PROTOCOL HOOGBEGAAFDHEID Versie 2015-1
INLEIDING Op basisschool de Vendelier aanvaardt de leerkracht de verschillen tussen leerlingen om hierop het onderwijsgedrag af te stemmen. De zorgstructuur is zodanig ingericht dat alle leerlingen ondersteuning kunnen krijgen die zij nodig hebben om een ononderbroken ontwikkelingsproces door te lopen. Hierbij is de visie om de ondersteuning die de leerling nodig heeft naar de leerling toe te brengen. De ondersteuning zal in eerste instantie zoveel mogelijk in de klas plaatsvinden, waarbij de leerkracht zelf zoveel mogelijk de extra aandacht organiseert. Er wordt gewerkt vanuit convergente differentiatie, door middel van het werken met een groepsplan. Binnen het groepsplan is er ook aandacht voor leerlingen die sneller en anders leren, om op deze wijze tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van deze leerlingen. Voor hoogbegaafde leerlingen waarvoor dit reguliere aanbod niet toereikend is, wordt in dit protocol de werkwijze en procedure beschreven.
DOELSTELLINGEN De Vendelier wil met het opstellen en implementeren van dit protocol de volgende doelstellingen realiseren: 1. De didactische ontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling van de hoogbegaafde leerling is in balans. Door middel van een aangepast onderwijsaanbod wordt het welbevinden van de leerling positief gestimuleerd 2. Er is een gericht onderwijsaanbod geformuleerd, dat het reguliere aanbod dat wordt aangeboden door middel van het groepsplan, overstijgt. Dit onderwijsaanbod sluit aan bij de onderwijsbehoeften van hoogbegaafde leerlingen. 3. Er is een eenduidige lijn in het signaleren en handelen met betrekking tot hoogbegaafde leerlingen 4. Voor alle betrokkenen (ouders, leerkrachten, IB en MT) is helder welke verwachtingen zij van elkaar mogen hebben en welke begeleiding er geboden kan worden op de Vendelier
PROTOCOL IN ONTWIKKELING Het beleid rondom omgaan met hoogbegaafde leerlingen is in ontwikkeling. Op basis van de ontwikkelingen in de komende schooljaren zal het protocol worden bijgesteld. De interne begeleiders zijn verantwoordelijk voor het updaten van het protocol. Te ontwikkelen onderwerpen: Een zinvol en passend aanbod voor leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong in groep 1-2 Kennis en expertise in het team vergroten: wat is hoogbegaafdheid, welke kenmerken, hoe te signaleren, omgaan met onderpresteren etc Begeleiding van leerlingen met bijkomende problematieken (onderpresteerders, gedragsproblemen, leerproblemen)
1
DOELGROEP Op De Vendelier maken we een onderscheid tussen meer- en hoogbegaafdheid, en leerlingen met een expertise Definitie hoogbegaafde leerling: Een hoogbegaafde leerling heeft hoge intellectuele capaciteiten in combinatie met een grote creativiteit, een groot doorzettingsvermogen en een grote exploratiedrang. We spreken van hoogbegaafdheid als er bij het afnemen van een intelligentietest een score (IQ) boven de 130 gemeten wordt. Bij leerlingen in de groepen 1 en 2 spreken wij niet van hoogbegaafdheid maar van een ontwikkelingsvoorsprong. Voor kenmerken van hoogbegaafde leerlingen wordt verwezen naar bijlage 1. Ter verduidelijking geven we hieronder ook aan wat we verstaan onder een leerling met een expertise of een meerbegaafde leerling: Definitie leerling met een expertise Leerlingen die op één vakgebied uitblinken worden aangemerkt als een leerling met een expertise. Zij hebben behoefte aan een verrijkend aanbod op dit vakgebied, naast het reguliere basisaanbod. Dit aanbod wordt gerealiseerd middels het plus-aanbod1 in het groepsplan. Voor hen is dit protocol in principe niet van toepassing. Wanneer echter het reguliere aanbod niet toereikend blijkt zijn er alternatieven voorhanden, Definitie meerbegaafde leerling: Bij een IQ- score tussen de 111 en 120 spreken we van een boven gemiddeld niveau of meerbegaafd niveau. Dit zijn leerlingen die naast de reguliere basisstof behoefte hebben aan extra verrijkingsstof, zodat voldoende wordt aangesloten bij hun behoefte aan uitdaging en variatie bij hun meer dan gemiddelde interesse en capaciteiten. Deze leerlingen hebben goede kwaliteiten op 1 of meer gebieden. Bij leerlingen in de groep 1 en 2 spreken wij niet van meerbegaafdheid maar van een ontwikkelingsvoorsprong. Het extra aanbod wordt gerealiseerd middels het plus-aanbod in het groepsplan. Voor hen is dit protocol niet van toepassing.
ONDERWIJSBEHOEFTE Hieronder staat weergegeven welke onderwijsbehoefte een hoogbegaafde leerling heeft. Het gaat daarbij niet alleen om aspecten betreffende het onderwijsaanbod maar ook om sociale aspecten zoals “groepsgenoten”. Een hoogbegaafd kind heeft nodig: een instructie die verkort is en afgestemd is op de vragen die hij/zij stelt; een opdracht waarbij meerdere problemen, toepassingen, oplossingen etc. tegelijkertijd aan de orde komen; afwisseling tussen hoger orde denkvragen en lager orde denkvragen inizcht in het doel van activiteit / les een leeractiviteit die (aanzienlijk) grotere leerstofgehelen of stappen ineens bevatten; versnelling en een beroep doen op zelf plannen en creativiteit; feedback aangepast op het hogere niveau van functioneren en waarbij het accent ligt op zelfevaluatie; groepsgenoten met wie hij/zij samenwerkend kan leren en die accepteren dat hij/zij meer kan op één of meerdere terreinen; een leraar die zich vooral opstelt als coach en duidelijk meer van hem/haar verwacht dan van de gemiddelde leerling.
Voor de profielen van hoogbegaafde leerlingen wordt verwezen naar bijlage 2.
1
Het plusaanbod bestaat uit de verrijkende opdrachten in de reguliere methodes aangevuld met o.a.Kien 2
HET SOCIAAL-EMOTIONELE ASPECT Hoogbegaafde kinderen vinden niet altijd zo gemakkelijk aansluiting bij "gewone" leeftijdgenoten omdat er weinig gezamenlijke interesses zijn. Bovendien stellen hoogbegaafde kinderen andere eisen aan het omgaan met elkaar, zoals trouw, aanvaarding, echtheid en intimiteit. Hierdoor gaan hoogbegaafde kinderen vaker een vriendschapsrelatie aan met oudere kinderen. Dit is niet altijd mogelijk waardoor zij zich bijzonder eenzaam kunnen voelen in de klas. Het kind is zijn groepsgenoten sociaal voor en verwacht van hen antwoorden en reacties waar zij nog niet aan toe zijn. Dit kan leiden tot een laag zelfbeeld bij de hoogbegaafde leerling. Sommige leerlingen trekken zich terug (internaliserende problematiek), andere reageren agressief, druk en clownesk (externaliserende problematiek). Daarnaast kan het voorkomen bij jonge leerlingen dat de ontwikkeling van het sociaal-emotionele aspect trager verloopt dan bijvoorbeeld de cognitieve ontwikkeling. Dit kan leiden tot een disharmonische ontwikkeling, waarin de leerling cognitief meer begrijpt dan dat hij emotioneel kan bevatten. Wanneer een hoogbegaafde leerling zich sociaal en emotioneel niet goed ontwikkelt en/of met tegenzin naar school gaat, kan het gebeuren dat een kind onderpresteert. Onderpresteerders Onderpresteerders zijn kinderen die langdurig minder presteren dan op grond van zijn/haar capaciteiten verwacht mag worden. Er wordt onderscheid gemaakt tussen relatieve onderpresteerders en absolute onderpresteerders. Een relatieve onderpresteerder presteert onder zijn eigen kunnen, maar presteert in vergelijking met de klas op gemiddeld of net bovengemiddeld niveau. De absolute onderpresteerder presteert beneden het gemiddelde niveau.
Enkele eigenschappen van onderpresteerders zijn: grote en uitzonderlijke kennis; grote interesse; wisselend schoolwerk / afnemende schoolprestaties; positief thuiswerk; grote verbeelding; hoge mate van sensitiviteit; negatief gedrag; haperende sociaal-emotionele ontwikkeling; geringe taakgerichtheid; negatieve houding. De oorzaken van onderpresteren kunnen divers zijn. Wanneer de hoogbegaafde leerling niet op zijn/haar niveau wordt aangesproken kunnen de motivatie, het probleemoplossend vermogen en de concentratie afnemen. Dit kan leiden tot onderpresteren. Daarnaast is er een groep leerlingen die niet willen opvallen in de groep (zie profiel onderduiker bijlage 2). Zij presteren expres lager dan wat er op basis van hun capaciteiten mag worden verwacht, om niet op te vallen in de klas. Hierbij kan gedacht worden aan expres fouten maken, geen vinger opsteken, extra tijd gebruiken bij verwerken van opdrachten.
SIGNALEREN EN DIAGNOSTICEREN Signalering is de eerste stap in het proces van leerlingbegeleiding. Signalering vindt per definitie plaats onder alle leerlingen. Signalering is een continu proces, dat start bij de binnenkomst van groep 1, doorgaat gedurende de hele schoolloopbaan en extra aandacht krijgt bij twijfel en/of signalen van collega’s en ouders. De leerkracht heeft over het algemeen de meest centrale rol in het signaleringsproces. Daarnaast is het belangrijk om informatie van ouders te verwerven. Een hoogbegaafde leerling kan thuis ander gedrag laten zien dan op school, denk aan onderpresteerders. Het is dus van belang dat de leerkracht in gesprek blijft met de ouders. Bij de signalering kan de leerkracht gebruik maken van de volgende bronnen: observatie gegevens toetsgegevens/ gemaakt werk in de klas ouders kind overige bronnen zoals peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en sportclubs 3
Als er gesignaleerd wordt dat een leerling mogelijk hoogbegaafd is, wordt dit gemeld bij de interne begeleiders. Zij kunnen nader diagnostisch onderzoek doen. Dit onderzoek kan bestaan uit: verkennend gesprek met leerling en ouders; observaties in de klas; invullen SIDI-R door leerkracht; didactisch onderzoek (doortoetsen, niveaubepaling). Indien op basis van deze gegevens een helder beeld ontstaat over de onderwijsbehoeften van de leerling, wordt er een (gestandaardiseerd) plan van aanpak opgesteld en besproken met leerkracht en ouders. Indien er onvoldoende informatie beschikbaar is en/of tegenstrijdige informatie om een helder beeld te creëren, wordt er een extern onderzoeksbureau voor leerlingenzorg geconsulteerd. Samen besluiten zij of er voldoende duidelijkheid is verkregen of dat nader psychodiagnostisch onderzoek noodzakelijk is. Het diagnostische onderzoek is gericht op het helder krijgen van de onderwijsbehoeften van de leerling.
DE PRAKTIJK Voor de leerkrachten is er het “Stappenplan omtrent het werken met (hoog)begaafde leerlingen” en verwijzen we naar bijlage 3. De hoogbegaafde leerlingen of leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong krijgen aanpassingen in het reguliere aanbod, zodat er beter tegemoet gekomen kan worden aan hun mogelijkheden. Er kan dan een keuze worden gemaakt uit een combinatie van: compacten, verrijken, versnellen en/of Hi/Levelgroep. Vaak zijn meerdere onderwijsaanpassingen nodig om tegemoet te komen aan alle behoeften van een begaafde leerling op cognitief, sociaal én emotioneel gebied Hoe hieraan tegemoet gekomen kan worden en welke keuzes optimaal zijn, verschilt per leerling, omdat elke begaafde leerling eigen individuele behoeften heeft. Voor leerlingen waar door middel van signalering en diagnostiek is vastgelegd dat zij tot de groep van hoogbegaafden horen worden de te nemen maatregelen vastgelegd in een plan van aanpak. Dit plan wordt opgesteld door de leerkracht, in samenspraak met de IB’er en wordt besproken met de ouders. Het plan van aanpak wordt tijdens de leerlingbespreking periodiek geëvalueerd door de leerkracht en IB’er en zo nodig bijgesteld. De leerkracht bespreekt met de ouders tijdens de reguliere ouderavonden de voortgang. In deze gesprekken komen de volgende onderwerpen aan bod: zijn er knelpunten of problemen opgetreden bij het uitvoeren van het plan van aanpak? zijn de aanpassingen in de reguliere leerstof voldoende gebleken? biedt het verrijkingsaanbod voldoende uitdaging? hoe is de reactie van de leerling op de aanpak (zowel thuis als op school)? zijn de doelstellingen die geformuleerd zijn bereikt of is er minimaal een positieve ontwikkeling merkbaar? zijn er aanpassingen nodig in het handelingsplan? Compacten: De term ‘compacten’ verwijst naar het indikken van de reguliere lesstof waarbij de stof beperkt wordt tot de essenties. Het compacten is bedoeld voor de snel lerende leerlingen, die minder instructie, oefening en herhaling nodig hebben om de reguliere lesstof te beheersen. Het compacten wordt toegepast in de instructie en in de lesstof. Door het indikken wordt structureel tijd gecreëerd voor leerstof die verrijkend is voor de leerling. Op deze manier komt de verrijkingsstof dus in plaats van een deel van de reguliere stof en wordt het niet als extra werk, maar als ander werk aangeboden. Compacten en verrijken zijn dan ook onlosmakelijk met elkaar verbonden.
4
Verrijken: Bijzonder talentvolle en hoogbegaafde leerlingen hebben behoefte aan leeractiviteiten die een beroep doen op verschillende (denk)vaardigheden. Aan een lesaanbod met ruimte voor eigen inbreng, aansluitend bij eigen interesses. Activiteiten waarbij de nadruk niet zozeer ligt op het onthouden en begrijpen van vaststaande leerinhouden, maar waarbij de leerling wordt uitgedaagd zelf op zoek te gaan naar relevante informatie om tot een oplossing voor een probleem of een antwoord op een vraag te komen. Het voortdurend aanbieden van leeractiviteiten die hier een beroep op doen, heeft een positieve invloed op de leermotivatie en competentiebeleving van leerlingen. Levelwerk; in ontwikkeling Voor de intelligente en hoogbegaafde leerlingen is in 2014-2015 Levelwerk geïntroduceerd in de groepen 5-8. In 2016 wordt dit uitgebreid voor de groepen 1-4. Levelwerk is een doorgaande leerlijn voor hoogbegaafdheid voor groep 3 t/m 8. Levelwerk biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten op het gebied van taal/lezen en rekenen. Daarnaast biedt Levelwerk de mogelijkheid om met zelf gekozen onderwerpen aan de slag te gaan. Doel van deze werkwijze is tweeledig: aansluiten bij de motivatie van de leerling en het oefenen van metacognitieve*, maar ook sociaal emotionele en creatieve vaardigheden. Levelwerk staat los van de gebruikte lesmethodes. De leerling werkt feitelijk op twee sporen, een compacte basislijn en een aanvullende verrijkingslijn. De kleuters gaan o.m. werken met de Levelwerk opdrachten van “Slimme kleuters”. De verrijkingsstof wordt actief aangeboden. Het initiatief daarvoor ligt bij de leraar, deze maakt het verschil. Er worden aanvullende doelen geformuleerd voor het aanvullende leerstofaanbod en er worden eisen gesteld aan het werken met de verrijkingsstof. De verrijkingsstof is niet vrijblijvend of minder belangrijk. De leerkracht maakt, evt. samen met de leerling een planning per week. De leerkracht geeft uitleg, begeleiding en feedback, beoordeelt zowel het product als het proces en rapporteert deze beoordeling ook. De groepsleerkracht zal ieder blok met de leerling evalueren. Daarnaast beoordeelt de leerling zelf ook zijn eigen resultaten. Daarna wordt begonnen met een volgend blok. Uiteraard moeten de resultaten bij de basislijn op een goed niveau blijven om het volgende blok te kunnen starten. Project Razend Enthousiaste Rekenaars Afhankelijk van het aanbod uit het bedrijfsleven kunnen we mogelijk per schooljaar met een kleine groep deelnemen aan Razend Enthousiaste Rekenaars. Dit is een project voor de allerbeste rekenaars uit groep 7 en 8, aangeboden door KPMG in samenwerking met CED-groep. De leerlingen die hiervoor in aanmerking komen worden gekozen door de IB’er en de leerkracht in samenspraak met de desbetreffende ouders. Door middel van het maken van leuke en uitdagende rekenopdrachten in een competitie tegen andere scholen worden de razend enthousiaste rekenaars nog enthousiaster over rekenen. Zij leren rekensommen toe te passen in allerlei situaties. De razend enthousiaste rekenaars krijgen elke drie weken een leuke en uitdagende rekencasus voorgeschoteld. Deze casussen zijn gebaseerd op de dagelijkse fiscale praktijk. De projecten zitten boordevol creatieve en rekenkundige uitdagingen, vragen waarbij niet 1 perfect antwoord is, maar waarbij de leerlingen zelf moeten beredeneren welke strategie ze gaan kiezen om samen te komen tot het beste antwoord passend bij hun casus. Onder begeleiding van een coach van KPMG en met ondersteuning van de leerkracht gaan de rekenaars aan de slag. Zij leveren aan het eind van de drie weken hun uitgewerkte casus weer in. Deze wordt door de coach beoordeeld. De deelnemers kunnen via een website inloggen en tussentijds contact houden met hun coach. Versnellen Welke overwegingen spelen een rol bij versnelling? Versnelling is een van de meest ingrijpende onderwijsaanpassingen voor hoogbegaafde leerlingen. Wanneer bij een kind sprake is van een grote didactische voorsprong en maatregelen als compacten en verrijken onvoldoende zijn om 'onderwijs op maat' te bieden, overwegen we versnellen. Versnellen kent diverse vormen: vervroegd doorstromen in groep 1-2 (zie protocol 1-2-3); vervroegde doorstroming VO overslaan van een groep; doorlopen van meerdere groepen in een schooljaar; versnellen voor een bepaald vak.
5
Versnellen is voor de grote groep hoogbegaafde leerlingen een effectieve onderwijsaanpassing, maar dat betekent niet dat versnellen voor iedere individuele begaafde leerling een positief effect heeft. De keus om te versnellen zal daarom voor iedere individuele begaafde leerling apart en zeer weloverwogen worden genomen. Vervroegde doorstroming is een maatregel die slechts bij hoge uitzondering genomen zal worden. Dit betekent dat slechts leerlingen die aan onderstaande criteria voldoen hiervoor in aanmerking komen: de leerling kan sociaal en emotioneel functioneren tussen kinderen die een jaar ouder zijn dan hijzelf (ook na de basisschool wanneer hij/zij een vervroegde overstap maakt naar het voortgezet onderwijs). door middel van interne en/of externe diagnostiek is vastgesteld dat het een hoogbegaafde leerling is; de leerling heeft een didactische voorsprong van tenminste twaalf maanden op zijn huidige leerstofjaarniveau; de didactische voorsprong uit zich op meerdere leerstofgebieden (taal, rekenen, zaakvakken); deze voorsprong wordt vastgesteld door middel van breed didactisch onderzoek (doortoetsen); de leerling is nog niet eerder vervroegd doorgestroomd; de leerling heeft naast het reguliere leerstofaanbod het beschikbare en voor hem geschikte verrijkingsmateriaal verwerkt, passend bij het niveau waarop hij in zijn leerstofjaargroep van dat moment werkt; Wanneer wordt gekozen voor versnelling is het goed te weten dat versnelling alleen geen voldoende onderwijsaanpassing is. Aanpassingen in de reguliere leerstof zijn nodig om tegemoet te komen aan de specifieke leerbehoeften van hoogbegaafde leerlingen, ook na een versnelling. Hi/Levelgroep Hoogbegaafde leerlingen kunnen veel baat hebben bij de (fysieke) ontmoeting met gelijkgestemden. Dit is mogelijk door deel te nemen aan Hi/Level, de bovenschoolse voorziening voor hoogbegaafde leerlingen van groep 5 t/m 8, waarin een dagdeel per week (woensdagochtend) een op de leerlingen afgestemd rijk en gevarieerd aanbod geboden wordt. De Hi/Levelgroep is goed voor het ontwikkelen van een positief en realistisch zelfbeeld en daarnaast is de spiegeling aan ontwikkelingsgelijken en gelijkgestemden essentieel. In de Hi/Levelgroep kunnen leerlingen op niveau samen leren en uitwisselen op basis van gedeelde interesses en een zelfde manier van denken. Hi/Level is niet een vervanging voor wat er in de klas gebeurt, het is een extra aanbod bovenop het compacte en verrijkende werk in de klas. Leerlingen komen in aanmerking voor deelname aan de Hi/Levelgroep als zij op school al minimaal een half jaar extra ondersteuning krijgen door middel van compacten, verrijken (niveau-werk), een aangepaste leerlijn of plan van aanpak. De leerling heeft niet voldoende aan het tot dan toe aangeboden onderwijsaanbod en is daarnaast gebaat bij een bovenschools aanbod wat op schoolniveau niet realiseerbaar blijkt te zijn. De school beslist of de leerling in aanmerking komt voor Hi-Level. De leerling voldoet tevens aan één of meer van onderstaande voorwaarden: op de toetsen van het leerlingvolgsysteem behaalt de leerling I-scores en is na doortoetsen sprake van een voorsprong van tenminste een jaar op twee of meer leergebieden; een leerling die hoogbegaafdheidskenmerken bezit conform SiDi-R (signalerings- en diagnoseprotocol HB); een leerling met een IQ-score boven de 130 (indien bekend). School bespreekt met ouders of het kind voldoet aan de criteria voor deelname aan de Hi/Levelgroep. Daarna wordt er gezamenlijk een aanmeldformulier ingevuld. Ouders worden vervolgens door de coördinator Hi/Level uitgenodigd voor een intakegesprek waarin besproken wordt of het kind geplaatst kan worden, waar en wanneer. Instroom is mogelijk aan het begin van het schooljaar of na de kerstvakantie. Het streven is om het aanbod zo schoolnabij aan te kunnen bieden. Afhankelijk van het aantal kinderen dat een beroep doet op de Hi/Levelgroep worden de lesplaatsen per periode bepaald.
6
Bijlage 1: Kenmerken van hoogbegaafde leerlingen
Kleuters met ontwikkelingsvoorsprong: • Taal/denkontwikkeling: grote woordenschat,behoefte aan kennis en toepassen van deze kennis, initiatief in vragenstellen • Reken/denkontwikkeling: (terug)tellen, rekenspelletjes, spiegelen en naleggen van (moeilijke) blokpatronen • Motorische ontwikkeling; intens en actief bezig zijn, veel inzet, concentratie, veel energie, minder behoefte aan slaap • Sociaal-emotionele ontwikkeling: doet beroep op ouders, denkt na over zin van het leven,groot sociaal inzicht, vroeg ontwikkelde eigen identiteit • Speel-leertaakgedrag: speelt/werkt zelfstandig, concentratie, taakgericht, doorzettingsvermogen en streven naar perfectie • Muzische vorming: interesse in rijmpjes en versjes, goed geheugen • Interesses: bijzondere hobby’s of interesses, verzamelingen • Kindertekening: tekeningen zijn gedetailleerd, maar motorische uitvoering kan tegenvallen
Hoogbegaafde leerlingen grote verbale vaardigheden; grote woordenschat; goed geheugen; hoog leertempo, grote denksprongen; grote algemene ontwikkeling; snel van begrip; sterk rechtvaardigheidsgevoel; “volwassen” opvattingen over trouw en vriendschap grote interesse; snel leervermogen; het zich snel eigen kunnen maken van nieuwe leerstof; creatief en vindingrijk; kiezen voor eigen oplossingsstrategieën; zelfstandig; het gemakkelijk kunnen analyseren van problemen; voorkeur voor abstractie.
7
Bijlage 2: Profielen hoogbegaafdheid
Profiel 1: De zelfstandige leerling De zelfstandige leerling durft zijn hoogbegaafdheid te laten zien. De prestaties van deze leerling zijn van bovengemiddeld tot hoog niveau. De zelfstandige leerling durft nieuwe uitdagingen aan te gaan en zal vragen (indirect en direct) om meer uitdagende lesstof. Hij werkt zelfstandig aan de opdrachten, heeft weinig bevestiging nodig uit zijn omgeving en is betrokken bij de lessen. De zelfstandige leerling zoekt uitdagingen in de lesstof, ontwikkelt eigen leerdoelen en werkt enthousiast aan onderwerpen die hem interesseren. Hij gebruikt creativiteit in het verwerken van de lesstof, bijvoorbeeld door minder gebruikelijke oplossingsstrategieën te ontdekken en te hanteren. De zelfstandige leerling komt op voor zijn eigen opvattingen, op een adequate manier. Hij beschikt over goede sociale vaardigheden en heeft verschillende vriendschappen (niet alleen met leeftijdsgenoten). De zelfstandige leerling is makkelijk herkenbaar. Hij zal goede prestaties laten zien op toetsen, schriftelijke verwerking, klassengesprekken en door producten die hij aflevert. Hij zal goede prestaties leveren op prestatie-, intelligentie- en creativiteitstesten. Daarnaast komt deze leerling naar voren wanneer er gebruik wordt gemaakt van nominaties door ouders, leerkracht, klasgenoten en zichzelf. De zelfstandige leerling heeft behoefte aan een gecompact en verrijkt (en eventueel versneld) curriculum. Daarnaast is het belangrijk om met deze leerling samen een langer termijnplan te ontwikkelen voor de studie, waarbij advies en begeleiding rondom school- en beroepsloopbaan belangrijke aandachtspunten zijn. Indien nodig kan daarbij een vervroegde toelating tot vervolgopleiding een mogelijkheid zijn. De zelfstandige leerling heeft behoefte aan een mentor, die hem begeleidt in bovenstaande stappen. Profiel 2: De succesvolle leerling De succesvolle leerling lijkt op de zelfstandige leerling. Er zijn echter belangrijke verschillen. Hoewel de succesvolle leerling goede prestaties laat zien, zowel mondeling als schriftelijk, zal de succesvolle leerling nieuwe uitdagingen uit de weg gaan. De succesvolle leerling is onzeker en zoekt vaak bevestiging bij zijn omgeving. Hij stelt zich afhankelijk op naar zijn omgeving. Hij is accepterend en conformerend naar zijn omgeving. De succesvolle leerling is perfectionistisch en wil geen fouten maken. Deze leerling kiest eerder voor de herhaling van lesstof, ook al biedt dit geen uitdaging, zodat hij zeker weet dat hij een goed resultaat kan leveren. De succesvolle leerling is makkelijk herkenbaar. Hij zal goede prestaties laten zien op toetsen, schriftelijk verwerking, klassengesprekken en door producten die hij aflevert. De nominatie zal met name gedaan worden door de leerkracht zelf. De succesvolle leerling zal goede resultaten laten zien op prestatie- en intelligentietesten. De creatieve testen zijn moeilijker, omdat hier een prestatie wordt gevraagd die niet vastligt, maar ingegeven door creativiteit en outside the box thinking. Dit zijn dingen die de succesvolle leerlingen liever vermijdt, omdat hij onvoldoende kan in schatten of zijn resultaat voldoende is. De succesvolle leerling heeft behoefte aan een gecompact en verrijkt (indien nodig versneld) curriculum. Een belangrijk onderdeel in de begeleiding van de succesvolle leerling is een mentor, die hem helpt bij de ontwikkeling van vaardigheden voor zelfstandig leren. Een goed ingang hierbij is vanuit persoonlijke interesses te starten. Daarnaast heeft deze leerling behoefte aan advies en begeleiding bij school- en beroepsloopbaan. Profiel 3: de uitdager De uitdager wordt vaker als een vervelende leerling ervaren, met gedragsproblemen. Een gedragsprobleem (stoornis) is echter niet de oorzaak van zijn gedrag. De prestaties zijn wisselend, waardoor herkenning op basis van mondeling en schriftelijk werk niet makkelijk zijn. Hij laat inconsistente werkwijzen zien. De uitdager is zijn motivatie (gedeeltelijk) voor het leren verloren. Hij treedt corrigerend op naar de leerkracht toe, wanneer hij het idee heeft dat de leerkracht niet voldoende of onjuiste informatie geeft. Hij stelt regels ter discussie en heeft een lage zelfcontrole. Hij kan de les (op 8
regelmatige basis) onderbreken om de leerkracht te corrigeren. De uitdager is eerlijk en direct in zijn communicatie en komt op voor zijn eigen opvattingen. Zijn voorkeur gaat uit naar opdrachten waarbij activiteiten (bijvoorbeeld praktijklessen, handvaardigheid, gym) worden ondernomen of in discussievorm (wereldoriëntatie). Hij is dan betrokken bij de les, maar kan op een onprettige manier deelnemen aan de activiteit/discussie. De uitdager valt op in zijn creativiteit als het gaat om oplossend vermogen. Hij werkt competitief, en wil graag de beste zijn. Dit zal hij met name laten zien bij activiteiten en discussies, minder bij schriftelijke verwerking. Doordat de uitdager wisselende resultaten laat zien, is het moeilijk om deze leerling te herkennen op basis van toetsen en schriftelijke verwerking. De uitdager laat meer zien van zijn capaciteiten in activiteiten en discussies. Daarnaast zijn creatieve testen een goede manier om deze leerling te signaleren. Verder zal deze leerling naar voren kunnen komen bij nominatie door medeleerlingen, ouders en volwassenen buiten het gezin. Door interview/gesprekken te voeren met deze leerling komt zijn capaciteit vaak duidelijker naar voren. De uitdager heeft veelal meer begeleiding nodig op de omgang met leerkracht en klasgenoten. Hierbij speelt een mentor een cruciale rol. Verder kan de begeleiding op sociaal vlak worden vormgegeven door middel van sociale vaardigheden training (bv kids skills). Verder is een heldere en duidelijke communicatie van groot belang. Deze leerling heeft behoefte aan een tolerant klimaat, waarbij hij zijn eigen persoon mag zijn en hij zijn gevoelens mag tonen, maar waarbij wel duidelijk de grenzen zijn aangegeven. Een goede relatie tussen leerkracht en leerling is voor deze leerling erg belangrijk. De zelfwaardering van deze leerling is (meestal) laag, hier aandacht aan besteden. Dit kan door bijvoorbeeld positieve feedback (complimenten) te geven voor behaalde prestaties waarvoor de leerling een goede inzet heeft laten zien of voor zijn gedrag. Voor de begeleiding op het cognitieve vlak wordt geadviseerd met name de verbreding en verdieping aan te reiken (verrijking). Verder is het trainen en uitbreiden van cognitieve vaardigheden een goede aanvulling op het curriculum van deze leerling. Hierbij kan gedacht worden aan leerstrategieën en de metacognitieve vaardigheden. Profiel 4: de onderduikende leerling De onderduiker is het moeilijkst te herkennen van alle hoogbegaafde leerlingen. Deze leerling ontkent zijn begaafdheid en wil niet worden herkend als een meer- of hoogbegaafde leerling. De onderduiker vindt het erg belangrijkst dat hij niet opvalt en past bij de grote groep. Hij is voortdurend opzoek naar sociale acceptatie. De onderduiker wisselt regelmatig in vriendschappen. Deze leerling zal de uitdagende opdrachten niet oppakken, expres fouten maken en onnodig extra tijd gebruiken voor schriftelijk werk. Dit betekent niet dat hij als laatste klaar zal zijn, maar op basis van capaciteiten zou de leerling de opdracht eerder af kunnen hebben. De onderduiker kan eventueel herkend worden door middel van prestaties- en intelligentietest. Echter ook hier bestaat het gevaar dat de leerling niet wil laten zien wat zijn capaciteiten zijn en onderpresteert. De nominatie door andere begaafde leerlingen en door ouders is duidelijker. Verder zijn observaties van leerkracht van groot belang, deze leerling kan op bepaalde gebieden hogere prestaties leveren, met name wanneer het onderwerp hem interesseert. De onderduiker is niet gebaat om meteen een gecompact en verrijkt aanbod te ontvangen. Hij zal hierin niet meegaan. Deze leerling heeft behoefte aan een omgeving waarin alle talenten van ieder kind worden gewaardeerd en waarin iedereen speciaal mag zijn. Het blijven informeren over schoolen beroepsmogelijkheden kan leiden tot interesses om bepaalde prestaties te laten zien. Daarnaast zijn sexe-rol modellen geven (met name voor meisjes) belangrijk. Het is belangrijk om te accepteren dat deze leerling mogelijk aan speciale activiteiten niet deelneemt. Wanneer de onderduiker zijn eigen begaafdheid erkent en eventueel daar iets van wil laten zien, is het noodzakelijk te starten bij zijn persoonlijke interesses, van waaruit verder kan worden gewerkt naar het verrijken van zijn curriculum.
Profiel 5: de drop-out De drop-out is een leerling die weinig voorkomt in het basisonderwijs, maar wel in het voortgezet onderwijs en bij vervolgopleidingen. Daarmee is niet gezegd dat deze leerling niet herkend kan 9
worden in het basisonderwijs. De eerste signalen zijn zichtbaar in het basisonderwijs. De drop-out is een leerling die onregelmatig deelneemt aan het onderwijs, wat uiteindelijk kan leiden tot geen onderwijs meer volgen. Hij maakt regelmatig zijn taken niet af, het resultaat is wisselend (waarbij resultaten vaak van gemiddeld tot benedengemiddeld niveau zijn) en zoekt zijn uitdaging meer buitenschools (via hobby’s en clubs). De drop-out is een leerling die zichzelf verwaarloost en zichzelf isoleert. De drop-out reageert heftig en stelt zich defensief op. Hij heeft weinig sociale contacten. Hij bekritiseert zichzelf en anderen om zich heen. De drop-out is te signaleren door middel van analyses van gemaakt werk en dan met name in verhouding met de prestaties op een intelligentietest. Daarnaast leveren creativiteitstesten vaak meer informatie op. Verder zijn de prestaties die de leerling levert buiten school van grote waarde om mee te nemen in de signalering. Nominatie door begaafde medeleerlingen heeft hier ook een grote meerwaarde. Om deze leerling goed te kunnen begeleiden is een voorwaarde een diagnostisch onderzoek. Uit dit onderzoek kan blijken in hoeverre de leerling onderpresteert en welke begeleiding gewenst is. Deze leerling is goed te begeleiden door hem niet-traditionele leerervaringen en studievaardigheden op te laten doen buiten de klas, waarna deze worden teruggekoppeld naar de klas. Verbreding en verdieping van het curriculum dagen de leerling uit om meer gemotiveerd te werken aan zijn taken en eigen leerproces. Een mentor speelt hierin een belangrijke rol. Het kan zijn dat deze leerling gebaat is bij een vorm van (groeps)therapie. Profiel 6: De leerling met leer- en/of gedragsproblemen De leerling met leer- en/of gedragsproblemen is vaak moeilijk te herkennen, omdat de leer- en/of gedragsproblemen de begaafdheid overschaduwt. Leerlingen met leerproblemen behalen lagere prestaties vanwege het lees- of rekenprobleem, waardoor de begaafdheid niet herkend wordt. Het kan ook zijn dat de leerling met zijn cognitie (gedeeltelijk) kan compenseren voor het probleem bij lezen of rekenen, waardoor het lijkt dat dit vakgebied niet zo sterk is als het andere, maar wordt aangenomen als een gegeven. Leerlingen met gedragsproblemen vallen met name op vanwege hun gedrag, zoals niet kunnen afstemmen in contact, dominant zijn in contact, energiek, beweeglijk, impulsief of gebrekkige concentratie. Dit gedrag maskeert de begaafdheid van de leerling. De leerling met leer- en/of gedragsproblemen presteert vaak gemiddeld of minder dan gemiddeld. Daarnaast kan hij de les verstoren of zich afreageren op anderen, waarbij dit vaak wordt gelinkt aan het leer-/gedragsprobleem en niet aan mogelijke verveling vanwege het gebrek aan uitdaging van de cognitieve kant. De werkwijze is vaak inconsistent. Leerlingen met leer- en/of gedragsproblemen kunnen worden gesignaleerd aan de hand van intelligentietesten. Men moet bedacht zijn dat ze hier ook vaak grote schommelingen in het intelligentieprofiel laten zien. Verder op basis van herkenning van ouders, vrienden (klasgenoten) en leerkrachten die ervaring hebben met onderpresteerders. Daarnaast kan een analyse van gemaakt werk (met name evt verschil tussen een vakgebied en andere vakgebieden, bv C scores op technisch lezen en A scores op begrijpend lezen, rekenen en spelling of alle vakgebieden matig, terwijl bij auditieve compensatie een goed resultaat wordt behaald) een duidelijke aanwijzing zijn. Een gesprek met de leerling levert meer informatie op over zijn motivatie, beleving en plezier in het naar school gaan en leren. De leerling met leer-/gedragsproblemen heeft behoefte aan een programma dat tegemoet komt aan zijn onderwijsbehoeften, zoals compacten en verrijken. Hierbij is het belangrijk om juiste (individuele) begeleiding te bieden voor de belemmering die de leerling ervaart vanuit zijn leer- en/ of gedragsprobleem. Leerlingen bewust maken van hun mogelijkheden en belemmeringen in het leren en hoe hiermee om te gaan is belangrijk. Omgang stimuleren met ontwikkelingsgelijken (dit hoeven geen leeftijdsgenoten te zijn). Het bieden van mogelijkheden voor onderzoek en ontdekkingen in de lesstof is een belangrijke trigger voor deze leerlingen (bijvoorbeeld door middel van projecten)
10
Bijlage 3: Stappenplan omtrent het werken met (hoog)begaafde leerlingen Wanneer je denkt dat er een hoogbegaafde leerling in je groep hebt, zijn er een aantal belangrijke stappen die je kunt doorlopen om ervoor te zorgen dat deze leerling op een verantwoorde wijze begeleid kan worden. Stap1: Vermoeden van (hoog)begaafdheid bij een leerling Leerkracht en/of ouders hebben een vermoeden dat de leerling een ontwikkelingsvoorsprong heeft of meer-/hoogbegaafd is. De leerkracht en/of ouders hebben hier samen een gesprek over De leerkracht neemt indien nodig contact op met de intern begeleider Stap 2: signalering Bij de signalering kan de leerkracht gebruik maken van de volgende bronnen: observatiegegevens toetsgegevens/ gemaakt werk in de klas ouders kind overige bronnen zoals de PSZ, KDV en sportclubs Stap 3 evt. nader diagnostisch onderzoek Als er gesignaleerd wordt dat een leerling mogelijk hoogbegaafd is, wordt dit gemeld bij de interne begeleiders. Zij kunnen nader diagnostisch onderzoek doen. Dit onderzoek kan bestaan uit: verkennend gesprek met leerling en ouders; observaties in de klas; invullen SIDI-R door leerkracht; didactisch onderzoek (doortoetsen, niveaubepaling). Indien er onvoldoende informatie beschikbaar en/of tegenstrijdige informatie is om een helder beeld te creëren, wordt er een extern onderzoeksbureau voor leerlingenzorg geconsulteerd. Samen besluiten zij of er voldoende duidelijkheid is verkregen of dat nader psychodiagnostisch onderzoek noodzakelijk is. Het diagnostische onderzoek is gericht op het helder krijgen van de onderwijsbehoeften van de leerling. Stap 4: begeleiding/plan voor de leerling bepalen Indien op basis van deze gegevens een helder beeld ontstaat over de onderwijsbehoeften van de leerling, wordt er een (gestandaardiseerd) plan van aanpak opgesteld en besproken met leerkracht en ouders zoals: - afspraken over instructie - afspraken over het overslaan of compacten van leerstof - afspraken over het werken met verrijkingsstof - afspraken over de organisatie (hoe/wat/wanneer) - afspraken over het evalueren van het werk (wanneer/hoe) Stap 5: evaluatie Leerkracht en/of intern begeleider evalueren met ouders en passen het onderwijsprogramma indien nodig aan. Stap 6: er is meer nodig Op het moment dat er aanpassingen zijn gedaan binnen de groep en uit gesprekken met ouders, de evaluatie van de leerkracht of leerling blijkt dat de geboden hulp in de groep niet voldoende is, moet worden gekeken naar een nieuwe interventie zoals bijv. deelname aan de Hi/Levelgroep of vervroegde doorstroming.
11
Bijlage 4: Handreiking voor het compacten van rekenen, taal en spelling Begaafde en hoogbegaafde leerlingen hebben doorgaans minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan reguliere methoden aanbieden. Hoogbegaafde leerlingen maken minder van de reguliere stof, de reguliere stof wordt compact aangeboden. Dit betekent dat van elke les in alle leerjaren wordt aangegeven wat leerlingen moeten doen/maken en wat ze mogen overslaan. Er blijven dus activiteiten over waaraan alle leerlingen meedoen. Na het indikken van de stof komt voor deze leerlingen tijd vrij voor aanvullende verrijkingsmaterialen. Op basisschool De Vendelier werken deze leerlingen voor de verrijking van de leerstof met Levelwerk. In bijlage 5 wordt hier verder op ingegaan. Voorafgaand aan het blok, wordt met behulp van een verwerkingsopdracht getoetst of de leerling de reguliere lesstof van het blok beheerst. Tevens wordt gecheckt of de juiste strategie gebruikt wordt. De verwerkingsopdrachten die voorafgaand aan het blok worden aangeboden zijn: Rekenen: les 13 uit het instructieboek / gele boek; Taal: herhalingsbladen; Spelling: signaaldictee. Na de verwerkingsopdracht wordt bepaald wat de leerling nog moet volgen aan instructie/schriftelijke verwerking. Leerlingen die een compact lesaanbod krijgen, maken, net als de andere leerlingen, aan het einde van een blok de methodegebonden toetsen van rekenen, taal en spelling. Compacten van de les (rekenen, taal spelling) Wat wel aanbieden? Introductie van een nieuw thema: Aan de eerste les van een nieuw thema, waarin meestal een verhaal (ankerverhaal) aan bod komt, wordt altijd meegedaan. Dit verhaal leidt het thema in, maakt de woordenschat rond dit thema actief en biedt aanknopingspunten tot opdrachten waarin samenwerkend leren en interactief onderwijs centraal staan; Verkorte instructie (of geen instructie); Ontdek- en onderzoeksactiviteiten; Verrijkingsstof uit de methode die wezenlijk moeilijker is (open opdrachten): De uitloopopdrachten in de methode die bedoeld zijn voor tempodifferentiatie worden alleen aangeboden als het om opdrachten gaat met een hogere moeilijkheidsgraad; Belangrijke leerstappen in de leerlijn (nieuwe leerstof); Betekenisvolle taal- en rekenactiviteiten (variatie in informatiebronnen) Opdrachten gericht op generalisatie en transfer zijn zinvol; Taal- en rekenactiviteiten die gericht zijn op metacognitieve vaardigheden (Alle reflectieve activiteiten worden aangeboden). Compacten rekenen Als de verwerkingsopdracht van rekenen goed gemaakt wordt, kunnen de bijbehorende rekenopgaven worden overgeslagen. Mocht de leerkracht vinden dat de leerling niet alles over mag slaan en nog een aantal opdrachten mee moet doen, wordt dit afgestemd met de leerling. Compacten taal De leerkracht print voor de betreffende leerlingen het routeboekje (SLO) uit van het blok van de methode Taal in Beeld. Na een bespreking kunnen de leerlingen hiermee verder zelfstandig werken. In de routeboekjes staat in principe precies aangegeven wat van elke les moet worden (mee)gedaan, waaruit eventueel een keus mag worden gemaakt en wat mag worden overgeslagen. Soms kan het zo zijn dat de leerkracht vindt dat een leerling bepaalde opdrachten toch mee moet maken terwijl in het routeboekje staat dat ze overgeslagen kunnen worden, dit kan samen met de leerling worden besproken. Compacten spelling Als de verwerkingsopdracht met spellingwoorden goed gemaakt wordt, kunnen de bijbehorende spellingsoefeningen worden overgeslagen. Mocht de leerkracht vinden dat de leerling niet alles over mag slaan en nog een aantal opdrachten mee moet doen, wordt dit overlegd met de leerling. 12
Werkwoordspelling blijkt voor bijna alle leerlingen in het basisonderwijs niet eenvoudig. Mocht een leerling de werkwoordspelling (of onderdelen ervan) beheersen, dan mag hij/zij de bijbehorende oefeningen overslaan. Indien dit niet het geval is doet de leerling mee met de uitleg en maakt hij/zij deze oefeningen.
13
Bijlage 5: Handreiking Levelwerk Op het moment dat leerlingen werken met leerstof die compact is aangeboden, komt er voor deze leerlingen tijd vrij om te werken met verrijkingsmaterialen. Op BS De Vendelier is ervoor gekozen om deze leerlingen als verrijkingsmateriaal Levelwerk aan te bieden. Levelwerk is in 2014-2015 geïntroduceerd in de groepen 5-8. In 2016 wordt dit uitgebreid voor de groepen 1-4. Wat is Levelwerk? Levelwerk biedt een totaalaanbod van verrijkende activiteiten op het gebied van taal/lezen en rekenen. Daarnaast biedt Levelwerk de mogelijkheid om met zelf gekozen onderwerpen aan de slag te gaan. Levelwerk staat los van de gebruikte lesmethodes. De leerling werkt feitelijk op twee sporen, een compacte basislijn en een aanvullende verrijkingslijn. De kleuters gaan o.m. werken met de Levelwerk opdrachten van “Slimme kleuters”. Doel van Levelwerk is tweeledig: Aansluiten bij de motivatie van de leerling. Oefenen van metacognitieve vaardigheden, sociaal-emotionele en creatieve vaardigheden. Voor (hoog)begaafde leerlingen is de meta-cognitieve ontwikkeling belangrijk. Hierbij denken zij na over het leren en de stappen die zij moeten zetten om kennis te verwerven, oftewel het leren te leren. De leerling leert reflecteren op het eigen werken door planmatig na te denken over te nemen leerstappen. Hij wordt op deze wijze producent van zijn eigen leerstof en leerontwikkeling. Welke leerlingen werken met Levelwerk? Leerlingen die na signalering en diagnostisering worden aangemerkt als intelligent en (hoog)begaafd, kunnen deelnemen aan Levelwerk als ze beschikken over oa onderstaande kenmerken: Goede werkhouding Zelfstandigheid Motivatie Doorzettingsvermogen Verantwoordelijk voelen voor zijn werk Bij de start van Levelwerk wordt een plan van aanpak opgesteld: een gestandaardiseerd format in Parnassys dat wordt ingevuld en waar nodig wordt aangepast door de leerkracht. Kinderen die met Levelwerk werken, krijgen niet automatisch tot en met groep 8 Levelwerk. Ieder schooljaar wordt bekeken of de leerling door kan met Levelwerk. Na elke Cito LOVS toetsperiode wordt de gang van zaken geëvalueerd en gerapporteerd in het plan van aanpak. Wanneer de leerling goed werkt aan zijn Levelwerk en de Cito LOVS toetsen vooruitgang laten zien kan het Levelwerk voortgezet worden. Wanneer het Levelwerk niet lekker loopt en/of de Cito LOVS toetsen stilstand of achteruitgang laten zien, zullen er keuzes gemaakt moeten worden. Dit gebeurt in samenspraak met de IB’er. Keuzes kunnen zijn: meer met de instructie meedoen, Levelwerk minderen of Levelwerk stoppen. Dit is per kind verschillend. Wat is de inhoud van Levelwerk? Levelwerk bestaat uit 7 levels, te gebruiken vanaf groep 3. In elk level zitten 5 blokken en elk blok loopt van vakantie tot vakantie, in totaal zijn er 35 blokken. In elk blok zitten 3 cellen: een cel ‘taal/lezen’, een cel ‘rekenen’ en een cel ‘allerlei’, in totaal meer dan 240 opdrachten. De opdrachten zijn zo samengesteld dat er sprake is van afwisseling en structuur. Kiezen voor slechts één methode voor verrijking zal voor (hoog)begaafde leerlingen niet werken. Zij hebben juist baat bij afwisseling en van tijd tot tijd iets nieuws. Daarom is Levelwerk opgebouwd uit een rijk aanbod van diverse leermiddelen. De inhoud van Levelwerk bevat een afwisseling in opdrachten. Ondanks deze afwisseling is er sprake van een duidelijke opbouw en structuur. Door de blokken heen komen de onderdelen steeds terug. Met de keuze van de opdrachten is rekening gehouden met: de wijze waarop intelligente en (hoog)begaafde leerlingen graag leren, met variëteit; afwisseling, open en gesloten opdrachten; de mogelijkheid voor een eigen creatieve invulling; het niveau, de lat ligt hoog en er wordt gestreefd naar ambitie;
14
het opdoen van ervaringen in het oefenen van leerstrategieën, het leren leren, discipline en doorzettingsvermogen; het versterken van de sociaal en emotionele vaardigheden in een heterogene setting; een afwisseling tussen schriftelijk werk en uitdagende puzzels; schema voor planning, feedback en rapportage.
Hoeveel tijd kunnen kinderen aan Levelwerk werken? De mate waarin gebruik wordt gemaakt van Levelwerk hangt af van de beschikbare tijd die de leerling heeft om met deze taken aan de slag te gaan. Bij beperkte verrijkingstijd zullen keuzes worden gemaakt. De inschatting is dat Levelwerk voldoende materiaal biedt voor ca. 10 uur per week. Wat betekent werken met Levelwerk voor de leerkracht? Leerkrachten kennen het beleid van hoogbegaafdheid van BS De Vendelier; De leerkrachten zorgen zelf voor de spullen van Levelwerk, in overleg met IB’ers; De leerkracht biedt de leerling begeleiding, toont oprechte belangstelling en stuurt het proces; De leerkracht stelt eisen aan het werken met de verrijkingsstof (werkverzorging, inhoudelijk, leerling op een hoger plan krijgen, uitdagen). De verrijkingsstof is niet vrijblijvend of minder belangrijk; De leerkracht maakt, evt. samen met de leerling (vanaf groep 5) een planning per week; De leerkracht laat Levelwerkers in hun eigen groep aan Levelwerk werken (mits de activiteit het toelaat), hierdoor blijft de leerkracht betrokken, blijft de leerling onderdeel uitmaken van de groep en kan de leerkracht direct feedback geven tijdens de reguliere servicerondjes; 2x per week (begin en einde van de week) heeft de leerkracht coachende gesprekken met de leerlingen aan de instructietafel om de voortgang te bespreken (hoe loopt het, loop je ergens tegenaan, heb je hulp of uitleg nodig, hoe is het met je planning etc). De leerkracht geeft uitleg, begeleiding en feedback, stimuleert uitwisseling en samenwerking, laat leerlingen elkaar inspireren; Voor elke vakantie (aan het einde van een blok) vullen de leerkracht en de leerling het evaluatieblad in van de betreffende periode en gaan daarna reflecterend in gesprek. De evaluatiebladen worden als bijlage toegevoegd aan het rapport; De leerkracht informeert ouders in een persoonlijk gesprek mbt deelname aan Levelwerk, evt. gekoppeld aan een ouderavond. De leerkracht laat ouders daarbij de materialen uit de Levelkist zien. Eventueel kan de map zo nu en dan mee naar huis worden gegeven, zodat ouders deze kunnen inzien. Evaluatie met ouders vindt plaats tijdens reguliere oudergesprekken.
15