Protocol Hoogbegaafdheid
Inhoudsopgave 1 Wat is hoogbegaafdheid? 2 Visie van de Rank 3 Kansen en belemmeringen 4 Signaleren 5 Diagnosticeren 6 De aanpak in de klas/ buiten de klas 7 Communicatie met ouders 8 Bijlagen
1 Wat is Hoogbegaafdheid? Volgens het Drie Ringen Model van Renzulli (1985) is een persoon Hoogbegaafd als er sprake is van het samengaan van 3 kenmerken: - Een hoge intelligentie (buitengewone capaciteiten): Men wordt pas gezien als hoogbegaafde wanneer men een IQ-score heeft die boven de 130 ligt. - Motivatie: Hiermee wordt bedoeld dat men taakgericht bezig kan zijn en doorzettingsvermogen toont. - Creativiteit: Het vermogen om op een vindingrijke manier problemen op te kunnen lossen en/of te bedenken. Binnen de groep hoogbegaafde leerlingen kun je weer een onderverdeling maken. Betts en Neihart (2010) onderscheiden de Zelfstandige leerling, de Succesvolle leerling, de Creatieve leerling, de Onderduikende leerling, de Leerling met Leer-en Gedragsproblemen en de At Risk leerling. Zoals deze benamingen al doen vermoeden liggen hier kansen en belemmeringen.
2 Visie van de Rank In het reguliere basisonderwijs zijn 10 tot 15% van de leerlingen (hoog)begaafd. Omdat niet alle leerlingen gediagnosticeerd zijn als hoogbegaafd, is binnen ons team is gekozen voor de termen Hoogbegaafde leerling en Begaafde leerling. Als het om heel jonge leerlingen gaat noemen we dit een leerling met een ontwikkelingsvoorsprong. Op school vinden we het belangrijk dat we iedere leerling zoveel mogelijk kansen bieden om zich optimaal te ontplooien. Voor alle leerlingen is het vaststellen van onderwijsbehoeften daarom belangrijk. Dit doen we door gebruik te maken van de cyclus van Handelingsgericht werken. Deze cyclus bestaat uit de stappen: waarnemen, begrijpen, plannen en realiseren. (Hoog)begaafde leerlingen hebben andere onderwijsbehoeften dan leerlingen met een gemiddelde of lage intelligentie. Door onderwijsbehoeften te formuleren krijgen wij als leerkracht zicht op wat er van ons gevraagd wordt (wat heeft deze leerling nodig?) en of wij daaraan kunnen voldoen. (heb ik als leerkracht een begeleidingsbehoefte?) Als het nodig is kan een leerkracht bij het tegemoet komen aan onderwijsbehoeften hulp inroepen van collega’s, de intern begeleider of het RPCZ.
3 Kansen en Belemmeringen Kansen van (hoog)begaafde leerlingen (Hoog)begaafde leerlingen hebben vaak een grote algemene interesse. Hieruit komt dan ook voort dat deze leerlingen graag nieuwe dingen ontdekken en uitvinden. Ze starten graag nieuwe projecten op en voeren deze zelfstandig uit. Wat het meest opvalt aan deze leerlingen is dat ze vaak al heel veel weten en dat ze snel nieuwe informatie opnemen en toepassen. In de meeste gevallen leidt dit ook tot goede prestaties. Zo zal de Zelfstandige leerling ook risico’s nemen en van zijn of haar fouten leren. Deze leerlingen hebben veel zelfvertrouwen. Ze zijn vaak erg taalvaardig en ook in staat om met taal te spelen. Dit zorgt er ook voor dat ze goed problemen op kunnen lossen. Deze leerlingen zien de wereld op een andere manier. Ze ervaren hun gedrag, gevoelens en gedachten heel intens en durven ook op te komen voor hun opvattingen. Belemmeringen van (hoog)begaafde leerlingen In het onderwijs lopen (hoog)begaafde leerlingen nog wel eens tegen problemen op. Dit komt doordat de methoden in de klas aansluiten bij de gemiddelde leerling. In de methode worden onderwerpen met kleine stappen tegelijk aangeboden en vervolgens door middel van herhalings- en oefenstof ingeslepen. Voor de (hoog)begaafde leerling is deze werkwijze veel minder nodig en dit kan voor problemen zorgen. Onderpresteren is een grote discrepantie tussen schoolprestaties en uitingen van echte bekwaamheid zoals deze naar voren komt in observaties van leerkrachten, ouders, of in
metingen wat betreft prestatie, creativiteit of intelligentie (Mooij, 1991) In sommige gevallen levert een hoogbegaafd kind prestaties die op het laagste niveau van de groep liggen, of die zelfs dat niveau niet halen. Onderpresteren, wat zie je? - Resultaten nemen af of zijn zeer wisselend - Er worden fouten gemaakt in makkelijke opdrachten maar bij moeilijke opdrachten wordt opmerkelijk beter gepresteerd. - De leerling vertoont clownesk, dromerig of afwezig gedrag. (“lastig” gedrag voor leerkrachten) - De leerling heeft problemen met doelgericht werken - De leerling heeft veel kennis over zaken die in de groep (nog) niet aan bod gekomen zijn. - Sociale problemen door weinig aansluiting. (ook bij hoogbegaafde kinderen die niet onderpresteren) - Negatieve gedachtepatronen. De leerling acht zichzelf weinig intelligent en/of voelt zich incapabel om te kunnen slagen ondanks hoge intelligentie. (Sword, 2003) - De leerling heeft angst om te falen doordat hij of zij hoge eisen aan zichzelf stelt maar niet geleerd heeft om door te zetten en fouten te maken.
Onderpresteren ontstaat wanneer er een mis match is tussen de begaafde leerling en het schoolprogramma/de andere leerlingen. De betreffende leerling past zich aan zodat interventie niet nodig is. Of de betreffende leerling rebelleert, waarnaar er een inadequate interventie volgt. Perfectionisme & faalangst Faalangst is de angst om te falen. ( Website Pharos, 2006) In de ontwikkeling van hoogbegaafde kinderen missen kinderen vaak het trial-and-error traject. Ze hebben dus niet van jongs af aan geleerd dat dingen fout mogen gaan. Ze zijn gewend om het vrijwel meteen goed te doen. Ze stellen daardoor hoge eisen aan zichzelf. Dit heet ook wel perfectionisme. Op school gaat het in het begin makkelijk. Totdat ze iets nieuws tegenkomen wat ze niet direct beheersen. Dit zorgt voor een onprettig gevoel omdat ze nog niet geleerd hebben om te gaan met een tegenslag. Dit onprettige gevoel wordt zoveel mogelijk vermeden. De fantasie kan deze kinderen ook erg in de weg zitten; juist het bedenken van wat er allemaal zou kunnen gebeuren en mis kan gaan, voedt de faalangst. Het kind kan hierover blijven piekeren. Faalangst, wat zie je?
Blijft op het gebaande pad (dat is veilig), maar probeert alles wel perfect te doen. Vermijdt nieuwe dingen of verrijkingswerk, tenzij het verplicht wordt. Vraagt niet om uitleg. (dat was eerder ook niet nodig ) Gaat juist bij alles om uitleg vragen. Als deze leerlingen op de basisschool niet verder (verplicht) worden uitgedaagd, houdt dat dus in dat ze niet leren hoe het is om fouten te maken. En omdat fouten maken een belangrijk onderdeel is van het leerproces, leren deze leerlingen niet hoe het is om iets echt te leren. Als deze leerlingen op een gegeven moment te maken krijgen met het ‘niet zomaar oppikken van de lesstof’ (en er dus echt geleerd moet worden) ontstaan problemen. Het ontbreekt deze leerlingen dan aan de juiste leerstrategieën. Op de Rank proberen wij bij een vermoeden van onderpresteren en/of faalangst de juiste interventie in te zetten. Deze interventies (beschreven in hst 6 ) zijn ook bedoeld om
onderpresteren en faalangst te voorkomen. Bij het signaleren van onderpresteren kunnen we gebruik maken van de signaleringslijst uit Sidi3. (zie hst 4 Signaleren)
4 Signaleren Het signaleren van (hoog)begaafde leerlingen gebeurt in eerste instantie door de leerkracht. Daarnaast hebben de ouders en de IB-er ook een signalerende functie. We maken onderscheid in de volgende vormen van signaleren: - Signalering met methode gebonden toetsen in groep 3 t/m 8 In de eerste plaats zal een leerling opvallen door zijn goede prestaties op de methode gebonden toetsen. Hierin zal naar voren komen dat de leerling de stof altijd goed beheerst. - Signalering met niet-methode gebonden toetsen in groep 1 t/m 8 Op school hanteren we een toets kalender met daarop toetsen voor de vakgebieden (voorbereidend) Technisch- en Begrijpend Lezen, (voorbereidend) Rekenen en Spelling. Ook bij deze toetsen zal een hoge score bij de leerlingen te zien zijn. - Spontane signalering/ observatie in de klas: Niet alle (hoog)begaafde vallen evenveel op, sommigen willen ook niet opvallen. Toch kan het zo zijn dat een leerling taken op een andere manier aanpakt dan anderen. - Signaleren met het Sidi-3 Sidi-3 is een protocol voor signalering en diagnostisering van intelligente en (hoog)begaafde kinderen in het primair onderwijs. Het protocol bestaat uit een aantal stappen die gezet kunnen worden vanaf groep 1 om het signaleren te vergemakkelijken en om tot een juiste diagnose te komen. Ook de rol van de ouders en het onderpresteren zijn in deze aanpak meegenomen. Op de Rank gebruiken we hieruit de vragenlijst bij aanmelding en de volgen we de overige stappen bij een vermoeden van (hoog)begaafdheid en/of onderpresteren n.a.v. bovenstaande signalen. De intern begeleider is verantwoordelijk voor de (organisatie van) de uitvoering van deze stappen.
5 Diagnosticeren Het stellen van een diagnose “Hoogbegaafdheid” is zinvol wanneer we het als school moeilijk vinden om de onderwijsbehoeften van een leerling te bepalen of wanneer we willen weten wat we (bijvoorbeeld bij onderpresteren) van een leerling kunnen verwachten. Deze leerlingen worden besproken in een leerlingbespreking met IB-er en leerkracht of worden besproken in een HGPD-bespreking met een adviseur van het RPCZ. Onderzoek kan dan (als het budget dit toelaat) plaatsvinden vanuit HGPD door het RPCZ. Ook kunnen ouders zelf het initiatief nemen om onderzoek te laten doen. Wij kunnen als school hierin adviseren.
6 De aanpak in de klas en/of buiten de klas Compacten 4 keer per jaar vindt er in groep 1 t/m 8 groepsplanbespreking plaats. Er wordt gekeken of leerlingen de gestelde doelen behaald hebben en of er aanpassingen nodig zijn in het leerstofaanbod. Dit kan zijn doordat er extra zorg nodig is of in het geval van de (hoog)begaafde leerling vermindering van het reguliere leerstofaanbod. Vermindering van het
reguliere leerstofaanbod noemen we ‘compacten’. Dit omdat de leerstof wordt ontdaan van alle extra herhalings- en oefenstof. De leerlingen krijgen de leerstof dus compact aangeboden. Dit gebeurt bij de vakgebieden rekenen en taal. Omdat niet iedere leerling hiervoor in aanmerking komt, zijn hiervoor criteria opgesteld. Voor het compacten gelden de volgende criteria: 1 Een leerling heeft gedurende 2 toets perioden (CITO) een A score behaald en/of een voorsprong in dle (onderwijsmaanden) van minimaal een half jaar. 2 Een leerling heeft een goede werkhouding (zelfstandig kunnen werken) en voldoende motivatie. In sommige gevallen wordt er naar aanleiding van de groepsplanbespreking of een bespreking met een adviseur van het RPCZ, toch een aanpassing gedaan in het leerstofaanbod, terwijl een leerling niet voldoet aan beide criteria. Dit is altijd overleg met de IB-er en naar aanleiding van signalering van de leerkracht. Compacten bij rekenen: De leerlingen maken bij rekenen gebruik van een routeboekje dat hoort bij de methode. Hierin staat wat zij tijdens een les minimaal moeten maken. Bij een aantal zeer begaafde leerlingen starten we een nieuw lesblok direct met de toets. Daaruit blijkt welke lesstof binnen dat blok al beheerst wordt en dus niet meer dagelijks aangeboden hoeft te worden, en welke lesstof nog instructie en oefening vraagt. In de groepen 7 en 8 is het werken met het routeboekje aangepast met oog op de “volle” leerlijn binnen de huidige rekenmethode. Leerlingen compacten wel maar de leerkracht houdt hier goed de individuele leerling en zijn/haar leerlijn in de gaten. In het schooljaar 2013/2014 staat de aanschaf van een nieuwe rekenmethode op het programma. Compacten staat dan ook weer op de agenda. Compacten bij taal: Bij taal kunnen we het taalboek extra gebruiken voor kinderen die verrijkingsstof aankunnen Als de betreffende les ook als verrijkingsles gegeven wordt, kunnen leerlinge deze les maken. In het schooljaar 2011/2012 zijn we gestart met het experimenteren met het routeboekje voor taal en het programma “slimme taal”, van het SLO. In dit schooljaar wordt de werkwijze m.b.t compacten bij taalonderwijs geëvalueerd. Verrijken Naast het aangepaste reguliere leerstofaanbod is het belangrijk dat er verrijkingsstof aanwezig is. Daarvoor zijn een aantal redenen: Wanneer een leerling minder lesstof maakt, is hij of zij sneller door de leerstof heen. Door het verwerken van verrijkingsstof wordt een leerling uitgedaagd. Deze stof is moeilijker dan het reguliere leerstofaanbod. Het is dus leerstof die aangeboden wordt naast de gewone lesstof. Er is inmiddels behoorlijk wat verrijkingsstof aanwezig op de Rank. Deze lesstof wordt binnen en buiten de groepen gebruikt. (zie ook de Plus klas )
Versnellen Bij versnellen slaat een kind een groep over om al door te stromen naar de volgende groep. Op de Rank hebben we ervoor gekozen dit alleen in groep 1/2 te doen. (zie beleid doubleren en herfstkleuters) In de overige groepen (3 t/m 8) geven we de voorkeur aan verrijkingsstof. Zo blijft een kind bij de groep horen en komen er geen hiaten in de lesstof te zitten. Ook voorkomen we zo dat hele jonge leerlingen al naar het voortgezet onderwijs gaan. De coördinator Hoogbegaafdheid Op de Rank is een coördinator Hoogbegaafdheid aangesteld. Deze leerkracht is verantwoordelijk voor het onderwijs aan de Plus klas (één middag per week indien de formatie dit toelaat) en heeft daarbij zicht op en kennis van de beschikbare materialen en werkwijzen. De Plus klas De leerlingen die voldoen aan de gestelde criteria mogen deelnemen aan de Plus klas. Het “gewone” klassenwerk zullen deze leerlingen “compacten” om zo voldoende tijd te hebben om met verrijkende lesstof aan de slag te gaan. Binnen de Plus-klas wordt gewerkt met verschillende materialen/methodieken die aansluiten bij de capaciteiten en onderwijsbehoeften van de kinderen. Kinderen die een diagnose hoogbegaafdheid hebben zullen binnen de Plus klas bijvoorbeeld meer met open opdrachten te maken krijgen dan kinderen met een meer begaafd zijn. Materialen/methodieken in de Plus klas Het Levelwerk: Uitgangspunt van Levelwerk is een passend leerstofaanbod voor intelligente en begaafde kinderen. Levelwerk staat los van andere methodes. Het biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten binnen de vakken rekenen, taal en begrijpend lezen. Daarnaast biedt Levelwerk in het onderdeel “allerlei” de mogelijkheid om met diverse onderwerpen aan de slag te gaan. Het gaat hierbij vooral om gesloten opdrachten. De Pittige Plustorens: Om meer- en hoger begaafde kinderen breder uit te dagen zijn we gestart met de Pittige Plustorens. Om hiermee goed te kunnen werken staat de meer- en hogere intelligentie, het creatieve denken en de motivatie centraal. Kinderen werken individueel of in een groep aan een peperopdracht. Groene pepers hebben een gesloten karakter en de rode pepers hebben een meer open karakter. Andere materialen: Er wordt gebruik gemaakt van kaartspelen van de junior Black story’s: The Blue en Green story’s. Bij deze denkspelen gaat het om raadsels. Om tot de juiste oplossing te komen is het belangrijk de juiste vragen te leren stellen, te raden en te puzzelen. Filosoferen kan ook een lesstofonderdeel zijn in de Plus klas. Criteria voor deelname aan de Plus klas * Een diagnose Hoogbegaafdheid of een ernstig vermoeden van een hoge intelligentie of bijzondere capaciteiten en/of
* Over de gehele linie zeer hoge resultaten op de toetsen van het leerlingvolgsysteem en/of * Een zeer hoge score op de toetsen Rekenen en Begrijpend Lezen van het leerlingvolgsysteem Daarbij is het belangrijk dat er sprake is van: *een hoge mate van zelfstandigheid/ een goede werkhouding * behoefte aan uitdaging/ gemotiveerd zijn om deel te nemen aan de Plus klas. De kinderen die in de Plus klas starten zijn in overleg (leerkracht, coördinator en IB-er) geselecteerd en de betreffende kinderen en hun ouders zijn op de hoogte gesteld. De coördinator Hoogbegaafdheid begeleidt deze leerlingen op een vast moment in de week. Sociaal Emotionele ontwikkeling Niet alleen bij kinderen die onderpresteren of faalangstig zijn, maar ook bij andere (hoog)begaafde leerlingen kan het compacten en verrijken binnen of buiten de groep een spannende aangelegenheid zijn. Echt moeite moeten doen om lesstof te begrijpen en verwerken en daarbij wellicht fouten maken is vaak een nieuwe ervaring voor deze leerlingen. Op de Rank proberen we dit proces goed te begeleiden zodat kinderen ook echt leren te leren en in gaan zien dat fouten maken niet erg is maar bij een leerproces hoort. Een faalmoment wordt dan een leermoment. Leerlingen ontwikkelen op deze manier hun intellectuele capaciteiten maar krijgen ook zicht op hun sterke en minder sterke kanten.
7 Communicatie met ouders Jaarlijks is er een moment met ouders om hen te informeren over het beschikbare materiaal en het gebruik hiervan. Dit informatiemoment wordt georganiseerd door de hoogbegaafdheidscoördinator. De vorderingen van de leerlingen komen in een apart verslag in het rapport. De betreffende groepsleerkracht geeft specifieke informatie over de leerling aan de ouders tijdens de oudergesprekken. (zie communicatieprotocol ouders)
8 Bijlagen Materialen Materialenlijst Meervoudige Intelligentie Specifieke materialen verrijking en HBG. -levelwerk Kist 4 voor leerlingen uit groep 6 Kist 5 voor leerlingen uit groep 7 Kist 6 voor leerlingen uit groep 8 -Pittige Plustoren -Vooruit -Kien -Rekentoppers -Blue and Green stories -Filosoferen in het basisonderwijs van wetenschapsknooppunt
Links www.slo.nl ( voor routeboekjes en Slimme Taal) www.acadin.nl (digitale leeromgeving) www.levelwerk.nl (uitleg levelwerk) www.pittigeplustorens.nl (uitleg en info)