Meerjarenplan Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie
2016-2020
Meerjarenplan 2016 – 2020
Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie 21/04/2015
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
2|58
INHOUD VOORWOORD ..................................................................................................................................................... 4 HET MEERJARENPLAN 2016-2020, EEN KEUZE VOOR VERDIEPING EN MEER SECTOR .......................................... 5 MISSIE, KERNTAKEN, WERKINGSACCENTEN EN PRIORITAIRE ROLLEN ................................................................. 9 ALGEMENE OMGEVINGSANALYSE ..................................................................................................................... 12 1. Stijgende armoede in een snel evoluerende maatschappelijke en politieke context ...................................... 12 2. interne analyse – mogelijkheden en beperkingen van de organisatie en de sector. ....................................... 21 3. Analyse van de andere organisaties in de omgeving van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie .......... 24 STRATEGISCHE OPTIES BEPALEN DE RICHTING ................................................................................................. 27 THEMA’S EN DOELSTELLINGEN .......................................................................................................................... 29 1. Maatschappelijke dienstverlening ................................................................................................................... 29 MD-SA 1: Ons Gedacht – Lier........................................................................................................................ 30 MD-SA 2: Huis van de Dialoog – Boom ......................................................................................................... 31 MD-SA 3: Strijden tegen onderbescherming op het platteland .................................................................... 32 2. Wonen .............................................................................................................................................................. 33 WO-SA 1: Energie en armoede – Vlaanderen ............................................................................................... 34 WO-SA 2: Energie en woonkwaliteit – Vlaanderen ...................................................................................... 35 WO-SA 3: Water en armoede – Vlaanderen ................................................................................................. 36 WO-SA 4: Bewonersparticipatie Hemiksem .................................................................................................. 36 WO-SA 5: Bewonersparticipatie bij de Geelse Huisvesting ........................................................................... 37 WO-SA 6: Bewonersparticipatie Schorvoort – Turnhout .............................................................................. 37 WO-SA 7: Woonstage – Woonatelier – Mechelen ........................................................................................ 38 WO-SA 8: Energie en woonkwaliteit op het platteland ................................................................................ 38 WO-SA 9: Wonen op maat – Mechelen (o.v.) ............................................................................................... 39 3. Arbeid ............................................................................................................................................................... 41 AR-SA 1: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Kempen ...................................................... 42 AR-SA 2: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Mechelen ................................................... 43 AR-SA 3: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Boom .......................................................... 44 4. Onderwijs ......................................................................................................................................................... 45 OND-SA 1: Schoolstart in Mechelen ............................................................................................................. 46 5. Interne Strategische Doelstellingen ................................................................................................................. 47 BIJDRAGE AAN DE PRIORITEITEN UIT DE BELEIDSNOTA ..................................................................................... 49 PERSONEELSINZET............................................................................................................................................. 54 BIJLAGEN (ZIE APART DOCUMENT) ................................................................................................................... 56
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
3|58
VOORWOORD Welkom lezer, aan boord van ons meerjarenplan voor de periode 2016-2020. We zijn blij met uw belangstelling voor ons werk, wat uw plaats in ons netwerk ook is. In het plan dat voorligt zal u kunnen lezen wie we zijn, hoe en met wie we werken en wat onze doelstellingen met die mensen zijn, in de provincie Antwerpen, ons territorium.
Daar willen we een méér rechtvaardige samenleving opbouwen. Met méér gelijkheid voor alle mensen. Bijzonder fier ben ik op dit plan. Natuurlijk hadden we méér kunnen doen. Maar met onze beperkte middelen zijn we er toch in geslaagd om ons in te passen in het globale plan van de sector samenlevingsopbouw. Met de uitvoering van dit plan zal die fierheid in de komende tijd alleen maar toenemen. Dat is mijn overtuiging. Graag maak ik van de gelegenheid ook gebruik om iedereen te danken die aan het uitwerken van dit plan heeft bijgedragen: onze directeur, de staf, de medewerkers en bestuurders van ons instituut. Maar ook onze stakeholders en Vlaams minister Vandeurzen, bevoegd voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Zonder de inzet van al deze mensen was dit plan er niet gekomen. En zonder plan geen werking. Ik heb er niet de minste twijfel over dat dit bijzonder erg zou zijn. Voor opnieuw 5 jaar aan de slag dus!
Jef Verrydt, voorzitter
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
4|58
HET MEERJARENPLAN 2016-2020, EEN KEUZE VOOR VERDIEPING EN MEER SECTOR Je hebt nu het meerjarenplan 2016-2020 in handen. Dit plan beschrijft de keuzes die onze werking de komende vijf jaar vorm geven.
1. EEN FORMELE VRAAG VOOR SUBSIDIES Het brengt focus en bepaalt keuzes. Maat het bevat ook de formele aanvraag voor subsidiëring van Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie vzw in het kader van decreet van 26 juni 1991 met betrekking tot erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk. De vzw Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie vraagt hiermee goedkeuring van het meerjarenplan 20162020 en toekenning van de subsidies zoals voorzien in het besluit van de secretaris-generaal van het departement welzijn volksgezondheid en gezin tot aanpassing van de subsidiabele personeelsformatie voor de organisatie voor maatschappelijk opbouwwerk. We plannen in dit plan voor de toegekende 10.35 VTE maar pleitten tegelijkertijd voor een uitbreiding van dit aantal. Wij verklaren controle van de administratie te aanvaarden en verbinden ons ertoe de bepalingen van het Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk na te leven.
2. INTENSIEF WERKEN AAN HET MEERJARENPLAN GARANDEERT EEN
GEDRAGEN PLAN Dit meerjarenplan is het resultaat van een proces dat bijna een jaar in beslag nam en waarbij tal van mensen betrokken waren. Vier stappen liepen door mekaar maar leidden finaal tot het plan dat nu voorligt. 1.
2.
3.
In een eerste stap stonden we stil bij de maatschappelijke evoluties. Samenlevingsopbouw Vlaanderen werkte een algemene omgevingsanalyse uit op basis van een uitgebreide literatuurstudie, gesprekken met deskundigen, ervaringen uit de sector Samenlevingsopbouw. Hierop baseerden we ons voor een eigen kwantitatieve (op basis van cijfermateriaal) en kwalitatieve (op basis van gesprekken met het middenveld uit de provincie) omgevingsanalyse. De grote lijnen van deze analyse kan je vinden onder de externe analyse, een uitgebreidere uitwerking in bijlage. We evalueerden de eigen werking. Een sector-SWOT maakten we reeds op voor het toekomsttraject. We vulden dit aan met een voorlopige evaluatie van het meerjarenplan, met een projectevaluatie (beiden in bijlage). Dit alles brachten we samen in analyse met mogelijkheden en beperking voor onze organisatie (zie interne analyse). Op basis van beide analyses en beïnvloed door de beleidsnota Welzijn, volksgezondheid en gezin 2014-2019 en de keuzes van de sector en de andere instituten, maakten we strategische keuzes: we behielden waar we sterk in waren en voegden een nieuw thema en projecten toe.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
5|58
4.
In een laatste stap formuleerden we doelstellingen, concretiseerden we de faseringen … Ook hier was de sector nooit ver weg. Een (zo goed als) gezamenlijk doelstellingenkader is hiervan het gevolg. Een ideale aanzet om te komen tot meer samenwerking.
De meeste energie bij het planningsproces werd geleverd door het team, maar de Raad van Bestuur van Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie volgde elke stap op de voet. Deze uitgebreide planningsprocedure leidde tot doordachte en gedragen keuzes die de leidraad zullen zijn voor vijf jaar opbouwwerk in de provincie Antwerpen.
3. WE KIEZEN VOOR VIER THEMA’S De volgende vijf jaar wil Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie inzetten op vier thema’s: maatschappelijke dienstverlening, wonen, arbeid en onderwijs. Met het thema maatschappelijke dienstverlening focussen we op onderbescherming. Niet iedereen kan momenteel immers alle rechten die hij heeft benutten De toegankelijkheid van dienst- en hulpverlening staat voor maatschappelijk kwetsbare groepen onder druk. Het versterken van de ‘cliënt’ staat niet altijd centraal genoeg. We willen hieronder drie strategische acties opzetten. Ons Gedacht (Lier) en Booms Welkom laten hun politiek werk rond onderbescherming allebei starten vanuit een basisvoorziening. In 2016 starten we een verkenning voor een nieuw project rond maatschappelijke dienstverlening in de door ‘Leader’ erkende plattelandsgemeenten. Werken aan wonen en energie kent een lange traditie bij Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie. Een traditie die we recent aanvulden met een waterproject. Een betaalbare woning van voldoende kwaliteit vinden is geen sinecure voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Vijf projecten focussen zuiver op het recht op wonen. Drie projecten gaan over bewonersparticipatie in de sociale huisvesting. Met het project woonstage/woonatelier werken we samen met het CAW aan de woonkansen van een zeer precaire doelgroep. Het CAW biedt kansen om te (leren) wonen, wij koppelen hier een traject aan om woonbehoeften in kaart te brengen en te signaleren bij het Mechelse bestuur. Hieraan koppelen we (afhankelijke van een afweging van kansen) een wonen op maat project. Vier projecten zetten in op het recht op nutsvoorzieningen. Energie en armoede en Water en armoede focussen rechtstreeks op het recht op energie/water. We brengen adviezen rond de SODV’s1 en andere elementen van het energie/waterbeleid. Met twee projecten – waarvan één dat we in 2017 nieuw willen starten in een plattelandsgebied – werken we aan besparingen voor maatschappelijk kwetsbare groepen via energiebesparende investeringen. Samenlevingsopbouw wil in de sector de rol van trekker van het energiethema blijven opnemen. Een inkomen uit arbeid is één van de sterkste hefbomen om uit de armoede te ontsnappen. Voor veel maatschappelijk kwetsbare groepen is gepast en vast werk vinden geen sinecure. Voor mensen met een migratiegeschiedenis vormen taalvereisten en discriminatie extra drempels. Zowel de arbeidsbemiddeling als de gesubsidieerde arbeid slagen er onvoldoende is om deze groep te activeren. We realiseren drie projecten (Mechelen, Boom en Turnhout) rond arbeid. We focussen zowel op de dienstverlening van de VDAB (waar we het model dat we in Mechelen ontwikkelden en dat VDAB Mechelen implementeert, willen uitdragen), als op private werkgevers (interim in bedrijven).
1
SODV: Sociaal openbare dienstverrichtingen – we werken rond werking van de Lokale adviescommissie met het o.a. het sociaal onderzoek, rond stelsels van beschermde klant …
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
6|58
Onderwijs is een nieuw thema. Te veel jongeren verlaten de schoolbanken zonder een diploma of met een diploma dat niet in de lijn ligt van hun capaciteiten. Hierdoor bouwen ze een achterstand op die hen in hun verder beroepsloopbaan zal blijven beperken. Met het project Schoolstart willen we in Mechelen een zorgnetwerk van vrijwilligers opzetten dat jonge ouders ondersteunt bij de overgang naar de kleuterklas. We willen ervoor zorgen dat de eerste kennismaking met de school een positieve ervaring wordt voor ouder en kind.
4. HET GERINGE AANTAL DECRETALE MEDEWERKERS WERKT
BEPERKEND Het formuleren van dit meerjarenplan was vooral een oefening van inperken. De uitdagingen waar Samenlevingsopbouw een antwoord op kan/wil geven zijn veel groter dan de beschikbare middelen toelaten. Met een enveloppe die voorziet in 10.35 VTE kunnen we belangrijke uitdagingen niet aanpakken. Zelfs wanneer we deze middelen aanvullen met middelen uit andere bronnen. We stellen dan ook formeel de vraag naar een uitbreiding van de enveloppe. De vraag naar uitbreiding van de middelen stellen we samen met de Federatie Samenlevingsopbouw die dit als volgt formuleert: De verdeling van de Vlaamse middelen voor de sector Samenlevingsopbouw is historisch gegroeid en heeft tot gevolg dat enkele instituten over zo weinig middelen beschikken dat essentiële functies in hun werkgebied niet kunnen gerealiseerd worden. De Federatie Samenlevingsopbouw (FESO) wil op korte termijn met de Vlaamse Gemeenschap in overleg treden om te bekijken hoe de historische ongelijkheid weggewerkt kan worden. De ervaring van de laatste jaren leert ons dat het huidige financieringssysteem een aantal tekorten vertoont die dringend moeten worden opgelost om de kwalitatieve werking van de sector niet in het gedrang te brengen. We vragen een bijsturing ter zake op basis van een evaluatie van het huidige financieringssysteem. Ten slotte pleit Samenlevingsopbouw ervoor om ook FESO direct en mede door de Vlaamse Gemeenschap te financieren. We zijn van oordeel dat de belangenbehartiging zoals gedefinieerd door de sector een wezenlijk onderdeel van de sectorwerking is en in aanmerking komt voor overheidssteun. Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie is net als FESO van oordeel dat bijkomende Vlaamse middelen voor de sector op de eerste plaats ingezet dienen te worden voor het versterken van die regionale instituten die op dit ogenblik over een beperkte enveloppe beschikken. Allerlei mogelijke berekeningen op basis van programmatienormen tonen aan dat wij in vergelijking met de rest van de sector ondergesubsidieerd zijn. Een uitbreiding van de enveloppe met één VTE kan ons in staat stellen om de Strategische acties die we nu opzetten te versterken. De betreurde afbouw van de projecten energie-en-woonkwaliteit en arbeid kan hiermee beperkt worden, of we kunnen het onderwijsproject de noodzakelijke verbreding bieden. Een uitbreiding met meerder VTE’s kan ons instaat stellen om het thema ‘gezondheid’ op te nemen. Door de opstart van twee wijkgezondheidscentra, via de werking rond (geestelijke) gezondheid in Lier en rond dringende medische hulp in Boom, beschikken we over een netwerk en de kennis om in de provincie aan gezondheidsbevordering te doen. Werken aan gezonde voeding en beweging voor maatschappelijk kwetsbare groepen, opzetten van zorgnetwerken om de vermaatschappelijking van de zorg te ondersteunen, werken aan betaalbaarheid van de eerstelijnszorg … zijn allemaal acties waar we – gezien de beperkte subsidiëring – niet aan toe komen.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
7|58
5. CENTRAAL STAAT HET STREVEN NAAR MEER
(SECTOR)SAMENWERKING Meer samenwerking is een rode draad die doorheen dit plan loopt. In eerste instantie kiezen we voor meer sectorsamenwerking. Dit is duidelijk merkbaar in de sector-strategische acties die we rond wonen op maat, rond de kloof arbeidsmarkt-werkzoekende en rond het werken aan onderbescherming vanuit basisvoorzieningen opzetten. Ook voor andere thema’s zoals onderwijs en energie zal samenwerking om meer Vlaamse slagkracht te ontwikkelen aan de orde zijn. Daarnaast kiezen we voor sectorsamenwerking rond meer generieke taken zoals het leerbeleid, kwaliteitsbeleid … We werken ook intensief samen met ander partners buiten de sector. Samenwerking met de Vereniging waar armen het woord nemen ligt het meest voor de hand, maar we kiezen ook voor maximale samenwerking met de CAW’s, de OCMW’s …
6. VIJF JAAR WERKEN AAN GELIJKHEID Dit plan geeft de aftrap om opnieuw vijf jaar lang te werken aan gelijkheid op zeer diverse thema’s. Wij willen ertoe bijdragen dat de sociaaleconomische grondrechten ook voor maatschappelijk kwetsbare groepen realiteit worden. Dit doen we door individuen te versterken, door te pleiten voor een regelgeving die uitsluiting wegwerkt, door zelf oplossingen aan te bieden … Samen werken we aan het opbouwen van een rechtvaardigere samenleving.
Ben Van Havere Directeur
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
8|58
MISSIE, KERNTAKEN, WERKINGSACCENTEN EN PRIORITAIRE ROLLEN 1. ONZE MISSIE Ons land is een democratie waar in principe een menswaardig leven voor iedereen gegarandeerd is. Maar de realiteit is anders. Veel mensen blijven verstoken van dit basisrecht. Ze leven in een maatschappelijk kwetsbare positie. Voor deze groep werkt Samenlevingsopbouw aan een rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken. We focussen op maatschappelijke mechanismen en structuren die dergelijke situaties veroorzaken en in stand houden. Het realiseren van de toegang tot grondrechten staat hierbij centraal. In het wegwerken van situaties van achterstelling en uitsluiting streven we naar blijvende maatschappelijke veranderingen. Dit blijvend karakter ligt niet alleen in de aard van de oplossingen die we nastreven: structurele beleidsveranderingen met participatie van de doelgroep. Maar ook in het feit dat mensen in maatschappelijk kwetsbare posities ondersteund en versterkt worden om zelf een rol op te nemen in het oplossen van de problemen waarmee ze geconfronteerd worden.
2. ONZE KERNTAKEN UIT HET REFERENTIEKADER Om onze maatschappelijke opdracht te realiseren, maken we werk van twee kernopdrachten. Agogische kernopdracht Onze agogische kernopdracht bestaat erin mensen in maatschappelijk kwetsbare posities te ondersteunen en te versterken in het werken aan gemeenschappelijke problemen van achterstelling en uitsluiting. Centraal in de agogische kernopdracht staat het versterkingsproces. Dit versterkingsproces is erop gericht om het zelfsturend vermogen van maatschappelijk kwetsbare groepen te vergroten. Daarmee bedoelen we dat mensen weer greep krijgen op hun eigen leven, zelf een rol kunnen opnemen in het verbeteren van de situatie waarin ze zich bevinden en dus niet meer louter moeten ondergaan wat in hun leven gebeurt. Dit doen we via het vergroten van de veerkrachtige binnenkant, aanscherpen van hun kritisch bewustzijn en het bevorderen van participatie. Politieke kernopdracht Voor het realiseren van onze maatschappelijke opdracht zetten we niet alleen in op het versterken van de doelgroep. Er zijn ook structurele beleidsveranderingen nodig. Daarmee bedoelen we een verandering die: • een oplossing biedt voor gemeenschappelijke problemen • verder reikt dan de direct bij het project betrokken doelgroep • afdwingbaar of verankerd is • niet eenmalig is • een lange termijn effect heeft
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
9|58
Zowel de inhoud van het beleid als de wijze waarop het tot stand komt, moeten gecorrigeerd zijn. We spreken van sociaal gecorrigeerd beleid en participatief gecorrigeerd beleid. Op die manier willen we ertoe bijdragen dat ook andere dan de reeds gegoede groepen de vruchten kunnen plukken van beleid. Onlosmakelijk verbonden Beide kernopdrachten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
3. DRIE WERKINGSACCENTEN UIT HET REFERENTIEKADER Participatief werken met de doelgroep Kenmerkend voor de sector Samenlevingsopbouw is het participatief werken met de doelgroep. Dit wil zeggen dat we de effectieve betrokkenheid van de doelgroep bij het realiseren van de beide kernopdrachten als uitgangspunt nemen. Autonoom handelen In het realiseren van onze maatschappelijke opdracht moet de autonomie van de sector Samenlevingsopbouw gegarandeerd blijven. Dit wil zeggen dat we steeds ten volle de mogelijkheid hebben om onze twee kernopdrachten te realiseren en de kant te kiezen van maatschappelijk kwetsbare groepen. Partnerschappen aangaan Onze eigenheid en onze positionering maken dat we anderen nodig hebben om onze doelstellingen te bereiken. Situaties van achterstelling en uitsluiting zijn immers complexe maatschappelijke problemen, waarvoor de oplossingen nooit eenvoudig zijn en zelden in de handen van één enkele actor liggen. Partnerschappen aangaan zowel met samenwerkingspartners op het terrein als met oplossingsactoren is daarom vaak een noodzakelijke voorwaarde. Samenwerkingspartners zijn actoren die meewerken op het terrein aan gelijkaardige oplossingen of doelstellingen als de onze, zonder dat zij over de nodige beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid beschikken. Oplossingsactoren, daarentegen, beschikken wel over die beslissings- en uitvoeringsbevoegdheid. Het zijn actoren die een oplossing bieden voor het maatschappelijk probleem waar wij aan werken.
4. DRIE PRIORITAIRE ROLLEN Om aan deze missie en kerntaken te werken neemt Samenlevingsopbouw gericht één of meerder van deze drie rollen op: Sociale actie en de organisatie van tegenspraak Vertrekpunt is samenspraak en samenwerking met o.m. overheid, sector onderwijs, huisvestingsmaatschappijen, OCMW’s … waarbij zowel vanuit top-down als bottom-up benadering specifieke doelgroepen ondersteund worden om hun belangen te articuleren en behartigen. Samenlevingsopbouw zet blijvend in op deze ondersteuning. Soms zijn evenwel belangentegenstellingen te groot, worden problemen of groepen genegeerd, is er onbegrip of manifeste onwil. Dan zal er druk moeten worden uitgeoefend, het debat worden georganiseerd en eventueel sociale actie worden gevoerd.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
10|58
Community building en werken aan directe oplossingen Samenlevingsopbouw investeert in gemeenschapsopbouw. Hieronder verstaan we: • Het activeren en ondersteunen van burgers in het opbouwen en beheren van zelfhulporganisaties,
vrijwilligerswerk, lokaal ingebedde diensten en dienstverlening op maat. • Mensen versterken, hun netwerken versterken, hun betrokkenheid bij de samenleving versterken en hen
responsabiliseren voor het welzijn van anderen waardoor ze meer regisseur worden van hun eigen levenstraject. Samenlevingsopbouw treedt ook op als makelaar van oplossingen. Heel wat problemen vragen om onmiddellijke actie. Samenlevingsopbouw kan - beter dan anderen - de combinatie maken van directe oplossingen voor bepaalde problemen ‘hier en nu’, en tegelijk werk blijven maken van structurele veranderingen. Sociale innovatie en participatieve planning Naast tegenspraak en sociale actie, trekt Samenlevingsopbouw volop de kaart van sociale innovatie. Kiezen voor ‘een andere aanpak’ door vernieuwende methoden, nieuwe oplossingen en het blootleggen van nieuwe mechanismen van uitsluiting. De 'innovatie' zit hem in het op een nieuwe manier verbinden van actoren, expertises of hulpmiddelen om uiteindelijke tot nieuwe, werkbare oplossingen te komen. Een bredere maatschappelijke betekenis krijgt Samenlevingsopbouw pas als lokale innovaties daadwerkelijk gevaloriseerd worden, doordat ze op andere plaatsen navolging krijgen en uiteindelijk verruimd en veralgemeend worden. Innovaties zijn maar maatschappelijk relevant als we er ook in slagen om ‘schaal’ te verwerven.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
11|58
ALGEMENE OMGEVINGSANALYSE In wat volgt beschrijven we de omgeving waarin Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie opereert. We vulden waar mogelijk de algemene omgevingsanalyse (aangeleverd door Samenlevingsopbouw Vlaanderen) aan met provinciale gegevens.
1. STIJGENDE ARMOEDE IN EEN SNEL EVOLUERENDE
MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE CONTEXT 1.1. ARMOEDE IS ONGELIJK VERDEELD
Figuur 1: Evolutie risico op armoede en sociale uitsluiting België – Vlaanderen
Armoede treft meer Belgen dan gedacht. Volgens de EU Silc-enquête2 leefde in 2013 15,1% van de Belgen onder de armoedegrens3, in Vlaanderen was dat 10,8%. Deze cijfers blijven al enkele jaren stabiel. Hetzelfde geldt voor de samengestelde indicator ‘risico op armoede en sociale uitsluiting’4. In 2013 leefden 20,8 % van de Belgen met een risico op armoede en sociale uitsluiting. (zie ook Figuur 1)
25,0% 20,0% 15,0%
België
10,0%
Vlaanderen
5,0% 0,0% 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Het zijn niet altijd dezelfde mensen die in armoede leven. In 2011 leefde 5% van de Vlamingen in een gezin met een inkomen onder de armoededrempel in 2011 en in minstens 2 van de 3 voorgaande jaren. Dat betekent dat de helft van het totaal aantal personen in armoede in Vlaanderen zich in een positie van langdurige armoede bevinden5. Een aantal groepen kan relatief snel de eindjes terug aan elkaar knopen. Hooggeschoolden, studenten en werknemers kunnen sneller uit de armoede ontsnappen dan laaggeschoolden, werklozen en gepensioneerden. Voor vele wordt het na verloop van tijd steeds moeilijker om uit een vicieuze cirkel te geraken. Voor wie eerder al met armoede werd geconfronteerd, is het risico groter om terug in de armoede te belanden. Het aantal personen dat recht heeft op een voorkeurregeling bij de ziekteverzekering is een indicator die ook op gemeentelijk niveau hanteerbaar is en een beeld geeft van het aantal mensen dat moet rondkomen met een laag inkomen. We stellen vast dat het aandeel mensen dat moet rondkomen met een laag inkomen het grootst is in de steden Antwerpen (22,4 %) en Mechelen (17,6 %). Ook Boom (16,3 %), Turnhout (15 %), Lier (13,6 %) en Heist-op-den-Berg (13,5 %) scoren boven het Vlaams gemiddelde.
2
De EU-SILC (European Union – Statistics on Income and Living Conditions) is een enquête naar inkomens en levensomstandigheden en een belangrijk instrument om zowel op Belgisch als op Europees niveau armoede en sociale uitsluiting in kaart te brengen. 3
Een persoon loopt een (monetair) armoederisico wanneer het totaal inkomen van zijn huishouden lager is dan de relatieve armoededrempel. De drempel die hier gebruikt wordt,is vastgelegd op 60% van het mediaan beschikbaar inkomen. 4
Een persoon loopt een risico op armoede of sociale uitsluiting wanneer het huishouden waartoe hij behoort bedreigd wordt door monetaire armoede (een inkomen minder dan 60% van het mediaan inkomen) en/of hij zich bevindt in een situatie van ernstige materiële deprivatie en/of hij kent een zeer lage arbeidsintensiteit. 5 Vlaamse armoedemonitor 2014
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
12|58
Figuur 2: Aandeel kinderen in kansarme gezinnen – bron: kind en gezin
Hoewel de armoede in ons land grotendeels gelijk bleef door de jaren heen, nam de kinderarmoede significant toe. Het aandeel kinderen in kansarme gezinnen (indicator van Kind & Gezin) toont aan dat het aantal kinderen en jongeren dat in Vlaanderen in armoede leeft, almaar groter wordt (van 6 % in 2001 naar 11,2% in 2013, zie figuur 2).
In ‘het kind in Vlaanderen ‘ analyseert Kind en gezin de armoedecijfers van 2010. Ze berekenden dat 11,3% van de jonge kinderen leeft in een gezin met een verhoogd armoederisico. Dit risico is ongelijk verdeeld. Bijna een kwart (23,1%) van de kinderen in een eenoudergezin, 75,4% van de kinderen in een gezin zonder arbeidsparticipatie en 58,1% van de kinderen met een moeder die geboren is in een land van buiten de EU, kent een verhoogd armoederisico. Synthese kinderen en armoede Bij kinderen met een moeder afkomstig uit een ander EU-land is dit 8% en bij kinderen met een moeder van Belgische index 100 voor Vlaanderen herkomst gaat het om 8,9%. Essen
Hoogstraten
Ravels
Baarle-Hertog
Kalmthout
Wuustwezel
Merksplas
Rijkevorsel Stabroek
Na de bovengrens van elke klasse is vermeld hoeveel procent van de VLAAMSE gemeenten lager scoren.
Brecht
Kapellen
Arendonk
Om kinderarmoede in de provincie in < 50 (p30) beeld te brengen hanteren we een 50 ... < 60 (p50) 6 60 ... < 70 (p67) samengestelde indicator . Dan blijkt dat 76 ... < 78 (p75) 78 ... < 100 (p85) Antwerpen (259), Mechelen (192), Boom 100 ... < 133 (p95) > 133 (167) en Turnhout (139) ‘koplopers’ zijn Antwerpen 259 Mechelen 192 in de provincie wat betreft Boom 167 Turnhout 139 kinderarmoede. Kinderarmoede is dus hoofdzakelijk een stedelijk fenomeen. Willebroek (128), Borsbeek (113), Zwijndrecht (106), Lier (104), Hemiksem (103) en Niel (102) zijn de overige gemeenten die hoger scoren dan Figuur 3: Bevolkingsgroepen onder de Vlaanderen. Turnhout
Oud-Turnhout
Beerse
Brasschaat
Vosselaar
Malle
Mol
Retie
Schoten
Antwerpen
Schilde
Zoersel
Lille
Kasterlee
Vorselaar
Zandhoven
Wommelgem
Ranst
Borsbeek
Grobbendonk
Mortsel
Herentals
Boechout
Edegem
Rumst
Balen
Meerhout
Lier
Westerlo
Berlaar
Boom
Geel
Herenthout
Niel
Puurs
Olen
Nijlen
Hove Hemiksem Aartselaar Kontich Lint Schelle
Bornem
Dessel
Wijnegem
Zwijndrecht
Duffel
Heist-op-den-Berg
Laakdal
Hulshout
Willebroek
Sint-Katelijne-Waver
Sint-Amands
Putte
Herselt
Mechelen
Bonheiden
armoededrempel – 2012 - Vrind
Risicogroepen: Bepaalde doelgroepen worden geconfronteerd met een (veel) hoger armoederisico: vrouwen, 65-plussers, alleenstaanden, eenoudergezinnen, personen die niet werken, werkloze gezinnen, huurders, laaggeschoolden en personen van vreemde afkomst. Deze risicogroepen worden vaak ook geconfronteerd met schuldoverlast. Mensen van niet-Europese herkomst met de Belgische nationaliteit (45 procent) en zonder de Belgische nationaliteit (66 procent), hebben het grootste risico gedepriveerd te zijn op meerdere dimensies. Eén op drie jongens en één op vier meisjes van buitenlandse herkomst verlaten het secundair onderwijs zonder diploma. Participatie aan hoger onderwijs is laag (5 procent), maar neemt toe ondanks een zeer hoge uitval. Aandachtsgebieden: Het dichtbebouwde stedelijk gebied (voornamelijk de 19de eeuwse gordel rond de steden) wordt het sterkst met armoede geconfronteerd. Het afgelegen platteland komt op de tweede plaats, vóór het overige stedelijke gebied. Ouderen, in het bijzonder oudere alleenstaanden, eenoudergezinnen, werklozen en vrouwen ondervinden meer moeilijkheden op het afgelegen platteland dan gemiddeld. Omdat
6
We voegen vier indicatoren samen: het aantal geboorten in kansarme gezinnen. het aandeel 0 tot 19-jarigen dat in aanmerking komt (als titularis of ten laste) voor de voorkeurregeling met de ziekteverzekering, het aantal kinderen dat opgroeit in een eenoudergezin. de onderwijs kansen-indicator en de
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
13|58
armoede op het platteland een eigen profiel heeft, en mensen in armoede er met specifieke problemen worden geconfronteerd, kan plattelandsarmoede niet enkel met een generiek armoedebeleid worden aangepakt. Het feit dat op het platteland vooral ouderen door armoede worden getroffen en dat deze vaak gezondheidsklachten hebben, toont de noodzaak van bereikbaarheid van zorg aan. Om een beeld te krijgen van plattelandsarmoede in de provincie groeperen we variabelen zoals het aandeel landbouwers, ouderen, slechte woningen, slechte bereikbaarheid en onvoldoende faciliteiten. De gemeenten Mol, Ravels, Merksplas, Rijkevorsel, Hoogstraten, Wuustwezel, Beerse, Brecht en Essen scoren hoog volgens die indicatoren.
1.2. MAATSCHAPPELIJKE TRENDS GEVEN DE SAMENLEVING WAARIN WE OPEREREN VORM Individualisering en meritocratie: De individuele beslissingsvrijheid beschouwen we als een verworvenheid van de 20ste eeuw. Ieder individu heeft de opdracht en de verantwoordelijkheid om zichzelf te ontplooien en zichzelf te realiseren. Beperkende banden zijn te vermijden. Het meritocratisch model van de samenleving benadrukt dat als we genoeg ons best doen en genoeg verdienen, we alles kunnen bereiken. En aangezien succes nu een keuze is geworden, geldt dat ook voor mislukking. Tegenwoordig gaat dus alle aandacht naar het individu, we worden zelf verantwoordelijk voor wat ons overkomt, het ideaal van de maakbare samenleving werd ingeruild voor dat van het maakbare individu. Wijzigende leef- en gezinsvormen: De stabiliteit van partnerrelaties en van gezinnen is sinds de jaren ‘70 in ons land sterk afgenomen. Partners gaan vaak na een korte of langere tijd uit elkaar en gaan soms nieuws partnerrelaties aan. Bij twee op de drie echtscheidingen zijn kinderen betrokken en ongeveer een kwart van de kinderen heeft een ouderlijke (echt)scheiding meegemaakt. De volwassenen en kinderen zijn daarbij rechtstreeks betrokken, maar ook grootouders, kleinkinderen, andere familieleden en vrienden worden daarmee geconfronteerd. Een (echt)scheiding beïnvloedt niet enkel individuen en gezinnen, maar ook buurten en wijken, scholen en bedrijven, godsdiensten en waardesystemen. Vermaatschappelijking: De vermaatschappelijking van de zorg beoogt de integratie van de zorg in de samenleving en gaat bij voorkeur samen met een grotere autonomie van de zorgvrager. De vermaatschappelijking van de zorg plaatst de zorg in de context van de betrokkene, in de versterking van het netwerk, de versterking van de zelfredzaamheid om met anderen samen te leven. Het concept van de vermaatschappelijking sluit aan bij de toenemende vraag van burgers om het eigen leven zoveel mogelijk naar eigen inzicht in te richten, ook en vooral als men afhankelijk is van de zorg van anderen. De burger wordt verondersteld meer zorgverantwoordelijkheden op te nemen voor zichzelf en voor anderen. In de eerste plaats moet hij voor zichzelf zorgen en bij problemen een beroep doen op zijn familie, buurt en pas als dit alles onvoldoende blijkt, aanvullend op professionele hulp. Vertrouwen op zelforganisatie vergroot de ongelijkheid tussen groepen met-, en groepen zonder zelf-organiserend vermogen. Sociale bescherming minder collectief en meer restrictief: Een job verschaft mensen een inkomen. Werk is dus een belangrijke hefboom om mensen te laten participeren aan en te integreren in de samenleving. Vandaar dat de overheid veel belang hecht aan de activering van werkzoekenden tot de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om een evenwicht tussen financiële prikkels aan de ene kant en begeleiding en opvolging aan de andere kant. Vanaf de jaren ’80 komt de sociale bescherming onder druk te staan en verandert ook de visie hierop. Niet de sociale bescherming, maar de economische kost van uitkeringen wordt benadrukt. Bij de toekenning van het leefloon gelden er strengere voorwaarden in het kader van de activering. Bij de toegang en de toekenning van vervangingsuitkeringen worden de uitkeringsvoorwaarden beperkt en wordt de toegang bemoeilijkt. Die strengere voorwaarden verzwakken het principe van solidaire verzekering. Digitalisering van de samenleving: Het internet en de mobiele communicatietechnologieën veranderen niet alleen het economische leven maar ook het alledaagse leven van iedereen. Naast het ‘echte’ ontmoeten en het elkaar fysiek ontmoeten en aanraken ontstaan er heel andere sociale relaties. We leven nu even intens in virtuele netwerken als in de vroegere, oude vertrouwde sociale gemeenschappen. De nieuwe informatie en
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
14|58
communicatietechnologie (ICT) geldt tegenwoordig als een standaard wanneer we ons informeren, communiceren, sociale contacten leggen, werken, administratieve handelingen verrichten en ons ontspannen. Een nieuwe tweedeling dreigt tussen wie op de elektronische snelweg zit en anderen die zich moeten beperken tot secundaire wegen. Verstedelijking en duale steden: Alhoewel de meeste inwoners van België het anders aanvoelen, woont driekwart van de Belgen in een stedelijke context. Vlaanderen lijkt almaar meer op een grootstedelijk gebied in een proces van een toenemende verstedelijking. Steden worden in de globalisering van de economie en de wereld almaar belangrijker, aldus professor Corijn. Ze maken deel uit van de nieuwe economische wereldorde, die steunt op een herschikking van de arbeidsmarkt. In die arbeidsdeling verschuift de productieve manuele arbeid geleidelijk naar lageloonlanden. De industriële werkgelegenheid daalt ten voordele van de tertiaire diensten en almaar meer de quartaire zorgsector. De mondialisering speelt zich vooral af in de steden en in de grootstedelijke gebieden. Als steden een plaats willen krijgen in een nieuwe zeer competitieve wereldorde, dan moeten ze hun economie heroriënteren. Dergelijke ontwikkelingen leiden evenwel ook tot uitsluiting van bevolkingsgroepen en scheppen een onderklasse en een grijze en informele economie. Verkleuring en superdiversiteit: De demografische en sociologische samenstelling van de bevolking is in alle grote stedelijke gebieden bijzonder complex geworden. Superdiversiteit valt als fenomeen moeilijk te ontkennen. De overgrote meerderheid van mensen die aankloppen bij de OCMW’s in Brussel of Antwerpen hebben een ‘andere’ etnische achtergrond. Maar ook in de centrumsteden als Leuven, Mechelen, Oostende, Lokeren, SintNiklaas of Genk steeg de etnisch-culturele diversiteit van mensen met financiële problemen sterk. Er is een aanzienlijke variatie merkbaar tussen de steden in de graad en het type van verkleuring. Bovendien is de verkleuring niet even groot in alle leeftijdssegmenten van de bevolking en verschilt ook enigszins tussen mannen en vrouwen. Ook de samenstelling van die bevolkingsgroep van vreemde afkomst veranderde. Het idee dat ieder mens lid is van één cultuur, één taal spreekt en tot één gemeenschap behoort, is achterhaald. Migranten zijn bovendien niet per definitie mensen die ergens blijven, maar zijn mobiel. Ze leven in netwerken eerder dan in traditioneel gedefinieerde gemeenschappen en maken daarbij gebruik van het internet en de mobiele communicatietechnologie. Vergrijzing: België staat op wereldniveau geboekstaafd als het 10de oudste land. In 2010 maakten de 60-plussers 22,99 procent uit van de totale Belgische bevolking. Vlaanderen heeft de hoogste vergrijzingsgraad en is daarmee de oudste regio van het land. De vergrijzingsgraad zal zich de komende jaren in Vlaanderen nog doorzetten en stelt ernstige uitdagingen voor het beleid. Huisvesting is daarbij de eerste zorg. Uit de ouderenbehoeftenonderzoeken blijkt immers dat ongeveer 40 procent van de woningen ernstig onaangepast is op het moment dat ouderen zorgbehoeftig zijn. Een toekomstgericht ouderenbeleid moet prioriteit geven aan de herinrichting en de toegankelijkheid van de publieke ruimte, zodat mensen gebruik kunnen maken van de voetpaden, kruispunten veilig kunnen oversteken en zich zonder hindernissen naar de buurtwinkel, het postkantoor, de bank of naar de markt kunnen begeven. Naast de aantrekkelijke woonomgeving zijn ook de sociale contacten en de sociale verbinding tussen mensen van kapitaal belang.
1.3. POLITIEKE TRENDS BEÏNVLOEDEN DE RUIMTE VOOR PARTICIPATIE Legitimiteit van de politiek staat onder druk: De democratie lijdt aan een vermoeidheidssyndroom en de antipolitiek triomfeert, aldus professor Deschouwer. Politieke partijen worstelen met een tanende legitimiteit. Verschillende oorzaken worden aangehaald: • De link tussen de samenleving en de partijen loopt mank. • Nationale staten worden op verschillende vlakken uitvoerders van beslissingen genomen door een hoger
beleidsniveau. • Tegenover die centralisering op Europees niveau staat de tendens tot decentralisering naar de lokale
besturen.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
15|58
• Luc Huyse brengt het massaal afhaken van de kiezers in verband met de gevolgen van de bankencrisis. De
financiële crisis, veroorzaakt door de banken, werd afgewenteld op de belastingbetaler. De burger heeft geen vertrouwen meer dat de overheid die crisis het hoofd kan bieden en heeft daarbij het geloof in de politiek verloren. Nieuw publiek management: Professor De Rynck schetst een fundamentele verschuiving in de verhoudingen tussen de overheid, het non-profit middenveld, de private persoonlijke sfeer en de profitsector. Aan de basis ligt de opvatting dat de omvang, de invloed en regelgeving van de publieke sector in het maatschappelijke leven sterk moet verminderen ten voordele van de marktsturing en van een grotere individuele autonomie voor burgers, die hun eigen keuzes moeten kunnen maken binnen hun eigen levenstraject. Ruimte voor participatie: Na de staatshervorming is de ruimte voor lokale democratie in Vlaanderen/België nog eens ingeperkt, aldus De Rynck: centrale overheden sturen hun diensten sterk aan. De bestuurlijke context (en complexiteit) is niet gunstig voor het scheppen van een klimaat voor en van burgerinitiatief noch voor participatieve praktijken. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten praktijken: • Gemeentebesturen reageren veel alerter op spontane signalen vanuit de burgers. Zo is de dienstverlening op
buurtniveau veel klantgerichter en participatief tot stand gekomen. • In steden en gemeenten zijn vaak vernieuwende participatieve praktijken te vinden op een kleinschalig
niveau en vooral in dienstverlening met publiekswerking. • Dit ligt anders bij projecten binnen grote fysieke ingrepen met een grootschalig karakter. Zodra het om
ruimtelijke ordening en complexe dossiers met belangentegenstellingen gaat, worden politici over het algemeen zeer kritisch over het model van actief burgerschap. • Wat de rol van de adviesraden betreft, voorziet de Vlaamse overheid inspraak door middel van een adviesraad voor de volgende vijf sectoren: ontwikkelingssamenwerking, jeugd, sport, cultuur en flankerend onderwijsbeleid. Voor andere domeinen valt bij de lokale besturen de druk weg om de lokale adviesraden op te richten of te behouden. Maatschappelijke middenveld in transitie: Met de ontzuiling verloren traditionele middenveldorganisaties terrein. Tegelijk verbrokkelde ook de samenhang binnen elke zuil. De organisaties stellen zich nu ook autonomer op ten opzichte van de (bevriende) politieke partijen. Opvallend is dat jongeren zich niet willen binden, en dus veel minder gemakkelijk lid worden van traditionele organisaties, zoals vakbonden en andere middenveldorganisaties. Het gevolg is dat klassieke verenigingen eroderen en kampen met vergrijzing. Tegelijk duiken nieuwe spelers op in het middenveld tussen het individu en de staat. Die nieuwe organisaties bouwen nieuwe netwerken van organisaties op. Mensen zonder wettig verblijf: Als gevolg van liberalisering en privatisering krijgt een grote groep mensen geen toegang meer tot basisvoorzieningen. Een grote groep mensen zonder wettig verblijf is bovendien onzichtbaar en voor de overheid onbestaande, laat staan dat ze kunnen participeren aan die lokale samenleving.
1.4. COLLECTIEVE ECONOMIE ALS ANTWOORD OP DE CRISIS VAN DE WELVAARTSTAAT? Economische trends: Het midden van de vorige eeuw staat gekend als de periode waarin de welvaartsstaat vorm kreeg. De herverdelende rol van de overheid – die deels gefinancierd werd met belastingen, deels met het opbouwen van een overheidsschuld – leidde tot een verhoging van de koopkracht van de bevolking. De consumptie(-multiplicator) leidde tot een periode van grote economische groei met massaproductie. De welvaartsstaat zorgde voor het terugdringen van de armoedecijfers, het verhogen van het inkomen en het laag houden van de inkomensverschillen. Maar in het afgelopen decennium kwam de welvaartstaat steeds meer onder druk. Dit is onder andere een gevolg van het verminderen van de solidariteitsgedachte (willen we wel bijdragen voor die (hoe langer hoe aanwijsbaardere) groep die het nodig heeft (o.a. omwille van individualisme)?), de grenzen aan de groei (onder ander door geloof in neoliberalisme en wegvallen geloof in Keynesianisme), de aanwezigheid van ecologisch
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
16|58
risico en de globalisering. Door de afbouw van de welvaartstaat kregen de armen in Europa het moeilijker, de middenklasse stagneerde en de rijken werden rijker. Dit is duidelijk merkbaar in het Euro Pact Plus: In maart 2011 ondertekenden alle lidstaten op vier na het Euro Pact Plus waarin ze hun intenties verklaarden om de loonkosten aan te passen, de arbeidsparticipatie te verhogen, vervroegde pensionering in te perken en fiscaal beleid te coördineren Volgens Holslag is Europa verenigd in economisch conservatisme, terwijl dit Europa op de lange termijn juist zou kunnen verdelen en verzwakken. Bij gebrek aan een strategie om de Europese samenlevingen naar een hoger niveau te tillen en vanuit de welvaartsstaat een ontwikkeling naar iets beters en duurzamer te bewerkstelligen, verlagen de kleine bezuinigingen de levensstandaard. Herontdekking van het collectieve: Waar het brede maatschappelijke middenveld zich lange tijd heeft verenigd in actie- en drukkingsgroepen om invloed uit te oefenen op de overheid, zien we nu overal nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan tussen mensen en groepen die veel meer zelf hun lot in handen proberen te nemen. Na ongeveer twee eeuwen van individualistisch gedachtengoed, lijken burgers zich meer bewust te worden van de oplossingen die zij voor zichzelf en voor elkaar kunnen creëren. Het is volgens Dirk Barrez tijd om te (her)ontdekken hoe voordelig het is voor samenlevingen en sociale bewegingen als ze zelf beschikken over een economische poot. Het is noodzakelijk oog te krijgen voor de kracht van het coöperatief ondernemen dat niet alleen financiële winst centraal stelt, maar die winst benut om doelstellingen zoals zinvol werk, de creatie van welvaart, ecologische duurzaamheid, welzijn en solidariteit te verwezenlijken. Het middenveld waaronder ook de sector Samenlevingsopbouw kan, aldus Wim Van Opstal, zelf een actieve rol opnemen in de economische ruimte.
1.5. SOCIAAL ECONOMISCHE GRONDRECHTEN ONDER DRUK 1.5.1. Recht op Arbeid De voorbije jaren was er sprake van een toenemende polarisatie op de arbeidsmarkt. Het aandeel werkrijke gezinnen (waar alle leden op actieve leeftijd een betaalde baan hebben) nam tussen 1994 en 2010 significant toe, terwijl werk-arme gezinnen (waarvan slechts een klein aandeel van het arbeidspotentieel wordt ingezet) in veel mindere mate deel hadden in de tewerkstellingsgroei. Jongeren, ouderen, laaggeschoolden en niet-EUburgers bekleden een ongunstige arbeidsmarktpositie. Jongeren (< 25 jaar) vertegenwoordigen 18,4% van de werkzoekenden in Vlaanderen (2013). Vijftigplussers vormen de tweede grootste groep met een aandeel van iets meer dan een vijfde (23,5%). Maar ook personen met een niet-Europese nationaliteit (39,1%) en personen met een arbeidshandicap (37,8%) lieten een lagere werkzaamheidsgraad optekenen. Vooral laaggeschoolde mannen zagen hun positie achteruitgaan, als gevolg van de de-industrialisering. Sommige van deze groepen blijven in de werkloosheid gevangen. Ze stoten op allerlei drempels zoals de toegankelijkheid van de VDAB en andere initiatieven om de arbeidsmarktpositie van kansengroepen te verbeteren. Het activeringsbeleid wordt meer sanctionerend. Hoogstraten 2,32
Essen 2,64
Ravels 2,3
Baarle-Hertog 2,98
Wuustwezel 2,08
Kalmthout 2,11
Merksplas 2,74
Rijkevorsel 2,18
Mediaan provincie Antwerpen: 2,41 Vlaanderen: 2,82
Stabroek 2,81
Brecht 2,48
Kapellen 2,59
Brasschaat 2,39
Beerse 2,45
Malle 1,84
Turnhout Oud-Turnhout 4,67 2,29
Arendonk 2,65
Vosselaar 2,21
Mol 3
1,63 - 1,80 1,83 - 2,20
Antwerpen 6,86
2,21 - 2,41
Vooral in de verstedelijkte gebieden vinden we een hogere werkloosheidsgraad: Antwerpen stad, Mechelen, Boom, Turnhout scoren het hoogst. Wanneer we de groep beperken tot diegenen die langer dan één jaar werkloos zijn, komen naast de steden ook een
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
2,64 - 2,82 2,85 - 4,00 4,08 - 5,00 6,86
Bornem 1,96
Sint-Amands 1,87
Wommelgem 2,1 Borsbeek 3,31 Mortsel Boechout 2,89 2,15 Edegem Hemiksem 2,37 Hove 2,5 2,29 Aartselaar Schelle 1,91 Kontich Lint 1,79 1,75 1,91 Niel 2,87 Duffel Boom Rumst 2,3 1,83 4,08 Puurs 1,68
Zoersel 1,9
Schilde 2,13
Lille 2,3
Wijnegem 2,28
Zwijndrecht 2,73
2,43 - 2,60
Retie 2,5
Schoten 3,12
Zandhoven 2,11 Ranst 1,63
Mechelen 3,65
Grobbendonk 2,74 Nijlen 2,38
Dessel 2,3
Herentals 3,26
Olen 2,7
Geel 2,55
Herenthout 2,85 Lier 3,31
Sint-Katelijne-Waver 1,75
Willebroek 3,51
Kasterlee 2,26
Vorselaar 3,27
Berlaar 2,28
Putte 1,92
Balen 2,73 Meerhout 2,47
Heist-op-den-Berg 2,43 Hulshout 3,48
Westerlo 3,09 Laakdal 2,47
Herselt 3,09
Bonheiden 1,74
Niet werkende werkzoekenden duur >1 jaar, in procent van beroepsbevolking (werkloosheidsgraad) (juni 2012)
17|58
aantal andere gemeenten in het vizier: Lier, Willebroek, Niel, Schoten, Mortsel, Borsbeek, Vorselaar, Herentals, Herenthout, Westerlo, Hulshout, Herselt en Mol.
1.5.2. Recht op Wonen Vlaanderen is een regio met zeer veel eigenaars. In 2009 was 75,6 % van de Vlamingen eigenaar van de woning die ze bewoonden, waarvan 34,5% zonder afbetaling. Dit percentage is de laatste decennia steeds toegenomen. De overheid heeft in ons land het privé woningbezit altijd gepromoot en fiscaal ondersteund (woonbonus) als een vorm van pensioensparen. Sociaal huren is altijd stiefmoederlijk behandeld geweest. Sociale huisvesting is goed voor amper 7 % van de totale woningmarkt (t.o.v. 17% in Frankrijk en 32% in Nederland). Wie in ons land huurt op de private markt, is vaker slechter af dan in de ons omringende landen. Het krimpende aanbod, gecombineerd met een grote vraag, zorgt ervoor dat kandidaat-huurders steeds moeilijker een geschikte woning vinden. Die zoektocht is vooral moeilijk voor kandidaat-huurders met een zwak sociaaleconomisch profiel. De betaalbaarheid is één aspect, maar ook uitsluiting speelt ook een rol (Vlaamse Woonraad, 2011). Wie huurt, ziet dit veelal als een tijdelijke situatie, of is hiertoe gedwongen door zijn precaire financiële situatie. Volgens Vlaams onderzoek kan 71% van de eigendomswoningen als ‘goed’ worden beschouwd, tegenover 46% van de private huurwoningen en 56% van de sociale huurwoningen (Vlaamse Woonraad, 2011). In de provincie Antwerpen steeg van het aandeel eigenaars 59,6% in 1981 tot 74 % in 2005. Het aandeel sociale huurders bleef min of meer stabiel. Meer dan 30.000 inwoners uit de provincie Antwerpen staan ingeschreven op de wachtlijst van de sociale huisvesting. Net als in de rest van België is dit aantal stijgend. Het aantal en aandeel (t.o.v. het aantal huishoudens) wachtenden is zeer ongelijk verdeeld over de gemeenten van de provincie. Turnhout en Mechelen scoren het hoogst met respectievelijk 2.110 (6,61% van de huishoudens) en 1232 personen op de wachtlijst (6,03 %).
1.5.3. Recht op Water en Energie Water en energiekosten nemen een aanzienlijke hap uit het huishoudbudget van kwetsbare doelgroepen. De betaling en leveringsgarantie van nutsvoorzieningen baart heel wat gezinnen dan ook kopzorgen. Water is in zeven jaar tijd 71 procent duurder geworden. En verwacht wordt dat de prijs de komende vier jaar elk jaar met 25 procent zal stijgen. Mensen die van water worden afgesloten – in 2013 waren dat 5.000 gezinnen - belanden in nog meer problemen. Ook de levering van elektriciteit en aardgas zorgt voor moeilijkheden. Zo kregen 109.220 gezinnen een betaalplan bij de leverancier. Dat is een toename t.o.v. de vorige jaren. Is dat omdat meer gezinnen een betaalplan nodig hebben of omdat de leveranciers soepeler zijn in het toestaan ervan? 44% van de betaalplannen wordt echter niet correct nageleefd. In 2012 was dat nog 36%. In 2013 werden 49.596 gezinnen gedropt voor elektriciteit bij de commerciële leverancier omdat ze hun factuur niet correct betaalden, voor gas waren dat 37.448 gezinnen. Op 1 augustus 2014 waren 77.178 gezinnen voor elektriciteit klant bij de netbeheerder, voor aardgas waren er dat 56.568. Wie ook bij de netbeheerder de rekening niet kan betalen, krijgt een budgetmeter. Op 31 december 2013 zijn er 42.891 budgetmeters voor elektriciteit actief en 11.259 naakte budgetmeters. Het aantal actieve budgetmeters voor aardgas bedraagt 27.554. Hoge energiefacturen zijn bij kwetsbare gezinnen erg vaak gelinkt aan hun woonsituatie. Zeker voor de huurders op de private huurmarkt is de situatie schrijnend. 47% van de private huurwoningen is van
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
18|58
ontoereikende kwaliteit, tegenover 44% bij sociale huur en 33% bij eigendomswoningen (Grote Woononderzoek 2013). De impact op hun energiefactuur staat buiten kijf. Op 1 januari 2013 waren er in de provincie Antwerpen 13.044 ingeschakelde budgetmeters actief of (1,14% huishoudelijke elektriciteit afnemers). In Antwerpen (2,81), Boom (2,77), Willebroek (2,71), Turnhout (2,45), Hemiksem (2,05), Mechelen (2,05) en Niel (2,01) hebben meer dan 2 % van de huishoudelijke elektriciteit afnemers een budgetmeter. In Vosselaar, Zoersel, Hove en Merksplas heeft minder dan 0.5 % van de huishoudelijke elektriciteit afnemers een actieve budgetmeter.
1.5.4. Recht op Maatschappelijke dienstverlening Het recht op maatschappelijke dienstverlening garandeert aan burgers een leven in menselijke waardigheid. In de praktijk blijkt dit een ontoereikend vangnet. Steeds meer mensen komen in onderbescherming terecht (tijdelijk of permanent): ze slagen er niet in hun grondrechten te realiseren. In België wordt het percentage rechthebbenden dat het wettelijk vastgelegde minimuminkomen niet realiseert geraamd op 65%. Algemeen wordt geraamd dat bijna 15% van de Belgen permanent of tijdelijk in onderbescherming leeft. Onderbescherming is dus een omvangrijk sociaal fenomeen en een maatschappelijk probleem. Niet-gebruik drukt immers de ondoeltreffendheid van het sociale zekerheidsstelsel uit. Het maatschappelijk debat wordt vandaag gekenmerkt door een overheersende aandacht voor uitkeringsfraude. Samenlevingsopbouw wil een ander perspectief binnenbrengen en inzetten op de bestrijding van sociale onderbescherming. Enkele oorzaken op een rij: het sociaal zekerheidsstelsel evolueert van een onvoorwaardelijk solidariteitsstelsel naar een voorwaardelijk individueel verhaal. Ook de evolutie van een bovenlokale sociale zekerheid naar een lokaal harmonieus en solidair samenleven als denkpatroon, speelt een rol. Verder is er een terugtrekkende eerstelijnshulp- en dienstverlening en tegelijkertijd toenemende aandacht voor vermaatschappelijking van de zorg met zijn kansen en bedreigingen. Tenslotte leiden huidige trends zoals digitalisering, technologisering en juridisering tot toenemende dualisering.
1.5.5. Recht op Onderwijs In onze samenleving heeft onderwijs een socialiserende functie. De theorie is dat iedereen via onderwijs de kans heeft om zijn plaats in te nemen in de maatschappij. Helaas blijkt uit onderzoek dat het Vlaamse onderwijs de sociale ongelijkheid niet reduceert, maar eerder bevestigt. Kinderen die in armoede leven, zijn benadeeld door de manier waarop de scholen vandaag werken. Schoolse vertraging komt meer voor bij kinderen van werkloze ouders en bij kinderen van alleenstaande ouders. Het GOK-decreet had tot doel corrigerend op te treden en scholen te bewegen te werken rond gelijke onderwijskansen. Scholen vulden GOK echter erg instrumenteel in (weinig oog voor context; caritas; didactische bril: vertaling naar ‘leerachterstand’ en ‘remediëring’ als oplossing). De Vlaamse overheid schept hoofdzakelijk randvoorwaarden voor vrije schoolkeuze en leerplichtgarantie. Het zwaartepunt komt daardoor vnl. bij erg autonome schoolbesturen te liggen.
leerlingen buitengewoon onderwijs of lager onderwijs met schoolse vertraging (2004-2006) - Bron: Provant
De cijfers m.b.t. leerlingen in het lager onderwijs of buitengewoon lager onderwijs met schoolse vertraging spreken voor zich: Mechelen (29.39%) scoort zeer hoog. Ook Boom (23.35%), Niel (24.15%) , Hemiksem
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
19|58
(23.20%), Lier (23.50%), Borsbeek (23.13%) en Zwijndrecht (26.20%) hebben veel leerlingen wiens loopbaan al in de lagere school vertraagd is. Willebroek (20.02%), Wommelgem (21.05%), Stabroek (20.90%) en Turnhout (22.11%) doen het niet veel beter. Wanneer we kijken naar het aantal werkzoekende jongvolwassenen met lage scholing scoren Boom, Hemiksem, Niel, Willebroek, Mechelen, Turnhout en Borsbeek hoog (in dalende volgorde). Maar ook Lier, samen met Mortsel, Herentals, Olen, Hulshout en Merksplas, scoren hoger dan het Vlaamse cijfer.
1.5.6. Recht op Gezondheid Onderzoek toont aan dat de socio-economische klasse waartoe mensen behoren bepalend is voor hun gezondheid. Mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie hebben een kortere gezonde levensverwachting. Een laaggeschoolde sterft gemiddeld 7,5 jaar vroeger dan een hooggeschoolde. In 2008 stelde 13,6 procent van de huishoudens gezondheidszorg systematisch uit wegens financiële redenen. Onderzoek toont aan dat de gezondheidsongelijkheid niet vermindert, maar toeneemt. Het gaat voornamelijk over sociale ongelijkheden die niet te maken hebben met natuurlijke of biologische aanleg van een persoon, maar die worden veroorzaakt of in stand gehouden door sociale processen, zoals armoede en sociale uitsluiting (Willems & Verlinde, 2011). Zowel uit de praktijk als uit onderzoek blijkt dat maatschappelijk kwetsbare groepen meer gezondheidsproblemen hebben, minder toegang tot de gezondheidszorg hebben, amper bereikt worden door preventieve campagnes, minder mogelijkheden hebben om keuzes te maken die een gezonde levensstijl bevorderen,... Verschillende indicatoren van armoede blijken ook risicofactoren te zijn voor een slechte geestelijke gezondheid: bv financiële problemen, werkloosheid, slechte huisvesting, ... Naast de kwetsbaarheid voor psychische problemen ervaren maatschappelijk kwetsbare groepen ook drempels in de toegang tot de geschikte geestelijke gezondheidszorg: centra geestelijke gezondheidszorg hebben wachtlijsten, consultaties bij privé-psychologen zijn onbetaalbaar daar de sociale zekerheid hier nog geen terugbetaling voor voorziet. Door de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg (artikel 107) wordt een deel van de residentiële psychiatrische zorg afgebouwd om zo de zorg zoveel mogelijk binnen het vertrouwde sociale netwerk van de zorgvrager organiseren. Dit in samenwerking met diensten op vlak van gezondheid, arbeid (bv. sociale economie), huisvesting (bv sociale huisvesting), onderwijs, cultuur, welzijn, vrije tijd,... Deze diensten zijn echter vaak niet uitgerust (kennis, draagkracht,...) in het ondersteunen van mensen met ernstige en chronische psychiatrische problemen. Bovendien ontbreekt het aan nazorg en zijn er onvoldoende ambulante alternatieven die aangepaste en kwaliteitsvolle zorg bieden aan deze groep mensen (die niet noodzakelijk een vertrouwd sociaal netwerk heeft met voldoende draagkracht om hen te ondersteunen).
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
20|58
2. INTERNE ANALYSE – MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN VAN DE
ORGANISATIE EN DE SECTOR. Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie maakt deel uit van de sector Samenlevingsopbouw. Een kleine sector waar alsmaar meer gezocht wordt naar samenwerking en een duidelijk gemeenschappelijk verhaal. Daarom benoemen we ook graag de mogelijkheden en beperkingen van de sector, tezamen met die van de organisatie. Het in kaart brengen van deze gegevens gebeurde zowel op sector- als organisatieniveau via een participatief proces. De oorspronkelijke analyse was veel uitgebreider. Enkel de sterkst aanwezige elementen werden hier weerhouden.
2.1. MOGELIJKHEDEN Samen sterk De wisselwerking met de sector wordt meteen gezien als een eerste troef: lokaal werk en sectorwerk versterken elkaar. Bij het werken aan lokale problemen, botsen we vaak op Vlaamse thema’s. Door ons op Vlaams niveau als sector te verzamelen, kunnen we daaraan werken. Het zijn de lokaal verworven inzichten die ons daarbij voeden. Beide niveaus kunnen dus niet zonder elkaar. De wens tot duidelijke krachtenbundeling / samenwerking en ook de mogelijkheden hiertoe zijn aanwezig in de sector, op lokaal en bovenlokaal niveau (binnen instituten en tussen instituten). Breed Samenlevingsopbouw heeft een brede oriëntatie: qua rolinvulling, aanpak, inhouden… De taken die we opnemen kunnen heel divers zijn. Diegene die we vandaag het meest benadrukken zijn innovatie, sociale actie en community building. Dat geeft ons brede mogelijkheden. We hebben bovendien een brede kijk op de realiteit. We werken niet alleen in steden, maar ook in kleinere gemeenten. Dat geeft ons een genuanceerd beeld van complexe realiteiten (werken met Mensen Zonder Wettig Verblijf in Brussel, maar ook in Boom). Die ervaringen kunnen ons helpen om een gepaste vertaalslag te maken op maat van kleine gemeenten. Ook de invulling van onze opdracht kan heel breed zijn: het gebeurt telkens weer van onderuit, op basis van de behoeften die we bij onze doelgroepen vaststellen. We denken daarbij niet statisch, vanuit bestaande structuren, maar laten ons leiden door wat nodig is. Dat leidt er ook toe dat we ons tussen en over maatschappelijke domeinen heen bewegen, de leemtes die daar zijn opvullen en bruggen slaan. Samenlevingsopbouw investeert al jaren in het woon- en energiethema. Door een thema niet te snel los te laten, vergroot het thema-specifieke netwerk en loopt het beleidswerk vlotter. Met de mensen Ons contact met de basis, onze sterke keuze voor eerstelijnswerk en de brede en integrale insteek die we daarbij hanteren is een grote kracht. Als sector slagen we erin mensen te bereiken die anderen niet bereiken en groepen samen te brengen van mensen die elkaar spontaan niet vinden. We doen dat vaak vindplaatsgericht. We gaan de straat op, leggen huisbezoeken af. We gaan actief op zoek naar mensen. Daarin investeren is voor ons (van oudsher) normaal. Basiswerking zien we immers als een troef om een duurzame, solidariserende relatie met de doelgroep uit te bouwen en de vinger aan de maatschappelijke pols te houden. De investeringen in basiswerk leveren ons dan ook een diepgaande kennis van en deskundigheid in de omgang met de doelgroep op. Daardoor kunnen we een realistische inschatting maken van hun mogelijkheden en beperkingen. We nemen vervolgens de tijd om met de doelgroep een proces aan te gaan. Samen met hen complexe problemen aanpakken vraagt ook veel tijd. We creëren bij mensen de ruimte om dingen in vraag te stellen,
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
21|58
bijvoorbeeld regelgeving, dat werkt ontschuldigend en tegelijkertijd activerend. We letten daarbij op niet door te schieten in het ontschuldigen, de individuele schuld waar nodig ook te erkennen, zonder onze positie naast maatschappelijk kwetsbare groepen te verlaten. Een goede partner Zoals reeds aangehaald kunnen opbouwwerkers heel wat rollen opnemen. Dat maakt ons tot een potentiële waardenvolle partner van velen: we willen vaak dezelfde doelstelling bereiken, maar via een andere – innoverende - manier van denken. In die innovatie kiezen we ervoor om zelf te experimenteren en zelf uit te voeren. Vanuit een ‘gewoon doen en uitproberen’ ontwikkelen we goede praktijkvoorbeelden die we vervolgens ook aan anderen kunnen aanreiken. Realisaties uit de voorbije meerjarenplannen mogen dat bewijzen: we stonden aan de wieg van menig SVK, van het sociaal restaurant Lier, van een nieuwe werkwijze van arbeidstrajectbegeleiding bij VDAB Mechelen... Dat verschaft ons geloofwaardigheid. Vanuit het experimenteren en de investeringen in basiswerk ontstaat sterk inhoudelijk personeel. Ze zijn sterk in het omgaan met complexe problemen en kunnen deze kwaliteit inzetten zowel in gemeenten als in stedelijke gebieden. We doen dat steeds vanuit een collectieve insteek: welke problemen, drempels overstijgen het individuele en hebben een structurele oorzaak? Dat politiek werk is al lang ons handelsmerk. We zijn er dan ook sterk in. Het politiek bewustzijn in de sector neemt trouwens nog toe. Dat maakt ons tot een interessante samenwerkingspartner voor organisaties uit het welzijnsveld die hun signaalfunctie willen versterken. We zien onszelf eveneens als een sterke partner van lokale besturen. De (lokale) overheid is voor ons een oplossingsactor. We vertrekken van de vraag om te praten en gaan graag met hen in dialoog om samen sterkere oplossingen voor maatschappelijk kwetsbare groepen te ontwikkelen. De decretale subsidie van de Vlaamse overheid zorgt in dat geval voor een autonome positie t.a.v. lokale besturen. Onze onderhandelingspositie versterkt daardoor, zodat we de belangen van maatschappelijk kwetsbare groepen zo goed mogelijk kunnen behartigen.
2.2. BEPERKINGEN We kiezen ervoor om onderstaande beperkingen van organisatie en/of sector te formuleren in positieve zin: wanneer zouden deze beperkingen een kracht kunnen zijn? Overtuigen door onze meerwaarde te verzilveren De sector Samenlevingsopbouw kan zijn meerwaarde onvoldoende benoemen doordat het zich onvoldoende kan onderscheiden van andere sectoren die ook projectmatig werken rond participatie en achterstelling. Het zichtbaar maken van onze meerwaarde als provinciaal instituut is eveneens niet eenvoudig. Enerzijds werken we soms vanuit een onzichtbare, faciliterende, lijmende rol. Anderzijds is het aantonen van resultaten ook niet eenvoudig: het gaat om moeilijk meetbare langetermijneffecten van het ingrijpen op complexe problemen. Bovendien vergeten we soms om hierover sterk (en onbescheiden) te communiceren. Nemen we wel voldoende tijd om de resultaten die we boekten door te geven naar andere lokale besturen, om onze successen over Vlaanderen uit te rollen? De sector Samenlevingsopbouw investeert veel in het methodische waardoor de inhoudelijke uitgangspunten te veel naar de achtergrond verdwijnen (te veel 'hoe' en te weinig 'wat' en 'waarom'). We hebben een sterke visie, maar zonder heel concrete acties is ze onvoldoende overtuigend. We moeten absoluut bewaken dat we niet verzanden in abstractie en altijd concrete acties aan methodische inzichten koppelen.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
22|58
Achterban mobiliseren Het ontbreekt de sector Samenlevingsopbouw aan (politieke en maatschappelijke) achterban, waardoor er weinig draagvlak is voor ons werk en we slechts beperkt maatschappelijke relevant zijn. Onze communicatie naar de buitenwereld is onvoldoende. Onze meerwaarde en kracht onvoldoende gekend. Als sector zouden we ook meer stelling moeten nemen in maatschappelijke debatten, o.a. met politieke standpunten en kort op de bal. Dat zou ook bijdragen aan de geloofwaardigheid van de sector. Het zou onze zichtbaarheid vergroten en onze bekendheid bij een breder publiek doen toenemen. Dat breder publiek is belangrijk, zij zijn onze achterban. Als onze oplossingen door hen gedragen worden, kan dat voor een overheid overtuigend werken. Sterk personeelsbeleid Opbouwwerk is een complexe job die veel zelfstandigheid en volharding vraagt. Dat vraagt veel van werkers, goede coaching is dan ook noodzakelijk. Regelmatig zien we mensen struikelen over de brede opdracht en taaklast. (Startende) opbouwwerkers moeten daarom goed begeleid worden, hebben duidelijkheid nodig over doelstellingen, planning en indicatoren. Solo-functies zouden vermeden moeten worden. In een tandem werken is ideaal. Verder moeten we oog hebben voor de diversiteit in het personeelsbestand. Een mix in klasse, geslacht en kleur is wenselijk op alle niveaus. Bouwen aan financiële slagkracht Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie heeft slechts beperkte financiële middelen. De smalle decretale basis probeert ze aan te vullen met tijdelijke projectmiddelen. De voortdurende financiële onzekerheid die hieruit volgt haalt veel kracht weg. Vanuit een optimistischer perspectief kan men anderzijds ook stellen dat het ons scherp houdt: voortdurend bekijken we of de inzet van schaarse middelen nog strookt met de grootste noden en wat er nog meer/anders nodig is. Het antwoord op die brede vraag zorgt vaak voor veel variatie in thema’s. Daaruit volgt soms een versnippering in kracht en inzet en een verlies aan duidelijkheid. Hoe kan bijvoorbeeld een opbouwwerker met meerdere opdrachten nog goed werk leveren als je weet dat opbouwwerk werkt aan complexe problemen? Anderzijds bieden we zo wel aanbod op veel domeinen. Dit is telkens opnieuw een evenwichtsoefening. Eén ding staat vast: met dit personeelsbestand kunnen we niet gebiedsdekkend zijn. We kunnen wel meer inzetten op opschaling en impactmeting en op die manier onze aanwezigheid in het gebied verruimen. Op weg naar meer sector De sector Samenlevingsopbouw miste een gezamenlijke strategische planning waardoor er te veel lokale projecten en te weinig (Vlaamse) bovenbouw was. Met de opmaak van dit meerjarenplan is dit euvel grotendeels verholpen. Een gezamenlijk doelstellingenkader en meerderen sectorale strategische acties vormen de perfecte aanzet tot meer samenwerking. De komende jaren zullen we dit op het terrein moeten waar maken. De sector is al te zeer geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd zodat veel noodzakelijke ruimte voor innovatief werken en pionierschap verdwijnt. De sector profileert zich niet voldoende als sociaal laboratorium.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
23|58
3. ANALYSE VAN DE ANDERE ORGANISATIES IN DE OMGEVING VAN
SAMENLEVINGSOPBOUW ANTWERPEN PROVINCIE 3.1. PRIMAIRE PARTNERS Primaire partners zijn voor ons Verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnsschakels, Centra Algemeen Welzijnswerk en het Straathoekwerk. Ook OCMW’s en lokale besturen zijn voor ons zeer belangrijke samenwerkingspartners en oplossingsactoren. Basiswerkingen In de provincie Antwerpen (zonder Antwerpen stad) zijn er 10 verenigingen waar armen het woord nemen die het netwerk tegen armoede beschouwd als hun samenwerkingspartners: telkens één in Turnhout, Geel, Mol, Heist-op-den-Berg, Herentals, Brecht, Lier en Puurs. In Mechelen zijn er twee verenigingen. Met acht van de tien realiseren we een nauwe samenwerking. Enkel de relatie met Vierde Wereldwerking Mol vzw en Welzijnsschakel Puurs is beperkt. Er zijn ook 30 welzijnsschakels verspreid over de provincie (zonder Antwerpen stad). Op een totaal van 69 gemeentes betekent dat dat iets bijna dan 1 op 2 gemeentes een welzijnsschakel hebben. Sommige welzijnsschakels hebben ook een erkenning als Vereniging waar armen het woord nemen. De samenwerking met welzijnsschakels is beperkter. Zowel verenigingen als welzijnsschakels vormen laagdrempelige ontmoetingsplaatsen voor kwetsbare groepen. Dat maakt hen tot goede entingsplaatsen en partners voor onze projecten. Andere mogelijke basiswerkingen - entingsplaatsen zijn: • Sociale kruideniers die aangesloten is bij de vzw Sociale Kruideniers Vlaanderen vinden we in Brasschaat, Lier
en Mechelen. • Sociale restaurants en voedselbanken
Algemeen welzijnswerk In de provincie zijn 3 CAW’s actief, georganiseerd per zorgregio: CAW Antwerpen, CAW Kempen en CAW BoomMechelen-Lier. De CAW’s organiseren zich meer en meer in enkele lokale onthaalpunten die toeleiden naar allerhande begeleidingsdiensten, gecentraliseerd in steden (Mechelen, Turnhout en Antwerpen). Dat betekent voor heel wat mensen een moeilijk te overbruggen afstand. Door CAW’s te betrekken in geïntegreerde basisvoorzieningen kan deze afstand verkleind worden. Daar waar er steunpunten zijn willen we de afstand verkleinen door kennismaking met mekaar. In sommige CAW’s zien we de Nederlandse visie op wijkgerichte hulp- en dienstverlening binnen sluipen. Die veronderstelt dat burgers in de eerste plaats voor zichzelf en voor elkaar moeten zorgen. Samenlevingsopbouw bekijkt deze verregaande interpretatie van vermaatschappelijking van zorg erg kritisch. Voor ons gaat vermaatschappelijking van zorg steeds samen met professionele omkadering. Ondertussen experimenteren CAW’s ook met meer outreachende groepsgerichte activiteiten. In dit kader kunnen we hen ondersteunen met onze expertise. Tenslotte kunnen we elkaar ook versterken in de signaalfunctie. Met de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen beperkt de samenwerking zich tot het wijkgezondheidscentrum in Lier. Straathoekwerk Er zijn slechts 4 steden/gemeentes met straathoekwerk: Lier, Mechelen, Turnhout en Boom. Daar waar straathoekwerk aanwezig is, is het een goede partner. Straathoekwerkers bereiken erg veel mensen en vangen op die manier veel individuele signalen op. Samenwerking is evident in toeleiding (naar onze projecten) en collectiviseren van signalen, waar we politiek werk van maken.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
24|58
Andere Naast deze algemene partners/voorzieningen zijn ook lokale werkingen van het OCMW (bijvoorbeeld OCMW groepswerk, dienstencentra …) of de gemeente (bijvoorbeeld in het kader van kinderarmoede of wijkgerichte werkingen) mogelijke partners. Wanneer we een lokaal project starten zullen die publieke diensten die met maatschappelijk kwetsbare groepen werken, in beeld gebracht worden. In de Kempen is welzijnszorg Kempen – een vereniging van 27 OCMW’s – een prioritaire partner die net als Samenlevingsopbouw projecten opzet rond ‘welzijn en de gezondheid van de meest kwetsbare mens in de samenleving’7 Voor samenwerking zowel als voor het bereiken van de doelgroep werken we ook samen met de kringloopcentra. Samenvattend: Als we deze primaire partners/voorzieningen samen op een kaart plaatsen, blijkt daaruit dat bepaalde regio’s in onze provincie erg weinig tot geen aanbod hebben: de Rupelstreek, de regio Bornem, Sint-Amands, Puurs, de regio Berlaar, Nijlen, Grobbendonk, Herenthout, Vorselaar, de regio Lille, Vosselaar, Kasterlee, Retie, Arendonk, Ravels, Oud-Turnhout en de regio Hulshout, Herselt, Laakdal, Meerhout.
Hoogstraten
Essen
Ravels Baarle-Hertog
Wuustwezel
Kalmthout
Merksplas Rijkevorsel Turnhout
Arendonk
Brecht
Kapellen
Stabroek
OudTurnhout
Beerse
Brasschaat
Malle
Vosselaar
Retie Schoten
Antwerpen
Zoersel
Schilde
Lille Kasterlee
Dessel
Wijnegem
Zwijndrecht
Zandhoven
Wommelgem
Mol
Vorselaar
Ranst
Hemiksem
Grobbendonk
Borsbeek Boechout Mortsel Edegem Hove
Herentals Nijlen
Niel Bornem
Boom
Geel Balen
Herenthout
Aartselaar Schelle
Olen
Meerhout
Lint Kontich Rumst
Berlaar Duffel
Heist-op-den-Berg
Lier
Westerlo Laakdal
Puurs
Hulshout
Sint-Katelijne-Waver Sint-Amands Willebroek
Mechelen
Putte
Herselt
Bonheiden
7
www.welzijnszorgkempen.be
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
25|58
3.2. SECUNDAIRE PARTNERS VANUIT DE GRONDRECHTENBENADERING Vanuit de verschillende grondrechten tonen ook andere organisaties zich als natuurlijke potentiële partners. Het gaat dan om secundaire partners: samenwerkingspartners met (gedeeltelijk) gelijkaardige doelstellingen. Soms gaat het om lokale partners, soms om Vlaamse. Onderstaand bloemschema laat de veelheid zien. De lijst is zeker niet exhaustief.
Arbeid
Onderwijs Huis van het kind Kind en Gezin Scholen Clb's Lokale overleplatforms J@M vzw ...
Energie/Water Gezinsbond Komosie Welzijnszorg Ombudsman Steunpunt Armoedebestrijding Netwerk tegen armoede VVSG UA Test aankoop Campina CV private electrohandel ...
interimkantoren VDAB Jeugdwelzijnswerk (bv ROJM vzw) Zelforganisaties Vzw Web Steunpunt Asiel en Migratie Prisma Centrum voor Basiseducatie vakbonden ...
Maatschappelijke Dienstverlening sociale kruideniers vzw Booms Welkom WGC Buurtwerking Vormingplus ...
CAW VWAHWN Welzijnsschakels Samenlevingsopbouw Straathoekwerk OCMW's lokale besturen
Gezondheid Wijkgezondheidscentra Logo's lokale gezondheidsraden FWGC CAW's OCMW ....
Wonen SHM SVK vzw Samenhuizen Huurpunt huurdersbond VIVAS Vlaams Huurdersplatform ...
3.3. TERTIAIRE PARTNERS Ten slotte zien we nog een aantal partners die niet primair zijn en ook niet verbonden zijn met ons via een specifiek grondrecht. We denken aan Universiteiten en Hogescholen (concreet bijvoorbeeld OASeS en Thomas More), vorming plus, de dienst Welzijn van de provincie Antwerpen, het CGG. Zij bieden heel wat voordelen voor onze organisatie: een sterk inhoudelijk netwerk, wetenschappelijke onderbouwing, bijkomende financiële ondersteuning, tweedelijnshulpverlening voor onze doelgroep… Met elk van bovenstaande tertiair partners zijn er(nauwere of lossere) banden.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
26|58
STRATEGISCHE OPTIES BEPALEN DE RICHTING Op basis van een brede verkenning en een evaluatie van het lopende meerjarenplan bepaalden we de opties die uiteindelijk vertaald werden in de Strategische Planning: De keuze voor meer sectorsamenwerking Daar waar mogelijk willen we intensiever samenwerken met onze collega’s uit andere steden en provincies. Door kennis te delen en door concrete samenwerking zal de effectiviteit van de projecten verhogen. Door mekaars succesverhalen te verspreiden vergroten we de impact. Door inzichten te bundelen op thema’s waarvoor (ook) Vlaamse / federale / Europese overheden bevoegd zijn kunnen we met breder inzicht die overheden benaderen. De keuze om te werken rond specifieke doelgroepen We kiezen ervoor om te blijven inzetten op het brede spectrum van mensen in armoede. • In de Vereniging waar armen het woord nemen in Lier streven we naar een breed bereik van mensen in
armoede. • In het vorige meerjarenplan maakten we de keuze voor Gekleurde Armoede. We willen waar dit nodig is
specifiek de keuze blijven maken voor deze groep, ook na de afronding van de projecten rond arbeidskansen voor etnisch-culturele minderheden. • We hebben extra oog voor kinderarmoede. Meer specifiek willen we inzetten op sociale mobiliteit van kinderen met een armoederisico. Dit doen we onder andere door in te zetten op onderwijs. De keuze om te blijven inzetten op onze sterktes We kiezen met dit meerjarenplan niet voor een radicale omzwaai in de werking. We behouden de sterktes uit het vorige meerjarenplan, zowel qua thema als qua doelgroep. De keuze om te werken rond specifieke thema’s We willen het komende meerjarenplan werken aan vijf thema’s: • Wonen • Energie • Arbeid • Onderwijs • Maatschappelijke dienstverlening
Het thema gezondheid weerhielden we niet, ondanks de kansen die we zien om hierrond te werken. De te geringe decretale subsidiëring laat een verder verbreding van thema’s niet toe. Werken rond gezondheid is enkel mogelijk bij een uitbreiding van middelen. De keuze voor verbreding van het werkingsgebied Gedurende het voorbije meerjarenplan waren we vooral actief in de (centrum-)steden. De verbreding van het werkterrein die we het laatste jaar van het meerjarenplan realiseerden willen we vasthouden. We opteren in het nieuwe meerjarenplan voor: • Een brede spreiding van de inzet over de provincie. • Een verkennende inzet op het Antwerpse platteland.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
27|58
De keuze om te werken aan Samenleven in diversiteit • Samenleven in diversiteit is een thema dat in alle strategische acties aan de orde zal zijn. We kijken naar de
diversiteit van achterstelling en van de mensen die de achterstelling ervaren. De superdiversiteit die onze samenleving kenmerkt willen we terugvinden in onze aanpak, onze beleidsvoorstellen en ons doelpubliek. • Daar waar nodig zullen we actief acties opzetten om discriminatie tegen te gaan. De keuze om in te zetten op specifieke werksoorten We willen een inzet realiseren op de drie prioritaire rollen van Samenlevingsopbouw. Binnen deze rollen maken we vijf (methodische) keuzes die we verder zullen vertalen in de strategische acties: • We zullen inzetten op zorgnetwerken. Vrijwilligers (uit de buurt) nemen een stuk ‘zorg’ over maatschappelijk
kwetsbare groepen op, zonder zich op het terrein van de professionele hulp te begeven. • We zetten in op ontmoeting als vertrekpunt van een duurzame relatie met de doelgroep. • Outreachend werken moet een verbreding van de doelgroep mogelijk maken. • De keuze voor duurzame projecten: projecten die bouwen aan een duurzame samenleving, met respect voor
de omgeving en de generaties die volgen. • Met campagnes en persacties willen we onze zichtbaarheid en ons draagvlak verhogen.
De sectorale keuze om in te zetten op Ieders stem telt Verkiezingszondagen zijn hoogdagen voor onze democratie. Ook voor maatschappelijk kwetsbare groepen staat er op die verkiezingszondagen heel wat op het spel. De verschillende overheden hebben tal van hefbomen ter beschikking die een ingrijpende verbetering kunnen teweegbrengen in het leven van mensen en gezinnen die kampen met één of meerdere vormen van maatschappelijke achterstelling. De instituten van de sector Samenlevingsopbouw grijpen de lokale, regionale, federale en Europese verkiezingen bijgevolg aan om de noden van maatschappelijk kwetsbare groepen en sociale thema’s op de politieke en maatschappelijke agenda te plaatsen, het beleid aan te zetten tot het voeren van een sociaal beleid en de publieke opinie te overtuigen van het belang van een sociaal beleid. Dit doen we door in te zetten op beleidssignalering, beleidsbeïnvloeding, beleidsopvolging, sociale actie en tegenspraak, gerichte communicatie, … Dit resulteert in het project ‘Ieders stem telt’. ‘Ieders stem telt’ is een sectorale strategische actie met een gezamenlijke format, inhoudelijk ingekleurd door mensen in maatschappelijk kwetsbare posities, waarbij gericht wordt samengewerkt met partnerorganisaties. Het project ‘Ieders stem telt’ loopt transversaal door de werking van het instituut en maakt inherent deel uit van elke strategische actie. Daarnaast zal er op stafniveau voldoende tijd moeten vrijgemaakt worden om het project in zijn geheel te realiseren. Samenlevingsopbouw Vlaanderen coördineert het project op Vlaams niveau en ondersteunt de regionale instituten bij het uitvoeren van het project. Strategische samenwerkingspartners: • primaire partners: organisaties die rechtstreeks werken met mensen in maatschappelijk kwetsbare posities,
o.a. Netwerk tegen armoede en de verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnsschakels, CAW, Uit de Marge en de werkingen met maatschappelijk kwetsbare jeugd, … • secundaire partners: sociaal-culturele organisaties, welzijnsorganisaties, …
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
28|58
THEMA’S EN DOELSTELLINGEN 1. MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING 1.1. LINK MET DE OMGEVINGSANALYSE De toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening staat onder druk door het steeds meer voorwaardelijk maken van de grondrechten en door het terugtrekken van de eerstelijns hulp en dienstverlening. Onderbescherming is het gevolg. Om dat te voorkomen is het cruciaal dat dienstverleners – het OCMW bijvoorbeeld – zélf naar deze mensen toe stappen: hen informeren over de mogelijkheden van hun sociale dienstverlening, maar ook vragen stellen en inschatten hoe de situatie in elkaar zit. Zoiets vraagt om outreachend handelen: het actief opsporen van mensen die hun rechten niet volledig benutten. Om dit te kunnen doen, dienen netwerken uitgebouwd te worden met diverse mensen en sleutelorganisaties. Via deze netwerken kan informatie verspreid worden en kunnen signalen opgevangen worden. Samenlevingsopbouw schuift drie accenten naar voor als oplossing: ontwikkelen van een lokaal proactief kader, uitbouwen van informele netwerken (vrijwilligersnetwerken) en modelontwikkeling van de geïntegreerde basisvoorziening in de strijd tegen onderbescherming. Samenlevingsopbouw beschouwt het daarbij als haar opdracht om zich in te schakelen in het realiseren van een toegankelijke eerstelijns hulp- en dienstverlening. In Antwerpen provincie willen we gebruik maken van 2 opportuniteiten om deze accenten te enten: de bestaande basisvoorziening Ons Gedacht in Lier en het te ontwikkelen ‘Booms Welkom’. Bovendien willen we verkennen hoe we onderbescherming kunnen tegengaan op het platteland. Wonen op het platteland is immers één van de risicofactoren bij onderbescherming: 4% van de plattelandsbewoners leeft (tijdelijk) onderbeschermd.
1.2. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN SD 2:
Mensen in maatschappelijk kwetsbare posities beschikken over een adequate sociale bescherming, een toegankelijk, kwaliteitsvol en voldoende aanbod van eerstelijnshulp- en dienstverlening en over een toereikend inkomen zodat hun recht op een menswaardig leven is gerealiseerd.
OD 2.1:
De aanbieders van de eerstelijnshulp- en dienstverlening hebben structurele maatregelen genomen m.b.t. het verbeteren van de kwaliteit en de toegankelijkheid van hun aanbod, afgestemd op de noden en behoeftes van mensen in maatschappelijk kwetsbare posities.
OD 2.2:
Netwerken van burgers in de lokale samenleving zijn geëngageerd in het creëren van een ondersteunende omgeving, in de toeleiding van maatschappelijk kwetsbare groepen naar de hulp- en dienstverlening en in de pleitbezorging voor een toegankelijke en kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening.
OD 2.3:
Er zijn geïntegreerde basisvoorzieningen als een laagdrempelige ankerplaats waar er een geïntegreerd aanbod is van onthaal, ontmoeting, vrije tijd, vorming en belangenbehartiging in de strijd tegen onderbescherming.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
29|58
1.3. STRATEGISCHE ACTIES
(Voorziene) start
Voorziene einde
Draagt bij aan
MD-SA 1: Ons Gedacht – Lier Sector-strategische actie
1/1/1999
31/12/2020
X
MD-SA 2: Huis van de Dialoog Boom Sector-strategische actie
1/1/2012
31/12/2018
MD-SA 3: Strijden tegen onderbescherming op het platteland
1/1/2016
31/12/2020
OD2.1
OD2.2
OD2.3 x X
(X)
(X)
(X)
MD-SA 1: Ons Gedacht – Lier – 1999-2020 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context In Lier is er een uitgebreid aanbod aan sociale organisaties en diensten die maatschappelijk kwetsbare groepen ondersteunen. Uit een bevraging van Samenlevingsopbouw in Lier blijkt dat, ondanks de inspanningen, de drempels van diensten vaak heel hoog blijven voor mensen in armoede. Zo komen mensen vaak pas naar het OCMW als de nood het hoogst is. De problemen kunnen een stuk minder groot zijn als mensen vlugger de stap naar diensten zetten. Een tweede vaststelling: veel mensen zijn niet op de hoogte van hun rechten en weten niet goed welke diensten er bestaan en waarvoor ze er terechtkunnen. Korte beschrijving van de SA Als Lierse vereniging waar armen het woord nemen zetten we in op ontmoeting, het aanbieden van een veilige en vertrouwde plek, thematische groepsvergaderingen, vorming, netwerken tussen mensen … We ondersteunen de organisatie van de Lierse Homeless Boys (afdeling van Belgian Homeless Cup) en bereiken hierdoor een diverse groep van ECM. (= informele ondersteuning van maatschappelijk kwetsbare groepen) Vanuit Ons Gedacht beïnvloeden we het lokaal sociaal beleid en zetten het beleid aan om proactief te werken. We werken aan de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening door de dialoog te organiseren tussen de aanbieders van hulp- en dienstverlening en mensen in maatschappelijk kwetsbare posities. We willen dat welzijnsdiensten mensen sneller en actiever op hun rechten wijzen. Als mensen recht hebben op een bepaalde tegemoetkoming (bv. OMNIO-statuut, GOMOR-pas, studietoelage …) moeten ze hierover geïnformeerd worden, of beter nog, dit automatisch ontvangen. We wijzen het lokaal sociaal beleid op het belang van outreachend werken (naar mensen toe stappen, hen informeren en helpen bij de administratie). (= formele ondersteuning van maatschappelijk kwetsbare groepen). Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt We zetten gemeenschappelijk in op deze sectorale strategische actie voor 3 jaar, met name ‘16-‘17-’18. Op het einde van die periode beschikken we op sectorniveau over een concreet werkmodel over hoe de geïntegreerde basisvoorziening kan bijdragen aan de toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening in de strijd tegen onderbescherming. We voorzien een voorstellingsmoment van het model in het voorjaar van 2019, waarna we via strategische partnerschappen het model verder uitdragen en trachten beleidsmatig te verankeren.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
30|58
Samenwerkingspartners lokaal Ons Gedacht werkt nauw samen met Lierse sociale partners zoals Straathoekwerk, het sociaal restaurant en de sociale kruidenier, Open School, Wijkgezondheidscentrum De Zilveren Knoop, voetbalclub K Lierse SK, het jeugdwelzijnswerk, OCMW, het cultureel centrum, de stedelijke sportdienst, SAMWD, ’t Looks Buurtwerking, VormingPlus, CAW, Belgian Homeless Cup nationaal … Samenwerking op bovenlokaal niveau CAW/Steunpunt AWW, VVSG, Netwerk tegen Armoede, Vlaamse overheid, provincies, Universiteit Antwerpen (OASeS), GGZ, Lus vzw …
MD-SA 2: Huis van de Dialoog – Boom – 2012-2018 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context We stellen vast dat de bestaande dienst- en hulpverlening, ook in de Rupelstreek, vaak vertrekt vanuit een duidelijke hulpvraag. ECM slagen er echter niet in hun vragen in de ‘gepaste’ dienstverleningshokjes op te delen, wat de toegankelijkheid van de dienstverlening belemmert. Bovendien is er in de Rupelstreek nood aan een plek waar ECM zich welkom voelen en activiteiten kunnen aanbieden. ECM in de Rupelstreek ervaren drempels en problemen op verschillende levensdomeinen zoals gezondheid, wonen, arbeid … Zij realiseren niet al hun sociale grondrechten. Korte beschrijving van de SA We bouwen samen met lokale partners (vzw Booms Welkom, Welzijnsschakel Boom, ABC Rupelstreek …) een laagdrempelige ontmoetingsplaats, een veilige en vertrouwde plek uit: het Huis van de Dialoog. Op deze plek organiseren we een onthaal voor ECM in de Rupelstreek en begeleiden we hen bij hun zoektocht naar gepaste dienstverlening. We verwijzen correct door op basis van de sociale kaart. Tevens bouwen we aan een breed netwerk voor ECM. (= informele ondersteuning van maatschappelijk kwetsbare groepen) Samen met de doelgroep en lokale partners doen we aan belangenbehartiging. In dialoog met lokale overheden vertegenwoordigen we de doelgroep. We bemiddelen en ijveren o.a. voor de correcte toepassing van de wetgeving (o.a. dringende medische hulp). We gaan de strijd aan met onderbescherming en ijveren voor een proactieve dienstverlening; we willen dat welzijnsdiensten mensen actief en correct op hun rechten wijzen. We werken aan de kwaliteit (en het voldoen van het aanbod) van de hulp- en dienstverlening door de dialoog te organiseren tussen de aanbieders van hulp- en dienstverlening en mensen in maatschappelijk kwetsbare posities (= formele ondersteuning van maatschappelijk kwetsbare groepen). Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt We zetten gemeenschappelijk in op deze sectorale strategische actie voor 3 jaar, met name ‘16-‘17-’18. Op het einde van die periode beschikken we op sectorniveau over een concreet werkmodel over hoe de geïntegreerde basisvoorziening kan bijdragen aan de toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening in de strijd tegen onderbescherming. We voorzien een voorstellingsmoment van het ontwikkelde model in het voorjaar van 2019, waarna we via strategische partnerschappen het model verder uitdragen en trachten beleidsmatig te verankeren. Samenwerkingspartners Welzijnsschakel Boom, Straathoekwerk, vzw Booms Welkom, Orbit, Oxfam Wereldwinkel Boom, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, zelforganisaties zoals ABC Rupelstreek, vzw Nour …
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
31|58
Samenwerking op bovenlokaal niveau CAW/Steunpunt AWW, VVSG, Netwerk tegen Armoede, Vlaamse overheid, provincies, Universiteit Antwerpen (OASeS), GGZ, Lus vzw …
MD-SA 3: Strijden tegen onderbescherming op het platteland Maatschappelijke context Wonen op het platteland is één van de risicofactoren bij onderbescherming: 4% van de plattelandsbewoners leeft (tijdelijk) onderbeschermd. Het manifesteert zich sterk bij eenpersoonshuishoudens en bij zelfstandigen. Het zijn mensen die in precaire omstandigheden leven en recht hebben op begeleiding en/of financiële steun. Of dat ene duwtje in de rug kan hen uit de moeilijkheden helpen, maar ze zijn vaak niet op de hoogte van de mogelijkheden. Daarom is het cruciaal dat dienstverleners – het OCMW bijvoorbeeld – zélf naar deze mensen toestappen: hen informeren over de mogelijkheden van hun sociale dienstverlening, maar ook vragen stellen en inschatten hoe de situatie in elkaar zit. Je bereikt daardoor mensen in een vroeger stadium waardoor problemen niet hoeven te ontsporen. Dit vraagt om outreachend handelen: het actief opsporen van mensen die hun rechten niet volledig benutten. Om dit te kunnen doen, zijn netwerken nodig met diverse mensen en sleutelorganisaties. Via deze netwerken wordt informatie verspreid en signalen opgevangen. Korte beschrijving van de SA
De provincie Antwerpen kent 3 leadergebieden: Kempen Oost, Kempen Zuid en MarkAnte Kempen. Samenlevingsopbouw biedt zichzelf in deze gebieden aan als partner van lokale besturen in de strijd tegen onderbescherming. We zetten onze expertise inzake vindplaatsgericht werken in om deze besturen te ondersteunen in hun outreachend en proactief handelen. Net de meest kwetsbare en moeilijk bereikbare/nog niet bereikte mensen willen we actief opsporen en benaderen. Uiteindelijk doel is het realiseren van een ondersteunende omgeving en (daadwerkelijk gebruik van) kwalitatieve dienst- en hulpverlening. Verschillende mogelijkheden dienen zich aan: bijvoorbeeld het ontwikkelen van een proactief lokaal kader in OCMW’s, ontwikkelen van zorgnetwerken, opzetten van mobiele sociale kruideniers. Samenwerkingspartners
lokale besturen, OCMW’s, Welzijnsschakels, basisvoorzieningen, Provant …
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
32|58
2. WONEN 2.1. LINK MET DE OMGEVINGSANALYSE De zoektocht naar een kwaliteitsvolle én betaalbare woning is voor mensen met een laag inkomen geen sinecure. Een eigen woning verwerven is voor hen meestal niet haalbaar. Daarom zijn ze aangewezen op de private en sociale huurmarkt. Een groot aantal kwetsbare gezinnen komt terecht op de private huurmarkt. Kwaliteitsvolle private huurwoningen (en vooral met 2, 3 of meer slaapkamers) zijn vaak te duur voor de laagste inkomenscategorieën. Daardoor belanden deze mensen meestal op de secundaire huurmarkt, die gekenmerkt wordt door een slechte woon- en energiekwaliteit. Bovendien neemt de huurprijs nog steeds een grote hap uit het budget, zodat kwetsbare huurders zich in een financieel precaire situatie bevinden. Waar de gemiddelde woonquote in 2013 bij eigenaars met hypotheek 15,5 % bedroeg, was dit voor private huurders 33,8 % en bij sociale huurders 26,2 %. Deze cijfers kennen al jaren een stijgend verloop. De sociale huurmarkt telt momenteel 146.769 sociale huurwoningen. Veel te weinig, want eind 2011 waren er 91.926 unieke kandidaat-huurders ingeschreven op de wachtlijsten van de sociale huisvestingsmaatschappijen in Vlaanderen. De recente verhoging van de inkomensgrenzen, zonder een wezenlijke uitbreiding van het aanbod, zal meer dan waarschijnlijk een bijkomende aangroei van de wachtlijsten tot gevolg hebben. Eens sociale huurder is de relatie met de SHM cruciaal. Een groot deel van de sociale woningen is aan renovatie toe. Bewonersparticipatie is nodig, zeker wanneer ingrijpende renovaties leiden tot een (tijdelijke), verhuis, maar ook bij het algemeen beleid kan de stem van bewoners een meerwaarde betekenen. Naast de naakte huurkosten moet je ook nog eens de kosten voor energie en water in rekening brengen, die net op de secundaire huurmarkt het hoogst oplopen (vanwege onvoldoende of gebrekkige isolatie, geen energiezuinige (of verouderde) verwarmingsinstallatie,…). Energiearmoede is schrijnend in Vlaanderen: 32.659 elektriciteitsdossiers en 22.625 gasdossiers werden doorgestuurd naar de Lokale Adviescommissie (LAC). 1.695 gezinnen werden van gas afgesloten na de LAC-zitting en 1150 van elektriciteit. Bij de beslissingen tot afsluiting worden in 6 op 10 gevallen voorwaarden gekoppeld. Er zijn ook problemen die we niet in de cijfers kunnen lezen, bv. de zelfafsluiting (26% van de elektriciteitsbudgetmeters en 100% van de aardgasbudgetmeters is naakt. We weten niet hoeveel gezinnen er echt in een afgesloten woning wonen. Daarom zet Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie in op het recht op wonen. We zetten in op het realiseren van een extra aanbod aan betaalbare woningen, op bewonersparticipatie in de sociale huisvesting, op het energiezuiniger maken van private huurwoningen én op het recht op water en energie.
2.2. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN SD 2:
Het recht op wonen is gegarandeerd voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Dit betekent dat ze beschikken over een betaalbare en aangepaste woning van goede kwaliteit, met basisnutsvoorzieningen, in een behoorlijke woonomgeving en met woonzekerheid.
OD 2.1:
Er is een breder en meer divers aanbod van betaalbare woonvormen op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen.
OD 2.2:
De bestaande en nieuwe instrumenten en beleidsbeslissingen om te werken aan woonkwaliteit zijn afgestemd op de realiteit van de onderkant van de private woningmarkt.
OD 2.3:
Sociale huisvestingsmaatschappijen stemmen hun aanpak en plannen van kwaliteitsverbetering af op de noden en behoeften van hun (kandidaat)huurders.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
33|58
OD 2.4:
Private en publieke woonactoren werken drempels weg die maatschappelijk kwetsbare groepen ervaren in hun zoektocht naadrempels voro MKGr een geschikte woning en m.b.t. hun streven naar woonzekerheid.
OD 2.5:
De verscheidene beleidsniveaus nemen maatregelen die nutsvoorzieningen voor maatschappelijk kwetsbare groepen waarborgen.
OD 2.6:
De woonomgeving sluit aan bij de noden en behoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen.
2.3. STRATEGISCHE ACTIES (Voorziene) start
Voorziene einde
Draagt bij aan OD
OD
OD
OD
OD
OD
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
3.6
WO-SA 1: Energie en armoede
1/1/2001
31/12/2020
X
WO-SA 2: Energie en woonkwaliteit
1/1/2009
31/12/2020
WO-SA 3: Water en armoede
1/1/2014
31/12/2016
WO-SA 4: Bewonersparticipatie Hemiksem
1/1/2015
31/12/2017
X
X
WO-SA 5: Bewonersparticipatie bij de Geelse Huisvesting
1/1/2015
31/12/2017
X
X
WO-SA 6: Bewonersparticipatie Schorvoort Sector-strategische actie
1/1/2015
31/12/2020
X
WO-SA 7: Woonstage – Woonatelier in Mechelen
1/1/2015
31/12/2020
X
WO-SA 8: Energie en woonkwaliteit op het platteland
1/1/2017
31/12/2020
WO-SA 9: Wonen op maat (Mechelen) Sector-strategische actie
1/1/2016
31/12/2020
X
X X
X
X X
X
X
WO-SA 1: Energie en Armoede – Vlaanderen – 2001-2020 Maatschappelijke context Energiearmoede is een toenemend probleem. Steeds meer gezinnen kunnen de energiefacturen nog nauwelijks betalen. Volgens het onderzoek naar het gezinsbudget door FOD Economie bedraagt het deel van het budget voor energie-uitgaven gemiddeld 5,6%. Om financiële redenen kan vandaag de dag 7,09% van de Belgen zich onvoldoende verwarmen. Het betekent dat zowat een op de zeven huishoudens hebben af te rekenen met energiearmoede. In 2010 bedroeg dit cijfer nog 5,56 %. Bovendien zijn energieschulden één van de vaakst
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
34|58
voorkomende soorten schulden in 2011, met name 49,32 % ten opzichte van 57,08 % in 2009. Dit blijkt uit de registratie van het Vlaams Centrum Schuldenlast – 2011. Heel wat maatschappelijk kwetsbare gezinnen wonen bovendien in energieverslindende huizen. Het gevolg is dat de energiekosten soms onverwacht hoog oplopen. Dit werkt energieonzekerheid en vervolgens energiearmoede in de hand. Korte beschrijving van de SA Het Vlaamse project Energie en Armoede volgt het sociaal beleid inzake energie nauwgezet op en streeft naar een recht op energie. Alhoewel de sociale maatregelen in Vlaanderen – in vergelijking met andere Europese landen – goed zijn uitgebouwd, bieden ze immers onvoldoende waarborgen om energiearmoede daadwerkelijk tegen te gaan en dat recht op energie voor iedereen te garanderen. Een aantal sociale maatregelen (bv. schuldafbouw in de budgetmeter, minimale levering bij de aardgasbudgetmeter) gaat zijn doel compleet voorbij en ontzegt mensen in armoede het recht op energie. Het Vlaamse project Energie en Armoede vertrekt vanuit de ervaring van mensen in armoede. Van daaruit worden beleidsadviezen geformuleerd o.a. inzake de werking van de lokale Adviescommissie, oplaadmogelijkheden, collectieve verwarmingssystemen, verlenging winterperiode … Ook wil het project de werking van netbeheerders en leveranciers opvolgen, bv. inzake dienstverlening en de implementatie van de slimme meters, waarborgsystemen en agressieve verkoop aan huis. Samenwerkingspartners Steunpunt Armoedebestrijding, Netwerk tegen Armoede, Welzijnszorg en Welzijnsschakels, CAW’s en OCMW’s, Infor Gaz-Elec, Gezinsbond, Campina Energie, netbeheerders, VREG, VEA, ACW, ABVV, BBL, Vlaamse ombudsdienst Energie, universiteiten …
WO-SA 2: Energie en Woonkwaliteit – Vlaanderen – 2009-2020 Maatschappelijke context Energiearmoede is een toenemend probleem. Steeds meer gezinnen kunnen de energiefacturen nog nauwelijks betalen. Heel wat maatschappelijk kwetsbare gezinnen wonen bovendien in energieverslindende huizen. Vooral op de private huurmarkt zijn de problemen prangend: daar concentreren de betaalbaarheids- en kwaliteitsproblemen zich. Maar net daar verloopt het realiseren van energiebesparende investeringen erg moeizaam. Dit werkt energieonzekerheid en vervolgens energiearmoede in de hand. Verschillende overheden nemen tal van maatregelen en voorzien premies. Het is echter een hele uitdaging om deze werkelijk ten goede te laten komen van wie ze het meest nodig heeft. Op dit probleem wil het project Energie en Woonkwaliteit inspelen. Korte beschrijving van de SA Het Vlaams project Energie en Woonkwaliteit wil de kansen van mensen in armoede op energiezuinig wonen vergroten door te werken aan kwaliteitsverbetering van de woningen, aan gedragsverandering en aan een betere afstemming van de regelgeving op de leefsituatie van mensen in armoede. Met het project Energie en Woonkwaliteit informeren en begeleiden we mensen in armoede en zetten we verhuurders aan tot het verbeteren van de woningkwaliteit en energieprestatie van de huurwoning. De knelpunten en drempels die daarbij worden vastgesteld, krijgen samen met mensen in armoede een vertaling naar beleidsaanbevelingen. Bovendien experimenteren we met een project ‘Apparaat op maat’ dat via een aangepast financieringsmodel energiezuinige huishoudtoestellen voor kwetsbare gezinnen mogelijk moet maken.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
35|58
Samenwerkingspartners OCMW en gemeente Dessel, Retie, Mol, Hoogstraten, Turnhout, Beerse en Heist-op-den-Berg, Argus, Koning Boudewijnstichting, BBL, Komosie, Gezinsbond, partners van het Transitienetwerk Middenveld, Welzijnszorg en Welzijnsschakels, VEA, IOK, Vlaamse Woonraad, Verenigde Eigenaars … Samenwerkingspartners uit de sector
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen, Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad, Samenlevingsopbouw Oost-Vlaanderen, Samenlevingsopbouw Vlaanderen.
WO-SA 3: Water en Armoede – Vlaanderen – 2014-2016 Maatschappelijke context Wie te kampen krijgt met energiearmoede heeft ook vaak problemen met de toegang en toevoer van water. De cijfers tonen een schrijnende problematiek: in 2012 werden 5 074 huishoudelijke klanten afgesloten van het openbaar waterdistributienetwerk (cijfers VMM). In 2013 gaat het aantal LAC-dossier nog in stijgende lijn. De impact van waterarmoede op het functioneren van gezinnen is enorm en beïnvloedt alle andere levensdomeinen. Korte beschrijving van de SA Het project Water en Armoede zal de nieuwe maatregelen om waterarmoede te bestrijden toetsen op hun efficiëntie en effectiviteit. Daarbij vertrekken we vanuit de ervaring van kwetsbare gebruikers. De praktijk van de watermaatschappijen wordt in kaart gebracht om er goede praktijkvoorbeelden uit te distilleren. Ook wat de werking van de Lokale Adviescommissie betreft, ontwikkelen we een code goed praktijk door ons te baseren op praktijkwerk in 4 gemeenten in Vlaanderen. Tot slot formuleren we beleidsaanbevelingen. Samenwerkingspartners Netwerk tegen Armoede, Gezinsbond, Steunpunt Armoedebestrijding, Netwerk tegen Armoede, Gezinsbond, ACV, ABVV, Verenigingen waar armen het woord nemen en Welzijnsschakels …
WO-SA 4: Bewonersparticipatie Hemiksem – Hemiksem – 2015-2017 Maatschappelijke context In Hemiksem werken we in een grote wijk van 340 woningen, waaronder 180 sociale huurwoningen. De ideale woning plant ingrijpende renovaties in de wijk Nieuw Hemiksem (een tuinwijk uit de jaren ’30) waarbij het uitzicht van de wijk totaal zal veranderen. Een eerste verkenning in de wijk leert ons dat er ook iets moet gebeuren rond ‘samenleven’. Er is weinig contact tussen jong en oud, allochtoon en autochtoon. Deze woonwijk heeft in de rest van de gemeente een eerder negatief imago. Korte beschrijving van de SA Samenlevingsopbouw zet in op drie -onderling verbonden- sporen: bewonersparticipatie in de vernieuwing van de wijk, het oprichten van een buurthuis, en werken aan problemen die bewoners aanbrengen. Met het buurthuis willen we het samenleven in de buurt aangenamer maken. Het wordt een laagdrempelige ontmoetingsplaats waar mensen terechtkunnen met hun vragen en bezorgdheden over de (vernieuwing van de) wijk en van waaruit ze de plannen voor de wijk kunnen opvolgen.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
36|58
In een latere fase van het project kiezen we samen met de bewoners één maatschappelijk thema (bv. onderwijs, werk, wonen, gezondheid …) om in groep te analyseren en oplossingen te zoeken. Welk thema dit wordt, hangt ook af van de noden in de buurt. Samenwerkingspartners De Ideale Woning, de provincie Antwerpen, OCMW en gemeente Hemiksem …
WO-SA 5: Bewonersparticipatie bij de Geelse Huisvesting – Geel, Grobbendonk (Bouwel), Herentals, Hulshout, Kasterlee, Laakdal, Meerhout en Westerlo – 2015-2017 Maatschappelijke context De Geelse huisvesting heeft een lange traditie van bewonersparticipatie, tenminste wat betreft de drie grootste Geelse woonwijken. Uit het visitatierapport van de Geelse Huisvesting bleek duidelijk dat dit in bepaalde andere wijken minder het geval is. De maatschappij wil haar goede praktijk verbreden naar ander buurten. Daarbij willen ze zowel werk maken van buurtgerichte als van algemene participatie. Op die manier wil de SHM de band met de huurders versterken en de kwaliteit van de dienstverlening verbeteren. Korte beschrijving van de SA Bewonersparticipatie begint bij verbondenheid met bewoners. De opbouwwerker van Samenlevingsopbouw zal buurt per buurt verbinding maken met bewoners en horen wat er leeft. Er is oog voor samenlevingsproblemen en voor problemen in met de woning en de woonomgeving. Die knelpunten zal hij aanpakken samen met de bewoners en de SHM. Jaarlijks worden een viertal nieuwe buurten aangepakt. In 2016 organiseren we het eerste halfjaarlijkse bewonersforum: een wijkoverschrijdend bewonersforum dat twee keer per jaar samenkomt om allerlei topics te bespreken. Dit forum wordt later ingebed in de reguliere werking van de Geelse Huisvesting. Samenwerkingspartners Geelse Huisvesting, de provincie Antwerpen, CAW Kempen, OCMW’s en gemeenten waarin de betrokken buurten zich situeren, wijkwerking Geel …
WO-SA 6: Bewonersparticipatie Schorvoort – Turnhout – 2015-2020 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context Sociale Huisvestingsmaatschappij De Ark wil woningen voor gemeenschapswonen realiseren in Schorvoort in Turnhout. Het project richt zich in eerste instantie op ouderen die in te grote woningen leven. Door het creëren van een stimulerend aanbod voor de huidige bewoners komen deze woningen vrij voor grote gezinnen. Kandidaat-bewoners krijgen inspraak in de vormgeving van de woningen en bepalen mee wat collectief wordt en wat niet. Zo willen we met De Ark een juridisch kader realiseren voor gemeenschapswonen, ingeleid door een participatietraject bij maatschappelijk kwetsbare groepen, vanuit een SHM. Korte beschrijving van de SA Samenlevingsopbouw verzorgt er de bewonersparticipatie. Met ondersteuning van een opbouwwerker gaan bewoners in dialoog met architecten en De Ark om zo te komen tot een ontwerp dat rekening houdt met hun wensen en noden. Samen met bewoners tekenen we een visie uit voor gemeenschapswonen en in een latere
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
37|58
fase ook een concreet huishoudelijk reglement. We besteden extra aandacht aan de manier waarop zorg geïntegreerd wordt in het concept. Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt We bundelen de drempels m.b.t. wonen op maat die we in de verschillende lokale projecten ervaren en doen (beleids-)aanbevelingen om een kader te realiseren dat het creëren van een woonaanbod op maat stimuleert. Voor het realiseren van wonen op maat projecten is geld nodig. Soms is de financiering voorzien via partners (sociale huisvestingsmaatschappijen, lokale besturen …), soms moeten we in eigen financiering voorzien. We bekijken – in dit laatste geval – de mogelijkheden om de eigen financiering op sectoraal niveau te regelen en/of de nodige deskundigheid hierover te verwerven. We bundelen de ervaringen uit de lokale (gerealiseerde) projecten en verspreiden de knowhow die we hiermee opbouwden. Samenwerkingspartners Vlaams niveau: Vlaams CLT-platform, CAW/Steunpunt AWW, VVSG, Netwerk tegen armoede, Vlaamse overheid, Provincies, Universiteiten/hogescholen, Samenhuizen vzw, VMSW, VVH, Huurpunt, VHP … Lokaal niveau: De Ark, de provincie Antwerpen, OCMW Turnhout, vzw Samenhuizen …
WO-SA 7: Woonstage – Woonatelier – Mechelen – 2015-2017 Maatschappelijke context Sociale Huisvestingsmaatschappij Woonpunt werkt in Mechelen al een aantal jaren aan een grootschalige renovatie van haar patrimonium. Dat zorgt voor talrijke verhuisbewegingen en tijdelijke leegstand van woningen en appartementen. Samenlevingsopbouw werkt mee aan een tijdelijke bezetting van een aantal appartementen. CAW Boom-Mechelen-Lier neemt daarbij de leiding. Zij bieden deze appartementen aan onder de vorm van een Woonstage, aan kwetsbare personen met een gebrek aan wooncultuur. Complementair aan de Woonstage, biedt Samenlevingsopbouw het Woonatelier aan. Korte beschrijving van de SA Het Woonatelier stelt het recht op wonen centraal. De deelnemers zijn woonstagiairs, aangevuld met andere mensen wiens woonrecht onder druk staat. Samen met hen onderzoeken we de drempels en hindernissen die zij ervaren bij het verwezenlijken van duurzame huisvesting in Mechelen. We denken na over alternatieve woonoplossingen en signaleren hindernissen én mogelijke oplossingen aan beleid en huisvestingsactoren. We verkennen of we hieraan een kleinschalig project kunnen koppelen dat het bestaande aanbod aan betaalbare, kwaliteitsvolle woningen op maat kan verruimen (WO-SA 9). Samenwerkingspartners CAW Boom-Mechelen-Lier, Sociaal Huis Mechelen, Woonpunt, SVK
WO-SA 8: Energie en Woonkwaliteit op het platteland – nog te bepalen – 2017-2020 Maatschappelijke context De drie Leadergebieden (Kempen Zuid, Kempen Oost en MarkAnte Kempen) worden gekenmerkt door een woningvoorraad die gemiddeld ouder, minder kwalitatief en minder goed uitgerust is. De kwaliteit van de woningen gaat vaak gepaard met de ouderdom van de woningen. Voor maatschappelijk kwetsbare doelgroepen
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
38|58
is energiebesparing echter een meer dringende kwestie dan de doorsnee Vlaming. Ze worden immers meerdere keren getroffen. Zij wonen vaak in energieverslindende (huur-)woningen van lage kwaliteit. Zij hebben geen geld voor energiezuinige toestellen, hebben onvoldoende financiële armslag om in te spelen op financiële stimuli en missen vaak de vaardigheden om hun rechten af te dwingen op de energiemarkt. Korte beschrijving van de SA Deze strategische actie heeft als finaliteit de energiefactuur van kwetsbare doelgroepen op het platteland te verlagen door de energetische kwaliteit van hun woning te verhogen. Dat gebeurt door een samenspel van initiatieven: (kwetsbare) burgers ondersteunen/begeleiden bij het (duurzaam) renoveren van hun woning, experimenteren met dienstverlening op maat en trajectbegeleiding door lokale actoren, experimenteren met duurzame renovaties via sociale tewerkstelling, het stimuleren van verhuurders om energiezuinige investeringen te doen … Samenwerkingspartners Lokale besturen, Komosie, energiesnoeiers, armenverenigingen, middenveldorganisaties …
WO-SA 9: Wonen op Maat – Mechelen (o.v.) – 2016-2020 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context De zoektocht naar een kwaliteitsvolle én betaalbare woning is voor maatschappelijk kwetsbare groepen geen eenvoudige opgave. Wegens een schrijnend tekort aan sociale huisvesting zijn deze mensen aangewezen op de secundaire private huurmarkt, of het grijze wooncircuit (campingwonen, woonwagenwonen, kamerwonen,…). We vinden echter ook kwetsbare groepen in het eigendomssegment (noodkoop, kwetsbare ouderen op het platteland). Ongeacht het woonstatuut worden deze groepen geconfronteerd met een gebrekkige woonkwaliteit, en een grote spanning tussen inkomen en woonkosten. Het realiseren van het recht op wonen voor maatschappelijk kwetsbare groepen vergt een combinatie van maatregelen aan de vraag- en aan de aanbodzijde. Aan de aanbodzijde betekent dit o.a. dat er werk gemaakt moet worden van de verdere ontwikkeling en bestendiging van innovatieve, kleinschalige en/of collectieve woonvormen, en dit op maat van specifieke doelgroepen. Naast een algemene verruiming van het aanbod is er immers ook nood aan woonvormen die inspelen op de specifieke woonbehoeften van ouderen, mensen met een zorgbehoefte, alleenstaanden, woonwagenbewoners … Korte beschrijving van de SA Via een kleinschalige project realiseren we voor maatschappelijke kwetsbare groepen een verruiming van het aanbod aan betaalbare, kwaliteitsvolle woningen op maat dat • Vertrekt vanuit de woonbehoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen • Voldoende woonzekerheid biedt • Een optimaal gebruik van ruimte en woningen realiseert • Gesitueerd wordt in een aangepaste woonomgeving
We verkennen of deze SA aansluiting kan vinden bij de Woonstage (2.3.7. WO-SA 7) Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt We bundelen de drempels m.b.t. wonen op maat die we in de verschillende lokale projecten ervaren en doen (beleids-)aanbevelingen om een kader te realiseren dat het creëren van een woonaanbod op maat stimuleert. Voor het realiseren van deze projecten is geld nodig. Soms is de financiering voorzien via partners (sociale huisvestingsmaatschappijen, lokale besturen …), soms moeten we in eigen financiering voorzien. We bekijken –
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
39|58
in dit laatste geval – de mogelijkheden om de eigen financiering op sectoraal niveau te regelen en/of de nodige deskundigheid hierover te verwerven. We bundelen de ervaringen uit de lokale (gerealiseerde) projecten en verspreiden de knowhow die we hiermee opbouwden. Samenwerkingspartners Vlaams niveau: Vlaams CLT-platform, CAW/Steunpunt AWW, VVSG, Netwerk tegen Armoede, Vlaamse overheid, Provincies, Universiteiten/hogescholen, Samenhuizen vzw, VMSW, VVH, Huurpunt, VHP … Lokaal: SHM, CAW, Sociaal huis/lokaal bestuur, Vereniging waar armen het woord nemen …
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
40|58
3. ARBEID 3.1. LINK MET DE OMGEVINGSANALYSE Werk is de kortste weg om uit de armoede te ontsnappen en eruit te blijven. Helaas is het voor maatschappelijk kwetsbare groepen ook een weg die zeer ontoegankelijk is. De arbeidsmarkt stelt steeds hogere eisen. Zij die niet mee zijn, hebben het steeds moeilijker om aan te sluiten. Het antwoord is een arbeidsmarktondersteuning of ‘activering’. We stellen vast dat het activeringsbeleid het laatste decennium verstrengt. Er is een verschuiving van een emanciperende naar een disciplinerende visie op arbeidsmarktactivering. Het contract-denken maakt opgang. Mensen moeten aan steeds meer voorwaarden voldoen om hun (grond)rechten te vrijwaren. Cliënten worden geholpen als ze bereid zijn mee te stappen in de opgelegde (beleids)keuzes/protocol. Mensen die zich niet aan de afspraken houden, kunnen worden geschorst van hun inkomen en vallen m.a.w. zonder inkomen. Waar eerst sprake was van inspanningsverbintenissen moeten we vaststellen dat er steeds meer wordt overgestapt naar resultaatsverbintenissen. Zo worden rechten steeds meer voorwaardelijk. Tegelijkertijd stellen we vast dat de arbeidsmarkt niet toegankelijk is voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie. Er is een missing link tussen maatschappelijk kwetsbare werkzoekenden en de arbeidsmarkt, omwille van: • te hoge eisen in de sociale economie; • te hoge eisen op de arbeidsmarkt, voor specifieke groep versterkt door discriminatie en racisme.
Daarom zetten we in op arbeid, met drie operationele doelstellingen:
3.2. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN SD 3:
Mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie worden op een kwaliteitsvolle manier begeleid in hun zoektocht naar werk en hebben toegang tot duurzaam en kwaliteitsvol werk, zodat hun recht op arbeid is gegarandeerd. Duurzaam werk8: • •
Een langdurige activiteit zowel op de reguliere arbeidsmarkt als in de sociale economie. Een belangrijke voorwaarde is dat deze tewerkstelling zowel een expressieve als instrumentele functie vervult.
» »
De expressieve component heeft betrekking op een subjectieve, positieve beleving. Wat betreft de instrumentele component moet een duurzame tewerkstelling voorzien in een voldoende inkomen voor het garanderen van een menswaardig bestaan. Duurzaam werk impliceert ook dat er sociale zekerheidsrechten worden opgebouwd voor de werknemer.
» OD 3.1:
De federale, regionale en lokale overheden voeren een inclusief en emanciperend activeringsbeleid waarbij de ondersteuning van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie integraal en op maat is. •
8
Emanciperende activering9 stelt de behoefte aan re-integratie van de sociaal uitgeslotene centraal. Emanciperende activering wordt beschouwd als de realisatie van de sociale grondrechten van elk individu in de maatschappij. Maximale sociale ontplooiing is de centrale
Raeymaeckers P., Activering binnen de Belgische OCMW’s. Op zoek naar duurzame trajecten en goede praktijken. November 2009, blz. 17.
9
Struyven L., Sociale activering, tussen actief burgerschap en betaalde arbeid. Een verkennend onderzoek naar de praktijk van sociale activering in de Belgische OCMW’s.; POD Maatschappelijke integratie; 2011; blz. 8
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
41|58
•
•
doelstelling. De focus ligt dus niet enkel op arbeidsmarktgerichte activering, maar eveneens op sociale, culturele en politieke emancipatie. Men kan enkel plichten opleggen aan de burger, als de overheid daar ook mogelijkheden tegenover plaatst. De begeleiding is integraal, krachtgericht en participatief (i.p.v. disciplinerend en sanctionerend). Naast activering van de betrokkene wordt ook het algemeen ‘welzijn’ nagestreefd. Dit door op verschillende levensdomeinen (grondrechten) ondersteuning en begeleiding te bieden, met aandacht voor het ontwikkelen van het zelfvertrouwen en het stimuleren van een vertrouwensrelatie. De begeleiding is niet lineair maar dynamisch omdat tegenslagen moeten ingecalculeerd worden.
OD 3.2:
Er is meer duurzame en kwaliteitsvolle arbeid op de gesubsidiëerde arbeidsmarkt voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie.
OD 3.3:
De toegankelijkheid van de reguliere arbeidsmarkt is verhoogd voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie.
3.3. STRATEGISCHE ACTIES (Voorziene) start
Voorziene einde
Draagt bij aan
AR-SA 1: Arbeidskansen van EtnischCulturele minderheden – Kempen Sector-strategische actie
1/1/2010
31/12/2016
x
X
AR-SA 2: Arbeidskansen van EtnischCulturele minderheden – Mechelen Sector-strategische actie
1/1/2012
31/12/2018
X
X
AR-SA 3: Arbeidskansen van EtnischCulturele minderheden - Boom
1/1/2012
31/12/2018
OD3.1
OD3.2
OD3.3
X
AR-SA 1: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden - Kempen – 2010-2017 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context Het arrondissement Turnhout kent het laatste decennium een steeds sterkere instroom van etnisch-culturele minderheden (ECM). Zij lopen bovendien een hoger dan gemiddeld armoederisico. In 2010 kozen we ervoor om een project op te zetten om hun noden te expliciteren. Samenlevingsopbouw bouwde sindsdien aan de relatie met deze groep. Vanaf 2013 verzorgen we een ‘dienstverlenende permanentie’ voor deze groeiende groep. De deelnemers aan de groepswerking benoemden 'een inkomen uit arbeid' als meest essentiële hefboom tegen achterstelling en/of uitsluiting. Korte beschrijving van de SA Vanuit onze permanentie en ons breed netwerk werken we aan de verbetering van kansen van ECM op de arbeidsmarkt. We verenigen ECM in een belangengroep, waar ook vertegenwoordigers van samenwerkingspartners aan deel nemen. Deze belangengroep vormt de spil van onze werking in Turnhout. Van daaruit vertrekken drie initiatieven:
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
42|58
• We werken aan het verhogen van gemeentelijke tewerkstellingskansen voor ECM. • We organiseren een jobbeurs die de nadruk legt op competenties en vaardigheden. • We wegen op het beleid van VDAB Turnhout.
Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt: Met de verschillende SA’s die bijdragen tot deze sectorale SA’s maken we een dossier op rond drempels die maatschappelijk kwetsbare groepen ondervinden m.b.t. de toegang tot de arbeidsmarkt en de effecten van een disciplinerend activeringsverhaal. We toetsen deze vaststellingen bij nieuwe groepen. Samen met de doelgroep werken we verbetervoorstellen uit. In 2018 organiseren we een “werklozenparlement” met alle groepen op Vlaams niveau, op basis van actuele thema’s. Om te werken aan een ruimer draagvlak voor een emanciperend activeringsbeleid, organiseren we een breed solidariteitsnetwerk van academici, VVSG, OCMW, middenveld (beweging.net, Netwerk tegen Armoede...), vakbonden, mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie, actiegroepen, Ethische werkgevers … Samenwerkingspartners Lokaal niveau: Dienst Gelijke Kansen van de stad Turnhout, Jeugdwelzijn, Straathoekwerk, VDAB Turnhout, vzw WEB, 'T ANtWOORD, zelforganisaties Ittihad en Afco, Prisma, House of Colours, CAW Kempen, Centrum voor Basiseducatie … Vlaams niveau: Netwerk tegen Armoede, Hand in Hand, Minderhedenforum, VVSG, OCMW, beweging.net, vakbonden, mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie, actiegroepen, Ethische werkgevers …
AR-SA 2: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Mechelen – 2012-2018 – Sectorale Strategische Actie Maatschappelijke context De stad Mechelen is de grootste stad uit het werkingsgebied van Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie en de stad scoort bovendien erg hoog op tal van achterstellingsindicatoren (kinderen in kansarme gezinnen, aandeel jonge leefloontrekkers, lage inkomens, schoolse vertraging, …). Tal van onderzoeken wijzen uit dat het armoederisico bij mensen van allochtone afkomst veel groter is dan bij autochtonen. Uit een bevraging bij de doelgroep bleek werken aan arbeidskansen een prioriteit te zijn. Samen met hen benoemen we structurele drempels op de arbeidsmarkt. We willen wegen op het beleid van organisaties en overheden die een impact hebben op arbeidssituatie van ECM zoals VDAB, de interimsector … Korte beschrijving van de SA Dit project focust op het werken aan arbeidskansen voor ECM in Mechelen. Via onze werking houden we vinger aan de pols bij onze doelgroep: op welke drempels stoten zij in hun zoektocht naar werk? Drie prioritaire werksporen worden uitgewerkt: • In het eerste spoor dat we al in 2015 uitwerkten, focussen we op de dienstverlening van de VDAB. Het
alternatief dat we ontwikkelden vindt ingang bij VDAB Mechelen. We bewaken de kwaliteit, schrijven de methodiek uit en zorgen voor de verspreiding. • Een tweede spoor waar we aan werken zijn drempels/problemen die ECM ervaren bij het werken via interimkantoren. • Het derde spoor focust op ervaringen m.b.t. discriminatie: wat doet dit met een persoon en hoe kunnen we hier structureel aan werken?
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
43|58
Korte beschrijving van de sectorale SA waartoe deze SA bijdraagt Met de verschillende SA’s die bijdragen tot deze sectorale SA’s maken we een dossier op rond drempels die maatschappelijk kwetsbare groepen ondervinden m.b.t. de toegang tot de arbeidsmarkt en de effecten van een disciplinerend activeringsverhaal. We toetsen deze vaststellingen bij nieuwe groepen. Samen met de doelgroep werken we verbetervoorstellen uit. In 2018 organiseren we een “werklozenparlement” met alle groepen op Vlaams niveau, op basis van actuele thema’s. Om te werken aan een ruimer draagvlak voor een emanciperend activeringsbeleid, organiseren we een breed solidariteitsnetwerk van academici, VVSG, OCMW, middenveld (beweging.net, Netwerk tegen Armoede...), vakbonden, mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie, actiegroepen, Ethische werkgevers, … Samenwerkingspartners Lokaal niveau: ROJM, Steunpunt Asiel & Migratie vzw Mechelen, VDAB Mechelen, lokale zelforganisaties zoals VEM en Thawmat vzw, De Keeting … Bovenlokaal niveau: Netwerk tegen Armoede, Hand in Hand, Minderhedenforum, VVSG, OCMW, beweging.net, vakbonden, mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie, actiegroepen, Ethische werkgevers …
AR-SA 3: Arbeidskansen van Etnisch-Culturele minderheden – Boom – 2012-2018 Maatschappelijke context De Rupelstreek staat bekend als een gebied met een sterke concentratie van kansarmoede. Boom scoort hoog op tal van achterstellingsindicatoren. Het aantal mensen dat met een laag inkomen moet zien rond te komen is hoog in Boom (16,3 %), waarmee het boven het Vlaams gemiddelde scoort. Zo scoort Boom hoog qua kinderarmoede (16,85%), en neemt hiermee een derde plaats in na Antwerpen stad en Mechelen. Maar ook het aantal niet-werkende werkzoekenden in Boom (van 18- tot 64-jarigen) bedraagt 7,38%, waarmee ze in de provincie opnieuw een derde plaats innemen. Deze keer na Antwerpen stad (10,18%) en Turnhout (7,68%). Boom telt bovendien ook 23,57% inwoners van vreemde herkomst. Uit een bevraging bij de doelgroep, ECM, bleek werken aan arbeidskansen een prioriteit te zijn. Arbeid is een belangrijke hefboom voor maatschappelijke integratie en armoedebestrijding. Korte beschrijving van de SA Vanuit het Huis van de Dialoog in Boom bereiken we een diverse groep ECM. Vanuit een doelgroepvergadering werd het thema arbeid naar voor geschoven als prioriteit. We zetten een dienstverlenende permanentie op: we bereiken ECM die op zoek zijn naar een job en werken met hen aan vaardigheden en attitudes om te solliciteren en te werken. Tijdens groepsvergaderingen formuleren we drempels die ECM ervaren bij het zoeken van een job. Anderzijds focussen we op de reguliere arbeidsmarkt. Samen met bedrijven benoemen we drempels die zij ervaren om maatschappelijk kwetsbare groepen, specifiek ECM, aan te werven. Zo willen we werken aan een betere toegankelijkheid van jobs voor ECM in de Rupelstreek. Samenwerkingspartners: Welzijnsschakel Boom, Straathoekwerk, vzw Booms Welkom, zelforganisaties zoals ABC Rupelstreek en vzw Nour, Orbit, Oxfam Wereldwinkel Boom, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, VDAB Boom, Prisma.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
44|58
4. ONDERWIJS 4.1. LINK MET DE OMGEVINGSANALYSE Tijdens het bestuderen van verschillende – vaak gerelateerde – indicatoren (OKI, zwakke schoolloopbaan, werkzoekende jongvolwassenen met lage scholing en verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering) voor de provincie Antwerpen komen steeds dezelfde gemeenten als problematisch naar voren: Mechelen, Boom, Turnhout, Willebroek, Niel en Hemiksem. Samenlevingsopbouw benadert onderwijs als een hefboom voor maatschappelijke participatie en zelfontplooiing, toegang tot gezondheid, arbeid en huisvesting. Het centrale speelveld is daarbij de interactie en samenwerking tussen ouders, school en ondersteunende lokale gemeenschap. Dat zijn meteen ook de niveaus waarop volgens ons gewerkt moet worden: 1. 2. 3.
Lokale gemeenschap. De school is niet in staat adequaat om te gaan met de complexiteit van gelijke onderwijskansen, externe partners kunnen bijdragen. Op schoolniveau: zorgen voor inclusief en sociaal gecorrigeerd beleid en klaspraktijk (interactie met ouders/leerlingen) Ouders en leerlingen: informeren, versterken, empoweren (ondersteunende ‘ouderrol’ kunnen spelen thuis en op school)
Uit de omgevingsanalyse volgt dat we voor onszelf verschillende rollen weggelegd zien m.b.t. het grondrecht onderwijs. • Netwerken uitbouwen (ondersteunend weefsel ontwikkelen rondom de scholen (complexiteit)) • Bruggen bouwen tussen ouders en school (doelgroepsignalen, belangen verdedigen) • Veranderingsprocessen ondersteunen (beleidsbeïnvloeding) • Innoveren (praktijkontwikkeling)
We starten met een project in Mechelen, een stad met verontrustende cijfers. De samenhang tussen verhoogde tegemoetkoming en zwakke schoolloopbaan is bijvoorbeeld erg sterk. Dat toont de reproductie van kansarmoede, desondanks onderwijs, aan. Zwakke schoolloopbanen houden verband met zwakke inkomensposities en leiden op hun beurt vaak tot zwakke socio-economische situaties in de toekomst. Onderwijs biedt hier onvoldoende antwoord op en draagt zelfs bij. Bovendien neemt sinds kort geen enkele andere organisatie eerstelijns onderwijsopbouwwerk meer op. We kiezen voor een vroege ondersteuning van de betrokken kinderen en van hun ouders: hoe vroeger de interventie, hoe effectiever blijkt uit onderzoek. We gebruiken een proactieve benadering van het welzijn van kinderen en ouders, een combinatie van preventie en promotie. We nemen een brugfunctie tussen school en gezin op. We zetten in op de ontwikkeling van een positieve band tussen de ouders en de school en een intensere samenwerking tussen beiden, zodat de kloof tussen de twee milieus verkleind wordt. We kiezen ervoor kinderen met laagopgeleide ouders langdurig te volgen en om hun ontwikkeling te stimuleren (beroepsstatus blijkt een belangrijkere voorspeller van kleuterparticipatie dan nationaliteit). We voorzien groepsgerichte activiteiten zodat er voor de gezinnen een sociaal en solidair netwerk kan ontstaan met maximale aandacht voor ontmoeting, ervaringsleren en ervaringsuitwisseling.
4.2. OPERATIONELE DOELSTELLINGEN SD 4:
Onderwijs zorgt er voor dat leerlingen gekwalificeerd uitstromen en zich maximaal kunnen ontplooien zodat hun recht op een menswaardig leven gegarandeerd is.
OD 4.1:
Maatschappelijk kwetsbare ouders zijn versterkt bij het realiseren van een stimulerende thuiscontext en in hun ondersteunende rol in aanloop naar en tijdens de schoolloopbaan van hun kind.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
45|58
OD 4.2:
Scholen realiseren een schoolbeleid dat en een klaspraktijk die inclusief, participatief en sociaal gecorrigeerd zijn zodat gelijke onderwijskansen zowel bij in- als uitstroom van leerlingen verhoogd zijn.
OD 4.3:
Er zijn partnerschappen tussen scholen, welzijnsorganisaties en aanbieders van dienst- en hulpverlening die de gelijke onderwijskansen voor maatschappelijk kwetsbare leerlingen verhogen.
OD 4.4:
Lokale netwerken van lokale besturen, welzijns- en sociaal-culturele organisaties, vrijwilligers … realiseren informele stimulerende leeromgevingen voor maatschappelijk kwetsbare kinderen.
4.3. STRATEGISCHE ACTIES
OND-SA 1: Schoolstart
(Voorziene) start
Voorziene einde
Draagt bij aan OD4.1
OD4.2
OD4.3
OD4.4
1/9/2014
31/12/2020
x
x
x
x
OND-SA 1: Schoolstart in Mechelen Maatschappelijke context: Mechelen is een stad met een grote onderwijsproblematiek, cfr. de onderwijskansarmoedeindicator, cijfers m.b.t. schoolse vertraging en GOK-indicatoren. De OKI voor 2011 bedraagt voor het basisonderwijs Mechelen 1.56. Dat ligt ruim boven het Vlaams gemiddelde van 0.77. De schoolse vertraging in Mechelen is opmerkelijk hoger dan het Vlaamse gemiddelde, zelfs op het niveau van de lagere school. Tegen het einde van de lagere school hebben 14,7% Vlaamse kinderen een jaar schoolse achterstand. In Mechelen is dit aandeel met 23,8% opmerkelijk groter. De kwantiteit van de kleuterparticipatie is er de voorbije jaren zeker toegenomen. Toch zegt dat niets over de kwaliteit en bovendien zijn net de meest kwetsbare groepen de grootste afwezigen. Korte beschrijving van de SA We ontwikkelen in Mechelen zorgnetwerken ter ondersteuning van kwetsbare gezinnen met jonge, nog nietschoolgaande kinderen bij de instap in de kleuterschool. Vrijwilligers voeren huisbezoeken uit en zorgen voor informatieverstrekking, toeleiding naar bestaande voorzieningen of kleinschalige versterkende ondersteuning van kinderen en ouders, individueel en in groep. We zetten hiermee proactief in op het verbeteren van onderwijskansen via een positieve en sterke schoolstart. Een thema als instappen in de kleuterschool zorgt voor een generaliserende, niet-stigmatiserende insteek. Het is immers iets waar alle ouders zich vragen rond stellen, niet enkel kwetsbare ouders. We creëren dan ook een kwaliteitsvol aanbod dat voor iedereen beschikbaar is, maar waarbij meer ondersteuning geboden wordt aan kinderen en gezinnen met de meeste noden. Door het werk te concentreren binnen aandachtsbuurten verhogen we evenwel de kans om zeker kwetsbare ouders te bereiken. We zetten in op: 1. 2. 3. 4.
Zorgnetwerken kleuterparticipatie op poten zetten in aandachtsgebieden Mechelen Brugfiguur vormen: leerkrachten en zorgcoördinatoren aanzetten tot de gepaste ondersteuning van kwetsbare gezinnen Leerkrachten in opleiding vormen Ouders inspraak geven in en laten meewerken aan het vorm geven van gelijke onderwijskansen
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
46|58
We ontwikkelen vanuit 1 pilootproject een model. Gaandeweg zetten we op basis daarvan meer zorgnetwerken op in verschillende aandachtsbuurten. We bekijken in hoeverre we het model ook elders in de provincie Antwerpen kunnen uitrollen. Samenwerkingspartners: partners Huis van het Kind (Kind & Gezin, de Nieuwe Weg, Opvoedingswinkel en Steun op Maat, Sociaal Huis), Dienst onderwijsondersteuning, LOP, Mechelse basisscholen, J@M vzw, gebiedsregisseurs en buurtwerkers, Thomas More.
5. INTERNE STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN 5.1. KADER De randvoorwaarden die we moeten realiseren voor het ontwikkelen van een organisatie en kwaliteitsbeleid zullen deels in de organisatie gebeuren, deels in de sector (in functie van kennisdeling, afstemming, versterking).Hiertoe zal het instituut deelnemen aan sectoroverleg ter zake. De grote noemer waaronder we het interne doelstellingenkader uitwerken is het organisatie- en kwaliteitsbeleid.
5.2. STRATEGISCHE EN OPERATIONELE DOELSTELLINGEN, STRATEGISCHE ACTIES SD 5:
Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie beschikt over een organisatie- en kwaliteitsbeleid zodat de maatschappelijke opdracht kwalitatief en doelgericht gerealiseerd wordt.
OD 5.1: Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie garandeert de kwaliteit van de kernprocessen met de doelgroep. Strategische acties: • • •
SA – Implementeren van het kwaliteitsbeleid SA – Uitvoeren van zelfevaluatie SA – Kwaliteitsplanning op basis van zelfevaluatie
OD 5.2: Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie realiseert de organisatievoorwaarden voor het bewerkstelligen van een vergroot draagvlak voor Samenlevingsopbouw en een grotere impact op het beleid en de samenleving. Strategische acties: • • •
SA – sector: Communicatie (huisstijl, gemeenschappelijk communicatiebeleid, gemeenschappelijke inzet op communicatie, campagne- en persbeleid …) SA – sector: Sectorinterne samenwerking (Verbeteren van de sectorinterne samenwerking: voorwaarden creëren … ) SA: Communicatie (gebruik organisatie-specifieke media, betrekken stakeholders …)
OD 5.3: PERSONEELSBELEID: Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie beschikt over een personeelsbeleid zodat medewerkers in staat zijn om excellente praktijken van Samenlevingsopbouw te realiseren. Strategische acties: • • •
SA – Sector: Leerbeleid voor alle medewerkers (vrijwilligers en professionals) SA – aanwervings- en inwerkingsbeleid SA – Ondersteuning van medewerkers
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
47|58
OD 5.4: DIVERSITEIT: Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie beschikt over een diversiteitsbeleid dat geïmplementeerd is in alle domeinen van de werking. Strategische acties: • •
SA – sector: Diversiteitsbeleid, Diversiteitsbeleid te ontwikkelen op sectorniveau, SA: implementatie diversiteitsbeleid door de instituten.
OD 5.5: Samenlevingsopbouw Antwerpen provincie voert – in het kader van deugdelijk bestuur – een kwaliteitsvol en transparant beleid. Strategische acties: • •
SA: kwaliteitsvol en transparant beleid SA: Realiseren van een draagvlak voor Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie via Algemene vergadering en Raad van Bestuur.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
48|58
BIJDRAGE AAN DE PRIORITEITEN UIT DE BELEIDSNOTA Met dit meerjarenplan leveren we een bijdrage aan de diverse prioriteiten zoals geformuleerd in de brief van de Secretaris-generaal van het departement welzijn, volksgezondheid en gezin dd. 18 februari 2015. De vijf inhoudelijke krachtlijnen en twee methodisch-organisatorische richtlijnen die uit de beleidsnota 2014 welzijn, volksgezondheid en gezin gelicht werden, zijn terug te vinden in dit meerjarenplan:
DE ONTWIKKELING VAN GEZONDHEIDSVAARDIGHEDEN Het thema gezondheid is niet expliciet opgenomen als strategische doelstelling. We kunnen hier enkel op inzetten bij een uitbreiding van middelen. Dan kunnen we ten volle inspelen op diverse gezondheidsbevorderende projecten in het kader van ‘bewegen op voorschrift’, ter realisatie van artikel 107 … Dit betekent alleszins niet dat we – geïntegreerd in onze basiswerkingen – niet actief werken aan het ontwikkelen van gezondheidsvaardigheden. Met diverse strategische acties zetten we hierop in: • Gedurende de meerjarenperiode 2009-2015 lanceerden we vanuit Samenlevingsopbouw twee
Wijkgezondheidscentra (In Lier en in Willebroek). Wijkgezondheidscentra bieden – vooral voor maatschappelijk kwetsbare groepen – een belangrijk alternatief voor de prestatiegerichte eerstelijnsgezondheidszorg. We zullen – in het kader van nazorg – betrokken blijven bij beide centra. Daarnaast zullen we onze opgebouwde expertise delen om de opstart van een Wijkgezondheidscentrum in Turnhout (en mogelijk nog elders in de provincie) te ondersteunen. • Vanuit de basiswerkingen in Hemiksem, Lier en Boom zullen we via het opzetten van vormingsinitiatieven oog hebben voor het ontwikkelen van gezondheidsvaardigheden bij de mensen in armoede die we bereiken. We hebben aandacht voor gezonde voeding, voor voldoende beweging, voor de rol van de eerstelijns gezondheids- en dienstverlening … Hierbij hebben we ook oog voor geestelijke gezondheid. In de Rupelstreek zullen we – vanuit Booms Welkom – werken aan onderbescherming. Vanuit dit project komen we op voor een correcte toepassing van de regelgeving rond dringende medische hulp voor mensen zonder wettig verblijf. • Daarnaast zullen we de komende jaren eveneens actief inzetten op het verbeteren van onder andere de gezondheidsproblemen van kwetsbare groepen op het platteland. We zoeken hiervoor aanvullende subsidiëring. We zullen dit doen door ondersteuning en begeleiding van lokale besturen in de ontwikkeling van lokale zorgnetwerken. Hier is de belangrijkste doelstelling het verbeteren van de toegankelijkheid van sociale voorzieningen of het organiseren van een aanvullend (innovatief) aanbod op de reguliere dienstverlening. • Tenslotte gaan we als sector ook een principiële samenwerkingsovereenkomst aan met VIGeZ (Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie).
DE STRIJD TEGEN ONDERBESCHERMING, ONDER MEER VIA DE METHODIEK VAN LOKAAL PROACTIEF HANDELEN Hierop zullen we – in het komende meerjarenplan – heel expliciet inzetten vanuit onze thematische werking rond ‘maatschappelijke dienstverlening’. De drie projecten onder het thema maatschappelijke dienstverlening (in Lier, Boom en met betrekking tot plattelandsarmoede) zullen elk inzetten op onderbescherming. De acties in het kader van het verbeteren van de kwaliteit van het dienstverleningsaanbod om onderbescherming tegen te gaan, zullen op verschillende manieren vorm krijgen: geïntegreerde basisvoorzieningen ondersteunen, outreachend handelen, kwaliteitsverbetering stimuleren en ondersteunen, structureel participatief beleid uitbouwen, … In Lier
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
49|58
en op het platteland zullen we hierbij gebruik maken van de methodiek die Samenlevingsopbouw ontwikkelde m.b.t. het lokaal proactief kader.
WE WILLEN OOK EEN BREDE TOEGANKELIJKHEID REALISEREN VOOR DE MINST INGRIJPENDE ZORG We willen ook een brede toegankelijkheid realiseren voor de minst ingrijpende zorg. We streven daarbij naar maximale afstemming tussen het aanbod van de diensten maatschappelijk werk in het kader van de ziekenfondsen, OCMW’s, de CAW’s, de eerstelijns juridische bijstand en Samenlevingsopbouw. We werken hiertoe naar een flexibel kader met gezamenlijke afspraken waarbij lokaal functioneel wordt samengewerkt in het aanbieden van geïntegreerd, toegankelijk en herkenbaar onthaal met de mogelijkheden tot gerichte doorverwijzing en ondersteuning indien nodig. Het structureel overleg tussen welzijnsactoren in de provincie Antwerpen is groeiende. Er is een systematisch overleg tussen Samenlevingsopbouw enerzijds en CAW Mechelen-Lier-Boom en CAW Kempen anderzijds. Een efficiënte doorverwijzing, samenwerking m.b.t. de signaalfunctie en samenwerking in concrete projecten komt daar aan bod. Op medewerkerniveau organiseren we – vanaf 2015 – per regio netwerkmomenten (eveneens in samenwerking met het CGG). De regio Lier is eerst aan de beurt. Via een methodiek worden samenwerkings- en doorverwijsmogelijkheden heel concreet gemaakt. Bedoeling is om hiermee een gerichte doorverwijzing te faciliteren. We onderhouden nauwe contacten met CGG DE Pont. Er is intense samenwerking in het kader van het oprichten van wijkgezondheidscentra te Lier en Willebroek. Verdere samenwerking – onder andere in het kader van artikel 107 – wordt verkend.
HET ONDERSTEUNEN VAN LOKALE BESTUREN VOOR HET VOEREN VAN EEN LOKAAL SOCIAAL BELEID Het ondersteunen van lokale besturen voor het voeren van een lokaal sociaal beleid, onder meer via het promoten van het werken met buurtgerichte netwerken via vrijwilligers die cliënten helpen om toegang te krijgen tot de (sociale) dienstverlening, om hun sociaal netwerk te onderhouden of te herstellen. Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie werkt in tal van gemeenten/steden in het werkingsgebied nauw samen met lokale besturen: • Binnen de projecten ‘maatschappelijke dienstverlening’ staat het lokaal sociaal beleid op de agenda. We
• •
•
•
werken rond de toepassing van dringende medische hulp in Boom. In Lier hebben we een brede focus. Via een ‘rapport’ scoren we het lokale bestuur op tal van beleidsdomeinen die met lokaal sociaal beleid te maken hebben. Het zelfde geldt voor het toekomstige project rond plattelandsarmoede, waarbij naar alle waarschijnlijkheid met een ‘zorgnetwerk’ gewerkt zal worden. Daar waar we inzetten op ‘bewonersparticipatie in de sociale huisvesting’ zal steeds een bredere samenwerking met de OCMW ’s / lokale besturen opgezet worden. Vanuit het ‘project energie en woonkwaliteit’ is er samenwerking met vier lokale besturen om verhuurders te stimuleren tot het uitvoeren van energiebesparende investeringen in huurwoningen van kwetsbare huurders. Met het ‘project water en armoede’ werken we samen met vier OCMW ’s om op basis van gezamenlijke ervaringen advies te geven over de werking van het LAC-water. Samen met de VVSG inventariseren we de verschillende praktijken van de OCMW’s. De Sociaal openbare dienstverplichtingen (SODV’s) en meer specifiek de werking van het sociaal onderzoek in het kader van het LAC-energie vormt één van de thema’s waarvoor het ‘project energie en armoede’ met lokale besturen samen werkt.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
50|58
• Binnen het onderwijsproject ‘Schoolstart’ in Mechelen zetten we in op het installeren van een buurtgericht
netwerk. We willen kwetsbare ouders ondersteunen om hun kinderen een sterke start te geven in het kleuteronderwijs.
HET BEVORDEREN VAN DE TOEGANKELIJKHEID VAN KWETSBARE DOELGROEPEN VOOR DE PRIVATE EN SOCIALE HUURMARKT Vanuit het thema wonen zetten we op diverse manieren in op het bevorderen van de toegankelijkheid van kwetsbare doelgroepen op de private en sociale huurmarkt: We doen dit door te streven naar een aanbodverbreding. We ondersteunen goede praktijken van huisvestingsactoren (zoals de Ark in Turnhout) en verkennen de mogelijkheid om zelf een kleinschalige alternatieve woonvorm op maat voor een specifieke kwetsbare doelgroep te realiseren. Daarnaast nemen we initiatieven om de maatschappelijk kwetsbare groepen toegang te geven tot kwaliteitsvolle woningen. We doen dit enerzijds door bewonersparticipatie te organiseren in de sociale huisvesting (in Geel, Hemiksem en Turnhout), anderzijds door verhuurders te stimuleren tot energiebesparende en kwaliteit bevorderende investeringen (project energie en woonkwaliteit). Via de strategische actie Woonstage - Woonatelier bieden we (in samenwerking met het CAW) een tijdelijk woonaanbod voor een zeer kwetsbare groep. In de Woonstage – waarin het CAW het voortouw neemt en dat Samenlevingsopbouw ondersteunt – werken we aan hun vaardigheden om terug te keren naar de reguliere woonmarkt. Met het Woonatelier – waar de rollen omgekeerd zullen zijn – benoemen en signaleren we structurele drempels op de woonmarkt. We zoeken naar alternatieve woonkansen voor deze groep.
HET VERSTERKEN VAN DE SAMENWERKING TUSSEN SAMENLEVINGSOPBOUW, DE CAW’S EN DE VERENIGINGEN WAAR ARMEN HET WOORD NEMEN Het versterken van de samenwerking tussen Samenlevingsopbouw, de CAW’s en de Verenigingen waar armen het woord nemen rond concrete projecten, en dit in functie van het vergroten van de globale toegankelijkheid van hulpverlening voor mensen in armoede. CAW We onderhouden nauwe contracten met twee CAW’s uit de provincie. De contacten met CAW Metropool zijn gering (enkel in het kader van doorverwijzing uit Hemiksem). De contacten met CAW Mechelen-Lier-Boom zijn het meest uitgewerkt: • 2 x per jaar wisselen we stand van zaken en relevante veranderingen uit op directieniveau. Daarbij werden ook samenwerkingskansen gezocht en gezamenlijke signalen besproken. • Een directielid van het CAW maakt deel uit van de Raad van Bestuur van Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie. • Zowel de directeur van Samenlevingsopbouw als een directielid van het CAW nemen deel aan het GGalimero-overleg (eveneens i.s.m. het CGG). Bedoeling is om samen te bekijken hoe ieder zich verhoudt tot artikel 107, een verandering binnen de geestelijke gezondheidszorg, met sterke neveneffecten voor nuldeen eerstelijnswerkingen. Het kan ook gaan om het samen doordenken van de betekenis van en kanttekeningen bij de vermaatschappelijking van zorg. • Eén van onze opbouwwerkers maakt deel uit van het lerend netwerk Budget-in-zicht (BIZ), een werking van het CAW. Samen met andere welzijnspartners bekijken we hoe de financiële hulpverlening kan geoptimaliseerd worden. Het accent ligt voorlopig op het versterken van de relatie cliënt-hulpverlener en groepswerk met cliënten. De betrokken opbouwwerker trekt het project Ons Gedacht. Daar heeft men een themawerking rond inkomen uitgebouwd. Haar aanvullingen zijn voor BIZ dan ook zeer waardevol. Bovendien kunnen we als Samenlevingsopbouw ook m.b.t. groepswerk heel wat ervaring inbrengen. • In Mechelen werken we samen met het CAW een woonproject uit. We werken daarbij complementair: het CAW werkt aan problematische wooncultuur van het individu via een groepswerking. Samenlevingsopbouw
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
51|58
werkt aan structurele oorzaken van een geschonden recht op wonen. Via de stuurgroep van het CAWproject kan Samenlevingsopbouw (vanuit haar specifieke aanpak en ervaring) mee vorm geven aan de besluitvorming. We ondersteunen daarbij vooral het groepswerk en de beleidssignalisatie. We bewaken bovendien het krachtenperspectief. De samenwerking met CAW Kempen is beperkter: • 2 x per jaar wisselen we stand van zaken en relevante veranderingen uit op directieniveau. Daarbij werden
ook samenwerkingskansen gezocht en gezamenlijke signalen besproken. • Een themacoördinator van Samenlevingsopbouw neemt deel aan de werkgroep “Thematisch overleg-
Beleidsbeïnvloeding” van het CAW De Kempen. We bepalen rond welke signalen we gezamenlijke acties opzetten. Het mag duidelijk zijn dat we via al deze initiatieven elkaar beter willen leren kennen en op zoek willen gaan naar wederzijdse versterking. In de loop van het komende meerjarenplan zetten we dan ook de begonnen lijn verder, in de overtuiging en met het engagement dat daar concrete samenwerkingen in het veld uit zullen vloeien. Verenigingen waar armen het woord nemen In ons werkingsgebied zijn 10 verenigingen waar armen het woord nemen die het netwerk tegen armoede beschouwd als hun samenwerkingspartners: telkens één in Turnhout, Geel, Mol, Heist-op-den-Berg, Herentals, Brecht, Lier en Puurs. In Mechelen zijn er twee verenigingen. Met acht van de tien realiseren we een nauwe samenwerking: • Ons Gedacht (Lier) is een volwaardig onderdeel van Samenlevingsopbouw. • We nemen deel aan de raad van bestuur van De Fakkel (Herentals) en T’ANtWOORD (Turnhout). • Het project gekleurde armoede Mechelen opereert vanuit de De Keeting (Mechelen). • Het project gekleurde armoede Kempen werkt zeer nauw samen met T’ANtWOORD en wijst actief door naar hun ontmoetings- en eetmomenten. • Het project Schoolstart werkt samen en stemt af met Steun-op-maat, een project van De lage Drempel (Mechelen) • In het kader van Ieders Stem Telt werken we samen met Ons Gedacht, De Fakkel, De Kar (Brecht), T’ANtWOORD, Al-Arm (Geel), Ons Huis (Mol), De Keeting en De lage Drempel (Mechelen) • We werken samen met Den Draai (Heist op den Bergh) en De Kar binnen het project energie en woonkwaliteit.
EEN GLOBALE BUNDELING VAN DE KRACHTEN BINNEN DE SECTOR SAMENLEVINGSOPBOUW Een globale bundeling van de krachten binnen de sector Samenlevingsopbouw is, om redenen van doelmatigheid en doeltreffendheid, aan de orde. In dit kader dienen de initiatieven van de verschillende instituten beter op elkaar afgestemd te worden teneinde de kracht van de kenmerkende werkwijze van Samenlevingsopbouw te versterken. Op die manier moet hun participatieve werking een groter preventief en versterkend effect ressorteren. Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie is ervan overtuigd dat een krachtenbundeling op sectorniveau een meerwaarde is. De samenwerking in de sector is duidelijk voelbaar in dit meerjarenplan met een gezamenlijke missie, een gezamenlijk referentiekader, gezamenlijke opdrachten, een gezamenlijke omgevingsanalyse, een gezamenlijk doelstellingenkader en verschillende sectorale strategische acties. Met het ondertekenen van het document “samen voor een sterkere sector” verklaarden we ons – net als alle ander instituten – begin 2014 al bereid om mee in te zetten voor het: • versterken van de interne inhoudelijke samenwerking; • intelligenter inzetten van mensen en middelen van de sector; • inzetten van de samenwerking met derden op slimme allianties; • meer organiseren van tegenspraak vanuit de sector; • sterker maken van ons autonoom en duurzaam handelen.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
52|58
We nemen deel aan diverse sectoraal uitgevoerde strategische acties, meer bepaald het project wonen op maat, het sectortraject rond arbeid en het werken aan onderbescherming vanuit basisvoorzieningen. Ook het energiethema pakken we sectoraal aan. Hier wil Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie het voortouw in blijven nemen. Tenslotte zetten we nog in op ieders Stem Telt. Daarnaast engageren we ons om te zoeken naar efficiëntiewinsten door sectorale schaalvergroting. Dit doen we zeker m.b.t. het kwaliteitshandboek, het VTO-beleid, het communicatiebeleid…
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
53|58
PERSONEELSINZET OMSCHRIJVING Rekening houdend met de actueel toegekende personeelsformatie en met inzet van quasi alle reserves (in de meerjarenbegroting is een opname voorzien die verder gaat dan de volledige Vlaamse reserves van Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie) plannen we onderstaande personeelsinzet. De niet-decretale middelen voor 2015 zijn met zekerheid verworven. Niet-decretale middelen vanaf 2016 zijn minder zeker. We namen ze op in deze tabel wanneer we een duidelijk omschreven project konden koppelen aan een welomschreven subsidiekanaal. Voor de jaren 2019 en 2020 voorzien we merkelijk minder niet-decretale subsidiëring. Zover plannen met niet-decretale middelen is te onzeker. Dit heeft vooral effect op het thema wonen. 2015
2016
2017
2018
2019
2020
decretaal
0,5
1,00
1
0,5
0
0
niet decretaal
2,4
2,50
2,5
3
3
3
decretaal
3,4
3,30
4,1
4,1
3,6
3,6
niet decretaal
4,1
3,90
2,4
1,1
1,1
1,1
decretaal
2,6
2,60
1,6
1,1
0
0
niet decretaal
0
0,00
1
1
0
0
decretaal
1
1,00
1,5
1,5
1,5
1,5
niet decretaal
0
0,50
0,5
0,5
0,5
0,5
decretaal
0,5
0,00
0
0,5
1
1
niet decretaal
0,4
0,00
0
0
0
0
decretaal
5,20
5,20
5,21
5,21
5,21
5,21
0
0
0
0
0
0
Maatschappelijke dienstverlening
Wonen
Arbeid
Onderwijs
gezondheid / gekleurde armoede
Omkadering niet decretaal
* Decretale middelen = decretale middelen + Sociale Maribel In deze cijfers is geen rekening gehouden met de inzet van het onderhoudspersoneel Dit geeft volgend beeld:
8 Maatschappelijke dienstverlening
7 6
Wonen
5 4
Arbeid
3 Onderwijs
2 1 0 2015
2016
2017
2018
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
2019
2020
gezondheid / gekleurde armoede
54|58
UITBREIDINGSVRAAG De decretale personeelsformatie is veel kleiner dan de uitdagingen die we voor onszelf in deze provincie zien. Vandaar ook de vraag naar een reële uitbreiding van het decretale personeelsvolume. Dit gaven we al expliciet aan in de inleiding. Het aantal opbouwwerkers per instituut is een historisch gegeven. Dat leidt er toe dat het aantal opbouwwerkers binnen Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie in verhouding met de andere instituten merkelijk kleiner is. De enveloppe voor de opbouwwerkinstituten (zonder Samenlevingsopbouw Vlaanderen) voorziet in subsidiëring voor 130,37 VTE medewerkers. Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie is samen met Samenlevingsopbouw Gent het minst bedeeld. Dit sluit niet aan bij de realiteit van ons werkingsgebied. Programmatienormen zouden de verdeling meer gebaseerd kunnen maken op de actuele realiteit. Er zijn verschillende berekeningen mogelijk: • Wanneer we kijken naar de totale bevolking dan is er gemiddeld één opbouwwerker voorzien per 58.030
inwoners. Aangezien de provincie Antwerpen zonder de stad 1292109 inwoners telt, betekent dit 22,27 VTE Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie, een stijging met bijna 12 VTE. • Als we er van uit gaan dat de problematiek in de grootsteden groter is (zo groot dat bewoners daar dubbel geteld worden), dan is er één opbouwwerker per 72729 niet grootstedelijke inwoner en één opbouwwerker per 36365 grootstedelijke inwoner. Dit betekent voor Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie 17,77 VTE, een stijging met ruim 7 VTE. • Wanneer we kansarmoede-indicator ‘recht op verhoogde tegemoetkoming’ gebruiken, dan zien we dat er één opbouwwerker is per 7475 personen met een verhoogde tegemoetkoming. (Voor Brussel zijn cijfers niet beschikbaar, we hielden Brussel dan ook uit deze analyses). Bij gelijke spreiding zou Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie over 18,89 VTE beschikken, een stijging met 8,5 VTE. Elk van de berekeningen toont aan dat Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie merkelijk ondergesubsidieerd is in vergelijking met de andere instituten. Wanneer er een uitbreiding komt van het aantal decretaal beschikbare middelen zullen die als volgt besteed 10 worden : Bij uitbreiding met 1 VTE: 1 VTE extra inzet op maatschappelijke dienstverlening (proactief kader en zorgnetwerken) Bij uitbreiding met 2 VTE: 1 ½ inzet op gezondheidspromotie + ½ VTE themacoördinator. Bij uitbreiding met meer VTE: de inzet zal gespreid worden over de bestaande thema’s om deze te verdiepen en te verbreden. Daarbij zal de inzet van 2 VTE op gezondheid gegarandeerd blijven.
10
Ook in de uitbreiding streven we naar 70% medewerkers die rechtstreeks werken met de doelgroep.
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
55|58
BIJLAGEN Te downloaden via: www.samenlevingsopbouw-ap.be/mjp
Deel 1: Planningsprocedure Bijlage 1: Planningsprocedure
Deel 2: Analyse Bijlage 2: Evaluatie van het strategisch plan 2009-2015 Bijlage 3: Algemene omgevingsanalyse (sector Samenlevingsopbouw ) Bijlage 4: SWOT-analyse op basis van de sectorale omgevingsanalyse (sector Samenlevingsopbouw) Bijlage 5: Kwantitatieve provinciale omgevingsanalyse. Bijlage 6: Kwalitatieve provinciale omgevingsanalyse – gesprekken met stakeholders. Bijlage 7: Sterkte - zwakteanalyse Sector Samenlevingsopbouw (n.a.v. het toekomsttraject) Bijlage 8: Sterkte – zwakteanalyse Samenlevingsopbouw Antwerpen Provincie Bijlage 9: Positioneringsnota sector Samenlevingsopbouw
Deel 3: Verslagen Bijlage 10: Verslag van de Algemene Vergadering van 21 maart 2015
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
56|58
Meerjarenplan 2016 – 2020 | 21/04/2015
57|58