zal de overlast van stank door andere bedrijven voorkomen en verminderen.
Nota’s • •
GMP 2007–2010. Rapportages luchtkwaliteit.
Actiepunten • • • •
Stookbeleid: uitvoeren vastgestelde beleidsregels ten aanzien van het stoken van (afval)stoffen buiten een inrichting. Externe integratie: geur- en luchtkwaliteitsaspecten wegen mee bij het opstellen van (ruimtelijke) plannen. Aanscherping dan wel bevordering van de handhaving bij (provinciale) bedrijven die stankoverlast veroorzaken. Uitvoeren projecten die zijn opgenomen in het Regionaal Uitvoeringsprogramma Luchtkwaliteit.
Uitgevoerde acties 1. Conform de Wet Milieubeheer, c.q. de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) heeft de gemeente ook in 2010 de grenswaarden voor de genormeerde stoffen in acht genomen bij het uitoefenen van bevoegdheden in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening. 2. Regionaal Uitvoeringsprogramma Lucht (RUL)
1
Grenswaarde, een niveau dat op basis van wetenschappelijke kennis is vastgesteld om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en/of voor het milieu in zijn geheel te voorkomen, te verhinderen of te verminderen en dat binnen een bepaalde termijn moet worden bereikt en, als het eenmaal is bereikt, niet meer mag worden overschreden.
21
Milieujaarverslag 2010
In de Gebiedsgerichte Aanpak (GGA) verkeer en vervoer regio Breda heeft een inventarisatie plaatsgevonden van verkeersgerelateerde projecten over de periode 2010-2013 die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Het RUL kent de volgende thema’s waaronder de projecten zijn gerubriceerd: schoon, stil, zuinig en duurzaam vervoer; schone brandstoffen; vermindering autokilometers; betere doorstroming/verkeersregulering; overdrachtsmaatregelen; gedragsbeïnvloeding/communicatie; ruimtelijk beleid/planvorming; aanvullende eigen maatregelen. De gemeente Moerdijk heeft de volgende projecten uitgevoerd: • aanschaf schone voertuigen eigen wagenpark (aanschaf wagens op aardgas); • opnemen milieueisen in aanbestedingenbeleid (b.v. bij aanbesteding leerlingenvervoer); • bevorderen toepassing schone motorbrandstoffen (project plaatsing oplaadpunten voor elektrische wagens in voorbereiding); • bijdragen aan totstandkoming netwerk multifuelstations (loopt); • stimulering vervoersmanagement bedrijven/bedrijventerreinen (overleg loopt met verschillende bedrijven op het industrieterrein Moerdijk, werkgeversorganisaties, BIM, HM, provincie en gemeente, Brabants MobiliteitsManagement (BRAMM), over mogelijkheden van collectief personenvervoer); • bevorderen fietsverkeer (deelname aan de Europese mobiliteitsweek, uitvoering fietsen wandelpadenplan in voorbereiding; • aanleggen/opwaarderen parkeervoorzieningen P+R (gerealiseerd bij het station te Zevenbergen, onderzoek naar de mogelijkheden hiervan bij station Lage Zwaluwe); • routering (b.v. het aantrekkelijk maken van alternatieve routes); • stimulering “het nieuwe rijden” (BROEM-actie gehouden door VVN met name voor mensen van boven de 55 jaar als opfriscursus); 3. Monitoringstool luchtkwaliteit Vanwege de inwerkingtreding van het onderdeel Luchtkwaliteitseisen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, c.q. Wabo, bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’, is een aantal zaken rondom rapportage- en planplicht veranderd. In de nieuwe wet- en regelgeving neemt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) een belangrijke plaats in. Ten behoeve van het bijhouden van het NSL is een nieuw instrument de ‘Monitoringstool’ ontwikkeld. De omvang van ‘de saneringsopgave’ van de NSLgebieden wordt met dit instrument op eenduidige en uniforme wijze in kaart gebracht. 4. Binnenmilieu scholen Het ministerie van O.C. en W. heeft op grond van de regeling verbetering binnenklimaat huisvesting primair onderwijs 2009 op 3 februari 2010 een specifieke uitkering toegekend van € 200.392 voor maatregelingen aan basisscholen ter verbetering van het binnenklimaat. Voorwaarde was 40% cofinanciering. Met deze rijksuitkering en de 40% cofinanciering door gemeente en de schoolbesturen Stichting De Waarden en Stichting Openbaar Basisonderwijs West-Brabant, worden de ventilatieproblemen verholpen door het aanbrengen van mechanische ventilatie in 33 klaslokalen van de zeven basisscholen: De Boemerang, Willem de Zwijger, De Hoeksteen, De Toren, Zwingelspaan, Het Bastion en De Klaverhoek. De 40% cofinanciering voor de mechanische ventilatie is gelijk verdeeld over de gemeente (20%) en de schoolbesturen (20%). Daarnaast krijgen de schoolbesturen ook nog andere energiebesparende maatregelen (verlichting, isolatie en c.v.-installatie) voor 60% gefinancierd uit de specifieke uitkering van het rijk. De 40% cofinanciering van deze energiebesparende maatregelen komt volledig voor rekening van de schoolbesturen. Met de schoolbesturen is afgesproken dat zij vóór 1 mei 2011 de maatregelen hebben gerealiseerd en verantwoording hierover afleggen naar het college. De verantwoording door de gemeente van de besteding van de specifieke uitkering naar het ministerie moet vóór 5 september 2011 plaatsvinden.
22
Milieujaarverslag 2010
5. Geurbeleid Met de RMD is afgesproken dat bij de algehele herziening van het bestemmingsplan Industrieterrein Moerdijk het aspect geur specifiek aandacht krijgt. Deze herziening zal in 2011 worden opgesteld In 2008 is met name ten behoeve van de aanpak van (stank)klachten op industrieterrein Moerdijk een werkgroep in het leven geroepen. Deze werkgroep regelt de afstemming ten aanzien van de registratie en het afwerken van klachten die binnenkomen bij de provincie, de RMD, de GGD en de gemeente. Ook het communicatietraject hieromtrent wordt verbeterd. Deze maatregel wordt voldoende geacht om (stank)klachten adequaat aan te pakken.
Conclusies en aanbevelingen Omdat de provincie middelen ter beschikking stelt om te komen tot een verbetering van de luchtkwaliteit en hierbij de voorkeur geeft aan een regionale gezamenlijke aanpak en luchtkwaliteit niet alleen een lokaal probleem is, is het aanhaken bij deze aanpak de beste methode.
23
Milieujaarverslag 2010
24
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 8:
Water
Algemeen De gemeente Moerdijk heeft de ambitie om te komen tot een integraal en duurzaam waterbeheer. De belangrijkste instrumenten hiervoor zijn het Ontwerpbesluit lozing afvalwater, het rioleringsbeleid van de gemeente en de Kaderrichtlijn water. Op basis van deze instrumenten kunnen waterbeheer en ruimtelijke ordening vroegtijdig op elkaar worden afgestemd. Gesprekken tussen de gemeente en het waterschap Brabantse Delta hebben geresulteerd in het gemeentelijk Waterplan Moerdijk. Dit plan is de basis van waaruit projecten op het gebied van onder andere duurzaam waterbeheer worden gestart en ingebed in een breder geheel. Het waterplan vormt eveneens de basis voor bijvoorbeeld de waterparagraaf in bestemmingsplannen.
Beleidslijnen • • • • • • • • • • • • • •
Het verbeteren van de waterkwaliteit, zodat wordt bijgedragen aan de Kaderrichtlijn water. Afstemming creëren tussen het stedelijke en regionale watersysteem. Afstemming van het gemeentelijk waterbeleid op dat van de provincie en het waterschap. Verminderen van het waterverbruik. Vasthouden van gebiedseigen water om overlast voor derden te voorkomen. Evenwicht houden en creëren tussen onttrekking en aanvulling van grondwater. Adequaat rioleringsstelsel ten behoeve van een goede en verantwoorde afvoer en lozing van regen- en afvalwater. Uitloging bouwmaterialen verminderen. Tegengaan verdroging landbouw- en natuurgebieden. Aanpak grondwaterproblematiek Bevorderen beleving van water. Stimuleren ontwikkeling ecologische waterverbindingszones bij vooral de Tonnekreek en de Keenehaven. Tegengaan vervuilde waterbodems. Bevorderen ruimtelijke inrichting.
Nota’s • • • • • •
GMP 2007–2010. Gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011, als onderdeel van het Waterplan. Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015. Convenant Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015. Samenwerkingsovereenkomst realisatie natte ecologische verbindingszones gemeente Moerdijk. Stroomgebiedbeheersplan Maas.
Actiepunten • • • •
Uitvoeren bestaande wet- en regelgeving, waaronder het opstellen en uitvoeren van het Gemeentelijk Rioleringsplan, als onderdeel van het Waterplan. Het opnemen van een waterparagraaf in bestemmingsplannen. Het opnemen van voorschriften bij vergunningverlening. Aanleg, onderhoud en beheer van wateropvang en afvoersystemen.
Uitgevoerde acties 1. Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015 De gemeente Moerdijk en Waterschap Brabantse Delta hebben ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voor het beheersen van de waterkwantiteit en -kwaliteit gezamenlijk het Waterplan gemeente Moerdijk 2009-2015 opgesteld. Het Waterplan geeft (beleidsma-
25
Milieujaarverslag 2010
tige) invulling aan wettelijke verplichtingen waaronder de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). 2. Rioleringsplan 2007-2011 Het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is in 2008 opgenomen in het Gemeentelijk Waterplan Moerdijk. De in het GRP genoemde actiepunten zijn verwoord in het Uitvoeringsprogramma Water. 3. Kaderrichtlijn Water De Kaderrichtlijn Water gaat uit van een aanpak waarin internationale stroomgebieden centraal staan. In de regio West Brabant is, onder leiding van het waterschap, gewerkt aan de gezamenlijke checklists “KRW-maatregelen gemeenten deelgebied Brabant-West”. Deze checklist is als input gebruikt voor de stroomgebiedbeheersplannen. In deze plannen worden alle milieudoelstellingen voor het grond- en oppervlaktewater en de beschermde gebieden opgenomen. Ook staan de maatregelen erin om deze doelstellingen te bereiken. 4. Op 22 december 2008 is door vier partijen (Provincie Noord-Brabant, Havenschap Moerdijk, Waterschap Brabantse Delta en de gemeente Moerdijk) het convenant waterplan ondertekend. Hiermee hebben de partijen gezamenlijk het belang van water voor de gemeente Moerdijk erkend en zullen zij zich inzetten om ondersteuning te bieden, zodat de gemeente en het waterschap aan hun wettelijke verplichtingen en ambities kunnen voldoen. Elke partij zal daarin een eigen rol spelen. Als tweede hebben de partijen het Uitvoeringsprogramma Water 2009 (UPW) vastgesteld. Het UPW bestaat uit de 8 meest urgente maatregelen, waarop als eerste zal worden ingezet om resultaten te boeken: 1) het beschikbaar stellen van voldoende personele capaciteit; 2) het waterpanel nieuw leven inblazen; 3) één waterloket voor burgers en bedrijven; 4) in beeld brengen stedelijke wateropgave; 5) aanleggen natte ecologische verbindingszones; 6) opstellen van een afkoppelkansenkaart en waterstructuurkaart; 7) kansen ontkluizing Roode Vaart inzichtelijk maken; 8) opzetten meetnet grondwater. Na de vaststelling is van start gegaan met de uitvoering van de meest urgente maatregelen van het gemeentelijke waterplan, zoals zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma water. Ad 1: Het beschikbaar stellen van voldoende personele capaciteit Zowel in het GRP 2007-2011 als in het Waterplan 2009-2015 is de uitbreiding van personeel benoemd als speerpunt om alle activiteiten en taken die in het kader van de rioleringszorg moeten plaatsvinden en de ambities zoals in deze plannen zijn geformuleerd te verwezenlijken. Tot dusverre is de vereiste personele capaciteit steeds bepaald op basis van kengetallen. Het onlangs opgestelde rapport "Onderzoek personele middelen rioleringszorg", is gebaseerd op de "Moerdijkse situatie”. De gemeenteraad heeft ingestemd met het voorstel van het college en vacatures zullen in 2011 (januari) eerst intern worden opengesteld Ad 2: Waterpanel nieuw leven inblazen Ook in 2010 heeft het waterpanel goed gefunctioneerd. Dit tweemaandelijks ambtelijk overleg wordt gebruikt voor het doorspreken van projecten, diverse watergerelateerde werkzaamheden en de elementen van het uitvoeringprogramma. Ook wordt hierin het jaarlijks bestuurlijk overleg voorbereid. Ad 3: Waterloket voor burgers en bedrijven In 2010 is de site van de gemeente Moerdijk hiervoor aangepast. Er is een nieuwe pagina ingericht waar alles op gebied van water is te vinden.
26
Milieujaarverslag 2010
Ad 4: In beeld brengen stedelijke wateropgave In 2015 moet de gemeente de mogelijke knelpunten en probleemlocaties (grondwateroverlast, inundatieproblemen, water op straat, enz.) aangepakt hebben. De gemeente stelt in het eerste kwartaal van 2011 een plan van aanpak op. Ad 5: Aanleggen natte ecologische verbindingszones Voor de natte ecologische verbindingszones is eind 2010 via Brabants Landschap subsidie aangevraagd bij de provincie voor een totaalbedrag van € 1.150.772. In december 2010 is hiervoor een beschikking afgegeven voor een bedrag van € 586.792. Dit bedrag wordt aangewend om de ecologische verbindingszone Keenehaven-Aalskreek in 2011 aan te pakken. Het resterende subsidiebedrag volgt in 2011. Ad 6: Opstellen van een afkoppelkansenkaart en waterstructuurkaart Volgt na 4 Ad 7: Kansen ontkluizing Roode Vaart inzichtelijk Het openmaken van de gedempte haven in het centrum van Zevenbergen wordt meegenomen als één van de in detail door te rekenen alternatieven voor de zoetwateraanvoer bij een verzilt Krammer Volkerak. Hiervoor is een proces opgestart waarin de provincies Zeeland en Noord-Brabant (trekker), de waterschappen Brabantse Delta en Zeeuwse Eilanden, Rijkswaterstaat Zuid en de gemeente Moerdijk participeren, gekoppeld aan de Zuidwestelijke Delta. In dit proces worden de resultaten van de Blauwe Visie meegenomen om tot een volwaardig advies en besluit te komen. De gemeente onderzoekt nu tevens de haalbaar- en betaalbaarheid van de realisatie van een sluis in de Roode Vaart als onderdeel van de alternatieve zoetwatervoorziening in of nabij het centrum van Zevenbergen. Ad 8: Opzetten meetnet grondwater Op basis van het ontwerp van Deltares en een uitgewerkt voorstel van Royal Haskoning is het project in regioverband aanbesteed. De opdracht is gegund aan RPS-BCC. Met de aanleg van het meetnetwerk wordt in januari 2011 begonnen. Voor de gemeente Moerdijk start het project in februari 2011. De eerste meetgegevens worden vanaf 1 april 2011 verwacht.
Conclusies en aanbevelingen • •
In het Waterplan is duurzaamheid een van de belangrijkste uitgangspunten geworden. Maatregelen die getroffen worden moeten duurzaam zijn, zodat toekomstige generaties daar geen nadeel van ondervinden. Uitvoeren acties op basis van het Waterplan.
27
Milieujaarverslag 2010
28
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 9:
Natuur en landschap
Algemeen De Flora- en Faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden en regelt de bescherming van soorten. De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Het uitgangspunt van de wet is ‘nee, tenzij’. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn (erkenning van de intrinsieke waarde). In 1998 is een nieuwe wet tot stand gekomen, die zich richt op gebiedsbescherming: de Natuurbeschermingswet 1998. De Natuurbeschermingswet 1998 moest de bescherming van natuurgebieden, zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, in nationale wetgeving vastleggen. Omdat de omzetting van Europese regels in deze wet onvoldoende was, is de wet gewijzigd en de nieuwe Natuurbeschermingswet is 1 oktober 2005 in werking getreden. De Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische, genetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de EU het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het beleid van de EU voor behoud en herstel van biodiversiteit. Het netwerk omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). Deze richtlijnen zijn in Nederland geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Het netwerk is in opbouw: nog niet alle lidstaten hebben definitief alle gebieden aangewezen.
Beleidslijnen • • • • • • • • •
Behoud en bescherming van de openheid en rust in het landschap. Het ontwikkelen van nieuw groen, aansluitend op de bebouwde kommen. Bevorderen combinatie van diverse functies, zoals duurzame landbouw en waterbeheer, natuur en landschap. Bewerkstelligen van een optimale waterhuishoudkundige situatie voor de verschillende grondgebruikers. Behoud en herstel van dijkbeplantingen en van het graslandareaal. Inpassing van grootschalige infrastructuur en industrieterreinen door beplanting. Behoud van bestaande natuurgebieden en/of gebieden met natuurwaarden. Ontwikkeling en realisatie van ecologische verbindingszones. Behoud en bescherming van waardevolle weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.
Nota’s • • •
GMP 2007-2010. Bestemmingsplan buitengebied. Landschapsbeleidsplan 2001.
Actiepunten • •
Vastleggen ambities voor het buitengebied. Derden actief betrekken bij de verdere ontwikkeling van natuur en landschap.
29
Milieujaarverslag 2010
Uitgevoerde acties 1. Bestemmingsplan buitengebied Het bestemmingsplan buitengebied is in de gemeenteraadsvergadering van december 2008 vastgesteld. Belangrijke wijzigingen op het gebied van natuur en landschap zijn: o de ruimere beschermingszones, conform provinciaal beleid, van de natte natuurparel(s); o alle provinciaal aangewezen ecologische verbindingszones, opgenomen en bestemd voor natuurdoeleinden; o en de aangeduide reserveringsgebieden voor regionale waterberging. 2. Ecologische verbindingszones Zie water (ad 5 en ad 7). 3. Gebiedscommissie Brabantse Delta Voor de periode 2005-2008 was het Regionaal Uitvoeringsprogramma 2005-2008 (RUP) het sturingsinstrument voor de uitvoering van de revitalisering van het landelijk gebied in de Brabantse Delta. Dit plan is in 2008 geëvalueerd en aangepast met als resultaat, het gebiedsmeerjarenprogramma (GMJP) 2009-2013 voor de Brabantse Delta. Hierin is opgenomen, dat de komende 5 jaar het accent ligt op het opstarten en verder uitvoeren van de zogenaamde 'integrale projecten’. Dit zijn grote, complexe projecten waarbij diverse doelen moeten worden gerealiseerd en waarbij verschillende partijen betrokken zijn. Het Mark-Dintel-Vliet systeem is één van de complexe projecten, omdat in het plangebied meerdere initiatieven lopen zoals: het project waterrand, de aanleg van ecologische verbindingszones maar ook de recreatieve en toeristische ontsluiting van het systeem en de aanwezige cultuurhistorische elementen. Door afstemming tussen de partijen kunnen deze initiatieven elkaar versterken en mogelijk versnellen. De betrokken gemeenten Halderberge, Steenbergen en Moerdijk en het waterschap Brabantse Delta hebben 1 april 2010, als start van dit ‘integrale project’, een intentieovereenkomst ondertekenend, om vervolgens uitvoering te geven aan de projecten in en rond het Mark-Dintel-Vliet systeem. 4. Stimuleringskader groen-blauwe diensten Deze regeling is er op gericht het typische Brabantse landschap te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Voor het gebied de Brabantse Delta is een landschapvisiekaart gemaakt. Op basis van die kaart is per gemeente een inventarisatie gemaakt met de geschikte (gebiedseigen) en wenselijke landschapselementen (pakketten) die ingezet kunnen worden. Er dient sprake te zijn van een regeling door en voor agrariërs en particulieren om groene en blauwe dienstverlening zelf duurzaam vorm te geven. Gezamenlijk met de overige partners binnen de gebiedscommissie heeft de gemeente Moerdijk in 2008 het gebiedscontract ondertekend. Voor de jaren 2009 tot en met 2012 heeft de gemeente Moerdijk een jaarlijks bedrag van € 25.000 beschikbaar gesteld. Vergoedingen zullen voor 50% uit gemeentelijke middelen en 50% uit provinciale middelen bestaan.
Conclusies en aanbevelingen •
De wens bestaat om de natuur en het landschap verder te ontwikkelen en hierbij derden actief te betrekken. In 2011 hoopt de gemeente Moerdijk na vaststelling van de nieuwe structuurvisie strategisch aan de slag te kunnen en middelen te kunnen genereren voor de versterking van het groen-blauw raamwerk van de gemeente Moerdijk.
30
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 10: Huishoudelijk afval Algemeen Op grond van de Wet milieubeheer is de gemeente Moerdijk verplicht het huishoudelijk afval gescheiden in te zamelen. Bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor het gescheiden inzamelen van afval.
Beleidslijnen • • • • •
Structurele voorlichting en communicatie vooral gericht op het verminderen van de hoeveelheid afval (preventie). Verbetering van het gescheiden aanbieden van huishoudelijk afval tot minimaal de landelijke taakstellingen per afvalstroom ten aanzien van weinig stedelijke gebieden waar Moerdijk toe gerekend wordt. Afname van het brengen van illegaal afval op de milieustraat. Afvalstoffenheffing 100% kostendekkend. Intensivering (geïntegreerde) handhaving kleine ergernissen, waaronder het op de juiste wijze (gescheiden) aanbieden van huishoudelijk afval.
Nota’s • •
GMP 2007-2010 Handhavingsprogramma Vergunningen en Handhaving
Actiepunten • • •
• •
Optimaliseren afvalscheiding. Doelmatige inzameling gestapelde woningbouw: het realiseren van ondergrondse voorzieningen voor de opslag van gft- en restafval bij gestapelde woningbouw. Opstellen en uitvoeren communicatieplan verbetering afvalscheiding: opstellen en uitvoeren communicatieplan ter ondersteuning van projecten en ten behoeve van algemene informatieverstrekking en communicatie over afvalscheiding in relatie met de kosten en draagvlak. Terugdringen van het “aanbieden” van illegaal afval op de milieustraat: door middel van goede voorlichting en aanscherping van de controle op legitimatie (vooral op zaterdagen). Aanscherping controle gescheiden aanbieden van gft-, restafval en grof huisvuil.
Uitgevoerde acties 1. Er zijn twee toezichthouders werkzaam, met als specifieke taak het toezien en handhaven op kleine ergernissen, waaronder hondenpoepoverlast, zwerfvuil, illegale dumpingen en foutieve afvalscheiding en afvalaanbieding. 2. In 2010 heeft Koos de Vuilnisman een gastles Afval gegeven bij verschillende basisscholen. Ook in 2011 zullen er nog enkele lessen plaatsvinden. 3. In 2008 zijn de voorbereidingen getroffen voor het uitzetten van papiercontainers. In 2009 zijn de papiercontainers daadwerkelijk uitgezet. In 2010 heeft de omwisseling van grote papiercontainers naar kleinere plaatsgevonden bij diegene, die hiertoe een verzoek hebben ingediend. 4. Bij nieuwe projecten met gestapelde woningbouw is in 2010 standaard uitgegaan van het realiseren van een ondergrondse inzamelvoorziening ten behoeve van de inzameling van gft- en restafval. 5. Vanaf 2008 zijn de controles op de aflevering van afvalstoffen op de milieustraat aangescherpt. De controles hebben geleid tot een aanzienlijke vermindering van de aangeboden hoeveelheid afval. Dit impliceert dat er in het verleden veel misbruik van de milieustraat is gemaakt. De intensieve controles zullen regelmatig worden herhaald.
31
Milieujaarverslag 2010
6. In 2009 is gestart met de invoering van gescheiden inzameling van kunststof verpakkingen via Nedvang. Er is gekozen voor een haalsysteem, waarbij de kunststofverpakkingen eens in de vier weken worden opgehaald. In 2010 is middels een afvalenquête onder de inwoners gekeken hoe de inzameling bevalt. Ten aanzien van de inzameling van kunststof heeft meer dan de helft van de respondenten de voorkeur uitgesproken om de inzameling huis-aan-huis te blijven doen. 2010 is het eerste volledige jaar dat er gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsmateriaal heeft plaatsgevonden. In totaal is er in 2010 468.740 kilogram kunststof verpakkingsmateriaal ingezameld. Dit is gemiddeld 30 kilogram per huishouden.
Conclusies en aanbevelingen • • • •
Opstellen Nota Duurzaamheid (2011), waarin de actualisatie van het GMP wordt geïntegreerd. In 2011 de inzameling van alle afvalstromen evalueren en voorstel voor optimalisatie opstellen. Continueren milieucommunicatie over afvalscheiding. Continueren handhavingsacties, waaronder controle bij de milieustraat.
32
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 11: Duurzaamheid Algemeen Met de vaststelling van de Strategische Visie Moerdijk 2030 heeft duurzaamheid voor het eerst een prominente plaats gekregen bij de vaststelling van de bestuurlijke ambities. De gemeente Moerdijk kiest voor een hoog ambitieniveau op het gebied van duurzaamheid en profileert zich daarmee bij alles wat we doen in onze gemeente. Bij duurzaamheid gaat het niet alleen om duurzaam bouwen en een duurzame economie, maar ook om ecologische duurzaamheid. Moerdijk profileert zich als een duurzame gemeente. De gemeente Moerdijk heeft de uitstoot van fijn stof en broeikasgassen, zoals CO2, binnen de eigen gemeentegrenzen in 2030 met 40% gereduceerd ten opzichte van de EU normen in 2009 en heeft projecten gestart waarmee uitstoot wordt gecompenseerd. Daarnaast zijn ook de overlast als gevolg van bijvoorbeeld stank, lawaai en licht geminimaliseerd. Deze projecten worden gecombineerd met het verder ontwikkelen van de landelijke kwaliteiten, de natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Voor wat betreft het opwekken van duurzame energie wordt gezocht naar nieuwe vormen die het karakter van de kernen en het landschap niet aantasten. Daarin geeft de gemeente zelf het goede voorbeeld. In 2030 is 30% van de totale reguliere energiebehoefte gedekt uit ‘lokaal’ geproduceerde duurzame energie. Duurzaamheidprincipes van de gemeente Moerdijk staan hoog in het vaandel. De gemeente draagt die principes actief uit en daagt haar inwoners en partners uit dat ook te doen. De gemeente vervult voor haar eigen organisatie en in haar eigen handelen een voorbeeldfunctie. In de Raadsagenda periode 2010-2014 is duurzaamheid één van de hoofdthema’s. Als ambitie voor duurzaamheid is hierin geformuleerd: “Een duurzame woon- en leefomgeving, waarvan de realisatie integraal tot uitdrukking moet komen in alle onderdelen van het gemeentelijk beleid”. Gelijktijdig met de vaststelling van de Raadsagenda 2010-2014 heeft de raad het college opgedragen om deze ambities verder uit te werken en de daarbij voorkomende keuzemogelijkheden ter nadere besluitvorming voor te leggen. Het college gaat hiertoe een integrale nota duurzaamheid opstellen. In de College-agenda 2010-2014 is het ultieme doel van duurzaamheid het (op termijn) komen tot een CO2 neutrale gemeente, waarbij de uitgangspunten zijn: • het voorkomen van onnodig energieverbruik; • het bij voorkeur gebruik maken van duurzame/eindeloze bronnen; • het verstandig gebruiken van eindige bronnen. De hoofddoelstellingen in de collegeperiode zijn: • de bestaande leef- en woonomgeving beschermen en waar mogelijk verduurzamen; • een goede scheiding en duurzame verwerking van huishoudelijk afval; • een schone buitenruimte; • terugdringen energiegebruik en stimuleren gebruik duurzame energiebronnen.
Nota’s • •
GMP 2007-2010. Nota Visie Windenergie.
Beleidslijnen • • • • • •
Verklaring van Dussen. Masterplan Stuurgroep Duurzaam Haven- en Industrieterrein Moerdijk (DHM). Bestuursopdracht Duurzaamheid West-Brabantse Vergadering. Regionaal Convenant duurzaam bouwen. Uitvoeringsnota millenniumgemeente, met duurzaamheid als een van de speerpunten. Intentieovereenkomst Duurzame Verbindingen Moerdijk (DVM).
33
Milieujaarverslag 2010
Actiepunten • • • •
• • •
•
Opstellen Nota Duurzaamheid (2011). Actualiseren van het Gemeentelijk Milieubeleidsplan (GMP) en deze integreren in de Nota Duurzaamheid. Millenniumdoelen ten aanzien van duurzaamheid verwerken in de Nota Duurzaamheid. Voortzetting samenwerking met partijen die deelnamen in het samenwerkingsverband DVM en in het samenwerkingsverband DHM in één nieuwe organisatie, met het specifieke doel te komen tot verbetering van de duurzaamheidsaspecten in relatie tot het industrieterrein Moerdijk, door ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst (17 februari 2011). In het verlengde hiervan het gezamenlijk opstellen van een actieplan ter uitwerking van deze samenwerkingsovereenkomst aansluitend op de al lopende projecten. Uitvoeren duurzaamheidsprojecten in het kader van de SLOK-subsidieregeling (stimulering lokale klimaatinitiatieven). Mede vormgeven aan duurzaamheidsdoelen en de realisatie daarvan in de regio WestBrabant middels deelname in de bestuurscommissie Duurzaamheid en ambtelijke overleggen (o.a. het mede opstellen van een Regionaal Werkprogramma Duurzame Ontwikkeling West-Brabant 2011). Opnemen potentiële locaties voor het plaatsen van windturbines in de structuurvisie.
Conclusies en Aanbevelingen • •
Voortzetten lopende projecten duurzaamheid. Opstellen Nota Duurzaamheid (2011) met het doel om: o in beeld te brengen waar we nu staan (0-situatie); o het begrip duurzaamheid af te bakenen; o haalbare doelen en ambities te formuleren (uitvoeringsplan); o een monitoringsysteem hieraan te koppelen; o de actualisatie van het gemeentelijk milieubeleidsplan (GMP) hierin te implementeren.
Uitgevoerde acties 1. Deelname in diverse projecten proeftuin Duurzame Verbindingen Moerdijk (DVM). In de Stuurgroep zijn vertegenwoordigd de provincie, HM, BIM, Rijkswaterstaat, Waterschap Brabantse Delta en de gemeente. Onder aansturing hiervan zijn in 2010 de volgende projecten voortgezet/opgestart: • Uitgevoerd is een quickscan naar de mogelijkheden van hergebruik van restwarmte die vrij komt op het industrieterrein Moerdijk, onder andere bij de glastuinbouw aan de Spiepolder. De haalbaarheid hiervan wordt nader onderzocht. Daarnaast vindt onderzoek plaats naar mogelijkheden van hergebruik van restwarmte op het LPM. 2 • Onderzoek naar de haalbaarheid van een multicore ringleiding voor restwarmte, CO2 en/of stoom op het industrieterrein zelf. Een deelproject aan de Appelweg is reeds gerealiseerd. De haalbaarheid van andere deelprojecten, aan de Vlasweg, Middenweg en Westelijke Randweg, is nog in onderzoek. • Verbeteren ontsluiting industrieterrein Moerdijk in de vorm van alternatief, collectief vervoer. Hierover heeft een aantal sessies plaatsgevonden met werkgeversorganisaties (KNV, BZW) en de organisatie Brabant Mobiliteitsmanagement (BRAMM) die streeft naar bevordering van duurzaam vervoer. Betrokkenen zijn positief over een vervolg hierop. • Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, waarbij de omgevingsvergunning en de één-loketgedachte zijn geïntroduceerd. Voorafgaande hieraan is door de Wabo-partijen een relatiebeheer opgezet om 2
Energy Web Moerdijk is gericht op het realiseren van een multicore ringleiding op haven- en industrieterrein Moerdijk en het omliggende gebied. Deze bijzondere ringleiding gaat ervoor zorgen dat rest(energie)stromen als warmte, stoom en koolstofdioxide van aanbiedende bedrijven naar afnemers kunnen worden getransporteerd. De ringleiding brengt een samenwerking tussen bedrijven tot stand en levert een enorme bijdrage aan het milieu. De besparing van aardgas bedraagt ongeveer 35 miljoen m³ per jaar, de CO² uitstoot wordt verminderd met ongeveer 70.000 ton per jaar. Dat is te vergelijken met het energieverbruik van alle huishoudens van ongeveer twee gemeenten ter grootte van Moerdijk.
34
Milieujaarverslag 2010
•
•
•
•
goed en snel op verzoeken te kunnen reageren. De werkgroep zal nog in stand blijven om eventuele opstartproblemen snel op te lossen. Een onderzoek naar de realisatie van een industriewaterzuivering op het industrieterrein Moerdijk zelf (gaat nu naar de RWZI Bath). De meerkosten van 10 miljoen euro ten opzichte van de huidige situatie leiden vooralsnog tot de conclusie dat dit momenteel niet realistisch is. Begin 2010 is het jongerenloket met leerwerkadviseur opgestart. Dit is een gezamenlijke actie van de gemeenten Etten-Leur, Zundert en Moerdijk en het UWV werkbedrijf. Vanaf 2009 werd gebruik gemaakt van de plaatselijke radiozender voor het wekelijks presenteren van Moerdijkse vacatures. Eind 2010 is dit radio-experiment bij gebrek aan reacties tijdelijk gestopt. In oktober 2010 is met het gemeentebestuur, regionaal onderwijs en ondernemers een bezoek gebracht aan de RDM Campus te Rotterdam, om aldaar een project te bezien waar de drie O’s (onderwijs, ondernemers en overheid) samenwerken. Dit als opstart naar een mogelijke samenwerking tussen de drie O’s te Moerdijk. Inmiddels zijn diverse drie O’s-vervolggesprekken gevoerd en wordt er nagedacht over concrete projecten. In 2009 zijn in de regio de eerste leerlingenprojecten in de bouw van start gegaan. In 2010 zijn er ongeveer 10 bouwprojecten gestart en bij deze projecten zijn ongeveer 25 leerlingen betrokken. Onderzoek naar de mogelijkheden van realisatie van windturbines op het industrieterrein Moerdijk. De externe veiligheidsregels vormen hierbij een belangrijk struikelblok.
2. Deelnemer aan het Masterplan Duurzaam Haven- en industrieterrein Moerdijk. Ter uitvoering van dit Masterplan zijn diverse duurzaamheidprojecten opgestart en in uitvoering. Met name een goede klachtenregistratie en -afhandeling tussen de provincie, de GGD, HM en de gemeente. In dit kader is ook een communicatieprotocol opgesteld. Verder is het Monitoringsrapport 2009 opgesteld ten aanzien van het industrieterrein Moerdijk. 3. De deelnemers in de Stuurgroep DHM en DVM zijn dezelfde partijen. Beide samenwerkingsverbanden hebben ook nagenoeg dezelfde duurzaamheidsambities gerelateerd aan het industrieterrein Moerdijk. Het Masterplan duurzaam Haven- en industrieterrein Moerdijk (DHM) had een werkingsduur tot 31 december 2010, maar alle partijen hebben de wens geuit om de samenwerking voort te zetten. Daarnaast is vanuit de provincie besloten door te gaan met de lopende proefprojecten, waaronder Duurzame Verbindingen Moerdijk (DVM). In het kader van efficiency en effectiviteit is besloten om voortaan gezamenlijk in één organisatie op te trekken. Hiervoor is het “Contourendocument t.b.v. toekomstige verankering DHM en DVM Havenen industrieterrein Moerdijk” opgesteld, dat als basis dient voor de samenvoeging van de samenwerkingsverbanden DVM en DHM. In de loop van 2011 wordt dit nader uitgewerkt in een actieplan. 4. De procedure tot de realisatie van windturbines op de locatie Oud Dintel loopt. 5. Uitvoering actiepunten voortvloeiende uit de subsidieregeling SLOK (zie hoofdstuk 12 Klimaat). 6. Startdocument Nota Duurzaamheid opgesteld waarin het proces beschreven is om te komen tot de Nota Duurzaamheid Moerdijk. 7. Moerdijk neemt ook deel in de gemeenschappelijke regeling Regio West-Brabant. Voor realisatie van de regionale duurzaamheidsambities is een “Regionaal werkprogramma 2011” opgesteld, dat jaarlijks wordt geactualiseerd. 8. Er is een Werkgroep Duurzaamheid LPM in het leven geroepen die een rapportage opstelt over het formuleren van realistische duurzaamheidsambities voor het LPM en de wijze waarop deze gerealiseerd kunnen worden. 9. Alle inkopen op basis van het vastgestelde (duurzaam) inkoopbeleid (b.v. groene stroom).
35
Milieujaarverslag 2010
10. Betreffende leefklimaat en duurzaam ondernemen heeft de gemeente Moerdijk (samen met andere gemeenten in West-Brabant) scherpe ambities geformuleerd. Om deze ambities te verwezenlijken, heeft de gemeente, nadat in juni 2010 definitief de subsidie was toegekend, besloten deel te nemen aan een regionaal project dat als voornaamste doel heeft bedrijven bewust te maken van de mogelijkheden die zij hebben om duurzaam te ondernemen. Door middel van een cursustraject worden ondernemers geprikkeld om voor zichzelf een duurzame(re) bedrijfsmissie en strategie te ontwikkelen en een actieplan op te stellen. Aan het project nemen 10 gemeenten in de regio deel. De voorbereidingen van het project zijn in 2010 gestart. De uitvoering van het project, dat een doorlooptijd heeft van circa 2 jaar, is voorzien in het eerste kwartaal van 2011. p.s. Ook in de andere hoofdstukken worden acties genoemd die bijdragen aan de bevordering van duurzaamheid. Te denken valt aan de invoering van de gescheiden inzameling van kunststof verpakkingen, verbetering van het binnenklimaat bij scholen, de realisatie van ecologische verbindingszones, duurzaam watergebruik, e.d.
36
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 12: Klimaat Algemeen De gemeente Moerdijk heeft medio 2009 bericht ontvangen van het ministerie van VROM over van de subsidieregeling SLOK (Stimulering Lokaal Klimaatbeleid). De nadruk van het beleid in de komende 4 jaar komt te liggen op de thema’s woningbouw, duurzame energie, gemeentelijke gebouwen, openbare verlichting, houden van wijkacties en duurzaam inkopen. De gemeente Moerdijk werkt samen met andere gemeenten in de regio Westelijk Noord-Brabant (Bergen op Zoom, Halderberge, Roosendaal, Rucphen en Woensdrecht). Deze gemeenten bekijken samen de mogelijkheden voor duurzame energie en energiebesparing in de regio. In de loop van 2009 is het “Regionaal Klimaatprogramma West-Brabant en Tholen 2009 – 2012 opgesteld. De RMD, maar ook de provincie Noord-Brabant en Agentschap NL (agentschap van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie dat kennis bundelt van innovatie, energie, klimaat, milieu en leefomgeving) leveren de nodige ondersteuning aan de gemeente.
Beleidslijnen • • • • • • • • • •
Woningbouw: de inspanningverplichting om bij nieuwbouw een GPR (Gemeentelijke Praktijk Richtlijn) van 7 op alle thema’s vast te leggen zo ook op het thema energie. Minimaal een sprong van 2 punten te behalen in het GPR systeem in de bestaande bouw bij grootschalige renovaties. Bij uitbreidingsplannen is sprake van zongerichte verkaveling. De gemeente voert actief beleid voor inzameling en ter beschikking stelling van reststromen van biomassa voor energieopwekking. Gemeentelijke gebouwen en voorzieningen: toepassen van een met 4% - 9% verscherpte Energie Prestatiecoëfficiënt (EPC) wanneer de terugverdientijd van de extra investeringen uiterlijk binnen 5 jaar worden terugverdiend. Energiebeheer ingevoerd voor alle gemeentelijke gebouwen. Een actief inkoopbeleid inzake energie (waaronder aandacht voor de herkomst). In het kader van de voorbeeldfunctie koopt de gemeente duurzame producten en energie in. Het bij renovatie en infrastructurele voorzieningen en installaties met name openbare verlichting uitvoeren van energiemaatregelen met een terugverdientijd van minder dan 5 jaar. Duurzaam bouwen: convenant is afgesloten met de woningbouwcorporaties binnen de gemeente Moerdijk. Voorwaarden in locatie-ontwikkelingsovereenkomsten ten aanzien van het eisen van een GPR 7 bij nieuwbouw projecten.
Nota • •
GMP 2007-2010. Nota Visie windenergie.
Actiepunten • •
Uitvoeren regionaal klimaatprogramma 2009-2012: in regionaal verband (RMD-gemeenten) is een actieprogramma opgesteld om ambities vastgelegd in het uitvoeringsprogramma te verwezenlijken. Uitvoeren projecten in het kader van de SLOK-subsidieregeling.
Uitgevoerde acties 1. Windenergie: er vindt overleg plaats tussen de gemeente, de regio West-Brabant, de provincie Noord-Brabant en het Rijk over het realiseren van de landelijke doelstelling van 6.000 MW op land vóór 2020. De provincie Noord-Brabant heeft aangegeven hiervan 320 MW te kunnen realiseren. Uitgaande van wat er al staat en wat in de "pijplijn" zit zou er aanvullend nog circa 100 MW moeten worden gerealiseerd. De provincie opteert hierbij voor West-Brabant en meer specifiek voor Moerdijk en dan op het industrieterrein. Het in-
37
Milieujaarverslag 2010
dustrieterrein Moerdijk valt binnen de in de Nota Windvisie Moerdijk aangewezen locaties. De mogelijkheden van windenergie op het industrieterrein worden onderzocht evenals die op Logistiek Park Moerdijk. De actualisatie van de Nota Visie Windenergie Moerdijk wordt meegenomen bij de Structuurvisie. Op grond van de Crisis- en Herstelwet kunnen initiatiefnemers een plan, dat door een gemeente is afgewezen, indienen bij de provincie met het verzoek hiervoor een inpassingsplan te maken. Dit ondermijnt het gemeentelijk beleid. De provincie moet gegronde redenen hebben om deze verzoeken af te wijzen. Dit kan wanneer de provincie concrete afspraken heeft liggen over de nog in te vullen 100 MW. Het is van belang dat de gemeente blijft meedenken over het realiseren van nog extra windenergie binnen de gemeente Moerdijk om daarmee initiatieven op ongewenste locaties te voorkomen. De overleggen hierover worden in 2011 voortgezet. 2. Sinds 2008 wordt groene stroom ingekocht. 3. De gemeente draagt direct bij aan het opwekken van duurzame energie en het terugdringen van CO2 uitstoot. De gemeente dient nog een aanbesteding op te stellen om het parken plantsoenafval daadwerkelijk in te zetten voor het opwekken van duurzame energie. Ten behoeve van plaatsing van biovergistingsinstallaties bij glastuinbouwbedrijven zijn randvoorwaarden opgesteld om te voorkomen dat dit leidt tot zelfstandige energiecentrales in agrarisch gebied. 4. Medio 2010 is er een informatiebijeenkomst georganiseerd over een praktische aanpak van duurzaam inkopen voor de inkopers van de regio. Hierin werd de laatste informatie verstrekt op dit gebied en werd praktische informatie over een gemeente verstrekt. 5. Op 8 november 2010 heeft de energie informatiemarkt plaatsgevonden in Fijnaart voor bewoners uit Fijnaart en Heijningen, als sluitstuk van de wijkactie. Deze informatiemarkt die bezocht werd door ongeveer 300 personen kan een succes genoemd worden. Op de basisscholen zijn leerlingen aan de slag gegaan met lespakketten en hebben kennis kunnen maken met het onderwerp energie. Ook is door deze actie een netwerk ontstaan tussen de corporatie, de basisscholen, installateurs, bouwondernemers, de gemeente en andere organisaties. Ook de dorpsraden zijn bij deze actie betrokken geweest. Doordat deze wijkacties ook in andere gemeenten zijn gehouden heeft deze aanpak een regionaal karakter gekregen. De RMD draagt zorg voor de organisatie hiervan. 6. In 2010 zijn er enkele regionale bijeenkomsten gehouden over energiebesparingsmogelijkheden bij openbare verlichting. Op ambtelijk niveau worden door de betrokken ambtenaren ervaringen uitgewisseld. 7. In 2010 zijn er ook regionale bijeenkomsten geweest ten aanzien van energiebesparing bij gemeentelijke gebouwen. Ook hier worden op ambtelijk niveau ervaringen met elkaar uitgewisseld. 8. In 2010 zijn “energieambassadeurs” opgeleid die in hun eigen woonplaats mensen bezoeken die interesse hebben in het treffen van energiebesparende maatregelen. Deze ambassadeurs zijn scholieren (die hiervoor studiepunten kunnen krijgen) en bijvoorbeeld gepensioneerden. De ambassadeurs werken op vrijwillige basis. De ambassadeurs hebben een cursus kunnen volgen om de mensen goed te kunnen informeren over de mogelijkheden tot verbetering van de woning. Ook helpen zij de bewoners bij subsidieaanvragen. Via de website “energiemarktplaatswestbrabant.nl” kunnen belangstellende bewoners zich aanmelden voor een advies. Ook mensen die energieambassadeur willen worden kunnen zich hier aanmelden. Inmiddels zijn er al 13 ambassadeurs opgeleid. Daarnaast hebben zich ook al weer 12 mensen gemeld die willen worden opgeleid. Deze aanpak is laagdrempelig en er zijn nagenoeg geen kosten aan verbonden. De kosten van begeleiding e.d. worden gedragen door de provincie. Het is een regionaal project met de gemeenten van de RMD.
38
Milieujaarverslag 2010
9. De gemeente heeft samen met andere gemeenten van de RMD een licentie van het GPRprogramma gekregen. Met GPR kan de gemeente met een ontwikkelaar of een woningcorporatie concrete afspraken maken over de energetische kwaliteit van een te bouwen woning. GPR kent 5 hoofdthema’s waarop punten gescoord kunnen worden ter verbetering van de kwaliteit van de woning. Deze thema’s zijn: energie, milieu (water, milieuzorg, materialen), gezondheid (geluid, luchtkwaliteit, thermisch comfort, licht- en visueel comfort), gebruikskwaliteit (toegankelijkheid, functionaliteit, technische kwaliteit, sociale veiligheid) en toekomstwaarde (toekomstgerichte voorzieningen, flexibiliteit, belevingswaarde). Woningcorporaties en ontwikkelaars kunnen via de gemeente op dit programma inloggen. Uitgangspunt is dat minimaal een 7 per thema behaald moet worden. Omdat dit hoger is dan wat het Bouwbesluit verlangt, kan dit niet worden afgedwongen. 10. De RMD is in 2010 gestart met een onderzoek naar de wateradaptiemogelijkheden in relatie met klimaatverandering in de regio West-Brabant. Er zijn hierover al heel wat rapporten geproduceerd door de verschillende overheden; Rijk, provincie, waterschappen, gemeenten. Al deze verschillende visies scheppen echter onduidelijkheid wat het moeilijk maakt om hierop als gemeente c.q. regio goed te reageren. Het onderzoek moet leiden tot een concreet advies aan de gemeenten hierover, met inachtneming van de genoemde visies.
Conclusies en aanbevelingen •
Er zijn veel acties uitgevoerd en in gang gezet om de doelstellingen tot het terugdringen van de uitstoot van CO2, energiebesparing en duurzaam bouwen te realiseren. Zie met name in dit kader ook het voorgaande hoofdstuk over Duurzaamheid.
39
Milieujaarverslag 2010
40
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 13: Licht Algemeen De duisternis in Nederland neemt jaarlijks in toenemende mate af. Verstedelijking, een groeiende automobiliteit, intensivering van de glastuinbouw, het letterlijk in de schijnwerpers zetten van bedrijfsgebouwen en historische gebouwen zorgen ervoor dat de verlichting in Nederland jaarlijks met ruim 5 % toeneemt. Verstoring van dagnachtritme als gevolg van kunstlicht kan bij de mens negatieve fysieke en psychische gevolgen hebben. In Nederland bestaat vooralsnog geen specifieke wet- en regelgeving rondom lichthinder. Wel worden, via andere regelgeving, eisen gesteld aan het omgaan met licht of kunnen die worden gesteld. Wat betreft de belangrijkste regelgeving kan onderscheid worden gemaakt tussen: • het ruimtelijke ordeningstraject (RO-traject); • het Wet milieubeheer-, c.q. Wabo-traject Het RO- traject Lichthinder is niet alleen een milieuprobleem, maar zeker in het landelijk gebied ook een ruimtelijk probleem met negatieve gevolgen voor natuur, landschap en omwonenden. Aan een bestemmingsplan kunnen natuur- en milieubeschermende beperkingen verbonden worden, onder voorwaarde dat die bepalingen een ruimtelijke relevantie hebben. In jurisprudentie heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State expliciet gesteld dat in een bestemmingsplan voorschriften ter beperking van lichthinder door glastuinbouwbedrijven opgenomen kunnen worden. Het Wabo-traject Volgens de Wabo moeten glastuinbouwbedrijven zich óf houden aan het Besluit glastuinbouw óf aan een aan het bedrijf verleende milieuvergunning. In het Besluit Glastuinbouw is aangegeven welke glastuinbouwbedrijven onder het Besluit vallen en indien ze hier niet onder vallen, zal een Wabo-vergunning moeten worden aangevraagd. Op basis van: • de Wet milieubeheer; artikel 8.12 a van de Wet milieubeheer kunnen voorschriften verbonden worden inhoudende het treffen van technische maatregelen en kunnen aan de vergunning ook voorschriften verbonden worden inhoudende dat over de uitvoering van de technische maatregelen waartoe de voorschriften verplichten, verslag wordt gedaan aan het bevoegd gezag; • het Besluit Glastuinbouw kan het bevoegd gezag nadere eisen stellen met betrekking tot de wijze van afscherming en tevens kunnen gegevens omtrent de indeling en uitvoering van het glastuinbouwbedrijf worden gevraagd.
Beleidslijnen • • • • •
Voorkomen en tegengaan van lichtverspilling. Voorkomen en tegengaan van ontregelde natuur. Voorkomen en tegengaan van energieverspilling. Voorkomen en tegengaan van aantasting van de gezondheid. Voorkomen en tegengaan van verstoring van het nachtelijk landschap.
Nota’s •
GMP 2007-2010.
Actiepunten • •
Bij besluitvorming meewegen of geen onevenredige hinderlijke lichthinder ontstaat. Bij vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening als een van de wegingsfactoren meenemen of sprake is van een onevenredige hinderlijke lichthinder. Dit zal mede afhangen van de duur van de overlast (structureel of bijvoorbeeld alleen bij een eendaags evenement).
41
Milieujaarverslag 2010
Uitgevoerde acties 1. Er zijn in 2010 geen specifieke acties uitgevoerd. 2. Het thema licht is wel een toetsingsgrond in kader van de Wet milieubeheer.
Conclusies en aanbevelingen • • • •
Licht is geen structureel probleem. Bij vergunningverlening zullen voorschriften worden meegenomen met betrekking tot activiteiten, die kunnen leiden tot lichtoverlast. In bestemmingsplannen is specifiek aangegeven waar glastuinbouw toegestaan is. De gemeente kan lokaal beleid ten aanzien van lichtoverlast vaststellen, maar dit wordt vooralsnog niet nodig geacht.
42
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 14: Straling Algemeen Er zijn twee soorten straling: radioactieve en elektromagnetische straling. In de nota ‘Nuchter omgaan met risico’s, beslissen met gevoel voor onzekerheden’ is de aanzet gegeven voor de vernieuwing van het beleid voor milieurisico’s voor straling. Deze vernieuwing is uitgewerkt voor radongas, hoogspanningslijnen en basisstations voor mobiele telefonie. Radon Radon is een radioactief edelgas dat vrijkomt uit bouwmaterialen en uit de bodem. In woningen (en vooral kruipruimtes) kan radon zich in de lucht ophopen. Het beleid van de overheid richt zich op het doorbreken van de sinds 1970 stijgende trend van straling in nieuwbouwwoningen. Om dit doel te realiseren zijn in juli 2004 tussen VROM en VNO-NCW harde afspraken gemaakt over de stralingsemissie van de bouwmaterialen. Producenten hebben de verplichting op zich genomen ervoor te zorgen dat de uitstoot van radongas uit deze bouwmaterialen niet zal toenemen. Ook kan er door goed ventileren voor gezorgd worden dat de radonconcentratie in de woning niet onnodig hoog wordt. Hoogspanningsleidingen Naar de mogelijke gezondheidsrisico’s van de elektromagnetische velden van bovengrondse hoogspanningslijnen zijn de afgelopen jaren diverse epidemiologische studies uitgevoerd. Hoewel een oorzakelijk verband niet is aangetoond, is uit analyses van de gezamenlijke resultaten van deze studies wel gebleken dat kinderen die in de buurt van bovengrondse hoogspanninglijnen wonen, een statistisch verhoogde kans hebben op het krijgen van leukemie. In een brief van 3 oktober 2005 adviseert voormalig Staatssecretaris Van Geel gemeenten om te vermijden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij voor gevoelige bestemmingen de referentiewaarde van 0,4 microtesla wordt overschreden. Nieuwe situaties zijn nieuwe of te wijzigen bestemmingsplannen en de plaatsing of wijziging van hoogspanningslijnen. Gevoelige bestemmingen zijn locaties waar kinderen tot 15 jaar langdurig verblijven, zoals woningen, scholen en crèches. Gemeenten en provincies wordt geadviseerd om in hun ruimtelijke plannen zones op te nemen met gebieden rondom bovengrondse hoogspanningslijnen. Vanwege de onzekerheden en de grote maatschappelijke gevolgen wordt voor bestaande situaties geadviseerd geen maatregelen te nemen. GSM- en UMTS-antennes De antennes voor GSM en UMTS wekken een elektromagnetisch veld op. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat elektromagnetische velden het menselijk lichaam opwarmen. Om te grote opwarming te voorkomen heeft de Europese Commissie zogeheten blootstellingslimieten aanbevolen. De limieten worden door de Nederlandse overheid gehanteerd. Bij het vaststellen van de limieten zijn ruime veiligheidsmarges ingebouwd.
Beleidslijnen • • •
Voorkomen dat in woonomgevingen de door de Europese Commissie vastgelegde blootstellingslimieten van GSM- en UMTS-masten worden overschreden. Stralingsoverlast van bestaande hoogspanningsmasten tegengaan bij nieuwe situaties. Burgers actief informeren over gevaren en nieuwe ontwikkelingen en over maatregelen die zij zelf kunnen nemen om stralingsgevaar tegen te gaan.
Nota’s •
GMP 2007-2010.
Actiepunten • • •
Trachten de plaatsing van nieuwe UMTS-masten dan wel het aanbrengen van UMTSinstallaties in bestaande masten binnen 400 meter van woningen te voorkomen. In bestemmingsplannen bepalingen opnemen, die bouwactiviteiten nabij hoogspanningsmasten beperken. Burgers worden actief geïnformeerd over de stand van zaken van onderzoeken en over maatregelen die ze zelf kunnen nemen om stralingsgevaar tegen te gaan.
43
Milieujaarverslag 2010
Uitgevoerde acties 1. De gemeente volgt onderzoeken omtrent UMTS-masten in relatie met volksgezondheid. 2. Zuid-West 380 KV De nieuwe energiecentrales die in Zeeland zijn gebouwd moeten worden aangesloten op het landelijke hoogspanningsnet. Hiervoor is een uitbereiding van de huidige capaciteit noodzakelijk. Daarom gaat de landelijk netbeheerder TenneT de komende jaren een nieuwe hoogspanningsverbinding aanleggen vanuit de productielocaties in de gemeenten Vlissingen en Borsele. Het project zal worden aangeduid met de naam Zuid-West 380 kV. Het is een gezamenlijke activiteit van TenneT en de ministeries van Economische Zaken (EZ) en Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM). Normaal gesproken beslissen gemeenten via bestemmingsplannen over de ruimtelijke ordening in ons land. De aanleg van de nieuwe hoogspanningsverbinding is echter een project van nationaal belang waarbij bovendien meerdere gemeenten en provincies betrokken zijn. Daarom wordt de zogenoemde rijkscoördinatieregeling gebruikt. Deze regeling zorgt voor het stroomlijnen en versnellen van de besluitvorming. De voorbereiding en uitvoering van de Zuid-West 380 kV-verbinding nemen ongeveer vijf tot zeven jaar in beslag. Hieronder is een globale planning weergegeven. Deze zal in de loop van het proces specifieker worden zodat ruim van tevoren duidelijk is wanneer bijvoorbeeld inspraak op de verschillende onderdelen plaats zal vinden. Startnotitie ter inzage Vaststellen richtlijnen MER Ter inzage legging ontwerprijksinpassingsplan (incl. definitief tracé) + concept Milieueffectrapportage + ontwerpuitvoeringsbesluiten Verbinding gereed
Eerste helft 2009 Medio 2009
Medio 2011 Eind 2014
Het startpunt van de nieuwe Zuid-West 380 kV-verbinding ligt nabij de nieuwe Sloe-centrale in Borsele. Het is nog niet duidelijk hoe de verbinding vervolgens zal lopen. Momenteel vindt onderzoek plaats om te komen tot een zoekgebied. Dit is het gebied waarbinnen gezocht zal worden naar het uiteindelijke tracé. Er zijn meerdere manieren om van A naar B te komen. Daarom zal binnen het zoekgebied voor meerdere tracés worden bekeken wat de voor- en nadelen zijn. Hierbij zal onder meer rekening gehouden moeten worden met de uitgangspunten zoals die in het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III) zijn neergelegd. Het SEV is het rijksbeleidskader voor (onder meer) hoogspanningsverbindingen. In 2008 is gestart met het opstellen van de startnotitie voor een milieueffectrapportage. Mede op basis van de uitkomsten van het MER zal uiteindelijk het definitieve tracé worden bepaald. Het is nog niet te zeggen of dit tracé ook over het grondgebied van de gemeente Moerdijk zal gaan lopen.
Conclusies en aanbevelingen •
•
Uit de bestaande onderzoeken over de UMTS-masten blijkt dat er geen aantoonbare negatieve gevolgen optreden voor de gezondheid. Aanvullend heeft ook de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State uitgesproken dat het aspect gezondheidsrisico geen afwegingsgrond mag zijn in vrijstellingsprocedures op grond van de Wet ruimtelijke ordening. De gemeente neemt deel in de overleggen die plaatsvinden over de realisering van de hoogspanningsverbinding Zuid-West 380 KV.
44
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 15: Gebiedsgericht milieubeleid Algemeen Bij de meeste ruimtelijke ontwikkelingen in ons land spelen milieuaspecten een rol. De milieuinbreng bij de planvorming laat echter vaak te wensen over. Zowel procesmatig als inhoudelijk. Milieu wordt te laat bij plannen betrokken, én de inbreng is niet optimaal. Daardoor lopen projecten vertraging op, worden milieuproblemen onvoldoende opgelost, en blijven milieukansen onbenut. Binnen een project of de ontwikkeling van een gebied wordt vaak ad hoc bekeken welke milieuaspecten daarin een rol spelen en hoe hiermee rekening dient te worden gehouden. Dit brengt onder andere bovengenoemde nadelen met zich mee. Door de Vereniging Nederlandse Gemeenten, Het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening is een denk- en werkwijze ontwikkeld, die milieu optimaal laten integreren in ruimtelijke plannen: de MILObenadering. MILO staat voor milieukwaliteit in de leefomgeving. MILO wil een sterkere bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving door een betere afstemming tussen milieubeleid en ruimtelijk beleid, en door de milieukwaliteit gebiedsgericht te verbeteren. Hiervoor is door de genoemde partijen een handleiding opgesteld. De gemeente Moerdijk onderscheidt in hoofdzaak drie gebiedstypen: de woonkernen, het buiten- gebied en de industrieterreinen. Voor de industrieterreinen wil de gemeente de gebiedsstreefbeelden van de afzonderlijke industrieterreinen bundelen tot één streefbeeld, waarbij de samen- hang tussen de terreinen meer vorm moet krijgen. Voordat met de streefbeelden gestart kan worden zal eerst een goed totaalbeeld voorhanden moeten zijn van de bestaande situatie en knelpunten. Beschikbare (actuele)gegevens moeten ruimtelijk worden vertaald door deze op kaart weer te geven. Aan de hand van deze gegevens en rekening houdend met wensen in dit gebied op basis van andere beleidsterreinen kan dan een milieustreefbeeld worden geformuleerd.
Beleidslijnen •
Het vastleggen van de gewenste milieukwaliteit voor alle woonkernen en bedrijventerreinen.
Nota’s •
GMP 2007 – 2010.
Actiepunten •
•
Het opstellen van gebiedsstreefbeelden voor de diverse woonkernen in de gemeente. Welke kansen liggen er om de leefbaarheid te verbeteren, rekening houdend met de milieubeleving van bewoners en gebruikers. In een pilot zal ervaring worden opgedaan met de werkwijze. Vervolgens zal aan de hand van de resultaten van de pilot de (eventuele aangepaste) werkwijze op de overige woonkernen worden toegepast. Het opstellen van gebiedsstreefbeelden voor de diverse bedrijventerreinen. Hierbij zal worden toegewerkt naar een integrale beleidsvisie duurzame industrieterreinen. Bestaande en nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen kunnen hierbij elk hun eigen bedrijfstypen herbergen.
Uitgevoerde acties Als gevolg van de bezuinigingsvoorstellen zijn er momenteel geen eigen financiële middelen beschikbaar om hieraan invulling te geven. Voor externe veiligheid ontvangt de gemeente subsidie van de provincie. Gedeeltelijk worden deze middelen gebruikt om de externe veiligheidscontouren digitaal te vertalen op kaart. Op deze wijze kan snel worden beoordeeld of externe veiligheid een rol speelt bij gebiedsontwikkeling en/of projecten. Wanneer er weer financiële middelen beschikbaar komen kan dit verder worden uitgewerkt voor andere (milieu)aspecten zoals geluidcontouren, geurcirkels, afstanden in het kader van straling.
45
Milieujaarverslag 2010
Conclusies en aanbevelingen •
Door het werken met gebiedsstreefbeelden wordt de gewenste milieusituatie per gebied bepaald en vastgelegd, waardoor een meer op de toekomst gericht milieubeleid wordt gevoerd in vergelijking met het probleemoplossend handelen. Dit bevordert zeker ook de externe integratie van milieuaspecten met andere beleidsterreinen.
46
Milieujaarverslag 2010
Hoofdstuk 16:
Externe integratie
Algemeen Al sinds enige jaren moeten overheden in Nederland de (Europese) richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB) toepassen waardoor voor meer overheidsplannen een milieubeoordeling verplicht wordt. Het gaat hierbij om ruimtelijke plannen, plannen voor verkeer en vervoer of waterhuishoudingsplannen, maar ook op andere terreinen zoals gezondheid, volkshuisvesting en verkeer.
Beleidslijnen Milieu en ruimtelijke ordening • Bevorderen van een gestructureerde, tijdige en gelijkwaardige inbreng van milieuaspecten bij bestemmingsplannen (MILO-werkwijze). • Verplichte milieuparagraaf in alle ruimtelijke plannen, waarbij alle milieuthema’s aan de orde (kunnen) komen. • Stimuleren effectief grondgebruik in bestaande woonwijken en op bestaande industrieterreinen. • Stimuleren duurzame industrieterreinen. • Stimuleren duurzame ontwikkelingen zoals windenergie en biomassa. Milieu en gezondheid. • Bevorderen van een gestructureerde, tijdige en gelijkwaardige inbreng van milieuaspecten bij volksgezondheidsplannen. • De milieubeleving van de bewoners meewegen bij besluitvorming, waarbij objectieve feiten en gegevens als uitgangspunt dienen. • Het bevorderen van een gezonde woon- en leefomgeving. • Actieve voorlichting aan bewoners over gezondheidsaspecten in relatie met milieuaspecten. Milieu en volkshuisvesting. • Bevorderen van een gestructureerde, tijdige en gelijkwaardige inbreng van milieuaspecten bij volkshuisvestingsplannen. • Stimuleren duurzaam bouwen, waaronder het treffen van energiebesparende maatregelen bij woningbouw. • Streven naar een gezonde en veilige woonomgeving. • Gezamenlijke aanpak met externe partijen ten aanzien van het realiseren van duurzaam bouwen, het treffen van energiebesparende maatregelen. Milieu en verkeer • Bevorderen van een gestructureerde, tijdige en gelijkwaardige inbreng van milieuaspecten bij verkeersplannen. • Stimuleren openbaar vervoer. • Stimuleren schone vervoersmiddelen. • Voorkomen en verminderen van geluidsoverlast van verkeerslawaai bij gevoelige bestemmingen daar waar wettelijke zijn of worden overschreden. • Voorkomen en verminderen aantasting luchtkwaliteit. • Voorkomen en verminderen van de uitstoot van onder andere fijn stof. • Voorkomen en tegengaan van gevaar als gevolg van transport van gevaarlijke stoffen.
Nota’s •
GMP 2007 - 2010.
Actiepunten •
Actualisatie bestemmingsplannen: in nieuwe bestemmingsplannen en bij actualisatie worden alle van belang zijnde milieuaspecten tijdig en volwaardig meegewogen in de besluitvorming.
47
Milieujaarverslag 2010
Uitgevoerde acties In bestemmingsplannen wordt systematisch steeds een zo breed mogelijk scala van milieuaspecten meegenomen.
Conclusies •
Afstemming, c.q. integratie heeft plaatsgevonden tussen de doelstellingen uit het Gemeentelijk Milieubeleidsplan 2007–2010, het mobiliteitsplan, het beleidsplan wonen, het beleidsplan maatschappij, het (concept)beleidsplan economie, het Waterplan 2009-2015
Aanbevelingen Deze integratie verder uitwerken in concrete actiepunten.
48