2007-2013 NIEUWE PERSPECTIEVEN VOOR HET ANTWERPSE PLATTELAND
Tussen uitdaging en traditie
december 2005
Departement Economie, Plattelandsbeleid en Internationale Samenwerking
Beleidsnota platteland provincie Antwerpen
De deputatie van de provincie Antwerpen Voorzitter:
Camille Paulus, Gouverneur
Leden:
Ludo Helsen Jos Geuens Frank Geudens Martine De Graef Marc Wellens Corry Masson
Provinciegriffier:
Danny Toelen
D/2006/0180/31 2
Inhoudstafel
Algemene inleiding en situering
5
Missie en einddoel Beleidskader Maatschappelijk kader Ruimtelijk kader Sturende begrippen voor een kwaliteitsvol plattelandsbeleid Vertaling naar een provinciaal plattelandsbeleid
5 5 7 7 7 9
1
Het Antwerpse platteland: een beschrijving
11
1.1
Algemene plattelandssituatie 1.1.1 Oude beelden vervagen, nieuwe beelden komen op. Achterliggende processen 1.1.2 Aanzetten en voorzetten voor een Vlaams plattelandsbeleid 1.1.3 Toegenomen belangstelling voor het platteland
11 11 13 15
1.2
Europese plattelandsprogramma’s geven vorm aan provinciaal plattelandsbeleid 2000-2006 1.2.1 Inleiding 1.2.2 Provinciaal plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen (2000-2006) 1.2.3 Plattelandsactie Kempen+ (PAK+) (2000-2006)
16 16 16 18
1.3
Besluit: nood aan en doel van een beleidsnota platteland!
19
2
Kwaliteit van het Antwerpse platteland als gebruiksruimte bevorderen
21
2.0 2.1
Overkoepelende uitgangspunten Doelstellingen 2.1.1 Platteland als woon- en leefruimte 2.1.1.1 Zorgen voor een betere woonkwaliteit 2.1.1.2 Zorgen voor kwaliteitsvolle mobiliteit 2.1.1.3 Bestrijden van armoede 2.1.1.4 Zorgen voor algemene voorzieningen 2.1.1.5 Dorpskernvernieuwing
21 22 24 24 25 26 27 28
2.1.2 2.1.2.1 2.1.2.2 2.1.2.3
Platteland als werkruimte Ondernemen op het platteland Educatie op het platteland Differentiatie & Diversificatie
30 30 33 33
2.1.3 2.1.3.1 2.1.3.2
Platteland als collectieve ruimte Bevorderen van het natuurlijk milieu Verbeteren van natuurlijke en landschappelijke kwaliteit
36 36 37
2.1.4 2.1.4.1 2.1.4.2 2.1.4.3
Platteland als consumptieve ruimte Aandacht creëren voor cultuurhistorisch erfgoed Verhogen van toeristisch-recreatieve kwaliteit Aandacht voor ankerplaatsen
41 41 42 45
2.1.5 2.1.5.1 2.1.5.2
Identiteit en communicatie Aandacht hebben voor regionale identiteit Verbeteren van communicatie en imagovorming
46 46 48
2.2
Conclusie beleidsnota platteland
50
Bijlage 1: Begrippen en definities Bijlage 2: Lijst met afkortingen Bijlage 3: Literatuurlijst
51 55 57
3
Voorwoord
De tijden dat ‘plattelandsbeleid’ vanuit een strikt agrarisch oogpunt moest worden bekeken is al lang verdwenen. De land- en tuinbouw is uiteraard nog steeds sterk aanwezig maar is zeker niet meer de enige economische drager van het platteland. Een strikte landbouwbenadering van het platteland is dan ook ontoereikend. Er is duidelijk beweging merkbaar en op allerlei vlakken zijn er ingrijpende veranderingen waar te nemen, veroorzaakt door de sterkere wisselwerking tussen stad en platteland omwille van toegenomen mobiliteits –en communicatiemogelijkheden en vrije tijd. Voor de provincie is het bijgevolg van primair belang om de kwaliteit van het platteland als gebruiksruimte te bevorderen. Het provinciebestuur streeft dan ook naar een verdere ontwikkeling van het platteland als kwalitatief woon– en leefgebied, dynamisch productiegebied en gemeenschappelijke ruimte voor de hele samenleving. Hierbij dienen verschillende aspecten als economie met inbegrip van land- en tuinbouw, natuur en milieu, cultuur, toerisme en recreatie en sociale voorzieningen aan bod te komen, en dit alles met de nodige aandacht voor de eigen identiteit van het platteland. Verder is het onze taak om het beleid te integreren in een groter geheel waarbij we rekening houden met de beleidslijnen van hogere overheden als Europa en Vlaanderen en waarbij samenwerking met lokale actoren als openbare besturen en private organisaties een must is, zodat bepaalde regionale en bovenlokale Antwerpse noden niet uit het oog verloren worden. Deze uitgave zal de lezer een duidelijk beeld geven van de aandachtspunten van het provinciebestuur bij de verdere uitbouw en ontwikkeling van een leefbaar platteland, ik wens u alvast veel leesplezier!
Ludo Helsen gedeputeerde voor landbouw en plattelandsbeleid Provincie Antwerpen
4
Algemene inleiding en situering
Missie en einddoel “De Provincie Antwerpen wil een leefbaar Antwerps platteland creëren vanuit een Ge3-filosofie (Geïntegreerd, Gedifferentieerd en Gebiedsgericht)”, luidt de missie van dit beleidsplan. Om het platteland terug leefbaar te maken moeten we niet terug in de tijd en ook de Ge3-filosofie is niet nieuw; beide begrippen worden verder toegelicht op pagina 7 ‘sturende begrippen voor een kwaliteitsvol platteland’. We staan voor de opdracht om het platteland als gebruiksruimte te bestuderen en voor de vraag hoe we het gebruik kwalitatief kunnen bevorderen. Om hiertoe te komen trachten we de verschillende invullingen van het platteland als gebruiksruimte te analyseren. Zo proberen we te achterhalen wat de knelpunten zijn, wat er moet verbeterd worden, hoe dit kan gebeuren en wie hiervoor het best geplaatst is binnen of buiten het provinciebestuur. “Kwaliteit van het platteland als gebruiksruimte bevorderen”, is dan ook het gestelde einddoel om onze bovenstaande missie te realiseren (hoofdstuk 2). Om deze opdracht tot een goed einde te brengen en om te komen tot een gedragen beleidsnota platteland voor de Provincie Antwerpen hebben we input gevraagd aan alle beleidsdepartementen binnen het provinciebestuur en hebben we advies gevraagd aan een aantal provinciaal georganiseerde instanties. Omdat we willen komen tot een geïntegreerd plattelandsbeleid hebben we er voor geopteerd om alle sectoren de mogelijkheid te bieden om input te leveren. Volgende diensten/departementen hebben hier inhoudelijk aan meegewerkt: Dienst Welzijn, Jeugddienst, Dienst Cultureel Erfgoed, Dienst Recreatie, Sport en Toerisme, Provinciale Groendomeinen, Toerisme Provincie Antwerpen vzw, Stichting Kempens Landschap vzw, Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Dienst Milieu en Natuurbehoud, Dienst Waterbeleid, de Bosgroepen, Provinciaal Instituut voor Hygiëne, Dienst Economie, Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid, Hooibeekhoeve, Proefbedrijf voor de Veehouderij, Provinciaal Centrum Duurzaam Bouwen en Wonen Kamp C en Plattelandsactie Kempen + vzw. Aanvullend advies op de ontwerpnota vanuit de verschillende provinciale diensten/departementen werd verleend door: provinciale Mina-raad, RESOC Mechelen, provinciale Jeugdraad en provinciale Landbouwkamer.
Beleidskader Het plattelandsontwikkelingsbeleid geeft de Provincie Antwerpen heel wat kansen en mogelijkheden om een gedeelte van het vooropgestelde Bestuursakkoord voor de huidige legislatuur (2000 – 2006) te realiseren. De werking van het provinciale plattelandsbeleid op dit
moment maar ook voor de toekomst strookt met verschillende aandachtspunten van het bestuur. Om o.a een goed plattelandsbeleid te kunnen voeren heeft het provinciebestuur zich ontwikkeld tot een intermediair streekbestuur, als scharnier tussen lokale en de centrale besturen en tussen publieke en private actoren. Het provinciaal plattelandsbeleid moet een horizontaal plattelandsbeleid zijn. Vanuit het provinciebestuur wordt tijdens de periode 2000-2006 getracht om via gesubsidieerde Ge3-projectwerking (zie verder) zoveel mogelijk lokale actoren en sectoren te betrekken bij de uitbouw van dit horizontaal, geïntegreerd plattelandsbeleid. Door het jaarlijks vrijmaken door de Provincie Antwerpen van de nodige financiële stimulansen, kan ze zich op deze manier perfect profileren als bovenlokaal bestuur. De scharnierfunctie van de provincie inzake plattelandsontwikkeling komt tot op heden vooral tot uiting in het verdelen van financiële middelen (Europese, Vlaamse en provinciale) en het coördineren van de plattelandsontwikkelingsprojecten.
De centrale kerngedachte is duurzaam beleid. Men opteert in het bestuursakkoord reeds voor de ontwikkeling van een specifiek plattelandsbeleid naast een uitgesproken stedelijk beleid. Ook in Europese en Vlaamse context draagt men het ruraalurbaan partnerschap uit als boodschap. Voor de volgende Europese programmaperiode 2007-2013 mag de Provincie Antwerpen zich niet louter beperken tot specifieke projectwerking inzake plattelandsontwikkeling maar moet ze ook een gedragen plattelandsbeleid (reguliere werking en Ge3-projectwerking binnen andere beleidsdomeinen) uitwerken. Dit blijkt uit een ander aandachtspunt n.l ‘Ruimte maken’ in het bestuursakkoord. Natuurlijk blijven de doelstellingen zoals bepaald in de Europese plattelandsverordening1 ook voor
1 Verordening (EG) nr 1698/2005 van de raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
5 5
de provincie Antwerpen van belang. Het is dan ook voor de realisatie van deze doelstellingen dat Europa middelen vanuit het ELFPO ter beschikking zal stellen. Voor Vlaanderen zijn de provincies een belangrijke partner voor het uitvoeren van een geïntegreerd plattelandsbeleid. Dit blijkt uit het huidige Vlaamse regeerakkoord “Vertrouwen geven, verantwoordelijkheid nemen” en uit de huidige Vlaamse beleidsnota (2004 – 2009) voor het platteland met als titel “Alle hens aan dek voor een dynamisch Vlaams platteland”. Voor de Vlaamse regering is het de eerste keer dat het plattelandsbeleid als bevoegdheid wordt toegewezen aan een minister. Het regeerakkoord geeft hiertoe een duidelijk mandaat: de Vlaamse regering neemt, in sterk partnerschap met gemeenten en provincies, stimulerende maatregelen opdat het platteland zich op een harmonieuze manier verder ontwikkelt als kwalitatief woon– en leefgebied, dynamisch productiegebied en gemeenschappelijke ruimte voor de hele samenleving. Daartoe wordt werk gemaakt van een Vlaams beleidsplan (waarin de provinciale plattelandsbeleidsplannen een bijdrage toe leveren) met als voornaamste doelstellingen: Q het streven naar een goed ingepaste en kwaliteitsvolle duurzame land- en tuinbouw Q de opvang van de sociale gevolgen van de veranderingen in de landbouw Q het ondersteunen en beter integreren van de economische dynamiek Q het versterken van de kwaliteit van woon- en leefomgeving in kleine kernen Q het behoud en de versterking van de werkgelegenheid op het platteland Q de verbreding van de plattelandseconomie
6
Q het instandhouden van milieu, natuur, het landelijk erfgoed, het landschap en de open ruimte Q versterken en ontwikkelen van de eigen identiteit. Hiermee is het Vlaamse platteland een volwaardig aandachtspunt voor de ganse Vlaamse Regering. Wat nieuw is: men bekijkt de landelijke gebieden in Vlaanderen niet langer vanuit eenzelfde, overwegend sectorale bril, maar men heeft oog voor de grote diversiteit tussen en dynamiek binnen deze gebieden. Er wordt gesteld dat we een plattelandsbeleid op gang moeten brengen om de leefbaarheid te vergroten via het opvangen van de natuurlijke bevolkingsaangroei, het versterken van de sociale component en het verhogen van de woonkwaliteit. Door een gebiedsgericht beleid komt men tot een samenhangend platteland. De Provincie Antwerpen zoekt hierbij aansluiting bij de beleidskeuzes van het Vlaams plattelandsbeleid. Maatregelen in het kader van het plattelandsbeleid kunnen slechts worden geïmplementeerd met respect voor de basiskwaliteit van het platteland. Deze basiskwaliteit is een dynamisch gegeven en omvat verschillende aspecten: economie met inbegrip van de land – en tuinbouw, natuur en milieu, toerisme en recreatie en sociale voorzieningen. Het plattelandsbeleid dient de economische, ruimtelijke, sociale, ecologische en recreatieve aspecten van het platteland in overweging te nemen. Het plattelandsbeleid moet met andere woorden een duurzame ontwikkeling van het platteland mogelijk maken. Het impliceert dat tegelijkertijd en op een evenwaardige wijze aandacht wordt besteed aan de sociale, economische en ecologische dimensie waarbij gestreefd wordt naar een maximale synergie tussen deze drie componenten. Dit wordt dan ook een uitgangspunt bij het verder uittekenen van het provinciale plattelandsbeleid (hoofdstuk 2).
Maatschappelijk kader Het platteland is in beweging en ondergaat op allerlei vlakken ingrijpende veranderingen. De veranderingen hebben te maken met een uitbreiding van de maatschappelijke functies van ons platteland. Het platteland is de laatste jaren (o.i.v nieuw Europees landbouwbeleid) geëvolueerd van een meer agrarische gemeenschap gericht op voornamelijk voedselproductie naar een gemeenschap waarin binnen de landbouwsector nieuwe initiatieven op gang komen zoals hoevetoerisme, e.d (Europese context). Daarnaast doen in de gemeenschap een heleboel economische dragers hun intrede, en ontdekt men meer en meer de landschappelijke kwaliteiten en socio-culturele rijkdom van de landelijke gebieden. Voor de stedeling wordt het platteland een interessante vestigingsplaats en een zeer gewaardeerde omgeving voor vrijetijdsbesteding, ontspanning en recreatie. Deze evolutie manifesteert zich niet overal op dezelfde manier en in dezelfde richting: het verloop ervan is sterk streekgebonden. Belangrijk is ook te weten dat de landelijke gebieden in Vlaanderen, naar Europese normen, worden gekenmerkt door een sterke en aanhoudende (sub)urbanistatiedruk. Dit zal dan ook een uitgangspunt zijn bij het uittekenen van een Provinciaal plattelandsbeleid (hoofdstuk 2). Een belangrijke opdracht voor het ganse beleid zal zijn om de zeer uiteenlopende evoluties die zich in een vlug tempo voltrekken in onze landelijke gebieden te kanaliseren zodat alle betrokken actoren er belang bij hebben om te komen tot een dynamisch platteland waar het goed is om leven, werken en ontspannen. In hoofdstuk 1 wordt een beschrijving gegeven van het Antwerpse platteland. Al de evoluties, veranderingen en dynamieken hierboven kort aangehaald, worden in dit hoofdstuk grondiger beschreven.
Ruimtelijk kader De Provincie Antwerpen wordt gekenmerkt door ‘multifunctionaliteit en vele gezichten’. Dit is tevens haar grote kracht en ontwikkelingspotentie. Dit leidt tot een toekomstige rol van de provincie op volgende domeinen: Q cultiveren van de hoge historische maar ook nieuwe stedelijke kwaliteit; Q Provincie Antwerpen beschikt over open ruimte op verschillende schaalniveaus (gemeentelijk, provinciaal, Vlaams en Benelux) en met verschillende functies. Dit moet ook in de toekomst zo blijven. Het ruimtelijk beleid kan een belangrijke bijdrage leveren tot een positieve plattelandsontwikkeling; Q behouden van de sterke economische positie; Q beschermende taak van kwetsbare en waardevolle functies als natuur en landschap. Het provinciale ruimtelijke structuurplan reikt zowel de handvatten aan voor de strategische ontwikkelingsplannen, maar
geeft anderzijds ook sturing aan een gebiedsgerichte invulling van de maatregelen die in het kader van het plattelandsbeleid wenselijk worden geacht. Het provinciale structuurplan moet gezien worden als een ontwikkelingskader en een toetsingskader voor de ontwikkelingsplannen. In de eerste plaats zal de plattelandsbeleidsnota (analoog met het huidige provinciale plattelandsontwikkelingsplan) dan ook gebaseerd zijn op het gedachtegoed van het Ruimtelijk Structuurplan voor de Provincie Antwerpen (goedkeuring door Vlaamse Regering op 10 juli 2001). Het RSPA is een coherent geheel van ordeningsbeginselen en wordt gebruikt als criterium voor het dagelijks beleid, de keuze van strategische ontwikkelingsprojecten, de behandeling van conflicten en als discussie-element. Het structuurplan geeft voor o.a het buitengebied de gewenste ontwikkelingen weer voor natuur, landschap, de toeristisch-recreatieve infrastructuur en land- en tuinbouw wat betreft ruimtelijk aspect en biedt ook aanknopingspunten voor domeinen als tewerkstelling en wonen. Daarnaast zijn ook sectorale beleidsvisies en aldus sociale, economische en culturele aspecten in dit document verweven. Het toegangsgebied van de beleidsnota platteland is het buitengebied van de Provincie Antwerpen. Hieronder wordt verstaan het grondgebied van de Provincie Antwerpen, uitgenomen die delen die mogelijk als stedelijk gebied zullen afgebakend worden door Vlaanderen of de provincie. Het gaat hierbij niet noodzakelijk om volledige gemeenten. Het is goed mogelijk dat gemeenten zowel in een stedelijk als in een buitengebied zullen liggen. Het ligt voor de hand het plattelandsbeleid te verfijnen volgens de deelruimten die in het RSPA onderscheiden worden. Ze geven een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkeling, specifieke problemen en interacties. De deelruimten zijn ontstaan vanuit een specifieke eigenheid van de gebieden, wat de kern vormt van de Ge3-filosofie.
Sturende begrippen voor een kwaliteitsvol plattelandsbeleid Als we doelstellingen (hoofdstuk 2) willen formuleren die bijdragen tot het realiseren van onze missie nl. het creëren van een leefbaar Antwerps platteland vanuit een Ge3-filosofie dan is het van belang vooraf de twee sturende begrippen (leefbaarheid en Ge3-filosofie) van onze missie kort toe te lichten. Ten eerste het begrip leefbaarheid. Globaal genomen heeft dit betrekking op het beeld dat bewoners hebben van de lokale
7
situatie, c.q. het dorp waarin zij wonen (Thissen F. & Linseele W., 2001, p. 4). In het leefbaarheidsonderzoek dat in opdracht van de Provincie West-Vlaanderen werd uitgewerkt voor de plattelandskernen in de Westhoek wordt de term leefbaarheid gebruikt bij de omschrijving van het eindoordeel dat bewoners hebben met betrekking tot hun woonplaats (Saey P., 1997, p. 5). Naast feitelijke gegevens die betrekking hebben op de leefsituatie in dorpen, gaat het in het onderzoek vooral om het oordeel dat verschillende groepen bewoners hebben over de leefbaarheid van hun dorp. De subjectieve oordelen van de bewoners worden geobjectiveerd door de gemeenschappelijkheid in het oordeel. Deze oordelen worden verder geconfronteerd en aangevuld met het verzamelde feitenmateriaal. Op die manier wordt het verschijnsel leefbaarheid tot een bestudeerbaar object gemaakt, waarover langs systematische weg kennis kan worden verkregen (Attema, F., 1991, p. 9). Bij een evaluatie van de leefbaarheid van een plaats mag niet enkel gekeken worden naar de negatieve aspecten. Vaak compenseren de kwaliteiten van de plek bepaalde leefbaarheidsknelpunten, zoals gebrekkige voorzieningen of een verwaarloosde open ruimte. De betrokkenheid van bewoners in leefbaarheidsonderzoeken kan leiden tot de omkering van lokale stagnatie en het oplossen van leefbaarheidsproblemen. Met de conclusies kan aan bewoners en lokale overheden een spiegel worden voorgehouden en kunnen gangbare beelden omtrent de leefsituatie van dorpsbewoners worden bijgesteld (Saey, P., 1997, p. 5). Hoewel het begrip leefbaarheid in de eerste plaats slaat op de lokale sociaal-ruimtelijke situatie (het dorp), is ook de regionale context (de streek) voor bewoners niet onbelangrijk (Thissen F. & Linseele W., 2001, p. 4). Dat leefbaarheid vele dimensies heeft, komt tot uiting in de leefbaarheidsdefinitie van Groot: ‘de subjectieve waardering van een sociaal-ruimtelijke situatie met betrekking tot de verwerving van een redelijk inkomen en het genieten van een redelijke mate van sociale zekerheid, de adequate bevrediging van behoeften aan goederen en diensten door de verzorgende outillage, de verschaffing van woongenot door de fysieke uitrusting en het zich wel bevinden in de betreffende sociale eenheid’ (Groot, 1979, p. 138). Traditioneel worden volgende dimensies van leefbaarheid voor plattelandskernen onderscheiden (Thissen F. & Linseele W., 2001, pp. 4-5): 1. werk en voorzieningen 2. wonen 3. sociaal-culturele dimensie 4. invloed op de eigen omgeving Een eerste dimensie werk en voorzieningen slaat op de maatschappelijke participatie van bewoners en de mogelijkheden
8
die het dorp en de streek hen daarbij bieden. In het verleden werd het tekort aan lokale werkgelegenheid en voorzieningen al te veel benadrukt. Door de toenemende woonfunctie van de dorpen en de sterk verhoogde mobiliteit van bewoners is de dimensie werk en voorzieningen minder belangrijk geworden. Het leefbaarheidsonderzoek vanuit de dimensie wonen beoogt het opsporen van onaantrekkelijke woongebieden binnen de regionale woningmarkt. Meestal zijn huishoudens met een lagere sociaal-economische positie er oververtegenwoordigd. Daarnaast worden regionale woningmarkten ook gekenmerkt door natuurlijk en cultuurlijk aantrekkelijke locaties waar meer begoede huishoudens zich vestigen. Een derde dimensie van de leefbaarheid van plattelandskernen is de sociaal-culturele dimensie. Van belang hierbij is dat naast dorpsautochtone bewonersgroepen steeds meer dorps- en streekallochtone bewoners zich in de dorpen op het platteland komen vestigen. Dit heeft vanzelfsprekend gevolgen voor de dorpsbinding (lokaal bewustzijn, dorpstrots) en voor de lokale sociale infrastructuur (vrijwilligerswerk en verenigingsleven). Met de dimensie invloed op de eigen omgeving wordt de lokale politieke betrokkenheid en het draagvlak voor omgevingsbeleid bedoeld (Thissen F. & Linseele W., 2001, p. 4). Vervolgens geldt het Ge3-beleid eveneens als sturend principe voor het plattelandsbeleid: Q Geïntegreerd betekent het overschrijden van sectoren, beleidsvelden en bestuursniveaus. Dit betekent een facetmatige en zelfs meervoudige facetmatige aanpak van de taken, b.v. vanuit ruimtelijke, economische en maatschappelijke aspecten. Q Gedifferentieerd betekent het werken naar specifieke oplossingen vanuit en naar de aanwezige en verschillende potentiële kwaliteiten. Dit vereist de attentie voor gebiedskwaliteiten en het vermogen deze te valoriseren in hun samenhang. Ook moet kunnen afstand genomen worden van gangbare regels of normen wanneer daardoor een bijkomende waarde of effect kan gerealiseerd worden. Q Gebiedsgericht verwijst naar eigenheid en schaal en de behoefte naar instrumentaria die het maatwerk kunnen leveren. De combinatie van top-down projecten en bottom-up initiatieven vormt het hart van het Ge3-plattelandsbeleid. Binnen de Provincie Antwerpen werd reeds een definitie opgesteld in verband met geïntegreerd en gebiedsgericht werken. Deze definitie is terug te vinden in bijlage 1: Begrippen en definities”.
Vertaling naar een provinciaal plattelandsbeleid Rekening houdende met de gestelde kaders (beleid, maatschappij en ruimte) en met de sturende begrippen (leefbaarheid en Ge3) kunnen we de Beleidsnota Platteland Provincie Antwerpen verder vorm geven om enerzijds een gedragen beleid te voeren inzake platteland en anderzijds de gestelde missie te realiseren en het einddoel te bereiken. Een beleid dat op maat van de provincie wordt opgemaakt en verder gaat dan het Europese en Vlaamse subsidiebeleid. Daarnaast wensen we met ons Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen, hetwelk uitvoering geeft aan de Beleidsnota Platteland via concrete maatregelen en acties, uitvoering te geven aan de gestelde Europese en Vlaamse prioriteiten en alzo over de bijhorende middelen te kunnen beschikken. Dit komt neer op het realiseren van de Europese plattelandsverordening en het Vlaamse PDPOII (2007-2013). Het moet dan ook de bedoeling zijn van het provinciale plattelandsbeleid (vertaald in de beleidsnota en het ontwikkelingsplan) om oog te hebben voor deze grote beleidslijnen van hogere overheden (Europa en Vlaanderen) maar daarnaast moet
men ook oog hebben voor bepaalde regionale en bovenlokale Antwerpse noden. Op het moment van goedkeuring van de Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen is er reeds een goedkeuring van de Europese plattelandsverordening. De goedkeuring van het Vlaamse PDPOII wordt verwacht in het voorjaar 2006. Het is na deze laatste goedkeuring dat we het tweede luik van het provinciaal plattelandsontwikkelingsbeleid n.l het Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen verder kunnen uitwerken en voorleggen aan Deputatie en Provincieraad. De Beleidsnota Platteland wordt opgemaakt voor de periode 2007-2013. Het Plattelandsontwikkelingsplan wordt een plan met maatregelen en acties subsidieerbaar vanuit Europa en Vlaanderen met aandacht voor provinciale prioriteiten, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en indien nodig wordt aangepast en bijgestuurd.
9
10
1 1.1
Het Antwerpse platteland: een beschrijving
Algemene plattelandssituatie
1.1.1 Oude beelden vervagen, nieuwe beelden komen op. Achterliggende processen Van een gesloten naar een open platteland Het ‘agrarische platteland’ is niet meer. De tewerkstelling in de landbouw is de voorbije decennia sterk afgenomen. Nog slechts een beperkt deel van de gezinnen op het platteland is voor het inkomen afhankelijk van deze primaire economische sector. Deze gebieden zijn dan ook van werkgemeenschappen geëvolueerd naar woongemeenschappen. Hierdoor zijn sociale netwerken ontstaan. Niet alleen intern zijn er op het platteland andere verhoudingen ontstaan. Ook in de relaties tussen stad en platteland is veel veranderd. Veel gezinnen uit de stad komen in de vrije tijd naar het platteland afgezakt. Ze zoeken er rust, ruimte, ontspanning en kwaliteitsproducten. Ook omgekeerd is er wat aan de hand: de plattelandsbewoners nemen sneller de wagen om in de stad te shoppen in de winkels of bij diensten die ondertussen niet meer in de dorpen bestaan. De sterkere wisselwerking tussen stad en platteland heeft onder meer te maken met de toegenomen mobiliteit – en communicatiemogelijkheden en vrije tijd.
Zoeken naar kwaliteit en aantrekkelijke woonplekken De verandering in de relatie stad - platteland die aan de gang is, kan echter niet alleen verklaard worden door meer vrije tijd of meer verplaatsingsmogelijkheden. Er is een meer fundamentele verschuiving waarbij de aantrekkelijkheid van het platteland als woongebied aan belang wint. Zeker in eerder mooie dorpen en regio’s wordt de toekomstige leefbaarheid meer gewaarborgd door de aantrekkingskracht van de woonkwaliteit dan door het al dan niet nog aanwezig zijn van voorzieningen. Niet alleen de kwaliteiten van de woonomgeving zijn op de woonmarkt belangrijk, maar ook sociale kwaliteiten. Deze ontwikkeling past in een algemene maatschappelijke trend waarbij meer aandacht wordt besteed aan het wonen. Het platteland kan hier troeven op tafel leggen maar dat roept ook vragen op. Moet die trend dan overal worden gestimuleerd? Wat betekent deze trend voor de leefbaarheid van de stad? Wordt het platteland een woongebied voor wie het nog kan betalen?
Van monofunctioneel naar multifunctioneel Platteland voor vrije tijd, platteland voor wonen. Maar er is meer aan de hand. Wijzigende consumptiepatronen laten nieuwe verwachtingen zien. De burger zoekt naast de doordeweekse standaardproducten vooral consumptiegoederen met een sterke identiteit. Het platteland valt hierbij blijkbaar in de smaak. Hoeve – en streekproducten, landelijke restaurants, antiek en interieur, tuincultuur,… het hoort allemaal bij de rurale idylle. Onderliggend kleuren waarden als gezondheid, authenticiteit, overzichtelijkheid, kleinschaligheid, verrassing en avontuur,… de smaak van een heel gamma aantrekkelijke consumptiegoederen. Dit alles heten we hier ‘de consumptieve functies’ van het platteland. Plattelanders zelf ontdekken stilaan dat door deze nieuwe consumptieve functie brood op de plank kan komen. De dynamiek die hierbij uitgaat van de vele kleinschalige zelfstandige initiatieven wordt vaak ‘plattelandsvernieuwing’ genoemd: dat staat dan voor het netwerk van lokale economische initiatieven.
Het andere dorp De hierboven beschreven processen beïnvloeden ingrijpend de dorpssamenlevingen op het platteland. We gaan ervan uit, hoewel dit verder onderzocht zal worden, dat nieuwe gezinnen (soms uit de stad) zich bij voorkeur in de aantrekkelijke dorpen komen vestigen, zelfs al liggen die ver van de voorzieningen. Ze hebben andere verwachtingen van de buren, van de dorpsvoorzieningen en ze staan kritischer ten opzichte van de landbouw. Ze komen er uit vrije keuze wonen en ze zijn niet afhankelijk van het dorp
11
voor hun inkomen, boodschappen, familie of vriendenkring. Vaak introduceren ze een nieuwe mentaliteit, een nieuwe visie op wat het dorp moet betekenen. Wat hen bindt, is de gezamenlijke zorg om goed te wonen in het dorp. Deze moderne vorm van dorpsbinding is gebaseerd op keuzevrijheid, de traditionele dorpsbinding was op noodzakelijkheid gebouwd. Vanuit die zorg ontstaan nieuwe dorpscomités voor wie leefbaarheid echter een andere betekenis heeft gekregen dan het ijveren voor het behoud ervan. Deze tendens is echter niet overal en ze is niet overal even sterk. In niet aantrekkelijke dorpen doet dit proces zich niet spontaan voor en is de leegstand onrustwekkend. En in vele dorpen, ook in de aantrekkelijke, blijft een kleine groep dorpsbewoners die niet zo zelfstandig mobiel is (ouderen, jongeren), die het niet zo makkelijk heeft om goed wonen te combineren met de bereikbaarheid van goede voorzieningen (die in de stad liggen). Die ‘vervoersafhankelijken’ zijn vaak kansarmen. Trends in het beleid (concentratie van voorzieningen, grootschaligheid) dreigen die groep nog te vergroten.
Duurzaam platteland Doorheen al deze ontwikkelingen, verschuift de maatschappelijke positie en betekenis van het platteland. In de groeiende wisselwerking met de omliggende stedelijke gebieden neemt het economisch belang van nieuwe functies (consumptie, toerisme, recreatie,…) toe. De aantrekkelijkheid en kwaliteiten van het platteland beïnvloeden ook de woningmarkt en soms het vestigingsklimaat voor bedrijven. Niet alleen het economisch belang neemt toe. De samenleving formuleert ook, via de politiek, nieuwe collectieve behoeften waartoe het platteland moet bijdragen: zuiver water, gezond voedsel in een gezond milieu, aantrekkelijke landschappen. Die collectieve behoeften vergen een evenwichtige en duurzame ecologische balans. Dat legt zowel beperkingen op aan de landbouw als dat het landbouw nieuwe kansen biedt. Het tekent echter evenzeer de randvoorwaarden voor het platteland als aantrekkelijk woongebied, als recreatieruimte en als toeristische zone.
Verhouding landbouw - platteland Veel plattelandsbewoners hebben geen rechtstreekse link meer met de agrarische sector. Daardoor staat de landbouw als klassieke economische drager van het platteland onder grote veranderingsdruk en bovendien leiden bepaald aspecten van de landbouwbedrijfsvoering ook tot functieconflicten rond nieuwe verwachtingen (landschap, overlast,…). Naast het feit dat de land- en tuinbouw nog steeds een economische sector is, kan een gediversifieerde landbouwpraktijk die zich weet in te passen in de nieuwe kwaliteits- en identiteitsverwachtingen in en over het platteland, bijdragen tot een verdere vitalisering van deze gebieden. Steeds meer landbouwgezinnen grijpen de kans om in te spelen op deze nieuwe markten. Onder de verzamelterm ‘agrarische verbreding’ worden initiatieven rond hoevetoerisme, eigen verwerking en vermarkting, nieuw recreatief aanbod op de boerderij, opnemen van taken inzake landschapsonderhoud… samengebracht. Ze zijn tekenend voor een nieuwe maar wellicht nog aarzelende zoektocht naar een andere verhouding tussen landbouw en platteland. De tijd dat beide synoniemen waren, is alvast definitief voorbij.
12
1.1.2 Aanzetten en voorzetten voor een Vlaams plattelandsbeleid Van beeldvorming naar differentiatie Beeldvorming leidt tot visie-ontwikkeling. Een accurate visie op het platteland laat ruimte voor differentiatie, in en tussen de dorpen, gemeenten en gebieden. In hetzelfde gebied kunnen leegstand in niet aantrekkelijke dorpen en snelle groei in buurdorpen samengaan. Aantrekkelijke woonkernen zien hun bevolkingssamenstelling snel veranderen met mobiele actieve gezinnen, in minder aantrekkelijke woonkernen is de problematiek van bereikbaarheid voor een steeds kleinere groep vervoersafhankelijke bewoners steeds groter. Tussen de landelijke gebieden bestaan verschillen. Kenmerken, problemen en potenties van plattelandsgebieden zijn uiteenlopend: de landbouwactiviteit, de verspreide bewoning, de ecologische kwaliteiten, de recreatieve infrastructuur, de aantrekkelijkheid als woongebied verschillen.
Differentiatie en maatwerk Een gedifferentieerde visie-ontwikkeling voert tot maatwerk in de inzet van beleidsinstrumenten: maatwerk van onderop betekent dat er ruimte komt om beleidsinstrumenten verschillend toe te passen, vanuit de feitelijke evoluties en de verscheidenheid in een bepaald gebied. De ruimtelijke structuurplanning, die nu in opbouw is, biedt volop mogelijkheden om op basis van accurate beeldvorming gedifferentieerde visies en instrumenten op maat uit te werken, vooral op het vlak van de sturing van de woonmarkten. In de huidige plannen is de beeldvorming over het platteland echter nog te stereotiep, te weinig open en te uniform. Omdat het spreidingspatroon van het wonen bijvoorbeeld historisch sterk verschilt, kan de doelstelling van de kernversterking niet overal op dezelfde manier worden gehaald. Traditionele planconcepten die steunen op de hiërarchie van kernen zijn in het Vlaams structuurplan nog aanwezig maar worden door de feitelijke kriskrasontwikkelingen in plattelandsgebieden onderuitgehaald. Planbeelden die steden strak onderscheiden van buitengebied doen geen recht aan de verwevenheid op het vlak van economische ontwikkeling, recreatieve patronen en voorzieningengebruik.
Bestaande instrumenten evalueren Plattelandsbeleid vergt een kritische evaluatie van de effecten van bestaande beleidsinstrumenten. Landbouwers, de belangrijkste dragers van het platteland, voelen zich platgewalst door de snel aanrollende regelgeving en geloven daarom niet (meer) in nieuwe beleidsplannen. Een open, actief en veelzijdig plattelandsbeleid vergt een draagvlak bij landbouwers: eenvoudige, standvastige, niet tegenstrijdige en rechtszekere regels zijn een levensnoodzaak. Maar ook andere initiatiefnemers op het vlak van welzijnszorg, recreatie, toerisme en cultuur, verenigingen en actieve gemeentebesturen, hebben nood aan duidelijke kaders en aan instrumenten ter stimulering en aanmoediging. Er zijn meer proactieve en stimulerende beleidskaders en soepel inzetbare fondsen nodig die inspelen op dynamiek op het platteland, met minder procedures en regelgeving.
Flexibele schalen De beleidsinstrumenten voor plattelandsbeleid vergen een intelligent beleidsoptreden dat steunt op aangepaste schalen: er is immers niet één ‘platteland’-schaal in het geding. Naargelang de problematieken zijn verschillende schalen voor actie relevant. De bestaande instrumenten zijn te zeer geënt op administratieve schalen van gemeenten. Die hebben voor het platteland slechts een beperkte relevantie (woonbehoeftenplanning, mobiliteit en kansarmoede als voorbeelden). Criteria voor voorzieningenaanbod en voor gebiedsgerichte planning moeten gebiedsgericht samen denken en samen plannen mogelijk maken en stimuleren: subsidiëring op gebieden richten, de rol van trekkersgemeenten (kleine steden) ondersteunen, de samenwerking tussen gemeenten stimuleren, een actieve regierol van provincies afspreken met gemeenten en het Vlaamse niveau, gekoppeld aan het gebruik van de streekplatformen als overlegfora.
Bestuurskrachtige gemeenten Gemeenten op het platteland bevinden zich in het brandpunt van al deze ontwikkelingen: hun profiel, hun doelgroepen, hun manier van werken, de verwachtingen die in hen worden gesteld, wijzigen dus ook. Bestuurskrachtige gemeenten moeten de eigen lokale kerntaken vervullen vanuit de specifieke rol die zij in gebieden spelen. Creatief inspelen op de evoluties op de dorpsschaal (woondomein) en op de streek-
13
schalen (woonmarkt, voorzieningenmarkt en arbeidsmarkt) lijkt het belangrijkste kenmerk van landelijke gemeentebesturen. Dat vereist voldoende middelen en voldoende ruimte om een eigen beleid te kunnen voeren en vergt vaak bereidheid tot samen werking en afstemming in streekverband. Voor sommige materies betekent maatwerk dat de rol van de kleinere centrumgemeenten moet worden versterk vanuit het belang dat zij voor het hele gebied hebben. Als gemeenten borg moeten staan voor het vervullen van nieuwe collectieve functies, dan is het ook normaal dat de samenleving, via de fiscaliteit, nagaat op welke manieren de gemeenten daarvoor de nodige middelen kunnen verwerven.
Meer samenwerking en afstemming De plattelandsgebieden liggen op het vlak van beleidsprojecten helemaal niet ‘braak’. Er zijn strategische streekvisies en streekcharters in opbouw, tal van ontwikkelingsprojecten staan in de steigers en vele organisatiestructuren enten zich op bepaalde aspecten van het platteland. We vermelden: regionale landschappen, ecologische impulsprogramma’s, Europese programma’s, toeristische acties, recreatieve infrastructuurprojecten, projecten voor waterbeheersing, landinrichting en ruilverkaveling, allerlei ondersteuningsstructuren voor landbouwers. Dat is een goede evolutie omdat het de zichtbaarheid van de nood aan plattelandsbeleid doet toenemen en aangeeft dat de verandering van het platteland ook tot nieuwe beleidsinitiatieven leidt. Goede wil en veel inzet botsen echter soms met territoriumdrift en sectorbewaking. Actieve planning en goede ideeën stranden soms in bureaucratie, in organisatiebescherming of ze verzanden in versnippering. Afstemming en coördinatie vindt iedereen vooral vanuit de andere actoren nodig. Plattelandsbewoners hebben niet altijd de indruk dat zij de eerste betrokkenen zijn. Participatie moet een kwaliteitsvoorwaarde zijn. Het bestuurlijke apparaat moet leren uit de bestaande positieve voorbeelden van samenwerking maar die samenwerking moet ook beter georganiseerd worden.
Een Vlaams beleidskader De nood om op Vlaams niveau tot een geïntegreerd en coherent beleidskader te komen voor plattelandsgebieden groeit vanuit de interne ontwikkelingen die hierboven beknopt zijn aangegeven en vanuit de nood om de bestaande beleidsinstrumenten kritisch te evalueren aan de hand van de geschetste criteria. Die nood wordt ook gestimuleerd door evoluties op Europees vlak. De hervorming van de structuurfondsen en de ombouw van het landbouwbeleid zal de deelstaten dwingen tot de uitwerking van geïntegreerde gebiedsgerichte visies voor hun landelijke gebieden. De drang hiertoe moet echter op de eerste plaats ‘van binnen’ komen, omdat het als een noodzaak in Vlaanderen zelf wordt ervaren en niet als een vehikel om wat Europees geld binnen te halen. De vormgeving van het Vlaamse plattelandsbeleid vergt een set van instrumenten op het Vlaamse niveau: een geregeld bij te werken ‘beleidsnota voor landelijke gebieden’ als basis voor politieke discussie in het Vlaams parlement, de provincieraden en de gemeenteraden, gestructureerde en uitgebouwde interdepartementale afstemming op Vlaams niveau tussen de betrokken departementen en de pararegionales, een professioneel uitgebouwd overleg met gemeenten en provinciebesturen over taakverdeling en gebundelde acties. Het pact met de lokale besturen en de afsprakennota met de provinciebesturen bieden daarvoor een vertrekbasis en een goed werkkader. De vernieuwde beeldvorming en de noodzakelijke visie-ontwikkeling vergen goede monitoring en opvolging op Vlaams niveau. Deze instrumenten, samen met initiatieven inzake strategische planning en ontwikkeling van indicatoren en monitoring voor stedelijke en landelijke gebieden, moeten de basis vormen voor een beter geïntegreerd en gebiedsgericht beleid in Vlaanderen. Een ‘open’ visie op plattelandsgebieden, vanuit de problemen, de dynamiek en de verwevenheid die in deze tekst werden geschetst, is niet verzoenbaar met een gesloten beleidsdenken waarbij steden en platteland steeds meer worden gescheiden.
14
1.1.3 Toegenomen belangstelling voor het platteland Sinds het einde van de jaren 1990 leeft er bij beleidsmakers en onderzoekers interesse voor een specifiek plattelandsbeleid. De eigen identiteit van het platteland als woon- en werkomgeving wordt daarbij benadrukt (Thissen, F. & Linseele W., 2001, p. 1). Zo verschenen rond de laatste verkiezingsperiode drie opiniebijdragen over het toekomstige plattelandsbeleid in De Standaard (De Standaard, 20 april, 26 april en 18 juni 2004). Uitgangspunt is de transformatie die het Vlaamse platteland doormaakt. Naast het traditionele productie-platteland krijgt ook een ander platteland vorm: het consumptieplatteland, het platteland van nieuwe economische activiteiten en van nieuwe kwetsbare groepen. In een Europese context valt op dat het Vlaamse platteland dicht bevolkt is en veelzijdig genetwerkt is met de stedelijke omgeving. Daarom bepleit de onafhankelijke en interdisciplinaire Denkcel Platteland een Vlaams plattelandsbeleid vanuit Europees perspectief. Bovendien is er volgens de Denkcel niet alleen een geïntegreerd plattelandsbeleid maar ook een gebiedsgericht plattelandsbeleid nodig. Het Pajottenland is de Antwerpse Kempen niet. Belangrijk is dat de auteurs vinden dat een eigentijds plattelandsbeleid moet vertrekken bij de bewoners en de gebruikers van het platteland, waarbij zij moeten worden aangemoedigd om de kwaliteit en de leefbaarheid van het Vlaamse platteland te versterken. Zowel in het beleid als in het onderzoek wordt al een tijdje gewezen op de eigenheid van het platteland. In 2001 wijdde de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning een volledig nummer van Ruimte & Planning aan het thema ‘Leefbaarheid op het Platteland’ (Ruimte & Planning, 4/2001). In de blikopener van dit themanummer acht Paul Van der Sluys het wenselijk een geïntegreerd, gedifferentieerd en gebiedsgericht plattelandsbeleid na te streven. Geïntegreerd staat voor het overschrijden van sectoren, beleidsvelden en bestuursniveaus. Een gedifferentieerd plattelandsbeleid houdt rekening met specifieke gebiedskwaliteiten. Een gebiedsgericht beleid voor het platteland tenslotte beoogt de eigenheid van een gebied te versterken (Van der Sluys, P., 2001, p. 301). Verschillende auteurs wijzen erop dat het beeld van het Vlaamse platteland als een achtergesteld en perifeer gebied, achterhaald is. Door de grote bereikbaarheid en de technologische ontwikkelingen behoort het Vlaamse platteland tot de meest verstedelijkte regio’s van Europa. Verder vindt Paul Van der Sluys de provinciebesturen het best geplaatst om plattelandsontwikkelingsplannen uit te werken en het plattelandsbeleid vorm te geven (Van der Sluys, P., 2001, p. 304). Een dergelijk themanummer over het Vlaamse plattelandsbeleid is er vooral gekomen als een soort synthese van een aantal gevoerde leefbaarheidsonderzoeken op het Vlaamse platteland. Deze leefbaarheidsstudies worden verder uitgebreid besproken. In Nederland staat het platteland al langer in de schijnwerpers. Daar wordt de problematiek van leefbaarheid op het platteland al een tijdje met wonen verbonden (Thissen F. & Linseele, W., 2001, p. 1). De sterke aandacht voor het platteland in Nederland is ondertussen naar Vlaanderen overgewaaid. Voormalig Vlaams minister Ludo Sannen pleitte zelfs voor een Vlaams minister voor Plattelandsbeleid (De Standaard, 20 april 2004). Voor de Vlaamse regering (2004 – 2009) is het de eerste keer dat het plattelandsbeleid als bevoegdheid wordt toegewezen aan een minister. Het regeerakkoord geeft hiertoe een duidelijk mandaat: de Vlaamse regering neemt, in sterk partnerschap met gemeenten en provincies, stimulerende maatregelen opdat het platteland zich op een harmonieuze manier verder ontwikkelt als kwalitatief woon– en leefgebied, dynamisch productiegebied en gemeenschappelijke ruimte voor de hele samenleving. Met de problematiek van de leefbaarheid van de plattelandskernen voor ogen is het inderdaad nuttig ons af te vragen welk plattelandsbeleid we willen in Vlaanderen. Voor plattelandsgebieden in Noord-WestEuropa lijken twee uiterste scenario’s denkbaar: (1) het platteland als ontvolkt natuurgebied en (2) het platteland als landelijk woonmilieu (Van Engelsdorp Gastelaars, 1995, pp.11-13). Het scenario ‘het platteland als ontvolkt natuurgebied’ gaat uit van een gebied dat sterk gescheiden is van het stedelijk gebied. Hierbij hoort een ruimtelijk beleid van zonering. De argumentatie voor een dergelijk scenario is de scherpe grens tussen een stedelijk en landelijk grondgebruik. Het tweede uiterste scenario ziet het platteland als een landelijk woonmilieu. Hierbij staat het voorzien in de behoefte van op het platteland gerichte huis-
15
houdens centraal. Het ideale plattelandsbeleid kiest natuurlijk de gulden middenweg en laat zowel ruimte voor wonen als ruimte voor natuur. Noch het eerste scenario, noch het tweede, leiden immers tot een leefbaar platteland. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen probeert een evenwicht te vinden tussen wonen en open ruimte en zet bijgevolg een rem op bijkomende woningen in het buitengebied. Enkel wanneer een woonbehoeftestudie kan aantonen dat er bijkomende woningen nodig zijn, kunnen woonuitbreidingsgebieden in de hoofddorpen en de woonkernen van het buitengebied worden aangesneden. Anderen daarentegen promoten nieuwe woningen op het platteland om het verouderde woningpatrimonium te kenteren en voor een input van jonge gezinnen te zorgen in de zogenaamd vergrijsde dorpen in het buitengebied. Zowel binnen de Europese Unie als op Vlaams niveau is sprake van een intensieve discussie over de toekomst van het Europese platteland. De veranderingen in de landbouwsector vormen een belangrijke aanleiding. Ontwikkelingen zoals een groeiende europeanisering en globalisering, een tendens tot regionalisering, het ontstaan van lokale gemeenschappen en de neiging tot het versterken van de eigen identiteit kunnen de wens doen ontstaan om het contrast tussen stad en platteland te versterken. Initiatieven om contrasten te behouden, verscheidenheid toe te voegen, vervlakking te verkomen en ecologische verbindingen te herstellen, vieren dan ook hoogtij. Dat stelt het ruimtelijk beleid voor het platteland echter wel voor belangrijke opgaven (Thissen F., 1997, p. 5.).
1.2
Europese plattelandsprogramma’s geven vorm aan provinciaal plattelandsbeleid 2000-2006
1.2.1 Inleiding De speerpunten van het huidige Antwerpse plattelandsbeleid anno 2000-2006 zijn de Europese plattelandsontwikkelingsprogramma’s PDPO (ProgrammeringsDocument voor PlattelandsOntwikkeling) en LEADER+ (Liaisons Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale). In wat volgt komt een korte beschrijving van deze twee Europese plattelandsontwikkelingsprogramma’s (PDPO (1.2.2) en Leader+ (1.2.3)) waarmee we binnen de Provincie Antwerpen ervaring hebben. Voor meer inhoudelijke informatie verwijs ik graag naar de plattelandsbrochure van de Provincie Antwerpen nl. ‘Het Antwerpse platteland beweegt,… onder impuls van Europa!’.
1.2.2
Provinciaal plattelandsontwikkelingsplan provincie Antwerpen (2000-2006)
Het provinciaal plattelandsontwikkelingsplan werd opgemaakt in april 2002 en kreeg de naam ‘Provincie Antwerpen… verrassend veelzijdig’. Dit plan zorgde samen met de provinciale plannen van de andere provincies voor de invulling van hoofdstuk 9.3.9 van het huidige PDPO Vlaanderen (2000-2006). Dit hoofdstuk handelt over de bevordering van de aanpassing en ontwikkeling van het platteland: op weg naar een geïntegreerd plattelandsbeleid in Vlaanderen.
Doelstellingen Dit is gelijk voor alle provincies, is gebaseerd op de 4 Strategische Doelstellingen uit Vlaamse PDPO, maar genuanceerder met nog verschillende maatregelen:
16
Q woon - en leefruimte Q werkruimte Q collectieve ruimte Q consumptieve ruimte Q identiteitsstrategie Q communicatie en sensibilisatie Deze maatregelen omvatten een heleboel acties. Al deze maatregelen en acties zijn gebundeld in het plattelandsontwikkelingsplan van de provincie nl. “Provincie Antwerpen… verrassend veelzijdig”. Projecten die één of meerdere van deze maatregelen en acties tot uitvoering brengen kunnen in aanmerking komen voor Europese cofinanciering (EOGFL). Deze bedraagt maximaal 25%.
Maatregelen en acties uit het plattelandsontwikkelingsplan I.
II.
III.
IV.
V.
VI.
Platteland als woon- en leefruimte 1 Verantwoord omgaan met wooninbreiding en woonuitbreiding 2 Versterking en vernieuwing van plattelandskernen 3 Omgaan met kwaliteitsproblematiek van de woningvoorraad, leegstand en huisvesting van kwetsbare groepen 4 Werken aan oplossingen voor vervoersafhankelijken (en algemene plattelandsmobiliteit), het voorzieningenvraagstuk en de verkeersleefbaarheid 5 Uitbouw van de groen- en recreatiemogelijkheden als woonomgevingsvoorwaarde Platteland als werkruimte 1 Aandacht voor kwaliteitsvolle vestigingslocaties 2 Aandacht voor het ruraal ondernemerschap 3 Aandacht voor nieuwe rurale deskundigheid en geschikte omgevingsvoorwaarden 4 Aandacht voor differentiatie en verbreding in de land- en tuinbouw 5 Stimuleren van duurzaam ondernemen door samenwerking Platteland als collectieve ruimte 1 Uitwerken van kleinschalige, vernieuwende maatregelen voor milieuproblemen op het platteland 2 Versterken en herstellen van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het platteland 3 Integratie van natuur en landschap in andere beleidsdomeinen en maatschappelijke sectoren 4 Omgang met verlies van samenhang en kwaliteit van het landschap 5 Aandacht voor Natuur dicht bij huis 6 Stimuleren van individuele inspanningen in verband met kleine landschapselementen 7 Vernieuwende initiatieven op vlak van landschapsbeheer 8 Informatieve ondersteuning (sensibilisering) en technische uitvoering of bijstand naar milieukwaliteitsverbetering Platteland als consumptieve ruimte 1 Verbetering van de ruimtelijke ontsluiting van het landelijke gebied t.b.v toerisme en recreatie 2 Uitbreiding van de mogelijkheden voor agrariërs om deel te nemen aan toerisme en recreatie 3 Stimulering natuurontwikkeling en recreatief medegebruik 4 Meer aandacht voor kleinschalige en cultuurhistorische elementen 5 Meer aandacht voor het verwijderen van storende elementen in het landschap 6 Kansen creëren voor het buitengebied ter invulling van het cultuurdecreet (1/1/2002) 7 Aandacht voor ankerplaatsen Aandacht voor identiteitsversterking van het Antwerpse platteland 1 Aandacht voor de bepalende elementen voor regionale identiteit 2 Werken aan versterking en vernieuwing van de regionale identiteit 3 Respect voor basiskwaliteiten: stilte, donker, ruimtegevoel Communicatie en imagovorming 1 Onderbouwen en motiveren van een slagkrachtig plattelandsbeleid
17
De Deputatie van de Provincie Antwerpen heeft hieruit nog 12 prioritaire maatregelen gedistilleerd. Wanneer projecten bijdragen tot het verwezenlijken van deze maatregelen dan komen deze in aanmerking voor provinciale cofinanciering. Deze bedraagt maximaal 20% van de totaal ingediende projectkost maar de Deputatie bepaalt de hoogte van dit bedrag afzonderlijk per project en afhankelijk van de beschikbare middelen. 12 prioritaire maatregelen: 1 Versterking van plattelandskernen (I) 2 Verbetering van de beeldkwaliteit van bestaande bedrijven in kwetsbare open ruimtes of nabij kwetsbare dorpssilhouetten (geen aparte maatregel in plan) 3 Actie: Oprichten regionaal steunpunt ter bevordering van de deskundigheid inzake plattelandsbedrijvigheid – plattelandscentrum (II maatregel 4) 4 Actie: Ondersteuning verbredingacties (II maatregel 4) 5 Versterken en herstellen van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het platteland (III) 6 Actie: Steunen van bosgroepen (III Maatregel 7) 7 Verbetering van de ruimtelijke ontsluiting van het landelijke gebied t.b.v. toerisme en recreatie (IV) 8 Uitbreiding van de mogelijkheden voor agrariërs om deel te nemen aan toerisme en recreatie (IV) 9 Meer aandacht voor kleinschalige en cultuurhistorische elementen (IV) 10 Meer aandacht voor het verwijderen van storende elementen in het landschap (IV) 11 Kansen creëren voor het buitengebied ter invulling van het cultuurdecreet (IV) 12 Aandacht voor ankerplaatsen (IV)
1.2.3 Plattelandsactie Kempen+ (PAK+) (2000-2006) Het Leader+verhaal wordt binnen de Provincie Antwerpen uitgevoerd door de vzw PAK+ onder de slogan: “Projecten geven nieuwe impulsen aan het platteland!”. De doelstellingen uit het ontwikkelingsplan PAK+ voor de regio Kempen i.k.v LEADER+ ‘De valorisatie van de plaatselijke producten, met name door via collectieve maatregelen de toegang tot de markten voor kleinschalige productiestructuren te vergemakkelijken’ worden hieronder beschreven. Het ontwikkelingsplan PAK+ werd goedgekeurd door de Deputatie op 19 september 2002.
Doelstellingen De prioritaire doelstellingen, zoals vermeld in Vlaamse LEADER+-programma, die gerealiseerd worden zijn: herstel, behoud en ontwikkeling van de eigenheid van de plattelandsgebieden; ontwikkelen van duurzame landbouw; verhogen economische betekenis van de plattelandsgebieden door het bevorderen van de diversificatie van de economische dragers. Hiervoor is er in het ontwikkelingsplan een strategie uitgezet, gebaseerd op 4 pijlers: Q nood aan innovatie binnen een multifunctionele landbouw; Q verbeteren maatschappelijke perceptie van de land- en tuinbouwsector; Q het uitspelen van troeven, eigen aan het landelijke gebied, in het kader van ‘belevingseconomie’; Q verblijfstoerisme versterken via hoevetoerisme. De operationele doelstelling van het project is het ondersteunen van het inkomen op landbouwbedrijven en verbeteren van het imago van de landbouw en van het platteland bij het brede publiek. Op deze manier wordt er de kans geboden aan land - en tuinbouwers om toch een bescheiden inkomenselement toe te voegen aan hun bedrijfsinkomen. Alzo zal een bijdrage geleverd worden aan het behoud van een dynamische land - en tuinbouwsector in het gebied. Hiermee speelt het plan in op vragen vanuit zowel de landbouwsector in het gebied alsook op vragen vanuit de ganse samenleving. Bij het uitzetten van de ontwikkelingsstrategie van het plan is er gekozen voor het volgende thema: de valorisatie van de plaatselijke producten, met name door via collectieve maatregelen de toegang tot de markten voor kleinschalige productiestructuren te vergemakkelijken.
18
De stimulering van de productie en de afzet van de diverse agrarische, toeristische of andere lokale producten is van belang voor de ontwikkeling van de regio. Binnen dit thema kunnen hierrond diverse initiatieven ontwikkeld worden. Door dit plan zal de sector sterk gestimuleerd worden om, via het aanbieden van educatieve, recreatieve en toeristische producten, een nieuwe weg te zoeken op het vlak van diversificatie. Door de inrichting van een ‘demonstratiebedrijf’ rond landbouweducatie en plattelandsrecreatie op de Hooibeekhoeve, gekoppeld aan een specifiek vormingsaanbod terzake, geven wij aan de sector de mogelijkheid om op een verantwoorde manier te gaan investeren in de uitbouw van een nieuwe kans tot economische diversificatie. Verder worden er in het kader van dit plan nieuwe samenwerkingsverbanden opgezet tussen ‘aanbieders’ en ‘intermediairen’ van educatief-recreatieve producten. Door een gecombineerde aanpak zal de afzet van deze recreatieve, toeristische en educatieve producten sterk verbeterd worden. Volgende concrete acties zullen ondernomen worden: Q het inrichten en uitbaten van een Plattelandscentrum; Q het opzetten van een ‘proefbedrijf’ voor educatieve en recreatieve taken op een land- en tuinbouwbedrijf; Q de uitbouw van een gedecentraliseerd maar kwalitatief hoogstaand recreatief/educatief netwerk; Q het inrichten, uitbouwen en uitbaten van een educatief bezoekerscentrum op het provinciaal proefmelkveebedrijf ‘De Hooibeekhoeve’; Q het samenbrengen en valoriseren van de bovenstaande elementen via de ontwikkeling van ‘arrangementen’ op basis van het bovenstaande netwerk.
1.3
Besluit: nood aan en doel van een beleidsnota platteland!
Uit bovenstaande beschrijvingen inzake nieuwe beleidsintenties, nieuwe ontwikkelingen en evaluatie van de huidige situatie is de conclusie dat er nood is aan een duidelijk, horizontaal plattelandsbeleid voor de Provincie Antwerpen dat verder gaat dan louter het Vlaamse en Europese subsidiebeleid. Het gaat dan vooral om de afstemming van verschillende overheden, verschillende Europese programma’s en van de verschillende beleidssectoren op mekaar omtrent het thema platteland om zo te komen tot een algemeen gedragen plattelandsbeleid voor de Provincie Antwerpen. Deze Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen moet dan ook beschouwd worden als een flankerend document. Het mag niet de bedoeling zijn van deze nota om diepgaand alle relevante aspecten van de ontwikkeling van het platteland te behandelen en te overzien. In wat volgt worden een paar belangrijke links van de verschillende beleidsdomeinen met het horizontale plattelandsbeleid uit de respectievelijke beleidsplannen gelicht. In de geëigende nota’s wordt het provinciaal beleid inzake landbouw, natuur/milieu/natuur/landschap, toerisme/recreatie, economie, welzijn, cultuur, enz. ingevuld. Deze gelden natuurlijk ook voor de plattelandsgebieden in de provincie. De beleidsnota platteland is noodzakelijk omdat er om te beginnen binnen beleidssectoren te weinig ruimte is voor specifieke plattelandsproblematieken, omdat er daarnaast nood is aan een Ge3-benadering en tenslotte omdat vernieuwing zorgt voor dynamiek en omgekeerd. Bekeken vanuit de huidige situatie en met het doel deze te verbeteren, moet deze plattelandsbeleidsnota vanuit een drievoudige invalshoek als flankerend beschouwd worden: aanvullend: Een aantal aandachtspunten eigen aan de plattelandscontext ontbreken soms in de sectorale beleidsnota’s. Dit document schuift dan ook een aantal specifieke plattelandsklemtonen (o.v.v doelstellingen). In Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen (2007) worden deze doelstellingen uitgewerkt in maatregelen en acties die kunnen gerealiseerd worden via projectwerking. Daarnaast kunnen deze plattelandsklemtonen worden meegenomen bij de verdere uitbouw van het sectorale beleid. raakvlakken: Een geïntegreerde aanpak op het platteland veronderstelt een verregaande samenwerking en afstemming van diverse (sectorale) beleidsprogramma’s. Dit document geeft de aanzetten voor geïntegreerde projecten of structuren waar deze coöperatie vorm kan krijgen.
19
vernieuwend: Zowel in Vlaanderen als in het buitenland is er veel in beweging omtrent plattelandsbeleid. Het is de bedoeling om ook eens over de provinciale grenzen te kijken en eens te zien hoe of op welke manier dat we nieuwe inzichten en/of concepten kunnen toepassen voor de Provincie Antwerpen. In hoofdstuk 2 zullen dan ook de concrete aandachtspunten beschreven worden o.v.v doelstellingen, hierbij wordt dan ook duidelijk de link gelegd met de betrokken beleidssectoren.
20
2 2.0
Kwaliteit van het Antwerpse platteland als gebruiksruimte bevorderen
Overkoepelende uitgangspunten
Om ons gestelde einddoel te bereiken en bijgevolg te zorgen voor een kwaliteitsbevordering van het Antwerpse platteland als gebruiksruimte in al zijn facetten, vertrekken we van twee overkoepelende uitgangspunten n.l het algemeen streven naar een duurzame ontwikkeling van het platteland en dit rekening houdende met de specifieke context van het Vlaamse platteland (verhouding stad-platteland).
2.0.1 Gebruiksruimte en duurzame ontwikkeling van het platteland Bij de operationalisering van het begrip “gebruiksruimte” moet een duurzame ontwikkeling van het platteland centraal staan. Dit houdt een integraal en synergetisch perspectief op de economische, ecologische, sociaal-culturele en bestuurlijke aspecten van het platteland in. Samengevat een operationalisering van een Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling. Deze operationalisering van “gebruiksruimte” mag zich dan ook niet verengen tot de ecologische en bepaalde sociaal-culturele aspecten van het platteland, zoals een sterke beleving van de culturele eigenheid, een gezonde leefomgeving en een aantrekkelijk landschap. Bij het bepalen van de doelstellingen (maar ook bij de realisatie) moet steeds de wisselwerking voor ogen worden gehouden met een vitale plattelandseconomie, goede woonomstandigheden, een voorzieningenniveau dat bereikbaar is voor de plattelandsbewoners, een dynamische sociale structuur en een hoge mate van betrokkenheid van inwoners van het platteland bij het (politieke) besluitvormingsproces dat betrekking heeft op al deze aspecten. Bij een invalshoek zoals “gebruiksruimte” lijkt ook de intergenerationele solidariteit van belang. Aandacht is met andere woorden niet alleen geboden voor het vrijwaren en ontwikkelen van de kwaliteit van (delen van) het Antwerpse platteland als “gebruiksruimte” vandaag, maar ook voor aanleveren van bouwstenen voor toekomstige “gebruiksruimte” op het Antwerpse platteland. Het werken aan een hedendaagse en toekomstige “gebruiksruimte” op het Antwerpse platteland kan evenmin gepaard gaan met het afwentelen, op andere gebieden in Vlaanderen of elders in de wereld, van ontwikkelingen die niet binnen de perceptie van de Antwerpse “gebruiksruimte” passen. Dit houdt zeker verband met de beperking dat diverse, aan het platteland gekoppelde problemen of kansen niet louter binnen Vlaanderen kunnen worden opgelost of waargemaakt. Daarnaast moet het duidelijk zijn dat plattelandszorg, qua aard van de problemen en qua sensibilisering, past binnen wereldzorg (rechtvaardigheid, ontwikkeling,…). Tenslotte kunnen waarden en oplossingen voor het Antwerpse platteland, en voor de verhouding stad-platteland in Vlaanderen, een voorbeeldfunctie vervullen voor gelijkaardige gebieden in Vlaanderen en Europa en/of mee richting geven aan het Vlaamse en Europese plattelandsbeleid.
2.0.2 De verhouding stad-platteland in Vlaanderen Ondanks de feitelijk waarneembare vervaging van het morfologische, functionele en culturele onderscheid tussen stad en platteland, is er in de perceptie van de Vlaming nog steeds sprake van een afzonderlijk platteland. Dit verantwoordt het uitwerken van een plattelandsbeleid op zich, waarbij het nadenken over en het werken aan de kwaliteit van het platteland als “gebruiksruimte” evenwel niet meer als een exclusief plattelandsvraagstuk mag worden beschouwd. Vragen over het gebruik (in al zijn facetten: wonen, leven, werken, ontspannen, recreëren,…) van het platteland moeten, net zoals deze over het gebruik van de stad, worden beschouwd als projecties van het veel algemener vraagstuk over de collectiviteit van de
21
(Vlaamse) samenleving. In essentie is het te complex geworden om het platteland als “gebruiksruimte” te benaderen vanuit een louter functionele of morfologische invalshoek (landbouw en natuur versus wonen, open ruimte versus bebouwde ruimte), maar wordt veeleer de multidimensionele spanning tussen privaat en publiek op het Vlaamse platteland beoogd. Ook functioneel is er een steeds grotere verweving van stedelijke en plattelandsfuncties en –activiteiten waarbij enerzijds stedelijke functies tot in de “zuivere” plattelandsgebieden binnendringen en anderzijds een kwalitatieve stedelijke woonomgeving steeds meer nood heeft aan de aanwezigheid van zogezegde plattelandsfuncties zoals natuur, bos en ook passende landbouwbedrijfsvoering. Verder is de culturele heterogeniteit als potentiële bron van maatschappelijke vernieuwing en diversiteit op het platteland even groot als in de stad. Werken aan het Vlaamse platteland als “gebruiksruimte” kan niet voorbij aan de specifieke Vlaamse verhouding tussen stad en platteland. Waar stad en platteland in het verleden nog min of meer konden worden beschouwd als ruimtelijk-morfologisch, functioneel en cultureel te onderscheiden entiteiten, is de laatste decennia dit onderscheid in Vlaanderen steeds verder afgezwakt. Belangrijkste reden voor deze vervaging is dat afstand en nabijheid niet langer de bepalende structurerende processen zijn in onze samenleving. In het verleden was het van belang om dichtbij de machtscentra te zitten, vandaag zijn mobiliteit en virtualiteit (bereikbaarheid) veel bepalender. Door de aanleg van infrastructuur (wegen, spoorwegen, kabel, glasvezel, GSM-masten, …) is nagenoeg elke plek op het Vlaamse platteland even of vaak zelfs beter bereikbaar dan stedelijke locaties. Vandaag is de morfologische grens tussen stad en platteland dan ook nauwelijks nog te onderscheiden; er is sprake van een zeer omvangrijke ambigue “peri-urbane” overgangszone. Tenslotte is er, onder meer door de menging van traditionele en nieuwe plattelandsbewoners, nog weinig sprake van een echte “plattelandsmentaliteit” in Vlaanderen in de vorm van een eigen, specifiek geheel van sociaal-culturele opvattingen.
2.1
Doelstellingen
Rekening houdende met vooropgestelde missie en einddoel en de overkoepelende uitgangspunten indachtig worden uiteindelijk volgende hoofddoelstellingen geformuleerd voor het provinciale plattelandsbeleid (2007-2013). Deze hoofddoelen worden geformuleerd voor de verschillende gebruiksfuncties van het platteland.
2.1.1 platteland als woon- en leefruimte “Zorgen voor een leefbaar en kwaliteitsvol platteland.”
2.1.2 platteland als werkruimte “Creëren van een gunstig economisch klimaat op het platteland.”
2.1.3 platteland als collectieve ruimte “Realiseren van een platteland met oog voor het natuurlijk milieu en kwaliteit van het landschap.”
2.1.4 platteland als consumptieve ruimte “Vrijwaren van het platteland als ruimte voor kwaliteitsvolle vrijetijdsbesteding.”
2.1.5 identiteit en communicatie “Aandacht hebben voor identiteitsversterking van en communicatie naar en over het platteland.” De verschillende hoofddoelstellingen worden beschreven. Om deze hoofddoelen te realiseren worden er een aantal doelen en tussendoelen beschreven. Daarnaast wordt er ook telkens aangegeven over welk instrumentarium (de middelen) men (eventueel) kan beschikken om deze doelen te bereiken. Schematisch werd dit weergegeven in de doelboomnota (p.16). De doelboomnota is een schematische voorstelling van de eigenlijke beleidsnota. Meer info over de manier waarop de doelboomnota moet gelezen worden in “bijlage 1: Begrippen en definities”.
22
23
2.1.1 PLATTELAND ALS WOON- EN LEEFRUIMTE ‘ZORGEN VOOR EEN LEEFBAAR EN KWALITEITSVOL PLATTELAND’
2.1.1.1 Zorgen voor een betere woonkwaliteit Vlaanderen en dus ook de Provincie Antwerpen kennen een aanhoudende suburbanisatiedruk en zo dus toenemende verstedelijking van het platteland. Dit is wel een overkoepelend uitgangspunt voor alle doelstellingen maar niet in het minst van belang bij de zorg voor een platteland waar het goed is om te leven en te wonen. Het Antwerpse platteland wordt gekenmerkt door een steeds kleiner wordende open ruimte en een ruimtelijk kwaliteitsverlies. Ook demografische fenomenen als veroudering, ontgroening en wijzigingen in de huishoudtypes hebben een eigen uitwerking op het platteland. Om te komen tot een omgeving waar het goed is om te wonen zijn er vele mogelijkheden maar moet prioritair gestreefd worden naar voldoende goede en kwaliteitsvolle woningen. 1. Verantwoord omgaan met wooninbreiding en -uitbreiding Voor aangegeven locaties in gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen voor in– en uitbreiding moeten naast bereikbaarheid met openbaar vervoer ook de goede morfologische inpassing in het dorpsweefsel alsook de ruimtelijke draagkracht en integratie in het landschap gemotiveerd worden. Kwaliteitsvol omgaan met woonin – en uitbreiding op het platteland binnen de kaders van Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) en Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurplannen (GRS), en zo voortbouwen op historische patronen en aansluiting zoeken bij bestaande morfologie. Het erfgoed is het geheugen van de culturele identiteit en de zorg ervoor draagt bij tot de identiteit van het platteland. Garanderen van een kwaliteitstraject voor integratie en voortbouwen op historische patronen, zoals axerende en structurerende elementen van de historische ontwikkeling zoals het openhouden van de drevenpatronen etc. Historische kernen en monumenten kennen ook een archeologisch belang door hun continuïteit met voorgaande perioden. Als de open ruimte wordt aangesneden moet rekening worden gehouden met het ondergrondse erfgoed in de vorm van archeologische sporen maar ook met de impact hiervan op het landschap en de aanwezige land– en tuinbouw. Herbestemming, hergebruik en renovatie van oude gebouwen genieten voorkeur t.o.v nieuwbouw. Bij functioneel hergebruik van karakteristieke waardevolle gebouwen is begeleiding en advisering nodig. Bij renovatie moet rekening gehouden worden met de identiteit van het erfgoed en de inpassing binnen het dorps– en plattelandszicht. 2. Omgaan met de kwaliteitsproblematiek van de woningvoorraad, leegstand en huisvesting van kwetsbare groepen Instrumenten om de kwaliteitsachterstand van de woonvoorraad in sommige plattelandsgebieden weg te werken dienen te worden gecreëerd. Een slechte kwaliteit van de woningen gaat soms gepaard met leegstand. De huisvesting van kwetsbare groepen is eveneens een belangrijk aandachtspunt. Een actief opkoopbeleid (door private en /of publieke sector) moet hierbij gecombineerd worden met gebundelde en territoriaal geconcentreerde inzet van verbetering – en saneringspremies. Daarnaast is er in verschillende landelijke gemeenten nood aan de bouw van bijkomende sociale huurwoningen. Deze kunnen best aanpasbaar, flexibel en duurzaam gebouwd worden. Ook moet aandacht geschonken worden aan vernieuwende woningconcepten zoals het ontwikkelen van sociale woningprojecten op het platteland aangepast aan de eigenheid en de wensen van de bewoners, steeds passend binnen het kader van RSPA en GRS. De toegankelijkheid van de woningmarkt voor de (kwetsbare) plattelandsbewoners moet verbeteren. Aandacht moet er ook zijn voor de oudere bewoners op het platteland. Bejaarden zouden zo lang mogelijk in hun eigen huis moeten kunnen blijven wonen.
24
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - gebruikmaking door overheden en private personen van karakteristieke gebouwen; - regionale aanpak is noodzakelijk voor gebiedsspecifiek woonproblemen; - samenwerking: privé, middenveld en overheid een must; - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid - Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA ) - provinciale omzendbrief woningprogrammatie - decreet ruimtelijke ordening 2) partners 3) advies - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) (meer info “bijlage 1 : Begrippen en definities”) - Advisering rond integratie van erfgoed door de dienst erfgoed, inclusief Monumenten, Landschappen en Archeologie - provinciale omzendbrief woningprogrammatie - adviezen Deputatie inzake GRS, gemeentelijke uitvoeringsplannen en vergunningen - PROCORO - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Dienst Welzijn (Provincie Antwerpen) heeft een aantal subsidiereglementen i.v.m “wonen” nl. subsidie aan opstartende sociaal verhuurkantoren, investering– en renovatiesubsidies aan voorzieningen, erkend door het Vlaams Fonds voor integratie van Personen met een Handicap en investering– en renovatie subsidies aan bepaalde voorzieningen in de welzijnssector en een subsidie voor de woningaanpassing bij ouderen; - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Vlaams Gewest: AROHM en non-profit organisaties stellen middelen ter beschikking voor woningaanpassing bij bejaarden; - Dienst Cultureel Erfgoed (Provincie Antwerpen) geeft subsidie voor onderhoud van niet-beschermde, waardevolle gebouwen
2.1.1.2 Zorgen voor kwaliteitsvolle mobiliteit 3. Werken aan oplossingen voor vervoersafhankelijken (en algemene plattelandsmobiliteit) en de verkeersleefbaarheid De bereikbaarheid van specifieke voorzieningen voor specifieke groepen komt door schaalvergroting en ruimtelijke keuzevrijheid in het gedrang. Vervoersafhankelijken kunnen niet genieten van de vrije keuze in de verruimde woonmarkt en het efficiënt aanbod van openbaar vervoer op het platteland blijft prangend, vooral de dienstregelingen in het weekend zijn te beperkt (b.v i.v.m jeugdwerkingen, i.v.m bezoek aan het buitengebied door de stedeling). Er is het risico van sociaal isolement. Dit kan doorbroken worden door aanbod op vraag van diverse types van vervoerdiensten zoals personenvervoer, boodschappendienst, belbus, ... Ook dorpen buurtdiensten (eventueel uitgebouwd via tewerkstellingsprojecten) kunnen bijdragen tot de opheffing van het sociaal isolement. Ook zijn er problemen rond verkeersleefbaarheid op het platteland; bedreiging van de leefkwaliteit door verkeersoverlast en – onveiligheid. Mogelijke oplossingen kunnen we vinden in (her)inrichting van doortochten door dorpskernen. Herwaardering van trage wegen is ook een aandachtspunt. Deze wegen zijn geschikt voor fiets- en voettochten (kerkwegels, veldwegen, voetwegen). Voor recreatieve netwerken dient een evenwicht gezocht tussen recreatie, landbouw en de plattelandsbewoners.
25
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - ondersteuning van verplaatsingsmogelijkheden waar onrendabel massavervoer verdween zoals varianten van vraagafhankelijk openbaar vervoer; - toepassing decreet basismobiliteit; - gemeentelijke mobiliteitsplannen; 2) partners - vzw Trage Wegen - De Lijn 3) advies - Atlas van de Buurtwegen - Jeugddienst (Provincie Antwerpen) - Dienst Mobiliteit (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Dienst Mobiliteit voorziet in subsidies voor Toeristisch-Recreatieve en Utilitaire fietspaden en heeft aandacht voor herwaardering van trage wegen - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking
2.1.1.3 Bestrijden van armoede Armoede op het platteland is meer verdoken dan in de grootstad. Immers, hoe kleiner een gemeente, hoe moeilijker men in anonimiteit kan leven. Daardoor speelt schaamte een (nog) grotere rol dan in een grootstedelijke omgeving. Armoede op het platteland komt nochtans algemeen voor. Toch lijken armen zich makkelijker in steden zoals Turnhout, Geel, Mechelen, Lier en Herentals te organiseren dan in kleine gemeenten. 4. Uitwerken van specifieke instrumenten om armen op het platteland op te sporen, te bereiken en te begeleiden. Armoede op het platteland is niet eenvoudig in concentraties aan te wijzen. Een groot deel van de aandacht zal dan ook moeten gaan naar het bereiken van deze doelgroep.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen 2) partners - SPAAK-overleg - Welzijnsschakels 3) advies - specifieke instrumenten (zoals Interdepartementaal Provinciaal Overleg Armoede) zijn nodig om armen op het platteland op te sporen en acties te ondernemen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Dienst Welzijn (Provincie Antwerpen) heeft een aantal subsidiereglementen i.v.m “armoede” nl. een project armoedebestrijding (plaatselijke kern); sociale projecten en subsidiereglement ‘Kansen in onderwijs’
26
2.1.1.4 Zorgen voor algemene voorzieningen Basisvoorzieningen zullen op het platteland op maat moeten worden aangeboden. Hierbij moet natuurlijk steeds de nodige afweging gemaakt worden naar wenselijkheid, haalbaarheid en noodzakelijkheid. Verschillende overheden moeten zoeken naar oplossingen voor bestaande gemeenschapsvoorzieningen zoals kleuter – en lager onderwijs, sportinfrastructuur, bibliotheek, jeugdcentra, dorpshuizen, streekcentra, fuifinfrastructuur, … . Dit kan in vele gevallen door herwaardering van in onbruik geraakte cultuurhistorische panden. Vele grote dorpsgebouwen dateren uit een vroegere agrarische samenleving (brouwerijen, grote handelshuizen en cafés, opslagplaatsen, …). Met nieuwe en moderne architecturale concepten zijn ze vaak om te bouwen zodat ze een nieuwe functionele betekenis voor de dorpsgemeenschap krijgen: sociale huisvesting, seniorenhuisvesting, culturele functie, welzijnsfunctie, ontmoetingsfunctie,… . De herwaardering van dit dorpspatrimonium kan bijdragen tot een versterking van de identiteit van deze dorpen als woon – en leefruimte. 5. Herwaarderen van de rol van vrijwilligersnetwerken op het platteland De bereikbaarheid van professionele dienstverlening zal op het platteland blijvend moeten aangevuld worden met initiatief door “vrijwillige” dorpsbewoners. Ze vormen een onontbeerlijke schakel in een regiodekkend en toegankelijk voorzieningenaanbod. 6. Uitbouwen van groen– en recreatiemogelijkheden als omgevingsvoorwaarde Groen op loop– en fietsafstand en een goed recreatief apparaat is van groot belang bij de woonmotivering van de lokale bevolking. In toeristisch-recreatief interessante regio’s zou het een meerwaarde betekenen moest deze aanpak passen in een ruimer netwerk en strategie. Langs de ene kant moet de burger voldoende informatie krijgen (publiciteit) m.b.t recreatieve mogelijkheden, terwijl er daarnaast rekening moet worden gehouden met de draagkracht van specifieke groendomeinen voor de druk van verschillende vormen van recreatie. Sommige waardevolle groengebieden lenen zich niet tot massale overrompeling van recreanten (b.v door een groot aantal fietsroutes door deze domeinen te laten lopen waardoor natuurgebieden worden herleid tot een picknick zone). Het buitengebied, bij uitstek bossen, heeft naast een ecologische en economische waarde, een belangrijke sociale waarde. Denken we maar aan ruimte, rust, zuivere lucht, kortom een aangenaam klimaat. 7. Aandacht voor dienstverlening De ontwikkeling van een handelskern is een dynamisch gegeven (ook op het platteland). De uitrusting en uitstraling van een handelskern wordt opgebouwd door een complex samenspel van commerciële en niet-commerciële actoren: wonen, cultuur, onderwijs, toerisme, tewerkstelling, ontspanning, sport, medische verzorging en detailhandel. Op economisch vlak is het de opdracht om te zoeken naar een gevoelig evenwicht tussen vraag en aanbod. Dit evenwicht moet erop toezien dat er geen onder- of overbewinkeling ontstaat met als respectievelijke gevolgen: onverantwoorde koopvlucht en in de hand werken van leegstand. Naast de economische dienstverlening moeten we ook aandacht hebben voor de sociale dienstverlening. Deze gaan hand in hand met mekaar en met de leefbaarheid van de plattelandskern.
27
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - ontwikkeling van oplossingsscenario’s voor het bereik van lokale voorzieningen in dunbevolkte plattelandsregio’s, hierbij kan gedacht worden aan mobiele, doelgroepgerichte en vraagafhankelijke concepten; - bij het behoud bereikbaarheid van basisvoorzieningen kan gebruik gemaakt worden van het stimuleren van informaticatechnologie (teleshopping, netbanking, teleworking,…) - taak voor intercommunales om blijvend te voorzien in energie, waterzuivering, afvalverwerking, e.d - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid - RSPA 2) partners - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - middenveld - vrijwilligersnetwerken 3) advies - Jeugddienst (Provincie Antwerpen) - Dienst Economie, Technologie en Landbouw (Provincie Antwerpen) - Studie over de commerciële aantrekkelijkheid van handelskernen in de Provincie Antwerpen - Groendomeinen Antwerpen (Provincie Antwerpen) - vzw bosgroepen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Dienst Economie, Technologie en Landbouw (Provincie Antwerpen) - startercheques
2.1.1.5 Dorpskernvernieuwing 8. Initiatieven rond versterking en vernieuwing van plattelandskernen met aandacht voor identiteit, participatie van bewoners en kwaliteit. Een investering in het publiek domein kan een belangrijke flankerende beleidsmaatregel zijn. Dit kan gecombineerd worden met gecoördineerde aanpak van de leegstand en eventuele inbreidingsprojecten op ruimtelijk verantwoorde locaties. Belangrijk hierbij is wel dat leegstand niet in elke gemeente van de Provincie Antwerpen een even groot probleem is (studie Dienst Welzijn). Een verhoging van de ontmoetingsfunctie (gemeenschapslokaal) of het inschakelen van het dorp in een breder toeristisch-recreatief netwerk kan de vitaliteit van het dorp verhogen. De gemeenten en de toeristische verenigingen in de regio worden in dit verband gevraagd om bijzondere aandacht te besteden aan volgende aspecten verkeersleefbaarheid – en veiligheid, aandacht voor de recreatiemobiliteit, geschikt vestigingsmilieu voor horeca, bewegwijzering en bebording, groenbeleid, straatmeubilair en kunst in de openbare ruimte, openbare vervoersfunctie, monumentenzorg, stads– en dorpsgezichten, eigentijds architecturale vormgeving met respect voor context en identiteit, aandacht voor het winkelapparaat als ondersteunende en min of meer weersonafhankelijke voorziening en aandacht voor aanplanting van groen bij particuliere woningen. Ook aandacht voor de verbetering van de kwaliteit van het publiek domein en verhogen van de verkeersleefbaarheid, stimuli voor gevelverfraaiing of –beplanting, leegstand en een oordeelkundige aanpak van sociale huisvestingprojecten, opportuniteiten voor kleinschalige inbreidingsprojecten, ontwerp voor versterking beeldkwaliteit met participatie van de bevolking. Verder kan ook, indien hier rond lokale wensen leven, de aanwezigheid van gemeenschaps-
28
lokalen/voorzieningen bijdragen om het ‘woondorp’-gevoel te voeden en onderdak te geven. In vele gevallen kan dit, zoals reeds aangegeven, door herwaardering van in onbruik geraakte cultuurhistorische panden. Historische kernen en monumenten kennen een archeologisch belang door hun continuïteit met voorgaande perioden. Hiervoor moet men dan ook aandacht hebben bij herwaardering. Geen acties mogen los worden gezien van een permanente zorg voor toegankelijkheid van de woningmarkt voor sociaal zwakkeren (vooral sociale huurwoningen). De kans op ‘sociale verdringing’ in aantrekkelijke dorpen is niet onbestaande.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - gemeentebesturen dienen hierin het voortouw te nemen; - RSPA - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid - Dienst Patrimonium (Provincie Antwerpen) alsook Afdeling Monumenten en Landschappen kunnen bijdragen in kennis (zodanig dat de kwaliteit van de visuele identiteit niet vermindert); - DORPinZICHT (~Village Appraisels): instrument om samen met bewoners van plattelandskernen de leefbaarheid van hun woongebied in kaart te brengen (door VIBOSO) - Toekomstvisie Kempen (Samenwerkingsverband Strategisch Projectenbureau Kempen) 2) partners - vzw Stichting Kempens Landschap - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - vzw Toerisme Provincie Antwerpen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 3) advies - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Departement Recreatie, Sport en Toerisme (Provincie Antwerpen) - Strategische plannen Toerisme Antwerpen (opvolging clustermedewerkers) - Advisering rond integratie van erfgoed door de dienst erfgoed, inclusief Monumenten, Landschappen en Archeologie - PROCORO 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Dienst Cultureel Erfgoed (Provincie Antwerpen) geeft subsidie voor onderhoud van niet-beschermde, waardevolle gebouwen
29
2.1.2 PLATTELAND ALS WERKRUIMTE ‘CREËREN VAN EEN GUNSTIG ECONOMISCH KLIMAAT OP HET PLATTELAND’
2.1.2.1 Ondernemen op het platteland Er zijn verschillende vormen van ondernemerschap die we kunnen terugvinden op het platteland en in het buitengebied. Zo zijn er de kleinere ondernemingen (KMO’s) in de gemeenten, is er industriële bedrijvigheid op bedrijventerreinen in het buitengebied en zijn er de agrarische ondernemers (waaronder land– en tuinbouwers en loonwerkers). De land- en tuinbouw wordt dus nog steeds beschouwd als een sterke primaire, maar niet meer de enige, economische drager van het platteland. Niettegenstaande het aandeel van de land- en tuinbouw in de economische structuur afneemt, is het duidelijk dat de als agrarisch te omschrijven gebieden t.o.v de andere ruimtelijke zones nog een belangrijke landbouwfunctie hebben. Een strikte landbouwbenadering van het platteland biedt echter onvoldoende opportuniteiten in de strategische economische ontwikkeling van het platteland. Nieuwe economische dragers op het platteland zowel in de sfeer van de landbouw en de aanverwante functies, maar ook in andere economische niches zoals opslag, recreatie – inclusief horeca - , zelfstandigen, vrije beroepen en ambachtelijke bedrijven kennen een zekere dynamiek en verdienen ondersteuning in het buitengebied. De schaal van activiteit zal in belangrijke mate richtinggevend zijn voor de lokale appreciatie inzake draagkracht van en inpassing in de omgeving. Plattelandseconomie zit in de lift maar het stimuleren van ruraal ondernemerschap en de opbouw van deskundigheid ter zake is nog relatief onbekend terrein. Ook mogelijkheden om sociale economie uit te bouwen en mogelijkheden rond landbouwverbreding zijn onvoldoende benut of gekend. Verder kunnen de nieuwe ERSV/RESOC/SERR-structuren een belangrijke rol van betekenis spelen bij het stimuleren van deze economische ontwikkelingen van het platteland. Hierover kan u meer informatie terugvinden in “bijlage 1: Begrippen en definities”. 9. Aandacht voor kwaliteitsvolle vestigingslocaties Een kwaliteitsvolle vestiging van het bedrijf staat steeds nadrukkelijker vooraan in de profielopbouw van de onderneming. Zeker in plattelandsgebieden vraagt dit om verscherpte aandacht. Het gaat om een wederzijdse inspanning. Van de overheid kan verwacht worden dat ze goed geïntegreerde en bereikbare zones realiseert, van de bedrijven die opteren voor een rurale omgeving kan verwacht worden dat ze enerzijds zorgen voor kwaliteitsvolle architectuur (met inbegrip van inplanting en parking) en anderzijds doorgedreven keuzes maken inzake duurzaam bouwen en produceren. Het Ruimtelijke Structuurplan Vlaanderen (RSV) en het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (RSPA) werken principes uit voor de lokalisatie van lokale en regionale bedrijventerreinen. Gemeenten werken deze principes verder uit in hun respectievelijke Gemeentelijke Ruimtelijke Structuurplannen (GRS) en duiden hierin locaties aan voor lokale bedrijventerreinen. Hierbij wensen we een aantal aandachtspunten aan te halen. Ook voor de bedrijven zelf moeten strenge duurzaamheid - en beeldkwaliteitvoorwaarden worden vooropgesteld. Stedenbouwkundige richtlijnen, goed architecturaal advies en doordacht parkmanagement (o.m inzake energie, afval, waterzuivering, infiltratiebekkens…) kunnen hiertoe bijdragen. Ook het mobiliteitsaspect speelt hier geen onbelangrijke rol. Aandacht voor de relatie met het omgevend landschap is een doorslaggevend ruimtelijk afwegingscriterium. Stimuleren van toonaangevende projecten rond kwaliteitsvolle integratie van lokale terreinen is dan ook een aandachtspunt. Garanties op een kwaliteitsvolle woon- en leefomgeving voor werknemers blijkt ook een belangrijke lokalisatiefactor voor bedrijven.
30
10. Aandacht voor ruraal ondernemerschap De huidige economie op het platteland is multifunctioneel en ondergaat een verdere verbreding en diversificatie zodat een (vitale) plattelandseconomie niet langer gelijk gesteld kan worden met een (vitale) landbouweconomie. Het multifunctionele gaat uit van de bestaande, complexe situatie met plattelandskernen die een ruime economische portefeuille hebben en waar een groot deel van de economie in solitaire vestigingen is gelokaliseerd. Ook de landbouw maakt hier integraal deel van uit. De economische vitaliteit van het platteland zal dus maar bewaard en versterkt worden wanneer met dit multifunctioneel karakter van de plattelandseconomie wordt rekening gehouden. In die zin is de evolutie van een agrarische economie naar een ruraal of plattelandsondernemerschap al een feit binnen Vlaanderen. De afweging van bestaande en nieuwe economische dragers dient dan ook binnen dit kader te gebeuren. Binnen het kader van het gewenst ruimtelijk te voeren beleid en vanuit het perspectief van een sterke economische positie van het platteland, zou de introductie van het concept ruraal ondernemerschap een oplossing kunnen bieden voor deze dualiteit zonder daarbij in strijd te zijn met de bestaande wetgeving rond zonevreemde bedrijvigheid. Ondernemingen die bijdragen tot een kwaliteitsverbetering van het ruraal gebied krijgen hierbij kansen. Verbetering van de beeldkwaliteit van bestaande bedrijven in kwetsbare open ruimtes of nabij kwetsbare dorpssilhouetten is een aandachtspunt. Er kan zowel gewerkt worden via een systematische screening van de omgeving rond een beperkt aantal toeristisch-recreatieve gebieden (wel breder gezien dan de afgebakende ‘primair toeristisch belangrijke gebieden’) of belangrijke landschappen in de provincie. De relictenkaarten van traditionele landschappen of een provinciale landschapscomposietkaart kunnen voor dit laatste als basis voor verdere prioriteitsbepaling gebruikt worden. Ook binnen en/of aan de randen van de dorpskernen kunnen voorstellen worden uitgewerkt voor inkleding van bestaande industriële gebouwencomplexen die het dorpssilhouet verstoren. In reeds aangetaste landschappen moet eerder gestreefd worden naar de opbouw van een nieuwe identiteit. Vorming en demonstratieprojecten omtrent integratie en begroening van bestaande gebouwen o.m via recente technieken met begroende gevels, groenplatforms, sedumdaken,… is een aandachtspunt binnen het ruraal ondernemerschap. Aandacht voor rurale doorgangsgebouwen (multifunctionele bedrijfsruimtes). Veel gedreven ondernemers en zelfstandigen starten hun bedrijvigheid in een garage of schuur. Doorgangsgebouwen op het platteland zijn vaak onbestaande of niet geschikt. Deze infrastructuur kan nieuwe zonevreemde toestanden vermijden. Er moet onderzocht worden in hoeverre en onder welke voorwaarden (ligging, kwaliteitsvereisten) bestaande gebouwen in aanmerking kunnen komen om deze rurale doorgangsfunctie in onder te brengen. Bundeling van deze activiteiten kan ruimtebesparend zijn en ruimtelijke kwaliteit in de hand werken. De afweging moet uiteraard ook gebeuren binnen algemene ecologische en mobiliteitsoverwegingen. 11. Stimuleren van duurzaam ondernemen door samenwerking Een aandachtspunt is ook het ontwikkelen van projecten duurzame ontwikkeling in land- en tuinbouw. Het gaat om projecten die een voorbeeld - en een signaalfunctie hebben en /of gericht zijn op sensibilisering. Het stimuleren van andere kleinschalige economische activiteiten die de algemene waarden en kwaliteiten die op het platteland te vinden zijn (rust, ruimte, stilte, gezondheid, authenticiteit, kleinschaligheid, overzichtelijkheid …) als kader gebruiken. Tijdelijke initiatieven in de sfeer van kunst, cultuur (o.m folkmuziek), design, vormgeving, ambachten (o.m agrarische), zorgverstrekking,… . Het afsluiten van samenwerkingscontracten m.b.t gezamenlijk gebruik van machines en arbeid. Maar ook duurzaam ondernemen naar andere economische dragers op het platteland, naast de land – en tuinbouw zou de nodige aandacht moeten krijgen. 12. Aandacht voor ruimtelijk-economisch perspectief Uit het Strategisch Plan Ruimtelijke Economie (SPRE) komen een aantal bouwstenen naar voor om te komen tot een ruimtelijk-economisch plattelandsperspectief. Deze bouwstenen moeten
31
leiden tot een neo-endogeen ruraal ontwikkelingsperspectief (nieuwe plattelandsontwikkelingen die ontstaan vanuit de basis) vanuit volgende uitgangspunten: 1. de eigen identiteit van het platteland; 2. de ruime waaier van activiteiten op het platteland; 3. stad en platteland zijn flankerende gebieden; ontwikkelingsperspectieven voor het ene moeten in samenhang bekeken worden met die voor het anderen; 4. rol van kernen op het platteland; 5. noodzaak van een kader voor uitdovende, bestaande en nieuwe economische dragers op het platteland. De uitgangspunten zullen dan ook terug te vinden zijn in een aantal gestelde doelstellingen binnen deze Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen. Op basis van die uitgangspunten kunnen we komen tot een ruraal ondernemerschap binnen een selectief multifunctioneel economisch model, met een rurale ondernemer die mee investeert in de kwaliteit en de identiteit van het platteland. Het multifunctioneel economisch pallet wordt in belangrijke mate aangeboden in de (kleinstedelijke) centra op het platteland die integraal deel uitmaken van dat platteland en er een belangrijke rol vervullen voor de endogene ontwikkeling van het platteland (= tendens naar ontwikkeling van nieuwe economische functies van het platteland b.v. plattelandstoerisme, beheer van open ruimte,…). Daarnaast is er op het platteland ook een belangrijke economie in solitaire vestigingen die om oplossingen vraagt zowel voor de bestaande economische activiteiten als voor nieuwe economische dragers in het bestaande patrimonium. Alleen via nieuwe investeringen kan een positieve bijdrage geleverd worden aan de kwaliteit van het platteland. Het gebruik van een index van rurale bedrijfslocaties kan hiervoor een oplossing bieden naast of in de plaats van de huidige oplossingen voor de zonevreemde economie. Verder zouden op selectieve basis nieuwe economische dragers moeten kunnen gelokaliseerd worden op daartoe geeigende plaatsen op het platteland. Hiervoor kunnen ideeën gehanteerd worden zoals verzamelbedrijfseilanden voor lokaal ondernemerschap waarvoor de behoefte op streekniveau wordt bepaald. Lees meer over het doel van het instrumentarium
INSTRUMENTARIUM in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51) 1) aanbevelingen - TOOLS uit ‘Op zoek naar allianties tussen ruimtelijke kwaliteit en economische dynamiek van het platteland’ zoals uitvoeringsgerichte taken p. 72 - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid 2) partners - Innovatiesteunpunt Boerenbond - ALT-projecten - Landinrichting (VLM) - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+) - landbouworganisaties 3) advies - Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit DROM (Provincie Antwerpen) - PROCORO - Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij (GOM ) - Cel Landbouw en Plattelandsbeleid (CLP) (Provincie Antwerpen) - SPRE ‘Ruimte en economie in Vlaanderen’ - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Streekpact (RESOC’s) - studie leegstaande en/of verwaarloosde bedrijfsruimten GEDAS NV - visie rond gedesaffecteerde bedrijfszetels in agrarisch gebied (tekst Fr. Coussement) - visie DROM (+ wetgeving zonevreemdheid in agrarische gebieden & functiewijzigingen) 4) subsidiëringen - Dienst Economie, Technologie en Landbouw (Provincie Antwerpen) voorziet subsidies zoals een reglement sociale-economie en startercheques - Vlaams Gewest: subsidies ‘verwerving van onroerende goederen’ (30%) - Vlaams Gewest: subsidies ‘saneringswerkzaamheden’ (90%) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet subsidies voor duurzame en verbrede initiatieven inzake landbouw
32
2.1.2.2 Educatie op het platteland 13. Aandacht voor nieuwe rurale deskundigheid en geschikte omgevingsvoorwaarden Initiatieven voor opleidingen rond nieuwsoortige rurale bedrijvigheid (zowel binnen als buiten de landbouw) verdient de aandacht. Er is nood aan gespecialiseerde opleiding, begeleiding en dienstverlening voor de nieuwe vormen van ruraal ondernemerschap. Zowel inzake landschapszorg, landschapsdesign, begroening van gebouwencomplexen, milieu - en energiemaatregelen,… maar ook rond kwaliteitsbewaking, fiscaliteit, promotie,… . Ook hiervoor moet specifiek initiatief worden genomen b.v. onder de vorm van een steun - of aanspreekpunt voor technische bedrijfsondersteuning voor kleinschalige rurale ondernemingen. Zo mogelijk binnen bestaande structuren. Ook blijvende aandacht voor landbouweducatie en agrarische vorming inzake technische en economische aspecten is van belang. Maar het klassieke landbouwonderwijs moet verder uitgebreid worden met opleidingen voor ‘plattelandsonderwijs’ (lees: verbreed landbouwonderwijs met de opmerking dat onder de term platteland meer wordt verstaan dan enkel verbrede landbouw) zodat jongeren uit landbouwmilieus ook worden opgeleid voor het leiden van een ‘plattelandsbedrijf’ (inbreng van lessen en stages over natuur, landschapsbeheer, recreatie en toerisme, educatie, ruimtelijke ordening, fiscaliteit en wetgeving voor andere functies,...). De aanwezige knowhow inzake landbouw dient dus wel behouden te worden in het landbouwonderwijs (specialisaties, …) maar ook versterkt te worden in de richting van een duurzame landbouw. Het afstemmen van initiatieven en activiteiten, zoals het aanbieden van cursussen en voorlichtingsbijeenkomsten aan landbouwers met initiatieven voor plattelandstoerisme. 14. Aandacht voor educatie inzake landbouw en platteland naar derden Er moet aandacht besteed worden om derden (volwassenen, kinderen, gehandicapten,…) in contact te brengen met land– en tuinbouw en met het platteland. De bedoeling moet zijn om iets bij te brengen over deze thema’s op een voor de doelgroep aangepaste manier. Voorbeelden kunnen zijn: boerderijklassen, plattelandsklassen, educatieve tentoonstellingen, kinderboerderijen,... INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - screening van mogelijke cursussen voor particulieren - sensibiliseren van het landbouwonderwijs (vb KHK) 2) partners - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+): projectwerking rond plattelandseducatie - GPB Hooibeekhoeve: oprichting van een plattelandscentrum (Provincie Antwerpen) - Innovatiesteunpunt Boerenbond - vzw Plattelandsklassen - landbouworganisaties 3) advies - Provinciale Groendomeinen (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Dienst Economie, Technologie en Landbouw (Provincie Antwerpen) voorziet subsidies in reglement sociale-economie - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet subsidies voor duurzame en verbrede initiatieven inzake landbouw
33
2.1.2.3 Differentiatie en diversificatie Een ander woord voor differentiatie is verdieping (in deze context landbouweconomisch gezien.) Dit wil zeggen dat het activiteiten zijn binnen het landbouwgebeuren en die moeten worden gezocht in de toelevering of de afzet van de eigen landbouwactiviteit. Bijvoorbeeld nieuwe technologieën, verwerking, commercialisatie en specialisatie van de teelt. Verbreding is een ander woord voor diversificatie (in deze context landbouweconomisch gezien.) Het is de ontwikkeling van niet-agrarische rurale activiteiten. We onderscheiden vier soorten van verbreding nl. marktgerichte verbreding (b.v. verkoop hoeveproducten,…), natuurgerichte verbreding (b.v. waterbeheer, agrarisch natuurbeheer,…), sociale verbreding (zorgfuncties, diensten, kinderopvang,…) en recreatieve verbreding (b.v. toerisme (dagactiviteiten of klassieke hotelvormen),…). Naast het ondersteunen en stimuleren van verbreding dient men ook aandacht te hebben dat men niet in het andere uiterste vervalt. Landbouwers mogen niet de idee krijgen dat ze allemaal hoeveproducten moeten verkopen. Aangezien het hier gaat over een nichemarkt, zou die op deze manier in gevaar komen. 15. Aandacht voor differentiatie en verbreding in de land- en tuinbouw Er moet ondersteuning geboden worden voor verbredingacties. Sommige bedrijven kunnen door het opnemen van nieuwe functies hun bedrijfseconomische situatie verbeteren. We denken hierbij aan aanmaak, verwerking en verkoop van hoeveproducten, hoevetoerisme en ander aanbod naar recreanten en bezoekers, agrarisch natuurbeheer via beheerovereenkomsten,… . Naast deze ruimverspreide verbredingmogelijkheden vermelden we nog een aantal eerder beperkt mogelijke/ bestaande initiatieven rond wijnbouw, kweken van paarden, streekeigen rassen, grote grazers in functie van natuurbeheer, de introductie van cultuurhistorische dieren en teelten, het gebruik van oude ambachten, bosbouw, teelt van energiegewassen,… Ook de organisatie van zorg in boerderijverband kan in een aantal uitzonderlijke gevallen een aanvullend alternatief bieden. Netwerkvorming, promotie, kwaliteitsverbetering, integratie hoevetoerisme en hoeveproducten verdienen de nodige aandacht samen met ondersteuning van marketing en distributie. Indien er vandaag een terughoudendheid vanwege de landbouwer bestaat om te diversifiëren, dan heeft dit o.a. te maken met de onzekerheid inzake inkomensvervorming uit de verbrede activiteiten. Dit aspect is in wezen te herleiden tot het niet kunnen definiëren van voldoende afzetmogelijkheden. Het verwerven van een marktsegment is verbonden met de vertrouwdheid van de (plattelands) bewoners/consumenten met de aangeboden producten. De huidige situatie van de sector van de hoeveproducten wordt gekenmerkt door een weinig in het oog springende afzetmarkt die slechts door ’insiders’ is gekend. Aandacht voor ontwikkeling van ondersteunings- en promotiebeleid voor de installatie van thuisverwerking en –verkoop, waarbij de installatie kan worden ingeschakeld in de VLIF-reglementering. Faciliteren van de distributie van hoeveproducten door mobiele verkoopsystemen of door een gecentraliseerd aanbod.
34
Lees meer over het doel van het instrumentarium INSTRUMENTARIUM in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51) 1) aanbevelingen - beheerovereenkomsten (ALT, VLM) - samenwerkingsverbanden landbouwers (bv. machinegebruik) - particuliere dynamiek (= hoog) - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid 2) partners - vzw Plattelandstoerisme Vlaanderen - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+) (projectwerking) - vzw Steunpunt Groene Zorg - GPB Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen) - Regionaal Landschap (mogelijk op te richten) - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) 3) advies - Milieubeleidsplan Provincie Antwerpen 2003-2007 - Sociaal-Economisch beleidsplan GOM Antwerpen - Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) (Provincie Antwerpen) - vzw Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet subsidies voor duurzame en verbrede initiatieven inzake landbouw
35
2.1.3 PLATTELAND ALS COLLECTIEVE RUIMTE ‘REALISEREN VAN EEN PLATTELAND MET OOG VOOR HET NATUURLIJK MILIEU EN DE KWALITEIT VAN HET LANDSCHAP’
2.1.3.1 Bevorderen van het natuurlijk milieu Algemene milieuproblemen kunnen eigen zijn aan het platteland maar dit geldt natuurlijk niet altijd. Algemeen voorkomende problemen zijn: verdunning van de ozonlaag, verandering van het klimaat, verontreiniging door fotochemische stoffen, verzuring, vermesting, verspreiding van milieugevaarlijke stoffen, verontreiniging en aantasting van de bodem, verontreiniging door afvalstoffen, verstoring van watersystemen, hinder, versnippering en verlies aan biodiversiteit (Provinciaal Milieubeleidsplan 2003-2007). Binnen het provinciale plattelandsbeleid moet de aandacht gevestigd worden op een aantal flankerende, kleinschalige en ondersteunende maatregelen en acties waaraan een bijdrage kan geleverd worden tot bevordering van het natuurlijk milieu. 17. Uitwerken van kleinschalige, vernieuwende maatregelen voor milieuproblemen op het platteland Voor algemene milieuproblemen zijn mogelijk andere oplossingen vereist op het platteland dan in stedelijke gebieden. Sommige woningen, bedrijven of andere gebouwen (van bijvoorbeeld jeugdverenigingen) op het platteland zijn geografische geïsoleerd wat bijvoorbeeld een andere aanpak noodzakelijk maakt naar afvalwaterzuivering, ophalen van afval, energievoorziening,… . Veel van deze problemen vereisen een structurele aanpak. Toch is het mogelijk dat er plaatselijke oplossingen gevonden worden die het probleem ter plaatse kunnen oplossen of verminderen. Het zijn dit soort (vernieuwende) initiatieven die de Provincie Antwerpen in het kader van het plattelandsbeleid zou kunnen ondersteunen b.v. het voorzien van kleinschalige waterzuivering voor geïsoleerde woningen of bedrijven. 18. Informatieve ondersteuning en technische uitvoering of bijstand naar milieukwaliteitsverbetering Het gaat hier vooral om bijstand te verlenen bij milieuadministratie, informatie of uitvoering i.v.m mestproblematiek, waterzuivering (KWZI, IBA), energiebesparing (glastuinbouw, kippensector,…). 19. Werken aan geïntegreerd gebiedsgericht beleid inzake milieu Sommige gebieden in de Provincie Antwerpen vragen een beleid op maat. Ze bevatten bijvoorbeeld waardevolle natuurlijke of landschappelijke elementen, of men wordt geconfronteerd met een specifieke verontreiniging – of hinderproblematiek. Maar het kan ook veel breder dan dat. Een dergelijk afgebakend gebied kan getypeerd worden door een economisch, sociale of culturele eigenheid, waarbij het aspect milieu en/of natuur een belangrijk aandachtspunt is. Voor problemen in dergelijke gebieden is een geïntegreerde aanpak onontbeerlijk. Bijvoorbeeld landinrichtingsprojecten hebben hun impact op het bodemarchief. Archeologie moet omwille van het vernielende karakter van deze werken een aandachtspunt zijn. Zo vermijd je vernieling van dit onzichtbaar erfgoed of vertraging van de werken in het geval dat archeologische sporen pas tijdens de uitvoering worden opgemerkt. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2003-2007 worden een aantal geïntegreerde initiatieven toegelicht. Het Provinciaal Plattelandsontwikkelingsplan, dat uitvoering gaat geven aan deze Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen (2007 – 2013), wordt hierin gezien als een van de initiatieven waarbij lokale actoren in het buitengebied projecten kunnen indienen om (deels) een oplossing te bieden aan deze problemen. Een aantal van de andere initiatieven zullen ook specifiek opgenomen worden binnen deze beleidsnota platteland. 20. Beheer van de waterhuishouding op het platteland Door in het ruimtelijk beleid rekening te houden met het watersysteem als ordenend principe, kan er voor gezorgd worden dat het watersysteem voldoende ruimte krijgt om zich op een spontane en meer natuurlijk manier te ontwikkelen. Preventie en gedifferentieerd beheer zijn hier sleutel-
36
woorden. De toekomstvisie m.b.t het waterbeleid wordt opgesteld in de deelbekkenbeheerplannen en bekkenbeheerplannen. Het decreet integraal waterbeheer voorziet heel wat instrumenten om een geïntegreerd waterbeleid te ontwikkelen. Daarnaast zullen er ook een heleboel acties en maatregelen kunnen genomen worden die voortkomen uit de talrijke modelleringsstudies van waterlopen (bijv. het vrijmaken van overwelfde waterlopen). INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen 2) partners - Landschapspark de Voorkempen - vzw bosgroepen - landbouworganisaties - milieu – en natuurverenigingen - VLM 3) advies - Dienst Waterbeleid (Provincie Antwerpen) - Dienst Milieu en Natuurbehoud (Provincie Antwerpen) - Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) (Provincie Antwerpen) - GPB Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen) - GPB Proefbedrijf voor de Veehouderij (Provincie Antwerpen) - Vlaamse Landmaatschappij (VLM) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw– en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking
2.1.3.2 Verbeteren van natuurlijke en landschappelijke kwaliteit We vestigen de aandacht op het feit dat het natuurlijk milieu en de kwaliteit van het landschap voortdurend onder druk staan. Ook geluid – en visuele hinder wordt een probleem. Vele zogenaamde traditionele Vlaamse landschappen en vergezichten worden aangetast of gaan verloren; landschapsbeheer en –onderhoud worden een belangrijke opdracht in de nabije toekomst. 21. Versterken en herstellen van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het platteland De grootste natuurlijke en landschappelijke waarden situeren zich vaak op het platteland. Er dienen dan ook de nodige initiatieven genomen te worden om die kwaliteiten te versterken, herstellen. Daarnaast is ook het beheer van die natuurlijke en landschappelijke waarde onontbeerlijk. Acties die in dit kader genomen worden moeten de ecologische, landschappelijke of de belevingswaarde van het buitengebied verhogen. Hierbij zou men aandacht moeten besteden aan het versterken van natuurlijke kernen om de leefbaarheid voor planten en dieren te verhogen en/of om de landschappelijke waarde te vergroten en aan het in stand houden, herstellen of beheren van de typische landschapselementen. Bij landinrichting dient men steeds respect te hebben voor het onzichtbare archeologische erfgoed. Verder moet men oog hebben voor het vergroten van de samenhang van het buitengebied door het aanbrengen van ecologische of landschappelijke verbindingen maar ook voor het behouden en versterken van elementen die eigen zijn aan het platteland zoals open ruimte, rust en stilte. In het plattelandsgebied is de draagkracht van zowel het landschap als de sociale versterking van het weefsel belangrijk. Hiermee nauw verbonden is het respect en zinvol omgaan met stilte, duisternis en traagheid belangrijk. Sensibilisatie is hier gewenst.
37
22. Integratie van natuur en landschap in andere beleidsdomeinen en maatschappelijke sectoren Verschillende menselijke activiteiten zijn in zekere mate schadelijk voor de milieu-, de natuur- of de landschapskwaliteit. Elke sector heeft zijn verantwoordelijkheid om milieuproblemen te voorkomen of tot een minimum te beperken. De zorg voor het milieu, de natuur en het landschap moet dus een bekommernis zijn van iedereen en niet alleen een zorg milieubeleid en kan verder gaan dan alleen maar het beperken van de schade. Bij heel wat menselijke activiteiten kunnen er nieuwe kansen worden gecreëerd voor de natuurlijke of landschappelijke kwaliteit. Natuur - en landschapswaarden worden dan verweven met een andere functie. Door de verweving van natuur met een andere functies wordt de natuur ook dichter bij de mensen gebracht. Natuur kan immers niet overleven in reservaten. Verweving kan in vele gevallen gerealiseerd worden in een win-win situatie. Voor sommige natuurgebieden kan het wenselijk zijn dat er nog een zeker extensief gericht agrarisch medebeheer wordt uitgevoerd. Hierdoor worden dus landbouwers betrokken bij beheer van de natuur. Een andere vorm van integratie is het agrarisch natuurbeheer waaruit blijkt dat er naast de integrerende rol ook een inkomensverbredende (economische) rol kan weggelegd zijn voor agrarisch natuurbeheer. Hieronder verstaan we alle activiteiten van land – en tuinbouwers, al dan niet tegen betaling, die behoud van en/of ontwikkeling beogen van natuur en landschapswaarden hoofdzakelijk in landbouwgebied maar ook in natuurgebied. Bij het omgaan met ‘uitgedoofde’ vliegvelden, militaire domeinen,… en het zoeken naar een herbestemming hiervoor zal verweving met natuur, recreatie,… eveneens bijdragen tot een win-win situatie. Het aanbrengen van natuurlijke elementen in overgangen tussen verschillende functies kan niet alleen visueel, landschappelijk waardevol zijn maar heeft ook een ecologische waarde en soms ook een functionele waarde als buffer. Extra aandachtspunten zijn: het aanbrengen van natuurlijke elementen in een woongebied met kansen voor planten en dieren in dat gebied en het aantrekkelijker maken van de leefomgeving voor mensen, de inrichting van opvangbekkens voor water kan met een natuurvriendelijke inrichting een waardevol, moerassig biotoop vormen en het aanbrengen van natuurlijke omkleding van de dorpskern als grensovergang met het omliggende landschap. 23. Omgaan met verlies van samenhang en kwaliteit van het landschap Bevorderen en herstel van de visuele kwaliteit van de dorpslandschappen. Het gaat hier om de overgang tussen de bebouwde zones (kernen) en de open ruimte. Aandacht zal hierbij gaan naar het herstel van dorpssilhouetten, de inpassing van dorpen in het omgevende landschap (met speciale aandacht voor blikvangers en randen), het herstellen van de relatie tussen dorp en landschap door opnieuw openen en laten aansluiten van landschappelijke en functionele verbindingen (voetwegen, bomenrijen, poldersloten en waterlopen, …). Bevorderen en herstel van de visuele, ecologische en belevingskwaliteiten van het buitengebied. Het gaat hier voornamelijk om landschappelijke en natuurtechnische inrichting van de niet-bebouwde open ruimte. Aandacht zal hierbij gaan naar ecologische en functionele verbindingen (waterlopen, fiets - en voetwegen, …) maar ook naar de opmaak van landschapsbedrijfsplannen en erfbeplanting inclusief het onderhoud. Ook het bevorderen en herstel van in het landschap ingeplante gebouwen (ook architecturaal) is een aandachtspunt. Bij landschapsherstel dient te worden gestreefd binnen het ensemble van nog aan-
38
wezige erfgoedelementen naar de vervanging of herstelling van ontbrekende schakels. We denken hierbij aan dreven, landschapsovergangen, dijken en inrichting kanaaloevers, … Ankerplaatsen en relictzones uit de landschapsatlas zijn de basis voor de selectie van de gebieden die hiervoor in aanmerking komen. 24. Aandacht voor natuur dicht bij huis Aandacht voor projecten waarbij de integratie van natuur in een woonomgeving centraal staat. Projecten waarbij beperkte maar toegankelijke en observeerbare natuurzones in de overgangszones tussen stad/dorp en landschap gerealiseerd worden, verdienen eveneens aandacht. Ook de systematische verrekening van nieuwe natuur bij de creatie van nieuwe bebouwde omgeving. De verantwoordelijkheid voor het beheer kan gedeeld worden met de lokale bewoners. Ook aandacht voor nabije waterpartijen en herwaardering van beekstelsels in en rond dorpen kan hierbij aan de orde zijn.
25. Stimuleren van individuele inspanningen i.v.m kleine landschapselementen Het knelpunt is dat een deel van de typerende landschapselementen werden/worden gerooid op privaat terrein: hoogstamboomgaarden, heggen en hagen, boerderijtuinen, welkomstbomen, leilinden, … . Een bewustmakingscampagne en bijhorende stimuli vormen de sleutel tot de herwaardering van deze elementen op particulier terrein. Campagnes i.v.m herwaardering van landschappelijk boeiende kleine landschapselementen (KLE) en financiële ondersteuning bij aankoop en aanplant verdienen ook de nodige aandacht. 26. Vernieuwende initiatieven op vlak van landschapsbeheer Eén van de grote knelpunten situeert zich in het beheer van bestaande en vooral nieuwe landschapselementen. Er wordt actief gezocht op coördinatie van het beheer in het kader van uitgevoerde ruilverkavelingen, herinrichtingsplannen voor paden, beken, … . In een aantal gevallen neemt de provincie hierbij een regisserende rol op. Verder wordt op terrein ervaring geïnventariseerd rond inzet van gemeentelijk inzetbare instrumenten voor beheer: landschapswachten, landbouwers… . Er moet blijvend aandacht zijn voor de uitwerking van vernieuwende concepten en samenwerkingsverbanden tussen diverse overheden, de private en de particuliere sector voor efficiënt/betaalbaar onderhoud van zowel groene als cultuurhistorische landschapselementen. Mogelijke koppelingen van natuur – en landschapsbeheer met economische activiteiten zijn eveneens een aandachtspunt. Vanuit het Provinciaal Natuurontwikkelingsplan (PNOP) worden eveneens een aantal acties/initiatieven voorgesteld, met als hoofddoelstelling “Bescherming, herstel ontwikkeling en duurzaam gebruik van natuur, bos, natuurlijk milieu en landschap vanuit en als noodzaak voor een duurzame samenleving.”, die zullen bijdragen tot kwalitatief betere collectieve ruimte. Een aantal van deze initiatieven willen we extra aanstippen omdat zij naast natuurontwikkeling ook hun bijdrage zouden kunnen leveren tot een betere uitvoering van het Ge3-principe. Voorbeelden zijn: opmaak van een landschapscomposietkaart en afbakening en inrichting van natuurverbindingsgebieden.
39
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen 2) partners - vzw Stichting Kempens Landschap - vzw bosgroepen - vzw Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) – peterschappen (vrijwillige controleurs van fiets-, wandel-, en ruiterroutes) PRISMA (Ranst) - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+) - GPB Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen) - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - Groendomeinen Kempen (Provincie Antwerpen) - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) - landbouworganisaties - milieu – en natuurverenigingen 3) advies - Dienst Milieu en Natuurbehoud (Provincie Antwerpen) - Provinciaal Instituut voor Hygiëne (Provincie Antwerpen) - Dienst Waterbeleid (Provincie Antwerpen) - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Dienst Mobiliteit (Atlas Buurtwegen (trage wegen) (Provincie Antwerpen) - Groendomeinen : beheersplan provinciale groendomeinen (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - subsidies beheerovereenkomsten Vlaanderen - subsidies voor de opmaak van een beheerplan van een groengebied (ook subsidies/premies voor beheers- en onderhoudswerken – Vlaamse Gewest
40
2.1.4 PLATTELAND ALS CONSUMPTIEVE RUIMTE ‘VRIJWAREN VAN HET PLATTELAND ALS RUIMTE VOOR KWALITEITSVOLLE VRIJETIJDSBESTEDING’
2.1.4.1 Aandacht creëren voor cultuurhistorisch erfgoed Voor plattelandsbewoners wordt genieten van een ruim cultureel aanbod door een aantal drempels verhinderd. Verder moet er ook aandacht geschonken worden aan het karakteristieke, Vlaamse erfgoed dat niet beschermd is, omdat dit stilaan verdwijnt. De relatie kunst/cultuur en een kwaliteitsvolle plattelandsomgeving biedt nieuwe perspectieven: een kwaliteitsvolle plattelandsomgeving is essentieel voor het cultuurhistorisch erfgoed, cultuurhistorische landschappen en culturele activiteiten. 27. Meer aandacht voor kleinschalige en cultuurhistorische elementen Het landelijk gebied bestaat niet alleen uit groen. Door de jaren heen heeft de mens z’n sporen achtergelaten. Met name cultuurhistorische elementen zoals kapellen, forten, kastelen, kenmerkende boerderijen, molens e.d geven een gebied een eigen elan. De beleving van het platteland wordt versterkt door de aanwezigheid én openstelling van deze vormen van cultuurhistorie (beleving van cultuurhistorische elementen op het platteland). Dit geldt overigens ook voor de ontsluiting (niet fysiek, maar gericht op informatie/beleving) van het platteland/landbouw gebeuren zelf. Hierbij kan worden gedacht aan het ontwikkelen van landbouweducatieve leerpaden, de inzet van gidsen, het plaatsen van informatieborden, etc. Streekeducatieve begeleiding van de bezoeker en de educatieve infrastructuur is een belangrijk aandachtspunt. Introductie rond zowel landschap, agrarische samenleving, cultuurhistorisch erfgoed als rond streekthema’s als oorlog&versterkingen, vlas,…. De bezoekers leren hierbij landschappen lezen, relicten begrijpen, verhalen duiden,… . Kleinere cultuurhistorische relicten (kapellen, kruisen, bunkers, wallen …) maar ook realisaties met gedurfde vormgeving kunnen door de bezoeker gebruikt worden als opstap in of uitkijk op een bepaald streekthema. Tegelijkertijd moet de recreant zich bewust zijn van de kwetsbaarheid van de omgeving, de agrarische activiteiten (b.v. info over oogst,…). Ook hier rond kunnen aparte initiatieven worden opgezet. Herbestemming van het agrarisch en cultureel erfgoed kan inspelen op de vraag naar verblijfsaccomodatie op het platteland bijvoorbeeld voor jeugdwerkingen op zoek naar nieuwe lokalen. Archeologische restanten, gekenmerkt door hun geringe zichtbaarheid, kunnen een bredere maatschappelijke betekenis krijgen door consolidatie en integratie in het hedendaagse landschap. Tenslotte mag niet alleen het materieel erfgoed een belang spelen. Ook levende erfgoeddieren en verhalen zijn belangrijk. 28. Zorgen voor mogelijkheden in het buitengebied voor de uitvoering van het cultuurdecreet Hieronder verstaat men ondermeer het oprichten van een ‘antenne’ van het steunpunt lokaal cultuurbeleid voor het buitengebied. Deze antenne kan fungeren als verzamelpunt van expertise en aanspreekpunt voor de lokale cultuurbeleidscoördinatoren (cultuurdecreet). Aandacht voor gebiedsgericht cultuurbeleid. Meer bepaald het stimuleren van bovenlokale samenwerking op vlak van cultuur.
41
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid - cultuurdecreet 2) partners - AROHM en M&L van het Vlaamse Gewest - vzw Stichting Kempens Landschap - Afdeling Bos & Groen: Harmonisch parkbeheer - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - vzw bosgroepen - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) 3) advies - Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) (Provincie Antwerpen) - Dienst Patrimonium (Provincie Antwerpen) - Departement Cultuur (Algemeen Cultuurbeleid en Cultureel Erfgoed) (Provincie Antwerpen) - provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Strategisch Projectenbureau Kempen (SPK) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - Departement Cultuur (Dienst Algemeen Cultuurbeleid) voorziet subsidies voor gemeenten zonder cultureel centrum
2.1.4.2 Verhogen van toeristisch-recreatieve kwaliteit Recreatief medegebruik is een uitgangspunt voor het geheel buitengebied maar de intensiteit en de aard van de recreatieve activiteiten hangen samen met de ligging in een bepaalde deelruimte en het ontwikkelingsperspectief dat ervoor geschetst is in het Ruimtelijke Structuurplan Provincie Antwerpen. Ook de draagkracht van een bepaald gebied moet mee in rekening worden genomen. Afspraken rond recreatief medegebruik zijn dan ook een belangrijk item, zodat dit thema makkelijker aanvaardbaar wordt. Het is een principe dat zou moeten gehanteerd worden ook naar regelgeving toe. Ook recreatieve ontsluiting van domeinen en gebieden moet ook voldoende aandacht verdienen. Oplossingen zoeken voor het probleem van de illegale recreatieve infrastructuur is een aandachtspunt en verwijst naar het overkoepelende probleem van de zonevreemdheid. Belangrijk is wel op te merken dat dit niet door de sector wordt aangestuurd maar dat het vooral gaat om privé-initiatieven. Verder maken de omgevingskwaliteit en de identiteit deel uit van de attractiviteit van een plattelandsgebied: cultureel aanbod, musea, demonstratiedagen, kinderboerderijen, landbouwleerpaden, natuurleerpaden, oorlogsthema’s, grensthema’s, … . 29. Verbetering van de ruimtelijke ontsluiting van het landelijk gebied t.b.v toerisme en recreatie Stedelingen, toeristen, recreanten maken gebruik van het landelijk gebied voor diverse vormen van zachte recreatie. Het belevingsaspect (rust, ruimte, natuur, even op adem komen, genieten van stilte en weidse uitzichten) komt echter steeds vaker in het gedrang. Routes m.n wandelroutes, fietsroutes en ruiterroutes worden ingepast in landbouwgebieden, privé-eigendommen, wegen, bebouwingen en industriegebieden. Barrières moeten omzeild worden. We gaan er vanuit dat de routes veilig, overzichtelijk en landschappelijk interessant zijn, én dat het juiste verhardingstype steeds voorhanden is (verhard voor fietsers, onverhard of semi-verhard voor wandelaars en ruiters). Toenemende bebouwing, meer wegen, meer verkeer en meer barrières maken bovenstaande steeds minder evident. Ruiters en menners rijden vaak in het bos waar ze soms in conflict komen met natuurbeheerders en liefhebbers. Nochtans zijn ruiters en menners een niet geheel onbelangrijke toeristische doelgroep.
42
Het is van belang dat er in ruimtelijke zin aandacht komt voor de rol die recreatie en toerisme in het buitengebied spelen. De land – en tuinbouwsector zijn in dit oogpunt dan ook een belangrijke gesprekspartner. De herwaardering van het voetwegennetwerk verdient extra aandacht. Samen met gemeenten moeten binnen een bovenlokale planning doorgedreven inspanningen gebeuren om een netwerk van bestaande (o.m uit atlas van de buurtwegen) en/of nieuwe wandelwegen te realiseren in het kader van een recreatief beleid voor wandelaars. Ook hier moet veel aandacht gaan naar herstel van beleving- en beeldkwaliteit. 30. Uitbreiding van de mogelijkheden voor agrariërs om deel te nemen aan toerisme en recreatie Het buitengebied zit toeristisch gezien grotendeels op slot. Fiets-, wandel- en ruiterroutes komen elkaar steeds vaker tegen. Dit is ongewenst, maar wel een feit. Het landelijk gebied dient verder opengesteld te worden: recreatief medegebruik is voor de natuur- en landbouwsector een begrip dat al steeds vaker gehoor begint te krijgen. In het RSPA vinden we hiervoor dan ook een toetsingskader. Ook voor de landbouwsector biedt recreatie en toerisme uitkomst: vermarkten van eigen producten (vlees, groenten, fruit, hoeveijs, brood, …); aanbieden van kleinschalige verblijfsrecreatie (logies, B&B, paardenstallingen) en ontwikkelen van kleinschalige dagrecreatie (excursies in de boomgaard, cursussen, verhuur van leegstaande ruimtes voor presentaties etc.) behoren tot de mogelijkheden. Gekoppeld aan bovenstaande zaken zou er een beleid dienen te komen waarbij er structureel middelen vrijkomen om routestructuren en andere recreatieve voorzieningen (b.v picknickbank) aan te passen. In het landelijk gebied merken we overigens ook dat het gebruik van het platteland door de landbouwsector af en toe tot problemen kan leiden m.b.t het recreatief medegebruik. Zoeken naar de gepaste oplossingen op maat van het gebied en rekening houdende met de draagkracht ervan is dan ook een aandachtspunt. Er moet ook extra aandacht zijn voor verblijfsaccomodatie op het platteland. Hieronder worden initiatieven gezien die inspelen op het aanbieden van kleinschalige kwaliteitsvolle verblijfsmogelijkheden met persoonlijke accenten van de aanbieders. Voor Provincie Antwerpen is er geen tekort aan jeugdverblijfcentra maar centra waarbij ook het facet van het landbouwleven naar voor komt, bekomen hierdoor een extra troef. Voorbeeld zijn bivakboerderijen, plaatsen voor boerderijklassen,… . Herbestemming van het agrarisch en cultureel erfgoed kan hiervoor een oplossing bieden; rekening houdende met het landbouwkarakter van de streek. 31. Aandacht voor (zonevreemde)( jeugdinfrastructuur) voorzieningen Het aspect van zonevreemde infrastructuur speelt zeker ook bij de jeugdinfrastructuur op het platteland, redelijk veel jeugdlokalen of verblijfscentra liggen zonevreemd of hebben erg weinig mogelijkheden om uit te breiden. Er is wel een mogelijkheid om dit te regulariseren via een BPA, maar in de praktijk maken nog maar weinig gemeenten hiervan gebruik. Vaak heeft men schrik om hiermee slapende honden wakker te maken, of kent men de mogelijkheid niet of is het gemeentebestuur niet bereid om deze inspanning te doen voor de privé-centra. Het aspect van recreatief medegebruik is zeker ook een belangrijk aandachtspunt voor het jeugdwerk maar ook bijvoorbeeld voor individuele kinderen en jongeren. Zij kunnen immers nog maar weinig op braakliggende terreinen of in weiden gaan spelen zonder reactie te krijgen, en dat is een spijtige evolutie. Ook moet aandacht gegeven worden aan het behouden en het uitbreiden van het bestaande aanbod van jeugdkampeerterreinen en jeugdverblijfcentra in de Provincie Antwerpen.
43
Naast specifieke jeugdinfrastructuur voorzieningen die zonevreemd zijn, verdienen ook voorzieningen voor andere bevolkingsgroepen aandacht (b.v seniorenclubhuis,…). 32. Stimulering verweving natuurfunctie en recreatief medegebruik Toerisme en recreatie is gebaat bij een natuurlijke en groene omgeving. Deze natuur is momenteel vaak versnipperd. Het behoud van bestaande natuurgebieden en de aanleg van nieuwe natuurgebieden en verbindingszones dient men vanuit de sector recreatie en toerisme te laten appreciëren door recreant. Van gebied tot gebied dienen de mogelijkheden voor recreatief medegebruik bekeken te worden rekening houdend met de draagkracht van het gebied. Een aandachtspunt hierbij is de vraag naar voldoende, expliciete speelruimte waar jeugd volop kan spelen en genieten (b.v. speelbossen). Deze jeugdrecreatie is meestel een vorm van zachte, extensieve recreatie die slechts een geringe impact heeft op de natuurlijke omgeving. 33. Meer aandacht voor het verwijderen van storende elementen in het landschap In het landelijk gebied dient aandacht uit te gaan naar storende gebouwen, zwerfafval, publiciteit, verpauperde woningen of boerenerven en andere storende elementen. Middels inpassingen (inheemse boom - en plantensoorten), geen overbewegwijzering afvalvoorzieningen, beloningen en kordaat optreden kan dit verbeterd worden.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen 2) partners - vzw Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) - vzw Plattelandstoerisme in Vlaanderen - GPB Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen) - vzw Plattelandsactie Kempen+ (PAK+) - vzw Trage Wegen - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - vzw bosgroepen - vzw Stichting Kempens Landschap - provinciale groendomeinen (Provincie Antwerpen) - landbouworganisaties 3) advies - Departement Recreatie, Sport en Toerisme (Provincie Antwerpen) - Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) (Provincie Antwerpen) - Jeugddienst (Provincie Antwerpen) - Dienst Milieu en Natuurbehoud (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking - 2 nieuwe Vlaamse decreten (ondersteuning jeugdverblijfcentra en stimulering nieuwe centra)
44
2.1.4.3 Aandacht voor ankerplaatsen 34. Meer aandacht voor ankerplaatsen Mogelijkheid tot het restaureren of het geven van een herbestemming van ankerplaatsen van bovenlokale aard. De landschapsatlas is de inventaris van het landschap in Vlaanderen vanuit de cultuurhistorie. Het landschap is als een holistisch gegeven benaderd. Dit holisme (het geheel is meer dan de som der delen) houdt voor landschap onder andere in dat niet alleen de landschapselementen het landschap bepalen maar ook hun onderlinge, historische én ruimtelijke relaties. Dit betekent ook dat de waarde van de afzonderlijke landschapselementen versterkt of verminderd wordt door de context waarin ze zich bevinden. Er worden in de atlas ‘relictzones’ en ‘ankerplaatsen’ aangeduid. Relictzones werden afgebakend waar waardevolle landschapselementen voorkomen in relatief gave, herkenbare onderlinge samenhang. Het zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt - en lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. Ankerplaatsen zijn de meest landschappelijke waardevolle gebieden voor Vlaanderen. Ze vormen een geheel van verschillende, maar samen voorkomende erfgoedelementen. Ze zijn binnen de relictzones uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit, nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving, of zijn uniek. De precieze afbakening van deze ankerplaatsen vergroot de gebruiksmogelijkheden van de atlas en maakt een betere integratie in de ruimtelijke ordening mogelijk.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - landschapsatlas 2) partners - vzw Stichting Kempens Landschap - vzw Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) - Landschapspark de Voorkempen - landschapsproject De Merode (Hertberg, de Beeltjens, de Kwarekken, de Witput, den Eyck) - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) 3) advies - Dienst Milieu en Natuurbehoud (Provincie Antwerpen) - Provinciaal Instituut voor Hygiëne (Landschapscomposietkaart) (PIH) (Provincie Antwerpen) - Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) (Provincie Antwerpen) - Departement Cultuur (Algemeen Cultuurbeleid en Cultureel Erfgoed) (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking
45
2.1.5 IDENTITEIT EN COMMUNICATIE ‘AANDACHT HEBBEN VOOR IDENTITEITSVERSTERKING VAN EN COMMUNICATIE NAAR EN OVER HET PLATTELAND’ Over de vier voorgaande doelstellingen (lees: gebruiksruimtes) heen moet blijvend gewerkt worden rond communicatie en identiteit. Communicatie van en over het platteland en het versterken van de identiteit van dat platteland zullen een kwalitatieve dwarsverbinding over de vier ruimtes heen moeten vormen. Belangrijke betrokkenen hierbij zijn alle bewoners (nieuwe en oorspronkelijke), bewerkers (alle economische structuren), de recreanten , cultuurliefhebbers, milieu – en natuurverenigingen, alle overheidsniveaus (Europees, Federaal, Vlaams, Provinciaal en Gemeentelijk), alle regionale organisaties, alle betrokken vrijwillige organisaties,… .
2.1.5.1 Aandacht hebben voor regionale identiteit Er wordt steeds meer gesproken over een verlies van identiteit en kwaliteit op het platteland. Er is sprake van banalisering, uniformisering, verlies van identiteitsverschillen tussen stad/platteland, tussen de verschillende landschappen onderling. Belangrijk wordt het thema in elk geval wel. Mede dankzij steeds betere leefomstandigheden is er een stijgende interesse voor vormgeving, cultuur, identiteit… Het vormt de basis van de toeristisch/recreatieve dynamiek, een element bij vestigingslocatie van bedrijven, een motief bij het kiezen van een woonplek… . 35. Aandacht voor bepalende elementen van regionale identiteit De regionale identiteit ligt vervat in haar geschiedenis. Archeologie draagt bij aan het verhaal van de regionale identiteit. De elementen die een karakteristieke regionale identiteit typeren zijn bekend. Ze zijn terug te vinden in de landschapsatlassen. Het gaat naast natuurlijke landschappen vooral om bouwkundige elementen. In gebouwen kun je vaak de geschiedenis van een dorp en zijn bewoners aflezen. Identiteit is een voorwaarde voor een positieve belevingswaarde. Gebieden en dorpen met een rijke cultuurhistorische bagage worden dan ook spontaan geassocieerd met gezelligheid. Met het verdwijnen van deze gebouwen komt de regionale identiteit (en meteen ook de belevingswaarde) onder druk te staan. Regionale identiteit wordt dus bepaald door het natuurlijke en culturele erfgoed van onze omgeving. De invulling moet ook voortdurend geactualiseerd worden. Want door het menselijk handelen wordt het erfgoed vernieuwd en aangevuld. Werken vanuit regionale identiteit staat dan ook niet gelijk met bevriezen van het huidige beeld maar wel op een doordachte en kwaliteitsvolle manier verder bouwen aan de karakteristieken van een regio. Denken we maar aan de risico’s die (grotere) karakteristieke gebouwen lopen door leegstand of doordat ze geen woonfunctie kunnen opnemen. We vestigen hier extra aandacht op 2 andere typerende elementen voor het plattelandserfgoed: authentieke boerderijen en klein karakteristiek erfgoed. Per aandachtzone in de provincie horen andere typerende boerderijen: de vierkanthoeves, hoeves met walgracht in de polders, hoeves van het langgeveltype (zandstreek en overgang zand/polder), hoeves met niet aaneensluitende bebouwing… . Bewoners zijn vaak wel geïnteresseerd in de architectuur en geschiedenis van hun woning of bedrijf, maar weten soms niet goed hoe er mee om te gaan. Willen we deze karakteristieke gebouwen redden voor de toekomst dan zullen bewoners mee moeten gemotiveerd worden. Een mogelijkheid is het uitwerken van een samenwerkingsverband, communicatiecampagne naar bewoners/gebruikers rond zorgzaam omspringen met dit erfgoed en het aanbieden van begeleiding en advies voor bewoners van typische boerderijen. Dit zijn eigenlijk taken voor gemeentelijke diensten. Zij zouden een aantal van die zaken kunnen opleggen in een verordening waarbij rekening wordt gehouden met een normale bedrijfsvoering. Ook wordt het platteland gekenmerkt door een ensemble van allerlei kleine elementen die het beeld bepalen: veldkapellen en kruisen, wegwijzers, torens, sluizen en bruggehoofden, … (= klein karakteristiek erfgoed). Ze bepalen de sfeer van het platteland, het zijn de herkenningspunten voor bewoners maar ook voor bezoekers en recreanten. Bestaande inventarissen met waardevolle
46
karakteristieke gebouwen in plattelandscontext kunnen doorvertaald worden naar een probleemoverzicht met elementen i.v.m huidige status, bedreiging, kans op verdwijning. Zowel de opmaak van inventarissen, het mobiliseren van vrijwilligers voor onderhoud, advies voor privaat bezit, financiële en technische ondersteuning. 36. Werken aan versterking en vernieuwing van regionale identiteit De gekozen locatie, het schaalniveau, het materiaalgebruik, de directe omgeving… . Heel wat elementen spelen mee om ruimtelijke kwaliteit te kunnen waarborgen. Zowel bij ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen, landschappelijke inpassing van dorpsranden of nieuwe woonuitbreidingsprojecten. Hier besteden we apart aandacht aan de vormgeving zelf van gebouwen en hun relatie tot de regionale identiteit. Gebouwen vertellen iets over de gebruiken, de eigenschappen, de organisatie van de bewoners. De leesbaarheid van de geschiedenis zit voor een deel in de bebouwde omgeving. Gebouwen zijn hierdoor een belangrijk archiefstuk. Uitgangspunt voor beleid is echter dan ook niet enkel conservering, maar eerder: hoe continueren we deze leesbare geschiedenis? Op welke manier bouwen we verder zonder de leesbaarheid te laten verloren gaan of zonder te banaliseren. Zeker in dorpen met gewaardeerd cultuurhistorisch erfgoed staan architecten, maar ook beleidsmakers voor grote uitdagingen. Ook de inbreng van nieuwe cultuurelementen in het platteland is een vorm van omgaan met de wijzigende functies. Artistieke realisaties kunnen de aandacht vestigen op landschappelijke of historische ontwikkelingen, ze stemmen tot nadenken over streekthema’s, ze verhogen opnieuw de leesbaarheid en meteen het inzicht over regionale identiteit. Een actie kan ook zijn het opzetten van vorming rond verbouwen van karakteristieke gebouwen of in de omgeving van deze gebouwen via verordening of gemeentelijke subsidiëring. Ook het formuleren van gebiedsvisies over regionale identiteit en het uitwerken van bijhorende uitvoerende concepten zorgen voor versterking en vernieuwing. Verder is er nood aan een doorgedreven vorming voor diverse diensten die actief zijn bij inrichting van het platteland (wegen en openbaar domein, waterwegen, publieke gebouwen, architectuur, stedenbouw,…). Ook een deskundig aanspreek - en adviespunt met mogelijkheid tot snelle consultatie en interventie zou erg zinvol zijn. Tenslotte moet ook de burger mee gemotiveerd worden om na te denken over en bij te dragen tot een kwaliteitsvolle vormgeving van zijn leefomgeving. Initiatieven welke interactie tussen kunstenaar, beeld en omgeving bevorderen moeten aandacht krijgen. Land-art is “site-specifiek’, zegt iets over de concrete plek en neemt de kijker-waarnemer nog iets verder mee dan zijn loutere waarneming. Andere initiatieven die hieronder kunnen vallen zijn demonstratiedagen, kinderboerderijen, landbouwleerpaden, natuurleerpaden, verhalentochten,… 37. Respect voor basiskwaliteiten: stilte, donker, ruimtegevoel De identiteit van het platteland wordt ook door ongrijpbare elementen bepaald. Het zijn de gebieden waar het nog donker en stil kan zijn, waar de ruimte gaaf is. In de werkelijkheid blijft daar vaak niet veel meer van over. Het is daarom belangrijk dat het beleid maximale aandacht besteedt aan deze kenmerken van de plattelandsgebieden. Bepaalde gebieden worden in het provinciale milieubeleidsplan en in Vlaams onderzoek terzake aangeduid als af te bakenen stiltegebieden. Deze afbakening die weinig gevolgen heeft voor de
47
huidige (agrarische) activiteiten, maar wel voor bepaalde vormen van recreatie (motorrijden, modelbouwvliegtuigen, helikopters …) kan de stilte opnieuw voelbaar maken op het platteland. Ook in bepaalde andere ‘tragere zones’ die druk gebruikt worden door b.v. fietsers en wandelaars kan een soort gentlemensagreement worden afgesloten met motorclubs om deze te mijden bij georganiseerde tourtochten. Opmaken van lichtplannen voor het platteland. In stedelijke gebieden worden inspanningen geleverd om de verlichting van openbare gebouwen en wegen af te stemmen op de noodzaak. Vanuit esthetisch en economisch oogpunt kan in bepaalde plattelandszones die dunbevolkt zijn gestreefd worden naar donkere zones b.v. aangepaste straatverlichting en uitschakeling of discreet verlichten van kerken kan hiertoe bijdragen. Dit alles binnen een passende reglementering.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - actieve deelname van plattelandsgemeenten - horizontaal criterium: infrastructuurprojecten moeten een verantwoording afleggen naar duurzaamheid 2) partners - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+) - vzw Stichting Kempens Landschap - vzw Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) 3) advies - Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (DROM) (Provincie Antwerpen) - Dienst Patrimonium (Provincie Antwerpen) - Departement Cultuur (Algemeen Cultuurbeleid en Cultureel Erfgoed) (Provincie Antwerpen) - Provinciale kwaliteitskamer (mogelijk op te richten, beleidsaanbeveling vanuit het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg) - Provinciaal Instituut voor Hygiëne (PIH) (Provincie Antwerpen) - Dienst Cultureel Erfgoed (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen)
2.1.5.2 Verbeteren van communicatie en imagovorming De beeldvorming over het platteland loopt achter op de werkelijkheid. Platteland wordt vaak geassocieerd met een hoofdzakelijk op landbouwgeoriënteerde gemeenschap, met kleinschalige dorpssamenlevingen met een sterke sociale cohesie,… . Maar ook met problemen als achterstand, vergrijzing, sluiting van voorzieningen, laag inkomen,… . Het beeld wordt soms ook opgesmukt met eerder idyllische elementen: nostalgische Bokrijkdorpen en – landschappen, ongerepte open ruimtes, helder water, … . Deze beeldvorming is bovendien ook sterk gekleurd vanuit een veronderstelde tegenstelling stad – platteland. De werkelijkheid is wel enigszins anders. Zowel fysisch (sterk economisch platteland dat steeds minder afhankelijk is van landbouw; dorpen met verstedelijkte bouw - en woonstijlen; veranderende landschappen …) als sociaal (sterke sociale differentiatie, vaak gerelateerd aan dorpstypes; afnemende sociale samenhang; vervagen van sociografische verschillen tussen stedelingen en plattelandsbewoners…) is het platteland in beweging. 38. Onderbouwen en motiveren van een slagkrachtig plattelandsbeleid Werken aan een krachtdadig plattelandsbeleid zal pas resultaat hebben als tegelijkertijd ook een sterk communicatief initiatief ontwikkeld wordt met een drievoudige doelstelling voor ogen: 1.
48
het opheffen van de tegenstelling stad–platteland Stad en platteland hebben steeds meer een complementaire rol en verantwoordelijkheid. Werken aan plattelandsbeleid veronderstelt ook nadenken over de rol van de steden; en vice
versa. Beleidsverantwoordelijken en bevolking moeten hier rond geïnformeerd en bewustgemaakt worden. Dit is essentieel om beleidskeuzes te kunnen motiveren. 2.
het doorprikken van het mythisch beeld van het platteland Dit beeld moet bijgesteld worden tot dat van een vitaal en modern platteland. Het moet het wervend vermogen van het Antwerpse platteland verhogen.
3.
opbouwen van een draagvlak via een breed maatschappelijk debat Er is dringend nood aan een grotere betrokkenheid van de bevolking, verenigingen, sectoren, … bij het uitzetten van een toekomstig plattelandsbeleid. Een kwaliteitsbeleid voor het platteland zal maar slagen mits de opbouw van een voldoende draagvlak. Communicatie-initiatieven omtrent de beeldvorming rond het platteland. Actualisatie van het beeld van het Antwerpse platteland en onderstrepen van het belang van het platteland m.a.w het platteland anders bekeken. Responsabiliseren van de plattelandsbevolking: hoe kan iedereen zijn steentje bijdragen tot een leefbaar platteland (rechtstreeks en/of via verenigingsleven). Hierbij kunnen aspecten als een dynamisch platteland, een mooi platteland, … aan de orde zijn. Bouwen aan een toekomstgericht plattelandsbeleid door organisatie van vormingsactiviteiten voor beleidsverantwoordelijken, verenigingsverantwoordelijken, sociale partners, het middenveld,… omtrent concepten en instrumenten voor plattelandsbeleid. Jaarlijkse organisatie van een plattelandsdag door een bepaalde plattelandsactor levert een sterke bijdrage tot identiteitsversterking van het respectievelijke platteland (afhankelijk van organisator en locatie). Daarnaast is een plattelandsdag een uitgelezen mogelijkheid voor communicatie naar en over het platteland. Zowel verschillende acties als een toelichting bij het gevoerde beleid kunnen hier aan bod komen.
INSTRUMENTARIUM
Lees meer over het doel van het instrumentarium in bijlage 1: Begrippen en definities (p. 51)
1) aanbevelingen - hoge dynamiek van lokale actoren (bv. Landelijke Gilden) - DorpINzicht 2) partners - vzw Netwerk Platteland - vzw Plattelandsactie Kempen + (PAK+) - vzw Stichting Kempens Landschap - Regionale Landschappen (mogelijk op te richten) 3) advies - PURPLE - Dienst Informatica - Communicatie – Technologie (Provincie Antwerpen) - GPB Hooibeekhoeve (Provincie Antwerpen) - Provinciaal Steunpunt Platteland (organiseren van infomomenten) (Provincie Antwerpen) - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) 4) subsidiëringen - Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid voorziet cofinancieringsmogelijkheden via Ge3-projectwerking
49
2.2
Conclusie beleidsnota platteland
Om de missie van de Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen te realiseren, nl. het creëren van een leefbaar en kwaliteitsvol Antwerps platteland vanuit een Ge3-filosofie, en zodoende de gestelde doelstellingen en einddoel, n.l de kwaliteit van het platteland als gebruiksruimte te bevorderen, te bereiken, komen we tot de conclusie dat we 38 tussendoelstellingen moeten realiseren (beschreven in hoofdstuk 2 voor de gebruiksruimte in al zijn facetten n.l woon– en leefruimte, werkruimte, collectieve ruimte, consumptieve ruimte, identiteit en communicatie). Komt daar nog bij dat al deze realisaties dienen te gebeuren binnen de gestelde kaders: beleid, ruimtelijk en maatschappelijk en overkoepelend moeten streven naar een duurzame ontwikkeling van het platteland van de Provincie Antwerpen en bekeken worden vanuit de specifieke Vlaamse plattelandscontext van (sub)urbanisatie. De Beleidsnota Platteland van de Provincie Antwerpen wordt opgemaakt voor de periode van 2007-2013. Om deze doelstellingen te realiseren zullen we deze moeten herschrijven in concrete maatregelen en acties. In het Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen zullen naast de gestelde Europese en Vlaamse prioriteiten ook deze van de Provincie Antwerpen beschreven worden. Al de maatregelen en acties zullen – wanneer hieraan uitvoering wordt gegeven via projectwerking in kader van PDPOII (20072013) – subsidiabel zijn door respectievelijk Europa, Vlaanderen en de Provincie Antwerpen, al dan niet cumuleerbaar. Dit plattelandsontwikkelingsplan wordt jaarlijks opgemaakt om zodoende bijsturingen van de Provinciale prioriteiten mogelijk te maken (Europese plattelandsverordening en Vlaams PDPOII liggen vast voor de volledige programmaperiode). Het eerste plattelandsontwikkelingsplan voor de volgende programmaperiode wordt opgemaakt begin 2006 na de goedkeuring van het Vlaamse PDPOII. Als evaluatie van het bereiken van de gestelde doelstellingen wordt jaarlijks een jaarrapport opgemaakt op het einde van jaar. Hierin worden zowel de projectwerkingen in het kader van het plattelandsontwikkelingsplan beschreven maar ook de realisaties inzake plattelandsontwikkeling binnen de reguliere werkingen en algemene projectwerkingen binnen het provinciebestuur en zodoende uitvoering geven aan de beleidsnota platteland. Op basis van deze evaluatie kan er dus ook bijsturing gebeuren van de provinciale prioriteiten in het plattelandsontwikkelingsplan.
50
Bijlage 1: Begrippen en definities
1. Definitie geïntegreerde gebiedsgerichte werking Provincie Antwerpen Geïntegreerd gebiedsgericht werken is een methode om gebiedsspecifieke, complexe problemen/mogelijkheden gezamenlijk en met een win-win uitkomst voor alle deelnemers op te lossen. In deze context worden complexe problemen gedefinieerd als problemen die raken aan verschillende beleidsdomeinen en ook betrekking hebben op verschillende belanghebbenden (overheden en/of privé-partners). Hierbij wordt het gebied dan ook gedefinieerd als een ruimtelijke entiteit met een bepaald probleem of karakteristiek die relevant is ten aanzien van de behandelde problematiek. Dit betekent dat een gebiedsgerichte aanpak geen gebiedsdekkende, generieke aanpak van problemen of kansen is. Bovendien is het ook geen methode die op dezelfde wijze toepasbaar is in verschillende gebieden. Men kan spreken van ‘geïntegreerd gebiedsgericht werken’ als aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1. Regiospecificiteit: mate van gebiedsgerichtheid; 2. Co-governance: mate van aanwezigheid van verschillende partners met een duidelijke rolverdeling en actieve betrokkenheid; 3. Netwerkvorming: mate van geïntegreerdheid; 4. Aanvullende voorwaarde: mate van complexiteit van de problematiek
2. ERSV-RESOC-SERR De nieuwe ERSV/RESOC/SERR-structuren kunnen een belangrijke rol van betekenis spelen bij het stimuleren van deze economische ontwikkelingen van het platteland. Deze structuren, die recent werden geïmplementeerd in de provincie, moeten zorgen voor een betere afstemming en taakverdeling tussen het arbeidsmarktbeleid en het economisch beleid op streekniveau, o.m via de integratie van de werking van de vroegere streekplatformen en subregionale tewerkstellingscomités. In de SERR (sociaal-economische raad van de regio) wordt het paritair overleg tussen de sociale partners (werknemers/werkgevers) gevoerd. Deze sociale partners maken ook deel uit van het RESOC (regionaal sociaal-economisch overlegcomité) waarin bovendien ook de gemeenten en de provincie vertegenwoordigd zijn. Dit tripartite overleg resulteert in een streekpact rond het sociaal-economisch beleid dat moet bekrachtigd worden door de respectievelijke gemeenteraden van de streek en de provincieraad. Het ERSV (erkend regionaal samenwerkingsverband) vormt de juridische structuur voor beide overleg - en adviesorganen. In de provincie Antwerpen is er geopteerd voor de oprichting van 3 SERR’s en RESOC’s voor de streken Antwerpen, Mechelen en Kempen waarvan het werkingsgebied respectievelijk samenvalt met de arrondissementen Antwerpen, Mechelen en Turnhout. Het centrale uitgangspunt hierbij is een streekeigen aanpak die zich vertaalt in een verregaande autonomie wat betreft budgetten, personeelsbeleid en het inhoudelijk aansturen van de RESOC-teams. Deze streekeigen aanpak wordt geflankeerd door een zakelijke ondersteuning op provinciale (ERSV) schaal, waar ook ruimte is voor dialoog over gemeenschappelijke, bovenregionale of provinciale thematieken. In de komende jaren is er voor de vzw ERSV Provincie Antwerpen en haar SERR’s en RESOC’s dus een belangrijke rol weggelegd op het vlak van het sociaal-economisch streekbeleid in de ruime betekenis van het woord. De provincie zal hierin actief kunnen participeren via haar inbreng vanuit de verschillende beleidssectoren.
3. Doelboomnota De doelboomnota is een schematische voorstelling van de ontwerpbeleidsnota platteland. Hieronder een korte toelichting over hoe dat je dit schema moet interpreteren. Om te beginnen staat bovenaan de missie die we tot een goed einde willen brengen met dit beleidsdocument nl. dat de Provincie Antwerpen een leefbaar Antwerps platteland wil creëren vanuit een Ge3-filosofie waarbij Ge3 staat voor Geïntegreerd, Gebiedsgericht en Gedifferentieerd. Om deze missie te realiseren moeten we een bepaald doel trachten te bereiken. Het gestelde einddoel is dan ook de kwaliteit van het platteland als gebruiksruimte bevorderen.
51
Aangezien het platteland als gebruiksruimte op zich een moeilijk te omvatten iets is, hebben we getracht om dit gebruik op te splitsen in een aantal vormen van gebruik: woon– en leefruimte, werkruimte, collectieve ruimte, consumptieve ruimte én identiteit en communicatie. Voor deze vier specifieke vormen van gebruik en voor het overkoepelende deel van identiteit en communicatie van en over het platteland hebben we vijf aparte hoofdstukken uitgewerkt aangezien we per ruimte een apart hoofddoel hebben gedefinieerd. De realisatie van deze verschillende hoofddoelstellingen zal uiteindelijk zorgen voor het bereiken van het gestelde einddoel. Daarnaast worden per hoofddoel een aantal doelen gesteld. De realisatie van deze doelstellingen zal uiteindelijk zorgen voor de realisatie van het gestelde hoofddoel. Tenslotte worden elk te bereiken doel op zich nog eens onderverdeeld in een aantal tussendoelen. Hier geldt uiteraard hetzelfde nl. dat de realisatie van deze tussendoelen ervoor zal zorgen dat het bovenliggende doel bereikt wordt.
4. Instrumentarium 1) 2) 3) 4)
aanbevelingen partners advies subsidiëringen
Bij elk gesteld doel (al dan niet bestaande uit verschillende tussendoelen) werd een instrumentarium bijgevoegd. De bedoeling van dit instrumentarium is om een overzicht te bekomen van een aantal zaken die van belang kunnen zijn om het respectievelijke doel te bereiken. 1) aanbevelingen: beleidsdocumenten, criteria, consultatie diensten,… 2) partners: mogelijke partners die een inhoudelijke bijdrage kunnen leveren tot het realiseren van de doelstelling 3) advies: mogelijke adviesorganen (al dan niet op te richten), Vlaamse en provinciale administraties,… 4) subsidiëringen: waar kan men terecht voor bijkomende financiële ondersteuning om bovenstaande tussendoelen te realiseren; van belang hierbij is dat dit niet exclusief over de middelen in het kader van het PDPO II hoeft te gaan maar dat andere subsidiekanalen hier ook worden aangegeven. Belangrijk is ook dat het de bedoeling is van deze beleidsnota om een beleid uit te stippelen los van Europese programmeringen op maat voor de Provincie Antwerpen.
5. Provinciale Kwaliteitskamer 1. Situering Het IPO (²) Bestuurlijk Overleg formuleert op 27 juni 2005 volgende vraag voor advies aan IPO Werkgroep III ‘Platteland als collectieve ruimte’ (verder IPO III genoemd): “Kwaliteit is een belangrijke uitgangsdoelstelling voor het plattelandsbeleid. Kwaliteit is immers een belangrijke factor bij leefbaarheid en beleefbaarheid van het platteland. Het stimuleert ook nieuwe investeringen op het platteland. Er moet dan ook veel aandacht besteed worden aan de aspecten van kwaliteit. Kwaliteit is evenwel een moeilijk hanteerbaar begrip. In de provincie West-Vlaanderen werd de laatste jaren ervaring opgedaan met het instrument ‘Kwaliteitskamer’. Deze kwaliteitskamer ondersteunt projectindieners (gemeenten) bij het indienen van een project door advies te geven (²) Het Interbestuurlijk Plattelandsoverleg (IPO) betreft een overlegorgaan dat beleidsaanbevelingen en adviezen formuleert die gericht zijn op het Vlaamse beleid. Het IPO bestaat enerzijds uit het Bestuurlijk overleg en anderzijds uit 3 ondersteunende werkgroepen. Deze werkgroepen zullen thema’s behandelen die betrekking hebben op de voornaamste rollen van het platteland: Het platteland als woon- en leefruimte, het platteland als werkruimte en het platteland als collectieve ruimte.
52
en voorstellen aan te reiken die het ontwerp kwalitatief kunnen verbeteren. Een dergelijk initiatief tracht het begrip kwaliteit te operationaliseren. Er kan worden nagegaan hoe dergelijke kwaliteitskamers structureler kunnen worden ingezet. Op welke manier kunnen zij tot een veralgemeend positief instrument uitgroeien dat bijdraagt tot de verhoging van het kwalitatief ontwerpen en bouwen op het platteland?”. Kabinet Minister-president Y.Leterme – 24 juni 2005 Het is duidelijk dat “kwaliteit” hier vooral gehanteerd wordt in de betekenis van ruimtelijke kwaliteit van investeringsprojecten op het platteland. Uiteraard dienen deze projecten ook een eigen primaire kwaliteit na te streven, die op zich ook gebonden kan zijn aan specifieke kwaliteitsnormen (productiewaarde, milieuvriendelijkheid, veiligheid, volksgezondheid, ISO normen enz.). De hier beoogde ruimtelijke kwaliteit gaat dan ook vooral over meerwaarden in de zin van vormgeving, samenhang met context, publieke toegankelijkheid en duurzaamheid tout court.
2. Advies Evaluatie IPO III meent dat de ervaring met de bestaande provinciale kwaliteitskamers de meerwaarde aantoont van het instrument voor ruimtelijke kwaliteitszorg bij bouw- en infrastructuurprojecten op het platteland. Door kwaliteitsbegeleiding als voorwaarde te koppelen aan de financiële ondersteuning van deze projecten, krijgt het instrument een structurele verankering. Het instrument wordt zowel door de betrokken projectindieners als de aangestelde ontwerpers als een positieve stimulans ervaren. Tegelijkertijd blijft er de voortdurende aandacht voor het vermijden van vertraging van dossierafhandeling of het maken van onnodige kosten door deze extra toets. Verder stelt IPO III vast dat via het instrument van kwaliteitskamers bij de inzet van Europese subsidies een doordachte ruimtelijke kwaliteitsaanpak gewaarborgd wordt. IPO III stelt ook vast dat deze manier van werken goed aansluit bij zijn eigen inzichten en uitgangspunten inzake duurzaamheid en participatie en een bijdrage kan betekenen voor zowel de herkenbaarheid als het opbouwen en behoeden van de eigenheid van het platteland. Oprichting Provinciale Kwaliteitskamers IPO III adviseert dat de VVP initiatief neemt om, in de schoot van het interprovinciaal plattelandsoverleg en naar aanleiding van de nieuwe Europese PDPO-programmaperiode, ook in de andere provincies een kwaliteitskamer op te richten. Doelstelling De doelstelling van de provinciale kwaliteitskamer is het verhogen van ruimtelijke kwaliteit van bouw - en infrastructuurprojecten op het platteland. De huidige kwaliteitskamers richten hun toetsing vooral op: a. een goede projectdefinitie met duidelijke omschrijving van de kwaliteitsdoelstellingen, b. een goede selectieprocedure voor het aanduiden van ontwerpers/vormgevers, c. de vormgeving d. de samenhang met de stedenbouwkundige, historische en landschappelijke context e. de publieke toegankelijkheid f. de communicatie met bewoners en betrokkenen g. duurzaamheid IPO III ondersteunt deze criteria. IPO III beveelt aan dat er overleg komt tussen de bestaande en de nog op te richten kwaliteitskamers om tot afstemming te komen over de toepassing en interpretatie van deze criteria. Rol De rol van de provinciale kwaliteitskamers ligt in de begeleiding van bouwheer en ontwerper. IPO III benadrukt dan ook vooral het belang van het begeleidend karakter van het overlegproces.
53
De provinciale kwaliteitskamers formuleren aanbevelingen om de kwaliteit te verhogen, dwingende maatregelen worden dus niet opgelegd. Het advies van de kwaliteitskamer maakt echter wel integraal onderdeel uit van het projectdossier bij verdere opvolging en besluitvorming door de bevoegde subsidiërende instanties. De ervaring met de bestaande kwaliteitskamers toont het belang van het “leerproces” aan. Opdrachtgevers en ontwerpen denken na over kwaliteit aan de hand van kwaliteitsvolle referentiebeelden. Werkingsveld Provinciale Kwaliteitskamers IPO III adviseert om minstens volgende bouw - en infrastructuurprojecten op het platteland ter advisering en begeleiding voor te leggen aan de provinciale kwaliteitskamers: - projecten met publiek karakter gerealiseerd met Europese cofinanciering waarbij de provincie een centrale taak heeft in de beoordelingsprocedure m.b.t. tot deze Europese subsidiestromen - projecten van de eigen provinciale diensten, - projecten van de intercommunales waar de provincie deel van uit maakt. Samenstelling IPO III adviseert om bij de samenstelling van een provinciale kwaliteitskamer aandacht te besteden aan: - de diverse bestuursniveaus: door deskundigen aangeduid vanuit de provincie, Vlaanderen (team van de Vlaams bouwmeester) en de gemeenten (vertegenwoordiger van gemeenten of inter communale). - deskundigheid m.b.t. diverse criteria die belangrijk zijn voor de toetsing van de projecten (zie hoger) en m.b.t. diverse aspecten van plattelandsontwikkeling Financiering IPO III adviseert om, aangezien de voorgestelde werking van de provinciale kwaliteitskamers ingebed wordt in procedures waarvan de beslissingsbevoegdheid op het provinciaal niveau gesitueerd is, de werking van provinciale kwaliteitskamers te financieren vanuit middelen van de provincies. Overleg IPO III adviseert dat 2006 – 2007 een tweejarige ervaringsperiode vormt voor het stroomlijnen en beter positioneren van deze kwaliteitskamers. IPO III adviseert om in geregeld overleg te voorzien tussen de voorzitters van de kwaliteitskamers en (het team van) de Vlaamse Bouwmeester. Dit overleg moet enerzijds de werking van de verschillende kwaliteitskamers op elkaar afstemmen en anderzijds tegen het einde van de ervaringsperiode de precieze functiebepaling en de positionering van deze provinciale kwaliteitskamers gedefinieerd hebben.
54
Bijlage 2: Lijst met afkortingen
ALT: AROHM: BPA: CLP: DROM: EOGFL: ERSV: Ge3: GOM: GPB: GRS: IPO: KLE: LEADER+: M&L: MBP: PAK+: PDPO: PDPOII: PIH: PNOP: POM: PROCORO: PURPLE: RESOC: RSPA: RSV: SERR: SPAAK : SPRE: VIBOSO: VLIF: VLM: Vzw: VVP:
Administratie Land – en Tuinbouw Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Bijzonder Plan van Aanleg Cel Landbouw – en Plattelandsbeleid (Provincie Antwerpen) Departement Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit (Provincie Antwerpen) Europees Oriënterings – en Garantiefonds voor de Landbouw Erkend Regionaal Samenwerkingsverband Geïntegreerd, Gebiedsgericht, Gedifferentieerd Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Gewoon Provinciebedrijf Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Interbestuurlijk Plattelandsoverleg Klein landschapselement Liaisons Entre Actions de Développement de l’Economie Rurale Monumenten en Landschappen Milieubeleidsplan Plattelandsactie Kempen + Programmeringsdocument Plattelandsontwikkeling (2000-2006) Programmeringsdocument Plattelandsontwikkeling (2007-2013) Provinciaal Instituut voor Hygiëne (Provincie Antwerpen) Provinciaal Natuurontwikkelingsplan Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Proviniciale Commissie voor Ruimtelijke Ordening Peri Urban Regions Platform Europe Regionaal Sociaal-economisch Overlegcomité Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Sociaal Economische Raad voor de Regio’s Samen PAraat tegen ArmoedeKempen Strategische Plan Ruimtelijke Economie Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van de SamenlevingsOpbouw Vlaams Landbouwinvesteringsfonds Vlaamse Landmaatschappij vereniging zonder winstoogmerk Vereniging van de Vlaamse Provincies
55
56
Bijlage 3: Literatuurlijst
Administraties Land– en Tuinbouw, Landbouwbeleidsrapport, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003
MEERT, (H.), DEMEESTER, (P.), d’URSEL (G.) e.a. ‘Het platteland is nodig’, in: De Standaard,18 juni 2004.
Agenda Vitaal Platteland, Nederland, 2004, 33 p.
Ontwikkelingsplan vzw Plattelandsactie Kempen+ (vzw PAK+) ter uitvoering van het communautair initiatief LEADER+ in de Provincie Antwerpen ‘De valorisatie van de plaatselijke producten, met name door via collectieve maatregelen de toegang tot de markten voor kleinschalige productiestructuren te vergemakkelijken’, 2002.
Beleidsnota Platteland West-Vlaanderen 2003-2030 ‘Navigatieplan voor een vitaal West-Vlaams platteland’, Provincie West-Vlaanderen, 2003, 88 p. Bestuursakkoord Provincie Antwerpen 2000-2006, Antwerpen, Provincie Antwerpen, 2000. CABUS (P.) en VANHAVERBEKE (W.) Strategisch Plan Ruimtelijke Economie (SPRE), eindrapport: Ruimte en economie in Vlaanderen. Analyse en Beleidssuggesties., Gent, 2004, VIII+408 p. DE BOCK (V.), Een onderzoek naar de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van de dorpskernen in de Vlaamse Ardennen, 2004, 125 p.
Oost-Vlaams Plattelandsbeleidsplan ‘Buitengoed, Goed buiten’, Provincie Oost-Vlaanderen, 2004, 60 p. Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen ‘Provincie Antwerpen… verrassend veelzijdig’, Antwerpen, Provincie Antwerpen, 2002, 66 p. Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen. Periode 2000 - 2006 (in toepassing van verordening (EG) 1257/1999). 15 september 2000, herdruk mei 2001
DE ROO (N). en THISSEN (F.), Leefbaarheidsonderzoek in de Plattelandskernenvan de Westhoek. Deel 4. Eindrapport, Brugge, Provinciebestuur West-Vlaanderen, 1997.
Provinciaal Beleidsplan Armoedebestrijding Provincie Antwerpen, 2003, 28 p.
DE ROO (N)., DE RYNCK (F.) en VANDELANNOOTE (S.) (red.) De stille metamorfose van het Vlaamse platteland, 1999, 163 p.
Provinciaal Natuurontwikkelingsplan ‘naar een natuurlijk geheel’(samenvatting), Antwerpen, Provincie Antwerpen, 2004, 79 p.
DE ROO (N)., Op zoek naar allianties tussen ruimtelijke kwaliteit en economische dynamiek van het platteland, West-Vlaams intercommunale, 2004
Provinciaal Minderhedenbeleidsplan 2003-2006, Provincie Antwerpen, 2003, 48 p.
Europese Commissie, Factsheet - Plattelandsontwikkling in de Europese unie, Luxemburg, 2004, 19 p. ‘Het Antwerpse platteland beweegt,… onder impuls van Europa’, Provincie Antwerpen, 2004, 39 p. Jeugdwerkbeleidsplan 2003-2007, Provincie Antwerpen, 2003 LETERME (Y.), Minister-president van de Vlaamse regering en Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Beleidsnota 2004-2009 Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, 2004, 59 p. LNV Consumentenplatform ‘Platteland, ook voor uw vrije tijd!?, consumentenonderzoek Nederland, 11 maart 2005, 23 p. MEERT (H.) en STORME (A.), ‘Leefbare stedelijke wijken: uitdagingen en valkuilen voor het opbouwwerk.’ In: Baert H., M. De Bie, A. Desmedt, M. Van Elslander en L. Verbeke (eds.): Handboek Samenlevingsopbouw. Brugge: die Keure, 2003, pp. 357-375.
2003-2006,
Provinciaal milieubeleidsplan 2007-2013, Antwerpen, Provincie Antwerpen, 2003, 192 p. Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen, Antwerpen, Provincie Antwerpen, 2001, 288 p. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen, Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 1998, 593 p. SANNEN, (L.), ‘Minister van het Platteland’, In: De Standaard, 26 april 2004. Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen, Gent, Huis van de Economie (Provincie Oost-Vlaanderen), 2003, 55 p. Sterk en mooi platteland. Advies over Strategieën voor de landelijke gebieden, Den Haag, VROM-raad, 1999, 172 p. Studie van Provincie Antwerpen en UNIZO : Hoe commercieel aantrekkelijk zijn de handelskernen in de Provincie Antwerpen?, 2003
57
Strategische plannen Toerisme Antwerpen, Provincie Antwerpen
Websites:
THISSEN (F), Bewoners en nederzettingen in Zeeland: op weg naar een nieuwe verscheidenheid, in: Netherlands Geographical Studies 191, Utrecht/Amsterdam, KNAG/Universiteit van Amsterdam, 1995, pp. 113-152.
europa.eu.int/ www.newbalance-eu.org/ statbel.fgov.be/port/agr_nl.asp
THISSEN (F.) en LINSEELE (W), Leefbaarheid op het Vlaamse platteland vanuit het perspectief van jonge bewoners. Verslag van een onderzoek in de dorpen tussen Leie en Schelde, Amsterdam, Universiteit van Amsterdam, 2001, 100 p. THISSEN (F.), DE ROO (N.) en LINSEELE (W.), ‘Leefbaarheid in de dorpen van West-Vlaanderen’, in: Ruimte & Planning, XXI, 2001, 4, pp. 333-346. Toekomstplan Kempen 2005-2015 ‘De Kempen verhoogt de kwaliteit van het leven’, Samenwerkingsverband Strategisch Plan Kempen vzw, 2005, 109 p.
www.ruimtelijkeordening.be/ www.leadervlaanderen.be/ www.wau.nl/phlo/ontwikkeling/plattelandsontwikkeling.htm www.west-vlaanderen.be/bestuur®io/plattelandsontwikkeling/ www.vlaanderen.be/ www2.vlaanderen.be/ned/sites/landbouw/index.html
VAN ENGELSDROP GASTELAARS, (R.), Territoriale binding en bestuurlijke organisatie op laag schaalniveau, Amsterdam, AME. Notitie in opdracht van het Min. BiZa., 1995, 16 pp.
internet.vlaanderen.be/ruimtevooreconomie/ www.vlaamseprovincies.be/html/intro_set.asp
Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Orientatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) Verordening (EG) nr. 1783/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot wijziging ven verordening (EG) 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatieen Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) VRIND hoofdstuk 12 : Een kwalitatief landbouw en plattelandsbeleid., 2004-2005, 377-404 pp. VVP Sectordossier Plattelandsbeleid ten behoeve van de Vlaamse minister voor plattelandsbeleid, Brussel, 2004, 21 p.
58
www.vilt.be/ www.vlm.be/ www.vvsg.be/index.shtml
Departement Economie, Plattelandsbeleid en Internationale Ontwikkeling Cel Landbouw- en Plattelandsbeleid Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen T 03 240 58 31 | F 03 240 58 79 |
[email protected]