Meer- en hoogbegaafdheid op WereldKidz Meent en WereldKidz Merseberch
1
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................................... 3 1. Wat hebben we meer- en hoogbegaafde kinderen te bieden op onze school en binnen onze stichting? ................................................................................................................................................. 4 2. Signaleren en diagnosticeren ........................................................................................................... 6 2.1 Signaleren van hoogbegaafde leerlingen ...................................................................................... 6 2.2 Diagnosticeren ............................................................................................................................... 7 3. Begeleiding van hoogbegaafde kinderen ......................................................................................... 8 4. De Plusklas en de Topklas ................................................................................................................ 9 5.Meer over hoogbegaafdheid .............................................................................................................. 10 5.1 Wat is hoogbegaafdheid .............................................................................................................. 10 5.2 Definitie van hoogbegaafdheid.................................................................................................... 10 5.3 Kenmerken hoogbegaafden ........................................................................................................ 10 5.4 Denkprocessen bij hoogbegaafde kinderen ................................................................................ 11
2
Inleiding Dit document geeft u als ouder inzicht wat wij meer-en hoogbegaafde kinderen te bieden hebben op onze school en binnen onze stichting WereldKidz. Ook leest u meer over wat kenmerkend is voor hoogbegaafde kinderen. Het is noodzakelijk is dat ouders en school nauw samenwerken in het signaleren van (mogelijke) hoogbegaafdheid. Geregeld laten kinderen op thuis en op school niet hetzelfde zien. Twijfelt u daarom niet om ons te betrekken bij vragen. Het belangrijkste wat we, als school, elk kind willen meegeven is dat leren leuk en uitdagend is!
3
1. Wat hebben we meer- en hoogbegaafde kinderen te bieden op onze school en binnen onze stichting? De laatste jaren is er in Nederland sprake van een toenemende aandacht voor onderwijs aan meeren hoogbegaafde kinderen. Ook binnen de scholen van WereldKidz. Onderwijs aan hoogbegaafde kinderen vraagt om een andere onderwijsaanpak. Deze kinderen hebben een andere manier van denken, leren en communiceren dan de meeste van hun leeftijdsgenoten. In onze visie op onderwijs staat dat we alle kinderen op onze school een goede basis willen geven waardoor ze in staat zijn hun eigen leven en ontwikkeling vorm te geven. We kijken daarbij naar de gehele ontwikkeling van het kind. Dit houdt in dat we streven naar een optimale ontwikkeling voor ieder kind op alle ontwikkelingsgebieden. Dit zijn: de cognitieve ontwikkeling, de motorische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en expressieve- en esthetische ontwikkeling (zie ook onderwijsbegeleidingsplan). Daarnaast vinden wij het belangrijk dat kinderen met plezier (blijven) leren en naar school gaan. De problematiek die eigen is aan een bepaalde groep kinderen wordt altijd serieus genomen. Dit geldt voor kinderen die minder begaafd zijn maar ook voor kinderen die meer aankunnen dan de gemiddelde leerstof: de meer- en hoogbegaafde kinderen. We maken een onderscheid tussen meerbegaafde kinderen en hoogbegaafde kinderen. We spreken van hoogbegaafde kinderen wanneer de kinderen gediagnosticeerd zijn als hoogbegaafd en een IQ hebben van 130 of meer. Daarbij realiseren we ons dat elke grens dubieus is en ook over IQ testen veel te zeggen is. Binnen onze stichting is er voor gediagnosticeerde hoogbegaafde kinderen de WereldKidz TOPklas. De Topklas in onze omgeving maakt onderdeel uit van WereldKidz Kameleon in Doorn. De Topklas biedt, vanaf groep 4, vijf dagen per week specifiek onderwijs aan voor hoogbegaafden. Daarbij worden ook activiteiten samen ondernomen met andere leerlingen van deze school. Dit om te voorkomen dat de Topklaskinderen een geïsoleerde groep vormen. We vinden het belangrijk dat de kinderen leren samenwerken en spelen met leeftijdsgenoten, die niet hoogbegaafd zijn. Voor de meerbegaafde kinderen en jonge kinderen met een ontwikkelvoorsprong bieden we passend onderwijs aan op onze eigen school. Daarbij werken we met een verdiepingsarrangement op vier niveaus: Niveau 1: verdieping bij de methode; onderwijsaanbod binnen de groep Niveau 2: verdieping methodeoverstijgend: onderwijsaanbod binnen de groep Niveau 3: verdieping methodeoverstijgend: onderwijsaanbod buiten de groep, binnen de eigen school Niveau 4: schooloverstijgend onderwijsaanbod: Plusklas (1 dagdeel per week) en Topklas (vijf dagen per week) op WereldKidz Kameleon In het schooljaar 2008- 2009 zijn we begonnen met een Plusklas binnen onze school. Sinds oktober 2013 werken we samen met vier andere WereldKidz scholen en is er, middels nauwe samenwerking, een Plusklas en een Topklas op WereldKidz Kameleon in Doorn, opgezet. De Plusklaskinderen sluiten één dagdeel per week aan bij de Topklas. De overige tijd krijgen de kinderen een passend aanbod binnen de eigen school. Door deze samenwerking is het mogelijk om een kwalitatief goed aanbod te bieden specifiek voor meer- en hoogbegaafde kinderen. Binnen WereldKidz kiezen we er voor om kinderen niet te laten versnellen. Versnellen houdt in dat de kinderen sneller door de leerstof gaan en daarmee eerder toe zijn aan de overstap naar de mid-
4
delbare school. Sociaal-emotioneel vinden we dit niet wenselijk. Daarbij vinden we het voor de ontwikkeling van alle kinderen positief dat ze zo lang mogelijk deel uit blijven maken van de ‘eigen’ groep. Zo leren kinderen met elkaar om te gaan en te accepteren dat iedereen verschillend kan zijn in zijn kwaliteiten. We willen de begaafde kinderen een dusdanig ‘rijk’ onderwijsaanbod bieden dat versnellen niet nodig is om de kinderen voldoende uit te dagen en te motiveren. Een uitzondering wordt gemaakt in de onderbouw. Dit betreft dan kinderen die rond de leeftijd van zes jaar als hoogbegaafd worden gediagnosticeerd en in aanmerking komen voor de Topklas.
Wilt u meer weten over de Plusklas en de Topklas maakt u dan gerust een afspraak met de directeur.
5
2. Signaleren en diagnosticeren 2.1 Signaleren van hoogbegaafde leerlingen Al bij de start van de basisschoolperiode vindt een gedifferentieerde aanpak van kinderen plaats. Gegevens van ouders en eventueel van voorschoolse /kinderopvang, die voor de ontwikkeling van het kind van belang zijn, worden in een leerling-dossier ondergebracht, met een verwijzing in de ABC map. Bij de intake wordt aan de ouders gevraagd of er sprake is van hoogbegaafdheid in de familie en of ze een ontwikkelvoorsprong vermoeden bij hun kind. Voor het signaleren van hoogbegaafdheid bij de instroom zijn vooral deze gegevens van groot belang. Kinderen kunnen binnen korte tijd zich aanpassen aan het ontwikkelingsniveau van kinderen uit hun omgeving. In de kleutergroepen worden alle kleuters gevolgd, uitgedaagd en wordt er actief geobserveerd. Door observaties en het afnemen van toetsen in de hogere groepen, worden de leerlingen gevolgd en kunnen verwachtingen t.a.v. het kind worden bijgesteld. De leerkracht neemt hierbij een centrale positie in. Ook tijdens leerlingbesprekingen tussen IB-er en leerkracht, kunnen signaleringsbesprekingen plaatsvinden. Voor alle kinderen van groep 1 tot en met 8 houden de leerkrachten de ontwikkeling van de kinderen nauw in de gaten: hoe zijn de schoolvorderingen, hoe is de werkhouding, hoe functioneert het kind in de groep? Daarbij zijn van groot belang de signalen die de ouders van het kind afgeven en de signalen van het kind zelf. Heeft het kind plezier in school en is er voldoende uitdaging? Geregeld blijkt dat de kinderen thuis andere signalen afgeven dan op school. Kinderen die consequent hoge A-scores halen op de CITO-toetsen en zeer goed presteren op methode gebonden toetsen verdienen speciale aandacht. De leerkracht moet echter ook rekening houden met onderpresteerders, dus kinderen die wel hoogbegaafd zijn, maar op deze toetsen niet bijzonder hoog presteren. Dit zijn kinderen met motivatieproblemen waarvan wel de verwachting is dat ze meer kunnen. Deze groep kan opvallen door uitzonderlijke spreekbeurten, boekbesprekingen, maar ook door ‘vervelend gedrag’ waarin een zekere slimheid te zien is. Bijvoorbeeld het voortdurend corrigeren van de leerkracht en andere kinderen, alles letterlijk nemen wat de leerkracht zegt zodat het kind kan doen wat hij zelf bedacht heeft. Bijvoorbeeld de leerkracht zegt ‘ga zitten’ en de leerling gaat op de tafel of de grond zitten. Dit zijn signalen van intelligentie en het opzoeken van grenzen die nader bekeken moeten worden. In de leerling-overdracht en leerling-bespreking zullen deze kinderen onder de aandacht worden gebracht. Als de leerkracht het vermoeden heeft dat een leerling hoogbegaafd is meldt hij dat bij de IB-er. Voordat ze verder in gesprek gaan, kan de leerkracht in de klas een aantal observaties uitvoeren waarbij gelet kan worden op de volgende aspecten:
prestaties op verschillende vakgebieden interesses woordenschat stabiliteit in de prestaties omgang met andere kinderen in de groep voorgeschiedenis zelfstandig werken plezier in werken
6
opslaan van informatie legt het kind originele verbanden is het zich bewust van eigen werk- en denkwijzen hoe is het zelfbeeld is het kind sociaal emotioneel evenwichtig hoe zijn de cito-scores
2.2 Diagnosticeren Uit de signaleringsfase kunnen een aantal verschillende type kinderen naar voren komen. Dit zijn: 1. Hoogbegaafde kinderen die harmonieus functioneren. De werkhouding, sociaal-emotionele ontwikkeling, begaafdheid en schoolvorderingen laten een (vrijwel) probleemloos beeld zien. 2. Begaafde of intelligente kinderen die niet hoogbegaafd zijn, maar goed mee kunnen komen met de leerstof. 3. Kinderen die ingeschat worden als (hoog)begaafd, maar toch niet goed functioneren (onderpresteerders). Bij de eerste en tweede groep kinderen is geen nadere diagnose nodig zolang de kinderen niet naar de Topklas gaan. Zij krijgen verrijkende leerstof die bij de methode hoort aangeboden in de klas. Op de weektaak komt meerwerk te staan. In overleg met de leerkracht, IB-er, de ouders en de leerling zal het kind in aanmerking komen voor de opeenvolgende niveaus van het verdiepende arrangement (zie hoofdstuk 1) Bij de derde groep kinderen, de zgn. onderpresteerders, is de uitdaging om de kinderen op een positieve wijze aan het leren te krijgen door hun motivatie weer aan te boren. Ook zullen de kinderen indien nodig hun (hoog)begaafdheid moeten leren accepteren. Deze kinderen moeten leerstof krijgen van de juiste moeilijkheidsgraad. Wanneer er twijfels bestaan over de begaafdheid van het kind of het vermoeden bestaat dat het kind niet laat zien wat het kan, is verdere observatie en/of onderzoek nodig. De leerkracht zal dit bespreken met ouders en kan zelf de IB-er hiervoor raadplegen Ouders kunnen kiezen om zelf hun kind te laten testen op hoogbegaafdheid.
7
3. Begeleiding van hoogbegaafde kinderen Hoogbegaafde kinderen hebben bepaalde leereigenschappen die de gemiddelde leerlingen niet hebben. Het is belangrijk om hier in de klas rekening mee te houden. Hoogbegaafden hebben: weinig behoefte aan instructie weinig behoefte aan herhalings- en oefenstof een hoog werktempo In de praktijk houdt dit in dat de leerkracht probeert de instructie af te stemmen op de behoefte van de individuele leerling. Bij hoogbegaafden kan dit betekenen dat ze een korte instructie krijgen, dat ze een ander soort instructie krijgen of dat de instructie achterwege wordt gelaten. Hoogbegaafde leerlingen hebben weinig behoefte aan herhalings- en oefenstof, deze kan dan ook vaak overgeslagen worden. De lesstof wordt hierdoor compacter gemaakt, waardoor de leerling tijd overhoudt om andere, verrijkende lessen te maken. Het is verder belangrijk om leerlingen in hun eigen tempo door bepaalde leerstof te laten werken, waarbij goed met hen besproken moet worden wat het doel van de lesstof is. Dat betekent dat er aanvullende onderwijs aangeboden moeten worden. Deze opdrachten: moeten uitdagend zijn en een beroep doen op creativiteit open opdrachten hebben een hoog abstractieniveau hebben en een hoge mate van complexiteit verrijkend zijn ten opzichte van reguliere leerstof stimulerend zijn voor een onderzoekende houding een beroep doen op zelfstandigheid uitnodigen tot reflectie uitlokken tot interactie
8
4. De Plusklas en de Topklas De Plusklas en de Topklas zijn één van de vele manieren waarop we onderwijs op maat willen realiseren. We werken binnen de regio samen met andere WereldKidz scholen. Dit biedt de mogelijkheid om expertise te bundelen en daarmee kwalitatief goed onderwijs te bieden. De Plusklas sluit voor één dagdeel per week aan bij de Topklas in Doorn. Het biedt een extra onderwijsaanbod voor de kinderen van groep 4 t/m 7. Leerlingen uit groep 8 kunnen aansluiten na de eindcito . Deelname aan de Plusklas vindt plaats nadat de andere drie niveaus uit het verdiepende arrangement onvoldoende uitdagend blijken te zijn en de kinderen in staat zijn zelfstandig te werken. Leerlingen kunnen tussentijds instromen.In nauw overleg met ouders wordt bepaald of dit aanbod geschikt is voor hun kinderen. Ouders moeten zelf zorgen voor vervoer. De school maakt uiteindelijk de keuze of een kind dit aanbod aangeboden krijgt. De Plusklas werkt met een geïsoleerd programma gekoppeld aan de Topklas. Er komt dus geen werk mee naar de eigen school. Wel krijgt de eigen leerkracht van het kind informatie over hoe het leerproces daar gaat en de leerdoelen met betrekking tot het leerproces. De kinderen blijven voor de rest van de week op onze school en volgen verder het verdiepende programma onder begeleiding van hun eigen leerkracht. De Topklas kinderen maken niet langer deel uit van onze school. Kinderen kunnen deelnemen aan de Topklas naar aanleiding van een diagnose door een gespecialiseerd testbureau voor hoogbegaafdheid en naar aanleiding van een uitgebreide intake met de directeur op WereldKidz Kameleon. Uiteraard worden daarbij ook de bevindingen van de ‘oude’ school in meegenomen. Ook kinderen van buiten de stichting kunnen zich aanmelden voor de Topklas. Het hoofddoel is om meer- en hoogbegaafde kinderen aanvullend onderwijs te bieden dat recht doet aan hun begaafdheid. Naast meer een meer uitdagend aanbod streven we ook de volgende doelen na: Leren leren, leren falen, leren omgaan met frustratie; hoogbegaafde kinderen hebben over het algemeen geen moeite met het onderwijsaanbod. Daardoor hebben ze onvoldoende geleerd door te zetten als iets moeilijk is, te leren plannen onder tijdsdruk, om te gaan met frustratie als het minder gemakkelijk gaat. Leren van elkaar; hoogbegaafde kinderen zullen binnen de klas nauwelijks van een ander hoeven te leren. Het is belangrijk dat ze ook deze rol bij het samenwerken beheersen. Ontwikkelen van eigen talenten; hoogbegaafde kinderen kunnen binnen de onderwijstijd meer en anders leren dan de gemiddelde groep kinderen. We vinden het belangrijk daar een appèl op te doen en dat kinderen recht hebben om zich zoveel mogelijk te ontwikkelen. Leren omgaan met hun anderszijn en vanuit een basis van wederzijds respect met minder begaafde kinderen om te gaan.
9
5.Meer over hoogbegaafdheid 5.1 Wat is hoogbegaafdheid Er bestaat geen eenduidige definitie van hoogbegaafdheid. Er zijn bekende modellen beschreven, o.a. het model van Renzulli en Mönks. Wie meer achtergrondinformatie wenst wordt hiernaar verwezen. Hieronder wordt aangegeven wat voor de school van belang is.
5.2 Definitie van hoogbegaafdheid Het model van Renzulli en Mönks gaat ervan uit dat bij hoogbegaafdheid de drie persoonskenmerken: intellectuele capaciteiten, creativiteit en taakgerichtheid (doorzettingsvermogen), in een positieve wisselwerking tot elkaar staan. Deze wisselwerking kan versterkt worden door een positieve invloed vanuit drie omgevingsfactoren, te weten: het gezin, de school, leeftijdgenoten. Een samenspel tussen deze zes genoemde factoren is min of meer voorwaardelijk voor het manifest worden van hoogbegaafdheid. Indien de sociale omgeving geen ruimte geeft aan een hoogintelligent kind om zich te ontwikkelen, zal de hoogbegaafdheid in de kiem gesmoord worden. Hoogintelligente kinderen kunnen zich ontwikkelen tot hoogbegaafden wanneer de drie persoonlijkheidskenmerken in hoge mate aanwezig zijn, er een positief stimulerende omgeving is en er onderlinge harmonie bestaat tussen de zes genoemde factoren. Het is te vergelijken met bijvoorbeeld de tennissport. Ook hier geldt: je kunt een sporttalent zijn, maar je hebt een aantal karaktereigenschappen (doorzettingsvermogen, de wil om te winnen, etc.) en de steun van je omgeving nodig om een topsporter te worden. In diverse literatuur wordt aangegeven dat een hoog intelligentiequotiënt (IQ) alleen niet voldoende is om van hoogbegaafdheid te spreken, maar wel een noodzakelijke voorwaarde is. Of er sprake is van hoogbegaafdheid hangt dus mede af van het niveau van de intellectuele capaciteiten. Deze kan uitgedrukt worden in een intelligentie quotiënt (IQ). Om duidelijk te maken wanneer men spreekt van hoogintelligent is het belangrijk hier iets meer vanaf te weten. Het gemiddelde IQ is ongeveer 100. Het komt erop neer dat 84 % van de mensen een IQ tussen de 90- 110 heeft. Waarbij opgemerkt moet worden dat een leerling met een IQ van 110 een vlotte leerling zal zijn en een leerling met een IQ van 90 goed zijn of haar best moet doen om zich de leerstof eigen te maken. Leerlingen met een IQ van 70-80 zullen veel moeite hebben met de leerstof en kinderen met een nog lager IQ zullen vaak aangewezen zijn op speciaal onderwijs of aangepaste lesprogramma's binnen het regulier onderwijs. Mensen met een IQ tussen de 110 en 120 worden aangemerkt als boven gemiddeld intelligent. Mensen met een IQ tussen de 120 en 130 als begaafd en mensen met een IQ > 130 als hoogbegaafd. De geijkte testen kunnen niet verder meten dan een IQ tot 152, daarboven zijn er geen geijkte testen meer. Mensen met een IQ hoger dan 150 worden als zeer begaafd (genieën) aangemerkt. Voor het zesde levensjaar is het IQ nog niet voldoende betrouwbaar te meten. Vanaf het zesde levensjaar kan de cognitieve aanleg wel met voldoende betrouwbaarheid vastgesteld worden.
5.3 Kenmerken hoogbegaafden Binnen de school zijn hoogbegaafde kinderen vaak te herkennen aan een aantal karakteristieken. Ook kunnen ouders informatie geven. Toch is het moeilijk om te spreken van eigenschappen van hoogbegaafden, omdat deze karakteristieken onderling erg kunnen verschillen en soms tegenovergesteld zijn. Zo is bijvoorbeeld de ene hoogbegaafde leerling heel sterk op sociaal gebied, terwijl de andere hoogbegaafde leerling juist erg op zichzelf is gericht. In de literatuur zijn veel uiteenlopende opsommingen van eigenschappen van hoogbegaafden te vinden. Hieronder staat een overzicht van de veelvoorkomende eigenschappen zoals die in de literatuur genoemd worden. Let wel: een hoogbegaafde leerling hoeft niet alle eigenschappen te bezitten van dit overzicht. En het omgekeerde is
10
ook het geval: als iemand één of meer van deze gedragsaspecten vertoont, hoeft dit niet te betekenen dat hij / zij hoogbegaafd is. Het gaat om een combinatie van een hoge intelligentie met daarbij een groot aantal leer- en persoonlijkheidseigenschappen. Overzicht kenmerken hoogbegaafden: Hoge intelligentie (IQ hoger dan 130) Vroege ontwikkeling Uitblinken op meerdere gebieden Gemakkelijk kunnen leren, begrijpt dingen snel met weinig uitleg Goed leggen van (causale) verbanden Makkelijk kunnen analyseren van problemen Het maken van grote denksprongen Voorkeur voor abstractie Hoge mate van zelfstandigheid Brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie/ veel energie Creatief/ origineel Perfectionistisch Apart gevoel voor humor Houdt van diepgaande gesprekken (filosofisch) Hoge mate van concentratie Toont doorzettingsvermogen Groot probleemoplossend vermogen Geboeid door complexe opgaven en/of moeilijke of ongewone onderwerpen Kan nieuwe kennis integreren met eerder verworven kennis Denkt top down, dus vanuit het geheel naar delen, van overzicht naar detail, vanuit doel naar actie, van het waarom naar het hoe (zie bijlage convergent en divergent denken)
5.4 Denkprocessen bij hoogbegaafde kinderen Hoogbegaafde kinderen denken anders. Veel ouders van hoogbegaafde kinderen weten dat, maar vinden het moeilijk om dat aan de buitenwereld duidelijk te maken en goed over te brengen. Veel hoogbegaafde kinderen kunnen bijvoorbeeld eerder dan leeftijdgenoten op een abstract niveau denken. Bij abstract denken kan men zich een voorstelling maken over zaken die niet in de realiteit zichtbaar zijn. Dit in tegenstelling tot concreet denken, waarbij het denken gaat over “tastbare” onderwerpen. Praktische gevolgen voor deze kinderen: Zij stellen regels ter discussie. Ze hebben een groot rechtvaardigheidsgevoel, wat tot discussie kan leiden of het gevoel kan geven onrecht te worden aangedaan. Zij vinden (soms) geen aansluiting in de groep. Communicatie met leeftijdgenoten vormt regelmatig een probleem. Ze stellen hogere eisen aan vriendschappen dan leeftijdgenoten. Ze zijn intellectueel vaardig en kunnen niet tegen onbegrijpelijke stupiditeiten. Hun oplossingen leggen ze vaak te compact aan anderen uit, wat tot verwarring kan leiden. Ze leren zichzelf vaak rekenen en lezen. Kenmerkend voor hoogbegaafde kinderen is divergent denken. Divergent denken houdt in dat men bezig is zoveel mogelijk oplossingen te bedenken, die mogelijkerwijs tot een oplossing van een probleem of het bereiken van het gestelde doel kan leiden. Convergent denken, gericht op het vinden van één oplossing is de manier waarop de meeste kinderen denken. Om divergent te kunnen denken
11
moet een kind beschikken over veel kennis en diverse denkmethoden. Hoogbegaafde kinderen slaan informatie op door veel links te leggen tussen nieuw verworven informatie en al aanwezige kennis. Praktische gevolgen voor deze kinderen: Ze hebben moeite met meerkeuze vragen. Open vragen zijn beter, je kunt dan de redenering van het kind volgen. Omdat hoogbegaafde kinderen de kennis van het ene vak toepassen in het andere van, geven ze vaak “vreemde” antwoorden. Ze vragen veel om nieuwe kennis te kunnen verbinden aan datgene wat ze al weten. Ze willen verschillen en overeenkomsten duidelijk hebben, halen andere vakken erbij en soms roept dit irritatie op. Ze kunnen problemen hebben bij opdrachten waar geen verband in zit, zoals woordrijtjes en tafelrijtjes leren. Ze lezen opdrachten vaak gebrekkig omdat zij al verbanden leggen met de aanwezige kennis. Dit leidt soms tot het zoeken naar een oplossing in een hele andere richting dan bedoeld. Ze hebben grote behoefte aan complexe taken, anders vinden ze het gauw te saai. Ze kunnen zich in een probleem vastbijten, waardoor ze soms teveel energie in de verkeerde dingen stoppen. Hoogbegaafde kinderen zijn ook veelal rationele denkers. Ze hebben een hoog ontwikkelde logica, die versterkt wordt door grote kennis. Praktische gevolgen voor deze kinderen: Ze discussiëren graag en in detail en zijn kritisch, ook naar zichzelf. Ze zijn gevoelig voor niet logische taal (hoe kun je nu vragen aan een jong mens hoe oud hij is geworden?). Als een vraag te ruim is omschreven, komen ze vaak tot een ander antwoord. Ze maken grote stappen in de leerstof. Dit kan ook een valkuil zijn, omdat ze soms te snel denken dat ze het weten. Ze moeten leren dat herkennen nog geen kennen is. Creatief denken, een manier van denken die zich richt op het uitwerken van ontwerpen, details vinden van een geheel, kan leiden tot nieuwe ideeën, toekomstbeelden (de uitvinders). Praktische gevolgen voor deze kinderen: Ze kunnen vaak op een creatieve manier iets in hun hoofd uitdenken, maar de praktische uitvoering ervan ontbreekt. o Kloof tussen verbaal-performaal o Het niveau van de motorische ontwikkeling kan in de weg staan Ze hebben vaak gekke, flitsende, onnozele of vreemde ideeën. Ze starten met de uitvoering maar maken het niet af. Ze kunnen met meerdere dingen tegelijk bezig zijn en hebben de behoefte aan meerdere werkplekken tegelijk.
12