Meedoen naar vermogen Beleidsplan Sociale Zaken 2012 – 2015
Gemeente Hilversum Dienst Inwoners, afdeling Sociale Zaken 11 oktober 2011
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 2
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 3
Inhoudsopgave
pagina
Samenvatting
5
Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1. Wet Werken naar Vermogen 1.2. Leeswijzer
9 9 10
Hoofdstuk 2: Programma Sociale Zaken 2.1. Visie, programmadoelstelling 2.2. Omgeving 2.3. Wetswijzigingen 2012 2.4. Ambitie gemeente 2.5. Financiële gevolgen
11 11 11 11 11 12
Hoofdstuk 3: Focus op werk 3.1. Klanten verdeeld in groepen 3.2. Focus op werk en werkgevers 3.3. Wat gaan we doen? 3.4. Hoe gaan we het doen? 3.5. Wat verandert er? 3.6. Wat kost het?
13 13 13 14 15 20 21
Hoofdstuk 4: Focus op participatie 4.1. Focus op werk 4.2. Focus op participatie 4.3. Focus op betaalbaarheid 4.4. Wat gaan we doen? 4.5. Hoe gaan we het doen? 4.6. Wat verandert er? 4.7. Wat kost het?
22 22 22 23 23 23 25 26
Hoofdstuk 5: Focus op betaalbaarheid 5.1. Wat gaan we doen? 5.2. Hoe gaan we het doen? 5.3. Wat verandert er? 5.4. Wat kost het?
27 27 27 29 30
Hoofdstuk 6: Samenwerkingsverbanden 6.1. Focus op werk 6.2. Focus op participatie 6.3. Focus op betaalbaarheid 6.4. Wat gaan we doen? 6.5. Hoe gaan we het doen? 6.6. Wat verandert er? 6.7. Wat kost het?
31 31 31 31 32 32 32 32
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 4
Hoofdstuk 7: Ondersteunend beleid 7.1. Handhaving 7.2. Schuldhulpverlening 7.3. Minimabeleid
33 33 40 47
Hoofdstuk 8: Doelgroepenbeleid 8.1. Jongeren 8.2. Inburgering 8.3. Volwasseneneducatie 8.4. Bestuursakkoord
51 51 55 58 60
Hoofdstuk 9: Organisatie 9.1. Organisatie 9.2. Risicoparagraaf
64 64 66
Hoofdstuk 10: Planning en Financiën 10.1. Planning 10.2. Recapitulatie financiën
68 68 69
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 5
Samenvatting Het belangrijkste beleidsdoel van Sociale Zaken is: Iedere Hilversummer doet naar vermogen mee! Dit beleidsplan bevat de uitwerking van het beleidsprogramma Sociale Zaken, het ondersteunende beleid en het doelgroepenbeleid tot 2015. Het beleid past in de uitgangspunten van het collegeprogramma 2010 – 2014 ‘De bakens verzetten’, waarin het college belang hecht aan het bevorderen van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. “Het behouden van of instroom naar werk vergroot de participatie en zelfstandigheid van inwoners”. We willen in Hilversum een redzame samenleving stimuleren. We stimuleren dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving en dat mensen perspectief hebben op werk en inkomen. In het beleid voor 2012 tot 2015 leggen we de focus op werk en werkgevers. We leggen de focus op participatie voor wie (nog) niet kan werken. Met dit beleid sluiten we aan op de Wet Werken naar Vermogen die in 2013 in werking treedt. De economische crisis en begrotingstekorten maken hervormingen en bezuinigingen noodzakelijk. Niet alleen landelijk, ook lokaal moet veel bezuinigd worden. Hilversum heeft in het visiedocument 'Zelfredzame samenleving, Hoogwaardige organisatie' beschreven hoe de doorontwikkeling naar een hoogwaardige en slanke organisatie tot stand komt: efficiënter werken, het reduceren van taken of eventueel taken niet meer uitvoeren. Het belangrijkste doel is om met minder middelen maximaal effect te behouden en te realiseren. Dit geldt in belangrijke mate ook voor Sociale Zaken, waar het budget voor re-integratie binnen enkele jaren tot een derde wordt verminderd en het budget voor inburgering zelfs volledig afgebouwd wordt. Daarom speelt niet alleen de focus op werk en op participatie een grote rol, maar ook de focus op betaalbaarheid. De ambities die in dit plan worden uitgesproken worden bekostigd uit de beschikbare financiële middelen.
Focus op werk Globaal is het klantenbestand te verdelen in drie segmenten: klanten die met geringe interventie meteen betaald werk kunnen verrichten (doel: werk), klanten die in principe kunnen werken maar moeite hebben met het vinden van werk (doel: primair werkritme opdoen) en klanten die te maken hebben met complexe problematiek (doel: primair levensritme opdoen). Mensen met betaald werk zijn het meest redzaam. Werk geeft mensen een gevoel van eigenwaarde en geeft mensen de gelegenheid om zich te ontplooien. Uitstroom en ook de schadelastbeperking zijn dan het meest structureel. Daarom komt de focus vóór alles op werk en werkgevers te liggen. Dit is in het belang van de klant, die is het meest gediend met een aanbod van werk. Wij onderhouden persoonlijk contact met werkgevers en werkgeversverenigingen en zetten in op het binnenhalen van vacatures. Werkgevers willen graag geschikt personeel, en meestal op korte termijn. Het is daarom van belang om flexibel en snel op die vraag in te kunnen spelen en goede werknemers te kunnen aanbieden. Daar is ook voor nodig dat wij onze klanten ècht goed kennen: wat zijn hun mogelijkheden, wat kunnen ze. We richten ons op het maken van een snelle match tussen klant en vacatures. Als de klant nog niet volledig voldoet aan het gewenste profiel, dan lossen we dat op door opleiding of begeleiding. We werken samen met partners die ons kunnen helpen
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 6
om de focus op werk te ondersteunen en versterken. Focus op participatie Een deel van onze klanten is niet, of nog niet, in staat om een betaalde baan te vinden. De oorzaak ligt in belemmeringen die heel verschillend kunnen zijn. Sommige belemmeringen kunnen in principe worden opgelost, zoals geen of verouderde werkervaring, een gebrek aan opleiding of ernstige schuldproblemen. Andere problemen, zoals chronische ziekte of een persoonlijkheidsstoornis zijn meestal onoplosbaar. Voor het deel van deze groep dat nog niet in staat is om betaald werk te vinden, maar in feite wel in staat is om te werken, regisseren we de ontwikkeling van maatschappelijke banen. Hiermee leveren klanten een tegenprestatie voor de uitkering en daarmee een bijdrage aan de samenleving en doen werkritme op. Tegelijkertijd kunnen hiermee een aantal maatschappelijke doelen, die door bezuinigingen niet meer of nog beperkt mogelijk zijn, worden gerealiseerd. De bezuinigingen hebben namelijk ook een effect op buurtvoorzieningen en welzijnsinstellingen. Maatschappelijke banen moeten nog worden ontwikkeld en dat doen wij door gebruik te maken van het netwerk van instellingen, lokaal of regionaal. Klanten kunnen bijvoorbeeld ingezet worden voor zorg en ondersteuning, bibliotheek, school, vervoer, hulp bij de financiële administratie, klussen in de buurt, boodschappen doen. Dat kan in wijk en buurt, maar ook in zorginstellingen, ziekenhuizen en dergelijke. Het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering wordt vanaf 2012 in de WWB verplicht. Klanten die – waarschijnlijk blijvend – niet in staat zijn om te werken, worden geactiveerd om nog wel mee te doen in de maatschappij (het behouden of bevorderen van levensritme). Wij vragen daarvoor een inspanning van de maatschappelijke dienstverleners. We ontwikkelen een overzicht van alle producten en diensten en een goede methode voor doorverwijzing. Voor de groep klanten met complexe problematiek (psychische problemen, ernstige verslaving, dakloos, grote schulden of – meestal – een combinatie daarvan) ontwikkelen we een pakket van diensten om een aantal basale levensbehoeften te kunnen garanderen: eten en drinken, dak boven het hoofd, financiën op orde (schuldhulpverlening) en sociale contacten (‘meedoen’). Focus op betaalbaarheid De bezuinigingen van het Rijk en de Wet Werken naar Vermogen hebben ingrijpende gevolgen voor de financiële middelen. Het Participatiebudget wordt in enkele stappen teruggebracht tot een derde van het budget 2011, het budget voor Inburgering stopt volledig in 2013 en de tijdelijke gelden voor het Actieplan Jeugdwerkloosheid vervallen per 1 januari 2012. De hogere ambitie voor schuldhulpverlening gaat niet vergezeld van meer geld. Ook voor de gemeente hebben de bezuinigingen gevolgen. Hilversum biedt hoogwaardige dienstverlening en faciliteert inwoners om zelfredzaam te zijn in plaats van dat de gemeente voor alles zorgt. Een slankere organisatie betekent ook minder vaste formatie: het stroomlijnen van processen, digitalisering, e-dienstverlening kunnen helpen om verminderde menskracht op te vangen en de betaalbaarheid te vergroten. Sociale Zaken neemt maatregelen om de uitgaven te beheersen en effectiever en efficiënter te opereren. We stellen voor onszelf een limiet aan de budgetten, waardoor het mogelijk wordt om - op professionele wijze - op de budgetten te sturen. We passen forecasting toe: we spelen tijdig in op de toekomstige vraag, de bijbehorende uitgaven en inzet van menskracht.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 7
De betaalbaarheid wordt tevens vergroot door werk aan de poort te laten prevaleren. De bijstand is het vangnet voor uitsluitend diegenen die (tijdelijk) niet in staat zijn om te werken. De klant moet zich na de eerste melding eerst vier weken actief inspannen om werk te vinden. Re-integratie instrumenten worden alleen nog maar ingezet als er een directe relatie is met werk. Handhaving wordt ingezet op basis van een analyse van het risico op regelovertreding en daarmee het risico op fraude. Op organisatiekosten wordt bespaard door gebruik te maken van digitale toepassingen, e-dienstverlening en efficiënte inrichting van processen. Van samenwerkingsverbanden wordt beoordeeld of zij toegevoegde waarde hebben voor de focus op werk, participatie en daarnaast de betaalbaarheid. Ondersteunend beleid Ter ondersteuning van de focus op werk, participatie en betaalbaarheid wordt ook het beleid voor handhaving, schuldhulpverlening en minima aangepast. Ook voor handhaving verschuift het accent op het rechtmatig verstrekken van uitkering naar het accent op werk. Werk gaat voor uitkering. Fraudevorderingen kunnen onder voorwaarden deels worden kwijtgescholden als dit een belemmering is voor werk. We passen ‘controle op maat’ toe: de inzet van menskracht wordt gebaseerd op het risico op fraude. Op het voorkomen van schulden, ontstaan door onterechte uitkering, en het toepassen van sancties als niet aan de verplichtingen wordt voldaan blijven we inzetten. Ook in de schuldhulpverlening passen we de inzet van dienstverlening aan op de ernst van de problemen. Er komen drie pakketten: het basispakket, het uitgebreid pakket en het pluspakket. Daarnaast kan ook het ‘schuldhulpmaatje’ worden ingezet, uitgevoerd door opgeleide vrijwilligers van kerkelijke en maatschappelijke organisaties. Bij preventie wordt specifiek aandacht besteed aan jongeren, omdat dat een groep is met een groeiende schuldenproblematiek. Voor preventie werken we samen met diverse andere partijen. Verder onderzoeken we enkele maatregelen die een kostenbesparing kunnen opleveren, zoals digitalisering van het aanmeldingsproces en de mogelijkheid van bijdragen in de kosten door maatschappelijke partners, die baat hebben wij schuldhulpverlening. Bij het minimabeleid willen we met name inzetten op kinderen. Meedoen op school en aan schoolactiviteiten zorgt ervoor dat kinderen zich sociaal en qua kennis goed ontwikkelen, zodat hun kansen op werk worden vergroot. Doelgroepenbeleid Enkele groepen worden in dit beleidsplan uitgelicht, de redenen hiervoor zijn voornamelijk ontwikkelingen in de dienstverlening of de financiering. Het gaat om respectievelijk jongeren, inburgeraars en educatie voor volwassenen. Het Actieplan Jeugdwerkloosheid loopt per 1 januari 2012 af. Wel is voor jongeren in 2012 nog ESF subsidie beschikbaar. Ook het beleid voor jongeren krijgt een meer stimulerend en faciliterend karakter, bedoeld om jongeren primair aan het werk te helpen of een opleiding te laten volgen. Met ingang van 2013 is inburgering een verantwoordelijkheid van de individuele burger. Ook de kosten van inburgering komen dan voor eigen rekening. Inburgering wordt dan voor wat betreft Sociale Zaken nog uitsluitend gezien in het licht van werk of participatie. Gemeenten ontvangen in 2012 nog een beperkt budget, na 2013 niet meer. Trajecten worden in
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 8
2011 en 2012 tot een minimum beperkt, omdat de financiële verplichtingen daarvan nog tot 2015 doorlopen en vanaf 2013 uit het Participatiebudget voor re-integratie moeten worden bekostigd. Middelen voor (volwassenen)educatie vormen ook een onderdeel van het Participatiebudget. Tot en met 2012 zijn gemeenten verplicht deze middelen te besteden bij het ROC. Nog onbekend is wat het Rijk beslist na 2012 over de omvang en eventuele bestedingsverplichtingen. van deze middelen. Het ROC bekostigt met dit budget alfabetisering van anderstaligen en het verlagen van laaggeletterdheid bij Nederlands- en anderstaligen. In het Bestuursakkoord wordt het takenpakket van gemeenten versterkt, met name door de decentralisaties op het terrein van werk, zorg en jeugd. Met ingang van 1 januari 2013 komt er één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt: de Wet Werken naar Vermogen (WWnV). De WWB, WSW en Wajong worden in deze regeling samengevoegd. In de aanloop naar de WWnV wordt met ingang van 2012 de WWB aangescherpt. De uitkeringsverstrekking als zodanig blijft ongewijzigd, echter de voorwaarden om voor een uitkering in aanmerking te komen worden strenger en werk staat voorop. Met de aanscherping van de wet wordt al voor 80% invulling gegeven aan de uitgangspunten van de Wet Werken naar Vermogen, die in 2013 ingaat. In dit plan vormen deze uitgangspunten mede de basis. De drie genoemde decentralisaties vanuit het Rijk geven een grote impuls aan een steeds meer integrale benadering, die gericht is op activering en participatie. Hiermee ontstaat ook steeds meer samenhang met de beleidsterreinen jeugd, onderwijs en taakvelden van de WMO. De doelgroepen van deze beleidsterreinen overlappen elkaar voor een deel. Wij zullen hiervoor nadrukkelijk samenwerken met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling. Organisatie, risico´s en financiën De organisatie van de afdeling Sociale Zaken en de samenwerkingsverbanden intern en extern gemeente gaan veranderen. De interne organisatie van Sociale Zaken wordt platter en er komt een toegerust tactisch niveau (projecten) dat alle ontwikkelingen die komen ook kan verwerken. Het grootste risico dat wij voorzien is het financiële risico. Dit hangt samen met onvoorspelbare ontwikkelingen in het Inkomensdeel van de WWB en de financiële effecten van de decentralisaties. Uiteraard bereiden we ons hier op voor. De financiën tot slot. De met dit beleidsplan samenhangende kosten passen binnen de begroting 2012. Daarmee is het voor 2012 budgetneutraal. 2013 En verder is nu, vanwege alle omvangrijke veranderingen, niet in te schatten. Dit wordt bepaald wanneer er meer helderheid over die ontwikkelingen is. Dat gebeurt begin volgend jaar. Dit beleidsplan wordt gevolgd door een uitvoeringsplan waarin dit beleid in concrete acties wordt weggezet.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 9
Hoofdstuk 1: Inleiding In het beleidsprogramma van Sociale Zaken voor 2012 is als belangrijkste beleidsdoelstelling opgenomen: “Iedere Hilversummer doet naar vermogen mee! Het beoogd maatschappelijk effect is een redzame samenleving. Het uitgangspunt daarbij is dat iedere Hilversummer naar vermogen meedoet en dat het beleid voor de gemeente betaalbaar blijft. Sociale Zaken stimuleert dat zoveel mogelijk mensen deelnemen aan de samenleving en investeert in mensen als dit aantoonbaar leidt tot meedoen naar vermogen. Sociale Zaken zorgt er ook voor dat de uitvoering binnen de daarvoor bedoelde budgetten blijft.” Dit beleidsplan bevat de uitwerking van het programma, het ondersteunende beleid en doelgroepenbeleid en omvat het beleid tot 2015. Met name de vraag ‘Hoe gaan we het doen’ is in het plan uitgewerkt op hoofdlijnen. De precieze invulling en bijbehorende planning wordt uitgewerkt in een tactisch-operationeel plan, in overleg met de betrokken medewerkers en alle andere partijen die hierbij nodig zijn.
1.1. Wet Werken naar Vermogen Gemeenten krijgen met ingang van 2013 te maken met een aantal decentralisaties, waaronder Werken naar vermogen, begeleiding AWBZ en Jeugdzorg. De belangrijkste decentralisatie voor Sociale Zaken is ‘Werken naar vermogen’. Met ingang van 1 januari 2013 worden de WWB, WSW en Wajong hervormd en tot één regeling, de Wet Werken naar Vermogen (WWnV), samengevoegd. Voorafgaand aan de WWnV wordt de WWB met ingang van 1 januari 2012 aangescherpt: een aantal voorwaarden voor het in aanmerking komen voor een uitkering worden strenger. De gedachte achter de WWnV is, dat iedereen zo veel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving en dat mensen perspectief hebben op werk en inkomen. Aan de andere kant moet voor mensen die niet kunnen werken wel gezorgd worden voor bestaanszekerheid. De krapte op de arbeidsmarkt die in de toekomst gaat ontstaan, doordat veel ouderen met pensioen gaan en minder jongeren de ontstane vacatures kunnen opvullen, biedt een goede mogelijkheid om onze klanten naar werk te kunnen bemiddelen. Tegelijkertijd maken de economische crisis en begrotingstekorten hervormingen en bezuinigingen noodzakelijk. Niet alleen landelijk, ook lokaal moet veel bezuinigd worden. Dit geldt in belangrijke mate ook voor Sociale Zaken, waar het budget voor re-integratie binnen enkele jaren tot een derde wordt verminderd en het budget voor inburgering zelfs volledig afgebouwd wordt. Daarom speelt niet alleen de focus op werk en op participatie, maar ook de focus op betaalbaarheid een grote rol. We willen in Hilversum een redzame samenleving stimuleren. Werken in een betaalde baan maakt mensen het meest redzaam. In het beleid voor 2012 tot 2015 leggen we de focus op werk en werkgevers. We leggen de focus op participatie voor wie (nog) niet kan werken. Daarmee sluiten we met dit beleidsplan aan op de nieuwe wetgeving, zowel de aangescherpte WWB per 2012, als de nieuwe Wet Werken naar Vermogen per 2013.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 10
De voorbereiding op de WWnV bestaat uit drie onderdelen: 1. Het Beleidsplan 2012 – 2015: Meedoen naar vermogen. In het beleidsplan wordt het beleidsprogramma Sociale Zaken, het ondersteunende beleid en het doelgroepenbeleid beschreven en uitgewerkt. Het beleidsplan wordt uitgewerkt in een tactischoperationeel plan, met bijbehorende planning. 2. De Veranderagenda richt zich voornamelijk op de organisatie: waarom, welke, hoe en volgorde waarin we ambities en beleid gaan realiseren. 3. Het implementeren van wetswijzigingen. Dit onderdeel richt zich vooral op de technische wetswijzigingen (de aanscherping van de huidige WWB en de Wet Werken naar Vermogen) en de implementatie daarvan in de uitvoering. De wetswijzigingen werken door in vrijwel alles: verordeningen, beleid, beleidsregels, ICT, processen, instructies, documenten, informatieverstrekking.
1.2. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de integrale tekst van het programma 2012 van Sociale Zaken weergegeven. De belangrijkste beleidselementen hierin zijn de focus op werk, de focus op participatie en de focus op betaalbaarheid. Deze onderdelen vormen de rode draad. De opbouw van elk hoofdstuk is steeds dezelfde: Wat betekent de focus op werk, focus op participatie en focus op betaalbaarheid, gevolgd door wat we gaan doen en hoe we het gaan doen. Vervolgens gaan we in op wat er verandert, wat het kost, wanneer we het doen en welke besluiten nodig zijn. De focus op werk is uitgewerkt in hoofdstuk 3, de focus op participatie in hoofdstuk 4 en de focus op betaalbaarheid is uitgewerkt in hoofdstuk 5. Van de samenwerkingsverbanden geven wij in hoofdstuk 6 aan dat beoordeeld wordt of zij een bijdrage leveren aan de doelstellingen werk, participatie en betaalbaarheid. Om de doelstelling te bereiken is ondersteunend beleid noodzakelijk in de vorm van handhaving, schuldhulpverlening en minimabeleid. Dit beleid is uitgewerkt in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt aandacht gegeven aan een aantal doelgroepen: jongeren, inburgeraars, volwasseneneducatie. Ook geven we in dit hoofdstuk inzicht in de veranderingen die de Wet Werken naar Vermogen met zich meebrengt. Vanaf 2013 worden de WWB, WSW en Wajong samengevoegd. Ook in deze hoofdstukken is de opbouw steeds dezelfde als in de eerdere hoofdstukken, met de nadruk op wat het ondersteunende beleid bijdraagt aan werk, participatie en betaalbaarheid. In hoofdstuk 9 geven wij aan wat de effecten zijn voor de organisatie en welke sturing noodzakelijk is. In hoofdstuk 10 volgt een recapitulatie van de planning en de financiën.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 11
Hoofdstuk 2: Programma Sociale Zaken Sociale Zaken heeft voor 2012 het volgende programma opgesteld: 2.1. Missie/programmadoelstelling De doelstelling van dit programma is het stimuleren van een redzame samenleving. Het uitgangspunt daarbij is dat iedereen naar vermogen meedoet. Iedere inwoner van Hilversum heeft een eigen verantwoordelijkheid om naar vermogen mee te doen en voor zijn eigen ontwikkeling daarin. Sociale Zaken stimuleert dat zoveel mogelijk en faciliteert de redzaamheid van de Hilversummers door educatie, schuldhulpverlening en minimaregelingen. De Wet Werk en Bijstand is daarbij het vangnet voor degene die niet of niet helemaal in staat is in het eigen levensonderhoud te voorzien en is zoveel mogelijk als tijdelijke voorziening bedoeld.
2.2. Omgeving Het rijk streeft naar een compacte en slagvaardige overheid met een doelmatige taakverdeling. Om die reden heeft het kabinet in het regeerakkoord besloten tot een aantal decentralisaties. Het rijk staat daarbij voor de opgave om de overheidsfinanciën op orde te brengen. Ook de decentralisaties gaan daarom gepaard met forse bezuinigingen. Er komt per 1 januari 2013 één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, die de WWB, Wajong en de WSW hervormt: de Wet Werken naar Vermogen (WWnV). De invoering van de heeft vanwege de voorbereidingen al in 2012 veel effect op bestaande wetgeving en het gemeentelijk beleid.
2.3. Wetswijzigingen 2012 In de aanloop naar de WWnV wordt in 2012 de WWB op een aantal onderdelen al aangescherpt. De Wet Investeren in Jongeren wordt samengevoegd met de Wet Werk en Bijstand. Er komt een wachttijd van vier weken na de melding voor een bijstandsaanvraag voor jongeren onder de 27 jaar. Zij moeten eerst actief op zoek gaan naar werk of opleiding voordat zij een uitkering kunnen aanvragen. Gemeenten krijgen de mogelijkheid om een tegenprestatie te vragen van mensen met een uitkering, er wordt een scherpere inkomensnorm voor gezinsbijstand gehanteerd (de zogenoemde huishoudtoets), alleenstaande ouders moeten sneller aan het werk. Ook komt er een algemene inkomensgrens voor de verstrekking van inkomensondersteunende voorzieningen van maximaal 110% van het wettelijk minimumloon. De Wet Werk en Inkomen Kunstenaars (WWIK) wordt per 1 januari 2012 afgeschaft. De kaderwet schuldhulpverlening wordt in 2012 juist ingevoerd, waarbij ook hier het budget kleiner wordt. (oktober 2011: wetsvoorstel in behandeling bij Tweede Kamer)
2.4. Ambitie gemeente Niet alleen de landelijke, maar ook de lokale overheid moet veel bezuinigen. De formatie van de afdeling Sociale Zaken zal daarom het komende jaar sterk teruglopen. De forse bezuinigingen met ingang van 2012 op met name het participatiebudget, maar ook de bezuinigingen in het kader van ‘slank en hoogwaardig’, betekenen dat keuzes moeten worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld het participatiebeleid niet meer in dezelfde omvang worden uitgevoerd en wordt het teruggebracht naar de essentie: participatiebudget wordt alleen nog gericht ingezet om hiaten in de vaardigheden van een werknemer ten opzichte van de vacature-eisen op te lossen.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 12
2.5. Financiële gevolgen De financiële gevolgen zijn ingrijpend. Het participatiebudget wordt in 2012 gehalveerd en daarna tot een derde deel teruggebracht, het budget voor inburgering stopt volledig in 2013, de tijdelijke gelden voor het Actieplan Jeugdwerkloosheid vervallen per 1 januari 2012. Het I-deel, het budget om bijstandsuitkeringen te betalen, krimpt naar verwachting verder. Duidelijk is dat het niet meer kan zoals het tot nu toe is gegaan. Wij bundelen de beschikbare krachten en richten ons niet meer op de verschillende beleidsdoelen afzonderlijk, maar beperken ons tot één integraal beleidsdoel: meedoen naar vermogen.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 13
Hoofdstuk 3: Focus op werk Mensen met betaald werk zijn het meest redzaam. Niet alleen in financiële zin; werk zorgt voor een gevoel van eigenwaarde en spoort mensen aan om zich verder te ontplooien. Bovendien is de uitstroom en ook de schadelastbeperking dan het meest structureel. Een vraaggerichte benadering van werkgevers blijkt het meest effectief te zijn om mensen aan het werk te krijgen. Daarom komt de focus vóór alles te liggen op werk en werkgevers.
3.1. Klanten verdeeld in groepen Globaal kan het klantenbestand worden verdeeld in drie segmenten: - de klant kan met geringe interventie aan het betaald werk (eerste segment). Het doel is werk. Voor deze klanten ligt de focus op werk en werkgevers. Wij matchen de klant met een vacature en als er eventueel nog enkele vaardigheden ontbreken zorgen wij voor een oplossing in de vorm van gerichte scholing. - de klant kan in principe werken maar heeft moeite met het vinden van werk (tweede segment) door leeftijd, verouderde werkervaring, een tekort aan opleiding of andere problemen. Het doel is werkritme opdoen. Voor deze klanten ligt de focus op meedoen door middel van het verrichten van werk met maatschappelijke waarde, met als doel de kansen op betaald werk te vergroten. - de klant heeft te maken met complexe problematiek (derde segment). Het doel is levensritme opdoen. Voor deze klanten ligt de focus allereerst op zelfredzaamheid: het leven ‘op orde’ hebben en een sociaal netwerk om zich heen. Uiteraard is de scheidslijn niet altijd heel scherp en de groepen lopen soms in elkaar over. Problemen kunnen per definitie bij elke klant voorkomen. In welke mate de problemen een belemmering vormen om aan het werk te gaan is bepalend voor de aanpak op individueel niveau. De hoofddoelstelling is om mensen aan het werk te helpen. Als dat (nog) niet kan, is de doelstelling dat zij zoveel mogelijk meedoen in de samenleving en aan die samenleving een bijdrage leveren. De groep mensen die misschien blijvend niet in staat is om aan betaald werk te komen mag niet vereenzamen. Hilversummers blijven meedoen. Zo nodig zorgen wij ervoor dat zij worden ondersteund in het (verbeteren van het) persoonlijk functioneren in de woon- en leefsituatie. Het hebben van een sociaal netwerk, een stabiele woonsituatie, sociale vaardigheden, hulp bij de opvoeding van kinderen en bevordering van de gezondheid dragen bij aan het functioneren. In dit hoofdstuk gaat het om de focus op werk en werkgevers, voor het eerste segment van het klantenbestand. Hoofdstuk 4 gaat in op de focus op participatie, voor het tweede en derde segment van het klantenbestand.
3.2. Focus op werk en werkgevers Recent schetste het CBS nog het beeld dat de vraag naar arbeid na het eerste kwartaal van 2010 aan het herstellen is. Door de economische groei en doordat werknemers naar verwachting weer vaker van baan wisselen, groeit het aantal vacatures in 2011 en daarna. De pensionering van de ‘babyboomers’ en de krimp van de beroepsbevolking, kan een positief effect hebben op de vraag naar arbeid in de komende jaren. Dit beeld wordt wellicht naar aanleiding
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 14
van recente berichten over het voortduren van de crisis en de nog tegenvallende groei van de economie bijgesteld. Wel is duidelijk dat als er met de vergrijzing meer arbeidsplaatsen openvallen en er een eind komt aan de groei van de beroepsbevolking, dit nog niet betekent dat er voor onze klanten automatisch werk beschikbaar komt. Dat heeft te maken met het niet (volledig) kunnen voldoen aan de eisen die het werk aan ze stelt. Juist hier ligt een rol voor Sociale Zaken: het opbouwen van een goede relatie met werkgevers, het binnenhalen van vacatures en het opvullen van een eventueel hiaat tussen bestaand en gewenst profiel van de kandidaat voor de vacature. Uit onderzoek onder werkgevers (mei 2011) van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI): ‘Re-integratiemarktanalyse 2011’ blijkt, dat bijna de helft van de werkgevers mogelijkheden ziet tot het aannemen van iemand met een (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Vijf procent van de werkgevers zegt vrijwel zeker iemand uit deze groep aan te nemen in de komende drie jaar. De kans op een succesvolle re-integratie is groter bij werkgevers die al ervaring hebben met re-integratie. Factoren die bepalend zijn voor het succes van bemiddeling: - Werkgevers waarderen persoonlijke dienstverlening (vast contactpersoon, persoonlijk contact). De bestaande persoonlijke contacten met werkgevers moeten daarom worden onderhouden. - Werkgevers willen geschikt personeel en zoeken voor lagere en middelbare functies doorgaans op een regionale of lokale markt. Gedegen kennis van de vraag van werkgevers en hun wensen, en het inspelen op sectorale mogelijkheden is dus essentieel voor het ontwikkelen van optimale dienstverlening. - Werkgevers vinden met name de mate waarin dienstverleners in staat zijn kandidaten te leveren die voldoen aan hun wensen van belang. Daarbij is snelheid van handelen essentieel. De personeelsbehoefte is vaak urgent. De ‘Focus op werk’ heeft (in eerste instantie) betrekking op de klanten die in aanmerking komen voor toeleiding naar werk. In het geval van een echtpaar of samenwonenden is per uitkering, ook nu al sprake van een arbeidsverplichting voor beide personen. Met ingang van 1 januari 2012 is een wetswijziging WWB voorzien, waarbij een toets op het huishoudinkomen wordt ingevoerd. Als een echtpaar met bijvoorbeeld twee volwassen kinderen een uitkering aanvraagt, en geen van allen heeft werk of inkomen, krijgen alle gezinsleden in principe de arbeidsverplichting opgelegd. Heeft een van de gezinsleden wel een inkomen, dan bestaat vanaf 2012 geen recht meer op bijstand of wellicht een aanvullende uitkering op het aanwezige gezinsinkomen. (De wet maakt hierop enkele uitzonderingen: als bewijsbaar mantelzorg wordt gegeven en bij een inkomen uit studiefinanciering.) Door deze wetswijziging zal daarom het aantal personen met een arbeidsverplichting stijgen. Het effect van onze actieve bemiddelingsrol zal dit aantal doen afnemen. Per saldo blijft dan het aantal te bemiddelen personen gelijk. Door de toets op het huishoudinkomen zal het aantal uitkeringen dalen. Het onderzoek hiernaar is in voorbereiding en wordt gestart zodra de definitieve wetsbepalingen bekend zijn.
3.3. Wat gaan we doen? - We richten de focus op werk en werkgevers. Werk en werkgevers staan centraal. De afdeling Sociale Zaken ontwikkelt zich daarom de komende jaren tot een re-integratie bemiddelaar, die zelf een actieve rol speelt in het bij elkaar brengen van vraag en
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 15
-
aanbod op (een deel van) de arbeidsmarkt. We zetten sterk in op ‘relatiemanagement’: de contacten met werkgevers worden sterk geïntensiveerd en wij profileren ons nadrukkelijk als bemiddelaar. Wij willen een snelle match maken tussen vacature en klant. Om dat te kunnen doen is het van belang dat we de vraag (de werkgevers en hun vacatures) goed kennen en het aanbod (de klanten) goed in beeld hebben.
3.4. Hoe gaan we het doen? Om de focus op werk en werkgevers te leggen gaan we: a. Een accountorganisatie inrichten. b. Het aanbod goed in beeld brengen. c. Bemiddelingsactiviteiten ondernemen. d. Een flexibele en prestatiegedreven werkwijze ontwikkelen. e. De focus op werk al inzetten ‘aan de poort’. f. Samenwerken met relevante partners. g. Social return zo veel mogelijk toepassen. Onderstaand een toelichting op deze acties: a. Inrichten accountorganisatie Sociale Zaken richt een accountorganisatie in, die voorziet in persoonlijk contact met relevante werkgevers en sectoren. De ingerichte accountorganisatie stelt ons in staat om een netwerk met werkgevers en partners op te bouwen en te onderhouden (relatiemanagement). Wij spreken actief de werkgeversplatforms aan. Een succesvolle relatie met de werkgevers wordt opgebouwd door een steeds terugkerend contact. Medewerkers: - bezoeken met regelmaat werkgevers in relevante sectoren. - geven presentaties bij werkgeversorganisaties en ondernemersvereningingen over de dienstverlening (bemiddeling). - inventariseren tegelijkertijd wat de behoeften en wensen van werkgevers zijn met betrekking tot aan te trekken personeel. - zijn professionals met handelingsvrijheid om tussen werkgever en kandidaat een match te maken, de kandidaat te begeleiden en een oplossing te bieden als de kandidaat nog niet volledig voldoet aan het gewenste profiel. Aan de werkgevers kunnen voordelen worden geboden om klanten in dienst te nemen. Dit kunnen financiële voordelen zijn, bijvoorbeeld premies of een korting op leges of precario, opgelegd door de gemeente. Ook kan de gemeente zich nog op andere wijze inspannen om een bedrijf op andere manieren te behouden voor de lokale of regionale arbeidsmarkt en tegemoetkomingen bieden. b. Aanbod in beeld Om goed in te kunnen spelen op de vraag op de arbeidsmarkt is het uiteraard van belang het aanbod - onze klanten - goed in beeld te hebben. We moeten de klant ècht kennen. De competenties van de klant, in termen van arbeidsmarktrelevantie (opleiding, werkervaring, beroep etc.), moeten daarom up-to-date en inzichtelijk gemaakt worden. Dit stelt ons vervolgens in staat geschikte kandidaten gericht en snel te matchen met de vacatures die worden binnengehaald of gemeld. Dit betekent een inhaalslag die we projectmatig willen uitvoeren.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 16
c. Bemiddelingsactiviteiten Om vraag te creëren en om de bemiddelende rol te benadrukken, ontvangen werkgevers met regelmaat een aanbodsmailing. Hierin worden klanten (anoniem) als potentiële werknemers gepresenteerd. Werkgevers worden bovendien een paar keer per jaar uitgenodigd voor ‘speeddates’ met klanten. Medewerkers van Sociale Zaken halen vacatures op bij werkgevers. Bij concrete vacatures maken zij een voorselectie van geschikte kandidaten en dragen die voor bij de werkgever. Sociale Zaken begeleidt het sollicitatieproces tot de vacature is vervuld. De vervulling van een vacature betekent niet dat de begeleiding stopt. Als de klant niet geheel kan voldoen aan de vereisten van de functie, dan zorgen wij voor een goede aansluiting door gericht in te zetten op de ontbrekende kennis en vaardigheden. Werkgever en klant blijven in beeld, begeleiding blijft beschikbaar als onderdeel van de opgebouwde relatie met de werkgever. Een klant past prima in het functieprofiel van de vacature voor lasser bij een staal- en constructiebedrijf. Hem ontbreekt echter het vereiste certificaat voor TIG lassen. Door interventie van Sociale Zaken wordt de klant, die al twee jaar een WWB uitkering heeft, toch aangenomen. Sociale Zaken zorgt ervoor dat hij het certificaat haalt en financiert dit. Als een kandidaat herhaaldelijk niet succesvol is bij het solliciteren dan zou dat kunnen duiden op structureel ongewenst gedrag gerelateerd aan ‘niet willen’. In de praktijk bleek dit vaak moeilijk hard te maken en dus moeilijk te sanctioneren. Doordat we nu een actieve rol in de bemiddeling gaan spelen kunnen we zelf – op basis van informatie van zowel werkgever als klant - beter beoordelen of het negatief resultaat van een sollicitatie de klant te verwijten is en hem in dat geval sanctioneren door middel van een korting op de uitkering. Het ‘niet willen’ werken zou ook kunnen duiden op regelovertreding, met andere woorden de klant heeft een ‘hoog risico profiel’. De nieuwe methodiek van ‘analyse gestuurde dienstverlening’ (zie ook het onderdeel 7.1. Handhaving) stelt ons in staat extra controle op die klant in te zetten en zodoende eventuele fraude aan het licht te brengen.
d. Flexibel en prestatiegedreven Omdat het van belang is om flexibel en snel in te kunnen spelen op de personeelsbehoefte van werkgevers krijgen medewerkers een grote mate van handelingsvrijheid. Handelingsvrijheid betekent dat medewerkers – binnen van tevoren afgesproken kaders – zelf kunnen beslissen over welke inzet we gaan plegen bij het geschikt maken van een kandidaat voor een vacature, met name als het gaat om de inzet van Participatiebudget. Het belang om te presteren krijgt meer nadruk door met de professionals in de re-integratiebemiddeling targets af te spreken, zowel individueel als per groep. De targets hebben betrekking op het binnenhalen en invullen van vacatures en het realiseren van uitstroom uit de uitkering. Deze targets komen in overleg tot stand en zijn realistisch.
e. Focus op Werk aan de poort De klant meldt zich bij het Werkplein en krijgt dan een ‘poortgesprek’ met een medewerker (klantmanager) van Sociale Zaken. In dit poortgesprek staat werk centraal. We gaan niet uit
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 17
van wat de klant niet kan, we gaan uit van wat de klant wel kan. Voor de beoordeling gaan we bij voorkeur gebruik maken van een methode. Het toepassen van een methode draagt bij aan een objectieve beoordeling en mogelijkheid tot sturing. Er zijn voor dit doel enkele (geautomatiseerde) ‘tools’ op de markt, hieruit moet nog een keus gemaakt worden en de haalbaarheid (investering en opbrengst) moet beoordeeld worden. We stellen vast wat de competenties van de klant zijn. Daarnaast maakt de klantmanager – de professional – zijn eigen inschatting. De uiteindelijke beoordeling komt tot stand door deels het hanteren van een uniforme werkwijze via de ‘tool’, deels door de professionaliteit van de klantmanager. De uiteindelijke afwegingen van de klantmanager zijn bepalend. Hier ligt ook weer een relatie met de drie te onderscheiden groepen in het klantenbestand (zie 3.1.) waarbij het doel werk is, werkritme of levensritme opdoen. In het poortgesprek vertellen we de klant dat hij zich eerst gedurende vier weken moet inspannen om zelf werk te vinden. Deze zoektermijn is niet vrijblijvend, er is een verplichting aan gekoppeld. Klanten moeten zich in de periode van vier weken zoektermijn twee maal per week melden bij het Werkplein bij de werkadviseurs en jobhunters. De klant moet tevens - (eventueel met ondersteuning van Sociale Zaken) een goed CV maken, - zich inschrijven bij uitzendbureaus, - minimaal 5 keer per week schriftelijk, digitaal dan wel telefonisch solliciteren. - zoeken naar geschikte vacatures bij het werkgeversservicepunt - verplicht aanwezig zijn bij ‘speeddatesessies’ en andere activiteiten ter ondersteuning van het vinden van een baan. Er is ruimte voor individualisering, maar de bovengenoemde voorwaarden gelden als norm. Klanten krijgen de afspraken op papier mee. In het poortgesprek wordt standaard een schuldencheck gedaan. Ook wijzen wij de klant op het Info loket Rondkomen en de informatie die men daar geeft over de diverse minimaregelingen. Gedurende de vier weken zoektijd laten we de klant niet los. Hij komt een aantal dagdelen per week naar het Werkplein voor ondersteuning bij het maken van een CV of het solliciteren. De jobhunter leg met de klant contact om hem te matchen met vacatures. De klantmanager spreekt de klant elke week om de sollicitaties door te nemen, hem zonodig te adviseren en om te beoordelen of de klant aan zijn verplichtingen voldoet. Alle klanten moeten dus eerst vier weken actief op zoek gaan naar werk voordat zij een uitkering kunnen aanvragen. De enkele uitzondering hierop is de klant die meteen overduidelijk niet in staat om te werken of zelfs niet toe is aan het opdoen van werkritme. In dat geval kijkt de klantmanager wat nodig is aan ondersteuning. Als de klant na vier weken, ondanks dat hij voldoende actief heeft gesolliciteerd, er nog niet in geslaagd is om werk te vinden volgt een intakegesprek. Als er recht op uitkering bestaat, wordt deze toegekend vanaf de datum van de eerste melding. Als de klant zich niet aan de opgelegde verplichtingen houdt en zich onvoldoende heeft ingespannen om werk te vinden, wordt een maatregel (korting op de uitkering) opgelegd.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 18
In de periode tussen poortgesprek en intakegesprek vindt een onderzoek naar het eventuele recht op uitkering plaats. Dit doet de medewerker handhaving door via de beschikbare (digitale) systemen een screening uit te voeren op de gegevens van de aanvrager. In het intakegesprek bestaat dan al een nagenoeg volledig beeld van de aanvrager en kan zich daarom geheel richten op het gesprek. Mensen met een WW-uitkering die afloopt roepen we op voor een voorlichtingsbijeenkomst met als doel om de ‘doorstroom’ vanuit de WW-uitkering naar de WWB zoveel mogelijk tegen te gaan. Dit doen we drie maanden voor het einde van de WW-uitkering. In de bijeenkomst geven we uitleg over WWB: werk staat voorop, als dat niet lukt eventueel een uitkering. We geven de verschillen van de WWB-uitkering aan ten opzichte van de WW (vaak betekent het een inkomensachteruitgang, spaargeld tot een maximum hoogte, de rechten en plichten). Als het uiteindelijk toch tot een aanvraag komt volgt het poortgesprek zoals hierboven vermeld, met dien verstande dat we ook in het gesprek betrekken of iemand zich in de periode vóór de WWB voldoende heeft ingespannen om werk te vinden.
f. Samenwerken met partners In de “Focus op Werk” werken wij samen met partners die toegevoegde waarde hebben in de werkgeversbenadering of bemiddeling. Uitzendbureaus kunnen voor veel klanten iets te bieden hebben. Weliswaar gaat het om tijdelijk werk, maar dit kan juist een opstap zijn naar een meer duurzame baan. Bovendien kunnen uitzendbureaus voorzien in een payroll constructie (het werkgeverschap in juridische zin ligt bij de payroller, veelal een daarin gespecialiseerd bureau), die van pas kan komen op het moment dat een werkgever een klant in eerste instantie niet zelf in dienst wil nemen. Het UWV WERKbedrijf is partner op het Werkplein. De samenwerking bij de werkgeversbenadering in het Werkgeversservicepunt is in een vergevorderd stadium. De meerwaarde van deze samenwerking ligt voor Sociale Zaken in onder andere het gebruik van de ICT infrastructuur van het UWV. Het UWV WERKbedrijf beschikt namelijk over systemen voor het registreren van werkgeverscontacten en vacaturebehandeling die voor Sociale Zaken ondersteunend kunnen zijn. Medewerkers van het UWV WERKbedrijf hebben bovendien al langer ervaring met het onderhouden van contacten met werkgevers. Bij de inwerkingtreding van de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) per 1 januari 2013 melden mensen die nu nog een beroep doen op de Wajong zich vanaf dat moment bij Sociale Zaken. Voor deze ‘nieuwe’ doelgroep zoeken wij samenwerking met het UWV. De Wajong wordt uitgevoerd door het UWV en men heeft ervaring met die doelgroep als het gaat om arbeidsinpassing. Van deze ervaring kunnen wij gebruik maken. Ook mensen die nu nog een beroep op de WSW kunnen doen, melden zich per 1 januari 2013 bij Sociale Zaken. Voor deze groep werken wij samen met de WSW organisatie (Tomin). Afdelingen van de gemeente, zoals Belastingen, Vergunning en Handhaving, Economische Zaken, hebben veelvuldig contact en soms intensieve relaties met werkgevers en ondernemers in Hilversum. Met deze afdelingen gaan wij de samenwerking intensiveren, om de bestaande contacten te kunnen gebruiken voor het genereren van geschikte vacatures.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 19
Stel: Een Zweedse meubelgigant wil zich vestigen in het Gooi. Een aantal geschikte locaties dient zich aan, waaronder één in de gemeente Hilversum. De EZ medewerkers van de afdeling Stedelijke Ontwikkeling stellen een aantrekkelijk pakket vestigingsvoorwaarden op. De ondersteuning van de afdeling Sociale Zaken bij de werving & selectie en opleiding van medewerkers maakt hier deel van uit. Dit spreekt het bedrijf zeer aan en het kiest de locatie in Hilversum dan ook uit om zich te vestigen. Op het moment dat blijkt dat de reguliere arbeidsmarkt onvoldoende of te weinig geschikte werkgelegenheid biedt voor onze klanten, spant Sociale Zaken zich in om de mogelijkheden voor geschikte werkgelegenheid te onderzoeken. Als er levensvatbare mogelijkheden zijn, dan zoekt Sociale Zaken daarbij samenwerking met andere afdelingen van de gemeente Hilversum dan wel andere relevante partners, om die concreet te maken. Een ontwikkeling die in de belangstelling staat is het zogenoemde jobcarving. Door eenvoudige taken binnen bedrijven te bundelen in een nieuwe functie, kunnen banen worden gecreëerd. Ook het afsplitsen van werkzaamheden bij bestaande functies kan werkgelegenheid opleveren. Omdat het hierbij juist om eenvoudig werk gaat, biedt dat goede kansen voor een deel van het klantenbestand. Wij spreken de ondernemers in onze contacten aan om deze werkgelegenheid te creëren. Ook landelijk wordt door diverse belangenbehartigers (van met name mensen met een beperking) geprobeerd om werkgevers hiertoe aan te zetten. Ondernemerschap blijft ook aanwezig als mogelijkheid. Dit vereist wel een aantal competenties. Er moet een levensvatbaar idee zijn, men moet bijvoorbeeld marktonderzoek kunnen doen en een ondernemersplan kunnen schrijven. Wel kan een klant hierbij ondersteund worden. Een andere mogelijkheid is om aan de slag te gaan als zelfstandige zonder personeel (ZZP) in een beroep als bijvoorbeeld de bouw of in de zorg. Dit is een trend die al langer bestaat. In de nieuwe Wet Werken naar Vermogen zullen gemeenten gebruik kunnen maken van het instrument loondispensatie, wat nu alleen nog bij wijze van experiment in enkele gemeenten wordt toegepast, in navolging van de Wajong. Loondispensatie betekent dat de werkgever minder dan het wettelijk minimumloon mag betalen als de werknemer door zijn arbeidsbeperking verminderd productief is. Naast het loon ontvangt de werknemer een aanvullende uitkering van de gemeente.
g. Social return Met dit beleidsplan komt bovendien het thema ‘Maatschappelijk (verantwoord) Ondernemen’ op de politieke/ambtelijke agenda. Een actuele, goede ontwikkeling is dat steeds meer ondernemers bereid zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en mensen met een beperking in dienst willen nemen. Als het gaat om ‘meedoen naar vermogen’ hebben gemeenten deze werkgevers hard nodig. In dat thema past ook ‘social return’ bij inkoop van diensten, werken en leveringen door gemeenten. Met opdrachtnemers worden bij aanbestedingen afspraken gemaakt over onder meer arbeidsplaatsen, leerwerkplekken en stageplekken voor de doelgroepen van Sociale Zaken. Deze mogelijkheden zijn al opgenomen in het Hilversumse inkoopbeleid, maar worden nog onvoldoende toegepast omdat nu nog veelal sturing hierop ontbreekt.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 20
Landelijk is de tendens dat bij social return in creatieve en juridische zin veel meer mogelijk is dan waar veel gemeenten van uit gaan. Social return kan als voorwaarde gesteld worden in de vorm van een percentage van de aanneemsom, de loonsom of in directe uren. Steeds vaker wordt aan inschrijvers op een aanbesteding gevraagd om zelf een voorstel te doen hoe zij social return willen en kunnen invullen. Het is mogelijk om social return op in principe alle aanbestedingen toe te passen. Niet alleen bij bouwopdrachten of aanleg van wegen, maar ook bij diensten, zoals catering, schoonmaak, beveiliging, facilitair (balie, repro, post), WMO, zorg, leerlingenvervoer, wijkonderhoud, afvalinzameling. Als er sprake is van leveringen, zoals bijvoorbeeld bureaustoelen, is er met enige creativiteit een opleiding voor klanten in de productie bij de fabrikant te realiseren. Enkele voorbeelden: voor de verzekering van het wagenpark van een gemeente is bedongen dat ter waarde van 5% van de contractsom aan mensen met een uitkering een opleiding wordt gegeven tot autoschademonteur. Of via een aanbesteding is een wijkleerbedrijf opgezet voor 30 personen om het vak van verzorgende in de wijk te oefenen. Social return kan ook op gemeentelijke subsidies toegepast worden. De VNG heeft dit onderwerp opgepakt om gemeenten actief te ondersteunen bij het optimaal gebruik maken van social return. Wij werken een plan uit om een centraal punt op te zetten waar alle voorgenomen aanbestedingen vroegtijdig gemeld worden en beoordeeld op de mogelijkheden voor social return. Daarmee is optimale toepassing gewaarborgd.
3.5. Wat verandert er? We verleggen onze focus naar werk en werkgevers. Dat is in het belang van de klant, die het meest gediend is met goede relaties met werkgevers en daarmee een groot aanbod van vacatures. De vraag van werkgevers staat centraal! Hieruit vloeit voort dat niet langer alle klanten per definitie een re-integratietraject krijgen aangeboden. Met name algemene empowerment-, competentie- of vaardigheidstrainingen worden niet meer ingezet. Re-integratie instrumenten en activiteiten, gefinancierd met het Participatiebudget, worden alleen nog maar ingezet als er een directe relatie met werk is, of liever nog: een vacature. Een eventueel hiaat tussen de concrete vraag van een werkgever en het profiel van een klant die daar bij past vullen we op. Sociale Zaken ontwikkelt zich tot een dienstverlener in de werkbemiddeling, en voert de bemiddeling zelf uit. De beschreven koerswijziging reduceert de instroom in de uitkering en bevordert de toename van uitstroom naar werk. Klanten worden actief bemiddeld naar werk en geplaatst op vacatures. Het gemiddeld aantal klanten per jaar neemt af. Daardoor kunnen we het nadelig saldo op het Inkomensdeel van het WWB budget de komende jaren reduceren, zodanig dat het in 2015 op nul uitkomt. In de onderstaande tabel geven wij een prognose op een aantal kritische prestatie indicatoren. De indicator voor het ‘aantal klanten geplaatst op vacatures’ is taakstellend.
Aantal klanten geplaatst op vacatures Resultaat op Inkomensdeel Gemiddeld aantal klanten in de uitkering
2012 185 -2.147 1.483
2013 185 -1.300 1.423
2014 185 -700 1.381
2015 185 0 1.331
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 21
3.6. Wat kost het?
Focus op werk Accountorganisatie Aanbod in beeld Bemiddeling Flexibele werkwijze Werk aan de poort Samenwerking partners Social return toepassen Totaal
2011
2012 € 1.380.000 € 100.000 € 1.100.000 €0 €0 € 100.000 € 60.000 € 2.765.000
Toelichting Focus op Werk: 2011: geen kosten ingevuld. De onderverdeling die we in 2012 hanteren kenden we niet in 2011. 2013 e.v: op zich hadden wij uiteraard graag een doorkijk 2013 e.v. willen geven. Dit is om twee redenen niet mogelijk. De eerste is dat we op een vrijwel volledig andere manier gaan werken en in die zin 2012 een leerjaar is. Tweede reden is dat in 2012 en per 2013 zulke grote veranderingen staan te wachten met zulke grote financiële gevolgen dat een doorkijk in het detail van deze tabel geen zin heeft. Een doorkijk staat wel in de tabellen Focus op betaalbaarheid en ondersteunend beleid. Accountorganisatie. Hiervoor begroten we het volgende: 1,3 mln structureel kosten formatie en flexibele schil inhuur en 80k a-structureel opleidingskosten omdat dit een nieuw werkveld is. Aanbod in beeld. We moeten snel een match vraag/aanbod kunnen maken. Daarom is een scherp zicht op klantbeeld essentieel. Het gaat dan om kennis, competenties, maar ook vrijwilligerswerk, hobby´s etc. Alles wat maar kan duiden op werkaffiniteit. Dit betekent een inhaalslag die we projectmatig willen uitvoeren. Gemoeide kosten: 1 uur interview per klant 1000 klanten = ongeveer 1,0 fte inhuur = a-structureel 100k. Bemiddeling. Het gaat hier om het oplossen van hiaten in de kennis/vaardigheid die in een concrete vacature wordt vereist ten opzichte van de kennis/vaardigheid van de klant die deze vacature gaat vervullen. Flexibele werkwijze. Gemoeide kosten zijn verdisconteerd in ´accountorganisatie´. Werk aan de poort. Deze wordt in 2011 gerealiseerd en leveren derhalve geen extra kosten op voor 2012. Samenwerking partners. Het gaat dan om pilots al dan niet regionaal, benchmarks, bijeenkomsten, banenmarkten e.d. Stelpost structureel 100k Social return toepassen. Het gaat dan om het inbedden van inzet uitkeringsgerechtigden in contracten. We willen dit komend jaar projectmatig doen door een specifieke projectleider hierop in te zetten. Kosten a-structureel 60k. NB: er wordt geen apart budget voor algemene projecten voorzien. Reden is dat we alleen concrete vacatures financieel willen steunen. Zie toelichting bij bemiddeling.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 22
Hoofdstuk 4: Focus op participatie Er is een groep klanten die kan werken maar moeite heeft met het vinden van werk. De reden om nog geen werk te kunnen vinden ligt bijvoorbeeld in leeftijd, een tekort aan vak)opleiding of ervaring, sterk verouderde opleiding of ervaring , andere problemen of combinaties hiervan. Werk is vaak op termijn wel mogelijk door inzet van activiteiten die gericht zijn op activering. Het gaat in veel gevallen om mensen die al geruime tijd geen deel meer uitgemaakt hebben van het arbeidsproces. In de eerste plaats zijn zij gebaat bij het weer opdoen van arbeidsritme en weer te leren wat het betekent om werknemer te zijn. Ook hierin willen wij gericht investeren. Er ligt een belangrijke relatie met de WMO en de maatschappelijke dienstverleners: door de inzet van mensen met een uitkering is het mogelijk om een aantal maatschappelijke doelstellingen tegelijkertijd te realiseren. Voor een deel van de klanten is de problematiek te complex en moet het te bereiken resultaat vooralsnog worden gezocht in het vergroten van het vermogen om sociaal te kunnen functioneren en een normaal levensritme op te doen. Hiervoor wordt na indicering en op basis van maatwerk een inspanning gevraagd van welzijns- en zorginstellingen. In deze groep klanten wordt vanaf 2012 niet meer met behulp van het participatiebudget geïnvesteerd. Minimaregelingen en schuldhulpverlening blijven voor deze groep uiteraard wel bereikbaar.
4.1. Focus op werk Voor de (nieuwe) klant ligt in de eerste plaats de focus op werk. Als er geen belemmeringen zijn om aan het werk te gaan vindt zo snel mogelijk een match plaats met een beschikbare vacature. Ook bestaat de mogelijkheid dat de klant aan de slag gaat als zelfstandige zonder personeel (ZZP), bijvoorbeeld in de bouw of in de zorg. Als er echte belemmeringen worden geconstateerd is een snelle match niet mogelijk. In dat geval wordt de focus gelegd op participatie. Van het huidige klantenbestand is voor een aanzienlijk deel al op een eerder moment geconstateerd dat er belemmeringen zijn. Ook voor deze klanten leggen wij de focus op participatie. De focus op werk blijft wel bestaan: een maatschappelijke baan kan uiteindelijk de opstap zijn naar een betaalde baan.
4.2. Focus op participatie Belemmeringen om aan het werk te gaan kunnen heel uiteenlopend zijn, bijvoorbeeld een gebrek aan werkervaring, een gebrek aan opleiding, gevorderde leeftijd, het hebben van ernstige schulden. Ook is er vaak sprake van fysieke of psychische belemmeringen: chronische ziekte, een persoonlijkheidsstoornis of een verslaving. Dergelijke belemmeringen laten we objectief vaststellen door een deskundige. De weg naar werk kan meer tijd kosten. De focus ligt dan in ieder geval op participatie: de klant levert een tegenprestatie voor de uitkering en een bijdrage aan de samenleving door middel van een maatschappelijke baan. Een bijkomend effect is dat de klant op deze manier ervaringen opdoet die het perspectief op betaald werk kunnen vergroten. Als uit de persoonlijke situatie van de klant blijkt dat de weg naar (al dan niet betaald) werk niet mogelijk is, kijken we met de klant samen naar wat wel mogelijk is. Als ook een maat-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 23
schappelijke baan te hoog gegrepen is, activeren we de klant om toch mee te doen aan de maatschappij. (Zie ook 4.5.) 4.3. Focus op betaalbaarheid Het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering heeft een maatschappelijke opbrengst. Maatschappelijke banen zorgen voor een taakverlichting bij sociale activiteiten, uitgevoerd door maatschappelijke dienstverleners en hierdoor kunnen, ondanks minder beschikbaar gemeentebudget, een aantal maatschappelijke doelstellingen worden gerealiseerd. De maatschappelijke baan functioneert tevens als een stage. Klanten doen sociale en werknemersvaardigheden op, die uiteindelijk kunnen leiden tot het verkrijgen van een betaalde baan en uitstroom uit de uitkering. Ten behoeve van een maatschappelijke baan kan – mits er op termijn sprake is van een reële kans op werk – een re-integratie instrument ingezet worden. Pieter, 54 jaar, is na ontslag wegens faillissement van het bedrijf waar hij werkte, niet meer aan de slag gekomen. Hij raakte aan lager wal en is nu al twee jaar aangewezen op een WWB uitkering. Hij komt niet in aanmerking voor regulier werk vanwege een alcohol verslaving en psychische problematiek. Zijn zelfvertrouwen krijgt weer een push als Sociale Zaken voor hem een functie regelt als vrijwilliger bij het archief van de bibliotheek. Sociale Zaken ondersteunt hem bovendien met een ontwenningsprogramma. Na een half jaar ontstaat er een vacature vanwege een automatiseringsproject in datzelfde archief. Gezien zijn ICT ervaring komt onze klant in aanmerking en solliciteert dan ook met succes!
Klanten die niet in staat zijn om te werken worden geactiveerd om mee te doen in de samenleving en ontvangen daarbij zonodig ondersteuning van maatschappelijke instellingen. Sociale problematiek als eenzaamheid, verslaving, schulden en dergelijke kan hierdoor in veel gevallen worden voorkomen of opgelost, waardoor ook maatschappelijke kosten kunnen afnemen. Het Participatiebudget wordt in enkele stappen afgebouwd naar een derde deel. Om de betaalbaarheid te garanderen kan in deze groep niet meer geïnvesteerd worden met behulp van het Participatiebudget, maar vragen wij de maatschappelijke dienstverleners om zich hiervoor in te spannen..
4.4. Wat gaan we doen? Om de focus op participatie te leggen gaan we: a. regie voeren op de ontwikkeling van maatschappelijke banen en een netwerkstructuur ontwikkelen om klanten in een maatschappelijke baan te kunnen plaatsen. b. een methodiek voor doorverwijzing ontwikkelen en daarnaast een overzicht van diensten en producten van maatschappelijke dienstverleners. We zorgen dat deze diensten en producten zoveel mogelijk aansluiten bij de behoeften van klanten. c. een pakket van diensten ontwikkelen voor basale levensbehoeften voor klanten die niet in staat zijn om persoonlijk goed te functioneren. Onderstaand in 4.5. een toelichting: 4.5. Hoe gaan we het doen? a. Maatschappelijke banen Voor arbeidsactivering regisseren we de ontwikkeling van maatschappelijke banen. Hiermee
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 24
leveren klanten een tegenprestatie voor de uitkering en daarmee een bijdrage aan de samenleving en doen werkritme op. Tegelijkertijd kunnen hiermee een aantal maatschappelijke doelen, die door bezuinigingen niet meer of nog beperkt mogelijk zijn, worden gerealiseerd. De bezuinigingen hebben namelijk ook een effect op buurtvoorzieningen en welzijnsinstellingen. Maatschappelijke banen moeten nog worden ontwikkeld en dat doen wij door gebruik te maken van instellingen, lokaal en/of regionaal. Maatschappelijke banen worden gezocht in onder meer zorg en ondersteuning, bibliotheek, school, vervoer, hulp bij de financiële administratie, klussen in de buurt, boodschappen doen. Dat kan in wijk en buurt, maar ook in zorginstellingen, ziekenhuizen en dergelijke. We ontwikkelen een netwerkstructuur van instellingen, zowel publiek als privaat, die klanten kunnen plaatsen in een maatschappelijke baan, zodat ook voor maatschappelijke banen steeds vacatures voorhanden zijn. Hiervoor werken we samen met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling. Maatschappelijke banen hebben een sterke relatie met de WMO en de taakvelden waar de gemeente verantwoordelijk voor is. Vanuit de doelstellingen van de WMO geven wij invulling aan de maatschappelijke banen. Waar gewenst en mogelijk sluiten we contracten of convenanten met partners. Naast het ontwikkelen van nieuwe maatschappelijke banen maken we gebruik van de structuren die er al zijn, zoals vrijwilligerswerk, Helpende hand aan huis, stichting PakAan.
b. Methodiek voor doorverwijzing en overzicht van diensten en producten Voor het bevorderen en ondersteunen van het meedoen aan de samenleving ontwikkelen we een methodiek voor een goede doorverwijzing naar maatschappelijke dienstverleners, welzijns- en zorginstellingen. We willen het daarbij niet laten bij de doorverwijzing alleen, we willen ook weten of de klant zich daadwerkelijk meldt. Voor een methodiek voor doorverwijzing naar maatschappelijke dienstverleners onderzoeken wij de mogelijkheid om Mens Centraal in te zetten, of een vergelijkbaar systeem. Ook nu al worden klanten doorverwezen, maar het is vaak moeilijk en arbeidsintensief om te verifiëren of de klant zich daadwerkelijk bij de instelling heeft gemeld. Mens Centraal is bezig zich te ontwikkelen tot een systeem waarin de daarbij aangesloten partijen de doorverwijzing en de bevestiging van melding van de klant kunnen vastleggen. In onderling overleg kunnen in dit systeem nog andere relevante gegevens worden geregistreerd, waarbij uiteraard de nodige privacy voorwaarden worden gehanteerd. Hiermee kunnen we dan een warme overdracht realiseren en op de hoogte blijven van de ondersteuning die de klant door andere partijen geboden wordt. We ontwikkelen daarbij een overzicht van diensten- en producten die de instellingen leveren. Bij diensten en producten moet gedacht worden aan ondersteuning bij het verbeteren van het persoonlijk functioneren: taalvaardigheid, sociale vaardigheden, een sociaal netwerk, hulp bij verslaving, hulp bij opvoeden van kinderen. Met maatschappelijke dienstverleners heeft de gemeente vaak een subsidierelatie. Waar dat van toepassing is, gaan we met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling beoordelen aan welke eisen de producten en diensten van de dienstverlener moeten voldoen voor klanten van Sociale Zaken. Het leveren van deze producten en diensten wordt dan taakstellend, en vastgelegd in de subsidie voorwaarden.
c. Pakket van diensten voor basale levensbehoeften Voor klanten met meervoudige problematiek ontwikkelen we een pakket van diensten dat
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 25
ingezet wordt zodra een aantal basale levensbehoeften niet meer zijn gegarandeerd: eten en drinken, dak boven het hoofd, financiën op orde (schuldhulpverlening), sociale contacten (‘meedoen’). Deels bestaan deze diensten al, maar behoeven minimaal een betere coördinatie. Het 'dak boven het hoofd', er voor zorgen dat mensen niet op straat komen te staan, is een erg belangrijk aspect dat bijdraagt aan het voorkomen van verder 'afglijden' van mensen in hun bestaan. De rekeningen bleven maar op de mat vallen. Enveloppen die René (23) niet meer opende. Zijn baan stopte, de huurschulden liepen op en uiteindelijk werd René zijn woning uitgezet. Een van de velen die vanwege oplopende schulden door vader en moeder zijn uitgeschreven op hun ouderlijk adres of er niet meer aan kunnen kloppen. Zonder postadres, zonder dak boven het hoofd. Eenmaal uit huis gezet, zonder vast adres, zijn ook een uitkering, een woning, studiefinanciering etc. nagenoeg onbereikbaar. Zeven van de tien jongeren die uiteindelijk slecht verzorgd en ten einde raad om hulp vragen, blijken nergens geregistreerd te staan. Ze zeggen: ik heb geen postadres. Maar ze bedoelen: ik zit in de problemen. De meesten zijn rond de negentien en zitten in een ontwikkelingsfase waarbij het oorzaak - gevolg besef niet groot is. René wilde stoppen met werken toen hij merkte dat al zijn verdiende geld direct naar de schuldeisers ging die beslag op het salaris hadden gelegd. Het is moeilijk ze te motiveren toch door te zetten. Ook met hun leefwijze moet rekening gehouden worden. “Als je om negen uur ’s ochtends met ze afspreekt, komen ze niet opdagen. Om twee uur ’s middags staan ze wel paraat.” We maken hierbij gebruik van de signaleringsnetwerken en samenwerkingsverbanden die er al zijn: Vangnet en Advies, Veiligheidshuis, ACT netwerk (Assertive Community Treatment, psychiatrie en verslavingszorg voor jongeren). We zetten in overleg met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling in op versteviging en/of uitbreiding van deze netwerken en een juiste afstemming en taakverdeling in de ondersteuning van klanten. Waar nodig ontwikkelen we nieuwe samenwerking.
4.6. Wat verandert er? - Het Participatiebudget wordt alleen nog maar ingezet voor activiteiten die zijn gericht op werk en het verbeteren van werkcompetenties. Er moet sprake zijn van een stap vooruit op de weg naar werk. - Klanten die daartoe in staat zijn, leveren een tegenprestatie voor de uitkering. - Voor de groep klanten voor wie werken niet aan de orde is, worden geen voorzieningen vanuit het Participatiebudget gefinancierd, maar verwachten wij een inspanning van de maatschappelijke dienstverleners. Wij nemen het initiatief en zetten een pad uit om een goede coördinatie te bereiken en spannen ons in om vanuit een gemeenschappelijk doel producten en diensten passend te maken. - Klanten die onvoldoende in staat zijn om persoonlijk te functioneren kunnen in een situatie komen waarin de basale levensbehoeften niet meer gegarandeerd zijn. Voor deze klanten ontwikkelen we een pakket van diensten. Het ondersteunend beleid in de vorm van minimabeleid en schuldhulpverlening blijft beschikbaar voor in principe alle klanten.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 26
4.7. Wat kost het?
Focus op participatie Netwerkstructuur Doorverwijzen Basale levensbehoeften Projecten
2011
€ 23.797.000
Totaal
2012 € 640.000 €0 € 22.930.000 € 300.000 €23.870.000
Toelichting Focus op Participatie: 2011: geen kosten ingevuld. De onderverdeling die we in 2012 hanteren kenden we niet in 2011. Uitzondering is het bedrag wat wij besteden aan basale levensbehoeften. 2013 e.v: op zich hadden wij uiteraard graag een doorkijk 2013 e.v. willen geven. Dit is om twee redenen niet mogelijk. De eerste is dat we op een vrijwel volledig andere manier gaan werken en in die zin 2012 een leerjaar is. Tweede reden is dat in 2012 en per 2013 zulke grote veranderingen staan te wachten met zulke grote financiële gevolgen dat een doorkijk in het detail van deze tabel geen zin heeft. Een doorkijk staat wel in de tabellen Focus op betaalbaarheid en ondersteunend beleid. Netwerkstructuur. Dit is te vergelijken met de accountorganisatie bij Focus op werk. Alleen gaat het hier meer om het gunnen van maatschappelijke werkplekken, vaak mij maatschappelijke organisaties. Dan is er meer sprake van werken in een netwerkstructuur. Vandaar de naam. We begroten hiervoor het volgende: 640k structureel kosten formatie en flexibele schil inhuur en 40k a-structureel opleidingskosten omdat dit een nieuw werkveld is. Doorverwijzen. Gemoeide kosten zijn verdisconteerd in Netwerkstructuur Basale levensbehoeften. We onderscheiden vier categorieën: primaire levensbehoeften (levensonderhoud), Financiën op orde, Wonen en Sociale leefomgeving. Primaire levensbehoeften (levensonderhoud): 23mln Financiën op orde (schuldhulpverlening): 500k Wonen en Sociale Leefomgeving zijn onderdelen van Welzijn Projecten. Wij houden een budget van 300k beschikbaar om op activering gerichte projecten te kunnen financieren.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 27
Hoofdstuk 5: Focus op betaalbaarheid Sociale Zaken heeft de verantwoordelijkheid om binnen de budgetten te blijven. De grootste zorg betreft de betaalbaarheid van de uitkeringen. Het Inkomensdeel, het budget om bijstandsuitkeringen te betalen, zal naar verwachting krimpen. Wij maken dit beheersbaar en richten ons op de limitering van uitgaven ten laste van het Inkomensdeel WWB, waardoor de maximale uitkeringslast beperkt blijft tot het beschikbare budget. Een andere zorg is het Participatiebudget. De bezuinigingen van het rijk en de daarop volgende invoering van de hebben ingrijpende financiële gevolgen. Het Participatiebudget wordt in enkele stappen afgebouwd tot een derde deel, het budget voor inburgering stopt volledig in 2013, de tijdelijke gelden voor het Actieplan Jeugdwerkloosheid vervallen per 1 januari 2012. Een overzicht van de financiële gegevens wordt gegeven in hoofdstuk 10. De bezuinigingen binnen de gemeente Hilversum hebben bovendien personele consequenties: ook de formatie van Sociale Zaken krimpt in de komende jaren. Om binnen de beschikbare budgetten te blijven moeten werkwijze en organisatie aangepast worden met als doel om effectiever en efficiënter te werken.
5.1. Wat gaan we doen? Sociale Zaken neemt maatregelen die ons in staat stellen om uitgaven te beheersen en effectiever en efficiënter te opereren, namelijk: - We limiteren de budgetten, de uitgaven worden strikt beperkt tot het beschikbare budget. - We sturen op professionele wijze op de budgetten. - We passen forecasting toe: het voorspellen van de toekomstige vraag en het berekenen van bijbehorende uitgaven en inzet van menskracht, met als doel daar tijdig op in te spelen en adequate maatregelen te nemen.
5.2. Hoe gaan we het doen? Hieronder geven wij aan hoe de focus op betaalbaarheid gelegd wordt op de drie belangrijkste budgetten van Sociale Zaken en waar mogelijk aanvullende financiering: a. het Inkomensdeel WWB, b. het werkdeel WWB van het Participatiebudget, c. organisatiekosten, d. fondsenwerving. a. Inkomensdeel WWB De instroom in de uitkering wordt beperkt door aan de poort werk te laten prevaleren. Wij bevorderen de uitstroom uit de uitkering door klanten zelf actief te bemiddelen naar werk. De vraag en wensen van werkgevers zijn daarbij leidend. De inzet van handhaving, zowel aan de poort als bij lopende uitkeringen levert een belangrijke bijdrage aan de betaalbaarheid. Wanneer een klant zich meldt voor een uitkering geldt voor hem een inspanningsverplichting om eerst actief werk te zoeken, die bij nalatigheid gesanctioneerd wordt. Als werk nog niet gelukt is en een uitkering wordt toegekend, wordt op basis van het intakegesprek en de gegevens van de klant het risico op fraude beoordeeld.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 28
Onterechte uitkeringverstrekking wordt hiermee zoveel mogelijk voorkomen. Ook gedurende de looptijd van een uitkering wordt steeds opnieuw het risico op fraude beoordeeld. We blijven ons maximaal inzetten om ten onrechte verstrekte uitkeringen terug te vorderen.
b. Participatiebudget: werkdeel WWB Re-integratie instrumenten worden alleen nog ingezet als die een directe relatie hebben met werk, bij voorkeur een concrete vacature. Medewerkers krijgen bij het matchen van een klant op een vacature een grote mate van handelingsvrijheid om budget in te zetten, maar tegelijkertijd ook budgetverantwoordelijkheid. Hiervoor worden kaders afgesproken. Leveranciers van re-integratie instrumenten worden mede risico dragend voor het resultaat. Deels wordt dit ook nu al toegepast. Voor elke opdracht worden concrete resultaatafspraken gemaakt, en de betaling door Sociale Zaken volgt pas als het overeengekomen resultaat is bereikt. Ten behoeve van de inzet van loonkostensubsidie wordt gebruik gemaakt van een instrument dat de loonwaarde van de betreffende klant objectief kan vaststellen. Daarmee wordt de kans op het doelmatig gebruik van de loonkostensubsidie vergroot en wordt willekeur vermeden.
c. Organisatiekosten Om administratieve lastenverlichting te bereiken werken we aan een aantal maatregelen: De Wet Eenmalige Uitvraag (WEU), het verminderen van de bewijslast en het Rechtmatigheid onderzoekformulier (het ‘Rof’), digitale dienstverlening en analysegestuurde handhaving. De Wet eenmalige uitvraag (WEU) is sinds 2008 van kracht en is er op gericht dat de klant slechts één maal gegevens hoeft te verstrekken in het domein van werk en inkomen. Alle formulieren zijn aangepast op de WEU en bevatten geen vragen meer van gegevens waar we al over beschikken. Wij vragen de klant alleen datgene wat wij nog niet weten. Dat heeft tot gevolg dat formulieren zoveel mogelijk worden vooringevuld en dat klanten aanzienlijk minder bewijzen hoeven te leveren. Het gebruik van Rechtmatigheid Onderzoek Formulieren, de ‘Rof’s’, wordt voor het grootste deel van de klanten afgeschaft. Dit sluit aan bij de WEU: in plaats van de Rof’s gebruiken we statusformulieren of mutatieformulieren. Dit betekent een sterke administratieve lastenverlichting voor de klanten, maar ook voor de uitvoeringsorganisatie. Werkprocessen zijn of worden efficiënt ingericht. Via het Digitaal Klantdossier (DKD) kunnen we online gegevens van klanten opvragen bij diverse aangesloten partijen. Klanten kunnen zelf hun gegevens inzien via het DKD. Dienstverlening gebeurt nu nog voor een groot deel aan fysieke loketten, maar burgers, bedrijven en instellingen willen in toenemende mate gebruik kunnen maken van een digitaal loket. Digitalisering ontwikkelt zich steeds verder, in samenhang met de gemeentelijke planning. Een aanvraagformulier voor een bijstandsuitkering kan via Werk.nl worden ingevuld en opgestuurd. De mogelijkheid om dit formulier, maar ook andere e-formulieren, via de website Hilversum.nl beschikbaar te maken is in ontwikkeling. Voor aanvragen bijzondere bijstand wordt de snelbalie ingevoerd: de snelbalie betekent een grote tijdbesparing voor zowel klant als organisatie. Klanten die bij Sociale Zaken bekend
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 29
zijn hoeven geen papieren formulieren meer in te vullen. Gegevens worden digitaal opgevraagd, waarmee het eventuele recht op bijzondere bijstand zeer snel kan worden vastgesteld. De klant krijgt meteen een beschikking mee. Voor nog niet bekende klanten is de aanvraag nog wel uitgebreider, een e-aanvraag via de website in ontwikkeling. We verwachten dat in 2012 de uitkeringsspecificatie en jaaropgave voor klanten elektronisch beschikbaar zijn. Door invoering van een analyse gestuurde dienstverlening wordt het mogelijk om de fraudebestrijding effectiever en efficiënter in te richten. De inzet van menskracht wordt bepaald op basis van het risico op fraude, dus de meeste inzet waar de grootste aanleiding is. ‘Internet recherche’ wordt ingezet om met name zwarte fraude (zwart werken) te detecteren.
d. Fondsenwerving Subsidies en fondsen van Europa, het Rijk of provincie kunnen een aanvulling op het beschikbare geld vormen en zo meer mogelijk maken voor klanten. Bij fondsenwerving gaat het niet alleen om overheidsgeld, maar ook om particuliere fondsen. Fondsenwerving is breder dan alleen financiën: het hoeft niet uitsluitend om geld te gaan, ook kennis, menskracht, diensten of materialen kunnen worden geworven. Samen met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling richten wij ons op fondsenwerving. Met name als het gaat om het meedoen van onze klanten aan de samenleving, ligt er een gezamenlijk belang. Hierbij denken we aan Europese subsidies, rijkssubsidies en provinciale subsidies. Maar ook sportstichtingen of sportbonden, onderwijsinstellingen, kerken en andere levensbeschouwelijke organisaties of organisaties op het terrein van belangenbehartiging kunnen wellicht een bijdrage leveren. Wel moeten we de kanttekening maken dat – gezien de bezuinigingen op alle gebieden – we de verwachtingen misschien wat moeten temperen.
5.3. Wat verandert er? Door de noodzakelijke focus op betaalbaarheid wordt met dit beleidsplan een forse koerswijziging ingezet. Niet langer worden klanten zonder meer op een re-integratie/participatie traject gezet. Er komt meer nadruk op de effectiviteit en het resultaat van ingezette instrumenten en activiteiten. De focus op werk is leidend. Werk komt eerst en de klant wordt meteen gestimuleerd om zelf actief naar werk te zoeken. Pas als werk niet meteen lukt komt een aanvraag om uitkering aan de orde. Rechtmatigheid van de uitkering als doel op zich en met steeds dezelfde inzet, verandert naar het structureel toepassen van analyses op het risico op fraude. De beoordeling van het risico op fraude bepaalt dan de inzet op handhaving van de rechtmatigheid. Het resultaat (werk) is de dominante cultuurfactor. Sommige functies binnen de afdeling krijgen een andere invulling, doordat Sociale Zaken zich ontwikkelt tot bemiddelaar die klanten zelf actief naar werk bemiddelt. De werkbelasting in de administratie wordt minder door het afschaffen van de ‘Rof’s’. Uiteindelijk hebben alle veranderingen hun effect op sfeer en cultuur. Die ‘ademt’ bemiddeling naar werk en is vooral prestatie gedreven. Om de doelen van dit beleidsplan te realiseren, en dus de betaalbaarheid te kunnen garanderen, moet er geïnvesteerd worden in de verandering. Daarbij gaat het met name om het herin-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 30
richten van de organisatie, inclusief managementstructuur, het herdefiniëren van rollen en het ontwikkelen van competenties. Voor het trainen en begeleiden van de cultuuromslag en het ontwikkelen van competenties die benodigd zijn in de nieuwe situatie is een bedrag gemoeid van € 1.000,- per fte (raming). verdeeld over een periode van 3 jaar. Dat betekent dat er een transitiebudget moet worden gereserveerd van € 110.000,-. Minstens zo belangrijk is de overtuiging van de cultuurdragers (management), dat met dit beleidsplan de goede weg is ingeslagen, en de mate waarin zij dat uitdragen.
5.4. Wat kost het?
Focus op betaalbaarheid I-deel Toevoeging I-deel gemeente W-deel Reserve W-deel Kostenplaats werk, participatie, samenwerken Fondsenwerving Totaal
2011 21.243.000 2.554.000 5.626.000 800.000 0
2012 20.783.000 2.147.000 2.310.000 600.000 820.000 0 26.660.000
2013 20.783.000 1.300.000 400.000 n.t.b.
Toelichting
In bovenstaande tabel staan de kosten die in de begroting Sociale Zaken zijn opgenomen. Dit zijn de ‘budgetten’ die wij de komende jaren willen besteden. Die besteding staat in de tabellen ‘Focus op werk’, Focus op Participatie’ en ‘Samenwerken met partners’.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 31
Hoofdstuk 6: Samenwerkingsverbanden Op dit moment werken we op het terrein van sociale zaken in diverse verbanden samen. Deze samenwerkingsverbanden zijn in het verleden ontstaan om redenen van bijvoorbeeld een gezamenlijk belang, een efficiëntere of effectievere uitvoering, of – bij geringe omvang van een taak - een minder kwetsbare organisatie en behoud van kennis. Voorbeelden van bestaande samenwerkingsverbanden zijn: - Regiogemeenten hebben op onderdelen de uitvoering van hun taken aan elkaar uitbesteed. - Op het Werkplein wordt samengewerkt met het UWV WERKbedrijf. - De Wet Sociale Werkvoorziening wordt uitgevoerd door Tomin in de vorm van een gemeenschappelijke regeling. - Volwasseneneducatie wordt via een gemeenschappelijke regeling uitgevoerd door de gemeente Huizen. - Er is een gezamenlijke Sociale Recherche, die werkt voor de regiogemeenten. - Er wordt samengewerkt met diverse welzijnsinstellingen en andere maatschappelijke dienstverleners.
6.1. Focus op werk Voor de focus op werk intensiveren we de samenwerking met die partijen die kunnen bijdragen aan het doel: mensen aan het werk helpen. Deze relaties moeten worden uitgebreid en krijgen in de komende jaren topprioriteit. Dit zijn vanzelfsprekend in de eerste plaats de relaties met werkgevers en werkgeversorganisaties. Samenwerking met de gemeentelijke afdeling Economische Zaken wordt gericht op het stimuleren van werkgelegenheid en de relaties met werkgevers. Samenwerking op het terrein van onderwijs met de gemeentelijke afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling draagt bij aan de focus op werk door het voorkómen van schooluitval en het stimuleren van onderwijs dat goed aansluit op de vraag van werkgevers.
6.2. Focus op participatie Voor klanten die nu nog niet, maar op termijn wel kunnen werken is het van belang om de samenwerking te zoeken met partners die maatschappelijke werkplekken kunnen ontwikkelen en/of aanbieden. Hier ligt een belangrijke relatie met de WMO, mensen met een uitkering kunnen helpen om een aantal maatschappelijke doelen te realiseren. De relatie Sociale Zaken – WMO komt ook tot uiting in een overlap bij de doelgroepen. Klanten van Sociale Zaken zijn soms ook gebruikers van WMO voorzieningen. Met welzijns- en andere maatschappelijke dienstverleners is een optimale samenwerking van belang, met name voor klanten die nog niet of die vermoedelijk blijvend niet kunnen werken. Niet alleen een efficiënte doorverwijzing, maar ook de diensten die geboden worden moeten beoordeeld worden op meerwaarde voor het participeren en de redzaamheid.
6.3. Focus op betaalbaarheid Als het gaat om betaalbaarheid is het van belang om alle samenwerkingsverbanden te beoordelen op diezelfde betaalbaarheid als criterium. Sommige samenwerkingsverbanden zullen blijken nog steeds waardevol te zijn, andere hebben door de veranderende omstandigheden
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 32
mogelijk inmiddels hun toegevoegde waarde verloren. We gaan kritisch kijken naar de kosten van de samenwerking in relatie tot de opbrengst.
6.4. Wat gaan we doen? In 2012 worden alle samenwerkingsverbanden herijkt in het licht van de doelstellingen en op basis van de vraag in hoeverre de samenwerkingsverbanden toegevoegde waarde hebben voor ‘Meedoen naar vermogen’ en voor de focus op werk, participatie en betaalbaarheid. Hiermee wordt duidelijk of, en welke, nieuwe samenwerkingsverbanden prioriteit krijgen, ontwikkeld moeten worden, gewijzigd of zelfs opgeheven of afgebouwd.
6.5. Hoe gaan we het doen? Voor het herijken van de samenwerkingsverbanden ontwikkelen wij een meetlat met criteria, waaraan een samenwerkingsverband moet voldoen. De criteria zijn gebaseerd op de voorwaarde dat de samenwerking moet bijdragen aan de focus op werk, de focus op participatie en/of de focus op betaalbaarheid en de eventuele kosten daarmee in verhouding zijn. Hierbij moeten we denken aan: - Kunnen we van een samenwerkingspartij in voldoende mate arbeidsplaatsen, participatieplaatsen of diensten betrekken. Is er uitbreiding mogelijk, zijn er alternatieven. - Moet een wettelijke taak die nu is uitbesteed wellicht weer zelf uitgevoerd worden, afhankelijk van het rendement. - Voldoen de geleverde producten of diensten van samenwerkingspartijen en bereiken we het gewenste resultaat. Moeten kwaliteitseisen (rapportages, doorlooptijden) worden bijgesteld. - Moeten taken die nu voor anderen worden uitgevoerd wellicht worden afgestoten. Is er een toegevoegde waarde en welke. Is de schaalgrootte passend.
5.7.6. Wat verandert er? Na herijking is van alle bestaande samenwerkingsverbanden vastgesteld dat zij op enige wijze bijdragen aan de focus op werk, participatie of betaalbaarheid. Samenwerkingsverbanden die hieraan geen bijdrage leveren worden opgeheven. Een nieuw samenwerkingsverband wordt uitsluitend aangegaan als er een toegevoegde waarde is.
6.7. Wat kost het?
Samenwerking met partners Herijken relaties
2011
2012 € 25.000
Totaal Toelichting: Er wordt een instrument voor herijken ontwikkeld en er is naar verwachting ongeveer 0,5 fte mee gemoeid. Kosten geraamd op €25.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 33
Hoofdstuk 7: Ondersteunend beleid Ondersteunend beleid draagt op diverse manieren bij aan de focus op werk, participatie en betaalbaarheid. Het ondersteunende beleid bestaat uit handhavingsbeleid, schuldhulpverlening en minimabeleid. In dit hoofdstuk wordt elk onderdeel toegelicht.
7.1. Handhaving Om het stelsel van de sociale zekerheid in stand te kunnen houden, is draagvlak in de samenleving nodig. Het sociale zekerheidstelsel is gericht op bescherming tegen onder andere werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, armoede en schulden. Het stelsel is ook gericht op het bevorderen van werk of andere manieren om mee te doen. Het doel van handhaving is om misbruik en oneigenlijk gebruik van sociale voorzieningen zoveel mogelijk te voorkomen c.q. zoveel mogelijk verder terug te dringen. In het handhavingsprogramma 2011-2014 geeft het rijk invulling aan een scherper handhavingsbeleid. Op het gebied van handhaving vervolgt Sociale Zaken de weg die met het ‘Handhavingplan voor beleid en uitvoering 2010-2011’ al is ingeslagen: hoogwaardig handhaven door middel van preventie en repressie. Preventie komt tot uitdrukking in een optimale dienstverlening: doen wat je belooft en afspreekt. Onze regels en procedures mogen geen belemmeringen opleveren voor klanten om te voldoen aan hun inlichtingenplicht. Preventie betekent ook het vroegtijdig en goed informeren van burgers en klanten. Goede voorlichting geven en duidelijke afspraken maken. Het voorkomen van onduidelijkheden die leiden tot ongewenst gedrag. Bij repressie (het bestrijden van fraude) is het van belang om overtredingen en fraude vroegtijdig te constateren en af te handelen, om erger te voorkomen. Het al dan niet nakomen van afspraken heeft consequenties. De bedoeling van sanctioneren is om een gedragscorrectie te bewerkstelligen. De sanctie moet een voldoende corrigerende werking hebben en de sanctie dient ook daadwerkelijk opgelegd en uitgevoerd te worden. Met fraude bedoelen we in dit verband het geheel of gedeeltelijk verzwijgen van informatie, terwijl deze informatie van belang is voor de beoordeling van het recht op of de voortzetting van de uitkering. Het resultaat van fraude is dat er ten onrechte geheel of gedeeltelijk uitkering wordt verstrekt.
7.1.1. Focus op Werk De focus op werk komt tot uitdrukking door de toeleiding naar werk voorrang te geven op het verstrekken van een uitkering. Hiermee zeggen wij uiteraard niet dat het recht op uitkering niet wordt erkend en toegekend als dat aanwezig is, maar dat de prioriteit anders wordt gelegd. Werk blijft steeds het hoofddoel. Prioriteit leggen op werk heeft ook effect op de incasso van fraudevorderingen: een hoge fraudeschuld vormt meestal een enorme belemmering om aan het werk te gaan. De klant heeft dan vaak het idee dat “het toch allemaal niets uitmaakt”, het verdiende geld gaat naar de aflossing van de schuld, waarschijnlijk voor de rest van zijn leven. Door het mogelijk te maken dat – onder bepaalde voorwaarden – een fraudeschuld gedeeltelijk kwijtgescholden wordt, ontstaat voor deze klant een grote prikkel om aan het werk te gaan en te blijven.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 34
7.1.2. Focus op Participatie Klanten die nog niet kunnen werken zijn vaak voor een langere periode op een uitkering aangewezen. Een langdurige periode van bijstand brengt het risico met zich mee van gewenning. Niet alleen van de kant van de klant, voor wie het hebben van een uitkering op een zeker moment 'gewoon' is geworden. Ook voor medewerkers kan gewenning optreden: het risico bestaat dat de onmogelijkheden van de klant bepalend zijn voor het verdere verloop van de uitkering, en dat niet steeds opnieuw kritisch naar de mogelijkheden van de klant gekeken wordt. Een analyse gestuurde dienstverlening houdt in dat het recht op de uitkering en de kans op uitstroom structureel en met een bepaalde interval opnieuw wordt beoordeeld, zodat klanten niet langer dan nodig of ten onrechte een beroep op een uitkering doen. Participeren via het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering blijft dan ook steeds in beeld.
7.1.3. Focus op betaalbaarheid In het kader van de Focus op betaalbaarheid beogen we de activiteiten die verband houden met handhaving efficiënter in te richten en/of met een hogere effectiviteit. Efficiency kan tot besparing leiden op de organisatiekosten door capaciteit gericht in te zetten. Een hogere effectiviteit van handelen leidt tot het verder terugdringen van ten onrechte verstrekte uitkeringen en dus besparingen op het Inkomensdeel WWB.
7.1.4. Wat gaan we doen? a. Voor mensen die zich melden bij het Werkplein wordt in de eerste plaats gekeken of er een vacature is. Het recht op uitkering komt aan de orde als werk (nog) niet gelukt is. b. Bij fraudevorderingen wordt altijd ingezet op volledige incasso, tot dit bewezen niet mogelijk is. De enige uitzondering maken we als het een belemmering vormt om aan het werk te gaan. c. We zetten in op preventie: door goede dienstverlening (primair werk, dan pas uitkering) en goede voorlichting over rechten en plichten en de consequenties van regelovertreding. d. We zetten in op controle op maat: door middel van een analyse vooraf worden de risico’s op fraude beoordeeld. De inzet van menskracht is op deze analyse gebaseerd. Bij een hoog risico op fraude wordt meer inzet gepleegd dan bij een laag risico. e. We zetten ook in op repressie als andere kant van de medaille: het signaleren van regelovertreding in een zo vroeg mogelijk stadium door middel van een goede analyse van het risico op fraude en het daadwerkelijk sanctioneren als regelovertreding wordt geconstateerd. f. We doen aan het Coördinatiepunt Fraudebestrijding een verzoek om een Interventieproject uit te voeren. g. Wij beoordelen het bestand opnieuw aan de hand van de verscherpte WWB, (naar verwachting) per 1 januari 2012. Met name de huishoudtoets, waarin het huishoudinkomen bepalend is voor het recht op uitkering, heeft effect op het klantenbestand. Onderstaand in 7.1.5. een toelichting op deze onderdelen:
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 35
7.1.5. Hoe gaan we het doen? a. Werk boven uitkering Wanneer een klant zich meldt voor een uitkering wordt eerst bezien of hij meteen aan het werk kan. De beoordeling van een eventueel recht wordt in dit stadium slechts voorlopig gedaan. Dit benadrukt dat de focus op werk prevaleert. De invoering van een ‘zoektijd’ van vier weken is een bevestiging van deze lijn. De klant krijgt voor die vier weken een inspanningsverplichting met als doel om meteen werk te vinden. Met de klant bespreken we wat we van hem verwachten en geven dit op schrift aan de klant mee. De klant moet zich onder meer inschrijven bij uitzendbureaus, actief zoeken naar vacatures, solliciteren en dat desgevraagd ook kunnen aantonen. Als het de klant op deze manier niet lukt om in die vier weken werk te vinden en zich na die periode opnieuw meldt voor een uitkering, dan zal hij – zoals in het eerdere poortgesprek is afgesproken – moeten aantonen dat hij alles heeft gedaan om aan een baan te komen. De informatievoorziening vervult een belangrijke preventieve rol. Klanten worden nadrukkelijk op hun inspanningsverplichting gewezen en krijgen hiervan ook een schriftelijke bevestiging mee. In deze periode van vier weken kan de klant ondersteuning krijgen in het vinden van een baan. Als het dan nog niet gelukt is om aan het werk te komen en alsnog een uitkering wordt aangevraagd, wordt deze uitkering met ingang van de datum van de eerste melding toegekend. Als de klant zich niet voldoende heeft ingespannen, wordt een maatregel (korting op de uitkering) opgelegd. De zoektijd en inspanningsverplichting van vier weken geldt niet voor klanten van wie op basis van objectief advies van derden of ander bewijs vaststaat dat zij niet kunnen werken.
b. Incasso van fraudevorderingen Dit beleidsplan volgt het ‘zero tolerance’ beleid zoals in het nieuwe rijksbeleid is aangekondigd. Het principe is dat fraudevorderingen volledig worden opgeëist, ongeacht de omstandigheden van de klant in kwestie, totdat dit bewijsbaar niet mogelijk is. In het huidige beleid is kwijtschelding mogelijk, echter gekoppeld aan de periode en discipline van aflossing. In het nieuwe beleid wordt kwijtschelding van fraudevorderingen uitsluitend ingezet om een hoger doel te dienen: uitstroom naar werk. In de praktijk blijkt dat fraudevorderingen een belemmerend effect hebben op werkaanvaarding. Vandaar dat we een fraudevordering onder voorwaarden en voor een gedeelte willen kunnen kwijtschelden. De voorwaarden die we daaraan stellen houden verband met de hoogte van de fraudevordering, of de klant voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting en of de klant tijdelijk of vast aan het werk gaat. Indien de klant binnen de voorwaardelijke periode weer een beroep op een uitkering doet, vervalt de kwijtschelding. Hiervoor worden beleidsregels ontwikkeld. Deze maatregel geeft uitkeringsgerechtigden met een fraudeschuld een behoorlijke prikkel om aan het werk te gaan en te blijven. Het brengt hen immers een sterk financieel voordeel. Er ontstaat bovendien een prikkel om zich te houden aan de betalingsverplichting, dan alleen wordt er kwijtgescholden. Voor de dienst is het financieel effect ook positief. Er is immers een besparing op de uitkering door uitstroom van de klant en we vergroten de kans op succesvolle incasso van ingestelde vorderingen.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 36
Els, 48 jaar, heeft al jaren een WWB uitkering. Naar aanleiding van een anonieme tip is een uitvoerig onderzoek ingesteld en is aan het licht gekomen dat zij eind vorig jaar een aanzienlijk geldbedrag heeft gewonnen in een Duitse loterij. Zij heeft hiervan geen melding gemaakt bij Sociale Zaken. Sociale Zaken stelt nu een vordering in voor ten onrechte verstrekte uitkeringsgelden en een boete. De betalingsregeling die met haar wordt overeengekomen houdt in, dat zij per maand € 350,- moet terugbetalen gedurende 3 jaar. Zij geeft ruiterlijk toe dat de situatie haar niet stimuleert om hard op zoek te gaan naar werk. Een groot deel van een eventueel salaris moet zij immers direct afdragen. Als zij hoort dat de helft daarvan wordt kwijtgescholden als ze aan het werk gaat, is ze blij verrast. Via een van de klantmanagers van Sociale Zaken wordt zij voorgedragen als kandidaat voor een vacature voor een kassière bij een grote supermarkt. Zij solliciteert enthousiast en wordt aangenomen.
c. Preventie door het optimaliseren van de dienstverlening De aanvraagprocedure voor een uitkering is opgedeeld in een poortwachtergesprek en een intakegesprek WWB. Tijdens het poortwachtergesprek staat de focus op werk centraal: pas vier weken daarna vindt een intakegesprek plaats, als de klant dan nog niet aan het werk is. Tijdens het poortwachtergesprek wordt een (voorlopig) onderzoek naar de rechtmatigheid gedaan. Als de volgende stap aan de orde is (het intakegesprek voor het beoordelen van het recht op uitkering) wordt een intensiever onderzoek gedaan. De klant is op grond van de wet verplicht om alle informatie te verstrekken die van belang is om het recht op uitkering te bepalen. Wij vragen de klant om deze informatie, en de relevante bewijsstukken. Vóór het intakegesprek plaatsvindt voert de medewerker handhaving een screening uit via de daarvoor beschikbare systemen. Daarnaast wordt ‘Internetrecherche’ toegepast door onder meer sites van de Kamer van Koophandel, Marktplaats en de sociale media (Hyves, Facebook e.d.) te raadplegen. Internetrecherche wil zeggen dat een intensieve controle wordt toegepast op alle informatie die op internet over de klant te vinden is en die informatie met elkaar te combineren. Internetrecherche beoogt vooral zwartwerken (zwarte fraude) aan het licht te brengen. De klant wordt tijdens het intakegesprek met eventuele relevante bevindingen geconfronteerd. Dit is ook in het belang van de klant; immers wanneer de klant ten onrechte een uitkering, of zelfs maar een voorschot, krijgt toegekend moet dit later worden terugbetaald en in geval van fraude komt er mogelijk een rechter en/of boete aan te pas.
d. Preventie door goede informatievoorziening Preventie, door klanten goed te informeren, vindt zoveel mogelijk plaats in groepen. Dat is efficiënter dan individuele voorlichtingsgesprekken. Klanten worden gewezen op rechten en plichten die verbonden zijn aan de uitkering en krijgen informatie over voorzieningen. Zij worden gewezen op de consequenties die voortvloeien uit regelovertreding. Informatieverstrekking vindt zo vroeg mogelijk plaats. Zo worden mensen met een WW-uitkering al drie maanden vóór het einde van hun uitkering, in samenwerking met het UWV, uitgenodigd voor de voorlichting. Het bijwonen van de voorlichting is verplicht. Naast individuele communicatie zorgen wij ook voor algemene communicatie. Met enige regelmaat publiceert Sociale Zaken in lokale media over acties dan wel resultaten op het gebied van fraudebestrijding in brede zin, zodat inwoners op de hoogte zijn van wat de consequenties kunnen zijn van het overtreden van de regels. Vaak gaat het dan om resultaten van
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 37
fraudeonderzoeken van de Sociale Recherche. In de brede informatievoorziening maken wij ook gebruik van schriftelijke en digitale middelen. Wij gebruiken ‘klare taal’, om onbewuste fraude door onbekendheid met de regels te voorkomen. De informatie op de website wordt up-to-date gehouden in eigen beheer. Hierbij speelt ook de Product Diensten Catalogus via de internetsite van de gemeente een rol. Met het uitwerken van klant/vraag/antwoord combinaties kan ingespeeld worden op de informatievragen van klanten en daarmee de preventie ondersteunen. Bij voorlichtingssessies geven wij de informatie op papier mee.
e. Controle op maat In het kader van administratieve lastenverlichting worden de Rechtmatigheid onderzoeksformulieren (Rof) (gedeeltelijk) afgeschaft. Deze formulieren worden nu nog maandelijks naar alle klanten toegestuurd. Klanten moeten deze ingevuld en ondertekend retourneren. Het afschaffen van deze formulieren betekent voor de klanten én voor de uitvoeringsorganisatie van de afdeling Sociale Zaken een behoorlijke administratieve lastenvermindering. Afschaffing in zijn geheel is niet mogelijk, bij een deel van de klanten is bijvoorbeeld sprake van wisselende inkomsten die wel elke maand moeten worden doorgegeven. Nu nog is handhaving binnen Sociale Zaken vooral regelgestuurd en signaalgestuurd. Regelgestuurd wil zeggen dat de inspanningen die worden gedaan voor handhaving in regels is vastgelegd en voor alle klanten hetzelfde is. Dit is een arbeidsintensieve werkwijze, waarbij over het geheel de inzet van menskracht niet in verhouding is tot het aantal overtredingen van de regels. Signaalsturing houdt in dat concrete fraudesignalen worden onderzocht, waarna eventuele acties volgen (confronteren, nader onderzoek enz.).Vaak is bij signaalsturing de fraude al gepleegd. Wij gaan daarom analysegestuurd handhaven. Dat betekent dat de dienstverlening ingevuld wordt op basis van het risico op regelovertreding, dat gekoppeld wordt aan de klant en zijn gedrag. Dit risico wordt vastgelegd in een risicoprofiel. Door analysegestuurde handhaving kan Sociale Zaken zijn fraudebestrijding gerichter, efficiënter en effectiever inzetten. Zo zullen huisbezoeken uitsluitend nog worden ingezet voor klanten met een hoog risicoprofiel. Voor het bepalen en opstellen van het risicoprofiel van klanten wordt de DPS matrix ingezet. DPS staat voor Diagnose-Planning-Sturing, en is in eerste instantie ontwikkeld door een aantal Brabantse gemeenten in samenwerking met het RCF/Kenniscentrum Handhaving. Een groot aantal gemeenten heeft DPS inmiddels in gebruik genomen, ook de regiogemeenten Bussum en Huizen gaan DPS gebruiken. Signaalcontroles en themacontroles blijven daarnaast ook ingezet worden. Bij een vermoeden van fraude die de € 10.000,- overstijgt wordt het dossier overgedragen aan de Sociale Recherche Gooi & Vechtstreek. Deze grens is wettelijk bepaald als de grens voor (verplichte) aanmelding bij justitie. De Sociale Recherche Gooi & Vechtstreek wordt meegenomen in de herijking van samenwerkingsverbanden, in het bijzonder in verband met de focus op exploitatie en dus betaalbaarheid.
f. Verzoek om een interventieproject In 2003 is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) in samenwerking met het ministerie van Financiën een landelijk dekkend netwerk van interventieteams opgezet. In deze interventieteams wordt samengewerkt door de Belastingdienst, de Arbeidsinspectie (AI), Uitvoeringinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de gemeenten, de So-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 38
ciale Verzekeringsbank (SVB), het Openbaar Ministerie, de departementen Financiën, Justitie en SZW. Het doel van de interventieteams is het voorkomen en terugdringen van belastingen premiefraude, uitkeringsfraude, illegale tewerkstelling en de daarmee samenhangende misstanden. De meerwaarde van optreden in multidisciplinair verband is dat de burger ziet dat verschillende ketenpartners samenwerken, waar een preventieve werking van kan uitgaan. De burger voelt zich minder ‘lastiggevallen’ als samenwerkende partners gelijktijdig een controle verrichten in plaats van ieder afzonderlijk op verschillende momenten. Een multidisciplinaire aanpak leidt tot effectievere handhaving. Door intensieve samenwerking ontstaat een grotere pakkans, meerdere bevoegdheden kunnen gelijktijding door de verschillende ketenpartners worden ingezet. De gezamenlijke aanpak kan verschillende fraudevormen en onderlinge verbanden aan het licht brengen die niet aan het licht zouden komen als iedere ketenpartner afzonderlijk optreedt. Er ontstaat dus een grotere kans op opsporing van fraude, waarmee we een daling van het bestand kunnen bereiken. Medewerkers van verschillende disciplines krijgen meer inzicht en kennis van de regelgeving, mogelijkheden en onmogelijkheden van andere deelnemende organisaties. Wij doen een verzoek aan het Coördinatiepunt Fraudebestrijding om een interventieproject op te zetten. Het verzoek wordt vervolgens beoordeeld door de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI). Afhankelijk van deze beoordeling en de beschikbare capaciteit wordt het verzoek al dan niet ingepland.
g. Huishoudtoets Per 1 januari 2012 wordt de WWB aangescherpt (status oktober 2011: wetsvoorstel, in behandeling bij de Tweede Kamer). Een van de aanscherpingen vindt plaats in de vorm van de zogenoemde huishoudtoets. In plaats van de toets op het inkomen en vermogen van de aanvrager of – ingeval van gehuwden of samenwonenden – de beide aanvragers, wordt deze toets uitgebreid naar alle gezinsleden. De wetgever maakt een uitzondering voor bewijsbare mantelzorg en een inkomen uit studiefinanciering. De huishoudtoets maakt het noodzakelijk dat een groot aantal uitkeringen opnieuw wordt beoordeeld. Er moet in beeld gebracht worden wat de gezinssituatie is in de betreffende uitkering en vastgesteld wat het huishoudinkomen is. Als dat inkomen gelijk is aan of hoger dan de geldende bijstandsnorm, heeft dat gevolgen voor het recht op uitkering. De uitkering kan dan worden verlaagd of gestopt. Het aantal klanten op wie dit van toepassing is, moeten wij nog onderzoeken. Vaststaat dat het een aanzienlijk deel zal zijn.
7.1.6. Wat verandert er? De focus op werk prevaleert. Als het toch tot een uitkering komt, doet Sociale Zaken alles wat in het vermogen ligt om misbruik van de inkomensvoorzieningen te bestrijden. Regels die samenhangen met rechtmatigheid mogen echter geen belemmering vormen voor werkaanvaarding en zijn hooguit randvoorwaardelijk. Niet langer worden alle klanten langs dezelfde controlemeetlat gelegd als het gaat om handhaving. Het risico op regelovertreding bij een klant, dat vastgelegd is in een risico profiel, bepaalt de aard en de mate van controle. Spontane nalevingsbereidheid bij klanten is groot, omdat zij goed geïnformeerd zijn over hun rechten en plichten. Zij zijn zich bewust van de consequenties van regelovertreding. De pak-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 39
kans bij regelovertreding is groot, omdat wij controle intensiveren bij klanten met een hoog risicoprofiel. De instroom in de uitkering is uitsluitend voorbehouden aan hen die tijdelijk niet werken of voor hen die niet kunnen werken en geen recht hebben op een andere voorziening. Bij het beoordelen van het recht worden alle beschikbare informatiebronnen geraadpleegd. Door een analysegestuurde dienstverlening is de fraudebestrijding effectief en efficient. Misbruik van de inkomensvoorziening wordt zoveel als mogelijk is voorkomen. Het Handhavingsprogramma 2011-2014 van het ministerie voor SZW benoemt de volgende maatregelen: - Sancties worden aangescherpt. De uitkering wordt voor 3 maanden stopgezet in geval van aangetoonde fraude. - Gemeenten krijgen de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. - Klanten die door kleding en/of gedrag arbeidsinpassing bemoeilijken worden aangepakt. - Bij fraude geldt een “zero-tolerance” beleid. - Regels voor huisbezoek worden versoepeld; het wordt voor medewerkers van Sociale Zaken qua regelgeving gemakkelijker om een huisbezoek af te leggen. - Het ministerie vergroot de mogelijkheden van preventie en/of het opsporen van fraude, door meer dan nu bestanden te koppelen en door een slimmere analyse van gegevens. De Regionale Centra Fraudebestrijding (RCF) en de Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst (SIOD) en het Inlichtingenbureau (IB) gaan gemeenten daar bij ondersteunen. Deze maatregelen moeten (deels) nog worden uitgewerkt, met name als het gaat om eventuele aanpassing van de bestaande verordeningen.
7.1.7. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Toelichting: Bovenstaande tabel is conform begroting Handhaving. Deze staat op € 0,00. Reden is dat er geen specifiek budget is voor handhaving. Dit zit verwerkt in de andere onderdelen. Vandaar dit bedrag in deze tabel.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 40
7.2. Schuldhulpverlening Schuldenproblematiek draait om meer dan geld alleen. Mensen met financiële problemen verliezen vaak ook vat op hun leven. Schulden lopen steeds verder op en er ontstaan ook andere problemen, zoals slechter functioneren op het werk en relatieproblemen. In die situatie is het gevaar reëel dat er een negatieve spiraal ontstaat. Om die te doorbreken is het belangrijk dat personen met schuldproblemen weer overzicht krijgen op hun situatie. En dat ze ervaren dat ze zelf iets aan hun situatie kunnen veranderen! Sinds jaren is de uitvoering van de schuldhulpverlening in Hilversum contractueel ondergebracht bij de Kredietbank Nederland. De inwoners van Hilversum kunnen met hun financiële problemen en vragen in eerste instantie terecht bij het Info loket rondkomen, onderdeel van Sociale Zaken en gevestigd op het Werkplein. Sommige financiële problemen worden in het loket opgelost, een aanvraag om schuldregeling wordt in behandeling genomen door de Kredietbank Nederland. Medewerkers van de Kredietbank houden spreekuur op het Werkplein. In de loop van de jaren is het aantal klanten dat een aanvraag heeft ingediend fors gestegen. In 2010 meldden zich 1.539 mensen bij het Loket schuldhulpverlening, op eigen initiatief of op doorverwijzing van een instelling. Daarvan zijn 662 klanten doorverwezen naar de Kredietbank en uiteindelijk zijn er 412 klanten in een schuldenregeling terechtgekomen. Ter vergelijking: in 2009 kwamen maar 139 klanten in een schuldenregeling. De andere aanmelders konden met een advies zelf hun financiële problemen oplossen.
7.2.1. Focus op werk Schuldhulpverlening is een middel om werknemers die op het werk door schulden minder presteren, weer goed te laten functioneren. Het onderzoek van het NIBUD laat zien dat werknemers met schulden eerder last van stress hebben, sneller hun concentratie verliezen en meer fouten maken. Bovendien verzuimen werknemers met schulden vaker. Werkgevers ondervinden hier last van. Als mensen zich melden bij Sociale Zaken voor werk en eventueel een uitkering, wordt in het ‘poortgesprek’ meteen aandacht gegeven aan de eventuele aanwezigheid van schulden. Als er schulden zijn, wordt de nodige ondersteuning ingezet. Mensen met een uitkering van wie de schuldenproblematiek opgelost of gestabiliseerd is, kunnen eerder aan het werk dan wanneer de schuldenproblemen maar doorgroeien. Werkzoekenden met schulden zijn vaak moeilijker te motiveren om werk te zoeken. De schuldproblematiek kan in het dagelijks leven zoveel problemen geven, dat er weinig ruimte is om te werken aan re-integratie. Door bij de reintegratie ook actief te werken aan het oplossen van de schuldproblematiek kan de arbeidsparticipatie van groepen werkzoekenden vergroot worden.
7.2.2. Focus op participatie Wij willen dat onze klanten kunnen meedoen aan het maatschappelijk verkeer. Schuldenproblematiek is ook één van de belemmeringen die klanten ervaren bij het meedoen. Integrale schuldhulpverlening richt zich op deze belemmering. Daarvoor is het nodig om naast de schulden zelf ook de oorzaken van schulden aan te pakken. Deze oorzaken kunnen bijvoorbeeld te maken hebben met werkloosheid, psychische problemen of verslaving. Juist die complexiteit van oorzaak en gevolg, en de toenemende omvang van het probleem vereisen
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 41
een aanpak op meerdere terreinen, waarbij samenwerking tussen verschillende instellingen geboden is.
7.2.3. Focus op betaalbaarheid Het uitgangspunt is dat iedere Hilversummer ondersteuning moet krijgen bij financiële problemen. In de afgelopen jaren zijn – naast het gemeentelijk budget – extra incidentele financiële middelen van het Rijk beschikbaar geweest om aan de toenemende vraag naar schuldhulpverlening tegemoet te komen. Met het wegvallen van deze middelen is het noodzakelijk geworden te bezien hoe schuldhulpverlening in de komende jaren toch op hetzelfde of een vergelijkbaar niveau kan blijven. De oplossingen hebben wij gezocht in het gerichter inzetten op de zwaarte van de problematiek, door onder meer het ontwikkelen van een drietal pakketten. Door daarnaast in te zetten op (meer) preventie en daarin samen te werken met een aantal partijen wordt zoveel mogelijk voorkomen dat schulden ontstaan, of dat zij oplopen.
7.2.4. Wat gaan we doen? a. Om selectiever en efficiënter te werken wordt schuldhulpverlening in Hilversum vanaf 2012 aangeboden in een drietal pakketten: het basispakket, het uitgebreide pakket en het pluspakket. Daarnaast kan het ‘Schuldhulpmaatje’ worden ingezet. b. De schuldenproblematiek onder jongeren neemt zichtbaar toe. Preventie is steeds al onderdeel van het beleid geweest, maar nu richten wij ons met preventie ook specifiek op jongeren. c. De samenwerking met andere partijen wordt uitgebreider; op het terrein van preventie maar ook bij het aanbieden van hulp in een vroeg stadium van het ontstaan van schulden. Het voorkomen van het ontstaan en oplopen van schulden draagt bij aan de betaalbaarheid. d. Efficiencyverbetering en daarmee kostenbesparing op de uitvoering door het digitaliseren van het aanmeldproces. Onderstaand in 7.2.5. een toelichting: 7.2.5. Hoe gaan we het doen? a. Het Basispakket, het Uitgebreide pakket en het Pluspakket Deze pakketten zijn zogenoemde curatieve diensten, er zijn dus al schulden waarvoor een oplossing moet komen. Daarnaast wordt eventueel het ‘Schuldhulpmaatje’ ingezet. De drie pakketten bestaan uit: 1. het Basispakket Dit pakket wordt aangeboden aan alle mensen die zich bij het Info loket rondkomen melden met schuldenproblematiek. Voorwaarden voor hulpverlening zijn dat mensen volledig gebruik maken van alle inkomensvoorzieningen (zoals belastingtoeslagen, belastingteruggave e.d.) en gemotiveerd zijn om mee te werken aan het schuldhulpverleningstraject. Het pakket omvat de onderdelen: - Aanmeldingsgesprek - Crisisinterventie (bijv. uithuiszetting of afsluiting van energie, er worden direct afspraken gemaakt met woningcorporatie of energiebedrijf om dit te voorkomen.) - Budget adviesgesprek
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 42
-
Integrale intake Budgetbegeleiding Schuldregeling
Dit pakket is voornamelijk bedoeld voor mensen die werken of binnen korte tijd aan het werk kunnen komen (focus op werk). Er is sprake van een serieus, maar wel enkelvoudig probleem. 2. het Uitgebreide pakket In het Uitgebreide pakket is er, naast de onderdelen uit het Basispakket, meer tijd en begeleiding beschikbaar. Veel schuldensituaties zijn niet enkel het gevolg van een laag inkomen of een financiële tegenvaller, vaak gaan er meerdere problemen achter schuil. In deze gevallen kan niet volstaan worden met het aanbieden van financieel-technische schuldhulpverlening alleen. Er is dan sprake van een mix van factoren die aan een schuldensituatie ten grondslag ligt en het is dus ook noodzakelijk de achtergronden en de leefsituatie bij de aanpak te betrekken. Juist die complexiteit van oorzaak en gevolg, en de toenemende omvang van het probleem vereisen een aanpak op meerdere terreinen, waarbij samenwerking tussen verschillende instellingen geboden is. Dit pakket is van toepassing op de klantengroep in het tweede segment (zie 3.1.) die door meerdere problemen (nog) niet in staat is om te werken (focus op participatie). Klanten die worden doorverwezen door Sociale Zaken of andere hulp- of dienstverleners, zoals Maatschappelijk Werk, krijgen in het algemeen een Uitgebreid pakket aangeboden. Daarbij is het van belang dat er voor wat betreft de klanten van Sociale Zaken een warme ‘overdracht’ plaatsvindt tussen gemeente en Info loket rondkomen. 3. het Pluspakket Voor klanten met psychiatrische en/of verslavingsproblemen wordt op een aparte locatie het Pluspakket, ofwel geïntegreerde dienstverlening, aangeboden. Het doel hiervan is het creëren van meer stabiliteit in het leven van deze klanten en het verminderen van overlast in de gemeente. We koppelen dit pakket ook aan de focus op participatie, maar dan aan het derde segment van het klantenbestand (zie 3.1.), de groep klanten met ernstige en meervoudige problemen. Medewerkers van het Info loket rondkomen houden spreekuur op locatie, verzorgen de intake voor financiële zorgverlening (de hulpverleners van het ACT (Assertive Community Treatment) team/Cocon/ RIBW/Jellinek zijn hierbij aanwezig) en bieden advies op maat en budgetbeheer. Gedurende het traject wordt regelmatig geëvalueerd tussen de betrokken partijen. Deze samenwerking verlaagt de drempel voor mensen met multiproblematiek en vergroot het bereik (en de continuïteit) van de hulp- en dienstverlening. Er wordt gebruikgemaakt van wederzijdse expertise en er vindt directe afstemming plaats.
René: “De aanpak voor jongeren is een succes. Verborgen schulden komen naar boven en daarmee ook verborgen psychosociale problematiek. Bij meiden vaak depressies en suïcidale gevoelens. Bij jongens agressie en problemen met autoriteit. Vaak hebben ze te maken gehad met huiselijk geweld en vinden dat heel normaal, maar het belemmert ze wel. Ze krijgen steeds meer het gevoel van ‘ik tegen de maatschappij’ ”.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 43
De jongeren moeten een lange adem hebben, willen ze iets aan hun problemen doen. Want makkelijk is het allemaal niet: van crisisopvang vol zwervers en junkies tot begeleid wonen. Het is een lange weg. Opeens moeten er regels worden nageleefd: op tijd opstaan, elke dag naar het werk. “Alleen als je echt wil, red je het,” weten René en de hulpverleners, "vooral op ‘wil en geduld’ ". In de schuldsanering worden inkomsten, lasten en schulden geregeld door een budgetbeheerder. Twintig was René toen de schulden zich opstapelden. Zo ver laat hij het niet meer komen, beklemtoont hij. “Vroeger had ik geen besef. Wilde ik een koelkast, dan kocht ik er eentje op afbetaling. En een tv moest je, zoals iedereen, toch ook in huis hebben?” Nu spaar ik eerst, en kijk of ik een tweedehandsje op de kop kan tikken. Maar vaak merk ik dat ik ook zonder kan. Ik heb al tweeduizend euro gespaard”.
Voor welke mensen het Pluspakket wordt ingezet wordt door Sociale Zaken vastgesteld, in overleg met de betrokken maatschappelijke instellingen in Hilversum die deze mensen in begeleiding hebben. Schuldhulpmaatje Bovenop alle drie de pakketten kan nog het instrument Schuldhulpmaatje worden ingezet, waarbij mensen ondersteund worden bij het hanteerbaar maken van ‘de papierwinkel’ (ook wel de bekende ‘schoenendoos’). Het ministerie van SZW heeft een aantal kerkelijke en maatschappelijke organisaties benaderd om ondersteuning te geven bij schulden en preventie daarvan. Het ministerie heeft hiervoor subsidie beschikbaar gesteld en de organisaties hebben vrijwilligers opgeleid. Het Schuldhulpmaatje richt zich uitdrukkelijk op mensen die vanwege een beperkte redzaamheid dreigen uit te vallen. Door deze groep ‘binnenboord’ te houden, nemen hun kansen op maatschappelijke en sociale participatie toe.
b. Preventie Preventie behoort al tot het beleid schuldhulpverlening, maar in de nieuwe wet gemeentelijke schuldhulpverlening krijgt de gemeente hier ook regieverantwoordelijkheid voor. Dit betekent niet dat de verantwoordelijkheid hiervoor alleen bij de gemeente ligt, of dat alle activiteiten door de gemeente uitgevoerd moeten worden. Ook scholen, hulpverlenings- en vrijwilligersorganisaties hebben hier een verantwoordelijkheid in. Preventie bij jongeren De toename van schulden onder jongeren is al een aantal jaren zichtbaar en lijkt vooralsnog niet te veranderen. Belangrijke verklaringen zijn de invloed van reclame, meedoen met rages, mogelijkheden om schulden te maken en nauwelijks financiële vaardigheden bij een deel van de jongeren. Een bijkomend probleem is dat veel jongeren geen aflossingscapaciteit hebben, of zij hebben studieschulden die een schuldregeling op korte of middellange termijn niet mogelijk maken. Deze groep jongeren heeft dus vaak een onregelbaar schuldenpakket en zijn vaak onregelbare schuldenaren; het nakomen van basale afspraken lukt niet. Wij vinden het belangrijk om deze moeilijke groep de maximale ondersteuning te bieden zodat schulden een goede start in het leven niet in de weg zitten. Bij het Leerwerkloket blijkt dikwijls al dat er sprake is van pro-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 44
blematische schulden. Standaard wordt bij intakegesprekken met jongeren (in de leeftijd van 18 tot 27 jaar) een schuldencheck gedaan. Om de preventieactiviteiten voor jongeren te borgen sluiten we aan bij het GGD initiatief ‘De Brede School’ en ‘Centrum voor Jeugd en Gezin’ waar alle middelbare scholen en het ROC bij zijn aangesloten. We bieden enkele modules aan, waarbij financiële opvoeding centraal staat. c. Samenwerking met andere partijen Samenwerking met het UWV Werkbedrijf Als er sprake is van een inkomensachteruitgang, bijvoorbeeld door een WW-uitkering na ontslag, gaat er vaak een periode overheen voordat mensen hun uitgavenpatroon hebben aangepast. Dit bevordert het risico op het ontstaan van schulden. Daarom maken we concrete afspraken met het UWV Werkbedrijf over het doorverwijzen van klanten naar de schuldhulpverlening in het Info loket rondkomen. Het Info loket verzorgt op het Werkplein voorlichting over hoe men een inkomensachteruitgang op kan vangen. Samenwerking met hulpverlenings- en vrijwilligersorganisaties Door vrijwilligers in te zetten genereren we extra capaciteit voor hulp. Meer mensen kunnen worden geholpen en het proces kan tegen lagere kosten worden georganiseerd, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit. Een ‘schuldhulpmaatje’, is een getrainde vrijwilliger, die mensen met schuldenproblematiek kan en wil ondersteunen. Door het deskundig wegnemen van de onzekerheden en onnodige hindernissen ontstaat rust en stabiliteit. Er komt weer ruimte voor de klant om zijn aandacht op andere zaken te richten. Vrijwilligers van organisaties als Sociale Raadslieden, Humanitas en het Leger des Heils zijn actief met hulp bij de administratie en het op orde krijgen/houden van de financiën. Tevens onderzoeken we de mogelijkheid om klanten – bij wijze van maatschappelijke baan – in te zetten als vrijwilliger voor andere burgers. Samenwerking met woningcorporaties en Agis Medewerkers van de Woningcorporaties en van zorgverzekeraar Agis spreken op het Werkplein Gooi Zuid de klanten die één maand huur- of premieschuld hebben. Het doel van deze ‘Vroeg Eropaf- aanpak’ is om Hilversummers met financiële problemen vroegtijdig op te sporen. Hiermee voorkomen we woningontruimingen en dat mensen uit hun zorgverzekering worden gezet. Samenwerking met maatschappelijke dienstverleners We gaan het huidige netwerk van samenwerking versterken en we ontwikkelen door naar een keten. We pakken de regie op door het proces van schuldhulpverlening in te richten, de rollen en taken van organisaties in deze keten te beschrijven, overlap eruit te halen en afspraken te maken over samenwerking en doorgeleiding van klanten.
d. Efficiencyverbetering Onderzoek naar digitalisering van het aanmeldproces We onderzoeken of het mogelijk is om aanmeldproces te digitaliseren en zo het stijgend aantal aanmeldingen te verwerken met gelijke of zelfs minder formatie. Klanten melden zich
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 45
zelfstandig, of wanneer zij dit niet kunnen met hulp van een instantie of een medewerker van het Info loket, online aan. Vervolgens maakt de medewerker van de schuldhulpverlening onderscheid tussen aanmeldingen die leiden tot een intake en aanmeldingen waarvoor de schuldhulpverlening geen hulp kan bieden. Wanneer de aanmelding niet leidt tot toegang tot de schuldhulpverlening, wordt er altijd contact gezocht met de aanmelder om de afwijzing toe te lichten en wanneer nodig door te verwijzen of te adviseren. Financiële compensatie voor maatschappelijke baten Uit cijfers van het Info loket rondkomen blijkt dat bijna 50 % van de bezoekersstroom ook contact heeft met andere ketenpartners. Uit het onderzoek ‘Schuldhulpverlening loont!’ van onderzoeksbureau Regioplan en de Hogeschool Utrecht, blijkt dat met de inzet van goede schuldhulpverlening allerlei kosten worden bespaard door andere organisaties zoals maatschappelijk werk, woningcorporaties, verslavingszorg en dergelijke. We gaan maatschappelijke partners die baat hebben bij goede schuldhulpverlening actiever betrekken bij de financiering van het schuldhulpverleningstraject en ze vragen bij te dragen in de kosten.
7.2.6. Wat verandert er? - Door schuldhulpverlening in een drietal pakketten aan te bieden kunnen we maatwerk leveren: de inzet van dienstverlening is afgestemd op de grootte van het probleem. Dit maatwerk draagt bovendien bij aan de betaalbaarheid door de inzet van Sociale Zaken en de Kredietbank af te stemmen op de zwaarte van de problematiek. - Wij sluiten met het beleid voor schuldhulpverlening aan op de beleidsontwikkelingen van de WMO, met name met betrekking tot jeugd en de doelgroepen met complexe problemen. - Preventie dringt het aantal mensen met schulden terug: schulden worden in een vroeg stadium gesignaleerd en aangepakt. We richten preventie ook specifiek op jongeren. - Aan de betaalbaarheid van schuldhulpverlening wordt tevens bijgedragen door het inzetten van vrijwilligers. - De samenwerking met andere partijen wordt uitgebreider en waar mogelijk vragen wij een bijdrage in de kosten. - Nog net voor het zomerreces heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening na amendering met algemene stemmen aangenomen. De ingangsdatum van de wet wordt, afhankelijk van besluitvorming in de Eerste Kamer, 1 januari of 1 juli 2012. De wet moet leiden tot een effectievere aanpak van de schuldhulpverlening. In het beleid voor schuldhulpverlening heeft Sociale Zaken zich steeds vooruitstrevend opgesteld. In het Beleidsplan Schuldhulpverlening 2009 tot en met 2011 is in vele opzichten al rekening gehouden met de (destijds al aangekondigde) Kaderwet Schuldhulpverlening. De Kaderwet heeft daarom niet heel grote gevolgen voor beleid en uitvoering. Wanneer iemand zich meldt voor schuldhulpverlening voert een medewerker van de Kredietbank met de klant een eerste gesprek en wordt geprobeerd inzicht te krijgen in de situatie en de relevante stukken compleet te krijgen. Binnen maximaal vier weken volgt een gesprek met de klantmanager van de Kredietbank en wordt de klant goed geïnformeerd over de verwachte doorlooptijd en het te bereiken resultaat. Het verschil is dat deze termijn van vier weken in de nieuwe wet een verplichting wordt. Wat eveneens niet verandert is dat bij het poortgesprek standaard een check op schulden uitgevoerd wordt. Als er een schuldenprobleem dreigt, ver-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 46
wijst de consulent de klant naar het Info loket rondkomen voor advies over inkomensondersteunende voorzieningen en schuldhulpverlening.
7.2.7. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 47
7.3. Minimabeleid Mensen met een laag inkomen willen we laten meedoen aan het maatschappelijke bestaan in Hilversum. Het lage inkomen mag hiervoor geen belemmering zijn. Inwoners moeten een zodanige financiële basis hebben dat ze de mogelijkheid hebben om mee te doen, maar ook om in de toekomst hun positie te verbeteren. Met behulp van inkomensondersteunende regelingen en incidentele bijstand dragen we eraan bij dat inwoners kunnen participeren.
7.3.1. Focus op werk Het minimabeleid draagt preventief bij aan de focus op werk door vooral te gaan investeren in kinderen. De vroege schoolkeuze pakt voor kinderen van hoogopgeleide ouders beter uit dan voor kinderen uit lagere milieus. Laagopgeleide ouders stimuleren hun kinderen minder om een eventuele foute keuze te herstellen. Het gevolg hiervan kan zijn dat de kansen op een goede opleiding en arbeidsperspectief daarmee voor kinderen van laagopgeleiden minder worden. Om dit te voorkomen zal er vooral geïnvesteerd worden in de kinderen. Hierbij denken wij aan het stimuleren van onderwijs en het mogelijk maken om deel te nemen aan buitenschoolse activiteiten. Deze kinderen kunnen dan hun sociale vaardigheden en kennis zo optimaal mogelijk ontwikkelen en later als volwassenen volwaardig participeren in de samenleving. Kinderen van laagopgeleiden en uitkeringsgerechtigden vergroten hiermee hun kansen op participatie en werk.
7.3.2. Focus op participatie Armoede kan een ontwrichtende werking hebben op huishoudens en personen. Om de negatieve effecten van armoede te beperken geven we financiële steun, binnen de grenzen van de rijkswetgeving. Het minimabeleid draagt hierdoor bij aan participatie van inwoners, zodat zij niet als gevolg van het langdurige lage inkomen in een isolement terecht komen.
7.3.3. Focus op betaalbaarheid Het college heeft besloten niet te willen besparen op het budget voor minimabeleid. Om het minimabeleid betaalbaar te houden werken we, mede in het kader van administratieve lastenverlichting, aan een zo efficiënt mogelijke manier om de huidige minimaregelingen uit te voeren. Voor de klant kan het indienen van een aanvraag simpeler worden gemaakt en voor de gemeente levert dit een besparing op de uitvoeringskosten op. De invoering van de snelbalie in november 2011 maakt de uitvoering van een aantal minimaregelingen al minder arbeidsintensief. Niet alle bewijsstukken hoeven meer te worden opgevraagd en het afhandelen van de aanvraag gaat een stuk sneller. Begin 2012 wordt aan de gemeenteraad een voorstel voorgelegd om de huidige regeling Bijstand Bijzondere Gebruiksgoederen (BBG) en de Langdurigheidstoeslag samen te voegen tot een nieuwe regeling ’Nieuwe Langdurigheidstoeslag’. De samenvoeging van deze twee regelingen maakt het voor de klant een stuk simpeler een aanvraag in te dienen en voor de gemeente levert dit een besparing op de uitvoeringskosten op. Daarnaast wordt het budget voor een computer voor schoolgaande kinderen verlaagd, omdat de prijs van computers sterk is gedaald. De besparing die hieruit volgt wordt primair ingezet voor een financiële overgangsregeling voor de Nieuwe Langdurigheidstoeslag. Na afloop van
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 48
deze overgangsregeling wordt de besparing ingezet voor andere, nog te ontwikkelen, producten voor het jeugdbudget. Het wetsvoorstel WWB 2012 geeft voor de verstrekking van inkomensondersteunende voorzieningen een inkomensgrens aan van 110% van het bijstandniveau. De minimaregelingen in Hilversum komen niet boven deze grens, met uitzondering van de deelname aan de collectieve zorgverzekering. Hierbij is de huidige grens 130%. Deelnemers ontvangen, naast een korting op de basis- en aanvullende verzekering, een maandelijkse gemeentelijke bijdrage in de premie voor de aanvullende zorgverzekering. De gemeentelijke bijdrage in de aanvullende premie is met ingang van 1 januari 2012 wettelijk dus niet meer toegestaan voor deelnemers met een inkomen boven 110% van het bijstandsniveau.
7.3.4. Wat gaan we doen? Het uitgangspunt bij minimabeleid is, dat bij wijzigingen in het beleid - om de betaalbaarheid te waarborgen - uitvoeringskosten wel steeds in verhouding moeten staan tot de regeling. a. We zetten in op kinderen door middel van een ‘jeugdbudget’. Het is van belang dat kinderen op school en in de maatschappij kunnen participeren. Een goede start op school bepaalt de toekomst van een kind. Het minimabeleid kan hieraan bijdragen. De vergoeding van de kosten van een computer voor schoolgaande kinderen wordt verlaagd door prijsdaling van computers. De kostenbesparing zetten we op termijn in ten gunste van andere mogelijkheden voor het jeugdbudget. b. Het jeugdbudget wordt vastgesteld in een nieuwe verordening die op basis van een wetswijziging WWB per 1 januari 2012 verplicht gesteld wordt. c. De regeling BBG en Langdurigheidstoeslag worden samengevoegd tot één regeling (raadsvoorstel begin 2012).
7.3.5. Hoe gaan we het doen? a. We zetten in op kinderen door middel van een ‘jeugdbudget’. Door met een ‘jeugdbudget’ meer het accent op kinderen te leggen vergroten we hun kansen op werk en verlagen we dus ook de kansen op afhankelijkheid van een uitkering in de toekomst. Per kind beoordelen we welke financiële ondersteuning nodig is om de kans op een redzaam bestaan in de toekomst te vergroten. Het jeugdbudget bestaat onder andere uit de activiteitenregeling voor deelname aan sport en culturele activiteiten, een computer voor schoolgaande kinderen, maar kunnen we ook, afhankelijk van de individuele omstandigheden, uitbreiden met bijvoorbeeld een vergoeding voor schoolkosten. De vergoeding voor de kosten van een computer voor schoolgaande kinderen wordt verlaagd, omdat de prijs van computers sterk is gedaald. De besparing die hierdoor ontstaat zetten we op termijn in voor andere producten voor het jeugdbudget.
b. Het jeugdbudget wordt vastgelegd in een nieuwe verordening. In het nieuwe wetsvoorstel WWB 2012 heeft de gemeente de opdracht om een verordening vast te stellen voor het verlenen van bijzondere bijstand voor de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. In deze verordening wordt het jeugdbudget vastgelegd. Bij een uitkeringsaanvraag van een gezin of alleenstaande ouder wordt in de toekomst standaard aandacht gegeven aan de participatie van de kinderen. In deze intake wordt beoordeeld welke
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 49
producten nodig zijn om de kansen van het kind op participatie en werk te vergroten. c. Samenvoeging van de regeling BBG en Langdurigheidstoeslag Eind 2011 wordt aan de gemeenteraad een voorstel voorgelegd om de huidige BBG-regeling en de langdurigheidstoeslag met ingang van 2012 samen te voegen tot een nieuwe regeling. De BBG-regeling is een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. De langdurigheidstoeslag is een jaarlijkse financiële tegemoetkoming voor inwoners die langdurig een laag inkomen ontvangen. Deze tegemoetkoming is eveneens voornamelijk bedoeld voor het vervangen van duurzame gebruiksgoederen. De BBG-regeling voor personen tot 65 jaar blijft bestaan. Voor personen van 65 jaar en ouder is de langdurigheidstoeslag niet van toepassing, deze groep is bij wet uitgesloten. 7.3.6. Wat verandert er? - Kinderen van ouders met een uitkering of ander laag inkomen worden door middel van een jeugdbudget gestimuleerd en financieel geholpen, om hun kansen op werk en deelname aan de maatschappij in de toekomst te vergroten en geen beroep te hoeven doen op een uitkering. We verlagen de vergoeding voor computers, die in prijs zijn gedaald. De besparing zetten we primair in voor een overgangsregeling voor de nieuwe Langdurigheidstoeslag, maar komt na afloop daarvan ter beschikking voor het jeugdbudget. - Het jeugdbudget leggen we vast in een verordening voor het verlenen van bijzondere bijstand voor de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen. De huidige activiteitenregeling is een vergoeding die bedoeld is voor kinderen en volwassenen voor onder andere deelname culturele, sportieve activiteiten en telefoon- internet- en krantenabonnementen. De regeling voor activiteiten voor kinderen brengen we onder in het jeugdbudget. De huidige activiteitenregeling voor volwassenen blijft van kracht. -
De BBG regeling en Langdurigheidstoeslag worden samengevoegd. Dit levert een besparing op de uitvoeringskosten op. In het wetsvoorstel WWB 2012 maximeert het Rijk de verstrekking van bijzondere bijstand in de kosten van de premie voor aanvullende zorgverzekering tot een inkomensgrens van 110% van het sociaal minimum.
De incidentele en periodieke bijzondere bijstand blijven als regeling bestaan. Dit zijn tegemoetkomingen voor uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten op grond van de Wet Werk en Bijstand. Een beoordeling vindt plaats naar aanleiding van een individuele aanvraag. In deze regelingen vinden geen wijzigingen plaats. Kwijtschelding van gemeentelijke belastingen blijft eveneens ongewijzigd. Kwijtschelding is mogelijk voor inwoners met een minimum inkomen. Voor klanten van Sociale Zaken vindt dit geautomatiseerd plaats en wordt uitgevoerd door de afdeling Belastingen van de dienst Inwoners.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 50
7.3.7. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 51
Hoofdstuk 8: Doelgroepenbeleid Bij de focus op werk en participatie maken we geen onderscheid in doelgroepen. Jongeren vormen hierop een uitzondering omdat bij deze groep de component leren nadrukkelijk aanwezig is en de dienstverlening in die zin uitgebreider is. Aan jongeren is ook extra aandacht gegeven omdat voor deze groep tot en met 2011 extra budget beschikbaar is via het Actieplan Jeugdwerkloosheid en thans nog op grond van ESF subsidie. Ook is er nog een subsidie die het UWV WERKbedrijf ontvangt ten bate van het leerwerkloket op het Werkplein. Inburgering is in dit hoofdstuk opgenomen omdat de gemeente hiervoor op grond van de Wet Inburgering nog in 2012 verantwoordelijk is. Voor inburgering ontvangen we – als onderdeel van het Participatiebudget – nog budget tot en met 2012. Vanaf 2013 is inburgering geen verantwoordelijkheid meer van de gemeente. In dit hoofdstuk geven wij ook aandacht aan de (volwassenen)educatie. Volwasseneneducatie richt zich op Nederlandse taalles met als doelgroep iedere inwoner van Hilversum die ongeletterd of laaggeletterd is. Educatiemiddelen zijn onderdeel van het Participatiebudget.
8.1. Jongeren Het kabinet vindt dat jongeren moeten leren om op eigen benen te staan en zich te ontwikkelen tot zelfstandige en verantwoordelijke burgers. Voor het domein werk en inkomen houdt dit in, dat we jongeren stimuleren en faciliteren om zelf werk te zoeken of een opleiding te volgen. In wetgeving wordt dit verankerd door de jongere te verplichten eerst zelf vier weken naar werk te zoeken, voordat de jongere aanspraak kan maken op een uitkering en ondersteuning. De verplichting om werk te vinden geldt ook na de toekenning van een uitkering en ondersteuning. Dit is de tegenprestatie die het kabinet van de jongere vraagt voor de ondersteuning. Veruit het grootste deel van de jongeren maakt hun schoolopleiding af en zijn daarna heel goed in staat om op eigen kracht werk te vinden, hebben geen schulden en geven geen overlast. Zij hebben meestal helemaal geen hulp nodig of eventueel alleen maar een advies. De jongeren die een beroep doen op onze dienstverlening, hebben vaak wél intensieve begeleiding en zorg nodig. Deze jongeren: - zijn laaggeschoold, - hebben geen startkwalificatie, - zijn laaggeletterd, - hebben gedragsstoornissen, - hebben een slechte start gehad. Het blijft dus van belang om jongeren zonder startkwalificatie te stimuleren een startkwalificatie te halen (als dat haalbaar is) met behulp van een leerbaan of een vervolgopleiding. Jongeren met een startkwalificatie vinden namelijk vaker een betaalde baan (92%) dan jongeren zonder een startkwalificatie (72%) en kunnen zelfstandiger functioneren in de maatschappij
8.1.1. Focus op werk en op participatie Vanaf het eerste moment ligt de focus op werk of participatie. Dit wijkt in feite niet af van de werkwijze die geldt voor alle andere klanten. Voor ieder is de start van het proces gelijk: de
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 52
jongere wordt aan de poort gewezen op zijn eigen verantwoordelijkheid om zelf werk te zoeken of regulier onderwijs te volgen. Daarnaast zijn de lijnen kort op het Werkplein: naar bijvoorbeeld uitzendbureau´s (zeker voor de jongeren met een acuut financieel probleem), naar zorgverleners (consulent van het Centrum voor Jeugd en Gezin en maatschappelijk werker), naar het leerwerkloket en naar het ROC. Alle ondersteuning is er op gericht dat jongeren zo snel mogelijk (kunnen) gaan werken, leren of participeren.
8.1.2. Focus op betaalbaarheid Het merendeel van de jongeren kan heel goed zelfstandig functioneren en zich redden in de maatschappij. Zij hebben geen (financiële) ondersteuning nodig van de gemeente. Als jongeren een beroep op ons dan beperken we onze inspanningen en (financiële) ondersteuning zoveel mogelijk, door - de inzet van de leerwerkloket subsidie in 2012 preventief en aan de poort. In landelijke afspraken is bepaald dat de subsidie wordt gebruikt voor de financiering van 2,4 formatieplaatsen. Deze formatie zetten we in voor plaatsing op en werven van banen, leerbanen of stages, sollicitatietrainingen en advisering. - samenwerking met welzijns- en zorginstellingen. Hierdoor kunnen we meer door anderen laten doen. - meer te sturen op de inzet van middelen van het Regionaal Bureau Leerlingzaken (het voorkomen van schooluitval). - jongeren het heft in eigen handen te geven en zelf actief aan de slag gaan met een activiteit die ze aanspreekt c.q. waarmee ze iets willen en kunnen bereiken. De leerwerkloket subsidie kan tevens worden ingezet als cofinanciering van het ESF 2 project. De personeelsuren van medewerkers van het leerwerkloket zijn ESF subsidiabel. Hoe meer kosten ESF subsidiabel zijn, des te hoger het te ontvangen subsidiebedrag. Daarnaast kunnen de kosten die de gemeente maakt (personeelsuren van klantmanagers en trajectkosten) om jongeren te ondersteunen eveneens opgevoerd worden als ESF subsidiabel.
8.1.3. Wat gaan we doen? Voor de doelgroep jongeren doen we wat we voor alle klanten al doen: we leggen de focus op werk, participatie en betaalbaarheid. Dit doen we door: a. De focus op werk al in te zetten ‘aan de poort’, door jongeren zo snel mogelijk te plaatsen op een baan, leerbaan of stage. We ontwikkelen leerwerkarrangementen en werven (leer)banen. b. De participatie of het ‘leren’ van jongeren te bevorderen door middel van de participatie- c.q. leerbon. c. goed en tijdig problemen te signaleren (jongeren met een (niet gediagnosticeerde) gedragsstoornis of een combinatie van gedragsstoornissen, zorgmijders, zorgmissers) en begeleiden de jongeren direct naar de goede hulpverlener. d. samenhang te realiseren tussen de verschillende vormen van zorg op het gebied van onderwijs (schooluitval), schuldhulpverlening, werk, inkomen en welzijn. In geval van zorg wordt ook het Centrum voor Jeugd en Gezin hierbij betrokken. Onderstaand in 8.1.4. een toelichting:
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 53
8.1.4. Hoe gaan we het doen? a. De focus op werk al in zetten ‘aan de poort’ We matchen de jongere zo snel mogelijk met een baan, leerbaan of stage. We zetten daarbij zonodig producten en instrumenten in die eventuele belemmeringen van jongeren in kaart brengen, verkleinen of opheffen. In het poortgesprek wijst de klantmanager de jongere in het eerste gesprek op zijn verantwoordelijkheid om zelf gedurende 4 weken te zoeken naar werk, op de consequenties als hij zijn verantwoordelijkheid niet neemt en op de diensten (werken, leren en solliciteren) aanwezig op het Werkplein. De producten die daarbij ingezet kunnen worden zijn: - oriëntatie op de arbeidsmarkt (vacatures en leerbanen) en opleidingsmarkt; - inschrijving bij uitzendbureau´s; - sollicitatietraining (product van het leerwerkloket); Voor het binnenhalen van banen, maar ook voor het ontwikkelen van leerwerkarrangementen en het werven van (leer)banen maken we de gebruik van de accountorganisatie, die wordt ingericht voor het gehele klantenbestand. Als een vorm van preventie geven we sollicitatietrainingen, al in het laatste schooljaar van het beroepsonderwijs (de Praktijkschool, het VMBO, en het MBO niveau 1 en 2). b. Participatie bevorderen als werk nog niet lukt We bevorderen de participatie of het ‘leren’ van jongeren door middel van de participatiec.q. leerbon. We motiveren jongeren die nog niet kunnen leren en werken te gaan leren en/of participeren. We beoordelen of de jongere in aanmerking komt voor de leerbon. De jongere moet de bon binnen een bepaalde tijd verzilveren en de bon moet besteed worden aan activiteiten die zijn situatie verbeteren. Dit is de tegenprestatie die jongeren moeten leveren voor het ontvangen van (financiële) ondersteuning van de gemeente. c. Goed en tijdig problemen te signaleren Jongeren met een (niet gediagnosticeerde) gedragsstoornis of een combinatie van gedragsstoornissen, zorgmijders, zorgmissers, verwijzen we direct naar de goede hulpverlener. We organiseren een gesprek met een consulent van het Centrum voor Jeugd en Gezin (voor jonger dan 23 jaar) of een maatschappelijk werker (voor ouder dan 23 jaar). Risicojongeren worden aangemeld bij de 'Verwijsindex Risicojongeren'. De Verwijsindex Risicojongeren brengt risicomeldingen van hulpverleners, zowel binnen gemeenten als over gemeentegrenzen heen, bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. Het Centrum voor Jeugd en gezin is procesregisseur/manager van de verwijsindex. We nemen ook deel aan het maandelijks multidisciplinaire casusoverleg van het Centrum voor Jeugd en gezin (in het Veiligheidshuis) om de ondersteuning van risicojongeren op elkaar af te stemmen. d. Samenhang tussen de verschillende vormen van zorg Wij realiseren samenhang tussen de verschillende vormen van zorg op het gebied van onderwijs, schuldhulpverlening, werk, inkomen en welzijn en Centrum voor Jeugd en Gezin, met als doel een samenhangend aanbod aan activiteiten en voorzieningen voor de jongeren. We introduceren zorgadviesteams in het beroepsonderwijs. Zorgadviesteams zijn in feite een werkoverleg op school waarin de intern begeleider van de school, de jeugdarts van de GGD,
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 54
een schoolmaatschappelijk werker van Versa Welzijn en de leerplichtambtenaar van het Regionaal Bureau Leerlingzaken samenwerken. Het doel van het zorgadviesteam is om de zorg voor leerlingen met problemen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om te zorgen dat jongeren niet uitvallen maar hun diploma halen. De meeste basisscholen en alle scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Gooi en Vechtstreek hebben een zorgadviesteam. Als de jongere dreigt uit te vallen, dan begeleiden het ROC en het RBL de jongere terug naar school of naar een (leer)baan. 8.1.5. Wat verandert er? De belangrijkste veranderingen gelden de uitgangspunten van het beleid: meer dan voorheen staan de eigen verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid van de jongere voorop in het verbeteren van zijn of haar situatie en de jongere wordt hierop aangesproken. De inzet van opleidingstrajecten is, naast het behalen van een startkwalificatie, vooral gericht op de (toekomstige) vraag van de arbeidsmarkt. Het behalen van een startkwalificatie is niet langer een doel op zich. Niet veranderd is het uitgangspunt dat als de jongere een startkwalificatie heeft, dan gaat werk boven opleiden. Als het behalen van een startkwalificatie niet haalbaar is, maar plaatsing op een baan wel, dan wordt de werkgever gestimuleerd de jongere te scholen dan wel een Ervaringscertificaat (EVC) te laten behalen.
8.1.6. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 55
8.2. Inburgering Iedereen die moet inburgeren in Nederland is met ingang van 1 januari 2013 daar zelf verantwoordelijk voor. Dat geldt ook voor het betalen van een eventuele inburgeringscursus. In het licht van deze verandering verlaagt het rijk het beschikbare budget voor inburgering in 2012 aanzienlijk. Inburgering wordt dan voor Sociale Zaken nog uitsluitend gezien in het licht van de focus op werk en participatie.
8.2.1. Focus op werk en participatie Het uitgangspunt is dat het hebben van werk, of op een andere manier meedoen, een voorwaarde is om te kunnen participeren in de samenleving. Voor inburgeringsplichtigen met een WWB of een WIJ uitkering verschuift de focus op het behalen van het inburgeringsexamen naar de focus op werk of de focus op meedoen in onze maatschappij. Inburgering is niet het einddoel, maar een middel om te kunnen werken of participeren.
8.2.2. Focus op betaalbaarheid Door de doelgroep voor inburgering in 2012 te beperken, beheersen we de kosten. Ondanks dat we in 2011 en 2012 nog financiële middelen voor inburgering ontvangen, is de financiële ruimte voor nieuwe inburgeringstrajecten beperkt. We moeten rekening houden met betalingsverplichtingen die zijn ontstaan bij het starten van inburgeringstrajecten in de afgelopen jaren (2008 -2010). De kosten van een traject worden namelijk gespreid over 3 jaar. Dat heeft te maken met de gemiddelde duur van een inburgeringstraject. Inburgeringstrajecten die van start gaan in 2011 en 2012 drukken tot 2015 op het Participatiebudget, terwijl we vanaf 1 januari 2013 geen financiële middelen voor inburgering meer ontvangen. Voor de reeds gestarte inburgeringstrajecten hebben we een betalingsverplichting. We moeten dus middelen uit het Participatiebudget reserveren om de kosten voor de reeds gestarte inburgeringstrajecten te dekken. Dit gaat ten koste van de middelen voor re-integratie. Om te voorkomen dat inburgering nog meer ten koste gaat van de re-integratie is het noodzakelijk om in 2011 en 2012 zo min mogelijk inburgeringstrajecten te starten.
8.2.3. Wat gaan we doen? - We gaan het aantal nieuw te starten trajecten in 2011 en 2012 beperken tot een minimum door een hele specifieke doelgroep inburgeraars aan te wijzen en dit te verankeren in de verordening voor inburgering. De nieuwe verordening geldt tot 1 januari 2013, tot de wijziging van de Wet inburgering. De doelgroep wordt beperkt tot asielgerechtigde inburgeringsplichtigen en geestelijke bedienaren (de wettelijk voorgeschreven doelgroep) en inburgeringsplichtigen met een WWB of WIJ-uitkering, waarbij deelname aan de inburgeringsvoorziening voorwaarde is voor re-integratie. De prognose voor 2011 bedraagt 126 trajecten, voor 2012 bedraagt deze 60. Ten opzichte van voorgaande jaren betekent dit in 2011 een afname met ongeveer de helft, in 2012 is het aantal tot ongeveer een kwart teruggebracht. - We ontwikkelen taalbeleid en stemmen de voorwaarden voor de inkoop van taalles, gefinancierd met educatiemiddelen, af op de behoefte. Ook na 1 januari 2013 hebben we te maken met mensen – zowel inburgeraars als autochtone Nederlanders – die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, laaggeletterd of analfabeet zijn en niet of
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 56
nauwelijks werken en/of participeren. Op deze manier ondersteunen we de inburgeraars op hun weg naar werk of participatie en richten we ons op de doelgroep na 1 januari 2013.
8.2.4. Hoe gaan we het doen? Tot 1 januari 2013 bieden we inburgeringstrajecten aan die we inkopen bij 2 taalaanbieders (ROC en IVIO). Een centraal element in het inburgeringbeleid blijft de combinatie van leren en toepassen van het geleerde in de praktijk. Dat kan tijdens betaald werk of een stage, maar ook via vrijwilligerswerk. Ook zijn er voorzieningen waarbij het leren van de taal gecombineerd wordt met opvoedingsondersteuning of met maatschappelijke activering.
8.2.5. Wat verandert er? Met ingang van 2013 ontvangen gemeenten geen middelen meer voor inburgering. Vanaf 2013 komt een deel van de huidige inburgeraars niet meer in aanmerking voor dienstverlening van Sociale Zaken. Inburgeringstrajecten worden dan niet meer uit het Inburgeringbudget bekostigd en de gemeente speelt in de uitvoering van de Wet Inburgering na 2013 geen rol meer. In het wetsvoorstel Wet Inburgering 2013 zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen: - inburgeraars gaan zelf de kosten betalen voor de inburgering, - en komt een mogelijkheid om gebruik te maken van een sociaal leenstelsel voor mensen die de inburgering nog niet direct zelf kunnen betalen, - het inburgeringsexamen moet binnen 3 jaar worden behaald, - het niet voldoen aan de inburgeringplicht, met uitzondering van bijzondere omstandigheden, kan leiden tot intrekking van de verblijfsvergunning, - de intrekking geldt niet voor vreemdelingen zolang zij recht hebben op asiel. Wel is een boete mogelijk als zij niet inburgeren. - Bij niet nakomen van de inburgeringplicht wordt de boete verhoogd. We richten ons dus niet langer op een brede doelgroep inburgeraars. Dit betekent dat overige inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een andere manier invulling moeten gaan geven aan hun inburgeringplicht en voor informatie, advies en ondersteuning aangewezen zijn op andere organisaties (Vluchtelingenwerk, Versa Welzijn, Info loket Rondkomen, WWZ loket etc.).
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 57
8.2.6. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 58
8.3. (Volwassenen)educatie Middelen voor educatie (Wet Educatie en Beroepsonderwijs, WEB), de rijksbijdrage van het ministerie van OC en W, zijn vanaf 2009 onderdeel van het Participatiebudget. Binnen het Participatiebudget zijn de educatiemiddelen geoormerkt en het ministerie verplicht gemeenten om educatietrajecten tot en met 2012 in te kopen bij het Regionale Opleidingscentrum (ROC). De gemeenten in de regio hebben bestuurlijke samenwerking en uitvoering ondergebracht in een Gemeenschappelijke Regeling (GR), uitgevoerd door de gemeente Huizen. Elk jaar sluit de GR een prestatieovereenkomst af. Het budget wordt besteed aan “het alfabetiseren van anderstaligen, het verlagen van laaggeletterdheid bij Nederlandstaligen en anderstaligen, het verlagen van de achterstand ten aanzien van maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld laaggeletterde ouderen en digibeten, het verwerven van basisvaardigheden, het mogelijk maken van doorstroming naar vervolgonderwijs en beroep”. Dit is de formulering van de opdracht aan het ROC.
8.3.1. Focus op werk en focus op participatie Het ROC richt zich op alfabetisering en laaggeletterdheid van Nederlands- en anderstaligen, gebaseerd op sociale redzaamheid en/of professionele redzaamheid, op niveau 1 tot en met 4 (verschil in laag- of middenopgeleid, Nederlandstalig of anderstalig). Het beheersen van de Nederlandse taal is essentieel als het gaat om het deelnemen aan de maatschappij. Het gaat daarbij om zowel werken in een betaalde baan als meedoen in de samenleving door op een andere manier betrokken te zijn en een bijdrage te leveren. Naast leren lezen, schrijven en spreken wordt ook met diverse programma’s op de computer gewerkt.
8.3.2. Focus op betaalbaarheid Tot en met 2012 wordt het budget voor educatie, dat deel uitmaakt van het Participatiebudget, in zijn geheel doorbetaald aan het ROC. Het ROC levert daarvoor een bepaalde afgesproken prestatie tegen een vaste prijs. Overschrijding van het budget kan daarom in principe niet voorkomen. Wel moet gevolgd worden of de afgesproken prestaties nagekomen worden en de gewenste kwaliteit wordt gehaald. Het budget voor 2011 bedraagt € 596.000. Voor zover nu bekend blijft dit bedrag de komende jaren gelijk.
8.3.3. Wat gaan we doen? In 2012 kunnen gemeenten nog niet vrij beschikken over het budget voor educatie, maar zijn zij verplicht dit bij een ROC te besteden. In 2013 is dat waarschijnlijk wel mogelijk, op voorwaarde dat het Rijk deze verplichting dan ook inderdaad opheft. Indien het budget ter (vrije) beschikking van de gemeente komt is het onze ambitie om taalverwerving zoveel mogelijk ondersteunend te laten zijn aan werk en participatie. In 2012 doen wij onderzoek naar (andere) mogelijkheden om dat te realiseren. Het is denkbaar dat in dat geval het ROC als leverancier blijft, maar het is ook denkbaar dat voor een andere werkwijze of partij gekozen wordt, met de wet als kader en conform de aanbestedingsregels.
8.3.4. Hoe gaan we het doen? - In de onderhandelingen over de prestaties van het ROC voor het jaar 2012 geven wij
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 59
-
een aanzet voor het realiseren van de focus op werk en participatie (en betaalbaarheid). Wij doen onderzoek naar de mogelijkheden en effectiviteit van de koppeling tussen beroepsopleiding, taalverwerving en (arbeids)participatie. Aan de hand van het resultaat van het onderzoek maken wij keuzes.
8.3.5. Wat verandert er? Begin 2012 verwachten we duidelijkheid wat het Rijk besluit over de middelen voor educatie en de besteding na 2012. Vooralsnog gaan we er van uit dat de middelen voor educatie vanaf 2013 naar inzicht van de gemeente zijn te besteden. Tot en met 2012 is het nog verplicht om deze middelen te besteden bij het ROC.
8.3.6. Wat kost het?
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 60
8.4. Bestuursakkoord Het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen hebben met elkaar onderhandeld over een bestuursakkoord. In het bestuursakkoord wordt het takenpakket van gemeenten versterkt, met name op het terrein van werk, zorg en jeugd. Bij werk wordt gekozen voor een meer integrale benadering, die gericht is op activering en participatie. Het Bestuursakkoord is in feite nog niet tot stand gekomen, omdat gemeenten zich niet konden vinden in met name de bezuiniging op de WSW. Desondanks kunnen we er vanuit gaan dat de decentralisaties doorgang vinden. De Wet Werken naar Vermogen (WWnV) vormt met ingang van 1 januari 2013 één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. De WWB, WSW en Wajong worden in deze regeling samengevoegd. Onderstaand geven wij de belangrijkste veranderingen aan die door de WWnV gaan plaatsvinden. Hierbij moeten we een voorbehoud maken: ten tijde van het schrijven van dit plan is nog niet bekend wat na het besluitvormingsproces in Tweede en Eerste Kamer de definitieve bepalingen van de WWnV zijn.
8.4.1. WWB De veranderingen voor de WWB hebben voornamelijk te maken met bezuinigingen. Stapsgewijs wordt het Participatiebudget teruggebracht tot ongeveer een derde van het budget 2011. (Voor financiële gegevens zie hoofdstuk 10.) Gemeenten krijgen ingaande 2013 de mogelijkheid om gebruik te maken van loondispensatie. Loondispensatie betekent dat de werkgever minder dan het wettelijk minimumloon mag betalen als de werknemer door zijn arbeidsbeperking verminderd productief is. Naast het loon ontvangt de werknemer een aanvullende uitkering van de gemeente. Met ingang van 2012 wordt de WWB aangescherpt. De Wet Investeren in Jongeren (WIJ) vervalt: jongeren vallen dan weer onder de WWB. Voor jongeren komt er vier weken zoektijd, voordat zij een inkomensvoorziening kunnen aanvragen. In die vier weken moeten zij zich actief inspannen om een baan te vinden, een leerbaan of opleiding. Er komt een huishoudtoets, dat wil zeggen dat het inkomen van alle gezinsleden bepalend is voor het recht op uitkering. Mensen met een uitkering moeten zoveel mogelijk daarvoor een tegenprestatie leveren. Handhaving wordt strikter: bij herhaalde schending van de inlichtingenplicht kan een maatregel worden opgelegd van 100% korting op de uitkering gedurende drie maanden. Deze aanscherping staat in feite lost van de invoering van de WWnV , maar loopt daar wel op vooruit. Ook in financiële zin: al in 2012 wordt het Participatiebudget aanzienlijk verlaagd. Dat is ook de reden waarom wij de focus nadrukkelijk leggen op werk en werkgevers, participatie en betaalbaarheid.
8.4.2. WSW Mensen met een indicatie voor een beschutte werkplek houden ook na 2013 toegang tot de WSW. Huidige WSW-ers worden niet herkeurd en kunnen op hun WSW werkplaats blijven werken. De verwachting is dat de groep die is aangewezen op een beschutte werkplaats uit-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 61
eindelijk teruggebracht wordt tot ongeveer een derde van het huidige aantal. Arbeidsgehandicapten met een beperkte verdiencapaciteit worden zoveel mogelijk via loondispensatie aan de slag geholpen bij reguliere werkgevers. Voor deze groep is een regeling voor begeleid werken beschikbaar, met loonaanvulling tot maximaal het wettelijk minimumloon en persoonlijke voorzieningen (begeleiding, aanpassing werkplek). Overige middelen voor re-integratie worden alleen nog selectief ingezet voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Op de omvang van de middelen wordt drastisch gekort. Er is sprake van een halvering van het budget in 2014 ten opzichte van 2011. Dat de gemeenten het Bestuursakkoord op dit punt hebben afgewezen, komt met name omdat men zich niet kon vinden in de grote veranderingen met betrekking tot de WSW. De gemeenten zijn van oordeel dat er te hard wordt ingegrepen op dit instrument en de financiering op termijn ernstig onvoldoende is.
8.4.3. Wajong - Binnen de Wajong zijn twee groepen te onderscheiden: de groep die voor 1 januari 2010 in de Wajong terecht is gekomen. Deze groep zal voor 1 januari 2014 worden herbeoordeeld. De personen die binnen deze herbeoordeling worden aangemerkt als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, behouden na 1 januari 2014 een recht op uitkering ter hoogte van 75% van het Wettelijk minimumloon (WML), de anderen vallen per die datum terug naar 70% van het WML. Deze gehele groep blijft bij het UWV en gaat niet over naar de gemeente. - de groep die vanaf 1 januari 2010 in de zogenoemde Wet Wajong terecht is gekomen. Ook deze groep wordt herbeoordeeld. Personen die worden aangemerkt als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt blijven vallen onder de Wajong en krijgen 75% van het WML. De overige gaan vallen onder de WWnV. Hun uitkeringsrecht wordt geschoeid op de bijstandsystematiek, waardoor hun recht op uitkering afhankelijk wordt van een inkomens- en vermogenstoets, en waarbij ook het inkomen en vermogen van de partner (of ook het gezin) worden betrokken. Bij inwerkingtreding van de WWnV gaat het zittende bestand met uitzondering van de volledig en duurzaam arbeidsongeschikten direct over naar de gemeente. Nieuwe aanvragen worden vanaf dan ook door de gemeente afgehandeld. Blijkt de betrokkene op een bepaald moment volledig en duurzaam arbeidsongeschikt, dan komt hij alsnog in de Wajong terecht, in andere gevallen blijft hij bij de gemeente. Ook voor de re-integratie klopt deze groep aan bij de gemeente. De re-integratiegelden voor Wajongers (€ 156 miljoen) worden naar het Participatiebudget doorgeschoven. De gemeente ontvangt daarbij ook een deel van het aan het UWV ter beschikking staande budget voor uitvoeringskosten.
8.4.4. WMO De AWBZ functie Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep (dagbesteding) wordt een gemeentelijke taak binnen de WMO. Het gaat om diverse doelgroepen die dagbesteding krijgen of die begeleid worden bij bijvoorbeeld wonen of onderwijs. Gemeenten hebben op grond van de WMO de taak om inwoners met beperkingen te compenseren voor de beperkin-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 62
gen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. Landelijk gaat het om ongeveer 170.000 personen.
8.4.5. Gemeenschappelijke regeling Tomin Met het oog op de bezuinigingen op het WSW budget die al in 2011 zijn ingegaan en de komende veranderingen, moet ook over de toekomst van de gemeenschappelijke regeling Tomin gesproken worden. In 2011 ontstaat een tekort op de begroting, dat Tomin nog uit de bestaande reserves kan aanvullen. Met alle betrokken gemeenten is een werkconferentie gehouden. Op deze werkconferentie in mei 2011 is besloten dat voor de toekomstige vormgeving van Tomin niet alleen naar de WSW wordt gekeken. In projectvorm wordt onderzocht, vanuit het perspectief van de gemeenten, hoe de Wet Werken naar Vermogen kan worden ingevuld en welke rol Tomin daarin voor de gemeenten kan spelen. Dit zal dus gaan over onder meer de toekomstige doelgroep, de instrumenten en de budgetten. De uitkomst moet ook leiden tot een ontwikkelrichting van Tomin die potentie heeft naar de toekomst. De gedachten gaan uit naar een mogelijke rol voor Tomin als ‘mensontwikkelbedrijf’ of leerwerkbedrijf voor klanten uit het tweede en derde segment van het bestand. Bij de brede doelgroep wordt ook gekeken naar de WMO als het gaat om dagbesteding. Daarnaast gaat het om de rol van Tomin als beschutte werkplaats. Het project is verdeeld in verschillende fasen die een aantal resultaten moeten opleveren. Er wordt een analyse gedaan van hoe de toekomstige doelgroep er uit ziet. Het resultaat is een visieplan, met daarin opgenomen de maatschappelijke, financiële, bestuurlijke en bedrijfsvoeringsdimensies. Vervolgens komt er een structuurplan en implementatieplan. In de voortgang wordt diverse keren bestuurlijk afgestemd. Gepland is dat het visieplan en structuurplan per 1 januari 2012 klaar is.
8.4.6. Bovenlokale uitvoering Het Bestuursakkoord geeft aan dat gemeenten moeten zorg dragen dat er voldoende uitvoeringskracht is op de verschillende decentralisaties. Om de uitvoering voldoende te waarborgen is het op onderdelen – waaronder Werken naar vermogen – nodig om de uitvoering bovenlokaal op te pakken. Het staat gemeenten vrij om zelf te kiezen voor een uitvoeringsvorm: dat kan zijn een samenwerkingsverband op basis van een gemeenschappelijke regeling of een vrijwillige centrumgemeente constructie. Wel moeten gemeenten hun individuele bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheid nog waar kunnen maken. Gemeenten worden geacht binnen één jaar (of eerder) nadat duidelijkheid is ontstaan over de taken en randvoorwaarden, met een voorstel voor invulling van deze bovenlokale uitvoering te komen. Deze uitvoering moet operationeel zijn met ingang van de decentralisatie. Als gemeenten niet zelf een passende invulling geven aan de uitvoering, bepaalt het Rijk hoe die georganiseerd zal worden. Er komt een interbestuurlijk team dat kijkt naar welke bedrijfs- en uitvoeringstaken gezamenlijk of geconcentreerd uitgevoerd kunnen worden. In eerste instantie wordt gekeken naar de betaling van uitkeringen. Door het ministerie van Sociale Zaken is een werkgroep ingesteld,
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 63
die een technische verkenning doet naar de mogelijkheden. Besluiten hierover zijn gepland in het voorjaar van 2012.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 64
Hoofdstuk 9: Organisatie 9.1. Wat gaan we doen? De organisatie die dit beleidsplan gaat uitvoeren, bestaat uit een aantal samenhangende onderdelen. De kern wordt gevormd door de afdeling Sociale Zaken van de gemeente, maar ook de afdelingen Maatschappelijke ontwikkeling, Publiekszaken en Economische zaken zijn betrokken. De organisatie van Sociale Zaken worden heringericht op basis van de principes van Slank en Hoogwaardig. In dit geval betekent het vooral dat we bezien in hoeverre anderen kunnen bijdragen aan de beleidsdoelen en dat de organisatie van de afdeling Sociale Zaken kleiner, platter en slagvaardiger wordt. Buiten de gemeentelijke organisatie wordt samenwerking gezocht met partners die bijdragen aan de doelstellingen in dit beleidsplan. Dat betekent dat we samenwerkingsverbanden herijken en wellicht oude beëindigen en nieuwe starten. Een belangrijk onderdeel hiervan is de samenwerking met UWV en Tomin. Beide organisaties zijn bezig hun beleid opnieuw te bepalen. Afhankelijk van die uitkomsten zoeken we samenwerking. Misschien wel het belangrijkste onderdeel is, dat we veel nauwer willen samenwerken met werkgevers en hun belangenverenigingen. Zij zijn het immers die ons vacatures moeten willen melden en voor hen zullen wij oplossingen moeten vinden. De aanpak hiervan staat in hoofdstuk 3. 9.1.1. Hoe gaan we het doen? Om de beleidsdoelen zo effectief en efficiënt mogelijk te realiseren gaan we het volgende organiseren: a. De afdeling Sociale Zaken wordt gereorganiseerd en ingericht op de drie focussen Werk, Participatie en Betaalbaarheid. Er worden vanwege deze reden geen frictiekosten voorzien. Die komen wel vanwege de bezuinigingen in het kader van Slank en Hoogwaardig. b. Het beleid Sociale Zaken en de betreffende beleidsterreinen van Maatschappelijke Ontwikkeling (met name Welzijn, Onderwijs en Jongeren), Dienstverlening en Structuur en economische ontwikkelingen worden naar elkaar gebracht en steeds meer geïntegreerd. c. Samenwerkingsverbanden worden herijkt en eveneens ingericht op de drie focussen Werk, Participatie en Betaalbaarheid. d. Het ontwikkelen van de samenwerking met werkgevers. Zie paragraaf 3.4.a Door deze maatregelen ontstaat de organisatie van Sociale Zaken waarmee we de nieuwe ontwikkelingen die op ons afkomen, als bijvoorbeeld de decentralisaties, aanpakken. We noemen deze organisatie de startorganisatie. Deze moet in staat zijn om qua structuur, maar ook qua manier van werken de ontwikkelingen de nieuwe ontwikkelingen gemakkelijk in zich op te nemen. Bijdrage van de organisatie aan de Focus op werk en Focus op participatie De doelen van dit beleidsplan, de drie focussen, worden het best behaald wanneer de organisatie samen met haar samenwerkende partners volledig op die focus is gericht. Zowel qua structuur, processen als vooral ook mindset van de mensen. De afdeling Sociale Zaken gaat daarom over naar een zo ‘plat’ mogelijk organisatie. De afdeling gaat uit kleinere teams be-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 65
staan die elk gericht zijn op een focus en als opdracht krijgen de bijbehorende resultaten te behalen. Bijdrage van de organisatie aan de Focus op betaalbaarheid Betaalbaarheid betekent voor ons dat de rekening kan worden betaald. In onze termen betekent dat vooral dat we binnen de afgesproken budgetten blijven. En dat betekent op haar beurt weer dat we niet meer kosten maken dan dat we geld hebben. Kosten worden uiteindelijk gemaakt door de medewerkers van Sociale Zaken en, daar waar aan de orde, bij onze partners. De focus op betaalbaarheid begint dan ook bij onze medewerkers. Wij werken daarom nadrukkelijk aan het kostenbewustzijn van al onze mensen. Dat doen we ook nu al. Onze medewerkers zullen steeds meer zelf verantwoordelijk worden voor de afweging of en hoeveel geld er in een bepaalde casus moet worden geïnvesteerd. Het management van de afdeling Sociale Zaken is en blijft verantwoordelijk voor de sturing op de resultaten van dit beleidsplan en zeker ook op de financiële resultaten. Om dat goed te kunnen doen wordt een systeem van forecasting ingevoerd. Dit betekent dat maandelijks bezien wordt op basis van actief risicomanagement, wat het te verwachten resultaat aan het einde van het jaar gaat worden. Uiteraard nemen we afhankelijk van deze prognoses maatregelen en sturen bij. 9.1.2. Wat verandert er? - De afdeling Sociale Zaken wordt kleiner, platter en bestaat uit kleine slagvaardige teams. - Projectmanagement wordt ingevoerd en geprofessionaliseerd - Medewerkers worden mede verantwoordelijk voor financiële resultaten - Er wordt een, op risicomanagement gebaseerd, systeem van forecasting ingevoerd dat per maand bijstuurt in plaats van per kwartaal - Er zullen samenwerkingsverbanden worden beëindigd, gestart en wat betreft UWV en TOMIN opnieuw worden ingericht 9.1.3. Wat kost het? De startorganisatie van Sociale Zaken wordt formatie- en budgetneutraal gerealiseerd. Er zijn wel behoorlijk veel opleidingskosten. Dit valt binnen het kader van Slank en Hoogwaardig, financiële dekking wordt hier gezocht. 9.1.4. Wanneer doen we het? De startorganisatie van Sociale Zaken krijgt zijn beslag per 1 januari 2012 en is klaar per 1 april 2012.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 66
9.2. Risicoparagraaf In de onderstaande risicoparagraaf vermelden we de belangrijkste bedreigingen in 2012 en volgende jaren, voor zover die nu zijn te voorzien. Herbeoordeling van de risico’s vindt maandelijks plaats in de stuurcyclus van Sociale Zaken Financiële risico’s De komende jaren krijgen we te maken met veel inhoudelijke veranderingen en met kortingen op vrijwel elk budget. Dit beleidsplan is ingericht op de veranderingen voor zover we die nu kennen. Dat geldt ook voor de begroting 2012. De volgende financiële risico’s blijven over: - De ontwikkeling van het I-deel. Er is een reëel risico dat we minder aan rijksbijdrage krijgen dan we nu verwachten. De maatregel is dat we in voorkomend geval in overleg met P&C/Inwoners en CCFB bepalen welke concrete maatregelen getroffen worden. Dat kan variëren van de inzet op onderdelen intensiveren of de inzet anders richten, met de bedoeling steeds een goede balans te vinden tussen doelen en (beperktere) middelen. Uiteindelijk kan het ook resulteren in een bijstelling in een budgetrapportage. Dit doen we echter in laatste instantie, omdat het strijdig is met de ambitie om binnen de budgetten te blijven. Er is dan echt iets bijzonders aan de hand. - De invoering van de WWNV. De Wet Werken naar Vermogen gaat gepaard met kortingen. Die zijn nu, anno 2011, niet voldoende te begroten. De maatregel is om in de loop van 2012 een nieuwe begroting op te stellen. De besluitvorming van de WWnV is in het beginstadium en daarom is het niet goed mogelijk een financiële vertaling van het risico te maken. Het is wel duidelijk dat de effecten groot zullen zijn. Bijvoorbeeld de huidige WSW dient straks landelijk met 2/3 te worden verminderd. Deze mensen die in de WSW blijven, kunnen dan gebruik maken van “beschut” werk. De overige mensen zullen naar vermogen moeten werken, bijvoorbeeld met loondispensatie. - De gevolgen strekken echter verder dan alleen de WSW. Er is ook een samenhang met de overige maatregelen. Om schrijnende situaties in de SW-sector te voorkomen, zullen veel gemeenten een beroep moeten doen op de re-integratiemiddelen. Echter ook deze middelen worden in belangrijke mate gereduceerd. Een mogelijk gevolg hiervan is dat het aantal mensen in de bijstand kan oplopen, omdat de uitstroom stagneert. Ook de Wajong is belangrijk en zal zijn invloed hebben op inspanning en resultaten. Beleidsrisico’s Er zijn beduidend minder financiële middelen voor de uitvoering van het beleid sociale zaken dan voorheen. Dat betekent dat we op onderdelen minder kunnen doen. Dit heeft met name effect op de onderkant van ons klantenbestand en op schuldhulpverlening. - Klanten die geen reële kans op re-integratie hebben en ook anderszins niet zullen kunnen participeren worden niet meer belast met re-integratie-inspanningen. Dat betekent dat zij aangewezen zijn op welzijnsvoorzieningen. Daarmee vindt een verschuiving naar dat beleidsterrein plaats. Hierover is overleg met de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling om de mogelijke effecten beheersbaar te houden. - Er komt een kaderwet Schuldhulpverlening. Daarin wordt het verplicht om mensen met een schuldenvraag te helpen. Dat kan een aanzienlijke aanzuigende werking hebben. Aan de andere kant worden de financiële middelen een stuk minder. Dat kan inhouden dat prioriteiten gesteld moeten worden, afhankelijk van de ernst van de individuele problematiek.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 67
Operationele risico’s Dit beleidsplan wordt uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken, samen met partners binnen de gemeentelijke organisatie en partners daarbuiten. Dit beleidsplan vraagt een andere focus van de organisatie en een deel van het werk is nieuw. Dan gaat het vooral om de activiteiten die vacatures opleveren. Er is een risico dat de operationele resultaten niet of niet voldoende worden gehaald. Het gaat om de volgende risico’s: - Het aantal vacatures wordt niet gehaald. Het effect daarvan kan zijn dat meer mensen dan nodig is, niet meedoen in de Hilversumse maatschappij. Het kan ook betekenen dat het klantenbestand onvoldoende daalt en er teveel geld aan uitkeringen uitgegeven moet worden. Serieuze risico’s dus, die maandelijks in de stuurcyclus van de afdeling Sociale Zaken worden gemeten en van maatregelen voorzien. - Specifieke aandacht is er voor ontslag in grotere aantallen zoals bijvoorbeeld bij de omroeporganisaties verwacht wordt. Hierdoor komen er in één keer enkele honderden mensen in een WW-situatie en mogelijk daarna in de bijstand. Of als er sprake is van ZZP-ers komen zij meteen in de bijstand. Er wordt een specifieke beleidsgroep ingericht om de risico’s verder te verkennen en maatregelen te bepalen. - Het aantal maatschappelijke werkplekken wordt niet gehaald. Dit heeft effect op de langere termijn. Het zou betekenen dat minder mensen dan mogelijk worden voorbereid op re-integratie. Ook dit wordt gemonitord in de maandelijkse stuurcyclus. - Het resultaat op het I-deel is negatief. Negatief wil zeggen, dat er meer wordt uitgegeven dan begroot. In dat geval kan de gemeente deze rekening, zonder bijpassen van eigen middelen, niet betalen. Dit wordt afgehandeld zoals hierboven bij financiële risico’s is vermeld. - Een of meerdere implementaties van nieuwe wetgeving worden niet tijdig gerealiseerd. Er komen veel en veelsoortige wetswijzigingen tegelijkertijd op ons af. Niet tijdig implementeren betekent in principe dat er niet rechtmatig wordt gewerkt en de beschikbare budgetten niet juist worden besteed. Dit is gezien de veelheid een groot risico. De bijbehorende maatregel is het perfectioneren en professionaliseren van de beleidscyclus Sociale Zaken in samenhang met de directie Inwoners.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 68
Hoofdstuk 10: Planning en Financiën In dit hoofdstuk is de planning opgenomen die wordt gehanteerd om de drie focussen geïmplementeerd te krijgen, en waar volgens alle nieuwe wetgeving in uitvoering wordt genomen. In dit hoofdstuk zijn ook de daarmee gemoeide financiële middelen opgenomen. Dit is grotendeels een recapitulatie van de kostenoverzichten zoals die in de voorgaande hoofdstukken zijn benoemd. 10.1. Planning De planning is verdeeld in vier fasen. De eerste fase is het neerzetten van de organisatie van de afdeling Sociale Zaken. Deze fase is naar verwachting per 1 april 2012 geheel afgerond. De tweede fase is het in uitvoering nemen van de drie focussen en het implementeren van diverse kleinere wetswijzigingen. Hier is overigens qua planning al mee begonnen en naar verwachting zijn de drie focussen per 1 januari 2013 in uitvoering. Het resultaat van de eerste en tweede fase samen is dat zowel de structuur als de manier van werken zijn gerealiseerd die nodig zijn om met name de Wet Werken naar Vermogen uit te kunnen voeren. De derde fase is de volledige uitwerking en in uitvoering nemen van het bestuursakkoord 2011, voor zover dat het sociale domein raakt. Het gaat dan om de Wet Werken naar Vermogen, AWBZ overheveling en Jeugdzorg. Met name de Wet Werken naar Vermogen raakt het programma Sociale Zaken vol. De derde fase is al gestart met de strategische oriëntatie en wordt in 2012 verder voorbereid. Eind 2013 is het bestuursakkoord volledig geïmplementeerd. De vierde fase behelst de volledige integratie van beleidsterreinen, die gezamenlijk de uitvoering van het vernieuwde sociale domein bepalen. Het gaat dan naast Sociale Zaken vooral om Welzijn, Jongeren, Onderwijs, Dienstverlening en Economische Zaken. Maar ook een vergaande samenwerking met het stedenbouwkundige domein wordt steeds belangrijker. Verwacht wordt dat deze fase eindigt per 2015. Het resultaat van de derde en vierde fase samen is dat er een volledig geïntegreerde uitvoering is van in ieder geval het sociale programma.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 69
10.2. Recapitulatie Financiën De recapitulatie Financiën is in drie delen verdeeld. De reden is dat sommige kosten door verschillende bronnen worden gedekt. Op deze manier is de verhouding kosten/dekking het meest inzichtelijk. In de eerst paragraaf zijn de bedragen benoemd die besteed worden aan de drie focussen van dit beleidsplan. Deze kosten zijn niet als zodanig benoemd in de begroting van 2012 maar zijn daarvan een uitwerking. In de tweede paragraaf is de dekking benoemd voor die drie focussen, dit loopt parallel aan de begroting. In de derde paragaaf staat het ondersteunend beleid waarvan de kosten en dekking identiek en in de begroting opgenomen zijn. 10.2.1. Recapitulatie Kosten In de tabellen in deze paragraaf gaat het om budgetten en kosten die rechtstreeks aan de uitvoering van dit plan zijn toe te schrijven. Het is daarmee niet het financiële plaatje onder de gehele afdeling Sociale Zaken en haar werkzaamheden. Dat kan ook niet, omdat de afdeling ook voor andere programma´s werkt en werkzaamheden voor de regio en voor de gemeente Weesp uitvoert. In de drie tabellen is per onderwerp van het beleidsplan opgenomen waar wij ons geld aan willen uitgeven. In deze tabellen staan kosten begroot die niet als zodanig zijn benoemd in de ingediende begroting; het is daarvan een uitwerking ten behoeve van dit nieuwe beleidsplan. De dekking die in paragraaf 10.2.2 staat loopt wel parallel aan de begroting.
Focus op werk Accountorganisatie Aanbod in beeld Bemiddeling Flexibele werkwijze Werk aan de poort Samenwerking partners Social return toepassen Totaal
2011
2012 € 1.380.000 € 100.000 € 1.100.000 €0 €0 € 100.000 € 60.000 € 2.765.000
Toelichting Focus op Werk: 2011: geen kosten ingevuld. De onderverdeling die we in 2012 hanteren kenden we niet in 2011. 2013 e.v: op zich hadden wij uiteraard graag een doorkijk 2013 e.v. willen geven. Dit is om twee redenen niet mogelijk. De eerste is dat we op een vrijwel volledig andere manier gaan werken en in die zin 2012 een leerjaar is. Tweede reden is dat in 2012 en per 2013 zulke grote veranderingen staan te wachten met zulke grote financiële gevolgen dat een doorkijk in het detail van deze tabel geen zin heeft. Een doorkijk staat wel in de tabellen Focus op betaalbaarheid en ondersteunend beleid. Accountorganisatie. Hiervoor begroten we het volgende: 1,3 mln structureel kosten formatie en flexibele schil inhuur en 80k a-structureel opleidingskosten omdat dit een nieuw werkveld is. Aanbod in beeld. We moeten snel een match vraag/aanbod kunnen maken. Daarom is een scherp zicht op klantbeeld essentieel. Het gaat dan om kennis, competenties, maar ook vrijwilligerswerk, hobby´s etc. Alles wat maar kan duiden op werkaffiniteit. Dit betekent een
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 70
inhaalslag die we projectmatig willen uitvoeren. Gemoeide kosten: 1 uur interview per klant 1000 klanten = ongeveer 1,0 fte inhuur = a-structureel 100k. Bemiddeling. Het gaat hier om het oplossen van hiaten in de kennis/vaardigheid die in een concrete vacature wordt vereist ten opzichte van de kennis/vaardigheid van de klant die deze vacature gaat vervullen. Flexibele werkwijze. Gemoeide kosten zijn verdisconteerd in ´accountorganisatie´. Werk aan de poort. Deze wordt in 2011 gerealiseerd en leveren derhalve geen extra kosten op voor 2012. Samenwerking partners. Het gaat dan om pilots al dan niet regionaal, benchmarks, bijeenkomsten, banenmarkten e.d. Stelpost structureel 100k Social return toepassen. Het gaat dan om het inbedden van inzet uitkeringsgerechtigden in contracten. We willen dit komend jaar projectmatig doen door een specifieke projectleider hierop in te zetten. Kosten a-structureel 60k. NB: er wordt geen apart budget voor algemene projecten voorzien. Reden is dat we alleen concrete vacatures financieel willen steunen. Zie toelichting bij bemiddeling.
Focus op participatie Netwerkstructuur Doorverwijzen Basale levensbehoeften Projecten
2011
€ 23.797.000
Totaal
2012 € 640.000 €0 € 22.930.000 € 300.000 €23.870.000
Toelichting Focus op Participatie: 2011: geen kosten ingevuld. De onderverdeling die we in 2012 hanteren kenden we niet in 2011. Uitzondering is het bedrag wat wij besteden aan basale levensbehoeften. 2013 e.v: op zich hadden wij uiteraard graag een doorkijk 2013 e.v. willen geven. Dit is om twee redenen niet mogelijk. De eerste is dat we op een vrijwel volledig andere manier gaan werken en in die zin 2012 een leerjaar is. Tweede reden is dat in 2012 en per 2013 zulke grote veranderingen staan te wachten met zulke grote financiële gevolgen dat een doorkijk in het detail van deze tabel geen zin heeft. Een doorkijk staat wel in de tabellen Focus op betaalbaarheid en ondersteunend beleid. Netwerkstructuur. Dit is te vergelijken met de accountorganisatie bij Focus op werk. Alleen gaat het hier meer om het gunnen van maatschappelijke werkplekken, vaak mij maatschappelijke organisaties. Dan is er meer sprake van werken in een netwerkstructuur. Vandaar de naam. We begroten hiervoor het volgende: 640k structureel kosten formatie en flexibele schil inhuur en 40k a-structureel opleidingskosten omdat dit een nieuw werkveld is. Doorverwijzen. Gemoeide kosten zijn verdisconteerd in Netwerkstructuur Basale levensbehoeften. We onderscheiden vier categorieën: primaire levensbehoeften (levensonderhoud), Financiën op orde, Wonen en Sociale leefomgeving. Primaire levensbehoeften (levensonderhoud): 23mln Financiën op orde (schuldhulpverlening): 500k Wonen en Sociale Leefomgeving zijn onderdelen van Welzijn Projecten. Wij houden een budget van 300k beschikbaar om op activering gerichte projec-
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 71
ten te kunnen financieren.
Samenwerking met partners
2011
Herijken relaties
2012 € 25.000
Totaal Toelichting: Er wordt een instrument voor herijken ontwikkeld en er is naar verwachting ongeveer 0,5 fte mee gemoeid. Kosten geraamd op €25.000
10.2.2. Recapitulatie Dekking focus op werk, participatie, samenwerken In de onderstaande tabellen ‘Focus op betaalbaarheid en ‘Ondersteunend beleid’ zijn de begrote kosten opgenomen; anders gezegd daar staat wat we mogen uitgeven. Dit loopt parallel aan de al ingediende begrotingen.
Focus op betaalbaarheid I-deel Toevoeging I-deel gemeente W-deel Reserve W-deel Kostenplaats werk, participatie, samenwerken Fondsenwerving Totaal
2011 21.243.000 2.554.000 5.626.000 800.000 0
2012 20.783.000 2.147.000 2.310.000 600.000 820.000 0 26.660.000
2013 20.783.000 1.300.000 400.000 n.t.b.
Toelichting
In bovenstaande tabel staan de kosten die in de begroting Sociale Zaken zijn opgenomen. Dit zijn de ‘budgetten’ die wij de komende jaren willen besteden. Die besteding staat in de tabellen ‘Focus op werk’, Focus op Participatie’ en ‘Samenwerken met partners’. Het effect van fondsenwerving is niet te bepalen. We willen hier een jaar ervaring mee opdoen en het dan ook als budget gaan plannen. Een bijdrage in deze zin is nu ook nog niet nodig, omdat het totaal aan budget toereikend is. Hier is nog wel een opmerking bij te plaatsen. 2012 is een spannend jaar met veel nieuwe werkwijzen en minder mensen om dat te doen. We hebben de besteding van het geld vrij krap bemeten om armslag te kunnen houden om tegenvallers op te kunnen vangen. Die buffer zit met name in het participatiebudget reintegratie.. Totaal kosten focus op werk, participatie, samenwerken Totaal dekking focus op betaalbaarheid Saldo
€ 26.660.000 € 26.660.000 0
10.2.3. Recapitulatie Ondersteunend beleid In onderstaande tabel zijn de kosten opgenomen die samenhangen met het uitvoeren van het ondersteunend beleid. Deze kosten lopen parallel met de ingediende begroting 2012. De kosten zijn derhalve begrote kosten en daarmee dekking.
Meedoen naar vermogen
–
Beleidsplan Sociale Zaken 2012 - 2015 Pagina: 72
Ondersteunend beleid Handhaving Schuldhulpverlening Minimabeleid Doelgroepenbeleid Inburgering Volwassenen educatie
2011
1.997.000 Geen apart budget 1.194.000 596.000
2012 0 500.000 2.002.000 Geen apart budget 917.000 596.000
2013 0 450.000 2.002.000 Geen apart budget 0 596.000
Toelichting: Bovenstaande tabel is conform begroting Handhaving. Deze staat op € 0,00. Reden is dat er geen specifiek budget is voor handhaving. Dit zit verwerkt in de andere onderdelen. Vandaar dit bedrag in deze tabel.
10.2.4. Belangrijke kengetallen
Ontwikkeling klantaantallen Gemiddeld aantal Uitkeringsgerechtigden % Fraude opsporing Aanvragen Incidentele Bijstand Klanten Periodieke Bijzondere Bijstand Klanten Coll. Ziektekostenverz. (incl. NUG) Klanten Schuldhulpverlening Klanten Inburgering
2011 1536 20 % 4000 300 2600 450 700
2012 1483 20 % 4200 320 1550 475 500
2013 1423 20 % 4400 340 1550 500 300