Mentor & Leerstrategieën
ROC van Amsterdam Opleiding Juridische Dienstverlening Semester 1 2013-2014
INHOUDSOPGAVE De 3 Minuten Test ............................................................................. 3 Algemene Ontwikkeling ..................................................................... 4 Deze les gaat over algemene ontwikkeling. Wat is algemene ontwikkeling, waar komt het vandaan, wanneer ben je algemeen ontwikkeld, wat moet je doen om algemeen ontwikkeld te zijn en wat heb je eraan? ................................................................................ 4 Wat is algemene ontwikkeling eigenlijk? ........................................... 4 Waar komt het vandaan? ................................................................ 4 Wanneer ben je algemeen ontwikkeld? ............................................. 4 Wat moet je doen om je algemene ontwikkeling te verbeteren en wat heb je eraan? ................................................................................ 7 Opdracht: ..................................................................................... 8 Werkverzorging & controleren van eigen werk. ..................................... 9 1. Woordspin/ mindmap – docent maakt dit op het bord! .................... 9 Agenda /Timemanagement .............................................................. 10 Prioriteiten stellen ........................................................................ 10 Opdracht1: Casus ....................................................................... 10 Opdracht 2 - Agenda invullen. ....................................................... 11 Planning ..................................................................................... 12 Voorlezen ...................................................................................... 13 Opdracht..................................................................................... 13 Aantekeningen maken ..................................................................... 14 Opdracht..................................................................................... 14 Samenvatten.................................................................................. 15 Opdracht..................................................................................... 15 Toetsvoorbereiding ......................................................................... 16 Een examen maken ........................................................................ 17 Proactief zijn en handelen ................................................................ 19 Wat is proactief handelen? ............................................................ 20 Bronnengebruik .............................................................................. 22 Het gebruik van bronnen om antwoorden op vragen te vinden. .......... 23 Soorten bronnen .......................................................................... 23 Betrouwbaarheid van een internetbron ........................................... 25 Het (her)gebruik van bronnen bij het schrijven van een artikel, verslag of je portfolio............................................................................... 27 Mondelinge bronnen ..................................................................... 28 Digitale bronnen .......................................................................... 28 Opdracht..................................................................................... 29 Samenwerken ................................................................................ 30 Opdracht 1 Samenwerkingsafspraken ............................................ 30 Opdracht 2 Dilemma’s ................................................................. 30 Organisatorische zaken.................................................................... 32 Informatievoorziening ................................................................... 32 Studiegidsen ............................................................................... 32 Toetsweken ................................................................................. 32 Verzuim ...................................................................................... 32 Tweede lijn ................................................................................. 33 1
2
De 3 Minuten Test
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Schrijf je naam op een blaadje. Lees alle vragen eerst goed door. Hoeveel is 3:1+3? Schrijf drie Engelse woorden op. Hoeveel minuten is een uur? Tik drie maal met je pen of potlood op de tafel. Denk aan je opa van je moeders kant. Hoe heet de vader van die opa zijn oudste kind? Teken een vierkant, teken in dat vierkant een cirkel en in die cirkel een vraagteken. Hoe laat is het? Wat is in Nederland de meest voorkomende achternaam? Hoe oud ben je? Waar woon je? Hoeveel uur heb je vannacht geslapen? Schrijf drie tv programma's op waar je graag naar kijkt. Sta op en ga zitten. Hoeveel foute woorden staan er in deze zin: "Vindt je de banaan lekker, of geeft je hem liver geleik aan de swarte sjimpansees?" Zit je vaak achter de computer? Internet je vaak? Hoe oud zou de neef van je betovergrootvader van je moeder geweest zijn? Als je vraag twee goed gelezen hebt, maak je alleen vraag een, je legt je pen neer en gaat met je armen over elkaar kijken naar hoe je klasgenoten deze toets maken.
3
Algemene Ontwikkeling Deze les gaat over algemene ontwikkeling. Wat is algemene ontwikkeling, waar komt het vandaan, wanneer ben je algemeen ontwikkeld, wat moet je doen om algemeen ontwikkeld te zijn en wat heb je eraan?
Wat is algemene ontwikkeling eigenlijk?
Algemene ontwikkeling is een beetje een vreemde term. Het bestaat uit de woorden die als volgt in de Van Dale staan:
al·ge·meen (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1 alle personen betreffend: het algemeen welzijn tredend: een paar algemene opmerkingen
2 niet in details
en
ont·wik·ke·ling (de; v; meervoud: ontwikkelingen) 1 het ontwikkelen: algemene ontwikkeling brede kennis Brede kennis dus waarbij niet veel op de details wordt ingegaan. Aan je algemene ontwikkeling werk je je hele leven lang. Naar mate je ouder wordt, leer je immers steeds meer bij en doe je steeds meer levenservaring op. De basis voor je algemene ontwikkeling wordt gelegd in je jeugd. Van je ouders, op de basisschool en van je omgeving. Je algemene ontwikkeling wordt dus ook sterk beïnvloed door de waarden en normen binnen de (sub)cultuur waarin je opgroeit. Vanaf de middelbare school leer je steeds meer beroepsvaardigheden en inhoudelijke (vak)kennis en wordt er minder de nadruk gelegd op je algemene ontwikkeling.
Waar komt het vandaan?
De Nederlandse term ‘algemene ontwikkeling’ is afgeleid van het Duitse ‘bildungsideal’ dat ontstaan is in Duitsland in de 19de eeuw. Algemene vorming werd gezien als de ideale kennis voor de elite, dit in tegenstelling tot beroepsvorming dat vooral bedoeld was voor de ‘gewone’ burgers. Het verschil tussen algemene ontwikkeling of vorming en beroepsvorming zie je nu nog terug als je het VMBO vergelijkt met het gymnasium (VWO en de talen Grieks en Latijn). Kan je uitleggen waarin je dit terug vindt?
Wanneer ben je algemeen ontwikkeld?
Hoe kom je aan algemene ontwikkeling? Hoe zou jij onderstaande vraag op het VivaForum beantwoorden?
4
Figuur 1 Vraag over algemene ontwikkeling
Je kan niet echt een moment aanwijzen waarop iemand algemeen ontwikkeld is. Wij vinden vaak van iemand dat hij of zij algemeen ontwikkeld is wanneer hij op veel vragen een antwoord weet en veel feiten kent. Onderwerpen die daarbij veel aan de orde zijn onder andere: Nederlandse schrijf- en luistervaardigheden, vooral spreekwoorden en gezegden. Feiten- en cijferkennis. De grote tijdsperioden in de geschiedenis, zoals de oudheid, middeleeuwen en nieuwe tijd. De vijf grootste godsdiensten in Nederland (Thora-, Bijbelen Korankennis) Kunstgeschiedenis.
5
Veel kennis dus ook van zaken die je lang niet altijd nodig hebt om te kunnen functioneren in de maatschappij. Heel erg uitgesproken voorbeelden zijn wel de vakken Grieks en Latijn op het gymnasium. Dit zijn moeilijke talen om te leren maar ze worden door niemand meer gesproken en je kan er ook vrijwel niks mee. Toch hebben mensen die Grieks en Latijn beheersen vaak veel aanzien. De typische schoolvakken die horen bij algemene ontwikkeling zijn Nederlands, geschiedenis, aardrijkskunde, economie en maatschappijleer of burgerschap. Hoe hoger de opleiding hoe meer aandacht er vaak is voor algemene ontwikkeling en hoe meer het ook van leerlingen verwacht wordt dat ze ‘algemeen ontwikkeld’ zijn. Algemene ontwikkeling heeft veel te maken met status en aanzien. Hoe meer je kan laten zien dat je algemeen ontwikkeld bent, hoe meer status je ermee kan krijgen. Vandaar ook dat vanouds vooral de elite algemeen ontwikkeld werd. “Kennis is macht” en dat werkt andersom ook zo. Hoe “dommer” je mensen houdt hoe minder macht ze hebben. Is algemene ontwikkeling dat het zelfde als slim zijn? Nee dat niet je kan namelijk heel slim zijn maar weinig algemeen ontwikkeld zijn en andersom kan je ook niet erg slim zijn maar wel heel algemeen ontwikkeld.
6
Wat moet je doen om je algemene ontwikkeling te verbeteren en wat heb je eraan?
Veel mensen vinden algemene ontwikkeling dus heel belangrijk maar waarom eigenlijk? De belangrijkste reden is dat je er je status mee kan verhogen. Jij krijgt meer aanzien. Dat kan weer helpen om hoger op de sociale en economische lader te klimmen. Respect van je vrienden en familie en een betere baan. Algemeen ontwikkeld zijn is dus een beetje gekoppeld aan de elite maar het grote verschil met vroeger is wel dat iedereen zich tegenwoordig algemeen kan ontwikkelen. Het blijft dus niet langer beperkt tot de elite. Zoals al eerder gezegd krijg je je algemene ontwikkeling vooral mee door je ouders, school en omgeving. Je kan echter steeds verder blijven ontwikkelen door te lezen, door het nieuws te volgen, door mee te doen aan quizzen en spelprogramma’s op tv. Door geïnteresseerd te blijven in wat er in je omgeving maar eigenlijk over de hele wereld gebeurt. Er worden op scholen maar ook online ook cursussen algemene ontwikkeling aangeboden. Algemene ontwikkeling wordt door veel mensen ook gezien als leuk. Ze houden wedstrijdjes in wie het meest ontwikkeld is. Denk aan spellen zoals Trivial Pursuit, spelprogramma’s op tv, het Groot Dictee der Nederlandse taal. In veel praatprogramma’s op tv zie dat mensen hun best doen om zo algemeen ontwikkeld mogelijk over te komen.
7
Opdracht: Kijk de eerst 3,25 minuten van SamSam – Algemene ontwikkeling aflevering 24 https://www.youtube.com/watch?v=ITtnNTynLS8 Schrijf 4 punten op waarmee de kok laat merken bijzonder goed algemeen ontwikkeld te zijn.
8
Werkverzorging & controleren van eigen werk. 1. Woordspin/ mindmap – docent maakt dit op het bord! Tijdsduur: 10 minuten We beginnen de les met het maken van een woordspin. Hierbij vertellen de leerlingen wat ze weten over werkverzorging en het controleren van eigen werk. Dit kan gaan over bijvoorbeeld:
Voorblad Plaatjes Lettertype Lettergrootte Inhoudsopgave Inleiding Hoe lever je een werkstuk/ verslag in? Hoe lever je een werkstuk/ verslag digitaal in? Hoe controleer je jouw werk?
Tijdsduur: 15 minuten Doormiddel van de woordspin die gemaakt is ga je in gesprek met de leerlingen. Laat de leerlingen eerst vertellen wat en hoe zij denken dat het is en hoort. Vervolgens kun je hierop ingaan en vertellen hoe het officieel moet. Tijdsduur: 20 minuten De leerlingen gaan vervolgens zelf experimenteren met al deze informatie. Ze gaan nu de informatie toepassen, zo kan gecontroleerd worden of de leerlingen iets hebben begrepen. De leerlingen verdeel je in groepjes van 4. Er zijn vier taken en die worden verdeeld in de groepjes, dit mogen de leerlingen zelf doen. De opdracht: Maak samen als groep een samenvatting van de les. Deze samenvatting moet voldoen aan de eisen van een samenvatting (denk aan hoofzaken en bijzaken scheiden, in eigen woorden schrijven etc.). Vervolgens maakt leerling één het voorblad/ plaatjes, de tweede leerling zorgt voor de inleiding, de derde leerling maakt de inhoudsopgave en de vierde leerling controleert het werk. De leerling krijgen mee als opdracht omdat dit verslag per groepje digitaal in te leveren, dit moet volgens de criteria. De docent kijkt de verslagen na en geeft hier feedback waar nodig is.
9
Agenda /Timemanagement Tegenwoordig heeft iedereen het druk met zichzelf. School, werk, hobby’s. Op zulke momenten is het slim om een agenda te hebben om de ‘niet’ zo belangrijke dingen toch niet te vergeten. Een agenda is er om je dag georganiseerd in te delen. Per dag, per uur en per minuut weet je wat je te doen staat. Bij het gebruiken van een agenda is het van belang dat je minimaal twee weken van te voren je agenda invult. Op deze manier heb je een duidelijk overzicht van de taken die je te doen hebt.
Prioriteiten stellen Een prioriteit is een taak die voorrang krijgt. Bijvoorbeeld omdat het op een bepaald moment af moet zijn. Voordat je prioriteiten kunt stellen, moet je weten wat jouw taken allemaal zijn. Het is slim om je lijstje te maken, met alle taken op volgorde van belangrijkheid.
Opdracht1: Casus Aan het einde van het schooljaar is het weer tijd voor een schoolfeest. Jij als leider van de feestcommissie heeft de taak gekregen om alles in goede banen te leiden. Maak een takenlijst met de aandachtspunten die belangrijk zijn om het schoolfeest tot een groot succes te maken. Kortom, wat moet er allemaal gedaan worden? 1. Bedenk tien taken 2. Maak van deze tien taken een prioriteitenlijstje. Nummer de verschillende taken 1-10. 1 is het meest dringend en 10 het minst dringend. 3. Leg uit waarom je voor deze volgorde hebt gekozen. 4. Vergelijk vraag 1, 2 en 3 met je klasgenoot. Wat komt overeen en waar zitten de verschillen? Prioriteiten kun je ook op een andere manier indelen, zoals je hieronder in het schema kunt zien.
10
Dringend
Niet dringend
Niet belangrijk
Belangrijk
Doen
… later
Tip: inplannen en bewaken
Tip: zelf doen
Doorgeven
Dumpen
Tip: kort tijd geven
Tip: loslaten
Doen: Een schoolopdracht die morgen af moet zijn is zowel belangrijk als dringend. …Later: Het verslag dat je over twee weken moet inleveren wel belangrijk is maar nu (nog) niet dringend. Doorgeven: Stel je moeder belt met de vraag of je nu boodschappen voor haar kunt doen, dan is dit wel dringend, maar jij hoeft het niet per se te doen je kunt ook je zusje vragen om de boodschappen te halen. Je kunt deze taak dus doorgeven. Dumpen: Je moet leren voor een toets maar je weet dat er vanavond een leuke film op tv uitgezonden wordt. De film is niet dringend en ook niet belangrijk.
Opdracht 2 - Agenda invullen. Op de volgende pagina vind je een voorbeeld van een weekplanning. Vul deze voor de aankomende week in. Bekijk daarna wel taken dringend en belangrijk zijn; vul deze in het andere schema in.
11
Planning Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
06.00 07.00 08.00 09.00 10.00 11.00 12.00 13.00 14.00 15.00 16.00 17.00 18.00 19.00 20.00 21.00 22.00 23.00 0.00 Week …..
School=rood Werk= groen Ontspanning= blauw Zelfstudie= paars Sporten=oranje Thuistaken=bruin
12
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Voorlezen Voorlezen is van grote waarde voor de woordenschat, spelling, tekstbegrip en leesgedrag. Om een groter effect te behalen is het betrekken van je publiek van groot belang . Je kunt hierbij denken aan het stellen van het vragen over het voorgelezen stuk of verschillende opdrachten. Om goed te kunnen voorlezen zijn een aantal punten van belang: 1. lees de tekst zelf eerst door. Op deze manier kom je niet voor verrassingen te staan. 2. vertel vooraf kort waar het verhaal over gaat. 3. neem de tijd bij het voorlezen. Af en toe een adempauze is helemaal niet verkeerd. 4. maak gebruik van verschillende intonaties van je stem. Dit maakt het voorlezen interessanter en levendiger. 5. gebruik tijdens het voorlezen gebaren. 6. zorg ervoor dat je gezicht niet achter het boek verdwijnt.
Opdracht In een groepje van 4, gaan jullie elkaar voorlezen. In de bijlage van deze reader vinden jullie vier fragmenten. Kies allemaal een fragment uit. Lees eerst jouw eigen fragment goed door! Lees elkaar om de beurt je fragment voor. Geef elkaar feedback over de volgende aandachtspunten: Wordt er verteld waar de tekst over gaat? Neemt de voorlezer de tijd bij het voorlezen? Is het fragment goed te volgen? Wordt er op een levendige manier voorgelezen? Welke tip zou je de voorlezer geven?
13
Aantekeningen maken Waarom zou ik aantekeningen maken, ik luister toch? Als je tijdens de les aantekeningen maakt ben je veel actiever bezig met de les én je weet wat belangrijke stof is voor de toets. Niet alleen wat er op het bord geschreven wordt, of wat er in de PowerPoint staat is belangrijk om aantekeningen van te maken. Docenten geven op allerlei manieren aan dat hij/zij iets belangrijk vindt om je op het goede spoor te zetten. Bijvoorbeeld door te zeggen: ‘Het allerbelangrijkste is’ of ‘Vergeet vooral niet dat’ en dan schrijf je natuurlijk zo snel mogelijk op wat volgt. Maar ook als de docent iets puntsgewijs opsomt (ten eerste, ten tweede…) of een conclusie trekt kun je maar beter notities maken, want dat zijn zaken die meestal in een toets terugkomen. Waar moet je op letten bij het maken van aantekeningen? Werk netjes. Het heeft geen zin, als je thuis eerst je aantekeningen moet gaan ontcijferen. Schrijf altijd de datum en het vak in de linker- of rechterbovenhoek van het papier. Nummer de blaadjes, zodat je ze in de juiste volgorde kunt bewaren. Werk niet op losse blaadjes, maar neem een schrift/schrijfblok mee naar school. Plaats een vraagteken bij iets wat je niet meteen hebt begrepen. Gebruik tijdbesparende afkortingen, maar wel altijd dezelfde. Een paar voorbeelden: d.w.z = dat wil zeggen bv. = bijvoorbeeld e.d. = en dergelijke i.p.v. = in plaats van enz. = enzovoorts m.a.w. = met andere woorden zgn = zogenaamd Je kunt ook bepaalde tekens gebruiken, waaraan je met één oogopslag kunt zien wat ermee wordt bedoeld. Een ! bijvoorbeeld voor ‘let op’, of het ? voor ‘ik snap het niet’. Maar pijltjes zijn ook erg handig, om het verband tussen zaken aan te geven. Bijvoorbeeld regen nat (als het regent word je nat) of A B (A leidt tot B). Een pijltje plus enkele afkortingen kunnen een ingewikkelde zin helder terugbrengen tot iets eenvoudigs. Kijk maar: ‘Koningin Beatrix trad in 2013 af. Haar zoon Willem-Alexander heeft haar opgevolgd als koning.’ Aftreden Beatrix (2013) Koning Willem-Alexander
Opdracht
De docent laat een geluidsfragment horen. Hier maak jij aantekeningen van. - Zorg ervoor dat de aantekeningen kort en bondig zijn. - Vergelijk jouw aantekeningen met die van een klasgenoot, hebben jullie dezelfde punten genoteerd? 14
Samenvatten Wie een tekst samenvat geeft antwoord op twee vragen: - wat zijn de hoofdzaken en ? - wat is het verband daartussen? Als je deze vragen kunt beantwoorden begrijp je de inhoud van de tekst. Als je de hoofdzaken uit een tekst hebt gehaald schrijf je ze op, in je eigen woorden. Bij veel leerlingen is hun eerste samenvatting bijna even lang als de oorspronkelijke tekst. Ze vinden alles belangrijk. Doe het dus anders. Bepaal eerst het hoofdonderwerp en zoek daarna naar de deelonderwerpen, dat zijn de aspecten van de hoofdgedachte die de schrijver apart belicht. Plaats die deelonderwerpen in een logische volgorde en kijk: het begin van je samenvatting is er. Stap 1: Bekijk hoe het boek in elkaar zit. Let hierbij op: tussenkopjes, samenvattingen, hoofdstukindeling, belangrijke (dikgedrukte) woorden etc. Stap 2: Lees de tekst een aantal malen goed door. Stap 3: Onderstreep per alinea de belangrijkste zin. En vergeet niet de belangrijke begrippen/woorden mee te nemen! Stap 4: Schrijf hier een lopend verhaal van. Stap 5: Maak een lijst waarin je de belangrijkste begrippen nog eens onder elkaar zet. Schrijf steeds de betekenis erachter en bedenk er steeds zelf een voorbeeld bij. Zo kun je controleren of je het hebt begrepen.
Opdracht
Neem een hoofdstuk, die terug komt in de toets, uit het Basisboek Recht, en maak hiervan een samenvatting.
15
Toetsvoorbereiding 1. Beter onthouden door slapen Heb je voor de toets geleerd? Zorg dan altijd dat je daarna een nacht slaapt! Na een nacht goed slapen scoor je beter omdat slapen je geheugen versterkt 2. Maak een spiekbriefje en gooi die voor de toets weg! Het maken van een spiekbriefje is eigenlijk een kleine samenvatting van de stof. 3. Niet te lang achter elkaar leren Informatie die je regelmatig herhaalt onthoud je beter dan informatie die je binnen korte tijd in je geheugen probeert te stampen. Daarom is het verstandiger iedere dag 10 minuten woorden te leren dan de dag voor de toets uren te stampen Beter iedere dag een stuk leren en herhalen dan in een keer alles in je hoofd proberen te stampen. Begin de dag met leren met het herhalen van de vorige dag /hoofdstuk. Neem dan pauze van 5 minuten Leer 20 – 30 minuten een nieuw stuk. Neem dan een pauze van 10 minuten Herhaal daarna het nieuwe stuk dat je geleerd hebt. 4. Frisse lucht Zorg voor frisse lucht, ga inde pauze lekker naar buite 5. Ontspan je Leer niet door tot je gaat slapen. Dan kan je moeilijker inslapen. Ga voor het slapen iets doen wat je ontspant. 6. Drink niet te veel koffie, cola, thee of energiedrankjes. Daar zit cafeïne in en teveel ervan maakt je onrustig en nerveus.
16
Een examen maken Voor de examens recht worden, in de eerste drie semesters, alleen meerkeuzevragen gebruikt. Tips: 1. Lees goed Lees de vraag zorgvuldig door. Let op woorden als één, moet, kan, geen, etc. Deze woorden geven meestal al veel aan. Let vooral ook op dubbele ontkenningen zoals 'is niet onmogelijk', dat wil zeggen dat het wel mogelijk is. Probeer de vraag zonder de antwoorden te lezen te beantwoorden en zoek daarna naar het antwoord. Lees de vraag en de antwoorden zorgvuldig. Zoek de sleutelwoorden. Lees zorgvuldig, maar zoek er ook weer niet te veel achter. Vele vragen zijn niet erg 'diepzinnig' bedoeld. 2.
Bedenk eerst zelf een antwoord. Kijk dan of het erbij staat.
3.
Rondes • Vul in de eerste ronde alleen de gemakkelijke vragen in. Sla over wat je niet weet. • Vul in de tweede ronde de moeilijke vragen in. Sla de zeer moeilijke vragen over. • Vul in de derde ronde de zeer moeilijke vragen in. Vul uiteindelijk alles in. Twijfel; als je het antwoord niet zeker weet, kun je mogelijkheden gaan wegstrepen waarvan je zeker weet dat die het niet zijn. Bij drie of vier antwoordalternatieven geldt over het algemeen: • Eén van de drie of vier is duidelijk onjuist. • Bij vier antwoordmogelijkheden - de tweede blijkt met enig nadenken niet juist te zijn. • Bepaal nu welke van de twee de beste is. De volgende punten helpen hierbij.
4.
5.
Het gaat om het beste antwoord; het hoeft niet perfect te zijn. De andere antwoorden zijn soms "echt" onzin, soms alleen maar "minder juist".
6.
Als je goed bent voorbereid en je hebt de vraag zorgvuldig gelezen, dan is de eerste indruk vaak de beste. Verbeter alleen als je het zeker weet! Verbeter alleen als je echt heel zeker weet dat iets fout is.
7.
Bij de laatste controle ga je stap voor stap langs elke vraag en antwoord. Ga nooit twijfelen en een ander antwoord geven. Wijzig alleen je antwoord als je tot echt nieuwe inzichten bent gekomen. Je eerste ingeving is meestal de beste ingeving, dus pas op. Alleen als 17
je echt een goede reden hebt, kun je alsnog het antwoord wijzigen. Controleer alle vragen, kijk goed of je alle vragen hebt beantwoord en lever je antwoorden in. 8.
Laat je niet misleiden door het aantal keer dat je voor een bepaalde letter gekozen hebt. Theoretisch is het mogelijk dat alle goede antwoorden van een toets A zijn. Meestal staan de antwoorden namelijk op alfabetische volgorde.
9.
Als er een ontkenning in de vraag zit, kan dat erg verwarrend zijn. Denk goed na over wat ze precies willen weten.
10.
Als er een verhaaltje/casus bij de vraag hoort, staat daar vaak overbodige informatie in. Lees eerst de vraag. Lees dan pas de casus. Onderstreep de dingen die echt belangrijk zijn voor de vraag.
18
Proactief zijn en handelen Wat houdt proactief handelen in? En waarom is dit zo belangrijk? In dit deel van de reader wordt proactief zijn en handelen behandeld. Eén van de belangrijkste vragen die je jezelf kunt stellen om succesvol te zijn op school en in je dagelijks leven is : “Ben ik proactief of reactief?”. Met andere woorden: maak je zelf keuzes of laat je je keuzes en gedrag bepalen door prikkels van buitenaf? Neem je zelf de verantwoordelijkheid voor wat je eet, kijkt, doet en denkt of leef je je leven op basis van ingesleten (vaak contraproductieve) patronen? Het antwoord op die vraag is heel erg belangrijk voor de mate van succes dat je boekt op school of met andere dagelijkse bezigheden. Proactief gedrag Mensen die proactief zijn laten zich leiden door keuzes die zij zelf maken op basis van de dingen waar zij waarde aan hechten. Proactieve mensen snappen dat zij niet het slachtoffer zijn van hun verleden en dat ze ieder moment een nieuwe keuze kunnen maken. Dit biedt ze de mogelijkheid om zelf hun doelen te stellen én te behalen. Zij snappen dat ze zelf stappen kunnen zetten voor het persoonlijke succes dat ze voor ogen hebben. Proactief worden is een zoektocht naar persoonlijke groei, naar het loslaten van oude ineffectieve patronen, wrok en gedragingen waarvan je zelf niet eens wist dat je ze deed. Proactief worden is eng; het kost moeite, je moet je kwetsbaar opstellen en zelf verantwoording nemen voor wat je doet, denkt en kiest. De beloning is echter groot! Voorbeelden van uitspraken die proactief handelen in de weg kunnen staan zijn bijvoorbeeld: Mijn opvoeding: ‘mijn ouders … ‘ Mijn systeem: ‘zo ben ik jou eenmaal…dat verander ik niet meer … ‘ Mijn omgeving: ‘vervelende manager, vervelende docent, slechte ambtenaren ‘. De sleutel om jezelf te bevrijden uit deze machteloze positie is proactief handelen. En proactiviteit begint bij jezelf. Wat als jij heel anders tegen deze situatie aan zou kijken? Wat als je je af zou vragen wat jij zelf kunt doen? Hoe zou je situatie veranderen als je doelen formuleerde die jou verder brengen? Met een proactieve houding neem je de volle verantwoordelijkheid voor je eigen situatie. Een bevrijdend standpunt, want er is geen anonieme omgeving, waar je boos op kunt zijn. Je kijkt bovendien in de toekomst, en blijft niet hangen in het verleden of in het nu. Om echt proactief te kunnen zijn, moet je dus vooral ook kunnen loslaten. Oude gewoonten, zekerheden, lang gekoesterde frustraties en verwijten, gedachten over hoe het allemaal zo heeft kunnen lopen, je moet ze de rug toekeren om verder te kunnen komen. Geef jij je leven vorm of doen je omstandigheden dat? Proactieve mensen zien in dat zij hun leven zelf vormgeven. Stephen Covey noemt dit ‘handelen in de cirkel van invloed’. Mensen die proactief zijn, beseffen dat zij zelf de keuzes in hun leven maken en dat zij de bakens elk moment zelf kunnen verzetten. Ze grijpen crisissituaties aan 19
om te onderzoeken welke nieuwe wegen nu voor hen openliggen en welke afslag hen verder zal brengen. Proactief zijn is dan ook de eerste en meest essentiële voorwaarde voor effectief leiderschap. Heb je er ook genoeg van om je te laten leiden, wil je zelf invloed hebben?
Wat is proactief handelen? Iemand die proactief handelt legt het beginpunt van zijn handelen bij zichzelf en laat zich hierbij leiden door zijn persoonlijke waarden. Ik maak zelf onderscheid tussen situaties waarin u zelf het initiatief neemt en situaties waarin u reageert op het initiatief van iemand anders: 1. Zelf initiatief nemen Dit vraagt dat je je bewust bent van wat belangrijk is in je leven: wat zijn je belangrijkste waarden en wat zijn je persoonlijke doelen op school en je leven? Als proactief persoon neem je de verantwoordelijkheid voor eigen leven, je neemt initiatief, maakt keuzes en werkt actief aan het realiseren van de door jezelf geformuleerde doelen. Hierdoor voel je je geïnspireerd en heb je plezier in wat je doet. 2. Reageren op het initiatief van een ander Alhoewel dit wellicht gemakkelijker lijkt, vraagt dit een grotere alertheid en bewustzijn van het eigen handelen. In communicatie geldt het onbewuste mechanisme: ACTIE = REACTIE Wanneer de ander je iets enthousiast vertelt, is de kans groot dat je automatisch ook enthousiast wordt. Wanneer de ander boos op je is, zal er spontaan weinig openheid en begrip in je reactie doorklinken. Dit zijn veelal onbewuste reacties en daarmee reactief gedrag. Alhoewel we snel geneigd zijn ons handelen te verklaren met “Ik reageer zo, omdat hij …., en daardoor had ik geen keuze.” is dit toch niet het geval. Proactief handelen houdt in dat je je realiseert dat je ten allen tijde de keuze hebt over hoe je wilt handelen. Tussen het gedrag van de ander (ACTIE) en je reactie hierop zit een keuzemoment. De kunst is om je hiervan bewust te worden zodat je controle krijgt over je eigen gedrag: De volgende tabel helpt om de eigen mate van proactiviteit inzichtelijk te maken. Hoe hoger je score, des te meer proactief je jezelf ziet. 1 2 3 4 5 6 7 Ik ben altijd op zoek naar manieren om mijn leven te verbeteren Waar ik kom, altijd word ik ervaren als iemand die een sterke bijdrage levert aan veranderingsprocessen. Niets geeft meer energie dan te zien dat mijn ideeën werkelijkheid worden. Zodra ik iets zie dat me niet aanstaat, ga ik dat aanpakken en oplossen. Ik geloof er steevast in dat hoe dan ook, als ik iets wil, ik het kan laten gebeuren. Ik hou ervan om voor mijn ideeën uit te komen, ook al is dat tegen andermans mening in. Ik excelleer in het herkennen en benutten van kansen. Ik ben altijd op zoek naar hoe dingen beter kunnen.
20
Als ik in een idee geloof dan weerhoudt mij niets en niemand ervan om het waar te maken. Ik probeer altijd een aantal stappen vooruit te denken waardoor ik in situaties makkelijk en snel kan schakelen Ik ben alert op situaties die hoogstwaarschijnlijk gaan leiden tot een verzoek aan of opdracht voor mij en ik beoordeel of en in hoeverre ik daar al een voorschot op moet nemen. Door tegelijkertijd verschillende mogelijkheden en uitkomsten voor ogen te hebben, kan ik pro actief reageren op zaken die plotseling op mijn weg komen Naast kansen onderken ik ook tijdig de risico’s die deze kansen verminderen en zorg dan voor dat risico’s tijdig zo veel als mogelijk afgewend worden Naast kansen onderken ik ook tijdig de risico’s die deze kansen verminderen en zorg dan voor dat risico’s tijdig zo veel als mogelijk afgewend worden Ik herken kansen en mogelijkheden gemiddeld sneller dan anderen
Conclusie: Door proactief te handelen, neem je zelf het heft in eigen handen en beslis je zelf waar je wilt komen en wat je wilt bereiken. Je laat je niet leiden door externe factoren, maar door de keuzes die je zelf bewust maakt op elk moment. Wil je dus succesvol zijn op school of op je werk, zorg er dan voor, dat je proactief wordt en deze belangrijke eigenschap verder ontwikkelt. Mocht je meer willen lezen en weten over dit onderwerp, lees dan de bestseller van dr. Stephan Covey: De 7 eigenschappen van hoogst effectieve personen.
21
Bronnengebruik
Figuur 2 Natuurlijk opwellend water
Betekenis ' bron '
bron (de; v(m); meervoud: bronnen) 1natuurlijk opwellend water; wel2oorzaak, oorsprong; plaats van ontstaan: een bron van inkomsten; bronnen van de geschiedenis archiefmateriaal, dagboeken, officiële publicaties, oorkonden enz. bron: VanDale.nl
Een bron is dus de oorspronkelijke plek waar iets vandaan komt. Dat kan water zijn, het begin van een rivier maar ook informatie. Het juiste gebruik van bronnen is belangrijk voor je opleiding omdat verkeerd bronnengebruik kan leiden tot het vinden van onjuiste informatie en het kan je zelfs juridische problemen opleveren. In deze les gaan wij twee onderwerpen met betrekking tot bronnen behandelen. Het gebruik van bronnen om antwoorden op vragen te vinden en het (her)gebruik van bronnen bij het schrijven van een opdracht, verslag of je portfolio.
22
Het gebruik van bronnen om antwoorden op vragen te vinden. Kabouter Wesley over het belangrijk van bronnen checken: http://www.youtube.com/watch?v=IgFOkPWbCvc
Soorten bronnen
We maken het onderscheid tussen de volgende bronnen: 1. Ongeschreven bronnen, denk daarbij aan archeologische vondsten zoals botten, gebruiksvoorwerpen, resten van huizen en straten enzovoort. Mensen kunnen deze gevonden voorwerpen onderzoeken en vervolgens interpreteren wat er mogelijk gebeurd.
1. Figuur 3 Ongeschreven bron
2. Geschreven en gesproken bronnen, geschreven bronnen kunnen we indelen in kranten, boeken zoals romans en biografieën, diplomatische teksten - dit zijn bronnen die een rechtssituatie vaststellen of een nieuwe rechtssituatie scheppen zoals de oorkonde - en ten slotte de bronnen van de sociale boekhouding die een schriftelijke neerslag vormen van de uitvoerende macht of van het beheer van openbare of private administraties, ondernemingen of verenigingen. Een gesproken bron is vergelijkbaar met een geschreven bron maar dan is de vorm meestal een opgenomen interview. Geschreven en gesproken bronnen kunnen weer onderverdeeld worden in primaire bronnen (de persoon die het zelf heeft meegemaakt, gezien of erbij was) en secundaire bronnen (de persoon die het weer van een ander heeft gehoord en het heeft opgeschreven).
23
Figuur 4 Geschreven bron
3. Digitale bronnen Een digitale bron is een verzameling gegevens, waarvan de vastlegging op digitale wijze heeft plaatsgevonden. Om digitale bronnen te kunnen gebruiken is bijna altijd een apparaat nodig, dat de digitale gegevens vertaalt naar voor mensen begrijpelijke taal en afbeeldingen. Deze vertaling kan dan voor mensen informatie opleveren. Vaak bevatten digitale bronnen naast tekst, ook muziek of film. Er is een grote overlap tussen geschreven en gesproken bronnen en digitale bronnen. Het verschil zit hem met name in de manier waarop de informatie aangeboden wordt. Waar je vroeger voor veel vragen de bibliotheek in moest kan je tegenwoordig al heel veel informatie vinden op internet via je smart phone, tablet of computer. Het typen van je vraag duurt meestal langer dan het krijgen van een antwoord. De snelheid waarmee je de informatie krijgt zorgt ervoor dat mensen soms minder precies omgaan met de bron van de informatie.
Figuur 5 Digitale bron
24
Betrouwbaarheid van een internetbron Wat is echt, wat is nep op internet? Tips om informatie te onderzoeken op herkomst en geloofwaardigheid. Een van de belangrijkste verworvenheden van het net is dat iedereen met een computer wereldwijd kan publiceren. Iets wat in de 'papieren wereld' alleen is weggelegd voor kapitaalkrachtige ondernemingen. Maar hoe zit het met de betrouwbaarheid van de informatie als er geen redacties, uitgevers, journalisten en andere poortwachters meer tussen zender en ontvanger zitten? Algemeen Internet is meestal geen bron, het is op z'n best een secundaire bron. Ga nooit af op maar één bron. Verifieer zoveel mogelijk feiten aan de hand van andere bronnen. Gebruik je gezonde verstand: klopt de informatie met wat je elders ook tegenkomt, worden er bronnen genoemd die je ergens anders ook tegenkomt, wordt er verwezen naar boeken, kranten, universiteiten, organisaties? De site Afgezien van ooggetuigenverslagen en andere mededelingen van direct betrokkenen is informatie doorgaans betrouwbaarder wanneer het afkomstig is van een grotere organisatie. Probeer er achter te komen van wie de domeinnaam is. Kijk na op wiens naam het domein is geregistreerd in Nederland bij www.sidn.nl. Probeer op de site te achterhalen wie er achter de site zit, en waarom. (kijk naar Over ons, About us, in de Help-afdeling, of ergens onder aan de voorpagina) Niet alle informatie op de site van een bedrijf of universiteit heeft het goedgekeurd-stempel van de organisatie. Let op adressen waar een ~ (tilde) in voorkomt, of informatie die staat op adressen met de woorden members of users. Het gaat dan meestal om particuliere pagina's. Deze informatie kan evengoed betrouwbaar zijn, maar mag niet worden toegeschreven aan universiteit of organisatie. Is de informatie ondertekend met een naam of een e-mailadres? Informatie die van niemand is kan je niet zonder meer vertrouwen. Biedt de auteur of de site links naar doorgaans betrouwbare bronnen buiten de eigen site die de informatie bevestigen? Geeft de auteur informatie over zichzelf? Op tekstniveau Is het een tekst die bedoeld lijkt om informatie over te dragen of is het een tekst die vooral emotie overbrengt? Is de informatie logisch, klinkt het plausibel, worden er redenen genoemd waarom de informatie correct zou zijn? Levert de tekst ondersteunend bewijs?
25
Is de informatie op een of andere manier ook terug te vinden in andere, bij voorkeur gedrukte, bronnen? Internet zoekstrategie Probeer zoveel mogelijk het netwerk om een tekst (personen, feiten, datums, omstandigheden) in kaart te brengen. Neem (een deel van een) belangrijke zin en plak 'm in Google of Bing om te kijken of de essentie van de tekst elders geciteerd is.
Figuur 6 kopieer en plak teksten in Google
26
Het (her)gebruik van bronnen bij het schrijven van een artikel, verslag of je portfolio. Bronnen, citaten, parafrase en bronvermelding in een artikel Bij het schrijven van een portfolio of een verslag kan je niet alles zomaar overnemen, maar zal je je aan de regels van de Voorschriften voor Bronvermelding moeten houden. hier wordt uitgelegd hoe bronnen, citaten en parafrases verwerkt en hoe je een goede bibliografie maakt. Verwijzen Als je een artikel, verslag, werkstuk of andere opdracht schrijft, maak je vaak gebruik van het werk van andere mensen, bronnen dus. Je kan een uitspraak direct overnemen door middel van een citaat of het in je eigen woorden omzetten: parafraseren. Ze kunnen komen uit schriftelijke (boeken en readers) en digitale bronnen (internet). Je moet altijd laten weten waar je de informatie vandaan hebt en wie het geschreven of gezegd heeft. Citeren en parafraseren In een tekst moet je duidelijk onderscheid maken tussen citaten, parafrases en wat je zelf beweert. Als je een tekst schrijft, mag je niet te vaak citeren. Daarmee maak je het artikel minder goed leesbaar Je kan de woorden van iemand anders op drie manieren in je eigen tekst gebruiken. Je kunt citeren, een gedeelte citeren en een gedeelte weglaten (citaat met een ellips) en je kunt parafraseren. “Het recht is te belangrijk om aan juristen over te laten.” Citaat van Frank Kuitenbrouwer, Nederlands jurist (1940)
Bibliografie In de bibliografie aan het einde van je tekst vermeld je de gebruikte bronnen in alfabetische volgorde. Schriftelijke bronnen Een schriftelijke bron wil zeggen een boek of (kranten)artikel. Bij een boek geeft je de auteur, de titel, de naam van de uitgever en de plaats en het jaar van uitgave. De volgorde van de gegevens en de leestekens is belangrijk. Bovendien is het van belang de titel van het boek te onderstrepen. Cursiveren mag ook, zolang je maar consequent bent. Dit ziet er als volgt uit: Jansen, Lydia: Bronnenboek voor juridische opleidingen. Den Haag: Boom Juridische uitgevers, 2011. Verwijlen, Jan, Brandsema Daniël: Nieuw Schokland. Amersfoort: Uitgeverij Deviant, 2008.
Bij een artikel uit een tijdschrift moet je behalve de titel ook de naam van het tijdschrift, de jaargang, de aflevering en de pagina’s vermelden.
27
Als je een artikel uit een krant gebruikt, hoef je alleen de naam van de krant en de datum er bij te vermelden.
Mondelinge bronnen
Met een mondelinge bron wordt een interview bedoeld. Je begint dan weer met de naam van de gene die je hebt geïnterviewd, gevolgd door de plaats en datum. Dit ziet er als volgt uit: Bodha, V. (interview), Amsterdam, 2 juli 2013.
Digitale bronnen Bij het verwijzen naar een website komen weer andere regels aan bod. Het is onvoldoende om alleen het webadres van de site op te schrijven, zoals www.nu.nl. Je lezer moet je werk kunnen controleren. Dit betekent dat je hele URL van de site moet geven. Verder meld je weer de naam van de schrijver (indien gegeven), de titel van de webpagina, de complete URL, de datum van raadplegen en de datum van verschijning (indien gegeven). Dit ziet er als volgt uit: Gemeente Amsterdam, Juridisch Advies, http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatiediensten/ontwikkelingsbedrijf/diensten-oga/pdc/juridisch-advies, (2-72013; 2013).
28
Opdracht
Figuur 7 Website tegen onbetrouwbare informatie
Lees het bovenstaande fragment over het starten van de nieuwe website Thuisarts.nl. Opdracht: Vergelijk de site http://thuisdokter.nl/ met http://thuisarts.nl/. 1. Geef aan welke site je betrouwbaarder vindt. 2. Geef minstens 3 redenen waarom je dat vindt. 3. Wat zou het doel zijn van de site thuisdokter.nl en wat zou het doel zijn van de site thuisarts.nl? 4. A. Je hebt last van hoofdpijn en besluit beide websites te consulteren. Met welk advies komt thuisdokter.nl? Met welk advies komt thuisarts.nl? B. Controleer de bron van de pagina waar je nu bent, is die nog steeds van thuisdokter.nl en van thuisarts.nl?
29
Samenwerken Opdracht 1 Samenwerkingsafspraken Flap samenwerkingsafspraken Groepsopdracht (4 personen) Van de docent krijgt jullie groepje een flipover-vel. In het midden van het vel tekent iemand een vierkant (ongeveer 30 cm. bij 30 cm.). De rest van het vel wordt in vieren gedeeld. Jullie leggen het papier in het midden van de groep en gaan elk bij een punt zitten. De opdracht: Stap 1: Schrijf individueel 10 regels op die jij belangrijk vind voor het een goede samenwerking Let op: jullie mogen NIET overleggen! Stap 2: Elk groepslid leest zijn/haar beschreven regels voor aan de rest van de groep. De andere groepsleden kunnen vragen stellen. Stap 3: In het vierkant in het midden van het papier, moeten uiteindelijk ook 10 regels voor een goede samenwerking worden opgeschreven. Dit betekent dus dat jullie moeten overleggen wat de belangrijkste 10 regels zijn. Stap 4: nabespreking Van ieder groepje geeft een groepslid een korte toelichting bij de flipover, voor de rest van de klas.
Opdracht 2 Dilemma’s Samenwerken is niet altijd makkelijk, ook al maken jullie goede afspraken met elkaar. Wat doe je bijvoorbeeld als een groepslid zich niet aan de afspraken houdt? Spreek je diegene hier op aan, of laat je het maar gaan? En wat gebeurt er als jij je niet aan de afspraken houdt? Vind je het dan terecht als anderen klasgenoten je hier op aanspreken? Voor deze opdracht gaan jullie in groepjes van vier een aantal dilemma’s met elkaar bespreken. De dilemma’s krijgen jullie van de docent. Zo gaan jullie te werk: Wijs een voorzitter en een notulist aan. - Taken: de voorzitter leest straks steeds het dilemma voor, en zorgt tijdens de discussie dat iedereen genoeg tijd heeft om te reageren en houdt de tijd in de gaten. De notulist schrijft tijdens de discussie de belangrijkste punten op.
30
Ieder groepslid schrijft eerst kort op hoe hij/zij zo reageren op de verschillende dilemma’s. (Dit gebeurt individueel, dus nog niet overleggen) Bespreek daarna in het groepje de dilemma’s en hoe jullie zouden handelen. Beschrijf over welke dilemma’s jullie verschilden van mening, dus waar de meeste discussie over ontstond in de groep. Probeer te beschrijven hoe deze verschillen zijn ontstaan, waar zit het verschil in denkwijze? Lever een kort verslag in bij de docent.
31
Organisatorische zaken Informatievoorziening
Aan het begin van dit schooljaar zal je de meeste informatie over de opleiding vinden op blackboard (http://blackboard.rocva.nl) Je moet hierbij denken aan roosters, informatie over lesuitval, procedures omtrent absentie, overgangsregelingen etc. Na een aantal weken zal de site http://www.mbozuidjd.nl/ de roosterpagina vervangen.
Studiegidsen
In de studiegidsen staat uitgelegd hoe de opleiding in elkaar zit en staat de overgangsregeling. De studiegidsen worden uitgelegd in de les door je mentor. Beantwoord vervolgens de volgende vragen: 1. Wanneer krijg je de eerste examens? 2. Hoeveel examens moeten voldoende zijn om door te gaan naar het tweede leerjaar? 3. Wat is het laagste cijfer dat je op je rapport mag hebben? 4. Als je het niet eens bent met de beslissing van de rapportvergadering, is er de mogelijkheid om schriftelijk bezwaar aan te tekenen. Tot wanneer kun je dit doen? 5. Wanneer mag je herkansen voor examens? 6. Hoeveel keer mag een examen worden herkanst? 7. Wanneer mag je herkansen voor voortgangstoetsen? 8. Hoe vaak mag je een voortgangstoets herkansen?
Toetsweken 1. 2. 3. 4. 5.
Waar kun je vinden wat je moet leren voor toetsen en examens? Wat moet je doen als je te laat komt voor een toets? Als je een toets gemist hebt, wie moet je informeren? Hoe vaak mag je een voortgangstoets herkansen? Kan het project worden herkanst?
Verzuim
In de klas wordt het verzuimprotocol besproken dat te vinden in op http://www.mbozuidjd.nl/ of (aan het begin van het schooljaar) op http://blackboard.rocva.nl Beantwoord daarna de volgende vragen: 1. Wat is ongeoorloofd verzuim? 2. Wanneer krijg je een absentiebrief thuisgestuurd? 3. Wanneer word je gemeld bij leerplicht? 32
4. In hoeverre telt je aanwezigheid mee in de beoordeling van jouw voortgang? 5. Als je ziek bent, op welk telefoonnummer moet je dat dan melden?
Tweede lijn
Naast je mentor zijn er nog vele mensen op school die zich bezig houden met de begeleiding van leerlingen. We noemen dit ‘de tweede lijn’, een term die bijvoorbeeld in de zorg gangbaar is bij diensten waar je voor doorverwezen moet worden. Denk maar aan de fysiotherapeut, waar je met een doorverwijzing van de huisarts terecht kunt komen. De tweedelijns zorg wordt geboden vanuit het LEC (Loopbaan Expertise Centrum) en je kunt er met de volgende zaken terecht: Loopbaanadvies Hier kun je gebruik van maken als je bijvoorbeeld het idee hebt op de verkeerde opleiding te zitten, maar niet goed weet wat je anders zou moeten doen. Trainingen en testen Ben je dyslecties op dyscalculies, of vermoed je dat dat wel eens zou kunnen zijn? Bij het LEC zitten specialisten op dit gebied die met jou kunnen kijken wat voor extra ondersteuning jij nodig hebt. Ook zijn er trainingen die je leren om te gaan met bijvoorbeeld faalangst, assertiviteit, sociale vaardigheidstrainingen of capaciteitentesten. Financiële problemen Er is een budgetcoach aan de school verbonden die jou kan helpen om weer controle te krijgen over je financiën. Schoolmaatschappelijk werk Bij het schoolmaatschappelijk werk kun je doorgaans terecht als je problemen hebt die jouw functioneren op school in de weg zitten. Dat kan van alles zijn. Het gaat thuis bijvoorbeeld niet lekker, er zijn problemen met huisvesting, je merkt dat je wel erg vaak boos bent en die boosheid moeilijk in de hand kan houden of wat dan ook. Schoolarts Bij de schoolarts kun je terecht met vragen over je gezondheid en/of fysieke problemen die invloed hebben op je studie. Het LEC verwijst je dan naar het spreekuur van de GGD-arts. Hoe kom je in contact met de tweede lijn? Bespreek met je mentor of de zorgcoördinator (Hille van Zijderveld, kamer 331) waar je tegenaan loopt. De zorgcoördinator kan je doorverwijzen naar de tweede lijn. Hij doet dit soms nadat hij je zelf gesproken heeft, maar het kan ook dat je mentor hier contact met hem over opneemt.
33