Protocol: Hoogbegaafdheid: Samenvatting protocol en ouderbrief
Doelgroep: • Hoogbegaafde leerlingen: Leerlingen die regelmatig en gedurende langere tijd op een hoog niveau prestaties leveren. Hierbij moet het gaan over prestaties over een breed terrein en niet allen op een specifiek gebied. (intelligentie hoger dan 130). • Begaafde leerlingen: leerlingen die regelmatig en gedurende langere tijd op een breed terrein een bovengemiddelde prestatie leveren. (hoge B (II) en A (I) score op de CITO-toetsen). (intelligentie 115-130). • Leerlingen met een talent: leerlingen die op één gebied gedurende langere tijd een bovengemiddelde prestatie leveren. (CITO-score A (I)). Bij leerlingen in groep 1-2 die tot de doelgroep behoren, gebruiken we de term: kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong. Voor leerlingen in de groep 3-8 die tot de doelgroep behoren gebruiken we de term: (hoog) begaafde leerlingen en leerlingen met een talent op één vakgebied.
Signalering: Stap 1: 1. De leerkracht vult de signaleringslijst hoogbegaafdheid in en beschrijft een algemene indruk van de leerling. 2. De ouders vullen de signaleringslijst hoogbegaafdheid in en beschrijven een algemene indruk van de leerling. 3. De leerkracht vult bestaande didactische gegevens in op basis van het LVS en informatie uit overige bronnen. Stap 2: 1. De school trekt voorlopige conclusie. Is de conclusie dat er geen sprake van (hoog) begaafdheid is dan stopt het signaleringstraject. 2. Is er sprake van onvoldoende of tegenstrijdige gegevens, of als de school denkt dat er wellicht sprake is van een (hoog) begaafde leerling dan volgt stap 3. Stap 3:
Vervolg van het diagnostisch traject. Dit traject wordt alleen vervolgd als de school van mening is dat dit wenselijk is.
Diagnostiek: Stap 1: 1. De leerkracht en ouders vullen de vragenlijst hoogbegaafdheid in. 2. De leerkracht vult nieuwe didactische gegevens in n.a.v. het doortoetsen 3. De leerkracht vult beschikbare informatie uit overige bronnen in. 4. Vanaf groep 5 vult ook de leerling een vragenlijst in. Stap2: 1. De school trekt een voorlopige conclusie en gaat in gesprek met de ouders. Stap 3: 1. De school trekt een definitieve conclusie en schrijft een identificatieverslag. Is de conclusie dat er geen sprake is van (hoog-) begaafdheid dan stopt hier het traject. Is er twijfel dan adviseert de school een psychodiagnostisch onderzoek van de leerling. Is er wel sprake van hoogbegaafdheid dan volgt stap 4. Stap 4: 1. De school gaat verder met het traject leerlingbegeleiding en schrijft een handelingsplan. Wij streven er naar de bovengenoemde procedure binnen acht lesweken af te ronden. De resultaten van het diagnostisch onderzoek kunnen tot de volgende maatregelen leiden. 1. Het toetsen van de noodzaak tot vervroegde doorstroming; 2. Het overgaan tot compacten en verrijken; 3. Het opzetten van een individueel handelingsplan; 4. Verder onderzoek door een extern deskundige. Het inschakelen van een extern deskundige kan om de volgende redenen • Uit het DHH volgt het advies om een extern onderzoek te laten verrichten naar een leerling. • De resultaten van het diagnostisch onderzoek (DHH) geven onvoldoende aanwijzingen om de capaciteiten van de leerlingen vast te stellen. • Ouders en school houden een tegengesteld beeld over de leerling na het diagnostisch onderzoek.
Leerlingbegeleiding: Onder leerlingbegeleiding verstaan we alle handelingen bij de begeleiding de gediagnosticeerde hoogbegaafde leerlingen. Voor ondersteuning hierbij maken wij gebruik van module 3 van het DHH. De begeleiding kan bestaan uit: Vervroegde doorstroming: Vervroegde doorstroming kan gerealiseerd worden door een klas over te slaan en door middel van compacting twee leerstofjaren in een schooljaar aan te bieden. Vervroegde doorstroming is een maatregel die slechts bij hoge uitzondering genomen zal worden. Deze leerlingen moeten aan de volgende criteria doen: Primaire criteria 1: • Is de leerling hoogbegaafd? • Is er sprake van een brede didactische voorsprong? o Bij kleuters: op de 6 kernontwikkelingsgebieden een voorsprong 7-12 mnd o Groep 3-8: het kind heeft een voorsprong op de vakken spelling, begrijpend lezen, en rekenen van 12 mnd. • Hebben er al eerder aanpassingen in de leerstof plaats gevonden? Is het antwoord op deze vragen ‘Nee’, dan is vervroegde doorstroming geen verstandig besluit. Is het antwoord ‘Ja’, dan gaan we verder met criteria 2: Primaire criteria 2: • Zijn er risicofactoren die een mogelijke belemmering kunnen vormen? • Is er sprake van een gediagnosticeerde leer- en/of gedragsstoornis? Is het antwoord op deze vragen ‘Ja’, dan is vervroegde doorstroming alleen bij voldoende begeleidingsmogelijkheden een optie. Is het antwoord ‘Nee’, dan gaan we door met de secundaire criteria 1. Secundaire criteria 1: • Gaat het om een zogenaamde ‘vroege’ leerling? • Is de leerling al eerder vervroegd doorgestroomd? Is het antwoord ‘Ja’ en zijn er verder geen andere opties mogelijk dan gaan we verder met secundaire criteria 2. Ook als het antwoord ‘Nee’ is gaan we door naar de secundaire criteria 2. Secundaire criteria 2: • Hoe staan de ouders t.o.v. vervroegde doorstroming? • Wat is de mening van de leerling? (vanaf groep 5) Is het antwoord negatief en is er rekening gehouden met strategische aandachtpunten bij de realisatie van de plannen dan gaan we door met schoolgebonden criteria.
Is het antwoord positief, ook dan gaan we door naar de schoolgebonden criteria. Schoolgebonden criteria: • Kunnen we voldoende begeleiding verzorgen? • Is het pedagogisch klimaat in de ontvangende groep goed? Is het antwoord “Nee’ dan is tot op dit punt aan alle criteria voldaan. De situatie van de school mag echter geen belemmering vormen. Indien nodig optimaliseert de school de situatie en overweegt het besluit opnieuw. In het minst gunstige geval geeft de school aan dat zij de leerling niet kunnen bieden wat de leerling nodig heeft. Is het antwoord ‘Ja’, dan lijkt vervroegde doorstroming een goede optie. De voorbereidingen kunnen worden opgestart. Voor uitgebreide informatie verwijzen wij naar Hoofdstuk 3 ‘vervroegde doorstroming’ uit het boek ‘Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het basisonderwijs’.
De beslissing: Bij de beslissing over vervroegde doorstroming zijn de volgende personen betrokken: • De huidige en toekomstige groepsleerkracht, • Zorgteam (De IB-er en de directie) • De ouders • De leerling (vanaf groep 5) De rollen van de betrokken personen: • Huidige groepsleerkracht: signaleren, diagnosticeren, adviseren. • Ib/bouwcoördinator: diagnosticeren, adviseren, toelichten van besluit aan ouders. • Toekomstige groepsleerkracht: kritisch bevragen, zich laten informeren, criteria aanleveren (voor functioneren in nieuwe groep) • Ouders: informeren van de school, eigen visie geven, ouder vragenlijsten invullen • Leerling: heeft geen rol in de beslissing, vanaf groep 5 vult de leerling wel een vragenlijst in. • Het zorgteam: neemt de uiteindelijke beslissing, en geeft de (on-)mogelijkheden van de school aan. • Directie: is eindverantwoordelijk voor het besluit. De besluitvorming over vervroegde doorstroming van een leerling documenteren we op de volgende wijze: • Gegevens van Parnassys • Gegevens van het DHH • Verslagen van eventuele onderzoeken • Gespreksverslagen • Schriftelijke onderbouwing van het besluit. De beslissende stem om een leerling vervroegd door te laten stromen ligt bij de school. Dit wil zeggen dat ouders geen vervroegde doorstroming kunnen eisen. Hoe pakken we het didactisch aan?
Wanneer een leerling voor vervroegde doorstroming in aanmerking komt, werken we met de richtlijnen voor individuele compacting ( module 3 DHH). Wanneer een leerling nog niet binnen het reguliere compacting werken, bijv. wannneer hoogbegaafdheid nog niet is vastgesteld wordt gewerkt volgens de volgende richtlijnen: 1. Het instappunt over de hele breedte van de leerstof wordt exact bepaald. Daarmee stellen we didactische voorsprong nauwkeurig vast. 2. De aangeboden leerstof zal van toets naar toets worden doorgewerkt. 3. Uitgegaan zal worden van vooraf toetsen, daar waar uitval gesignaleerd wordt, wordt de benodigde minimale oefenstof aangeboden. 4. Zodra het niveau van de toekomstige groep bereikt is, wordt de overstap fysiek gerealiseerd. 5. De leerling gaat nu op het reguliere compactings- en verrijkingsprogramma van dat leerstofjaar meedraaien. Voor leerlingen die in aanmerking komen voor het overslaan van een leerstofjaar, hoeven voor het realiseren van de overgang, geen aparte didactische maatregelen genomen te worden. Nadien gaat de leerling binnen het reguliere programma van compacting en verrijking mee doen om een nieuwe didactische voorsprong van meet af aan te voorkomen. Hoe realiseren we de ‘echte’ overstap? Als het besluit over vervroegde doorstroming voor een leerling genomen is, worden in principe de volgende stappen gezet: • De school zorgt voor een aangepast leerstofaanbod (compacting). • De toekomstige groep wordt voorbereid op de toekomstige leerling. • De school bekijkt voor elke leerling of er sprake moet zijn van een geleidelijke overstap of een overstap ineens. • De school bekijkt op welke terreinen de nieuwe leerkracht extra begeleiding of ondersteuning nodig heeft.
Begeleiding na vervroegde doorstroming Begeleiding van de leerling: Didactisch: • De leerling draait direct mee met de groep (hoog)begaafden in een alternatief leertraject. Dit traject is verbredend en verdiepend. • De leerkracht volgt nauwgezet de prestaties van de leerling om idee te krijgen van de denkstappen die de leerling zet. Dit om indien nodig het leerstofaanbod te kunnen aanpassen.
Pedagogisch: • De leerkracht observeert de leerling en heeft de eerste maanden regelmatig een gesprek met de ouders / leerling om af te stemmen hoe de leerling zich thuis uit over de nieuwe schoolsituatie (welbevinden op school).
Begeleiding van de leerkracht: Omdat vervroegde doorstroom in veel gevallen extra werk met zich meebrengt, zal de groepsleerkracht begeleid en of ondersteund worden door de IB-er, en/of bouwcoördinator. Precieze vaststelling van begeleiding of ondersteuning hangt nauw samen met de eigen behoefte van de leerkracht en wordt dan ook van geval tot geval bekeken.
Aanpassingen in de leerstof De (hoog)begaafde leerlingen krijgen in hun eigen groep een aangepast leerstofaanbod aangeboden. De aanpassingen in het leerstofaanbod vinden plaats door middel van compacten en verrijking. We maken onderscheid in de manier waarop we dit in groep 1-2 en groep 3-8 aanpakken.
Groep 1-2 Aanpassingen in de reguliere stof Aanpassingen in het leerstofaanbod in groep 1 en 2 komen neer op het overslaan van opdrachten die de leerling met de ontwikkelingsvoorsprong al beheerst. Het is van belang dat de kleuter zoveel mogelijk werk- en spelopdrachten aangeboden krijgt op zijn niveau. In de onderbouw werken we heel erg situatie- en kindgericht. Dat wil zeggen dat we naar de ontwikkeling van het kind kijken, zijn belangstelling in kaart brengen en aan de hand daarvan kijken hoe we die ontwikkeling het beste kunnen begeleiden en stimuleren. Veel wordt daarom afhankelijk van de situatie besloten of geregeld. Wat het kind kiest of gaat doen, daaraan worden de opdrachten aangepast. Er is geen vast programma zoals in de groepen 3 t/m 8. Dit heeft de volgende consequenties: Groep 1 Jongste kleuters mogen werkjes op eigen niveau maken. Voor hen zijn de werkjes niet groepsgerelateerd en stemmen we het leerstofaanbod af door te compacten en te verrijken. Groep 2 Ook oudste kleuters krijgen activiteiten op hun niveau aangeboden. Voor hen zijn de werkjes niet groepsgerelateerd en stemmen we het leerstofaanbod af door te compacten en te verrijken. Voor de kleuters hebben we o.a. ‘Slim kan lezen‘ aangeschaft. Aanbieden van verrijkingsmaterialen De aangeboden activiteiten komen niet uit het reguliere programma van groep 3. Naast structureel materiaal zijn er ook “leuke spelletjes”. Deze materialen mogen door alle kleuters gebruikt worden.
Groep 3-8 Wie komen er in aanmerking voor compacten en verrijken? Groep 3 kijkt naar de overdracht van de groep 1 en groep 2leerkrachten en start met compacten/verrijken vanaf het begin van het schooljaar (schoolweek 3). Vanaf midden groep 3 (januari) moeten de leerlingen “voldoen” aan de cito A+ (I). Samenstelling van de groep leerlingen is dynamisch, er kunnen dus kinderen bij komen en af vallen. Vanaf groep 4: Leerlingen moeten minimaal A (I) op de voorgaande toets en als laatste toets een A+ (I) gescoord hebben. Leerlingen die compacting/verrijking gaan doen, worden altijd doorgesproken met de IBer. Wanneer er een uitzondering is, wordt deze eerst met de IBer besproken. Compacten Onder compacten verstaan we het indikken van de leerstof zodanig dat de leerstappen passen bij de leereigenschappen van hoogbegaafde leerlingen. In de praktijk zien we dan dat naast de toetsen van ieder leerstofonderdeel, de basisstof gekozen wordt om een voldoende beheersingsniveau te bereiken. Door structureel te compacten worden er geen inhoudelijke leerstofdelen overgeslagen en weten we zeker dat iedere leerling alle leerstof aangeboden krijgt, zij het in een aangepaste hoeveelheid. In het reguliere compactingsprogramma voor hoogbegaafde leerlingen wordt altijd eerst de minimale hoeveelheid oefenstof aangeboden en wordt pas daarna getoetst d.m.v. de methodegebonden toets. Dit toetsmoment valt samen met het moment waarop alle leerlingen uit de groep deze toets maken. De vrijgekomen tijd tussen twee toetsmomenten kan gebruikt worden voor het verrijkingsaanbod. Dit betekent dat er niet meer vooruit getoetst wordt. We werken met één leerlijn voor zowel begaafde, getalenteerde en hoogbegaafden leerlingen. Indien nodig wordt er voor de zeer hoogbegaafden leerlingen meer basisstof geschrapt en extra verrijkingsmateriaal aangeboden. Op de vakgebieden rekenen en taal (ook spelling en begrijpend lezen) gaan we compacten en verrijken. Voor nauwkeurige richtlijnen welke type leerstof juist wél of juist niet aangeboden moet worden per leerlijn, verwijzen we naar module 3 van het DHH. Daarin zijn richtlijnen opgenomen voor het compacten van de door ons gebruikte methoden. Verrijken Onder verrijken verstaan we een wezenlijk ander leerstofaanbod dat enerzijds de mogelijkheid biedt om aangeboden leerstof verder uit te werken (verdiepen) en anderzijds de mogelijkheid biedt om een aanvullend programma op de kerndoelen te realiseren (verbreden). Verrijkingsstof kan zich zowel richten op het aanleren van nieuwe kennis als op het aanleren van (sociale) vaardigheden en emotionele weerbaarheid. Leerlingen hebben geen vrije keuze bij de selectie van verrijkingsstof. Voor elk vakgebied krijgen zij een map met verrijkingsmateriaal. Deze map bevat alle stof die voor dit vakgebied door de leerlingen gemaakt moet worden. De leerkracht begeleidt en coacht de leerlingen. De leerkracht zorgt er vanzelfsprekend voor dat de mappen met geselecteerde opdrachten voor de betreffende leerlingen beschikbaar zijn.
Elke groep heeft alle beschikbare materialen voor de betreffende groep in zijn klas. Aan de leerling worden de volgende eisen gesteld m.b.t . de verwerking van de verrijkingsstof: • de opdrachten moeten verzorgd gemaakt worden • elke opdracht wordt door de leerling zelf gecontroleerd • beheersingsniveau moet 80 % zijn • gemaakte opdrachten worden afgetekend op een overzichtsblad De opdrachten worden afgetekend op een overzichtsblad. Op dit blad is ook ruimte voor de leerling en de leerkracht om te noteren hoe er gewerkt is, de moeilijkheidsgraad van de opdracht en het resultaat. Een maal per week bespreekt de leerkracht de gemaakte opdrachten met de leerling (coachingsgesprek). Naast het reguliere verslag krijgen de leerlingen in de toekomst op 1 A4-tje een verslag (bolletjes) over hun prestaties m.b.t. de verrijkingsstof.
Pedagogische begeleiding De leerkracht heeft tenminste 1x per week een coachingsgesprek met de leerling. Naast aandacht voor het cognitieve deel is hierin ook ruimte voor de sociaal emotionele ontwikkeling van de leerling. Voor de groepsleerkracht betekent dit dat er sprake moet zijn van een goed klassenmanagement en hij/zij kennis en vaardigheden moet hebben op het gebied van het voeren van coachingsgesprekken met leerlingen. De school trekt een grens voor de begeleiding van individuele leerlingen als deze leerlingen een aanbod nodig hebben dat buiten ons reguliere aanbod voor (hoog-) begaafde leerlingen valt. De school bepaalt het aanbod. Een andere mogelijkheid is dat de leerling gebruik gaat maken van het bovenschoolse aanbod in Paulusschool. Evaluatie Drie maal per jaar wordt de individuele zorg voor de hoogbegaafde leerling geëvalueerd. Hierbij worden de ouders, leerkrachten en het zorgteam betrokken. Vanaf groep 5 wordt ook de leerling gehoord. De IB-er evalueert met de leerkracht. De leerkracht koppelt het terug naar de ouders.
Protocol: Voorlopige bovenschoolse voorziening excellente leerlingen Doelgroep : - leerlingen van de groepen 3-8 bij wie hoogbegaafdheid is vastgesteld (IQ > 130) - bij wie de school aantoonbaar voldoende planmatige ondersteuning heeft geboden om tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van de leerling, - waarbij handelingsverlegenheid is vastgesteld, omdat de leerling psychische of psychosomatische klachten heeft, waardoor deze sociaal/emotioneel kwetsbaar is (geworden). Doel bovenschoolse voorziening: 1-Deze groep leerlingen een dagdeel per week aanvullend onderwijs bieden, zodat de leerling met dit extra aanbod in combinatie met de door de school zelf geboden verrijking deel uit kan blijven maken van zijn/haar reguliere school voor de overige onderwijstijd. 2-Deze groep leerlingen een vast ontmoetingsmoment bieden om met ontwikkelingsgelijken om te kunnen gaan. 3-Plezier in leren en gevoel van welbevinden vergroten, inzicht verwerven in executieve functies en motivatie, doorzettingsvermogen en de wil versterken om iets met eigen talenten te doen. Aanmelding en toelatingsprocedure: Tijdens intern overleg met ouders en kind is vastgesteld dat de leerling tot de doelgroep behoort. School doet vervolgens i.o.m. ouders verzoek tot plaatsing in de bovenschoolse voorziening bij de coach excellente leerlingen. Hierbij wordt aangeleverd: - verslag geldig intelligentie-onderzoek - beschrijving belemmerende & stimulerende factoren en handelingsverlegenheid - overzicht van wat al aan ondersteuning is geboden in de school N.a.v. het bovenstaand vindt er binnen drie weken een multidisciplinair overleg (MDO) plaats waarbij de coach excellente leerlingen samen met school (leerkracht en IB’er of talentcoach),ouders en indien van toepassing een externe deskundige bespreekt of de bovenschoolse voorziening voor deze leerling een passend aanbod is. Het besluit over toelating ligt vervolgens bij dit MDO. Voorafgaand aan deelname aan de bovenschoolse voorziening heeft de coach excellente leerlingen met ouders en leerling een intakegesprek over wederzijdse verwachtingen en inspanningsverplichting. Desgewenst zijn hier ook anderen bij aanwezig die bij dit proces een inhoudelijke rol krijgen. Evaluatie: Per rapportperiode met ouders en school in een evaluatie-MDO; met leerling tussentijds n.a.v. leerproces en –product (portfolio) en per rapportperiode. De evaluatie met de leerling vindt altijd plaats vóór het MDO en dient meegenomen te worden in het evaluatie-MDO. Op basis van de evaluatie worden nieuwe plannen en doelen geformuleerd Locatie: Paulusschool Groep 3-4-5 2 ½ uur les van 8.45-11.15 en groep 6-7-8 2 ½ les van 11.45-14.45 laatste groep langer i.v.m. middagpauze
Leerlingvervoer: Ouders dragen zorg voor vervoer naar en van de bovenschoolse plusklas. De bovenschoolse plusklas start en eindigt een kwartier later dan reguliere scholen i.v.m. brengen/halen.