Meerjarenplan 2012-2014
is shu eid ligh i e . v e.o
da gou
is shu eid ligh i e . v e.o
en leid
Meerjarenplan 2012-2014
Fotografie: Henriëtte Guest Ontwerp en opmaak: Prik! media Druk: Multimedia gemeente Den Haag
Meerjarenplan 2012-2014
Pag 2.
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 > Inleiding ........................................................................................................... 5 1.1 1.2.
Aanleiding .............................................................................................................................. 5 Algemeen ............................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 2 > Programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen .............................. 9 Hoofdstuk 3 > Doelstelling en Prioriteiten ................................................................... 11 3.1. 3.2.
Doelstellingen ........................................................................................................................ 11 Prioriteiten ............................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 4 > Landelijke en regionale ontwikkelingen ketenpartners ........................ 13 4.1. 4.2. 4.3. 4.4 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
Nationale Politie .................................................................................................................... 13 ZSM Afdoeningsmodel bij Openbaar Ministerie .................................................................. 14 Decentralisatie Jeugdzorg ..................................................................................................... 14 Reclassering Nederland ......................................................................................................... 15 Parnassia Groep/Palier .......................................................................................................... 16 Raad voor de Kinderbescherming ......................................................................................... 16 Bureau Halt ............................................................................................................................ 17 Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ...................................................................................... 17
Hoofdstuk 5 > Persoons- en groepsgerichte aanpakken ................................................. 19 5.1. 5.2.
Methodiek integrale persoonsgerichte aanpak ..................................................................... 19 Methodiek groepsgerichte aanpak ........................................................................................ 20
Hoofdstuk 6 > Samenwerking regionaal ............................................................................ 21 6.1. 6.2.
Regionalisering en integrale samenwerking ......................................................................... 21 Samenwerking andere ketenpartners en samenwerkingsverbanden .................................. 21
Hoofdstuk 7 > De samenwerkingsagenda 2012 - 2014 ................................................... 23 7.1 7.2 7.2.1. 7.2.2 7.2.3. 7.3. 7.4 7.4.1. 7.4.2 7.5 7.6 7.6.1. 7.6.2. 7.6.3. 7.7.
Het ontwikkelen van een (gezamenlijk) informatie- en coördinatieknooppunt ................. 23 Verder optimaliseren van werkprocessen ............................................................................ 23 Algemeen ............................................................................................................................... 23 Het productenboek ................................................................................................................ 25 Afstemming van werkprocessen ............................................................................................ 25 Het ontwikkelen van instrumenten voor monitoring en evaluatie ...................................... 25 De omgang met privacy ......................................................................................................... 26 Algemeen ............................................................................................................................... 26 Adviescommissie Privacy ...................................................................................................... 26 Automatisering ...................................................................................................................... 26 Personeel ............................................................................................................................... 27 Deskundigheid ....................................................................................................................... 27 Competenties ......................................................................................................................... 27 Tevredenheid van medewerkers ........................................................................................... 27 Communicatie ....................................................................................................................... 27
Meerjarenplan 2012-2014
3
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 1
Inleiding 1.1 Aanleiding In 2012 worden de huidige politieregio’s Haaglanden en Hollands Midden samengevoegd, onder de naam Haaglanden. De politieregio bestaat dan uit twee Veiligheidsregio’s. Binnen het werkgebied van het nieuwe regiokorps Haaglanden zijn drie Veiligheidshuizen actief: Den Haag in de Veiligheidsregio Haaglanden, Gouda en Leiden in de Veiligheidsregio Hollands Midden. Behalve de politie werken ook andere partners, zoals het OM, het Bureau Jeugdzorg en de Raad van de Kinderbescherming, in heel Haaglanden en zijn ook op dat schaalniveau georganiseerd. Dat versterkt de behoefte aan inhoudelijke en operationele afstemming tussen de drie Veiligheidshuizen. Op het gebied van doelen en ambities, maar ook op dat van aanpak. Met het oog daarop hebben de Veiligheidshuizen Den Haag, Gouda en Leiden een gezamenlijk Meerjarenplan 2012-2014 opgesteld. Dit Meerjarenplan biedt een kader, dat de drie afzonderlijke Veiligheidshuizen in een lokaal jaarplan voor hun eigen werkgebied nader hebben uitgewerkt. De drie afzonderlijke jaarplannen worden gelijktijdig en in samenhang met dit Meerjarenplan gepresenteerd. In dit Meerjarenplan wordt aangegeven op welke terreinen de drie Veiligheidshuizen de komende jaren gaan samenwerken en op welke manier wordt bevorderd dat de werkwijze wordt gestroomlijnd. Die stroomlijning moet leiden tot efficiencywinst, met name voor de partners die in alle drie de werkgebieden actief zijn. Dat laat onverlet dat de inhoudelijke prioriteiten lokaal vastgesteld (blijven) worden. Aard en omvang van de problematiek in de drie werkgebieden zijn immers verschillend. Gemeenten en regio’s hebben elk hun eigen veiligheidsprioriteiten geformuleerd. Deze komen aan de orde in de jaarplannen van de drie afzonderlijke Veiligheidshuizen. In dit Meerjarenplan wordt vooral ingegaan op de samenwerking tussen de drie Veiligheidshuizen op procesen beheersniveau. Daarnaast wordt ook op casusniveau samengewerkt. De Veiligheidshuizen maken gebruik van elkaars kennis en kunde en vragen elkaar in voorkomende gevallen om advies over de aanpak van complexe zaken. Ook is het mogelijk dat een casus wordt overgedragen naar een ander Veiligheidshuis in dezelfde regio. Bijvoorbeeld als het gaat om een dader die in meerdere Veiligheidshuisregio’s actief is.
1.2. Algemeen “De Veiligheidshuizen gaan een belangrijke rol spelen bij het terugdringen van overlast, huiselijk geweld en criminaliteit. Het samenwerkingsverband van verschillende organisaties gaat hierbij dadergericht te werk”. Met deze woorden uit het Regeerakkoord spreekt het kabinet-Rutte uit dat de Veiligheidshuizen ook in deze kabinetsperiode een belangrijk speerpunt binnen het veiligheidsbeleid zijn. In 2009 is een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen gecreëerd. In deze Veiligheidshuizen werken gemeenten, politie, justitie en instellingen voor jeugdzorg en hulpverlening samen om overlast en criminaliteit terug te dringen. Deze samenwerking moet leiden tot minder overlast en criminaliteit en minder recidive. Een samenhangend geheel van preventie, repressie en (na)zorg moet mensen die zich schuldig maken aan overlastgevend of crimineel gedrag weer op het rechte pad brengen. Combinatie van straf en zorg is van cruciaal belang: mensen veroorzaken problemen omdat ze problemen hebben. Het aanpakken van die problemen, die meestal op verschillende leefgebieden liggen, stelt mensen in staat hun leven weer op de rails te zetten en voorkomt dat zij een criminele carrière ontwikkelen.
Meerjarenplan 2012-2014
5
De Veiligheidshuizen zijn opgezet vanuit de gedachte dat winst te behalen moet zijn door versterking van de samenwerking tussen de justitieketen en de zorgketen en binnen die twee afzonderlijke ketens. Die samenwerking moet leiden tot meer doeltreffendheid (betere resultaten door het beter benutten van elkaars kennis en kunde) en meer doelmatigheid (efficiëntere inzet van menskracht en middelen door het slimmer organi seren van het werk), De meerwaarde van de Veiligheidshuizen is inmiddels duidelijk gebleken. In de nota “Naar een landelijk dek kend netwerk” uit 2009 wordt die meerwaarde als volgt omschreven: • • • • •
Veiligheidshuizen zijn het knooppunt waar preventie, repressie en (na)zorg met elkaar worden verbonden. De integrale aanpak van het Veiligheidshuis richt zich op personen, op groepen (overlastgevende en criminele jeugdgroepen) en op gebieden. Doordat de ketenpartners ook fysiek bijeen worden gebracht leren zij elkaar beter kennen, krijgen zij meer inzicht in wat de partners doen en spreken zij elkaar makkelijker aan. Door de kortere lijnen worden knelpunten sneller zichtbaar en kunnen zij makkelijker bespreekbaar worden gemaakt. De integraliteit en daarmee de kwaliteit van de persoonsgebonden aanpak wordt verhoogd omdat de partners beter bekend zijn met elkaars interventiemogelijkheden en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Snelheid en efficiency nemen toe door de gezamenlijke aanpak in het veiligheidshuis. Er ontstaan nieuwe en betere kansen om behalve reactief ook proactief te werken, d.w.z. vooraf trajecten voor verschillende leeftijdsgroepen of stadia in de criminele carrière af te spreken die uitgevoerd kunnen worden als dat nodig blijkt.
In de drie Veiligheidshuizen in de huidige Veiligheidsregio’s Haaglanden en Hollands Midden (de veilig heidsregio’s blijven bestaan) werken de volgende regionale ketenpartners samen: • Openbaar Ministerie Den Haag • Bureau Jeugdzorg Haaglanden en Bureau Jeugdzorg Zuid Holland • De Dienst Justitiële Inrichting, penitentiaire inrichting Zoetermeer • Politie Haaglanden/Hollands Midden • De Raad voor de Kinderbescherming • Halt Hollands Midden Haaglanden • Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering • Palier Forensische en Intensieve Zorg • Stichting Reclassering Nederland Het Veiligheidshuis Den Haag heeft als daarnaast nog als lokale partners: • Gemeente Den Haag • Stichting Wende • De Parnassia Bavogroep • De Dienst Justitiële Inrichtingen, Forensisch Centrum Teylingereind Het Veiligheidshuis Gouda heeft daarnaast nog als lokale partners: • Gemeente Gouda • Bureau Leerlingzaken • Jongerenwerk Voor de pilot nazorg: gemeenten Boskoop, Bodegraven-Reeuwijk en Ouderkerk aan den IJssel • Gemeente Zuidplas (in ieder geval tot november 2012) Het Veiligheidshuis Leiden heeft daarnaast nog als lokale partners: • Gemeente Leiden • Regionaal Bureau Leerplicht Holland Rijnland • Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden • Het Veiligheidshuis Leiden coördineert de nazorg volwassen (ex-) gedetineerden voor 13 gemeenten. • Stichting “De Binnenvest” opvang voor dak- en thuislozen
6
Meerjarenplan 2012-2014
> Definities We proberen in dit Meerjarenplan het gebruik van vakjargon tot een minimum te beperken. Toch valt daaraan niet volledig te ontkomen. In dit katern geven we een definitie van de belangrijkste vaktermen, zoals overeengekomen tussen de (samenwerkende partners in de) drie Veiligheidshuizen in Haaglanden: Gezamenlijk: door verschillende betrokken instanties in samenhang handelen. Integrale aanpak: gezamenlijke analyse van een problematische situatie, gezamenlijke doelstelling en overeenstemming over de grote lijnen van de aanpak. Multiproblematiek: problemen op meerdere leefgebieden. Gedragsbeïnvloeding: het proces dat ertoe leidt dat iemand zijn leven weer op de rails krijgt zodat het risico op recidive wordt geminimaliseerd. Belangrijk aandachtspunt daarbij is het scheppen van voorwaarden om een positieve gedragsverandering ook duurzaam te laten zijn. Procesregisseur: regiehouder op proces en gemaakte afspraken, voorzitter van casusoverleggen. Ziet toe op analyse op hoofdlijnen van problematiek, doelstellingen en aanpak. Uitvoeringsregisseur: medewerker van de organisatie die meest van doen heeft in een casus en toeziet op de operationele samenwerking per casus. Als wordt gesproken over “het Veiligheidshuis” worden alle drie de Veiligheidshuizen bedoeld.
Meerjarenplan 2012-2014
7
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 2
Landelijk Program Doorontwikkeling Veiligheidshuizen Het Programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen bevat een aantal impulsen die de Rijksoverheid geeft aan het vergroten van de slagkracht van de Veiligheidshuizen. In 2014 moeten de volgende doelen zijn bereikt: • Veiligheidshuizen werken voor meerdere gemeenten. • Binnen de door het rijk gestelde kaders en met inachtneming van de tussen de drie samenwerkende Veilig heidshuizen gemaakte proces- en efficiencyafspraken wordt maximaal ingespeeld op lokale beleidsprioriteiten. • De aandacht is primair gericht op het voorkomen en tegengaan van ernstige overlast en criminaliteit, waar bij sprake is van hoog risico op recidive en complexe problematiek. • Veiligheidshuizen zijn multidisciplinair: justitiële, zorg- en gemeentelijke partners werken samen in het Veiligheidshuis en hebben hun organisatie en werkprocessen daarop toegesneden • Basis van de samenwerking binnen het Veiligheidshuis wordt gevormd door heldere afspraken tussen de partners over doelstellingen, participatie van de verschillende partners, regie en sturing, financiering, ICT, gegevensuitwisseling, informatiemanagement en monitoring. • Veiligheidshuizen gebruiken een helder besturingssysteem op bestuurlijk, tactisch en operationeel niveau, inclusief een opschalings/escalatieprocedure. • Er is op casusniveau een volledig en integraal beeld van de doelgroepen, ook bovenregionaal. • Er is (meer) zicht op de effectiviteit van de interventies en het maatschappelijk rendement van de samenwerking. • Veiligheidshuizen blijven structureel werken aan innovatieve integrale werkwijzen. Het Programma onderscheidt een aantal risico’s, aandachts- en knelpunten. Wij noemen hieronder de punten die voor ons het meest relevant zijn: • • • • • • •
Naar mate het aantal bij de Veiligheidshuizen betrokken organisaties en het aantal thema’s waarbij het Veiligheidshuis wordt betrokken groeien, neemt de kans op (extra) bureaucratie toe. Voorkomen moet worden dat de snelheid en de slagkracht van het Veiligheidshuis daardoor in gevaar komen. Nader uitgewerkt moet worden welke cases zich lenen voor behandeling in het Veiligheidshuis. De toegevoegde waarde van het Veiligheidshuis zit vooral in de aanpak van multiproblematiek. Een scherpe(re) focus is nodig om die problemen te identificeren waarbij die toegevoegde waarde optimaal tot zijn recht komt en zichtbaar kan worden gemaakt. Het casusoverleg haalt alleen dan een optimaal rendement als de deelnemers kunnen beschikken over juiste en volledige informatie. Dat stelt eisen aan de kwaliteit van de voorbereiding. In het casusoverleg moeten ook afspraken worden gemaakt over de voortgangsbewaking van de gemaakte afspraken. Er moeten heldere afspraken worden gemaakt over inzet, rolverdeling en vertegenwoordiging van de samenwerkende partners, zodat deelnemers aan casusoverleggen voldoende mandaat hebben en in het casusoverleg knopen kunnen worden doorgehakt. In het Veiligheidshuis staat horizontale samenwerking voorop. Dat staat op gespannen voet met de verticale aansturing van justitie- en rijksgesubsidieerde instellingen. Ook de kaders voor productgestuurde organisaties, zoals de reclassering, verdragen zich slecht met samenwerking in een horizontale setting. Er is nog steeds onduidelijkheid over de mogelijkheden voor informatie-uitwisseling tussen gemeenten, zorg- en justitiepartners.
Meerjarenplan 2012-2014
9
Om de hierboven genoemde doelen te realiseren is een aantal programmapunten geformuleerd. Deze zijn ingedeeld rond drie thema’s:
1. Bestuurlijke Organisatie > a. versterken ketenregie Met alle partners worden afspraken gemaakt over de inzet die zij leveren voor de Veiligheidshuizen. Daarbij wordt ook gekeken naar de wijze waarop de deelnemende organisaties hun mensen in het Veiligheidshuis aansturen. > b. regionale samenwerking Iedere gemeente moet bij een Veiligheidshuis in zijn regio kunnen aansluiten, zodat een landelijk dekkend netwerk van Veiligheidshuizen ontstaat. Nu zijn er nog vrij veel kleinere gemeenten die niet bij een Veiligheidshuis terecht kunnen. In 2012 wordt gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van een model voor regionale samenwerking. > c. bekostiging Er wordt momenteel gewerkt aan een toekomstbestendige bekostigingssystematiek. Deze moet in 2013 in werking gaan treden.
2. Kwaliteit en Professionalisering > a. kwaliteit Het is belangrijk dat meer inzicht ontstaat in de maatschappelijke resultaten van de Veiligheidshuizen. Zo kunnen ze beter worden gepositioneerd: landelijk, regionaal en lokaal. Meer inzicht in best practices is een aspect daarvan. Behalve voor de beeldvorming over het nut van het Veiligheidshuis dienen best practices ook als inspirerende voorbeelden voor andere Veiligheidshuizen. > b. professionalisering Hierbij gaat het niet alleen om de kennis en kunde waarover de professionals die in het Veiligheidshuis werken moeten beschikken, maar ook over de randvoorwaarden voor hun functioneren in het Veiligheidshuis, zoals het hebben van voldoende mandaat.
3. Informatiemanagement en Privacy Het hebben van een volledig en integraal beeld van daders en doelgroepen, ook bovenregionaal, is van groot belang om slagvaardig te kunnen optreden. Het is dus cruciaal dat de juiste informatie op tafel ligt en dat de kwaliteit van gegevensverwerking zich op een landelijk minimum niveau bevindt. Om de informatie-uitwis seling binnen Veiligheidshuizen te verbeteren wordt een informatiesysteem ontwikkeld dat casusoverleggen ondersteunt bij het verkrijgen van een integraal persoonsbeeld.
10
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 3
Doelstelling en prioriteiten 3.1. Doelstelling De centrale doelstelling van het Veiligheidshuis is het terugdringen van recidive en het verminderen van criminaliteit en overlast door jeugdigen en volwassenen. Dat gebeurt door efficiënter en effectiever samen te werken en door optimaal gebruik te maken van elkaars kennis, kunde en instrumentarium. Resultaat daarvan is dat snel en passend wordt opgetreden tegen daders met multiproblematiek. Waar nodig en mogelijk wordt straf gecombineerd met passende zorg en/of bestuurlijke maatregelen. Basis daarvoor is een door alle betrokken partners gezamenlijk gedragen integraal plan van aanpak. Als de uitvoering stagneert wordt snel en effectief ingegrepen.
3.2. Prioriteiten Voor de komende jaren stellen de drie Veiligheidshuizen de volgende gezamenlijke prioriteiten vast: • De positie van het Veiligheidshuis als knooppunt van informatie en coördinatiepunt van persoonsgerichte aanpak wordt verder versterkt. • De methodiek integrale persoonsgerichte aanpak wordt verdiept. • De onderlinge samenwerking tussen de drie Haaglandse Veiligheidshuizen wordt verder uitgebouwd Bij de realisatie van deze prioriteiten dient het Programma Doorontwikkeling Veiligheidshuizen als kader en richtsnoer. De samenwerking tussen de drie Veiligheidhuizen Den Haag, Gouda en Leiden richt zich met name op het uitwisselen van opgebouwde kennis, expertise en ervaringen en samenwerking in de bedrijfs voering. Hierbij staan de volgende thema’s centraal, die in hoofdstuk 7 nader worden uitgewerkt: • het ontwikkelen van een (gezamenlijk) informatie- en coördinatieknooppunt • verder optimaliseren van werkprocessen • het ontwikkelen van instrumenten voor monitoring en evaluatie • de omgang met privacy • automatisering Om de Veiligheidshuizen optimaal te laten functioneren, moet voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden. Dit is mede van belang met het oog op de regionalisering van de drie Veiligheidshuizen die de komende jaren haar beslag zal krijgen. Dit betekent dat de verschillende organisaties: • voldoende personele en organisatorische capaciteit beschikbaar stelt om met de vereiste kwaliteit en snelheid te kunnen signaleren, analyseren, beslissen over en uitvoeren van individuele trajecten • haar eigen medewerkers selecteert op competenties die noodzakelijk zijn om in het Veiligheidshuis te kunnen samenwerken • haar eigen medewerkers voldoende handelingsvrijheid (mandaat) meegeeft om breed en zelfstandig te kunnen functioneren • bereid is om haar eigen werkprocessen aan te passen als dat nodig is met het oog op een effectieve samen werking binnen het Veiligheidshuis • voldoende regie voert op het gedeelte van de handelingsketen waarvoor zij wettelijk of professioneel verant woordelijk is en daarbij waar nodig en zinvol ook andere, niet bij het Veiligheidshuis betrokken organisaties betrekt en aanstuurt • voldoende kennis en bestuurskracht inbrengt op de diverse niveaus van de samenwerking om op elk niveau de vereiste beslissingen te kunnen nemen.
Meerjarenplan 2012-2014
11
Meerjarenplan 2012-2014 jaarplan 2011 | 4
Hoofdstuk 4
Landelijke en regionale ontwikkelingen ketenpartners Een aantal landelijk en regionale ontwikkelingen kan invloed hebben op de organisatie en het functioneren van het Veiligheidshuis en dat van de daarin participerende partners. De belangrijkste daarvan zijn de herinrichting van de politie, de invoering van het ZSM afdoeningsmodel bij het Openbaar Ministerie en de decentralisatie van de jeugdzorg.
4.1. Nationale Politie De periode 2012 - 2014 (en vooral het jaar 2012) staat voor de politie in het teken van de transitie naar de Nationale Politie. Volgens de vastgestelde tijdslijn is het de bedoeling dat de nationale politie vanaf 1 juli 2012 operationeel is. In het eerste ontwerp van de nieuwe politie organisatie worden verschillende relevante thema’s uitgewerkt, zoals de missie, visie, kernwaarden, identiteitskenmerken en structuur van de organisatie. Allianties aangaan met partners wordt als een strategisch thema aangemerkt. Veiligheidsproblemen worden gezamenlijk aangepakt in samenwerkingsverbanden zoals het Veiligheidshuis. De komende jaren wordt dit thema verder geconcretiseerd. Momenteel zijn er binnen de regionale politiekorpsen Haaglanden en Hollands Midden drie veiligheidshuizen. Hoe de politie Haaglanden binnen de Veiligheidshuizen Den Haag, Gouda en Leiden gaat functioneren, zal worden bepaald door de uitgangspunten die het landelijke politiekorps daarvoor zal stellen. In de aanloop naar de nieuwe organisatie wordt de bestaande samenwerking onverminderd doorgezet. Binnen de afgesproken beleidscyclus, structuur en werkwijze van het Veiligheidshuis wordt ingezet op de vastgestelde prioriteiten, zoals jeugd, jeugdgroepen en veelplegers. Daarnaast zal integraal worden samengewerkt rondom nieuwe prioriteiten en actuele problematiek, zoals jeugdgroepen, overvallers en woninginbrekers. Binnen het regionale politiekorps Haaglanden wordt gewerkt aan een integrale focus lijst. Dat is een lijst van personen die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de gepleegde prioritaire delicten. De lijst is samengesteld op basis van door de gezamenlijke partners vastgestelde criteria. De mensen op deze lijst worden integraal en daadkrachtig aangepakt. Dat moet leiden tot een aanzienlijke vermindering van overlast en reci dive. Ook het korps Hollands Midden is aan het nadenken over het proces van de integrale focuslijst. Deze werkwijze komt overeen met de daar al gehanteerde methodiek van selectie en aanpak van veroorzakers van ernstige overlast en criminaliteit. Belangrijk verschilpunt is dat in de Hollands-Midden methodiek de harde (systeem) informatie omtrent een persoon niet leidend is bij de selectie en aanpak, maar ondersteunend.
Meerjarenplan 2012-2014
13
4.2. ZSM afdoeningsmodel bij Openbaar Ministerie De aanpak van de onveiligheid in wijken vraagt om snelle en betekenisvolle interventies. Het OM streeft ernaar om 2/3 van de standaardzaken binnen één maand af te doen. Veel sneller dan nu, maar wel kwalitatief goed. Dat streven sluit aan bij de OM-strategienota ‘Perspectief op 2015’. Het OM ontwikkelt momenteel in vijf parketten een pilot met een nieuwe werkwijze, genaamd ZSM. Ook onze regio doet mee. ZSM wordt uitgevoerd op 5 bureaus in de regio Haaglanden en 7 teams in Hollands Midden. ZSM moet leiden tot een aanzienlijke versnelling in het afdoeningsproces van eenvoudige misdrijven en sterke vermindering van de administratieve last. ZSM wordt alleen ingezet bij eenvoudige misdrijven waarbij een verdachte is aangehouden. Alle andere zaken volgen de reguliere processtroom. Voor zwaardere zaken bestaat immers behoefte aan maatwerk. Ook vergen deze zaken meer aandacht en onderzoek. Het OM kan een verdachte bestraffen met een geld- of werkstraf. Bij verkeersdelicten kan ook een rijontzegging worden opgelegd. Als er een slachtoffer is, is de inzet om de (eenvoudige) schade direct door de verdachte te laten vergoeden zodat het slachtoffer en verdachte meteen weten waar ze aan toe zijn. Bij meer complexe zaken krijgt de verdachte een dagvaarding mee, waarna hij of zij alsnog voor de rechter moet verschijnen. In het kader van ZSM is het mogelijk bijzondere voorwaarden op te leggen. Dat kan onder meer behandeling zijn voor verslaving. Essentieel aspect van ZSM is dat het strafrecht selectief wordt ingezet. Als er andere, betere oplossingen zijn dan het strafrecht kunnen OM en politie in een vroeg stadium daarvoor kiezen. De lichte delicten die nu via het OM een straf opgelegd krijgen tussen 20 en 40 uur kunnen op basis van de discretionaire bevoegdheid van de Officier van Justitie naar Halt worden doorverwezen. Voor deze zaken ontwikkelt Halt een uitgebreide Haltafdoening waarin herstelrechtelijke componenten (naast excuus aanbieden en schadebemiddeling) zijn opgenomen. Voor ZSM zijn verder de Haltafdoening groepsaanpak en de Haltafdoening alcohol en drugs van belang. Om een goede keuze mogelijk te maken wordt alle relevante informatie zo spoedig mogelijk door de betreffende ketenpartners beschikbaar gesteld. Behalve OM en politie zijn of worden de advocatuur, de Rechtspraak, de Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming bij de pilot ZSM betrokken. De ervaringen en resultaten van ZSM zullen grote invloed hebben op de inrichting en werkwijze van het casusoverleg binnen het Veiligheidshuis. Het OM en de drie ketenmanagers hebben in het najaar van 2011 afgesproken om op korte termijn een verbinding met ZSM tot stand te brengen. Goede uitwisseling van informatie over personen en groepen is daarvoor essentieel. Fysieke nabijheid van ZSM-locaties en de Veiligheidshuizen is bevorderlijk voor een goede verbinding. 4.3. Decentralisatie jeugdzorg In het Regeerakkoord is aangegeven dat de jeugdzorg in zijn totaliteit wordt gedecentraliseerd. Die decentralisatie omvat tevens jeugd-LVG, jeugd-GGZ, jeugdbescherming, jeugdreclassering en JeugdzorgPlus. Uiterlijk in 2016 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de zorg voor jeugd gerealiseerd zijn. Er komt een nieuw wettelijk kader voor de jeugdzorg. Daarin worden individuele aanspraken uit de huidige wet- en regelgeving niet één op één overgeheveld. Dit kan consequenties hebben voor het recht op jeugdzorg. Vóór de zomer 2012 wordt duidelijk of voor specifieke doelgroepen afwijkende maatregelen moeten worden getroffen en zo ja, om welke groepen en welke maatregelen het dan gaat. Uitgangspunt blijft dat alle zorg voor jeugd wordt overgeheveld, tenzij er op basis van het onderzoek zwaarwegende redenen zijn (gelet op het specialistische karakter) de zorg niet te decentraliseren. De gemeenten zullen vervolgens moeten beslissen over de toekomstige organisatie van de jeugdzorg.
14
Meerjarenplan 2012-2014
4.4 . Reclassering Nederland Reclassering Nederland heeft de volgende drie inhoudelijke speerpunten: 1 jong volwassenen 2 (huiselijk) geweld 3 zeden/TBS Op deze drie speerpunten heeft of ontwikkelt Reclassering Nederland specifieke kennis, methodieken, vaardigheden en netwerken om een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan (lokale) veiligheid. Vanaf 1 april 2012 is Reclassering Nederland geografisch ingericht en sterker lokaal verankerd, zowel op leidinggevend als op uitvoerend niveau. Daardoor hebben de medewerkers korte lijnen naar de Veiligheidshuizen en de lokale ketenpartners. Iedere geografische unit beschikt over specialisten op het gebied van de inhoudelijke speerpunten.
4.5. Parnassia Groep/Palier De Parnassia Bavo groep werkt samen met de politie aan het ontwikkelen van een aanpak voor de opvang van aangehouden personen bij wie sprake is van (acute) psychiatrische problematiek. In 2012 en 2013 wordt deze gezamenlijke aanpak definitief vormgegeven en uitgevoerd. Eerst in Den Haag, daarna ook in de rest van de regio. Palier, Brijder, Parnassia, I-psy, de Jutters en Ipse de Bruggen ontwikkelen een zorgpad (systematiek) voor adolescenten in de leeftijdsgroep van 15 tot 23 jaar. Dit zorgpad zal zijn beslag krijgen in de eerste helft van 2012. Palier spant zich samen met de zorgbedrijven I-Psy en Brijder Verslavingszorg in om specifieke klinische en ambulante capaciteit te leveren ten behoeve van personen die -bijvoorbeeld in het kader van ZSM- als bijzondere voorwaarde opgelegd krijgen dat zij een behandeling moeten volgen voor een verslaving.
Meerjarenplan 2012-2014
15
4.6. Raad voor de Kinderbescherming De inrichting van de Veiligheidshuizen als plaats waar (justitiële) ketenpartners samenwerken met vertegenwoordigers van andere ketens (met name van gemeenten, jeugd- en zorginstellingen) ondersteunt de door de Raad gewenste ontwikkelrichting. De Raad wil dan ook investeren en participeren in de doorontwikkeling van de Veiligheidshuizen. Tevens wil de Raad bezien of een frequenter aanwezigheid in de veiligheidshuizen mogelijk is en wil zij een bijdrage leveren aan de groeps- / gebiedsaanpakken. Vanaf februari 2012 gaat de Raad werken met het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ). De verwachting is dat de hele landelijke implementatie medio 2013 is afgerond. Alle regio’s werken dan met het LIJ. Alle ketenpartners doen eraan mee: de politie, Halt, het OM, de Raad, de Jeugdreclassering en de JJI’s. Wat houdt het LIJ in? 1. Met het LIJ kan de Raad meer betekenen voor jongeren die een delict gepleegd hebben. Het LIJ en de raadsmethode strafzaken vormen samen een effectief instrument om te onderzoeken wat er met een jongere aan de hand is en welke middelen ingezet kunnen worden om te voorkomen dat een jongere opnieuw in de fout gaat. Het LIJ ondersteunt de pedagogische invalshoek en de persoonsgerichte aanpak waar de Raad voor staat. 2. Het strafonderzoek gaat er anders uitzien De werkwijze in strafonderzoek en advisering verandert. Het onderzoek verloopt meer gestructureerd. Opschaling naar een meer uitgebreid onderzoek gebeurt op basis van vaste beslisregels. Raadsonderzoekers zullen andere professionele competenties moeten aanspreken: minder beschrijvend, meer taxerend en analyserend. De inbreng van gedragsdeskundigen wordt groter. Het strafadvies van de Raad wordt beter onderbouwd, op basis van wetenschappelijke inzichten. Het strafadvies leidt toe naar passende sancties, waaronder erkende gedragsinterventies. 3. De Raad gaat minder strafonderzoeken uitvoeren Bij jongeren die een relatief licht delict plegen met een laag risico op recidive, wordt de Raad niet meer ingeschakeld. Ook niet als er zorgsignalen zijn rond de jongere. Die signalen moeten wel opgepakt worden, maar niet in een strafrechtelijk kader. 4. Er komt een apart werkproces voor schoolverzuimzaken Voor de strafrechtelijke aanpak van schoolverzuim wordt een apart werkproces met een eigen onderzoeksmethode ontwikkeld. Het LIJ is voor de aanpak van schoolverzuim niet geschikt. Schoolverzuim is immers geen misdrijf maar een overtreding. Dit nieuwe werkproces heeft invloed op de werkwijze van de schoolverzuim JCO’s in de Veiligheidshuizen. De nieuwe aanpak schoolverzuim wordt gelijktijdig met het LIJ geïmplementeerd. 5. De ketensamenwerking wordt intensiever De onderlinge afhankelijkheid van ketenpartners in het jeugdstrafrecht wordt groter. De hele keten maakt gebruik maakt van hetzelfde instrumentarium. Organisaties bouwen voort op de informatie die andere ketenpartners eerder hebben verzameld.
De Raad is voornemens om vanaf 2012 deel te nemen aan ZSM voor Jeugdigen.
16
Meerjarenplan 2012-2014
4.7. Bureau Halt > Reorganisatie HALT De 17 besturen van de Halt organisaties in Nederland gaan met ingang van 1 januari 2013 één organisatie vormen. In 2012 zullen hiertoe de nodige voorbereidingen worden getroffen. Halt blijft lokaal participeren in o.a. de Veiligheidshuizen en werkt nauw samen met gemeenten en de partners in de justitie- en preventie/ zorgketen. > Visie op de inzet van pedagogische interventies In het APJ jaarplan2 wordt een visie opgenomen op de inzet van pedagogische interventies. Het Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming en Halt HMH bereiden die tekst thans voor. Aanleiding voor deze visieontwikkeling is de constatering dat bij de aanpak van jeugdcriminaliteit repressie en “lik op stuk” inmiddels een grotere rol lijken te spelen dan pedagogische interventies. De visieontwikkeling is gericht op de beantwoording van de vraag op welke wijze en onder welke omstandigheden pedagogische maatregelen en interventies ingezet kunnen worden in een persoonsgerichte aanpak, in lichte maar ook in zwaardere zaken. Na vaststelling van de visie door de partners in het APJ wordt deze in het arrondissement geïmplementeerd. > Signalering van risicojongeren Halt HMH doet bij alle Haltjongeren een screening op risico’s met behulp van het landelijk ontwikkelde signaleringsinstrument. Halt meldt jongeren waarbij risico’s zijn gesignaleerd bij de Verwijsindex (Haaglanden) en Jeugdmatch (Hollands Midden). Jongeren met risico’s op recidive worden besproken in de RJO’s in de Veiligheidshuizen. Als sprake is van zorgvragen of een mogelijke behoefte aan opvoedingsondersteuning wordt vastgesteld legt Halt contact met het CJG. In 2012 gaat Halt HMH bij wijze van proef jongeren, en eventueel ook ouders, na een verwijzing naar het CJG of het Veiligheidshuis nabellen, om helder te krijgen hoe het contact is verlopen en wat de resultaten van de verwijzing zijn.
4.8. Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI) In de penitentiaire inrichtingen wordt de levensloopbenadering steeds verder geïmplementeerd. Binnen 10 werkdagen nadat iemand in een inrichting is geplaatst wordt een (concept) detentie- en re-integratieplan opgesteld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van informatie binnen de justitieketen en van ketenpartners, zoals de gemeente. Na bespreking en vaststelling in het Multidisciplinair Overleg ( MDO) wordt het plan uitgevoerd. In het plan wordt onder meer aandacht geschonken aan de thema’s veiligheid en beveiliging, zorg en begeleiding, detentiefasering en vrijheden op maat. Hoe het programma er exact uit komt te zien hangt af van de persoonlijke situatie van de betrokkene. Bij kortgestraften ligt de nadruk op de terugkeer in de samenleving. Een daarop gericht activiteitenpakket kan onder meer bestaan uit voorlichting, vaardigheidstrainingen, budgettering, sollicitatietraining, toeleiding naar de arbeidsmarkt, onderwijs op maat en cursussen op het gebied van zingeving en schuldbesef. De beperkte bezetting vanuit DJI in de Veiligheidshuizen is tot dusver voornamelijk geleverd door PI Zoetermeer. In de toekomst zal deze rol mede worden vervuld door PI Alphen aan de Rijn.
2
APJ: Arrondissementale Platforms Jeugdcriminaliteit
Meerjarenplan 2012-2014
17
18
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 5
Persoons- en groepsgerichte aanpakken 5.1. Methodiek integrale persoonsgerichte aanpak Voor iedere persoon die bij het Veiligheidshuis wordt aangemeld wordt vastgesteld of hij in aanmerking komt voor een integrale aanpak. Dat gebeurt aan de hand van een aantal factoren. Belangrijke daarvan is dat sprake moet zijn van multiproblematiek: er moeten meerdere problemen zijn op de verschillende leefgebieden. Daarnaast wordt bekeken wat het goede moment is voor de uitvoering van een dergelijke aanpak. Een uit te zetten aanpak moet bijvoorbeeld niet worden doorkruist door de tenuitvoerlegging van een straf. Als dat aan de orde is vindt behandeling op een later moment plaats, in het kader van de nazorg. In de periode 2012-2014 zal prioriteit worden gegeven aan de personen bij wie behalve van multiproblematiek ook sprake is van een hoog risico op recidive en het ontwikkelen van een criminele carrière. Juist voor deze gevallen kan de meerwaarde van het Veiligheidshuis als knooppunt van expertise en informatie optimaal tot zijn recht komen. Om de integrale aanpak in het Veiligheidshuis te intensiveren, moet een focus worden aangebracht, zodat de capaciteit van de partners zo gericht mogelijk kan worden ingezet. Vanuit alle casusoverleggen wordt meegewerkt aan de formulering van de focuscriteria. Hierdoor wordt een goede instroom in de overleggen en een heldere prioritering van casus gerealiseerd. Als iemand geschikt wordt geacht voor een integrale aanpak wordt een probleemanalyse gemaakt aan de hand van de diverse leefgebieden. In Den Haag gebeurt dat aan de hand van een vaste vragenlijst die diverse leefgebieden bestrijkt. Een dergelijke analyse kan alleen tot stand komen als de partners de inhoudelijke informatie die daarvoor nodig is met elkaar delen. Op basis van de gemaakte analyse spreken de partners met elkaar af wat de doelstellingen van de integrale aanpak zijn. Meestal gaat het om een algemene (eind)doelstelling, gericht op de persoon en soms ook op het gezin waarvan hij deel uitmaakt, en doelstellingen per (volgens de analyse) relevant leefgebied. Per doelstelling worden de acties en instrumenten benoemd die worden ingezet om de gewenste situatie tot stand te brengen. Ook wordt afgesproken wie wat gaat doen (“namen en rugnummers”). Al deze afspraken worden gemaakt in het casusoverleg. Die concrete werkafspraken per leefgebied duiden we verder aan met de vakterm ‘proces’. De analyse en de afspraken worden vastgelegd in het registratiesysteem van het Veiligheidshuis. Streven is om de hierna beschreven werkwijze te hanteren. De samenwerkende partners zullen deze deels nog nader moeten uitwerken. Per casus worden een integrale probleemanalyse en een plan van aanpak opgesteld. Dat proces wordt geleid door een procesregisseur. De procesregisseur zorgt er ook voor dat voor elke casus een uitvoeringsregisseur wordt aangewezen. De uitvoeringsregisseur ziet erop toe dat het plan van aanpak overeenkomstig de in het casusoverleg gemaakte afspraken wordt uitgevoerd. Als hij daarbij tegen knelpunten aanloopt die hij niet zelf kan oplossen schaalt hij op naar de procesregisseur. De procesregisseur brengt de betrokken partijen bij elkaar en schakelt zo nodig hun managers in. Als dat niet tot overeenstemming leidt kan verder worden opgeschaald, naar de ketenmanager. Leidt ook dat niet tot een oplossing dan neemt de ketenregisseur contact op met de betrokken ketenpartnerdirecteur(en).
Meerjarenplan 2012-2014
19
5.2 .Methodiek groepsgerichte aanpak Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven hoe wordt bepaald welke jeugdgroepen in aanmerking worden gebracht voor een integrale aanpak en waaruit die aanpak kan bestaan. De lokale Driehoek bepaalt welke groepen worden aangepakt, in welke volgorde dat moet gebeuren en hoe die aanpak er uit ziet. In Den Haag adviseert het Lokaal Veiligheidsoverleg hierover aan de Driehoek, in Gouda doet het Ketenoverleg dat en Leiden het Veiligheidshuis. Basis voor dat advies is de informatie uit de zogenaamde “Beke inventarisatie” van jeugdgroepen. Dat is een door het adviesbureau Beke en politie Haaglanden ontwikkelde methodiek om een inschatting te maken van problematische jeugdgroepen en vervolgens de problemen die deze groepen veroorzaken effectief aan te pakken. Via deze methodiek worden problematische jeugdgroepen ingedeeld in hinderlijke, overlastgevende en criminele jeugdgroepen en wordt voor elke groep een passende aanpak ontwikkeld. Met gebruikmaking van de Beke-methodiek wordt tenminste eenmaal per jaar een inventarisatie gemaakt van alle problematische jeugdgroepen in het werkgebied van het Veiligheidshuis. De politie heeft daarbij het voortouw. Voor deze inventarisatie wordt gebruik gemaakt van een gestandaardiseerde vragenlijst. De wijkagent vult die vragenlijst in. Vervolgens wordt andere informatie daaraan toegevoegd: systeeminformatie waarover de diverse ketenpartners beschikken, straatkennis van bijvoorbeeld het jongerenwerk enz. Op basis van het beeld dat daardoor van de groep ontstaat wordt een advies geformuleerd aan de lokale driehoek. De aanpak wordt uitgevoerd onder leiding van de gemeente in een regiegroep waarin o.a. politie en OM vertegenwoordigd zijn. Bij de aanpak van criminele jeugdgroepen heeft het OM de regie over de opsporing en vervolging. In de aanpak kunnen drie soorten interventies worden onderscheiden: • persoonsgericht • groepsgericht • fysieke en sociale ingrepen in de omgeving waar de groep zich ophoudt. In Den Haag, Gouda en Leiden voert de gemeente de regie over de overall-aanpak van jeugdgroepen. Het Veiligheidshuis voert alleen de persoongerichte aanpak uit, de gemeente is eerstverantwoordelijk voor de groepsgerichte aanpak en voor de fysieke en sociale ingrepen. Specifiek voor Den Haag is de rol van de stadsdelen. Het Veiligheidsoverleg op stadsdeelniveau adviseert de Driehoek over de groepsaanpak. Het stadsdeel is verantwoordelijk voor de fysieke en sociale ingrepen in de omgeving waar overlastgevende en criminele jeugdgroepen actief zijn. Schematisch kan de methodiek als volgt worden weergegeven: Inventarisatie Beke jeugdgroepen VH of Lokaal veiligheidsoverleg adviseert Lokale driehoek maakt keuze jeugdgroep en aanpak
Persoonsgerichte aanpak Regiegroep ziet toe op aanpak
Groepsgerichte aanpak Fysieke / sociale ingrepen
20
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 6
Samenwerking regionaal 6.1. Regionalisering en interregionale samenwerking Een groot deel van de bij het Veiligheidshuis betrokken organisaties is regionaal georganiseerd en beperkt zich dus ook niet tot de gemeentegrenzen. Deze organisaties zijn gebaat bij eenheid van visie en stroomlijning van werkprocessen, zodat zij in hun hele gebied op grosso modo dezelfde manier kunnen werken. Gemeenten zijn gebaat bij bundeling van kennis en kunde. Voor een effectieve aanpak van overlast en criminaliteit en ontwikkelen van integrale interventies is steeds meer kennis en expertise vereist. Er kan niet van elke afzonderlijke gemeente worden verwacht dat zij die zelf in huis heeft of haalt. Het Veiligheidshuis is een prima vorm voor regionale samenwerking bij de integrale aanpak van lokale en regionale problematiek. Bundeling van expertise, doelmatige werkprocessen en ruimte voor maatwerk toegesneden op personen en op gemeenten leveren een belangrijke meerwaarde op. De komende jaren zal de samenwerking tussen de drie Haaglandse Veiligheidshuizen rond een aantal thema’s worden versterkt. Hierbij staan de volgende thema’s centraal, die in hoofdstuk 7 nader worden uitgewerkt: • het ontwikkelen van een (gezamenlijk) informatie- en coördinatieknooppunt • verder optimaliseren van werkprocessen • het ontwikkelen van instrumenten voor monitoring en evaluatie • de omgang met privacy • automatisering De ketenmanagers van de Veiligheidshuizen hebben hiertoe periodiek overleg. In 2012 gaan de stuurgroepen van de Veiligheidshuizen een verkenning doen naar de mogelijkheden voor intensievere samenwerking. Het formeren van één stuurgroep voor de Veiligheidshuizen Gouda en Leiden ligt als eerste stap voor de hand. Daarnaast spannen de drie afzonderlijke Veiligheidshuizen zich in voor het verder versterken van de binding met hun omliggende gemeenten.
6.2. Samenwerking andere ketenpartners en samenwerkingsverbanden Er zijn meer samenwerkingsverbanden en ketenpartners actief op de terreinen waar de Veiligheidshuizen een rol spelen. Op sommige momenten is er sprake van overlap en is samenwerking tussen die verbanden noodzakelijk. Hierbij valt te denken aan de Centra voor Jeugd en Gezin, maar ook het Regionaal informatie en expertisecentrum (RIEC) voor de aanpak van georganiseerde misdaad. De komende jaren zal de afstemming en samenwerking met dergelijke samenwerkingsverbanden en ‘nieuwe’ ketenpartners nader vorm moeten krij gen. Aangezien dit momenteel nog in de kinderschoenen staat, is het nog niet mogelijk hier concrete doelstel lingen voor te formuleren. In 2012 zal moeten worden begonnen met de verkenning van de samenwerking.
Meerjarenplan 2012-2014
21
Meerjarenplan 2012-2014
Hoofdstuk 7
De samenwerkingsagenda 2012-2014 7.1. Het ontwikkelen van een (gezamenlijk) informatie- en coördinatieknooppunt Het informatie- en coördinatieknooppunt is de ruggengraat van het Veiligheidshuis. De kwaliteit hiervan bepaalt in hoge mate de mogelijkheden om ambities zoals inhaken op de actualiteit, een integrale (over koepelende) benadering, efficiënt overleg en het monitoren van afspraken waar te maken. Het informatie- en coördinatieknooppunt van het Veiligheidshuis moet de volgende taken effectief en efficiënt uitvoeren: • verwerken van binnenkomende informatie, waarbij beoordeeld wordt welke vervolgactie ingezet moet worden (bilateraal overleg, casusoverleg etc.) • zelfstandig inhoudelijk voorbereiden van overleggen voor personen uit de focusgroepen • faciliteren van de monitoring van de in casusoverleggen gemaakte afspraken • afhandelen van verzoeken om informatie en advies van ketenpartners • bijdragen aan de oplevering van managementinformatie. Ambitie voor de komende jaren is dat de Veiligheidshuizen in de regio Haaglanden de komende jaren een vergelijkbare werkwijze ontwikkelen op het terrein van informatieverwerving en –verwerking. Dat is onder meer van belang omdat het daardoor makkelijker wordt informatie te delen over personen die gebiedsoverstijgend actief zijn en bij meerdere Veiligheidshuizen in beeld zijn. De Veiligheidshuizen Leiden en Gouda hebben afgesproken dat zij vergaand met elkaar gaan samenwerken op dit agendapunt. Als eerste stap hebben zij een gezamenlijke informatiecoördinator aangesteld. Deze informatiecoördinator zal bij de vormgeving van de functie de ontwikkelingen in Den Haag nauw volgen en bekijken of een eenduidige werkwijze mogelijk is.
7.2 Verder optimaliseren van werkprocessen 7.2.1 Algemeen In 2011 heeft het Openbaar Ministerie Den Haag onderzoek laten doen naar het justitieel jeugdoverleg in de Veiligheidshuizen Gouda en Den Haag. De punten waarop dit onderzoek zich heeft gericht zijn voor een belangrijk deel ook relevant voor andere overleggen binnen de Veiligheidshuizen. De conclusies en aanbeve lingen van dit onderzoek zijn besproken en geaccordeerd door alle drie de Haaglandse Veiligheidshuizen. De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn: • • • •
het is niet duidelijk genoeg wat de doelstellingen van het (justitieel jongeren) casusoverleg zijn (wat is het doel van het overleg; welk resultaat moet een overleg opleveren) niet duidelijk genoeg is welke informatie noodzakelijk is voor een casusoverleg en welke mogelijkheden er zijn voor het uitwisselen van gegevens (welke gegevens mogen wel en niet gedeeld worden tussen partijen) de selectie van personen die besproken wordt is niet objectief, hetgeen tot willekeur kan leiden er is geen bruikbaar overzicht van de interventies die de verschillende ketenpartners beschikbaar hebben.
Meerjarenplan 2012-2014
23
Meerjarenplan 2012-2014 jaarplan 2011 | 4
Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat in de Veiligheidshuizen gesprekken zijn gevoerd over de rol van het Veiligheidshuis, de doelgroepen die in het Veiligheidshuis worden besproken en de methodiek die het Veiligheidshuis hanteert. Deze gesprekken hebben geleid tot nieuwe afspraken over de methodiek. Deze zijn kort samengevat in paragraaf 3.1. De implementatie van deze afspraken is inmiddels gestart. Elk Veiligheidshuis is daarvoor zelf verantwoordelijk. Er zijn afspraken gemaakt om te bewaken dat de implementatietrajecten qua inhoud en qua tijd zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Dat is nodig omdat meerdere partners in alle drie de Veiligheidshuizen actief zijn. Om goed hun werk te kunnen doen moeten zij erop kunnen rekenen dat de ontwikkelingen in de drie Veiligheidshuizen gelijke tred houden. 7.2.2. Het productenboek In alle drie de Veiligheidshuizen is al een eerste aanzet gemaakt voor een overzicht van interventiestrategieën (verder genoemd: productenboek). De productenboeken worden in 2012 afgerond en worden vervolgens uitgewisseld. Ze worden daarna jaarlijks geactualiseerd. De productenboeken zijn bedoeld voor gebruik in de casusoverleggen. In de plannen van aanpak die worden opgesteld in de casusoverleggen zal tot uitdrukking moeten komen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare instrumenten en producten. Een dergelijk overzicht zal jaarlijks geactualiseerd moeten worden. 7.2.3. Afstemming van werkprocessen De werkprocessen van het Veiligheidshuis en de werkprocessen van de deelnemende organisaties kunnen nog beter op elkaar afgestemd worden, door de verbinding tussen belangrijke momenten in de werkprocessen zichtbaar te maken. Daardoor krijgen de ketenpartners beter zicht op welk moment zaken gevraagd kunnen worden aan het Veiligheidshuis of informatie met het Veiligheidshuis moet worden gedeeld. Dit moet er onder meer toe leiden dat duidelijker wordt wanneer de samenwerkende partners hun input moeten leveren en aan welke eisen die moet voldoen om bruikbaar te kunnen zijn voor anderen. 7.3. Het ontwikkelen van instrumenten voor monitoring en evaluatie Aanpakken betekent in de visie van het Veiligheidshuis vastpakken en pas loslaten als het probleem is opgelost. Om dat te kunnen waarmaken moet het Veiligheidshuis de uitvoering van de door haar vastgestelde plannen van aanpak kunnen monitoren. Dat betekent dat inzichtelijk moet zijn of de plannen van aanpak tijdig en volledig zijn uitgevoerd en of de daarmee beoogde resultaten ook daadwerkelijk zijn behaald. Het meten van outcome is niet eenvoudig. Outcome van de inzet van het Veiligheidshuis is dat geen recidive plaatsvindt. Het is echter maar beperkt mogelijk om een oorzakelijk verband vast te stellen tussen de activiteiten van het Veiligheidshuis en het al dan niet optreden van recidive. Daarbij spelen immers veel (crimino logische, psychologische, groepsdynamische en andere) factoren een rol, die niet allemaal door het Veilig heidshuis beïnvloedbaar zijn. Ook het meten van de effecten van afzonderlijke interventies is lastig. Zeker als meerdere partners daarbij een rol hebben gespeeld. Toch is het de ambitie van het Veiligheidshuis om zoveel mogelijk zicht te bieden op de bereikte resultaten: kwalitatief en kwantitatief. Een eerste aanzet daartoe wordt gedaan met de ontwikkeling van een ‘dashboard’ waarmee resultaatgegevens inzichtelijk worden gemaakt. Iedere zes maanden wordt daarover gerapporteerd. In aanvulling daarop worden afspraken gemaakt over de monitoring van de besproken cases. Deels gaat het daarbij om voortgangsbewaking, deels om het zichtbaar maken van de effectiviteit van afzonderlijke interventies.
Meerjarenplan 2012-2014
25
7.4. De omgang met privacy 7.4.1. Algemeen Privacy is en blijft een belangrijk aandachtspunt in de samenwerking tussen ketenpartners in het Veiligheids huis. Niet alleen lokaal maar ook landelijk is er veel aandacht voor dit onderwerp. Het landelijke programma heeft een Servicecentrum Privacy en Veiligheid ingericht. Dit is een helpdesk voor privacyvraagstukken. Het Servicecentrum ziet erop toe dat de verschillende Veiligheidshuizen de privacyregels goed toepassen en geeft advies over concrete vragen over privacy. Belangrijke aandachtspunten voor de komende jaren zijn: • • • •
het jaarlijks toetsen van de privacyconvenanten het conform de wettelijke termijnen, tijdig verwijderen van informatie uit de registratiebestanden het tijdig en correct informeren van personen dat zij worden besproken in het Veiligheidshuis en dat hiervan een registratie wordt bijgehouden de kwaliteit van het registratiebestand.
7.4.2. Adviescommissie Privacy Om de zorgvuldige omgang met privacy te waarborgen, richten de drie Veiligheidshuizen een gezamenlijke Adviescommissie Privacy in. Deze commissie bestaat uit enkele experts. Zij worden vroegtijdig betrokken bij nieuwe ontwikkelingen in het Veiligheidshuis die een relatie (kunnen) hebben met privacy. Zij beoordelen in hoeverre die nieuwe ontwikkelingen een relatie hebben met privacy, signaleren eventuele knelpunten en denken mee over oplossingen. Verder bewaken zij relevante ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak en stemmen zij af met de landelijke privacydesk. 7.5. Automatisering Naar mate de samenwerking in het Veiligheidshuis groeit, moeten steeds meer en steeds complexere gegevens worden verzameld en beheerd. Een basisvoorwaarde daarvoor is een goed automatiseringssysteem dat optimaal aansluit bij de primaire processen van het Veiligheidshuis. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft opdracht gegeven voor het ontwikkelen van een ICT systeem dat landelijk zal worden ingevoerd voor alle Veiligheidshuizen: GCOS. Het GCOS is toegesneden op de praktijk van de Veiligheidshuizen. Het GCOS maakt het mogelijk om per persoon gegevens te verzamelen op leefgebied als basis voor een plan van aanpak. Landelijke invoering van dit nieuwe systeem maakt gegevensuitwisseling tussen Veiligheidshuizen eenvoudiger. Sinds 2011 experimenteren enkele ketenpartners al met het GCOS. In 2012 wordt het GCOS ingevoerd in de Veiligheidshuizen Den Haag en Leiden. Gouda zal begin 2012 een beslissing nemen over de invoering en implementatie van GCOS. Er zal door de drie Veiligheidshuizen gezamenlijk landelijk aandacht gevraagd worden voor de aansluiting van de informatiesystemen van partners op GCOS.
26
Meerjarenplan 2012-2014
7.6. Personeel 7.6.1. Deskundigheid Het is essentieel voor de kwaliteit van de activiteiten van het Veiligheidshuis dat medewerkers zich blijven ontwikkelen. Deskundigheidsbevordering is daarom een permanent aandachtspunt. Daarbij gaat het zowel om kennis als om vaardigheden. Jaarlijks maken de drie gezamenlijke Veiligheidshuizen een jaarprogramma voor deskundigheidsbevordering. Dit omvat in ieder geval een aantal kennisbijeenkomsten en twee maal per jaar een Veiligheidshuisdag. Intervisie en uitwisseling tussen de drie Veiligheidshuizen wordt aangemoedigd. Doel van dit gezamenlijke programma is zo veel mogelijk te profiteren van elkaars kennis en ervaring. De gezamenlijke bijeenkomsten dragen tevens bij aan de stroomlijning van de werkwijze van de drie Veilig heidshuizen. De afzonderlijke Veiligheidshuizen organiseren elk jaar minimaal twee bijeenkomsten voor hun eigen medewerkers. Deze zijn bedoeld om de teamgeest te bevorderen, kennis uit te wisselen en vaardigheden te trainen. 7.6.2. Competenties Voor de medewerkers van de ketenpartners die (gaan) samenwerken in het Veiligheidshuis wordt een competentieprofiel opgesteld. Dit kan afwijken van de competentieprofielen voor de reguliere functies bij de ketenpartners. De extra competenties zijn toegesneden op de eisen die samenwerking in het kader van het Veiligheidshuis stelt. Ontwikkeling van de vastgestelde competenties wordt meegenomen in het programma deskundigheidsbevordering als genoemd in par. 6.6.1. 7.6.3. Tevredenheid van medewerkers In 2010 is in het Veiligheidshuis Den Haag voor het eerst een enquête gehouden onder het personeel om zicht te krijgen op de tevredenheid van medewerkers over een aantal onderwerpen. Deze eerste enquête dient tevens als nulmeting. De enquête wordt in 2011 herhaald en daarna om de twee jaar. De resultaten worden betrokken bij het jaarplan voor het volgende jaar. In 2012 zal ook in Leiden en Gouda een dergelijke enquête worden gehouden. Deze zal worden herhaald in 2014. 7.7. Communicatie Communicatie vindt plaats op twee niveaus: interne communicatie en externe communicatie. De interne communicatie is gericht op de medewerkers die in het Veiligheidshuis werkzaam zijn. De externe communicatie is gericht op de volgende doelgroepen: ketenpartners, regiogemeenten en burgers. De interne communicatie vindt plaats via werkoverleg, gezamenlijke activiteiten, intranet en een nieuwsbrief. De externe communicatie vindt plaats via de website, persvoorlichting, externe presentaties, werkbezoeken aan het Veiligheidshuis en promotie/voorlichtingsmateriaal. De samenwerking tussen de drie Veiligheidshuizen heeft als doel meer eenheid te brengen in de communicatie van de drie Veiligheidshuizen over hun prestaties, producten en werkwijze, zaken die voor alle drie de Veiligheidshuizen van belang zijn gezamenlijk op te pakken en ontwikkelde materialen Haaglanden breed af te zetten.
Meerjarenplan 2012-2014
27
Meerjarenplan 2012-2014