Protocol Meer- en Hoogbegaafdheid 2015
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
1
Inhoud: Inleiding
blz. 3
Deel 1: Meer- en hoogbegaafdheid
blz. 4
1.2. Definities 1.3. Visie Deel 2: Signaleren van meer- en hoogbegaafden
blz. 8
2.1. Signaleren van hoogbegaafdheid/leervoorsprong 2.2. Kenmerken/signalen meer- en hoogbegaafden bij peuters en kleuters 2.3. Kenmerken/signalen meer- en hoogbegaafden vanaf groep 3 2.4. Signaleren, Diagnosticeren en begeleiding in de onderbouw 2.5. Signaleren, Diagnosticeren in de bovenbouw (groep 3 t/m 8) Deel 3: Onderwijs aan meer- en hoogbegaafden 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6.
1-zorgroute Compacten Verrijken Versnellen Plusgroep – schoolniveau Plusgroep – bovenschools
Deel 4. Kenmerken hoogbegaafden en onderpresteerders 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
blz. 13
blz. 15
Begaafdheidskenmerken Kenmerken hoogbegaafde leerlingen en hun onderwijsbehoeften Kenmerken onderpresteerders Profielen (en uitwerking van de profielen).
Deel 5: Meer- en hoogbegaafdheid & professional
blz. 29
5.1. Vergroten expertise in de school 5.2. Externe ondersteuning Deel 6: Communicatie met ouders
blz. 30
7.1. Communicatie met ouders Bijlagen:
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
blz. 31
2
Meer- en hoogbegaafdheid Inleiding: Uit onderzoek is gebleken dat er in Nederland gemiddeld 2,5% van de leerlingen, binnen het primair onderwijs, hoogbegaafd is. Echter 13,5% van de leerlingen heeft een leervoorsprong. In Deel 1 kunt u de bijpassende curve bekijken. Op o.b.s. de Tweemaster kijken we naast kinderen met leerproblemen ook graag naar kinderen die een leervoorsprong hebben opgebouwd. We proberen deze leerlingen extra aandacht te bieden door middel van ons zorgtraject. Hoogbegaafdheid wordt in de huidige samenleving een steeds meer besproken onderwerp. Dit protocol geeft aan op welke manier wij een leervoorsprong opsporen, kenmerken van hoogbegaafdheid signaleren, problemen diagnosticeren en leerlingbegeleiding aanbieden.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
3
Deel 1: Meer- en hoogbegaafdheid 1.2. Definities Definitie hoogbegaafdheid: Hoogbegaafdheid is een ruim begrip. Er kan sprake zijn van een hoge mate van intelligentie. Deze kan gemeten worden d.m.v. een intelligentietest en wordt uitgedrukt in een IQ-score. Hoewel de grens niet exact is vastgesteld, wordt er van hoogbegaafdheid gesproken als een kind een IQ-score van 130 en hoger heeft en de leerling heeft een didactische voorsprong van minimaal een jaar. Er is dus geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. Toch bieden de diverse theorieën en modellen relevante aanknopingspunten voor een werkdefinitie die bruikbaar is voor de onderwijspraktijk. Werkdefinitie: (Hoog)begaafde leerlingen beschikken over een in aanleg aanwezig potentieel om tot uitzonderlijke prestaties te komen, behorend bij de beste 10%, op één of meerdere begaafdheidsgebieden; De ontwikkeling van talent is een langdurig en dynamisch proces. Zowel persoonlijkheidseigenschappen als de interactie met de omgeving zijn mede bepalend voor de mate waarin het aanwezige potentieel tot zijn recht komt (Mönks, Heller en Gagné); Een (hoog)begaafde leerling beschikt over een hoge intelligentie in combinatie met een creatief denkvermogen (Renzulli, Mönks, Sternberg); Daarnaast is er sprake van een intrinsieke motivatie (doorzettingsvermogen) om een taak te volbrengen wat zich onder andere uit in een sterke gedrevenheid wanneer iets hun interesse heeft (Renzulli, Mönks); (Hoog)begaafdheid is domeinspecifiek (Gardner, Heller en Gagné); (Hoog)begaafdheid is geen één dimensionaal begrip dat is uit te drukken in een criterium als een IQ "score" > 130. Een hoge score is wel een sterke indicatie van een hoge intelligentie, maar een lagere score sluit dit niet uit. (Hoog)begaafdheid omvat in ieder geval meer dan een hoge intelligentie en intelligentie omvat meer dan een IQ test meet (Gardner, Sternberg); Op een gemiddelde populatie heeft 10% van de leerlingen kenmerken die kunnen duiden op (hoog)begaafdheid (Mönks, 1995), waaronder indicaties die duiden op een hoge intelligentie.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
4
Volgens de SLO laat 10% van de leerlingen met excellente prestaties kenmerken zien die duiden op hoogbegaafdheid. Een strikt onderscheid tussen begaafd en hoogbegaafd is hierbij niet te maken en ook minder relevant. Om aan te sluiten op de onderwijsbehoeften van deze specifiekere doelgroep, is het vooral belangrijk om de begaafdheidskenmerken te (h)erkennen. Naast een sterk ontwikkelingspotentieel beschikken hoogbegaafde leerlingen over een creërend denkvermogen en een sterke gedrevenheid.
Definitie meerbegaafdheid. Onder meerbegaafdheid vallen de leerlingen die vaak snel klaar zijn met hun werk, maar nog niet in staat zijn veel ingewikkelder stof te behappen. Definitie Passend onderwijs: “Passend onderwijs is de ontwikkeling die het voor elke leerling mogelijk gaat maken optimaal gebruik te maken van de onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden kan worden.” Het gaat hierbij om alle leerlingen, zowel leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, maar ook leerlingen die meer- of hoogbegaafd zijn. Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen. Want zo worden ze het best voorbereid op een vervolgopleiding en doen ze zo goed mogelijk mee in de samenleving. Taak van het onderwijs is om de kwetsbare kinderen, waar het in Passend onderwijs om gaat, zo goed mogelijk voor te bereiden op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. Tussen de kwetsbare leerlingen zijn er grote verschillen naar de aard van de beperkingen en de mogelijkheden die zij hebben. Het onderwijs moet rekening houden met die verschillen en het aanbod aanpassen op de behoeften van het kind. Met ouders moet goed overlegd worden over het onderwijstraject voor hun kind. Passend onderwijs moet in de klas gerealiseerd worden. Passend onderwijs betekent niet dat alle leerlingen in de gewone school voor basis- of
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
5
voortgezet onderwijs moeten worden opgevangen. Een deel van de kwetsbare leerlingen kan met goede ondersteuning in de reguliere school onderwijs volgen, maar een ander deel kan beter onderwijs volgen in een speciale school. Er zijn ook tussenvormen mogelijk zoals de inrichting van een speciale klas binnen een reguliere school. Tot slot zijn er mogelijkheden om leerlingen tijdelijk in een speciale voorziening te plaatsen, bijvoorbeeld om via goede observatie tot een betere beslissing over plaatsing te komen. Definitie Talentontwikkeling: Talent lijkt een moeilijk te definiëren begrip. Synoniemen van talent zijn: aanleg, begaafdheid, kunde, gave, geschiktheid. Bij talentontwikkeling heb je te maken met passie voor iets en een bepaalde persoonlijkheid. Talent is iets dat zich ontwikkelt in gedrag, vaardigheden, kennis en ervaring. Talent wordt bepaald door wat je kunt, wat je wilt en door welke kansen je krijgt en durft te nemen. Onder talentontwikkeling op school wordt de inrichting van de onderwijsorganisatie en een onderwijsprogramma, waarbij de nadruk wordt gelegd op de ontwikkeling van de eigen en unieke talenten (o.a. gebruik maken van meervoudige intelligentie) van leerlingen verstaan. Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen kunnen leren aan de hand van een eigen leerstijl, via een eigen leerroute en in een eigen leertempo.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
6
1.3. Visie Passend onderwijs: Alle leerlingen zijn succesvol op school wanneer zij onderwijs volgen dat bij hen past. Dat vereist ook onderwijsvoorzieningen die van goede kwaliteit zijn en toegankelijke onderwijs-ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben. Bij het streven naar succesvol en passend onderwijs willen wij in de school het handelen door de leerkrachten op basis van onderwijsbehoeften bevorderen. Daarbij verandert onze manier waarop wij naar leerlingen kijken. Het accent in de extra ondersteuning verschuift van het geven van hulp aan individuele leerlingen, naar het meedenken met de leerkracht over een adequate aanpak voor alle leerlingen in de groep. We noemen dit het handelingsgericht werken in de groep en het handelingsgericht begeleiden van leerlingen. Bij het handelingsgericht werken gaan we uit van de leerling met zijn totale ontwikkeling. De leerling-kenmerken worden zo volledig mogelijk onderzocht en beschreven. Daarbij gaan we juist niet uit van de zwakke kanten van de leerling, maar van zijn/haar sterke punten. Daarmee kunnen wij de onderwijsbehoefte van iedere leerling positief benoemen waardoor het leer- en ontwikkelingsproces van het kind wordt gestimuleerd. Onderwijs aan meer- en hoogbegaafden: Voor de bovengemiddelde leerling tot en met de (hoog)begaafde leerling geldt voor onze school dat we met aanpassingen in het reguliere aanbod beter tegemoet willen komen aan hun mogelijkheden. Wij stemmen op verschillende manieren ons onderwijs af aan de behoeften en interesses van (hoog)begaafde kinderen, zodat ons onderwijs beter tegemoet komt aan onder meer hun snellere leerpotentieel. Zo wordt de reguliere leerstof gecompact en aangevuld met verrijkingsstof. Een andere onderwijsaanpassing die naast compacten en verrijken voor (hoog)begaafde leerlingen gebruikt wordt is het versnellen en/of onderwijs in een plusgroepje (eventueel ook bovenschools). Ook houden we rekening dat er vaak meerdere onderwijsaanpassingen nodig zijn om tegemoet te komen aan alle behoeften van een (hoog)begaafde leerling op cognitief, sociaal én emotioneel gebied. De manier hoe we hier mee omgaan, verschilt per individuele leerling. Talentontwikkeling: In de wereld van talentontwikkeling kun je onderscheid maken naar excellente talenten en talentontwikkeling voor iedereen. Wij willen alle latente talenten bij leerlingen signaleren en ondersteunen, want iedereen is wel ergens goed in. Het gaat er alleen om te ontdekken wat dat is. We kijken niet alleen naar ‘doelgroepkinderen’, maar naar alle kinderen. Alle kinderen hebben namelijk de natuurlijke behoefte om te ontdekken en ondernemen. We kijken niet naar de problemen en de tekortkomingen, maar willen juist ontdekken waar iemand goed in is. Om van daaruit zelfvertrouwen te ontwikkelen en verder te werken aan andere ontwikkelingsterreinen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
7
Deel 2: Signaleren van meer- en hoogbegaafde kinderen 2.1. Signalering van hoogbegaafdheid/ leervoorsprong: In eerste instantie zullen er kenmerken zijn die er wellicht op kunnen wijzen dat er sprake is van een leervoorsprong al dan niet hoogbegaafdheid. Voor het gemak spreken wij (de school) vanaf nu over een leervoorsprong, het te volgen traject is hetzelfde als bij hoogbegaafdheid. De leerkracht gaat in gesprek met de intern begeleider en de schoolexpert meer- en hoogbegaafdheid als er een vermoeden is van een leervoorsprong. Dit zou kunnen, omdat er meerdere kenmerken naar voren komen gedurende het schooljaar. Het doel van de signalering is het opsporen van leerlingen die mogelijk (hoog)begaafd zijn en gebaat zijn bij extra begeleiding middels inhoudelijke plusstof of vaardigheidsbegeleiding. Het is belangrijk dit in een zo vroeg mogelijk stadium te doen, zodat er kan worden ingespeeld op de mogelijkheden van deze leerlingen. Vroegtijdige herkenning van kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong heeft een preventieve werking. Sociaal-emotionele problemen en onderpresteren kunnen daardoor zoveel mogelijk worden voorkomen. Doelgroep: Alle instromende leerlingen komen in aanmerking voor een eerste signalering/observatie. Procedure Stap 1: Eerste signalering 2.1.1. Instromende 4-jarige leerlingen Informatie peuterspeelzaal of voorschoolse opvang; Inschrijfformulier directie; Observatielijst voor leerkrachten; Intakegesprek met ouders en leerkracht. Intake gesprek met ouders en leerkracht vindt plaats na 6 tot 8 weken onderwijs. De gegevens uit de voorgaande documenten worden besproken. 2.1.2. Instromende leerlingen in groep 2 t/m 8. Informatie van vorige school en ouders; Als een leerling halverwege het schooljaar komt kan bekeken worden of de signalering na ongeveer 6 weken plaatsvindt of in het volgende schooljaar. 2.2. Kenmerken/signalen meer- en hoogbegaafden bij peuters en kleuters: Cognitief: Sterk geheugen; Taalgebruik boven leeftijdsniveau; Hoge score op Cito toetsen taal en rekenen voor kleuters; Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen; Ziet verbanden, grotere patronen; Leert zichzelf lezen/rekenen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
8
Werkhouding: Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op bepaald terrein; Nieuwsgierig; Betrokken, neemt initiatieven; Onderzoekend en experimenterend; Sterke concentratie. Sociaal-emotioneel: Humor; Onafhankelijk, kan alleen spelen en werken; Gevoelig en zorgzaam; Rijke fantasie; Geen aansluiting bij leeftijdsgenoten. 2.3. Kenmerken/signalen meer- en hoogbegaafden vanaf groep 3: Cognitief: Een hoge score in het leerlingvolgsysteem op alle gebieden, m.n. rekenen en begrijpend lezen; Taalgebruik boven leeftijdsniveau; Een sterk geheugen; Goede verwerking en toepassing van informatie; In grote stappen kunnen denken; Bestudeert de leerstof ‘top down’ in plaats van ‘bottom-up’; Snel problemen kunnen oplossen, hoofd- en bijzaken kunnen scheiden; Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen; Eventueel onderpresteren op schoolse zaken, om niet op te willen vallen. Werkhouding: Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald terrein; Verveling, zoekt uitdaging; In staat tot zelfreflectie; Goede motivatie en taakgerichtheid. Sociaal-emotioneel: Opvallend gedrag (volgt eigen weg, wil graag alles ter discussie stellen, het laatste woord hebben of maakt zich onzichtbaar); Voelt zich een eenling; Gericht op oudere kinderen en/of volwassenen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
9
2.4 Signaleren, Diagnostisering en begeleiding in de onderbouw Signalering vindt plaats op de volgende manieren: Observaties door leerkracht (grote nieuwsgierigheid, veel algemene kennis, snel van begrip, creatief denkvermogen, e.d.); Ouderformulier / gesprek met ouders van nieuwe leerlingen over de vroege ontwikkeling; Observatielijsten ontwikkelingsgebieden groep 0-1-2 (de registratielijsten wat betreft cognitieve ontwikkeling, werkhouding en sociaal-emotioneel. Wij gebruiken hiervoor de lijsten van Kleuterplein); Toetsuitslagen: Taal voor kleuters/ Rekenen voor kleuters; Signalen van onderpresteren. Na signalering van een kind dat meerbegaafd zou kunnen zijn, meldt de leerkracht de leerling aan voor de leerlingbespreking met de Interne Begeleider en bij de schoolexpert meer- en hoogbegaafdheid. De leerkracht brengt hiervan de ouders op de hoogte. In de leerlingbespreking met de IB’er en schoolexpert worden vervolgstappen voor diagnostisering en begeleiding opgesteld. Diagnosticeren:
Signaleringslijst van SI-DI Formulier A.1.2. en A.1.3. voor groep 1-2 invullen (samen met de schoolexpert meer- en hoogbegaafdheid). Dit formulier vul je indien nodig 1 keer per jaar in oktober in. Zo krijg je een beeld van de mogelijk hoogbegaafde leerlingen in je groep. Met de kinderen die op deze lijst scoren, ga je verder in een individueel traject. Bij het individueel traject wordt de schoolexpert meer- en hoogbegaafdheid ingeschakeld. Naar aanleiding van signalering en signaleringslijst: overleg met ouders en eventueel het kind zelf; Naar aanleiding van ingevulde signaleringslijst en gesprekken met ouders: Pedagogisch Didactisch Onderzoek; Bij leerlingen die op één vakgebied uitblinken, zal de begeleiding aangepast worden op dat gebied. In de onderbouw is het binnen de principes van basisontwikkeling met aspecten van ontwikkelingsgericht onderwijs mogelijk de leerling uit te dagen en aan te spreken op zijn mogelijkheden; Bij zeer grote voorsprong op meerdere gebieden (blijkend uit PDO) en/of signalen van ‘onvrede’ / verveling: extern laten testen om meer te weten te komen over de ontwikkelingsvoorsprong om vervolgens samen met de begeleider vanuit het WSNS of een extern begeleider een passend plan op te kunnen stellen; De voorkeur van de school gaat uit naar het in samenspraak (school/ouders) bepalen waar de leerling wordt getest.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
10
Naar aanleiding van de signalering en diagnostisering kunnen we twee typen leerlingen onderscheiden: Type 1: Hoogbegaafden bij wie sprake is van een IQ van boven de 130 en / of er is sprake van hoge intellectuele capaciteiten, een grote motivatie om te presteren en een grote creativiteit. Met creativiteit wordt dan bedoeld: een denkvermogen dat flexibel is, associatief, uiteenlopend, intuïtief, origineel en vaak buiten de geijkte paden is. In de onderbouw zal het vaak moeilijk zijn om het IQ vast te stellen en zal meer op de drie andere genoemde dingen gelet worden.
Type 2: Meerbegaafden (leerlingen die vaak snel klaar zijn met hun werk, maar nog niet in staat zijn veel ingewikkelder stof te behappen). Onderbouwleerkrachten bieden vanuit Kleuterplein plus basisontwikkeling met ontwikkelingsgerichte aspecten, zowel de typen 1 als 2, extra materialen en ideeën aan. Ze worden gestimuleerd zodat er geen eenzijdige aandacht uitgaat naar één gebied (bijv. de cognitieve ontwikkeling). Van leerlingen bij wie is gebleken dat zij meer aankunnen wordt standaard meer/ andere dingen gevraagd. Ook wanneer het kind hier niet om vraagt, wordt dit af en toe geprobeerd (eventuele onderpresteerders). 2.5 Signaleren, diagnosticeren, begeleiden bovenbouw (groep 3 t/m 8) Signalering gebeurt als volgt: Observaties door leerkracht (grote nieuwsgierigheid, veel algemene kennis, snel van begrip, creatief denkvermogen, e.d.); Invullen formele signaleringslijst SI-DI Formulier B.1.2 en Formulier B.1.3. Schoolprestaties (hoge toets- en CITO LOVS-scores). NB. Dit hoeft niet zo te zijn; Werkhouding en sociaal-emotionele ontwikkeling volgen (leerlingdossier); Signalen van onderpresteren; Bij zeer hoge scores op één of meerdere gebieden of bij signalen van onderpresteren wordt de signaleringslijst hoogbegaafdheid en/of signaleringslijst onderpresteren ingevuld door de leerkracht. Diagnostisering en begeleiding: De volgende stappen worden achtereenvolgens gezet: Signaleringslijst wordt door de leerkracht ingevuld, bij vermoeden van (meer) hoogbegaafdheid. Hiermee kan gerichter bepaald worden hoe groot de kans op meerbegaafdheid is; Naar aanleiding van signalering en signaleringslijst: aanmelden voor de leerlingbespreking met de IB’er. De leerkracht meldt dit aan de ouders. Afspraken worden dan op papier gezet en getekend door de ouders; N.a.v. de leerlingbespreking volgen gesprekken met de ouders en eventueel het kind zelf; Naar aanleiding van ingevulde signaleringslijst en gesprekken met IB’er en ouders: Pedagogisch Didactisch Onderzoek;
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
11
Bij leerlingen die op één vakgebied uitblinken, kan de begeleiding aangepast worden op dat gebied. In de midden- en bovenbouw is het binnen onze principes van adaptief onderwijs mogelijk de leerling uit te dagen en aan te spreken op zijn mogelijkheden. Onze methoden zijn hierop ingericht door een rijk verrijkingsaanbod en vormen van compacten. In de groepen wordt gewerkt met het DIM-model; Bij zeer grote voorsprong op meerdere gebieden (blijkend uit PDO) en/of signalen van onderpresteren: extern laten testen om meer te weten te komen over de begaafdheid om vervolgens een passend plan op te kunnen stellen. De voorkeur van de school gaat uit naar het in samenspraak (school/ouders) bepalen waar de leerling wordt getest.
Naar aanleiding van de signalering en diagnostisering kunnen we twee typen leerlingen onderscheiden: Type 1: Hoogbegaafden bij wie sprake is van een IQ van boven de 130 en / of er is sprake van hoge intellectuele capaciteiten, een grote motivatie om te presteren en een grote creativiteit. Met creativiteit wordt dan bedoeld: een denkvermogen dat flexibel is, associatief, uiteenlopend, intuïtief, origineel en vaak buiten de geijkte paden is. Type 2: Meerbegaafden (leerlingen die duidelijk meer aan kunnen, maar waarschijnlijk niet tot de groep hoogbegaafden horen). Hieronder vallen ook de ‘onderpresteerders’ die bij toetsen veelal uitvalverschijnselen tonen en weinig prestatiemotivatie hebben. Begeleiding Type 1 en 2: Deze leerlingen maken de methode gebonden toets over de nog aan te bieden stof. Aan de hand van de resultaten wordt vervolgens een plan gemaakt voor de komende periode.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
12
Deel 3. Onderwijs aan meer- en hoogbegaafden 3.1.
1-Zorgroute
Als school hebben wij gekozen voor het werken met groepsplannen volgens de werkwijze van de 1-Zorgroute. Voor de meer- en hoogbegaafde leerlingen wordt hierin de onderwijsbehoefte en het aanbod geformuleerd. Afhankelijk van de onderwijsbehoefte, is een voor de hand liggende werkvorm voor onze Meer- en hoogbegaafde leerlingen het compacten van de leerstof. Voor het vak waarop de leerling (ver)voorloopt geldt dat alleen essentiële leerstof wordt aangeboden en de (voor deze leerlingen) overbodige oefenstof wordt weggelaten. Dit wordt gecombineerd met het aanbieden van extra, verrijkende leerstof aan de hand van andere materialen. Of een aanvullend programma (bijvoorbeeld Spaans). Aan het werken met dit materiaal worden wel eisen en doelen gesteld. De eisen die wij stellen: Tijdsafspraak; Netheid van het werk; Omvang; Goed gemaakt. Deze leerlingen zullen geregeld aan de instructietafel begeleid worden. Deze werkwijze zorgt ervoor dat deze leerlingen gelijk blijven optrekken met de leerstof in de groep d.m.v. compacting. Voor de motivatie van deze leerlingen is het gunstig als er meerdere leerlingen binnen een groep kunnen werken volgens het compacting-systeem. Ook is het groepsoverstijgend werken een mogelijkheid. Als blijkt dat bovenstaande maatregelen niet afdoende zijn en als de testen wijzen op een grote ontwikkelingsvoorsprong wordt na overleg met de IB’er met alle betrokkenen bepaald wat een vervolgstap zal worden. Versnellen kan een optie zijn. Voorbeeld van een andere mogelijkheid is een interne of een externe plusklas ( zie punt 4.6. Bovenschoolse plusgroep)
3.2. Compacten Onder compacten verstaan we het, voor een groot deel, schrappen van de oefen- en herhalingsstof. De leerling kan versneld door de reguliere leerstof. De onderwijstijd die hierdoor overblijft wordt opgevuld met meer uitdagend materiaal. Hierover worden afspraken gemaakt door de leerkrachten, IB-ers, de ouders en de leerlingen. 3.3. Verrijken De leerling krijgt extra stof aangeboden met meer details. Deze stof biedt nieuwe uitdagingen, waardoor er verdieping optreedt. De verrijkings- en verdiepingsstof die wij aanbieden, voldoet aan een aantal criteria:
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
13
De leerstof heeft een hoger abstractieniveau, het heeft complexere vraagstukken dan de reguliere stof of vraagstukken met een combinatie van problemen. Het materiaal zorgt voor een onderzoekende houding, hierdoor kan de leerling zich langer verdiepen in bepaalde stof. De taken en het aangeboden materiaal hebben vaak een zogenaamd ‘open eind’. Zij brengen leerprocessen op gang en geven de leerling de gelegenheid tot reflectie.
3.4. Versnellen Versnellen kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door het overslaan van een groep of door twee jaren in een jaar te doorlopen. Versnellen wordt – voor individuele leerlingen beschouwd als de meest ingrijpende onderwijsmaatregel en zou pas overwogen moeten worden als compacten gecombineerd met verrijken niet voldoende is. Leerkrachten en ouders maken zich soms zorgen om voornamelijk de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen die een klas overslaan. Internationaal onderzoek laat echter zien dat dat vaak onterecht is. Versnellen is voor hoogbegaafde leerlingen een veel gebruikte aanpassing, maar zal evenals compacten altijd in combinatie met andere maatregelen genomen moeten worden. 3.5. Plusgroep (schoolniveau) Voor hoogbegaafden bestaat de mogelijkheid, om naast het normale lesprogramma, te werken aan een eigen keuzeactiviteit. In overleg met de leerling (en de ouders) wordt bepaald wat extra kan worden gevolgd (bijvoorbeeld een andere taal), om tegemoet te komen aan één of meer ontwikkelingsbehoeften. 3.6. Plusgroep (bovenschools) In de gemeente wordt centraal een Bovenschoolse plusgroep gevormd. Doelgroep van deze plusgroep zijn hoogbegaafde kinderen uit de groepen 6, 7 en 8. De plusgroep begint op 10 januari 2014 in de Van Heemskerckschool. De lessen zijn elke donderdag van 8.30 – 11.45 uur. Zie voor meer informatie over de plusgroep de email die gericht is aan de directie van 14 november 2013 (zie bijlage).
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
14
Deel 4. Kenmerken hoogbegaafden en onderpresteerders 4.1. Begaafdheidskenmerken Het is moeilijk om te spreken over dé eigenschappen van hoogbegaafde leerlingen, omdat ook deze kinderen uniek zijn. Hun eigenschappen kunnen onderling erg verschillen en soms zelfs tegenovergesteld zijn. Zo is bijvoorbeeld de ene hoogbegaafde leerling op sociaal gebied erg sterk, terwijl een andere hoogbegaafde leerling juist erg op zichzelf is gericht. De ene hoogbegaafde leerling toont zich bijvoorbeeld erg leergierig, terwijl een andere hoogbegaafde leerling door een inadequaat onderwijsaanbod het plezier in leren misschien verloren heeft en dit niet (meer) laat zien. Hieronder staat een overzicht van veel voorkomende eigenschappen, zoals die in de literatuur genoemd worden. Een hoogbegaafde leerling hoeft niet alle eigenschappen in onderstaand overzicht te bezitten. Het omgekeerde is ook het geval: als iemand één of meerdere van deze gedragsaspecten vertoont, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat hij/zij hoogbegaafd is. Het is van belang de eigenschappen op het niveau van een individuele leerling in samenhang met elkaar te bekijken. De profielen van Betts & Neihart bieden hiervoor bruikbare aanknopingspunten. Kenmerken van (hoog)begaafde leerlingen 1.
Hoge intelligentie
(Hoog)begaafde leerlingen beschikken over hoge intellectuele capaciteiten. Een hoge score op een intelligentietest (IQ > 130) of hoge prestaties op andere test is hiervan een indicatie.
2.
Vroege ontwikkeling
(Hoog)begaafde leerlingen zijn geestelijk vroegrijp en worden gekenmerkt door een ontwikkelingsvoorsprong. Zij kunnen meestal op vroege leeftijd al lezen, praten, schrijven en hebben een vroege ontwikkeling van getalbegrip. Hierdoor kunnen zij zich gemakkelijk leerstof uit hogere leerjaren eigen maken. Ook stellen zij op jonge leeftijd al levensbeschouwelijke vragen en denken zij al vroeg na over de zin van het leven.
3.
Uitblinken op één of meerdere gebieden
Een bijzondere begaafdheid kan tot uitdrukking komen in motorische, sociale, artistieke en intellectuele vaardigheden. Vaak treden deze begaafdheidsvormen gecombineerd op en blinken (hoog)begaafde leerlingen uit in meerdere gebieden, zoals bijvoorbeeld in taal en wiskunde. (Hoog)begaafde leerlingen hebben op taalgebied een grote woordenschat en vertonen een zeer goed en adequaat woordgebruik.
4.
Gemakkelijk kunnen leren
(Hoog)begaafde leerlingen hebben over het algemeen een zeer goed geheugen en kunnen hierdoor goed informatie onthouden en verwerken. Zij begrijpen nieuwe leerstof dan ook aanzienlijk sneller dan gemiddelde leerlingen en zijn daardoor sneller klaar met opdrachten en huiswerk. Hierdoor hebben zij vaak een leertempo dat beduidend hoger is dan het tempo van de gemiddelde leerling.
5.
Goed leggen van (causale) verbanden
(Hoog)begaafde leerlingen kunnen gemakkelijk (causale) verbanden leggen en hebben hierover een goed overzicht.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
15
6.
Het makkelijk kunnen analyseren van problemen
(Hoog)begaafde leerlingen zijn snelle probleemanalyseerders. Zij kunnen snel vaststellen wat de aard van een probleem is. Daarnaast zijn (hoog)begaafde leerlingen vaak vindingrijk in het ontwikkelen van eigen oplossingsmethoden. Dit kan soms problemen opleveren als zij zich een verkeerde oplossingsmethode hebben aangeleerd, omdat zij deze methode moeilijk weer los kunnen laten.
7.
Het maken van grote denk-sprongen
Een (hoog)begaafde leerling maakt grotere leerstappen en heeft daarom minder tijd nodig.
8.
Voorkeur voor abstractie
(Hoog)begaafde leerlingen kunnen goed abstract denken. Zij generaliseren gemakkelijker dan hun andere klasgenoten en hebben een goed overzicht van de kennisgehelen. Zij hebben geen behoefte aan concretisering van de lesstof door het gebruik van voorbeelden.
9.
Hoge mate van zelfstandigheid
(Hoog)begaafde leerlingen willen liever niet geholpen worden en geven de voorkeur aan zelfstandig werken. Bij het werken in groepsverband vertoont de (hoog)begaafde leerling veel initiatief en neemt hij/zij vaak de leiding. Bovendien wil de leerling dingen graag op zijn/haar eigen wijze doen, zoals het zelf bedenken van een methode voor het uitrekenen van sommen.
10
Brede of juist specifieke interesse / hoge motivatie / veel energie
Het is belangrijk dat het onderwerp van de opdracht de leerling interesseert. Bij (hoog)begaafde leerlingen is namelijk het kunnen een voorwaarde, maar het willen van even groot belang. Als het onderwerp aansluit bij de interesse van de leerling, dan is motivatie verzekerd. Er is aangetoond dat talent pas doorzet als de leerlingen plezier beleven aan de (leer)activiteiten. Een kenmerk van (hoog)begaafde leerlingen is dat zij zeer leergierig zijn. Als een onderwerp de leerling interesseert dan pluist hij het onderwerp vaak tot op de bodem uit. Maar het tegenovergestelde geldt ook: als een (hoog)begaafde leerling geen interesse heeft voor een bepaald onderwerp, dan kan hij moeilijk de motivatie opbrengen om zich erin te verdiepen.
11
Creatief/origineel
In de opdrachten laten (hoog)begaafde leerlingen vaak zien dat zij originele en creatieve ideeën en/of oplossingen hebben. Zij maken onverwachte zijsprongen en hebben grote verbeeldingskracht.
12
Perfectionistisch
(Hoog)begaafde leerlingen zijn perfectionistisch aangelegd. Zij houden niet van half werk.
13
Apart gevoel voor humor
(Hoog)begaafde leerlingen bezitten over het algemeen een apart gevoel voor humor.
14
Hoge mate van concentratie
(Hoog)begaafde leerlingen kennen een hoge mate van concentratie en hebben daarbij een langere aandachtsspanne dan de gemiddelde leerlingen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
16
4.2. Kenmerken hoogbegaafde leerlingen en hun onderwijsbehoeften (vrij naar Ben Daeter, 2012) Kenmerken hoogbegaafde leerlingen
Onderwijsbehoeften
Beleving regulier onderwijs
Negatieve effecten
Mogelijke aanpassingen
Grotere snelheid van denken / relaties leggen / ontdekken etc.
Hoger tempo
Wachten op andere kinderen, doorkomen van de tijd.
Verspillen denkkracht
Versnellen van de leerstof
Andere denkprocessen. Bijvoorbeeld in één keer een oplossing zien of via een andere weg een oplossing vinden.
Herkenning en erkenning van denk strategieën
In de war raken als ze iets al kunnen (bijvoorbeeld lezen of klok kijken) en het door de juf anders krijgen aangeleerd.
Gebrek aan aansluiting bij denkprocessen van hoogbegaafde leerlingen. Zij leren hierdoor niet, of niet op de goede manier, leren.
Kennis vergroten bij leerkrachten over andere denkprocessen.
Totaal andere interesses
Delen van interesses
Geen aansluiting vinden bij klasgenoten
Missen van sociaal plezier, kans op vereenzaming en depressie
Verrijking van de leerstof, extra vakken, elkaar laten ontmoeten
Tonen van diepe interesse. Kunnen eindeloos doorvragen en op zoek naar de waarheid. Willen analyseren en begrijpen.
Tijd voor verdieping
Het gevoel een lastige leerling te zijn, de les te verstoren
Ontmoedigen van doorvragen, verdieping
Deep Level Learning (Sonia van Enter)
Kritische vragen stellen: “kan het ook anders?”
Open mind
idem
Weinig ruimte voor “out of the box-denken”
Ruimte in tijd en geest voor kritische vragen. Kritisch gedrag juist stimuleren
Leren vanuit intrinsieke motivatie
Erkenning van deze intrinsieke motivatie
Dat wat aangeboden wordt sluit vaak niet aan bij dat wat deze kinderen willen leren
Afdwalen, “niet bij de les zijn”, met de gedachten bij de onderwerpen die hen wel boeien
Erkenning van de intrinsieke motivatie en kennis van de interessegebieden van de leerlingen. Wat willen zij graag leren?
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
17
Kenmerken hoogbegaafde leerlingen
Onderwijsbehoeften
Beleving regulier onderwijs
Negatieve effecten
Mogelijke aanpassingen
Streefniveau anders dan gemiddeld. Hoogbegaafde kinderen verheugen zich vaak op school en stellen hoge eisen aan de leerstof
Uitdagende stof, afgestemde eisen. Werk waarbij ze met enige moeite een 7 halen
De aangeboden basis (en ook de plusstof) leidt tot grote teleurstellingen. Deze leerlingen haken vaak al op 4-6-jarige leeftijd af.
Juist geen zin meer hebben in school. Drop-outgedrag.
Uitdagende lesstof en de lat voor deze kinderen hoger leggen
Eigen regels, strategieën, systemen bedenken, ontwikkelen
Ruimte voor creativiteit en duidelijkheid over wanneer de algemene regels gelden.
Het lastig vinden om met aannames te werken.
In sommige gevallen ziet de leerkracht dit als een leerprobleem.
Vergroten kennis bij de leerkracht over de manier waarop hoogbegaafde kinderen denken en leren
Minder of geen behoefte aan herhaling
Minder herhaling en meer verdieping
Afdwalen, vervelen door veel herhaling of juist in de war raken: de juf zal het toch niet voor niets nog een keer vertellen
Concentratieverlies, verveling, vergroten onzekerheid
Compacten van de leerstof
Behoefte aan herkenning en erkenning van het hoogbegaafd zijn
Herkenning, erkenning
Veel onbegrip tegenkomen, het steeds uit moeten leggen wat hoogbegaafdheid is
Onzekerheid, niet “thuisvoelen” op school
Vergroten kennis bij de leerkracht en leerlingen over hoogbegaafdheid
Behoefte aan omgang met gelijkgestemden
Behoefte aan herkenning
Sommige hoogbegaafde kinderen worden door anderen gek of apart gevonden of voelen zich juist zelf anders
Vereenzaming, vervreemding van de groep
Omgang met ontwikkelingsgelijken
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
18
Kenmerken hoogbegaafde leerlingen
Onderwijsbehoeften
Beleving regulier onderwijs
Negatieve effecten
Mogelijke aanpassingen
a) Psychomotorisch; fysiek, beweeglijk, niet stil kunnen zitten, snelle praters, weinig slaapbehoefte
Mogelijkheid om te kunnen ontladen
Veel stil moeten zitten
Onrust, concentratieproblemen
Ruimte bieden voor ontlading, bijvoorbeeld even rondjes rennen of juist verbaal ontladen door een presentatie te laten geven
b) Sensueel, d.w.z. gevoelig voor zintuiglijke waarneming, ook voor emoties van anderen
Zintuiglijke verdieping, bijvoorbeeld via klassieke muziek, kunst etc. en leren uitdrukking te geven aan emoties.
Oppervlakkig, “plat”
Onvoldoende kunnen uitdrukken, gevoelens opkroppen
In aanraking brengen met bijvoorbeeld klassieke muziek, beeldende kunst
Verbeeldend vermogen, groot voorstellingsvermogen, inventief, fantasierijk
Visuele presentaties en visueel uit mogen drukken
Veelal vooral verbaal gericht
Snel weg kunnen dromen
Visuele ondersteuning, grotere keuze in expressievormen
Overexcitability (hoge prikkelgevoeligheid) zie hieronder a) en b)
4.3. Kenmerken onderpresteerders Hoogbegaafde leerlingen beschikken over de potentie om hoge prestaties te leveren. Toch komt dit niet altijd tot uiting. Kennis van mogelijke kenmerken van hoogbegaafde onderpresteerders is daarom van belang ten behoeve van de signalering van deze leerlingen. Wetende dat hoogbegaafde leerlingen goed en snel kunnen leren, verwacht je eigenlijk dat er op school weinig tot geen problemen zullen optreden. Dat geldt echter niet voor alle hoogbegaafde leerlingen. Omdat zij in het huidige onderwijs vaak niet op niveau worden aangesproken, lopen ze een groot risico om gedemotiveerd te raken, met gedragsproblemen en onderpresteren als gevolg. Het is dan ook belangrijk deze leerlingen zo snel mogelijk te signaleren, zodat deze problemen zoveel mogelijk voorkomen en opgelost kunnen worden. De relatief onderpresteerders zijn de leerlingen die onder hun eigen kunnen presteren, maar niet opvallen omdat ze het ten opzichte van de groep voldoende doen. De absoluut onderpresteerders doen het slechter dan gemiddeld in die leeftijdsgroep.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
19
Door verschillende auteurs zijn kenmerken van deze zogenaamde hoogbegaafde onderpresteerders beschreven. Deze eigenschappen zijn geclusterd en op een rij gezet. Een overzicht van deze eigenschappen, de manier waarop ze zijn geclusterd en de bronnen van waaruit de vermelde eigenschappen zijn beschreven, zijn hieronder samengevat: Kenmerken van hoogbegaafde onderpresteerders 1
2
3
4
5 6
7
8
9
Grote en uitzonderlijke kennis Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen hebben vaak kennis die nog niet in de groep is behandeld en een grote algemene ontwikkeling. Grote interesse Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen hebben op veel gebieden belangstelling en ze houden ervan om dingen te onderzoeken, bijvoorbeeld door in hun vrije tijd veel te lezen of op een andere manier informatie te verzamelen. Als een onderwerp (dat vaak wat moeilijker is) hun interesse heeft, begrijpen en onthouden ze veel. Wisselend schoolwerk Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen laten vaak (bekijken in relatie tot wisselend schoolwerk zien: afnemende prestaties (zie kenmerk 7) kenmerk 7) maar bij ingewikkelde vragen juist wel het goede antwoord weten, mondeling beter presteren dan schriftelijk en beter uit de verf komen bij individueel onderwijs op maat dan bij het regulier groepsonderwijs. Positief thuiswerk Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen werken thuis vaak verder aan zelfgekozen schoolprojecten en ontwikkelen thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten. Grote verbeelding Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen hebben vaak een levendige, grote verbeelding en zijn creatief. Hoge mate van sensitiviteit Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen geven vaak blijk van een enorme sensitiviteit: ten opzichte van zichzelf, maar ook van anderen. Afnemende schoolprestaties Opvallend is dat de schoolprestaties van onderpresterende (bekijken in relatie tot hoogbegaafde leerlingen afnemen; ze presteren (vooral in kenmerk 3) schriftelijk werk) beneden niveau, in elk geval beneden hun eigen niveau, maar soms zelf ook beneden groepsniveau. Vaak schrijven ze slordig, houden ze niet van instampen en inprenten, missen ze leerinhouden en instructiemomenten en zijn ze slechts selectief enthousiast: wel voor nieuwe onderwerpen, niet voor uitwerkingen. Negatief gedrag In de klas vertonen onderpresterende hoogbegaafde leerlingen vaak negatief gedrag; ze zijn lastig en onaangepast, vragen steeds om aandacht, vervelen zich, dromen weg en wijzen pogingen van de leraar om zich aan de groepsnormen te conformeren, af. Haperende sociaalOnderpresterende hoogbegaafde leerlingen zijn vaak emotionele ontwikkeling ontevreden over zichzelf en de verrichte werkzaamheden, vermijden nieuwe activiteiten uit angst voor mislukking, hebben minderwaardigheidsgevoelens, zijn wantrouwend of onverschillig en doen niet graag mee aan groepsactiviteiten, zijn minder populair bij leeftijdsgenootjes en zoeken vriendjes onder
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
20
10
Geringe taakgerichtheid
11
Negatieve houding
gelijkgestemden. Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen zijn vaak weinig taakgericht. Ze hebben een laag werktempo, hebben hun huiswerk vaak niet af, stellen zichzelf onrealistische doelen, zijn snel afgeleid, vergeetachtig en/of impulsief, hebben geen duidelijk leertraject voor ogen, hebben een korte spanningsboog, voelen zich hulpeloos, willen niet geholpen worden en willen zelfstandig zijn. Onderpresterende hoogbegaafde leerlingen hebben vaak een wisselende motivatie, hebben een hekel aan routine, verzetten zich tegen autoriteit, nemen geen verantwoordelijkheid voor hun eigen daden en staan onverschillig of afwijzend tegenover de school.
4.4. Profielen Dé hoogbegaafde leerling bestaat niet. Er zijn verschillende typen hoogbegaafde leerlingen te onderscheiden, die verschillen in (gedrags)kenmerken, behoeften en hierop afgestemde begeleiding. Om van hoogbegaafdheid te spreken, spelen verschillende aspecten een rol. Waar het om gaat, is hoe deze verschillende aspecten op het niveau van de individuele hoogbegaafde leerling op elkaar inwerken. Hoogbegaafden kunnen niet gezien worden als één groep. Dit wordt ook benadrukt door Betts & Neihart (1988), die vanuit een ‘gestalt’ benadering op het niveau van de individuele leerling richtlijnen voor identificatie hebben ontwikkeld. Aangezien persoonlijkheid het resultaat is van ervaring en aanleg, worden hoogbegaafden niet op dezelfde wijze beïnvloed door hun bijzondere vermogens. Bij deze ontwikkeling moet rekening gehouden worden met de interactie van emotionele, sociale, cognitieve en fysieke factoren. Al deze gebieden hangen met elkaar samen en werken op elkaar in. Op grond van jarenlange ervaring, in de vorm van observaties, interviews en literatuuronderzoek, hebben Betts & Neihart vanuit dit perspectief zes profielen opgesteld, die informatie verschaffen over gedrag, gevoelens en behoeften van verschillende typen hoogbegaafde en getalenteerde leerlingen. Hierdoor is een theoretisch concept ontstaan dat inzicht geeft en bijdraagt aan een beter begrip van deze leerlingen. Dit is van belang om optimale groeimogelijkheden op cognitief, sociaal en emotioneel gebied te helpen realiseren.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
21
De profielen van Betts en Neihart worden in onderstaande tabel met een beknopte typering weergegeven. (Betts & Neihart, 2010). Profiel De succesvolle leerling De uitdagende leerling De onderduikende leerling De drop-out
De dubbel gelabelde leerling (met leer- en/of gedragsproblemen) De zelfstandige leerling
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
Beknopte typering levert goede prestaties, is perfectionistisch, vermijdt risico en zoekt bevestiging van de leerkracht. is creatief, komt op voor eigen opvattingen, is competitief, heeft grote stemmingswisselingen, is eerlijk en direct ontkent zijn of haar begaafdheid, vermijdt uitdaging, zoekt sociale acceptatie en wisselt in vriendschappen is creatief, zoekt buitenschoolse uitdaging, isoleert zich zelf, verstoort, presteert gemiddeld of minder, bekritiseert zichzelf en anderen werkt inconsistent, presteert gemiddeld of minder (mogelijk als gevolg van een onderliggend leerprobleem), verstoort en reageert af heeft goede sociale vaardigheden, werkt zelfstandig, ontwikkelt eigen doelen, werkt zonder bevestiging, is creatief, komt op voor eigen opvattingen en neemt risico
22
Uitwerking van de profielen
De succesvolle leerling
Deze hoogbegaafde leerling levert goede prestaties, maar presteert niet naar eigen vermogen. Er is daarom sprake van relatief onderpresteren. Deze leerling is perfectionistisch ingesteld en wil graag "succesvol" blijven Hierdoor worden risico's vermeden en kan deze leerling zich afhankelijk opstellen van volwassenen, bijvoorbeeld door (onnodig) bevestiging te zoeken van de leerkracht om zeker te weten dat iets "goed" is en om te voorkomen dat er fouten gemaakt worden. Deze leerling is erg gevoelig voor en gericht op het voldoen aan verwachtingen van anderen. Als deze leerling niet gestimuleerd wordt om te gaan met uitdagingen boven het beheersingsniveau (de zone van naaste ontwikkeling), bestaat het risico op het ontwikkelen van faalangst en onderduikend gedrag. De succesvolle leerling
Gedragskenmerken
presteert; haalt goede cijfers; stelt zich afhankelijk op; zoekt bevestiging / goedkeuring van de leerkracht; perfectionistisch; vermijdt risico; kiest veilige activiteiten; gaat niet "buiten het boekje"; accepterend en conformerend; wordt een consument van kennis.
Herkenning
gebruik veel diverse criteria; cijfers, schoolprestaties; gestandaardiseerde testscores; individuele intelligentietests; nominatie door leerkracht, ouders en/of peers.
Begeleiding van de school
versneld en verrijkt curriculum; vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt: leerstofinkorting; ontwikkelen van persoonlijke interesses; activiteiten die buiten de comfortzone liggen; ontwikkeling van vaardigheden voor zelfstandig leren; dieptestudies; mentor; cognitieve coaching, begeleiding van school- en beroepsloopbaan; tijd voor samenwerken met intellectuele gelijkgestemden.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
23
De uitdagende leerling Deze leerling is creatief en komt met bijzondere oplossingen of invalshoeken. Hij neemt scherp waar en ziet uitzonderingen (ook op regels). Hij staat kritisch tegenover beweringen en neemt niet zomaar iets aan (ook niet van de leerkracht). Deze leerling komt op voor eigen opvattingen en is eerlijk en (te) direct. In zijn werkwijzen en gedrag is hij inconsistent, waardoor hij wisselende resultaten haalt. Hij is competitief ingesteld en kan grote stemmingswisselingen laten zien. Deze leerling heeft behoefte aan erkenning van zijn sterke kanten, wil graag gezien worden, met name voor zijn creativiteit. Wanneer deze leerling onvoldoende uitgedaagd wordt, zal hij geneigd zijn de leerkracht bezig te houden, bijvoorbeeld door clownesk gedrag. De uitdagende leerling
Gedragskenmerken
drukt zich creatief uit; voorkeur voor activiteit; houdt van discussie; is erg volhoudend in interessegebieden (passies); laat impulsief gedrag zien; daagt de leerkracht uit; corrigeert de leerkracht; stelt regels ter discussie; is eerlijk en direct; komt op voor eigen opvattingen / overtuigingen; emotioneel labiel (grote stemmingswisselingen); kan een slechte zelfcontrole hebben; vertoont inconsistente werkwijzen; kan conflicten oproepen; is competitief ingesteld.
Herkenning
interviews, zoek uit op welke manieren deze leerling creatief is; focus op creatief potentieel in plaats van prestaties; gebruik domein specifieke, objectieve metingen; creativiteitstests; nominatie door ouders, medeleerlingen en/ of volwassenen buiten het gezin.
Begeleiding van de school
tolerantie; beloon nieuwe invalshoeken en gedachten; bij passende leerkrachten plaatsen; directe en heldere communicatie met de leerling; geef toestemming voor gevoelens; sta non-conformiteit toe; koppel deze leerling aan een begripvolle mentor; directe instructie in interpersoonlijke vaardigheden; coach voor doelgericht oefenen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
24
De onderduikende leerling Deze leerling doet alles om niet op te vallen en ondermijnt hiermee het belang van de ontwikkeling van zijn of haar begaafdheid. De leerling vermijdt uitdagingen, is erg onzeker en faalangstig. In de perceptie van deze leerling is het halen van hoge prestaties en tegelijkertijd sociaal geaccepteerd worden onverenigbaar. De onderduikende leerling is zoekend naar sociale acceptatie en wisselt in vriendschappen, maar heeft moeite om hierin echt zijn plek te vinden, weet niet goed wat hij/zij zelf eigenlijk zou willen en streeft dan ook vrijwel geen eigen doelen na. Deze leerling past zich te veel aan en kan mede hierdoor psychosomatische klachten ontwikkelen (hoofdpijn, buikpijn). Er bestaat een risico dat deze leerling zich verder terugtrekt, depressief wordt en uiteindelijk uitvalt in het onderwijs door gebrek aan een reëel perspectief op de eigen mogelijkheden.. De onderduikende leerling
Gedragskenmerken
ziet de begaafdheid niet als waardevol, verlaagt of ontkent de begaafdheid; valt uit bij deelname aan verrijkingsprogramma's; wijst uitdagingen af; wil geen ander werk doen dan andere kinderen; wil niet opvallen, wil geen uitzonderingspositie ervaren; zoekt sociale acceptatie; verandert geregeld van vriendschappen / peergroep; heeft (vrijwel) geen band met de leerkracht, of de groep; onzeker over welke kant hij/zij zelf op wil.
Herkenning
interviews; nominatie door ouders, of leerkrachten; wees voorzichtig met nominatie door begaafde medeleerlingen; getoonde prestaties; creativiteitstests ; niet-verbale metingen van intelligentie.
geef inzicht in concepten als sociale verschijnselen; leeromgevingen waarin de leerling zich thuis voelt; (sexe-)rolmodellen bieden (vooral bij meisjes); help bij het opzetten van steungroepen; voer open discussies over de klas, racisme of sexerolverwachtingen; stimuleer de leerling met het vertegenwoordigen van belangen van (minderheids)groepen of bemiddeling; directe instructie over sociale vaardigheden; biedt ondersteuning en informatie bij de planning van opleidings- en beroepsmogelijkheden; bespreek de nadelen van succes openlijk.
Begeleiding van de school
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
25
De drop-out Deze leerling is creatief en over het algemeen erg gevoelig. De drop-out is niet gemotiveerd voor schoolse taken en zoekt buitenschoolse uitdaging om zijn interesses te volgen. Deze leerling geeft blijk van een negatief zelfbeeld: isoleert of verwaarloost zichzelf, verstoort situaties, bekritiseert zichzelf en anderen, voelt zich snel aangevallen of afgewezen. De drop-out is een absolute onderpresteerder (presteert gemiddeld of minder) en heeft baat bij alternatieve leerervaringen. Deze leerling is op school slechts nog fysiek aanwezig, maar voelt en toont zich niet echt betrokken, of neemt zelfs onregelmatig deel aan het onderwijs. Er is een risico dat deze leerling uiteindelijk (zonder diploma) het onderwijs verlaat. De 'drop-out'
Gedragskenmerken
Herkenning
Begeleiding van de school
vaak creatief; zoekt buitenschoolse uitdaging in activiteiten die zijn interesse hebben; is bereid te werken voor de relatie; creëert crisissen en verstoort situaties; zoekt spanning ('thrill seeking'); neemt onregelmatig deel aan onderwijs; lage schoolprestaties (gemiddeld of minder); produceert inconsistent werkt; maakt taken niet af; bekritiseert zichzelf en anderen; defensief; verwaarloost zichzelf; isoleert zichzelf.
individueel afgenomen IQ test; hoge prestaties op subtests; inconsistenties in prestaties; discrepantie tussen intelligentiescore en geleverde prestaties; niet verbale intelligentiemetingen; creativiteitstest; interview; audities; analyse van verzameld werk; geleverde prestaties in niet-schoolse setting; nominatie van ouders of leerkrachten (eventueel o.b.v. informatie afkomstig van leerkrachten uit het verleden).
houdt de verwachtingen op peil; diagnostisch onderzoek; niet-traditionele studievaardigheden; niet-traditionele leerervaringen buiten de klas; verdieping; mentorschap; groepstherapie; coaching m.b.t. de schoolloopbaan; thuisbezoek; bevorder veerkracht / flexibiliteit; bespreek alternatieve mogelijkheden; wees de advocaat voor deze leerling, blijf pleidooi voeren voor het faciliteren van "alternatieve" mogelijkheden.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
26
De dubbel gelabelde leerling Deze hoogbegaafde leerling vertoont gedragsproblemen en/of heeft een onderliggend leerprobleem. Vaak worden begaafdheidskenmerken hierdoor onvoldoende (h)erkend. Ook kan het zijn dat een eventueel leerprobleem niet onderkend wordt door sterke compensatiemogelijkheden als gevolg van de hoogbegaafdheid. Deze leerling werkt inconsistent, presteert gemiddeld of minder, verstoort en is chaotisch. Hoewel een leer- of gedragsstoornis oorzaak kan zijn van gesignaleerde problemen, kan ook een gebrek aan (h)erkenning van de mogelijkheden van deze hoogbegaafde leerling de oorzaak zijn van afwijkend gedrag of tegenvallende prestaties. Er bestaat dan een risico dat deze leerling onjuist gelabeld wordt en hiermee inadequaat ondersteund wordt in de ontwikkeling van zijn talenten. De dubbel gelabelde leerling (met leer- en/of gedragsproblemen)
Gedragskenmerken
legt makkelijk contacten; goed probleemoplossend vermogen; denkt in concepten / ideeen; houdt van nieuwigheid en complexiteit; laat inconsistent werk zien; lijkt een (lager dan) gemiddelde leerling te zijn; lijkt in sommige aspecten van het sociaal en emotioneel functioneren jonger; gedragsproblemen; kan storend zijn en niet bij de les ; is chaotisch; (relatief) trage informatieverwerking; kan moeite hebben in de omgang met begaafde peer groep.
op basis van huidig functioneren in de klas; scores op prestatietests; bestudeer de prestaties over een langer tijdbestek ; zoek voor patroon van afnemende prestaties in combinatie met aanwijzingen voor superieure mogelijkheden; vertrouw niet op analyse van de sterk uiteenlopende resultaten op onderdelen van een intelligentietest ; herkenning door leerkracht met ervaring met onderpresteerders, of relevante anderen.
Herkenning
Begeleiding van de school
uitdagen op het gebied waar de sterke kanten liggen is eerste prioriteit; versnelling op de sterke gebieden; voorzieningen ter compensatie voor de leerproblemen; onderzoek "wat is nodig voor dit kind om hier succesvol te kunnen zijn?"; plaatsing in programma voor begaafden; tijd met ontwikkelingsgelijken / peers doorbrengen; individuele begeleiding; directe instructie in strategieen voor zelfregulatie; leer voor zichzelf op te komen; leer SMART doelen formuleren.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
27
De zelfstandige leerling
De zelfstandige leerling weet wat hij/zij kan en laat dit ook zien. Deze leerling heeft een goed zelfinzicht en goede sociale vaardigheden. Daarnaast werkt deze leerling zelfstandig, ontwikkelt eigen doelen, is ondernemend, komt op voor eigen opvattingen en is bereid tot het nemen van risico's. Deze leerling wil en durft te leren! Hoewel dit de ideale leerling lijkt, blijft het alsnog belangrijk ook deze autonome leerling te ondersteunen. De focus ligt hierbij vooral op het zo veel mogelijk faciliteren van mogelijkheden tot onbegrensd leren.
De zelfstandige leerling
Gedragskenmerken
goede sociale vaardigheden; werkt zelfstandig, zonder bevestiging ; ontwikkelt eigen doelen; kan doelgericht SMART werken; sterk zelfsturend, werkt enthousiast voor passies ; goed zelfregulerend vermogen ; komt op voor eigen opvattingen ; veerkrachtig / flexibel ; produceert kennis ; beschikt over zelfinzicht en zelfacceptatie.
Herkenning
bereikte schoolresultaten; producten ; nominatie door leerkracht, klasgenoot, ouders, zichzelf ; portfolio's ; interviews ; gestandaardiseerde testen (prestatietests, intelligentietests) ; creativiteitstests ; gewonnen prijzen.
creeer ruimte voor het ontwikkelen van een lange termijnplan voor studie; versneld en verrijkt curriculum; belemmeringen in tijd en plaats wegnemen ; ontwikkel meerdere, gerelateerde dieptestudies, inclusief mentorschappen; grote variatie van versnellingsmogelijkheden (vooraf testen, uitsluitend leerstof die nog niet beheerst wordt, leerstofinkorting, vervroegde toelating tot vervolgopleiding); mentoren en intermediairs / bemiddelaars ; wijk af van gebruikelijk schoolbeleid en regels ; geef de ruimte en sta hen niet in de weg ; leer hen omgaan met de psychologische nadelen van succes.
Begeleiding van de school
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
28
Deel 5. Meer- en hoogbegaafdheid & professional 5.1 Vergroten expertise in de school Op het moment dat een leerkracht een meer- of hoogbegaafde leerling in de groep krijgt, wordt van die leerkracht verwacht dat die de eigen bestaande basiskennis wat betreft hoogbegaafdheid gaat uitbreiden. Door collegiale consultatie kan de expertise worden vergroot. 5.2 Externe ondersteuning Directe externe ondersteuning komt onder andere van Educonnect: consultatieve begeleiding. Verder verwacht de school dat er straks een beroep gedaan kan worden op de twee leerkrachten van de Bovenschoolse plusklas. Ambulante begeleiding door scholen met veel ervaring m.b.t. hoogbegaafden.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
29
Deel 6. Communicatie met ouders 6.1. Communicatie met ouders De communicatie rondom de leerling loopt normaal gesproken via de groepsleerkracht. Het is belangrijk dat deze eindverantwoordelijk blijft voor het proces van de leerling. Dit stimuleert de leerkracht om verantwoordelijkheid te nemen. In gesprekken met ouders is ten eerste de leerkracht van het kind aanwezig en kunnen de intern begeleider en/of directie aansluiten. Aan de hand van het gesprek kunnen wij (de school) eventueel toezeggen dat wij het diagnostisch traject in gang zullen zetten, om er achter te komen wat er speelt. Wij doen echter geen toezeggingen die wij niet waar kunnen maken. Verkeerde verwachtingen kunnen namelijk onbegrip en boosheid opwekken. In een formeel overleg met de IB’er en/of directie wordt een besluit genomen over de te volgen stappen. De eindconclusie wordt met de ouders besproken. Regelmatig wordt er tussentijds contact met ouders opgenomen.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
30
Bijlagen: 1. Signaleringsvragenlijst leerkracht. Naam leerling:
Geboortedatum:
School:
Naam leerkracht :
Invuldatum:
Geef aan welke van de onderstaande uitspraken wel (=J) dan niet (= N) van toepassing zijn op de leerling. Wanneer u het beslist niet weet of echt niet kunt kiezen, vult u niets in. Aandachtspunt:
J
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11
Is snel van begrip. Beschikt over een brede belangstelling. Heeft een hekel aan routinematig werk en herhalingsopdrachten. Wil van alles weten en blijft doorvragen , m.n. met ‘waarom’-vragen. Ziet verbanden die de meeste kinderen niet zien. Spreekt in goed opgebouwde zinnen en toont daarbij een rijke woordenschat. Zegt, vraagt of maakt dingen die niet altijd door andere kinderen worden begrepen. Komt met ongebruikelijke, oorspronkelijke oplossingen. Heeft een fijnzinnig gevoel voor humor. Is graag in zijn/haar eentje met iets bezig. Is vindingrijk.
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Beschikt over een rijke fantasie. Kan goed zelfstandig werken. Beschikt over een prima concentratie. Is uit zichzelf voor het werk op school gemotiveerd. Is opgenomen in de klas/groep. Is behulpzaam t.o.v. medeleerlingen. Vraagt op een positieve manier aandacht van de leerkracht. Heeft het naar de zin op school. Toont in ruime mate zelfvertrouwen. Stelt reële eisen. Is een echte doorzetter. Behoort overwegend tot de beste leerlingen. Blinkt in het bijzonder uit op een speciaal gebied.
24
Toelichting bij punt 24:
Opmerkingen:
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
31
N
2. Scoring signaleringslijst Kenmerken van (hoog)begaafdheid
prestaties
Werkhouding Sociaal Emotioneel
Conclusie:
Vraag Score ≤ 6 ja Waarschijnlijk niet (hoog)begaafd Vraag 23 nee ja Kan Presteert wellicht waarschijnlijk meer op niveau aan Vraag 13-22 ≤7 ≥8 ja ja
Nadere Analyse
?
Nadere Analyse ?
werkt harmonisch op niveau
1 - 12 Score 7-9 ja Mogelijk (hoog)begaafd Vraag 23 nee ja Misschien Kan mogelijk ondermeer aan presteerder
Score ≥ 10 ja Zeer waarschijnlijk (hoog)begaafd Vraag 23 nee Zeer waarschijnlijk Onderpresteerder
Vraag 13-22 ≤7 ja ≤8 ja
Nadere analyse wenselijk
analyse wenselijk
Mogelijk harmonisch begaafd
Vraag 13-22 ≤7 ≥8 ja ja
Nadere analyse wenselijk
Type 1
Vraag 13 Vraag 14 Vraag 15
Nee Nee Nee
ja Kan waarschijnlijk meer aan
Type 2 - werkhouding Zelfstandigheid Werkinstelling Motivatie
Nadere analyse wenselijk
Zeer waarschijnlijk harmonisch begaafd
Type 1
D E F
Type 3 – Sociaal-Emotioneel Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag Vraag
16 17 18 19 20 21 22 23
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Omgang met andere kinderen
G
Omgang met volwassenen Houding t.o.v. de school
H I
Zelfbeeld persoon
J
Type 4 - Leerproblemen / dyssynchroniteit Vraag 23
Nee
Schoolvorderingen
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
K
32
Signaleringslijst om onderpresteerders in de klas te signaleren Deze tabel is bedoeld om onderpresteerders in je klas te signaleren. Steeds wordt een zgn. cluster- of hoofdkenmerk genoemd, met daaronder een aantal bijbehorende kenmerken. Dit zijn verschillende manieren waarop het hoofdkenmerk zich kan uiten. Elk clusterkenmerk kruis je aan als je denkt dat dit aanwezig is. De kenmerken van onderpresteerders zijn te verdelen in positieve en negatieve kenmerken, maar deze krijgen alleen maar betekenis in combinatie met elkaar! Let op: Niet alle kenmerken komen tegelijkertijd bij een onderpresteerder voor! Hoe meer clusterkenmerken aanwezig zijn, hoe groter de kans dat je met een onderpresteerder te maken hebt. In dat geval is het raadzaam om contact op te nemen met de intern begeleider op school en vervolgens door te gaan met de diagnostiek.
Kenmerken onderpresteerders Clusterkenmerk -Bijbehorende kenmerken 1. Grote en uitzonderlijke kennis (+) g niet in de groep behandeld is; Heeft uitzonderlijke grote kennis van feiten; . 2. Grote interesse (+)
Aanwezig
Ja /nee
onderzoeken;
Ja /nee
veel informatie; ekend als hij geïnteresseerd is. 3. Wisselend schoolwerk (+) ;
Ja /nee
en schriftelijk werk; . 4. Positief thuiswerk (+) ;
Ja /nee
. 5. Grote verbeelding (+) ; . 6. Hoge mate van sensitiviteit (+)
Ja /nee ;
Ja /nee
. 7. Afnemende prestaties, wisselend schoolwerk (-) ; ; niveau);
Ja /nee
; inprenten; ; ; .
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
33
8. Negatief gedrag (-) ; ; regelmatig verveeld; ;
Ja /nee
groepsnormen ; . 9. Haperende sociaal-emotionele ontwikkeling (-) nieuwe activiteiten (om mislukking te voorkomen); ;
Ja /nee
zijn; ; netjes; ; . 10. Geringe taakgerichtheid (-) ; ; ; ;
Ja /nee
; ; ; ; . 11. Negatieve houding (-) regelmatig hulpeloos; ; ; ; ;
Ja /nee
anderen of aan de situatie) school. Totaal aantal aanwezige positieve kenmerken (omcirkel het juiste aantal) Totaal aantal negatieve kenmerken (omcirkel het juiste aantal)
Conclusie:
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
34
1-2-3-4-5-6 1-2-3-4-5
Signaleringslijst 2: Positieve kenmerken van hoogbegaafdheid
Begrijpt en onthoudt moeilijke informatie wanneer het wel geïnteresseerd is; Leest veel en verzamelt in vrije tijd op andere manieren veel informatie; Presteert significant beter op mondelinge overhoringen dan op schriftelijke overhoringen; Kent veel feiten, heeft grote algemene ontwikkeling; Komt goed uit de verf bij individueel onderwijs op maat; Is creatief met levendige verbeelding; Ontwikkelt thuis op eigen initiatief allerlei activiteiten; Heeft een brede belangstelling en vindt het leuk dingen te onderzoeken; Is gevoelig.
Negatieve kenmerken van hoogbegaafdheid
Presteert op school redelijk tot slecht (soms alleen onder eigen niveau); Huiswerk niet af of slecht gemaakt; Is vaak ontevreden over eigen prestatie; Heeft een hekel aan inprenten; Vermijdt nieuwe leeractiviteiten uit angst te mislukken; Heeft minderwaardigheidsgevoelens, kan wantrouwend of onverschillig zijn; Doet niet graag mee aan groepsactiviteiten, heeft het gevoel dat niemand hem mag; Is minder populair bij leeftijdgenootjes. Het zoekt vriendjes onder gelijkgestemden; Doelen worden door het kind te hoog gekozen (zodat falen hieraan geweten kan worden) of te laag gekozen (zodat mislukken voorkomen wordt); Is snel afgeleid en impulsief; Staat afwijzend of onverschillig tegenover de school; Wil niet geholpen worden, wil zelfstandig zijn; Voelt zich hulpeloos, neemt geen verantwoordelijkheid voor eigen daden (wijt mislukken aan anderen of aan de situatie); Verzet zich tegen autoriteit.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
35
SIGNALEN BIJ KINDEREN DIE JE MOGELIJK IN DE SCHOOLSITUATIE ZULT HERKENNEN – Al jong praten in samengestelde zinnen - Heeft een hekel aan routinematig werk - Zeer taakgericht en geconcentreerd - Grote nieuwsgierigheid en leergierigheid - Vraagt eindeloos “waarom” en is zeer volhardend - Uitstekend geheugen - Enorm rechtvaardigheidsgevoel en verantwoordelijkheidsgevoel - Originele ideeën en oplossingen - Perfectionistisch – faalangst - Verschillende dingen tegelijk doen, hoog tempo - Apart gevoel voor humor, taalgrapjes kunnen opvallen - Zelfstandig - Kan vaak al lezen in groep 1-2 - Leest snel - Heeft grote belangstelling voor de aard van de mensen en het universum - Heeft een hekel aan het leren van tafels - Draagt ‘andere’ onderwerpen aan in de kring, ook wel nooit iets zeggen in de kring - Al heel jong herkenbare dingen tekenen - Gecompliceerdere legpuzzels maken dan leeftijdsgenoten - In de kleuterjaren al graag spelen van gezelschapsspelletjes - In de kleuterjaren belangstelling hebben voor cijfers en letters - Gedetailleerde kennis van de omgeving hebben - Kan onhandelbaar of agressief zijn - Zegt, vraagt, maakt dingen die de andere kinderen niet begrijpen - Speelt niet met klasgenootjes - Gaat om met oudere (ook wel veel jongere) kinderen - Heeft vaak hoofdpijn, buikpijn - Moeite met leren zwemmen, fietsen - Heeft sociaal inzicht - Volgt gemakkelijk complexe aanwijzingen - Is goed in staat zelf te beoordelen - Heeft een zeer goede concentratie - Vertoont initiatief en originaliteit in intellectueel werk - Heeft een ongewone verbeeldingskracht - Heeft een goed logisch denkvermogen - Talent tot abstraheren - Is uit zichzelf voor het werk op school gemotiveerd - Zeer gedetailleerde kennis van één onderwerp hebben - Is op school een totaal ander kind dan thuis, het lijkt wel of de leerkracht en de ouder(-s) het over een heel ander kind hebben.
o.b.s. de Tweemaster, Hoogezand
36