Beleidsstuk Beleidsstuk Meer- en hoogbegaafdheid Alle kinderen hebben recht op een stimulerende onderwijsomgeving om te leren. Elk kind met zijn eigen leerstijl en zijn eigen onderwijsbehoeften. Bij kleuters wordt over het algemeen nog niet gesproken over meer- en hoogbegaafdheid. We spreken over een ontwikkelingsvoorsprong. Belangrijk is om in een zo vroeg mogelijk stadium in te spelen op een ontwikkelingsvoorsprong. Daardoor kunnen problemen, zoals aanpassingsgedrag en onderpresteren mogelijk voorkomen worden. Bij de aanmelding voor de basisschool doet zich het eerste moment voor dat de leerkracht op het spoor kan komen van signalen die wijzen in de richting van een ontwikkelingsvoorsprong bij een leerling. Hiervoor is nodig dat de leerkracht een beeld krijgt van de ontwikkeling die het kind heeft doorgemaakt in de voorschoolse periode. Bij oudere kinderen, die starten op onze school, komt hiervoor informatie van de school waar het kind vertrekt en van de ouders. Informatie van ouders kan de leerkracht verkrijgen via het intakegesprek, door leerkracht en ib-er, bij het kind thuis. Bij het intakegesprek zal gebruikt gemaakt worden van de vragenlijst intake nieuwe leerlingen uit het protocol voor signalering en diagnosticering van intelligente en (hoog)begaafde kinderen in het primair onderwijs. Zie SiDi 3.Om informatie van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal te verkrijgen, wordt het overdrachtsboekje of een kindvolgsysteem gebruikt. Daarvoor is toestemming van ouders nodig. Indien nodig vindt warme overdracht plaats. De leerkracht van groep instroom en groep 1 zal aan de hand van observaties, ook bij het werken met ontwikkelingsmateriaal, in de eerste twee maanden dat een kind op school zit, gegevens over het ontwikkelingsniveau van het kind verzamelen. Op deze wijze zijn de onderwijsbehoeften van kinderen al snel in beeld en kan het onderwijs daar op worden afgestemd. Het belangrijkste verschil met de signalering tijdens de beginperiode op de basisschool is dat later in de schoolloopbaan signalering steeds vaker plaatsvindt aan de hand van de schoolprestaties van de leerling. Een lln. die over de gehele linie meer dan een schooljaar vooruitloopt op de groep, noemen wij meerbegaafd. Dit baseren we op de scores CITO LOVS. Willen deze kinderen kunnen uitblinken in hun (leer)prestaties, dan zullen ook zij zich daarvoor dagelijks moeten inzetten. Deze inzet zullen de kinderen alleen laten zien als zij daar iedere keer opnieuw weer toe worden uitgedaagd door een onderwijsaanbod op maat. Een hoge intelligentie gaat gepaard met een aantal (leer)eigenschappen: Snel van begrip Hoog leertempo Goed geheugen
December 2015
Brede algemene kennis Probleemoplossend vermogen Toepassen van verworven kennis Analytisch vermogen Deze kenmerken zijn in potentie aanwezig bij alle kinderen met een intelligentie op meer/hoogbegaafd niveau. Of kinderen ook in staat zijn om dit potentieel tot uiting te laten komen in uitzonderlijke prestaties, is afhankelijk van factoren als motivatie, creativiteit en de persoonskenmerken van het kind. Dit zijn de positieve kanten( alleen in ideaal plaatje). Er zijn vaak ook negatieve. Denk aan moeite met herhaling, automatiseren, aandacht bij saaie les en uitleg houden. Behoefte aan het stellen van vragen, dieper op het onderwerp ingaan dan de bedoeling van de les/ leerkracht Dit zijn elementen die nogal eens tot een negatieve relatie met de leerkracht en/of de groep kunnen leiden en het beeld van het kind vertroebelen. Dus in beeld brengen! We gebruiken hiervoor de groepssignaleringslijsten van Sidi 3. De afname, aan het begin van het schooljaar, is opgenomen in onze Zorgroute. Motivatie Een kind moet de wil of het doorzettingsvermogen hebben om een bepaalde taak/opdracht tot een goed einde te brengen. Verder moet een kind de drang hebben om nieuwe dingen te onderzoeken en nieuwe uitdagingen aan te gaan. Deze component is met name een probleem bij onderpresteerders, waarbij de natuurlijke exploratiedrang voor een groot deel verdwenen is door demotivatie. Wellicht meer uitleg toevoegen, biedt het kind handvatten voor een concrete aanpak. Creativiteit Het vermogen tot productief denken wil zeggen dat een kind in staat is om originele oplossingen te bedenken voor problemen. Deze kinderen zijn in staat om buiten de gebruikelijke kaders te treden bij het zoeken van hun oplossingen. Deze vaardigheid ontwikkelt zich alleen met passende uitdagingen, dus dé uitdaging voor de school. Creativiteit is meestal nog niet zichtbaar bij aanvang van de schoolloopbaan en kan zich bij afgestemd aanbod juist ontwikkelen in de onderbouw. Niet alleen met passende materialen; óók passende begeleiding: acceptatie van het kind zoals het is, voorkomen van aanpassen, ruimte bieden om eigen uitdagingen te kiezen, niet afremmen en juist veel stimuleren. Persoonskenmerken Essentieel is dat een kind beschikt over bepaalde persoonskenmerken om genoemde eigenschappen optimaal te kunnen inzetten en om te zetten in bijzondere prestaties. Hierbij spelen persoonskenmerken als een hoge mate van autonomie, zelfvertrouwen ,een goed zelfbeeld en het vermogen tot reflectie op eigen handelen een belangrijke rol. Ook sociale competentie is een belangrijke voorwaarde voor het tot stand komen van meer/hoogbegaafde prestaties. Essentieel is wel dat de uitzonderlijke prestaties niet beperkt blijven tot één bepaald gebied, maar dat deze op meerdere terreinen tot uiting komen. Voor de onderwijspraktijk betekent dit dat een meer-/hoogbegaafd kind een eigen leerstofaanbod en een eigen pedagogische benadering behoeft. Onderwijs op maat. De HGW-cyclus, waarbij de groepsleerkracht signaleert en afhankelijk van de hulpvraag van de leerling de begeleiding steeds specifieker wordt, is ook op de begeleiding van de meer- en hoogbegaafde leerling van toepassing. Wanneer een leerkracht een vraag heeft over de begeleiding van een leerling, zal hij deze eerst met het Zorgteam (ZT) bespreken. Er worden afspraken gemaakt over de begeleiding; Onze Zorgroute wordt gevolgd. Blijven er vragen onbeantwoord of is er aanvullend advies nodig over de ontwikkeling van de leerling, dan kan het ZT besluiten dit in het overleg met de onderwijscoach van Samenwerkingsverband IJssel-Berkel te bespreken. Ook hiervoor is toestemming van de ouders van het desbetreffende kind nodig. Van onze Zorgroute wordt overgestapt naar de
December 2015
zorgroute van het SWV op het moment dat een externe instantie met school de voortgang van de ontwikkeling van het kind samen gaat oppakken. Wanneer is een kind toe aan verrijking? Na afname van CITO toetsen volgt het analyseren en worden groepsplannen bijgesteld. Kinderen met een A score krijgen voor dat vakgebied instructie in instructiegroep 3 d.w.z. hij/zij behoort voor dit specifieke vakken tot de instructieonafhankelijke leerlingen. In de praktijk kunnen deze kinderen toe met een korte instructie. Na toetsafname vullen de leerkrachten een lijst in waarin schoolbreed te zien is welke kinderen een A score hebben of zelfs een A+.( ver in en voorbij het grijze gebied) Scoort een lln. op drie opeenvolgende toetsen een A of ver in de A, dan betekent dat leerkracht en ZT de ontwikkeling van dit kind nader in beeld brengen. Hiervoor gebruikt school SiDi 3. Voor de lln. in groep 3 betekent dit dat Taal voor Kleuters en Rekenen voor Peuters en Kleuters daarin meegenomen wordt.
Wanneer een kind in instructiegroep 3 zit voor een bepaald vakgebied en er sprake is van verrijking op dat gebied voor dat kind heeft school het volgende te bieden: Compacting en verrijking binnen een vakgebied tijdens het regulier lesprogramma met korte instructie: Voor verrijking geldt materiaal op niveau van de lln. d.w.z. op een hoger niveau dan het gemiddelde groepsniveau. Ontwikkelingsmateriaal op hoogste niveau van het kind: - Leesboekjes op instructieniveau van het kind - Mozaiko voor groep 1-2-3 - Blok en bolwerk 2 voor groep 1 en 2 en 3 - Humpie Dumpie voor groep 3 - Speurneus voor groep 3-4 - Detective Denkwerk voor groep 4-5-6 - Mini informatie met opdrachtkaart voor groep 3-4 - Slimmeriken 1 en 2 voor jonge kinderen - Nieuwsbegrip op hoger niveau voor dit kind verwerken - Taal op Maat Meesterwerk op niveau kind - Lekker Lezen Leeskaarten op leesniveau kind - Uitbreidingspakket Lekker lezen AVI 1 t/m 4. Begrijpend Lezen: - Bakkaarten op hoogste niveau op papier. - Varia BL op niveau - Pico Piccolo - Maximo Logisch Denken - Teksten Nieuwsbegrip XL De weektaak voor deze lln: Vaste onderdelen van de weektaak zijn Spelling, WST en Zaakvakken. Hiermee doen ze met de groep mee. Het verrijkingsmateriaal zoals hierboven genoemd wordt opgenomen in de weektaak.
December 2015
Instructiegroep 4: Voor meer-/hoogbegaafde leerlingen in de groepen 5, 6, 7 en 8 ( We noemen deze groep Instructiegroep 4) zal een verrijkingsaanbod binnen het kader van de reguliere leerstof over het algemeen niet voldoende zijn en is er ook een aanbod buiten de reguliere leerstofonderdelen noodzakelijk. School heeft voor instructiegroep 4 van de bovenbouw ( groep 5 t/m 8) de volgende materialen aangeschaft: - Topklassers Vreemde talen Duits - Topklassers Vreemde talen Spaans - Topklassers Vreemde talen Frans - Topklassers Wiskunde deel 1 - Sterrenwerk Engels - Cultuur 1900-heden - Rekentijgers groep 7 - Rekentijgers groep 8 - www.acadin.nl - Camelot - Castle Logix - Logeo - Blok en Bolwerk - Acadin - Pittige Plustorens Instructiegroep 4 van de bovenbouw wil gaan werken met een leerling portfolio. Vanuit onze visie op onderwijs is ons streven om binnen de grenzen van een leerstofjaarklassensysteem onderwijs op maat aan te bieden. Dit zien we o.a. terug in de weektaak op maat voor ieder kind. Het leerling portfolio is in die zin te verstaan als “weektaak”. Lang niet alle hoogbegaafde leerlingen komen op school tot hoge prestaties. Veel hoogbegaafde leerlingen zullen in meer of mindere mate onderpresteren. Onderpresteren is dan ook een ongewenste situatie. School zal zich inspannen om onderpresteren te voorkomen. Daarvoor is kennis van dit fenomeen van doorslaggevend belang om ook tegemoet te kunnen blijven komen aan de onderwijsbehoefte van deze leerlingen. Onderpresteren definieert school als langdurig minder presteren dan op grond van iemands capaciteiten verwacht zou mogen worden. Uitgangspunt daarbij is dat een leerling met intellectuele capaciteiten op hoogbegaafd niveau in principe in staat moet zijn om zeer goede resultaten te behalen over de hele breedte van het onderwijsaanbod. Deze leerlingen behoren tot de beste 10 – 15 % leerlingen in de groep. Behalen zij over langere tijd gezien niet deze goede resultaten, dan is het zaak om te kijken waarom deze resultaten uitblijven. Het is daarbij belangrijk dat eventuele leerstoornissen, sociaal-emotionele problemen of fysieke oorzaken worden uitgesloten. Is er op dat gebied niets met de leerling aan de hand, dan is de diagnose onderpresteren op zijn plaats. De conclusie of er wel of niet sprake is van onderpresteren kan niet alleen getrokken worden op grond van de schoolprestaties. Het is belangrijk om de hele leerling in beschouwing te nemen voordat een diagnose gesteld wordt. Er zijn enkele algemene vuistregels te geven waarlangs gedacht kan worden om te bepalen of een leerling onderpresteert. Een goed hulpmiddel bij de signalering van onderpresteerders is een speciale checklist voor onderpresteerders. Zie hiervoor SiDi 3. Op een dergelijke checklist worden een aantal kenmerken genoemd die typerend zijn voor deze leerlingen. Natuurlijk hoeven niet alle
December 2015
kenmerken in dezelfde mate voor te komen maar uit deze lijst zijn wel goed dingen af te leiden. Hoe meer kenmerken aan een leerling toegekend kunnen worden, des te groter is de kans dat de leerkracht te maken heeft met een onder presterende leerling. Een onderpresterende leerling scoort hoog op zowel de positieve als de negatieve kenmerken. Leerlingen die alleen hoog scoren op negatieve kenmerken hebben duidelijk een probleem. Dit probleem heeft echter niet te maken met onderpresteren en dus is verder diagnostisch onderzoek bij deze leerling noodzakelijk. In het werken met onderpresterende leerlingen zal gezocht moeten worden naar de werkelijke reden van onderpresteren. In veel gevallen speelt een inadequaat leerstofaanbod een belangrijke rol maar ook andere oorzaken kunnen een rol spelen. Ook informatie van ouders is belangrijk. Zie SiDi 3. Een positieve relatie kind, ouders en school dragen bij tot een goede ontwikkeling van ieder kind. In schooljaar 2015-2016 gaat school zich hierin verder ontwikkelen. Met de talentbegeleider en teamleden zullen we het onderwijs aan meer- en hoogbegaafde kinderen beter vorm gaan geven. Het doel is om onderwijs op maat te bieden.
December 2015