Duurzame dialoog Maatschappelijk Verslag 2006
Bedrijfsprofiel NAM: Bron v a n e n e rg i e De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (50% Shell/50% ExxonMobil) is sinds 1947 actief met het opsporen en winnen van aardgas en aardolie in Nederland en het Nederlands deel van het Continentaal Plat. Na de ontdekking van het olieveld Schoonebeek en de vondst van aardgas bij Coevorden (1948) werd in 1959 door de NAM het grote en wereldberoemde Groningen-gasveld aangeboord. Sinds 1977 wint de NAM eveneens gas onder de Noordzeebodem. Het hoofdkantoor van de NAM is gevestigd in Assen. Er werken ruim 1.850 mensen bij de NAM, met verschillende nationaliteiten en culturen, afkomstig uit zo’n veertig landen. Op dagbasis werken bovendien nog eens vele duizenden mensen direct of indirect voor de NAM, bijvoorbeeld via aannemers. Sinds 1 oktober 2003 participeert de NAM in een Europees samenwerkingsverband van Shell-bedrijven op het gebied van exploratie en productie (opsporing en winning van olie en gas) in onder meer GrootBrittannië en Noorwegen. Binnen dit samenwerkingsverband fungeert de NAM als het centrum voor aardgasoperaties, met name op het gebied van landactiviteiten. Ook vindt vanuit het NAM-hoofdkantoor in Assen de aansturing plaats van de offshore operaties in het Nederlandse en Britse deel van de zuidelijke Noordzee. De NAM is verantwoordelijk voor zo’n driekwart van de totale aardgasproductie in ons land. In 2006 produceerde de NAM zo’n 53 miljard kubieke meter aardgas en 430.000 kubieke meter aardolie. Bij het gehele bedrijfsproces wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. Veiligheid voor eigen personeel en omwonenden, zorg voor het milieu en de energievoorziening gaan daarbij hand in hand. Het zoeken naar gas en olie begint met seismologisch onderzoek. Met een proefboring en puttesten wordt aansluitend vastgesteld of er inderdaad gas of olie aanwezig is en wordt de hoeveelheid en kwaliteit getest. Wanneer de hoeveelheid economisch winbaar blijkt, worden in veel gevallen aanvullende produc-
tieputten geboord en behandelingsinstallaties aangelegd. Voor al deze fasen van het bedrijfsproces zijn verschillende vergunningen nodig. In de productiefase worden het gas en de olie naar de oppervlakte gebracht, behandeld en op afleveringsspecificatie gebracht. Het gas wordt verkocht aan GasTerra. De olie en het bij de gasproductie eveneens vrijkomende condensaat worden na behandeling verkocht aan de raffinaderijen van Shell en ExxonMobil, de twee aandeelhouders van de NAM. Vrije capaciteit in transportleidingen waarin de NAM een belang heeft, kan onder bepaalde omstandigheden aan derden worden aangeboden. Om continuïteit in de gaslevering (bijvoorbeeld bij zeer hoge vraag, bij zeer lage temperaturen) te kunnen verzorgen heeft de NAM sinds 1997 twee faciliteiten voor ondergrondse opslag van gas beschikbaar bij Langelo en Grijpskerk. Het opslaan gebeurt in gasvelden, die bij een piekvraag extra kunnen worden ingezet. In perioden van laag verbruik worden de reservoirs weer gevuld. Na beëindiging van de productie of bij een niet succesvolle proefboring worden de locaties en installaties in overleg met de betrokken partijen ontmanteld en verwijderd. Op land wordt de locatie geschikt gemaakt voor de bestemming die zij voorheen had of krijgt deze een nieuwe functie. De NAM heeft veel (kleine) aardgasvelden waarvan een groot deel de komende jaren leeg raakt. Gekeken wordt of een deel van die lege gasvelden geschikt zijn om er CO2 in op te slaan. Ook wordt via deelname aan onderzoeksgroepen en kennisnetwerken gezocht naar mogelijkheden om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Hiermee kan een bijdrage worden geleverd aan vermindering van klimaatverandering.
Inhoud
Inleiding Roelf Venhuizen, directeur
2
1. Visie en Aanpak
3
2. Economisch Belang
7
3. Kwaliteit en Waarde voor Klanten
13
4. Bescherming Natuur en Milieu
15
5. Beheer van Grondstoffen en Energie
19
6. Respect voor Mensen
21
7. Voordeel voor de Samenleving
25
8. Samenwerking
27
9. Monitoring: Grafieken en Cijfers
31
Concessiekaart
36
Inleiding
Duurzame di a l o o g Valt het u ook op dat tegenwoordig vrijwel alles duurzaam is? Het klinkt als een modieuze term, die te pas en te onpas overal aan gekoppeld wordt. Duurzaam bouwen, duurzaam autorijden, duurzaam beleggen en er zijn zelfs mogelijkheden om duurzaam op vakantie te gaan. Feit is dat blijkbaar iedereen zich er van bewust is dat we op een goede manier met de aarde om moeten gaan. Ook de NAM realiseert zich terdege dat we op een zorgvuldige wijze met onze energiebronnen behoren om te gaan. Zorgvuldigheid staat bijvoorbeeld centraal bij onze activiteiten rond de Waddenzee. In het afgelopen jaar werd een mijlpaal bereikt voor de winning van gas uit nieuwe velden onder de Waddenzee. Na twaalf jaar maatschappelijke discussie ontving de NAM in juli 2006 de benodigde 32 vergunningen voor de winning vanaf de bestaande putten op de landlocaties Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog. De gaswinning vindt plaats met de ‘hand aan de kraan’. De NAM heeft daarover duidelijke afspraken gemaakt met de diverse betrokkenen die in de vergunningen zijn vastgelegd. Deze afspraken zijn mogelijk omdat de NAM een goede dialoog met bijvoorbeeld overheden, milieu-organisaties en wetenschappers onderhoudt. Als we het over duurzaamheid hebben, is het broeikaseffect een item dat in 2006 hoog op de politieke agenda stond. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd. Met het zoeken naar mogelijkheden om CO2 in lege gasvelden op te slaan, neemt de NAM haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. De NAM heeft veel (kleine) aardgasvelden waarvan een groot deel de komende jaren leeg raakt. Onderzocht wordt of een deel van die lege gasvelden geschikt zijn om er CO2 in op te slaan en onder welke voorwaarden een dergelijk project levensvatbaar is.
van een open dialoog met de inwoners van de regio Schoonebeek. We realiseren ons dat de mogelijke terugkomst van de NAM consequenties heeft voor de omgeving. Door goed overleg en te luisteren willen we een graag geziene buur zijn en blijven. Een goed gesprek geldt niet alleen voor 2006. Ook de komende jaren willen we met alle betrokkenen in dialoog blijven om onze activiteiten op een duurzame en zorgvuldige manier uit te voeren. Duurzaamheid is dus niet een etiket dat ergens opgeplakt wordt om met de trends mee te gaan. Ik ga ervan uit dat u daarvoor genoeg bewijs vindt bij het lezen van dit verslag.
Roelf Venhuizen Directeur Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.
Onze activiteiten rond de Waddenzee en CO2-opslag zijn goede voorbeelden van hoe we in dialoog met de samenleving onze activiteiten willen uitvoeren. Dat geldt ook voor ons project Schoonebeek. De NAM wil in deze regio mogelijk het olieveld gaan herontwikkelen. Het afgelopen jaar stond in het teken
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
1 V i s i e e n A a n p ak Bijdrage aan e n e rg i e b e l e i d De hoofdtaak van de NAM is het opsporen en winnen van olie en gas in Nederland. En dat op een maatschappelijk verantwoorde wijze, bijdragend aan duurzame ontwikkeling. Binnen Europees en Nederlands beleid op het gebied van energie staan al geruime tijd drie elementen centraal. Deze laten zich kort samenvatten door te stellen dat de energievoorziening betrouwbaar, betaalbaar en schoon moet zijn. In onze visie kan en moet ook de NAM daar een belangrijke bijdrage aan (blijven) leveren. Een betrouwbare energievoorziening Het gas dat door de NAM wordt geproduceerd is een belangrijke bron van energie voor Nederland en Europa. Vanwege de groeiende vraag naar gas in Europa enerzijds, en een afnemende Europese productie anderzijds, zal de behoefte aan import van gas van buiten Europa toenemen en zal voorzieningszekerheid een steeds belangrijker onderwerp worden. Als beheerder van het grootste gasveld in WestEuropa (het Groningen-veld, ook wel ‘Slochteren’ genoemd) zijn wij daarbij een belangrijke speler. Ook in de toekomst willen we een belangrijke bijdrage blijven leveren aan de energievoorzieningszekerheid van Nederland en Europa. Het overgrote deel van de opbrengst van de binnenlandse en buitenlandse verkoop van het Nederlands aardgas vloeit – direct of indirect – in de Nederlandse staatskas. Als de Nederlandse vraag naar gas voldaan zou moeten
Visie en Aanpak
worden uit importen, dan zou dat van grote invloed zijn op de betalingsbalans, en daarmee op de welvaart in Nederland.
Een betaalbare energievoorziening De NAM levert een bijdrage aan het streven naar liberalisering en een meer efficiënte markt voor gas. Zo heeft de NAM een deel van de capaciteit van de ondergrondse opslag Grijpskerk opengesteld voor derde partijen. Daarnaast spelen medewerkers van de NAM een leidende rol binnen de Europese gasindustrie in de verdergaande ontwikkeling van de interne markt voor gas. In NAM’s visie is het noodzakelijk dat binnen de geliberaliseerde markt partijen ruimte krijgen de (toekomstige) energievoorziening efficiënt in te richten. Overheden dienen daartoe de juiste kaders te scheppen, maar zouden zich verder terughoudend dienen op te stellen. De NAM zoekt voorts voortdurend naar methoden om de kosten van opsporing en winning van olie- en gasvoorraden te verminderen. Nieuwe technologieën en kostenbesparende manieren van werken spelen hier een grote rol. Bestaande velden verouderen en nieuwe ontdekte velden zijn kleiner dan de velden die het eerst geproduceerd zijn. Lagere kosten en een goed investeringsklimaat zijn van groot belang om te zorgen dat ook deze kleinste velden optimaal gewonnen kunnen worden. De NAM ontwikkelde een aantal innovaties dat hieraan een bijdrage levert.
Zorgvuldig omgaan met flora en fauna…
Een schone energievoorziening Aardgas is een relatief schone brandstof, maar het is en blijft een fossiele brandstof waaruit bij verbranding CO2 vrijkomt. Emissie van CO2 uit fossiele brandstoffen wordt gezien als een van de veroorzakers van wereldwijde klimaatverandering. Een scala aan instrumenten zal nodig zijn om een oplossing te vinden. Energiebesparing is hierin een belangrijk element. Maar ook zullen energiebronnen duurzamer moeten worden. Waar mogelijk wil de NAM bijdragen aan het zoeken naar oplossingen. Zo kijkt de NAM (opnieuw) naar mogelijke CO2-opslagprojecten, waarvoor onder meer een gewijzigd overheidsbeleid en de komst van een Europese markt voor CO2-emissiehandel (ondanks de nog lage en onvoorspelbare prijs voor CO2-emissierechten) mede een stimulans vormen. Aardgasvelden liggen verspreid onder een groot deel van Nederland en de Noordzee. Het zorgvuldig omgaan met een grote diversiteit aan flora en fauna is daardoor een belangrijk onderdeel van ons dagelijks werk. Om dit verantwoord te kunnen doen is kennis noodzakelijk, bijvoorbeeld ten aanzien van de aanwezige biodiversiteit. In de loop der tijd heeft de NAM daarom een behoorlijke expertise opgebouwd op dit gebied; ook werken we graag samen met anderen om kennis van een gebied (of onze impact daarop) verder te ontwikkelen. Ook in de toekomst zal de NAM dit blijven doen.
M a a t s c h a p p e l i j k e v e r a n t w o o rd e l i j k heid Als bedrijf maken wij deel uit van de samenleving en de NAM voelt daarom ook de verantwoordelijkheid om mee te denken over oplossingen voor maatschappelijke problemen. De NAM concentreert zich daarbij op die problemen die betrekking hebben op ons werkgebied en waar wij, op basis van onze kennis, ook daadwerkelijk een bijdrage kunnen leveren. Boorpersoneel wordt tijdens een speciale training bewust gemaakt van de schoonheid en de kwetsbaarheid van het Waddengebied.
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Onderzoek naar CO2-opslag in lege gasvelden CO2 is het belangrijkste broeikasgas dat bijdraagt aan klimaatverandering. De NAM heeft veel (kleine) aardgasvelden waarvan een groot deel de komende jaren leeg raakt. Onderzocht wordt of een deel van die lege gasvelden geschikt is om CO2 in op te slaan.
Met het zoeken naar mogelijkheden om CO2 in lege gasvelden op te slaan, neemt de NAM haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook wordt via deelname aan onderzoeksgroepen en kennisnetwerken gezocht naar mogelijkheden om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Voor wat betreft de opslag van CO2 in lege gasvelden, heeft de NAM samen met TNO in 2005 en 2006 onderzocht of het lege gasveld De Lier daartoe geschikt was. Deze locatie was uitgekozen, omdat het zich vlakbij de Shell-raffinaderij in Pernis bevindt. Daar komt per jaar ruim één miljoen ton CO2 in zuivere vorm vrij. Een deel daarvan wordt geleverd aan nabijgelegen tuinbouwkassen en aan de frisdrankindustrie. De NAM onderzoekt waar de resterende 400.000 ton CO2 per jaar zou kunnen worden opgeslagen. In een
leeg veld bij De Lier zou in principe een grote hoeveelheid CO2 kunnen worden opgeslagen. In 2006 is onderzocht of dit veld als demonstratieproject kon worden gebruikt voor mogelijk andere opslaglocaties. Uit het gedetailleerde onderzoek bleek dat het veld ‘De Lier’ niet geschikt is als demonstratieproject. De belangrijkste reden is dat bij het verlaten van het lege gasveld (de laatste putten zijn eind jaren ’90 afgesloten), geen rekening is gehouden met een mogelijke opslag van CO2. Bij een dergelijke opslag kan CO2 zuur worden, omdat het een verbinding aangaat met het water in de ondergrond. Het zure gas zou de cementproppen kunnen aantasten waarmee de putten water- en luchtdicht zijn afgesloten. Mede daarom moesten voor het demonstratieproject alle vroegere putten
Ten aanzien van de uitvoering van onze activiteiten kunnen lokale aanbestedingen (waar mogelijk) en tijdige diversificatie van de economie helpen bij de opbouw van een gezonde regionale economische structuur. Voor Noord-Nederland is het door de NAM gesteunde Energy Valley een goed voorbeeld van een initiatief dat hieraan kan bijdragen. Een goede bedrijfsvoering (inclusief bijvoorbeeld milieuzorgsysteem, Arbo-zorg en communicatie) is een eerste vereiste voor verantwoord duurzaam ondernemen. Intrinsieke verbeteringen zijn echter alleen mogelijk als duurzaamheidsoverwegingen zo vroeg mogelijk integraal worden meegenomen in besluitvormingsprocessen. In onze interne duurzaamheidstraining van personeel wordt hieraan daarom veel aandacht geschonken.
Visie en Aanpak
(ruim vijftig) vrij toegankelijk zijn voor observatie (monitoring). Dat is niet meer het geval. De uitslag van het onderzoek betekent geenszins dat de NAM het idee van CO2-opslag in lege gasvelden heeft verlaten. De verkregen kennis kan worden toegepast bij het afsluiten van lege gasvelden. Na de vaststelling dat ‘De Lier’ niet geschikt is voor CO2-opslag, onderzoekt de NAM of CO2-opslag mogelijk is in andere nabijgelegen gasvelden. Voorwaarde hierbij is dat het CO2 veilig opgeslagen kan worden en dat er de benodigde regelgeving ontwikkeld zal worden. In het onderzoek zal ook uitgebreid worden gesproken met overheden, omwonenden en milieu-organisaties. Daarnaast is in de loop van 2006 een brede studie gestart naar de milieu-effecten van het opslaan van CO2. Aan deze Algemene Milieu Effecten Studie CO2-opslag werken diverse partijen mee.
Tr a n s i t i e n a a r e e n d u u r z a m e e n e rg iehuishouding Wereldwijd, en dus ook in Nederland, zullen op termijn fundamentele veranderingen van energiesystemen nodig zijn om tot een duurzame energiehuishouding te komen. Dit betekent dat er op internationaal, Europees en nationaal niveau nagedacht moet worden over hoe we deze transitie het best kunnen bewerkstelligen. In de praktijk zal dit resulteren in nieuwe en/of veranderende wet- en regelgeving, verdragen, etc. Ook de industrie zal hierin een grote rol spelen. Hier en daar zijn er ook al goede voorbeelden. Zo heeft de NAM inmiddels ervaring opgedaan met de handel in CO2 en is zij in 2006 gestart met de handel in NOx-emissierechten. Dit heeft nuttige informatie opgeleverd om samen met andere partijen te helpen bij het opzetten van de regels rondom
Bezoek Balkenende aan ondergrondse gasopslag bij Langelo Minister-president Balkenende bracht op 11 januari een werkbezoek aan de locatie voor ondergrondse gasopslag van de NAM bij Langelo. De premier liet zich door toenmalig NAMdirecteur Roelof Platenkamp bijpraten over gaswinning in Nederland en over de rol van aardgas in Europa, nu en in de toekomst. Ook de vele innovatieve ontwikkelingen die bij de NAM plaatsvinden, kwamen aan de orde. Daarna kreeg de premier een rondleiding over de gasopslaglocatie, waarbij hij door NAM-medewerkers werd geïnformeerd over het doel en de werking van de gasopslaginstallatie. Na afloop toonde de premier zich onder de indruk, met name van de getoonde innovaties.
de nu ingevoerde Europese emissiehandel. Ook op andere terreinen wil de NAM actief meedenken en meewerken op basis van de expertise die dit bedrijf in huis heeft. Voorbeelden zijn de deelname in de Schoon Fossiel-werkgroep van het Platform Nieuw Gas (van het Energie Transitie-programma van Economische Zaken) en deelname aan CATO (CO2 Afvang Transport en Opslag).
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
2 E c o n o m i s c h B elang Seismiek Nieuwe olie- en gasvoorkomens worden opgespoord en in beeld gebracht met behulp van seismiek. In 2006 werden geen seismische activiteiten op het land uitgevoerd. Op de Noordzee zijn in de blokken L2 (21 vierkante kilometer) en F3-FB (138 vierkante kilometer) zogenaamde 4D-seismische activiteiten uitgevoerd. Daarnaast zijn er nog seismische activiteiten uitgevoerd door het bedrijf PGS voor de NAM en Gaz de France samen. Dit betrof zogeheten 3D-activiteiten in de K7- en K8-blokken met een oppervlakte van 1.600 vierkante kilometer.
Boringen In 2006 verrichtte de NAM vijftien boringen (exclusief deelname in putten van derden). Dat was een verdubbeling ten opzichte van het jaar ervoor. Op land werden tien putten geboord, offshore waren het er vijf. Vier van de boringen betroffen exploratieputten (gelijkelijk verdeeld over land en Noordzee), de overige elf waren evaluatie- of ontwikkelingsboringen. Op land vonden er twee exploratieboringen plaats. De put Steenwijk bleek droog, maar een boring vanaf de locatie Oud Beijerland-Zuid (OBLZ-2) naar het prospect Oud Beijerland-Noord toonde een nieuw gasveld aan van ongeveer een half miljard kubieke meter.
Belangrijke c i j f e r s 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2D Seismologie (km)
0
5
0
47
0
0
0
3D (2006: 4D Swath) Seismologie (km2)
0
80
80
0
800
243
159
Boringen (aantal door NAM uitgevoerd)
10
10
16
19
5
8
15
Aardgasproductie (mrd m3)
48,9
52,8
51,6
50,9
57,4
52,9
53,2
Aardolieproductie (mln. m3)
1,15
0,81
0,67
0,60
0,53
0,46
0,43
Condensaatproductie (mln. m3)
0,74
0,68
0,64
0,64
0,62
0,44
0,42
3.001
2.513
1.728
1.547
2.376
2.194
2.275
Zwavelproductie (ton)
Economisch Belang
De Drilltec Synergy; de nieuwe lichte boorinstallatie.
Verder werd vanaf de locatie Oude Pekela een evaluatieput (OPK-4) geboord naar het Zuidwendingvoorkomen. De put toonde de aanwezigheid van ongeveer een half miljard kubieke meter hoogcalorisch gas aan. Vanaf de locatie ’s-Gravenzande in het Westland werd met succes een ruim zeven kilometer lange boring uitgevoerd (SGZ-4) naar het buiten de kustlijn gelegen veld Noorderdam, dat bijna één miljard kubieke meter gas bevat. In het gasveld Saaksum-Oost (SSM-3) werd er een tweede productieput geboord. Door middel van een zogeheten sidetrack (aftakking) van een bestaande put werd een nieuwe productieput in het Vriesveld geboord (VRS-6B). Verder vond er een boring (PSP-3) plaats naar een randblok van het Pasop-veld, en werd het veld Collendoorn in productie genomen middels een nieuwe boring vanaf de Hoogenweglocatie (HGW-2). Het Spijkenisse West-veld is in 2006 opnieuw (succesvol) aangeboord vanaf de Spijkenisse Oost-locatie (SPKO-3). In het gasveld Grijpskerk, dat gebruikt wordt als ondergrondse gasopslag, werd een extra put geboord (GRK-43). Verder werden twee putten die midden
1
jaren ’90 vanaf de landlocatie Moddergat onder de Waddenzee waren geboord door middel van zogeheten workovers gereed gemaakt voor productie (MGT1 en MGT-2). Offshore werden net als op land twee proefboringen gedaan, beide in het K15-blok. De put K15-FA-108 in het SW-prospect toonde weliswaar gas aan, maar de reservoireigenschappen vielen sterk tegen. De put K15-FB-107 in het NE-prospect toonde goede productiehoeveelheden aan, bijna één miljard kubieke meter laagcalorisch gas (drie miljoen kubieke meter per dag). In het K15-blok werd voorts de ontwikkelingsput K15-FA-107 (FE-veld) geboord, waarmee bijna één miljard kubieke meter hoogcalorisch gas werd aangetoond. De puttest wees een goede productiviteit uit van zo’n twee miljoen kubieke meter per dag. In het L2-blok werd het L2-FB voorkomen ontwikkeld middels put L2-FA-104. Deze zeer lange en daardoor kostbare put toonde ten minste 1,5 miljard kubieke meter gas aan in het L2-FB-voorkomen zelf, maar stelde ook het grotendeels gedepleteerde L2-FA veld in staat tot verdere productie. De productiesnelheden van de nieuwe put lagen met meer dan twee miljoen kubieke meter per dag boven de verwachting. Vanaf de K17-FA-monotower werd een tweede put geboord (K17-FA-102).
A a rd g a s - e n o l i e p ro d u c t i e De totale aardgasproductie van de NAM bedroeg in 2006 53,2 miljard kubieke meter (2005: 52,9 miljard). De productie uit het Groningen-gasveld bedroeg 33,2 miljard kubieke meter (2005: 32,4 miljard). De productie uit de overige gasvelden was, afgerond, twintig miljard kubieke meter (2005: 20,5 miljard). Bij de gasproductie is 516.000 kubieke meter aardgascondensaat als waardevol bijproduct gewonnen. De totale olieproductie van de NAM in 2006 was 0,430 miljoen kubieke meter (2005: 0,462 miljoen). Uit de velden in West-Nederland werd 0,321 miljoen kubieke meter geproduceerd (2005: 0,337 miljoen). Op zee werd 0,109 miljoen kubieke meter olie geproduceerd (2005: 0,125 miljoen) uit het F3-FBveld.
Met de term ‘totale aardgasproductie’ wordt bedoeld: het totaal van de aardgasproductie, uitgedrukt in ‘normaal kubieke meters aardgas van Groningen-kwaliteit’ [m3 (n) GE] bij 0 graden Celsius en 1,01325 bar, uit de door de NAM geopereerde gasvelden, én het NAM-aandeel in de productie uit velden die door andere mijnbouwondernemingen worden geopereerd.
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Soepele regeling voor afhandeling schade door lichte aardbevingen Regelmatig doen er zich in Noord-Nederland lichte aardbevingen voor die hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt worden door gaswinning. Deze bevingen kunnen in sommige gevallen leiden tot geringe schade aan woningen en gebouwen. De aardbevingen als gevolg van gaswinning zijn licht van aard. Volgens het KNMI kunnen ze maximaal een kracht hebben van 3,9 op de schaal van Richter. Op 8 augustus 2006 vond bij Middelstum, in de provincie Groningen, een beving plaats met een kracht van 3,5 op de schaal van Richter. Het was - tezamen met een beving in 2001 bij Alkmaar - de relatief zwaarste die zich in Nederland als gevolg van gaswinning ooit heeft voorgedaan. Volgens het KNMI is de kans op schade bij lichte aardbevingen door gaswinning over het algemeen gering. Als er schade is, zal die doorgaans beperkt van aard zijn (geen structurele schade aan gebouwen). De schade bestaat in het algemeen uit scheuren in muren of pleisterwerk. Al bestaande scheuren kunnen groter worden. Ook komen bijvoorbeeld gesprongen ruiten voor.
In 2006 kwamen er 415 schademeldingen binnen bij de NAM. Het overgrote deel daarvan, 412, hield verband met de aardbeving bij Middelstum in augustus. In 280 gevallen werd een schadevergoeding voorgesteld en geaccepteerd. In totaal werd € 186.000 uitbetaald. De NAM heeft een toegankelijke schaderegeling, waarbij meldingen worden onderzocht door een onafhankelijke deskundige. Iemand die meent schade te hebben ondervonden door een lichte aardbeving, kan zich schriftelijk bij de NAM melden. Sinds 2006 publiceert de NAM na een lichte aardbeving op haar website een schadeformulier, dat na invulling aan de NAM kan worden gestuurd. Een onafhankelijke expert onderzoekt vervolgens ter plekke de schade. Als de expert vaststelt dat de schade redelijkerwijs met de beving verband zou
kunnen houden, stelt hij de hoogte van de herstelkosten vast. De NAM gaat soepel met de schadeclaims om. De procedure is doelbewust zo eenvoudig en toegankelijk mogelijk gehouden. Mochten de NAM en degene die schade meent te hebben toch niet tot overeenstemming komen, dan staat de weg open naar de Tcbb, de Technische commissie bodembeweging. Deze onafhankelijke instelling is in 1999 opgericht, en heeft sinds 2001 ook de taak om te bemiddelen in conflicten tussen burgers en mijnbouwmaatschappijen. Indien nodig, laat de commissie een nieuw technisch onderzoek doen. De Tcbb doet een advies dat niet bindend is, maar de NAM respecteert in principe de uitspraken van de Tcbb. De NAM hecht waarde aan een open en transparante communicatie over lichte aardbevingen en gaswinning. Daarom initieert en neemt de NAM deel aan voorlichtingsactiviteiten over dit onderwerp.
Innovaties en kleine velden Nu de relatief grotere kleine velden in Nederland inmiddels in productie zijn genomen, wordt de focus meer en meer gericht op (steeds) kleinere kleine velden. Rendabele ontwikkeling daarvan is alleen mogelijk door lagere kosten. Die kunnen worden gerealiseerd door slimmere boormethodes en kleinere satellietlocaties met kleine, verplaatsbare gaswinninginstallaties. De NAM heeft in 2006, net als het jaar ervoor, een aantal velden aangeboord en ontwikkeld die voorheen als onrendabel zouden worden beschouwd. Met de in 2005 in gebruik genomen innovatieve boorinstallatie Drilltec Synergy werden in 2006 vijf putten geboord. In combinatie met een beter putontwerp heeft dit geleid tot een kostenreductie van dertig procent. De kleinere boortoren heeft ook
Economisch Belang
Met deze eerste monotower (die in 2005 werd geïnstalleerd) werd het veld K17-FA tot ontwikkeling gebracht. Door het gebruik van een relatief nieuwe boortechniek (het underbalanced boren) kon dit laagpermeabele – dat wil zeggen: slecht gas doorlatende – veld 35 jaar na ontdekking toch in productie worden genomen, waarmee ruim tweeënhalf miljard kubieke meter gas winbaar is geworden. Ook in de blokken K15 en L2 werden voorkomens tot ontwikkeling gebracht.
Wa d d e n z e e In 2006 werd een mijlpaal bereikt voor de winning van gas uit nieuwe velden onder de Waddenzee. Na twaalf jaar maatschappelijke discussie ontving de NAM in juli 2006 de benodigde 32 vergunningen voor de winning vanaf de bestaande landlocaties Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog (meer informatie hierover elders in het jaarverslag). De monotowers zijn voorzien van zonnepanelen en windturbines.
minder invloed op de omgeving, en is daarmee een goed voorbeeld van een maatregel waarbij economie en milieu hand in hand gaan. De NAM ging ook verder met het plaatsen van zogeheten ‘skid mounted’ productie-units (kortweg ‘skids’ genoemd). De eerste van deze kleine, mobiele installaties werd in 2005 geïnstalleerd. In 2006 werden onder meer skids geplaatst op de locaties Spijkenisse-Oost en Lauwerszijl. Ook de locaties voor nieuwe gaswinning onder de Waddenzee (Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog) zijn of worden met dergelijke skids uitgerust. Voor het in productie nemen van de velden Middelie en Westbeemster werd een definitieve investeringsbeslissing genomen. De twee velden bevatten tezamen ongeveer één miljard kubieke meter gas. Voor het produceren ervan wordt één satellietlocatie aangelegd en één gasbehandelingsinstallatie, waar het gas uit beide velden geschikt zal worden gemaakt voor gebruik. Het betreft hier deels een herontwikkeling. Het Middelie-veld heeft eerder geproduceerd tot dat het in 1994 werd ingesloten. Offshore werd de eerste monotower (K17-FA-1) in gebruik genomen. Het ontwerp van dit kleine, onbemande platform met één poot in plaats van de traditionele vier poten, is gebaseerd op dat van windmolens. Het is voor zover bekend wereldwijd de eerste offshore productiefaciliteit die geheel van stroom wordt voorzien door hernieuwbare energievormen: zonnepanelen en windturbines. Omdat het platform succesvol is, is in 2006 besloten om nog vier monotowers te laten ontwikkelen.
10
G ro n i n g e n L o n g Te r m De NAM en het Stork/GLT-consortium hebben in 2006 opnieuw drie gerenoveerde clusters – Amsweer, Zuiderveen en Spitsbergen – opgeleverd in het kader van het Groningen Long Term-project. Dit gebeurde net als in voorgaande jaren geheel volgens schema en binnen het gestelde budget. Het GLT-project, met een totale investering van ongeveer € 2 miljard, maakt de installaties op het Groningen-veld geschikt voor de komende decennia (zie kader). Overzicht investeringen en uitgaven Algemeen De investeringsuitgaven (mede namens de joint venture partners) van de NAM zijn in 2006 ten opzichte van het jaar 2005 met 24 procent gestegen tot een
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Renovatie productielocaties Groningen verloopt volgens schema Het bekendste aardgasveld van de NAM is ‘Groningen’, één van de grootste gasvelden ter wereld. Enkele decennia geleden is besloten om de gaswinning uit dat veld getemperd uit te voeren, zodat we lang van dat gas kunnen profiteren. In de jaren ‘90 is besloten om voor de 29 productielocaties een renovatieprogramma te starten. ‘Groningen’ is in 1959 ontdekt en werd in december 1963 in productie genomen. Na vele jaren van gaswinning, werd het noodzakelijk om de productielocaties – clusters – te renoveren. De clusters waren weliswaar in goede conditie, maar om ze nog 25 jaar in te kunnen schakelen was renovatie noodzakelijk. Daarnaast moeten de locaties aan steeds strengere milieueisen voldoen. Omdat het onmogelijk en ongewenst is om alle productielocaties tegelijk aan te pakken, is in 1996 een renovatieprogramma gestart waarbij er jaarlijks drie tot vier productielocaties worden gerenoveerd. In de meeste gevallen worden er dan ook compressoren geïnstalleerd, die de productiecapaciteit van het veld op peil houden. Dit is noodzakelijk want door de gaswinning loopt de druk in het veld steeds verder terug.
looptijd heeft van zo’n vijftien jaar, is een investering van ruim twee miljard euro gemoeid. Het is daarmee voor zover bekend de grootste investering die ooit in de provincie Groningen is gedaan. Om de locaties tijdig te kunnen renoveren, is een strakke planning opgesteld. Er mogen per winter maar drie Groningen-clusters tegelijkertijd buiten bedrijf zijn. Iedere keer is het van cruciaal belang om de renovaties veilig uit
te voeren. Daarnaast is het essentieel om binnen de planning en het gestelde budget te werken. In 2006 werden er drie productielocaties gerenoveerd. Daarmee zijn in totaal zeventien van de 29 locaties gerenoveerd. De gemoderniseerde clusters zijn opnieuw ruimschoots op tijd en binnen budget opgeleverd en voldeden bij oplevering aan alle gestelde eisen. De gerenoveerde productielocaties presteren ook beter op milieugebied, omdat affakkelen niet meer plaatsvindt. Verder is de lichthinder tot een minimum beperkt en er is ruimschoots aandacht geschonken aan de landelijke inpassing.
De locatie Overschild werd ook volledig gerenoveerd.
Het renovatieprogramma staat bij de NAM bekend als het Groningen Long Term-project (GLT). Met het project, dat een
totaal van 574 miljoen euro (2005: 462 miljoen euro). De toegenomen uitgaven zijn met name te verklaren door kosten voor diverse booractiviteiten en extra activiteiten bij het Groningen Long Termproject. De operationele uitgaven kwamen in 2006 uit op 810 miljoen euro. Deze uitgaven zijn veertien procent hoger dan in het voorgaande jaar (2005: 710 miljoen euro).
Economisch Belang
Belangrijke algemene investeringen betroffen:
• De modernisering en renovatie (inclusief het
plaatsen van compressoren) van de installaties in het Groningen-veld is in 2006 onverminderd vervolgd, als onderdeel van het Groningen Long Term-project (GLT).
•
In 2006 is de ombouw van de dubbele standard size clusters De Eeker (1 en 2) en Scheemderzwaag (1 en 2) gestart evenals de installatie van een compressor op de GLT- locatie Schaapbulten.
11
Het GLT-project zal ook in de komende jaren (tot en met 2009) nog een groot deel vormen van de totale investeringen van de NAM.
• L9-Development: Project voor de ontwikkeling
van nieuwe velden in het L9-gebied door gebruik te maken van twee monotowers. In 2006 zijn diverse voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd. Het project zal naar verwachting in 2008 voor het eerst gas leveren.
• Waddenzee-ontwikkeling: Moddergat-workovers zijn succesvol uitgevoerd, evenals aanpassingen op de gasbehandelingsinstallatie Anjum en de aanleg van de pijpleiding Moddergat-Anjum.
Milieu-uitgaven en -investeringen In 2006 is 92,8 miljoen euro (2005: 86,8 miljoen) besteed aan de beheersing van de verschillende milieu-aspecten. De milieu-uitgaven vormen circa zeven procent van de totale uitgaven en zijn verdeeld over operationele kosten (65 procent) en kapitaals investeringen (35 procent). De milieu-uitgaven zijn met zeven procent gestegen ten opzichte van 2005.
Zoals uit grafiek 2 blijkt, kan voor 2006 nog geen gedetailleerde specificatie, conform de criteria van de enquête Milieu uitgaven van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), van de milieukosten per (milieu-)aspect worden gegeven.
To e k o m s t i g e o n t w i k k e l i n g e n Schoonebeek In 2005 werd het projectplan voor de mogelijke herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek in detail uitgewerkt. 2006 stond in het teken van de MER en de communicatie met de omwonenden. In de zomer werd een bijeenkomst voor de inwoners van Schoonebeek en omgeving gehouden. Tijdens deze bijeenkomst gaven vertegenwoordigers van provincie en de NAM een toelichting op het MER en de projectplannen. De NAM diende in mei het MER in en begin september werd het MER voor de mogelijke herontwikkeling ter inzage gelegd. Eind november bracht de Commissie m.e.r. een positief advies uit. Het advies was mede gebaseerd op 46 inspraakreacties die bij de bevoegde gezagen waren ingediend (zie kadertekst op pagina 30).
Artist’s impression van hoe een Schoonebeker locatie eruit kan gaan zien.
12
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
3
Offshore productielocatie L13-FC-1.
K w a l i t e i t e n Waarde voor Klanten De NAM hecht veel waarde aan een goede relatie met haar klanten. Niet alleen voor wat betreft het produceren van aardolie en aardgas, maar ook voor het leveren van gastransport, gasopslag en verschillende aan de gasproductie gerelateerde diensten. Doel hierbij is en blijft het leveren van kwaliteit en toegevoegde waarde voor de klant en het zijn van een betrouwbare partner.
Producten v a n d e N A M De NAM is de grootste olie- en gasproducent van Nederland. Het geproduceerde gas wordt verkocht aan GasTerra. De geproduceerde olie wordt verkocht aan de raffinaderijen van Shell en ExxonMobil. Bij de productie van gas komt het bijproduct condensaat vrij dat eveneens aan raffinaderijen wordt verkocht. Uit sommige (zure) gasvelden komt zwavel vrij als bijproduct. Dit wordt verkocht aan de chemische industrie.
Ook levert de NAM, als operator van de offshore NOGAT-pijpleiding, gastransportcapaciteit aan klanten. Tot en met 2006 is in totaal ruim 81 miljard kubieke meter aardgas, zowel van de NAM als van andere producenten, door de NOGAT-leidingen getransporteerd naar de gasbehandelingsinstallatie van de NAM in Den Helder.
De ondergrondse gasopslag Langelo.
De NAM exploiteert twee ondergrondse gasopslagen: bij het Drentse Langelo en bij het Groningse Grijpskerk. Deze laatste staat sinds 2002 voor tien procent open voor de opslag van gas door derden, zoals nutsbedrijven en andere grote gasafnemers. De in 2006 geïdentificeerde beschikbare ruimte is inmiddels uitverkocht tot 2008, wat betekent dat per dag in totaal ongeveer 6,1 miljoen kubieke meter gas door derden kan worden opgeslagen of geproduceerd.
Kwaliteit en Waarde voor Klanten
13
BOCA Eind 2006 heeft de NAM het Business Optimization Center Assen (BOCA) in gebruik genomen. In dit centrum komen alle operationele gegevens van gaswinning uit productielocaties bij elkaar evenals de marktvraag naar gas. Hierdoor kan steeds optimaal ingespeeld worden op de wisselende marktvraag gerelateerd aan het optimaal produceren van gas. De keten van gaswinning tot en met aflevering aan de klant bestaat uit vele disciplines. Behandeling, transport en op klantspecificatie afleveren zijn enkele voorbeelden daarvan. In het BOCA zijn alle disciplines bij elkaar gebracht. Op elk moment kijkt men naar dezelfde data. Via geavanceerde IT-middelen kan in het BOCA gekeken worden naar elk detail, dus bijvoorbeeld
hoeveel capaciteit een installatie of platform levert, hoe de vraag naar gas is en waar de knelpunten liggen bij de verschillende operaties. Door bij elkaar te zitten, kan direct gereageerd worden op alle binnenkomende data. Hierdoor kan goed aan de flexibele vraag van klanten worden voldaan en een betere planning worden opgesteld voor de gaslevering.
Het BOCA houdt verband met de liberalisering van de gasmarkt. Dit betekent meer concurrentie, toegang van derden tot de gasinfrastructuur van de NAM en afnemers die meer eisen stellen aan de gaslevering. Werd de te leveren gashoeveelheid vroeger per dag vastgesteld, nu moet de gashoeveelheid op het uur nauwkeurig geleverd worden. Door een continue monitoring van productiekritische systemen en door alle disciplines samen te laten werken aan een optimaal werkende keten, kan met succes ingespeeld worden op de geliberaliseerde gasmarkt.
In het BOCA komen operationele gegevens bij elkaar.
Maximaal inv u l l i n g g e v e n a a n h e t k leine-velde n b e l e i d Sinds de jaren zeventig hanteert de overheid het zogenaamde kleine-veldenbeleid. Hiermee wordt beoogd met voorrang kleine gasvelden op te sporen en in productie te nemen, waardoor beslag op het Groningen-veld beperkt blijft. Voor de opsporing en ontwikkeling van een aantal kleine velden werkt de NAM samen met andere partijen, zoals bijvoorbeeld met NP Netherlands B.V. (NPN, een volle dochter van Northern Petroleum plc. uit Groot-Brittannië). NPN zal in twee tot vijf exploratieboringen deelnemen. Daarnaast ontwikkelt NPN twee tot vijf reeds ontdekte, maar nog niet in productie genomen gasvelden.
14
Business Optimization Center Assen Eind 2006 is in Assen het Business Optimization Center Assen (BOCA) in gebruik genomen. Sinds de liberalisering van de gasmarkt, stellen gasafnemers meer eisen aan de (flexibiliteit van de) gaslevering. Het initiëren van een dergelijk centrum betekent een belangrijke stap in het optimaliseren van de keten van onderdelen die verantwoordelijk is voor het produceren en het afleveren van gas. De NAM kan hiermee haar gaslevering tot op het uur nauwkeurig aan haar afnemers leveren. Het unieke van dit centrum is dat alle verantwoordelijken van de diverse disciplines bij elkaar in één kamer zitten en gemeenschappelijk de eventuele knelpunten in één dataformat bij de diverse operaties bekijken, bespreken en waar nodig acties nemen. Dit is precies wat nodig is om aan de flexibele vraag van de klanten te voldoen.
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
4 B e s c h e r m i n g Natuur en Milieu De NAM heeft in haar bedrijfsbeleid vastgelegd dat het bedrijf zich inzet om het milieu te beschermen, efficiënt gebruik te maken van grondstoffen en energie en een inleidende rol te spelen bij het bevorderen van de beste werkwijze in onze industrietak. Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu (VGWM) worden daarbij als kritische bedrijfsactiviteiten beschouwd.
Milieuzorgsy s t e e m Gedurende 2006 is een volledig programma van activiteiten uitgevoerd om de continuering van het certificaat zeker te stellen. Er is ruime aandacht besteed aan de beheersing van de geïdentificeerde significante milieu-aspecten. Interne audits hebben plaatsgevonden, onder andere om het voldoen aan de milieuvergunningen te verifiëren. Tevens zijn er projecten uitgevoerd om de negatieve beïnvloeding van het milieu, zoals gasvormige emissies en energieverbruik, te verminderen. Het opgestelde Bedrijfsmilieuplan 2003-2006 (BMP-3) is volledig ingericht om alle belangrijke milieu-aspecten in beeld te krijgen. Begin 2006 is de hercertificeringsaudit van het milieuzorgsysteem uitgevoerd door BSI Management Systems (voorheen KPMG Certification). Er zijn geen kritische afwijkingen gevonden, zodat het ISO14001-certificaat met drie jaar is verlengd.
Bescherming Natuur en Milieu
Plannen en instrumenten Bedrijfsmilieuplan In het kader van het doelgroepenbeleid hebben de overheid (ministerie van Economische Zaken, ministerie van VROM en het ministerie van Verkeer en Waterstaat) en de brancheorganisatie van olie- en gasproducerende bedrijven, NOGEPA, op 2 juni 1995 een ‘Intentieverklaring uitvoering milieubeleid olie- en gaswinningindustrie’ ondertekend. Met de intentieverklaring wordt gestreefd naar het reduceren van de milieubelasting door de branche. De beoogde reducties zijn vastgelegd in een zogenaamde Integrale Milieutaakstelling (IMT). De taakstelling omvat onder andere het opstellen elke vier jaar van een bedrijfsmilieuplan (BMP) en het opstellen van een milieujaarverslag met daarin de voortgang in de uitvoering van de voorgenomen maatregelen uit het BMP. Het convenant loopt tot het jaar 2010. In de BMP’s worden de prioriteiten en de planning van de maatregelen vastgelegd. Inmiddels zijn de eerste twee BMP-perioden verstreken (BMP-1:19951998; BMP-2: 1999‑2002) en zijn voor de meeste doelstellingen aanzienlijke verbeteringen gerealiseerd. Het BMP-2 richtte zich voornamelijk op de gasvormige emissies naar de lucht bij bestaande installaties,
15
de milieueffectrapportage het MER behandeld en goedgekeurd. Het MER voor gaswinning onder de Waddenzee werd in januari 2006 ingediend bij het ministerie van Economische Zaken, tegelijk met de aanvragen voor 32 vergunningen.
P re s t a t i e s
omdat in die periode daar de meeste milieuwinst te behalen was. In het kader van het ISO14001-gecertificeerde milieuzorgsysteem is vastgelegd welke milieu-aspecten relevant zijn bij de verschillende NAM-activiteiten. In het BMP-3 zijn alle significante milieu-aspecten opgenomen. Per milieu-aspect is aangegeven wat de huidige stand van zaken is, wat de wettelijke kaders zijn en welke maatregelen worden genomen. In oktober 2006 is het NAM ontwerpBedrijfsmilieuplan over de periode 2007-2010 (BMP-4) aangeboden aan het ministerie van Economische Zaken (EZ), het ministerie van VROM, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Staatstoezicht op de Mijnen. In januari 2007 is een oordeel van EZ op dit BMP-4 in samenspraak met de andere organisaties door de NAM ontvangen, inclusief een aantal verbeterpunten/vragen om te komen tot een definitief BMP-4. In maart 2007 heeft de NAM de vragen beantwoord en het ontwerp BMP-4 aangepast. Het eindoordeel van de overheid wordt nu afgewacht.
Milieu Effect Rapportage (m.e.r.) Het milieu-effectrapport (MER) voor de mogelijke herontwikkeling van het Schoonebeek-olieveld werd in mei 2006 ingediend en in september 2006 gepubliceerd. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft dit rapport behandeld en in november 2006 een positief advies gegeven. De NAM heeft in juli 2006 voor de winning van aardgas op de Noordzee in blok L9 vanaf twee satellietplatformen een MER ingediend. Eind 2006 heeft de Commissie voor
16
Gasvormige emissies De in dit verslag gerapporteerde cijfers over de gasvormige emissies zijn bepaald met behulp van het computerprogramma EIS (Environmental Information System). Via EIS worden de gasvormige emissies van alle locaties binnen de NAM bepaald. De bepaling van gasvormige emissies in EIS is gebaseerd op gedetailleerde informatie van gasdoorzet en gascomposities op de locaties. Het effect van de gasvormige emissies wordt niet alleen uitgedrukt in tonnages, maar tevens doorgerekend in zogenoemde ‘Environmental Impact Units’ (EIU). Deze EIU’s zijn gebaseerd op een methode die de hoeveelheid uitgestoten componenten omrekent naar hun bijdrage aan de milieubelasting. De jaarverslagen over 2006 van de locaties die meedoen aan het emissiehandelsprogramma zijn voor 1 april 2007 bij de NEa ingediend. De totale emissie aan CO2 in 2006 van de zeven deelnemende installaties bedraagt 380.311 ton. Dat is bijna 30.000 ton lager dan de totale CO2-rechten die voor die installaties is verkregen (409.917 ton). De uitstoot aan NOx van de vier deelnemende installaties bedroeg 199.630 kilo. Dat is ruim 57.000 kilo meer dan de NOx-emissierechten voor die installaties. Voor de tweede fase van de Europese emissiehandel, die van 2008 tot en met 2012 loopt, zijn de criteria enigszins gewijzigd. Door deze wijzigingen, die overigens lange tijd onduidelijk waren en pas begin 2007 door de Europese Commissie aan Nederland zijn voorgesteld voor (verplichte) verwerking in het plan, zijn nog slechts twee installaties van de NAM onderdeel van het Europese CO2-emissiehandelsprogramma. Dit betreft de Gaszuiveringsinstallatie te Emmen en het offshore platform F3-FB-1. Het totaal aan gasvormige emissies is in 2006 gedaald met vier procent ten opzichte van 2005 tot 1,43 miljoen EIU’s. Deze reductie komt vooral door de afgenomen productie via de offshore installaties met zeven procent.
Water Bij de productie van olie en aardgas op de Noordzee wordt het meegeproduceerde water ter plekke ontdaan van de minerale olie en vervolgens met het
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
hemelwater en ander afvalwater geloosd op het oppervlaktewater of geïnjecteerd in de diepe ondergrond. Deze waterstromen worden aangeduid als ‘overboordwater’. In 2006 is 126.085 kubieke meter overboordwater geloosd vanaf platforms op zee, waarbij de gemiddelde olieconcentratie 12,9 milligram per liter en is 22.227 kubieke meter water geïnjecteerd in de diepe ondergrond via putten bij de platforms Ameland-Westgat, K8-FA-1 en K14-FA-1.
Bodem In 2006 waren er 41 bodemsaneringsprojecten in uitvoering, waarvan er dertien werden afgerond. Bij deze saneringsprojecten is 52.185 ton grond afgegraven en afgevoerd en 694.913 kubieke meter grondwater onttrokken. In toenemende mate worden bodemsaneringen uitgevoerd door middel van in-situ reiniging van de grond. Dit betekent dat de verontreinigde grond niet wordt afgegraven, maar ter plekke wordt gereinigd, meestal door middel van biologische reinigingstechnieken. Ook wordt er in veel gevallen ingespeeld op nieuwe wetgeving en wordt een bestaande grondwaterverontreiniging, die door natuurlijke processen afbreekt, nauwlettend in de gaten gehouden. De aanpak van bodemsanering gebeurt conform het ‘EPE Soil Reference Plan (voorheen NAM Raamplan Bodem), dat in 2003 tot stand is gekomen en in 2004 formeel is geautoriseerd. Aan het eind van 2006 waren er nog 252 (2005: 261) historische gevallen van bodemverontreiniging. Toch komen nieuwe gevallen van bodemverontreiniging nog steeds voor. Dit betreffen zogenaamde zorgplichtgevallen, die onverwijld en volledig gesaneerd moeten worden. Naast het opsporen en schoonmaken van verontreinigde bodem, wordt ook veel aandacht gegeven aan het voorkomen van nieuwe verontreiniDe Gaszuiveringsinstallatie in Emmen is onderdeel van het Europese CO2-emissiehandelsprogramma.
ging. Zo zijn op verschillende locaties drainrenovatieprojecten gestart waarbij het civiele drainsysteem geheel of gedeeltelijk wordt vernieuwd.
Afvalstoffen Binnen de NAM wordt onderscheid gemaakt tussen drie verschillende categorieën afval: niet-gevaarlijk afval, gevaarlijk afval en afvalwater. De laatste categorie is nog onder te verdelen in afvalwater dat bij olie- en gasproductie ontstaat en dat wordt teruggebracht (geïnjecteerd) in de diepe ondergrond en verder in afvalwater dat wordt geloosd op oppervlakte water of dat (via het riool) wordt afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. In 2006 is 1,5 miljoen kubieke meter water geïnjecteerd en 122.000 ton geloosd op het riool. Er is daarnaast 116.000 ton bedrijfsafval en 36.000 ton gevaarlijk afval overgedragen aan externe verwerkers, onder andere het huishoudelijk afval van alle locaties (kantoren en productielocaties) van de NAM en bouw- en sloopafval dat ontstaat bij abandonnering en renovatie van productielocaties. 71 procent van het geproduceerde afval wordt hergebruikt of elders nuttig toegepast. Iets meer dan 29 procent van het afval wordt uiteindelijk gestort, dan wel verbrand of geloosd op het oppervlaktewater of verwerkt in een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Milieu-incidenten en klachten In 2006 hebben zich 283 milieu-incidenten voorgedaan (2005: 276). Hierbij betrof het 66 incidenten waarbij de bodem en/of het grondwater vervuild raakten, tien incidenten met morsen naar het oppervlaktewater en 64 niet-geplande emissies van freon en aardgas naar de lucht. Daarnaast hebben zich 143 milieu-incidenten voorgedaan die geen gevolgen hebben gehad voor het milieu. Deze niet-geplande lozingen werden opgevangen binnen de noodvoorzieningen op de installaties, zoals lekbakken. Het aantal milieu-incidenten is ten opzichte van 2005 (276) iets toegenomen. Er is een afname van incidenten met morsen naar het oppervlaktewater en een lichte toename van incidenten, waarbij onbedoeld aardgas naar de atmosfeer ontsnapt. In 2006 zijn evenals in 2005 acties en campagnes gestart om de milieu-incidenten te reduceren. Deze acties zijn gericht op een specifieke groep van installaties, omdat bijvoorbeeld het type installatie en de leeftijd daarvan van invloed zijn op de aard van de milieuincidenten. In 2006 zijn 25 klachten ontvangen ten aanzien van NAM-activiteiten. In 2005 waren dat er 24. Het aantal klachten is onder meer afhankelijk van de plaats waar de activiteiten op land plaatsvinden.
Bescherming Natuur en Milieu
17
Gas winnen onder de Waddenzee: met de hand aan de kraan In 2006 werd een mijlpaal bereikt voor de winning van gas uit nieuwe velden onder de Waddenzee. Na twaalf jaar maatschappelijke discussie ontving de NAM in juli 2006 de benodigde 32 vergunningen voor de winning vanaf de bestaande landlocaties Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog. In januari 2006 had de NAM - na intensief overleg met belanghebbenden, zoals overheden, wetenschappers en natuur- en milieuorganisaties - het milieu-effectrapport (MER) en de vergunningaanvragen ingediend. Onder de Waddenzee liggen – geheel of gedeeltelijk – zes gasvelden die de NAM in productie wil nemen: Nes, Moddergat, Lauwersoog-C, Lauwersoog-West, Lauwersoog-Oost en VierhuizenOost. De winning van het gas zal plaatsvinden vanaf drie locaties op het vasteland: Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen. Er worden dus geen installaties in de Waddenzee zelfgeplaatst, ook niet tijdelijk. De winning geschiedt via putten die midden jaren ’90 vanaf de drie landlocaties schuin onder de Waddenzee zijn geboord. Van daar zal het gas via ondergrondse pijp leidingen worden getransporteerd naar bestaande gasbehandelingsinstallaties bij Anjum en Grijpskerk. Aan de gaswinning ging een lang proces van discussie en overleg vooraf over eventuele mogelijke negatieve milieu-effecten. Daarbij ging vooral veel aandacht uit naar de bodemdaling als gevolg van gaswinning. Bodemdaling kan een effect hebben op de wadplaten en kwelders, en daarmee op de planten en dieren die op die platen leven of voedsel zoeken. Uit de gaswinning die al decennialang bij Ameland
18
Commissie ook een signalerende en informerende rol naar haar achterban zoals andere natuurorganisaties en overheden. In de commissie hebben de Waddenvereniging, it Fryske Gea, Staatsbosbeheer, Rijkswaterstaat, de provincie Friesland en de gemeente Dongeradeel zitting.
plaatsvindt, blijkt dat de Waddenzee de bodemdaling volledig compenseert. Door de natuurlijke dynamiek, en de aanvoer van zand en slib vanuit de Noordzee wordt de bodemdaling opgevangen. Er zit evenwel een maximum aan het vermogen van de Waddenzee om door zand- en slibaanvoer de bodemdaling op te vangen. De bodemdaling mag dus niet te snel gaan.
Door de Minister van Economische Zaken is bovendien een auditcommissie/werkgroep gevraagd om te adviseren over de door NAM te verrichten rapportages en bij de vergunningverlening toegepaste uitgangspunten. Deze werkgroep bestaat uit leden van de Commissie voor de m.e.r. die indertijd betrokken geweest zijn bij de betreffende m.e.r.-procedure.
Daarom zal de gaswinning ‘met de hand aan de kraan’ gebeuren. Dat betekent dat gaswinning getemperd wordt waardoor de bodemdaling niet te snel verloopt en binnen de meest veilige natuurgrens valt. Als het nodig is, kan de kraan nog verder of zelfs helemaal worden dichtgedraaid. In de vergunningen is opgenomen dat de NAM een uitgebreid meet- en monitoringsprogramma uitvoert, en daarover jaarlijks rapporteert aan het bevoegd gezag. Bij de monitoring- en meetrapportages wordt de onafhankelijke Commissie monitoring waddengas 2006 betrokken. De Commissie heeft onder meer als taak om toe te zien op de kwaliteit van de gebruikte onderzoeksmethoden en te fungeren als klankbord. Verder vervult de
Enkele partijen vroegen bij de Raad van State om schorsing van de vergunningen, maar de verzoeken werden afgewezen. Die beslissing betekende dat de NAM voor eigen risico haar activiteiten met gebruikmaking van de verleende vergunningen mag continueren en de gasproductie kan starten. De uitspraak heeft evenwel een voorlopig karakter. Naar verwachting doet de Raad van State in het laatste kwartaal van 2007 uitspraak in de bodemprocedure. De NAM is op 5 februari 2007 begonnen op de locatie Moddergat met de winning van het eerste gas uit de nieuwe velden onder de Waddenzee.
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
5 De gerenoveerde Groningenlocatie Spitsbergen.
B e h e e r v a n G rondstoffen en Energie De belangrijkste energiedragers bij de activiteiten van de NAM zijn aardgas, dieselolie en elektriciteit. Aardgas wordt onder andere gebruikt bij de opwekking van elektriciteit door middel van gasturbines bij productie-installaties op zee. Elektriciteit, betrokken van het openbare net, wordt onder meer gebruikt om compressoren aan te drijven en daarmee gas in de diepe ondergrond te injecteren op de locaties bij Norg (Langelo) en Grijpskerk en voor het aandrijven van compressoren voor het op peil houden van de gasdruk in het distributienet (bijvoorbeeld de GLT-locaties in het Groningen veld). Bij de mobiele boorinstallaties wordt de energie opgewekt via dieselgeneratoren. In 2006 is het totale energiegebruik van bij de NAM ten opzichte van 2005 met 1,1 procent licht (150.000 gigajoule) gedaald.
bijzonder bij de offshore installaties (zeven procent). In verhouding tot de (gedaalde) gas- en olieproductie neemt het gasverbruik toe. Door de daling van de druk in de ondergrondse gasreservoirs is een toenemend gebruik van gasturbines en -compressoren op met name de offshore installaties nodig om het gas op verkoopspecificatie te brengen.
Elektriciteitsverbruik Het verbruik van elektriciteit is in 2006 nagenoeg gelijk gebleven vergeleken met het jaar 2005. Net als bij het gasverbruik is er ten opzichte van de (gedaal-
Komende jare n De verwachting is dat het energieverbruik in verhouding tot de gas- en olieproductie zal toenemen in de komende jaren. Dit komt doordat de druk in de gas- en olievelden terugloopt, waardoor er meer energie nodig is om de resterende hoeveelheden naar boven te halen. Gasverbruik In 2006 is het gasverbruik met drie procent gedaald ten opzichte van 2005. Dit komt door afname van de gasproductie in het algemeen (vier procent) en in het
Beheer van Grondstoffen en Energie
19
de) gas- en olieproductie meer elektriciteit gebruikt. Dit wordt vooral veroorzaakt door de installatie van elektrisch gedreven compressoren in het Groningenveld als onderdeel van het GLT-project. Verder is het elektriciteitsverbruik in belangrijke mate afhankelijk van het gebruik van compressoren die nodig zijn voor de gasinjectie in de ondergrondse opslaglocaties bij Norg en Grijpskerk.
Brandstofve r b r u i k Het verbruik van vloeibare brandstoffen is in 2006 gestegen door meer booractiviteiten. Het totaal aantal geboorde meters van de in 2006 afgeronde boringen is ten opzichte van 2005 met 96 procent gestegen.
Boringen Bij boringen worden mijnbouwhulpstoffen (chemicaliën) gebruikt om de activiteiten veilig en technisch goed te laten verlopen. De gebruikte hoeveelheid van deze hulpstoffen ligt in het algemeen in lijn met de totale lengte die in een bepaalde periode is geboord. De in 2006 gebruikte hoeveelheden hulpstoffen bij booractiviteiten zijn ten opzichte van 2005 toegenomen. Dit is overeenkomstig de toename van het aantal geboorde meters in 2006.
Meerjarenafs p r a a k 2 In de Meerjarenafspraken Energie-efficiency voor de periode 2001 tot en met 2012 zijn overheid en bedrijfsleven een verbetering van de energie-efficiency overeengekomen. Voor de olie- en gasindustrie heeft de belangenorganisatie NOGEPA met de overheid namens de operators afspraken gemaakt. De NAM neemt hieraan ook deel en stelt eens per vier jaar een Energiebeleidsplan (EBP) op. De doelstelling van het EBP tot en met 2004 was het behalen van een verbetering van de energie-efficiency van 18,4 procent ten opzichte van het referentiejaar 1998. In 2005 was reeds een verbetering van 29,0 procent bereikt ten opzichte van een doelstelling van 22,7 procent uit het EBP. De resultaten over 2006 waren op het moment van publicatie van dit verslag nog niet bekend.
Grond- en hu l p s t o ff e n Bij de exploratie en productie van aardgas en aardolie worden mijnbouwhulpstoffen gebruikt. Het gebruik van mijnbouwhulpstoffen is sterk afhankelijk van het activiteitenniveau. Dit niveau is af te meten aan bijvoorbeeld het aantal boringen en de hoeveelheden kubieke meters geproduceerd aardgas en gewonnen aardolie. De afleveringskwaliteit van aardgas en aardolie wordt onder meer bereikt door diverse hulpstoffen aan het proces toe te voegen. Deze hulpstoffen zijn met name bedoeld om de productstromen te ontdoen van water, en om corrosie en hydraatvorming in installaties te voorkomen. De belangrijkste proceshulpstoffen voor het behandelen van aardgas zijn glycol en methanol.
Het aantal geboorde meters steeg in 2006. Hier de boring Vries-6.
Chemicaliënmanagement De continue verbetering op het gebied van mijnbouwhulpstoffen wordt bewerkstelligd door blijvend te zoeken naar betere en meer efficiënte producten. Dit wordt vertaald in zowel de toepassing van meer milieuvriendelijke chemicaliën als in een reductie van het relatieve volume aan gebruikte chemicaliën. Bij de selectie van chemicaliën wordt naar de gebruiksketen (lifecycle) van het desbetreffende product gekeken. Dit proces is een essentieel onderdeel van het NAM Chemicaliën Management Systeem.
Productie In 2006 is het gebruik van deze hulpstoffen ten opzichte van 2005 afgenomen. Deze afname is grotendeels in lijn met de afname in gas- en olieproductie.
20
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
6 R e s p e c t v o o r Mensen Veiligheid De helikoptervoorzorgslanding in zee in november 2006 had grote gevolgen kunnen hebben. Nu bleef het gevolg van dit incident beperkt tot één persoon met onderkoelingsverschijnselen. In het kaderstuk op pagina 24 wordt nader ingegaan op dit incident. Het aantal ‘Ongevallen met verzuim’ daalde van elf in het jaar 2005 naar acht in 2006. De doelstelling in de categorie ‘Recordable cases’ (‘Incidenten met letsel’) werd net niet gehaald. Ondanks het feit dat de doelstelling niet werd gehaald, is de veiligheidsprestatie uitgedrukt in incidenten per miljoen gewerkte uren verbeterd ten opzichte van 2005. In de categorie ‘Ongevallen met verzuim’ bleef het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren op 0,8 staan. In de categorie ‘Incidenten met letsel’ daalde het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren van 3,5 naar 3,1, waarbij de doelstelling van 3,0 dus niet werd gehaald. Zorgelijk is dat er (wederom) een stijging is waar te nemen bij de ‘Incidenten met een potentieel ernstig gevolg’. Het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren van deze incidenten is gestegen naar 7,9. In 2005 was deze frequentie nog 6,3. Opgemerkt dient te worden dat het aantal gewerkte uren c.q. blootstelling uren in 2006 ten opzichte van 2005 met twintig procent is gestegen. Met name de toegenomen werkzaamheden bij de booractiviteiRespect voor Mensen
ten zowel op land als op zee zijn hiervan een voorname oorzaak. In de meeste van de gevallen met letsel betrof het verwondingen aan handen, armen of voeten. Uit de analyses van de incidenten blijkt verder dat tachtig procent van de incidenten met letsel optreden bij (onder)aannemers. Dat is op zich niet onlogisch omdat de meest risicovolle werkzaamheden bij de NAM, zoals boor-, constructie- en onderhoudswerkzaamheden, worden uitbesteed. Derhalve zijn de (onder)aannemers van de NAM de belangrijkste doelgroep in het streven de veiligheidsprestatie te verbeteren. Evenals in voorgaande jaren is hiertoe in 2006 onder andere een veiligheidsdag voor aannemers georganiseerd. Daarnaast zijn er frequent bezoeken geweest van NAM-management aan de installaties, is de situatie met betrekking tot de werkvergunningen verbeterd en is veel aandacht besteed aan de zogenaamde ‘Job Hazard’-analyses. De verbetering van de veiligheidsprestatie is niet te realiseren zonder samenwerking met de aannemers.
Rekrutering De vraag naar met name technisch personeel is in 2006 ten opzichte van 2005 vrijwel gelijk gebleven. Als een vacature intern niet vervuld kon worden, werd er extern gerekruteerd. De werving is in nauwe samenwerking met Shell uitgevoerd. Werving van nieuwe medewerkers is onder andere van belang om 21
Verdeling trainingen naar inhoud Type Training
Mandagen
Veiligheid, gezondheid, welzijn en milieu Functionele: technische disciplines
4.700
Functionele: niet-technische disciplines
3.200
Totaal functionele disciplines Persoonlijke vaardigheden Totaal
‘vergrijzing’ onder de medewerkers op te vangen. Daarnaast is een continue instroom van nieuwe medewerkers mede van belang voor het op peil houden van het kennisniveau binnen het bedrijf. In 2006 heeft de NAM twee rekruteringscampagnes gevoerd voor technisch-operationeel personeel: één in het begin van 2006 en één in de zomer. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in het aannemen van 21 technici. Inclusief de technisch-operationele medewerkers zijn er 114 mensen extern gerekruteerd in 2006 (49 ervaren medewerkers en 65 net afgestudeerden).
Medewerker s Eind december 2006 waren 1.864 medewerkers in dienst van de NAM. Van de NAM-medewerkers is 86 procent man (1641). Het aantal vrouwen bij de NAM bedroeg op de peildatum 223. In januari 2006 is met de vakbonden een CAO afgesloten voor de ruim vijfhonderd medewerkers in de salarisgroepen 7 tot en met 15. Deze CAO heeft een looptijd van 26 maanden (tot en met 29 februari 2008).
Leren en ont w i k k e l e n In totaal kregen in 2006 ongeveer 1.600 medewerkers een training van korte of langere duur, verspreid over een groot aantal verschillende disciplines. Uitgedrukt in tijd kwam dit neer op circa 14.700 mandagen. De trainingen werden voor het grootste deel verzorgd door de twee centrale opleidingsorganisaties van Shell in Den Haag en in Rijswijk. De overige trainingen werden verzorgd door zo’n 150 verschillende externe partijen. Veel aandacht ging uit naar functionele training, zowel in de technische als niet-technische disciplines. Maar er werd ook aandacht besteed aan het ontwikkelen van persoonlijke vaardigheden. Daaronder vallen onder meer taaltrainingen en leiderschapstrainingen. 22
2.800
7.900 3.500 14.200
De NAM onderkent het belang van coaching. In samenwerking met het Shell Learning-centrum en met externe trainingsinstituten is dit in praktijk gebracht. In Production Operations kregen meer dan veertig leidinggevenden een training coaching for performance. Leidinggevenden werden getraind in coaching om de prestaties van individuen of het hele team te verbeteren. Ook in Production Chemistry volgde een grote groep leidinggevenden deze training. In Field Engineering kregen vele senior professionals een rol toebedeeld in het coachen van nieuwe medewerkers. Ter ondersteuning hiervan begonnen ongeveer 25 van hen aan een coach-the-coach-traject, een online begeleidingstraject van vijf maanden. Een ander programma is shadow coaching. In dit programma krijgen senior managers coaching van een junior collega. Deze ‘upward coaching’ is uniek en geeft de manager de gelegenheid om gestructureerd te werken aan gedragsmatige verandering. De feedback van de junior collega kan hem of haar hierbij effectief ondersteunen. In een aantal individuele gevallen werd gewerkt met externe coaches. Ook werd een succesvolle start gemaakt met het inzetten van e-coaching. Hierbij heeft de coach dagelijks contact met de deelnemer, echter uitsluitend per e-mail; een zeer stimulerende vorm van coaching.
Ondernemingsraad In 2006 heeft de Ondernemingsraad verschillende adviezen uitgebracht, onder meer over de introductie van het nieuwe bemannings- en bevoorradingsschip voor productieplatforms, de verplaatsing van het NAM-trainingscentrum naar Assen en de veranderingen van de rapportagelijnen van Health Services en Facility Management naar Shell International. Daarnaast heeft de Ondernemingsraad een aantal instemmingverzoeken behandeld, onder meer voor de invoering van een kort cyclisch rooster in Schiedam en voor de aanpassing en simplificatie van het EP Progressieproces. Ideeënbus In 2006 werden 27 nieuwe ideeën ingediend. In totaal werden er negentien ideeën door de ideeëncommissie beoordeeld. De gehonoreerde ideeën leverden het bedrijf een besparing op van 137.000 euro. NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Stressaanpak NAM succesvol In 2006 waren er bij de NAM aanzienlijk minder mensen ziek door stress dan in het jaar ervoor. Bleven er in 2005 nog vijftien mensen thuis door een beroepsziekte als gevolg van stress, in 2006 waren dat er nog maar vier. Ook daalde het percentage ziekteverzuim door psychische factoren als onderdeel van het totale verzuim van 20,9 procent in 2005 naar 18,5 procent in 2006. Het aantal consulten met bedrijfsmaatschappelijk werk is gelijk gebleven. Werken onder stress kan leiden tot psychische klachten zoals depressie, angststoornissen of fobieën, maar ook tot lichamelijke klachten zoals vermoeidheid, maagpijn en rugpijn. Op basis van gesprekken kan de bedrijfsarts zo’n aandoening rapporteren als beroepsziekte. De NAM beschouwt stress als een serieus probleem en wellicht is deze opvatting van invloed geweest
op de afname van het aantal stressgevallen. Binnen de gehele organisatie voelen lijnmanagers een grote verantwoordelijkheid om de negatieve gevolgen van stress te voorkomen. Verschillende afdelingen zijn systematisch gaan onderzoeken wat er verbeterd kon worden in de organisatie en in de werkomgeving van medewerkers. De afdeling Health Services werkt
Ziekteverzui m e n re ï n t e g r a t i e Het ziekteverzuim over 2006 bedroeg 1,8 procent. Daarvan werd 18,5 procent veroorzaakt door psychische problematiek (in 2005 was dat 21 procent), 26,8 procent door problemen met de ademhaling en 22,2 procent door spier- en gewrichtsklachten. Preventie Het onderwerp ‘welzijn en stress’ heeft binnen de NAM evenals voorgaande jaren ruime aandacht gekregen in 2006. Het aantal gemelde beroepsziekten was vijf. Hiervan waren er vier ten gevolge van stress in het werk en één ten gevolge van RSI. Bij de personen met stress door het werk is met toestemming van de betrokkenen een uitgebreid onderzoek gedaan. Doel hiervan was om de oorzaken van stress (en de daarmee samenhangende factoren) te achterhalen en een praktisch plan van aanpak op te stellen dat, ondersteund door het management, gericht was op preventie. Ook zijn leerpunten uit het onderzoek toegepast in andere delen van de organisatie. Van de consulten bij het bedrijfsmaatschappelijk werk was 55 procent gerelateerd aan werkstress. Dit is ongewijzigd ten opzichte van 2005. De aanpak van stress was gericht op probleemgebieden. Daarnaast is het overleg in sociaalmedisch teamverband (SMT) geïntensiveerd. Hierin worden werknemers besproken die herhaaldelijk ziek zijn evenals werknemers met specifieke arbeidsproblemen, uiteraard met inachtneming van de privacy. Respect voor Mensen
specifiek aan het tegengaan van stress. In 2006 is in geval van problemen op de werkvloer een aantal Health Services-medewerkers gestart met het geven van instructies aan leidinggevenden. De stressaanpak van Health Services gaat verder uit van een risico-inventarisatie elke vijf jaar op elke afdeling met een jaarlijkse update. Ook wordt er regelmatig met alle betrokkenen overlegd om een beeld te krijgen van de situatie op de afdelingen. In bepaalde gevallen kan Health Services een beroepsziekteonderzoek instellen. In 2006 is op dat vlak een succesvolle proef gehouden, in december 2006 gevolgd door een tweede.
Aan het SMT-overleg nemen deel: Health Services, Human Resources, bedrijfsmaatschappelijk werk, lijnmanagement, en soms de betrokkenen zelf. Het SMT wordt per afdeling periodiek gehouden en vaker indien nodig. Ook waren er meer stresspreventieworkshops. Hierbij wordt naast de rol van ieder teamlid ook de rol en verantwoordelijkheid van de leidinggevende benadrukt. In deze workshops worden signalen van stress besproken, en wat men er zelf aan kan doen, zowel de leidinggevende als het teamlid. Ook het programma van periodiek geneeskundige onderzoeken (PAGO) is geïntensiveerd, al dan niet in samenhang met een risico-inventarisatie op de afdeling. Op zes afdelingen is een PAGO uitgevoerd. De risico-inventarisaties op het gebied van arbeidsomstandigheden vinden iedere vijf jaar per afdeling plaats, met een jaarlijkse update. Psychosociale factoren, inclusief stress, maken hier deel van uit. Actiepunten worden opgenomen in de jaarplannen van de afdelingen. Offshore is in overleg met de betrokken afdeling een uitgebreid onderzoek gedaan naar de lichamelijke fitheid van medewerkers in relatie tot de zwaarte van het werk. Hier zijn enige aanbevelingen uit voortgekomen. Een vervolgonderzoek vindt in 2007 plaats. Om voorbereid te zijn op een eventuele uitbraak van een grootschalige influenza-epidemie heeft een werkgroep een noodplan opgesteld. Hierin ligt het accent op medische en HR-aspecten en op de effecten op operaties en logistiek. 23
Voorzorgslanding G-JSAR helikopter Op 21 november heeft een G-JSAR helikopter een voorzorgslanding gemaakt in verband met een technisch mankement. Deze landing was ongeveer twaalf kilometer uit de kust van Den Helder. Aan boord waren dertien contractors en sub-contractors van de NAM die afkomstig waren van het productieplatform K15-Bravo en vier bemanningsleden. Alle zeventien inzittenden zijn dankzij de snelle inzet van diverse diensten gered. Eén persoon is korte tijd in het ziekenhuis opgenomen geweest wegens onderkoelingsverschijnselen. De oorzaak van het technisch mankement aan de helikopter is nog onbekend. Zowel de NAM als de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) zijn direct met een onderzoek gestart. Het interne NAM onderzoek – waarbij de nadruk lag op de interne stappen voorafgaand aan de voorzorgslanding, en de interne processen na de landing – werd begin februari 2007 aan de medewerkers gepresenteerd. De resultaten van het onderzoek door de OvV worden in de loop van 2007 verwacht.
Medische hu l p Er werd medische hulp verleend bij diverse eerste hulp- en spoedeisende gevallen. Bij de helikopternoodlanding in zee in november 2006 werd direct en in de navolgende weken nazorg geleverd aan passagiers en bemanning. Werkgelegen h e i d s i n s p a n n i n g Ieder jaar heeft de NAM een apart budget ter bestrijding van langdurige werkloosheid en het voorkomen van uitsluiting van individuen op de arbeidsmarkt, zoals allochtonen, arbeidsgehandicapten en vrouwen Via trainingsprojecten, omscholing en stage zijn tientallen mensen teruggekeerd in het arbeidstraject.
met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit houdt mede verband met het overheidsbeleid dat ondernemingen zich meer dan vroeger moeten inspannen om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt terug te krijgen in het arbeidsproces. In 2006 heeft de NAM hiertoe 880.000 euro beschikbaar gesteld. Met de vakorganisaties FNV en CNV heeft de NAM in 2006 afgesproken gedurende de 26 maanden looptijd van de CAO in totaal 2,2 miljoen euro te besteden aan bovengenoemde doelstellingen. Hiervan wordt 1,8 miljoen euro besteed aan specifieke werkgelegenheidsprojecten in Noord- en NoordoostNederland en 400.000 euro aan zogenoemde internationale solidariteitsprojecten. De 1,8 miljoen wordt met name besteed via twee organisaties waarmee de NAM op dit gebied samenwerkt: de Stichting Projecten Samenwerken en Werkprojecten Groningen. Beide instellingen streven ernaar om de positie van mensen met een achterstandssituatie op de arbeidsmarkt te verbeteren. De inspanningen van de twee stichtingen hebben zeer positieve resultaten opgeleverd. Via de Stichting Projecten Samenwerken hebben in 2005 en 2006 veel mensen een plek op de arbeidsmarkt gevonden via trainings-, omscholings- en stageprojecten. En via Werkprojecten Groningen zijn tientallen mensen inmiddels teruggekeerd in het arbeidsproces, hebben zicht op werk of zijn een opleiding gestart. Anderen doen extra scholing of vervullen activiteiten als vrijwilliger. Al met al hebben honderden deelnemers hun weg naar de arbeidsmarkt (opnieuw) gevonden. De 400.000 euro voor de internationale solidariteitsprojecten wordt besteed in nauw overleg en op initiatief van de sociale partners. In 2006 is er bijvoorbeeld een project in Marokko gefinancierd, gericht op het voorkómen van kinderarbeid in de stad Fès. Kinderen en ouders werken daar in steengroeven. Door dit project, waarin wordt samengewerkt met onder meer de Marokkaanse Onderwijsbond SNE, kunnen kinderen naar school, terwijl de ouders hun werk behouden.
Interne klachtencommissie De NAM beschikt al ruim tien jaar over een interne klachtencommissie waartoe elk bedrijf op grond van de Arbeidsomstandighedenwet verplicht is. In de periode van 1 januari tot en met 31 december 2006 is door de klachtencommissie één klacht behandeld. De klacht betrof de toepassing van HR-processen en is ontvankelijk verklaard. De klachtencommissie heeft de klacht niet gegrond verklaard. Deze klacht heeft wel aanleiding gegeven tot het concipiëren van een tweetal beleidsadviezen.
24
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
7
De Werkgroep Timmerdorp uit Zijdewind en ‘t Veld kreeg in 2006 een donatie voor het timmerproject voor basisschoolleerlingen.
Vo o rd e e l v o o r de Samenleving De NAM zoekt bij al haar bedrijfsactiviteiten naar een balans tussen de economische ontwikkeling, de bescherming van het milieu en het dragen van haar verantwoordelijkheid jegens de samenleving. De samenleving enerzijds en de overheid anderzijds verwachten van grote organisaties dat zij deze rol op zich nemen en hun betrokkenheid tonen. De NAM probeert te voldoen aan deze verwachtingen met een ‘Social Performance-beleid’, waarin wordt gekeken naar de effecten van haar aanwezigheid op de omgeving bij nieuwe en bestaande activiteiten. Hierbij wordt getracht een positieve bijdrage aan de omgeving te leveren. Onderdeel hiervan vormen sponsoring en donaties, tezamen met werkgelegenheidsprojecten ‘Social Investment’ genoemd.
Donaties Ieder jaar ontvangt de NAM enkele honderden verzoeken om financiële bijdragen aan maatschappelijke activiteiten. In NAM’s donatiebeleid ligt de nadruk op ‘goed nabuurschap’. Het donatiebeleid bestaat uit twee onderdelen: de algemene donaties en het personeelsdonatiefonds. Aanvragen worden door een donatiecommissie beoordeeld en op basis van een aantal criteria al dan niet gehonoreerd. Een belangrijk criterium voor toewijzing van (kleinere) donaties is het ‘locatiebeginsel’, hetgeen inhoudt dat de NAM zich wat die donaties betreft voornamelijk richt op (kleine) lokale activiteiten in de nabije omgeving van winningsactiviteiten. In 2006 zijn 581 donatiever-
Voordeel voor de Samenleving
zoeken ingediend (iets meer dan in 2005), waarvan er 337 (58 procent) werden toegewezen. Dit is rond het gemiddelde van de afgelopen jaren. Er werd zo’n € 100.000,- aan donaties, goodwilladvertenties en lidmaatschappen uitgegeven aan tal van instellingen, verenigingen en andere organisaties onder andere op het gebied van cultuur, milieu, onderwijs, sport, kunst en natuur.
Sponsoring Sponsoring betreft het financieel ondersteunen van (grote) landelijke of regionale en soms lokale projecten, waarbij veelal een tegenprestatie wordt verlangd. De NAM was hoofdsponsor van het WK Atletiek voor gehandicapten in september.
25
NAM hoofdsponsor van WK Atletiek voor gehandicapten De NAM was in 2006 hoofdsponsor van het WK Atletiek voor gehandicapten. Dit evenement vond plaats van 2 tot en met 10 september in Assen. 1.500 sporters uit de hele wereld streden om de medailles en de sportieve eer. Behalve een financiële bijdrage leverde de NAM ook organisatorische expertise en enkele tientallen vrijwilligers. De belangrijkste reden voor de NAM om in 2006 hoofdsponsor te worden, was dat het bedrijf het mogelijk wilde maken om dit belangrijke evenement weer in Assen te houden. Het is een evenement van wereldformaat, waar-
aan topsporters uit de hele wereld meedoen. De betrokkenheid van de NAM bij atletiek voor gehandicapten komt niet uit de lucht vallen. Bij het EK Atletiek voor gehandicapten in 2003 in Assen was de NAM ook al sponsor. Een flink aan-
tal NAM’ers gaf zich toen op als vrijwilliger en met deze positieve ervaring in het achterhoofd besloot het bedrijf zich aan te melden als hoofdsponsor van het WK Atletiek voor gehandicapten. De NAM was op het WK-terrein onder meer aanwezig met een voorlichtingsstand. In deze stand kon men deelnemen aan het Energiefietsspel, bekend van het tv-programma Holland Sport. De link met energie werd helder uitgelegd: met de energie die je produceert om twee rondjes op de baan van het spel te fietsen, kun je bijvoorbeeld veertig seconden douchen. Terwijl je met een kuub gas 22 minuten kunt douchen.
In het kader van het reputatiebeleid is sponsoring een belangrijk element. Het geeft de samenleving inkijk in de NAM en het is tegelijkertijd een link naar de samenleving. De afgelopen jaren heeft sponsoring een steeds hogere prioriteit gekregen. In 2006 werd een bedrag van zo’n € 900.000,- toegekend, onder meer aan het Wereldkampioenschap Atletiek voor gehandicapten in Assen, het Prinses Christina Concours, het Oerol-festival op Terschelling, de Kunstmaand Ameland, het Drents Museum in Assen, Stichting het Drents Landschap, Technika10 en het Maatjesproject GGZ Drenthe. Het Maatjesproject bemiddelt in sociaal contact tussen mensen met een psychiatrische handicap en vrijwilligers. Naast de financiële ondersteuning door het bedrijf, investeren veel NAM’ers energie en tijd in dit maatschappelijk project. De NAM is bovendien sponsor van de noordelijke
26
activiteiten van LiveWire, dat jonge innovatieve ondernemers (technostarters) ondersteunt bij de ontwikkeling van hun bedrijf. In het kader van die sponsoring heeft op 28 september de Syntens/LiveWire bijeenkomst ‘De volgende fase: groeien door goede communicatie’ plaatsgevonden in het hoofdkantoor van de NAM. Doel van de bijeenkomst was jonge ondernemers ervaringen te laten uitwisselen en hun netwerk te vergroten. Ruim veertig ondernemers uit het Noorden gaven gehoor aan deze oproep en kwamen naar Assen om te luisteren naar Michael Klok van G2K designers en Dirk Nijdam van Marketing Groningen, twee experts op het gebied van communicatie en marketing die de rol van communicatie in het sales proces verduidelijkten.
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
In juli werd in Schoonebeek een bewonersavond gehouden over de mogelijke herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek.
8
S a m en w e r k i n g De NAM vindt het belangrijk om met de belanghebbenden met wie het bedrijf te maken heeft regelmatig overleg te voeren en om over open communicatielijnen te beschikken. Daar waar nieuwe activiteiten of ontwikkelingen worden voorzien, wordt sinds jaar en dag in een vroegtijdig stadium aan betrokkenen voorlichting gegeven en met hen overleg gevoerd. De NAM doet dit niet alleen vanuit een eigen perspectief – door tijdig knelpunten te signaleren, kunnen projecten sneller en zonder tijdrovende procedures worden uitgevoerd – maar ook omdat het bedrijf zich onderdeel weet van een samenleving die verwachtingen hieromtrent heeft. De wens om de activiteiten uit te voeren op een verantwoorde en door de omgeving geaccepteerde wijze, is diep in het bedrijf verankerd. De medewerkers van de NAM maken deel uit van die samenleving en willen trots zijn op de onderneming waarvoor ze werken.
diend. De Commissie m.e.r. heeft over het rapport een positief oordeel gegeven. Niet alleen bevat het MER alle essentiële informatie die nodig is om te komen tot een verantwoorde vergunningverlening, maar de commissie spreekt ook haar waardering uit voor het extra onderzoek dat de NAM heeft laten verrichten om zoveel mogelijk gedetailleerde kennis te verkrijgen. De gaswinning vindt plaats met de ‘hand aan de kraan’. Dat wil zeggen dat de bodemdaling door de winning binnen vooraf vastgestelde veilige grenzen Tijdens workover-werkzaamheden op de locaties Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog konden passanten voor informatie terecht in de bij de locatie geplaatste tijdelijke infocabin.
Waddenzee In 2006 werd een mijlpaal bereikt voor de winning van gas uit nieuwe velden onder de Waddenzee. Na twaalf jaar maatschappelijke discussie ontving de NAM in juli 2006 de benodigde 32 vergunningen voor de winning vanaf de bestaande landlocaties Moddergat, Vierhuizen en Lauwersoog. In januari had de NAM, na intensief overleg met belanghebbenden, zoals overheden, wetenschappers en natuur- en milieuorganisaties, het milieu-effectrapport (MER) en de vergunningaanvragen inge-
Samenwerking
27
moet blijven. In de vergunningen is opgenomen dat de NAM een uitgebreid meet- en monitoringsprogramma uitvoert, en daarover jaarlijks rapporteert aan het bevoegd gezag. Dat wordt bijgestaan door een onafhankelijke, door het ministerie van EZ ingestelde auditcommissie. Voordat de gegevens bij deze wetenschappelijke commissie terechtkomen, zijn ze ook bekeken door een uit lokale stakeholders samengestelde begeleidingscommissie. Indien nodig kan de Minister van EZ de gaswinning beperken of zelfs stilleggen. Enkele partijen vroegen bij de Raad van State om schorsing van de vergunningen maar dat verzoek werd afgewezen. Die beslissing betekende dat de NAM voor eigen risico haar activiteiten binnen de verleende vergunningen mag continueren en de gasproductie kon starten. De uitspraak heeft evenwel een voorlopige karakter. Naar verwachting doet de Raad in het laatste kwartaal van 2007 uitspraak in de bodemprocedure. De NAM is in februari 2007 begonnen met de winning van het eerste gas uit de nieuwe velden onder de Waddenzee.
Voorlichting e n o v e r l e g In het kader van verschillende projecten en activiteiten verzorgde de NAM voorlichtingsbijeenkomsten en organiseerde informatieve locatiebezoeken. Er werd bovendien veel overleg gevoerd. Op 10 juli is in Schoonebeek een bewonersavond gehouden over de mogelijke herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek. Aanleiding was het milieueffectrapport (MER) dat de NAM had ingediend. De bijeenkomst, die door de provincie Drenthe werd georganiseerd, werd bezocht door ruim honderdvijftig belangstellenden. Tijdens de discussieronde werden vragen over met name de bovengrondse leidingen, het geluid en de veiligheid beantwoord. In de NAM-stand konden de omwonenden de landschappelijke inpassing in detail bekijken. De gasbehandelingslocatie Ten Arlo (onder Hoogeveen) zette in september haar deuren open voor omwonenden. Deze locatie produceert zelf geen gas, maar krijgt gas van NAM-productielocaties uit de nabije omgeving aangeleverd. Op ‘Ten Arlo’ wordt het gas behandeld en vervolgens aan GasTerra verkocht. De bezoekers kregen onder meer een rondleiding over het terrein met uitleg over onder andere de werkzaamheden op de locatie en de controlekamer bezichtigen. In totaal hebben ruim vijfhonderd belangstellenden de locatie bezocht.
28
In september openden de gasbehandelingsinstallatie Ten Arlo de deuren voor omwonenden en andere geïnteresseerden.
Ruim 150 direct omwonenden van de NAM-locatie Spijkenisse-Oost en een grote groep brandweerlieden hebben gehoor gegeven aan de uitnodiging om zaterdag 25 maart een bezoek te brengen aan de (tijdelijke) boortoren op de locatie.
Sensortechnologie De NAM is ook betrokken bij meer structurele vormen van samenwerking en overleg. Het gaat daarbij met name om overlegstructuren die betrekking hebben op de rol en toegevoegde waarde van aardgas in het energiebeleid van Nederland, nu en in de toekomst. De NAM participeert bijvoorbeeld in de ontwikkeling van een nieuwe post HBO-opleiding ‘Sensor, Measurement and Control Technology’ van de Hanzehogeschool in Groningen. In de komende jaren wordt sensortechnologie één van de speerpunten voor de economische groei in de drie noordelijke provincies. Dat geldt ook voor meet- en regeltechniek, die onlosmakelijk met sensortechnologie is verbonden. Dankzij de sterke toename van automatisering, biedt sensortechnologie talloze mogelijkheden voor industrie, sterrenkunde en toepassingen voor consumentenproducten. In de ontwikkeling van deze opleiding werken ASTRON (Nederlands Instituut voor Sterren-kunde), de gemeente Assen en de NAM nauw samen.
Samenwerkingsverbanden De NAM is ook een actieve deelnemer aan het door het Clingendael International Energy Programme (CIEP) georganiseerde debat over energie, met onderwerpen zoals toekomstige voorzieningszekerheid. Andere deelnemers aan deze brede maatschap-
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Onderwijs Net als in voorgaande jaren was de NAM ook in 2006 initiatiefnemer van een groot aantal educatieve evenementen, of daar op andere wijze bij betrokken. Contacten met scholen en andere educatieve organisaties blijven een belangrijk onderdeel van de contacten die de NAM met de buitenwereld heeft. Doel van deze activiteiten is om jongeren vroegtijdig bewust te maken van de rol van aardgas voor de samenleving, en ze op een positieve manier kennis te laten maken met techniek en bedrijfsleven. Girlsday, één van de hoogtepunten van 2005, werd in 2006 met net zoveel plezier herhaald. Op deze speciale dag konden dochters van NAM-medewerkers, tussen de tien en vijftien jaar, op een speelse manier ontdekken dat allerlei technische beroepen en onderdelen van het NAM-werk niet exclusief tot de mannenwereld behoren maar net zo goed toegankelijk zijn voor vrouwen. Ook dit jaar werd voorlichting en (materiaal voor) gas(t)les gegeven aan een groot aantal basis- en middelbare scholen, en aan noordelijke PABO’s. Ook steunde de NAM een aantal educatieve projecten – inhoudelijk en financiëel – zoals bijvoorbeeld: Technika10 en Scholen voor Duurzaamheid. In het kader van laatstgenoemd project namen middelbare scholieren deel aan een speciale module. De resultaten van de daaraan verbonden eindopdracht werden gepresenteerd aan de NAM – als opdrachtgever. Jet-Net (Jongeren en Technologie Netwerk Nederland) speelt een steeds grotere rol in het educatieve beleid van de NAM. In Jet-Net werken bedrijven samen met havoen vwo-scholen om onderwijs en beroepskeuze in exacte richtingen aantrekkelijker te maken. Op vijf middelbare scholen in Assen, Groningen, Leek, Emmen en Hoogeveen werden net als voorgaande jaren gastlessen gegeven, ondersteuning bij profielkeuze- en beroepenvoorlichting, werd het lesprogramma met praktijkvoor-
Samenwerking
beelden verrijkt, werden excursies georganiseerd en kregen docenten mogelijkheden om van de nieuwste ontwikkelingen op de hoogte te blijven en deel te nemen aan een breed netwerk van bedrijven en overheidsinstanties. Ook dit jaar bezochten in november rond
zevoorlichting in de derde klas van havo en vwo. Klap op de Jet-Net-vuurpijl was dit jaar de Wetenschapsquiz. Samen met een aantal andere noordelijke bedrijven (AKZO Nobel, Tejin Twaron) en de Rijksuniversiteit Groningen organiseerde de NAM een quizdag met als thema Energie en Krachten. Bijna tachtig tweedeklassers van drie middelbare scholen kregen zes prikkelende workshops als De kracht van stroom, Hoe maak je chloor? en Energie in de ondergrond. De hierbij opgedane kennis moesten de leerlingen
Op 4, 5 en 6 april brachten 135 leerlingen van het Roelof van Echten College te Hoogeveen een bezoek aan de NAM en spraken met medewerkers over hun studie, werk en carrières. de 1.500 havo- en vwo-leerlingen van bijna vijftig scholen de zeer succesvolle Jet-Net Career Day in Eindhoven, waar de NAM weer vertegenwoordigd was met een interessante stand annex workshop. Het vorig jaar samen met KIVI en NIRIA gestarte project ‘Jet-Net Ingenieur voor de Klas’ werd voortgezet. Het doel van het project is om scholen te helpen met de invulling van de profielkeu-
gebruiken bij het uitvoeren van een aantal doe-opdrachten – zoals een proef met een seismograaf en met een stoommachine – en het beantwoorden van quizvragen. De prijs voor de beste klas bestond uit een bezoek aan het grootste science center in Nederland: NEMO in Amsterdam. Deze noordelijke Jet-Net wetenschapsquiz was een pilot. Wegens succes zal die in 2008 worden herhaald.
29
pelijke discussie zijn wetenschappers, bedrijven, onafhankelijke organisaties en overheidsinstellingen, waaronder diverse ministeries. De NAM is ook betrokken bij overlegorganen die zich richten op aardgas als relatief schone energiedrager en daarmee als belangrijke brandstof in de transitie naar een meer duurzame energiehuishouding. Zo is de NAM deelnemer in Energy Valley, dat erop gericht is om Noord-Nederland een sleutelpositie te laten verwerven op het gebied van aardgas en duurzame energie. Ook is de NAM betrokken bij CATO (CO2-afvang, -transport en -opslag), het grootste Nederlandse onderzoeksprogramma op dit gebied. Hierin werken bedrijfsleven, onderzoeksinstituten, universiteiten
en milieu-organisaties samen aan de vraag of en hoe CO2-afvang en -opslag kan bijdragen aan een duurzame energiehuishouding. Daarnaast is de NAM actief in de Energie Transitie-werkgroep Schoon Fossiel, waarin overheden, bedrijven, kennisinstituten en belangenorganisaties zijn vertegenwoordigd en waarin gewerkt wordt aan een gezamenlijke visie ten behoeve van de centrale overheid over hoe het gebruik van fossiele brandstoffen in de toekomst schoner kan. Tevens werkt de NAM samen met het Energy Delta Instituut (EDI), dat zich richt op (internationale) kennisoverdracht met betrekking tot energie in het algemeen en aardgas in het bijzonder.
Olieveld Schoonebeek wellicht opnieuw in productie De NAM heeft plannen om in de omgeving van Schoonebeek opnieuw olie te gaan winnen. De winning werd in 1996 beëindigd, omdat de resterende olie met de toenmalige technieken en infrastructuur niet langer rendabel was. Nu kunnen nieuwe technieken en de hogere olieprijs de winning wel rendabel maken. De NAM is in verband met de mogelijke oliewinning in 2006 gestart met een m.e.r.-procedure. Bij de planvorming worden de omwonenden nauw betrokken. De meeste bewoners in en om Schoonebeek reageerden positief op de plannen om het olieveld wellicht opnieuw in productie te nemen. Een deel van de omwonenden is met de NAM in nauw overleg gegaan. Gespreksonderwerpen zijn met name het geluid en de ligging van de bovengrondse leidingen. In het voorjaar van 2006 heeft de NAM het milieu-effectrapport (MER) voor de mogelijke
herontwikkeling van het olieveld Schoonebeek ingediend bij de provincies Drenthe en Overijssel. In het najaar is het MER ter inzage gelegd. In totaal zijn er 46 inspraakreacties en adviezen bij het bevoegd gezag ingediend (de Minister van Economische Zaken, Gedeputeerde Staten van Overijssel en van Drenthe). De Commissie voor de milieu effectrapportage heeft een positief advies uitgebracht over het MER. In het MER zijn ook de resultaten
Onder meer met artist’s impressions wordt getracht belanghebbenden een reëel beeld van het olieproject te geven.
opgenomen van in 2005 verricht aanvullend ecologisch veld onderzoek in het gebied rondom Schoonebeek. Doel daarvan was aanvullende informatie te verkrijgen over de aanwezigheid van beschermde planten en dieren in dit gebied. De oliewinning werd in 1996 door de NAM beëindigd omdat het met het toenmalige technieken en infrastructuur onrendabel was om de dikke olie naar boven te halen. Nieuwe technieken, zoals stoominjectie, maken de nieuwe oliewinning weer mogelijk. Door hete stoom in de ondergrond te brengen, wordt de olie warm en vloeibaar. Het zakt daardoor naar horizontaal geboorde putten via welke de olie naar boven gaat. Het voornemen is om het bij de winning vrijkomende water terug te brengen naar lege aardgasvelden in Overijssel. Via voorlichtingsavonden, huisbezoeken, de regelmatige verspreiding van een krant over de mogelijke oliewinning, wordt de dialoog met de omgeving gevoerd. Eind 2007 wordt de definitieve beslissing omtrent de oliewinning in Schoonebeek verwacht.
30
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Ruim 150 direct omwonenden van de NAM-locatie Spijkenisse-Oost en een grote groep brandweerlieden hebben gehoor gegeven aan de uitnodiging om zaterdag 25 maart een bezoek te brengen aan de (tijdelijke) boortoren op de locatie.
9
M o n i t o r i n g : G rafieken en Cijfers De in dit hoofdstuk weergegeven grafieken dienen als onderbouwing van die passages in de tekst waarnaar verwezen wordt. De cijfers die een directe relatie met de tekst hebben zijn in grafiekvorm weergegeven. De overige cijfers staan in de cijferbijlage in dit hoofdstuk. De gegevens in dit verslag komen uit diverse bronnen van de NAM. De jaarlijkse rapportage van de NAM-gegevens ten behoeve van het jaarverslag van de Shell Groep wordt eveneens verzorgd vanuit deze bronnen. Deze jaarlijkse rapportage van de NAM aan Shell is geverifieerd via een interne controle sessie, waarbij de Shell-expertisegroepen in Den Haag op gebied van milieu en veiligheid de gegevens van de afgelopen vijf jaren hebben geanalyseerd en vergeleken. Daarnaast is het datamanagementsysteem een onderdeel van het milieuzorgsysteem van de NAM dat gecertificeerd is volgens de norm ISO14001 en dat jaarlijks wordt gecontroleerd.
Monitoring: Grafieken en cijfers
To e l i c ht i n g o p d e c i j f e r s In 2006 hebben verbeteringen/aanpassingen plaatsgevonden van de basisgegevens (kengetallen, gascomposities, bepalingsformules stookgasvolumes) voor de bepaling van de emissies naar de lucht. Met deze verbeterde gegevens zijn middels het EISsysteem de emissies over het jaar 2006 berekend.
31
Grafieken bi j h o o f d s t u k 4 B e s c h e r m i n g N a t u u r e n M i l i e u 0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
5,0
1990
2000
2006-doelstelling
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Gasvormige emissies (in miljoenen EIU’s) 0
200
400
600
800
1,000
1,200
1990
2000
2001 `
2002
2003
2004
2005
2006
CO 2 -emissies (in tonnen x 1.000) 0,0
20,0
40,0
60,0
1990
2000 `
2001
80,0
100,0
120,0
waterbehandeling luchtverontreiniging, stank en licht bodembeheer afvalverwerking geluidsreductie natuurinpassing en compensatie overig
2002
2003
2004
2005
2006
*
Milieu-uitgaven per aspect (in miljoenen euro’s) * Details waren bij het ter perse gaan van dit verslag nog niet bekend. 32
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Hergebruik (product) 13%
Hergebruik (grondstof) 56% Lozen op oppervlaktewater 19%
Storten 9% Verbranden 1% Energie terugwinning 2%
Verwerking afval volgens voorkeursvolgorde
Grafiek bij h o o f d s t u k 5 B e h e e r v a n G ro n d s t o ff e n e n E n e rg i e 0
2
4
6
8
10
12
14
2000
2001
2002
gas diesel elektriciteit
2003
2004
2005
2006
Energieverbruik (in miljoen GJ)
Monitoring: Grafieken en cijfers
33
Grafieken bi j h o o f d s t u k 6 R e s p e c t v o o r M e n s e n 0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
1990 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Ziekteverzuim (in procenten)
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1990
2000
2001
2002
ongevallen met verzuim (per mln blootstellingsuren) ongevallen met letsel (per mln blootstellingsuren)
2003
2004
2005
2006
Ongevalsfrequenties (in aantallen)
34
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Cijferbijlage (*) [c]
afgerond getal niet beschikbaar correctie
- overige feiten en cijfers staan in de hoofdtekst
Item
1990
2002
2003
2004
2005
2006
aantal werknemers vrouw man
3.225 -
2.125 248 1.877
1.943 225 1.718
1.818 209 1.609
1.826 202 1.624
1.864 223 1.641
ziekteverzuim (excl. zwangerschap, %)
3,7
2,3
2,3
2,5
2,7
1,8
blootstellingsuren (mln) NAM-personeel aannemerpersoneel
13,1 6,2 6,9
10,6 3,7 6,9
9,8 3,7 6,1
8,5 3,4 5,1
8,9 3,2 5,7
10,7 3,4 7,3
-
4
1,6
2,1
6,1
1,5
ongevalsfrequenties LTIF = ongevallen met verzuim per mln blootstellingsuren TRCF = ongevallen met letsel per mln blootstellingsuren
4,7 7,8
1,0 4,0
0,4 3,7
1,2 3,3
1,2 3,5
0,8 3,1
verdeling gebruik boorspoeling kilometers geboord met spoeling op oliebasis kilometers geboord met spoeling op waterbasis
10 48
40 24
30 23
7 5,5
22,1 12,3
40,6 21,6
gasvormige emissies (ton, afgerond) CFK's voor laboratoriumtoepassingen halonen voor brandblusmiddelen HCFK's voor gaskoeling en airconditioning CO2 CO SO2 NOx CH4 vluchtige organische stoffen (BTEX, C2 H 6, C3+) Hg
0 1,80 41 899.000 522 3.540 42.925 -
0,06 0 6 639.000 1.700 99 1.710 8.200 3.000 0,01
0 0 4 613.000 1.600 82 1.300 8.900 2.600 0,01
0 0 3 691.000 1.100 85 1.200 8.300 2.400 0,01
0 0 4 [c] 677.000 [c] 1.200 92 1.200 8.400[c] 2.200 0,005
0 0 3 674.000 1.000 98 1.300 6.900 1.850 0,003
211 147 64
45 (*) 35 10
48 (*) 36 12
46 (*) 34 12
49.9 (*) 36,6 13,3
46,9 (*) 33,8 13,1
-
1,8
0,9
0,8
0,6
0,7
197.000 37,0 14.463
264.000 17.000 3,6 1651
132.000 12.000 2,5 1639
128.000 10.000 2,4 455
123.000 12.000 1,9 885
112.000 14.000 1,6 328
-
1.535.294 202.000 708.000 222.000 28.000
1.683.473 223.000 861.000 223.000 19.000
1.648.503 68.500 642.000 191.000 21.500
1.541.761 121.751 695.000 116.000 36.000
beroepsziekten NAM’ers (frequentie per mln blootstellingsuren)
afgefakkeld en afgeblazen gas (mln m3) afgefakkeld afgeblazen onttrokken grondwater t.b.v. saneringen (mln m3) 3
hoeveelheid productiewater geloosd in zee (m ) hoeveelheid dekwater geloosd in zee (m3) olie in water geloosd op zee (ton) metalen in geloosd water op zee (kg) afvalstoffenoverzicht (ton, afgerond) afvalwater (injectie in de diepe ondergrond) afvalwater (lozing op het riool) afvalwater (sanerings- en bronneringswater op oppervlaktewater) bedrijfsafval gevaarlijk afval
-
1.790.000 206.000 1.700.000 147.000 77.000
aantal LSA-locaties
6
57
55
58
60
62
aantal milieu-incidenten/klachten bodemvervuiling watervervuiling emissies naar de lucht lekkages binnen noodvoorzieningen geluidsklachten lichtklachten stankklachten aardbevingen
-
63 20 84 82 14 0 5 0
68 10 66 140 26 1 4 5
68 12 84 124 17 1 1 0
65 18 57 136 23 2 3 3
66 10 64 143 19 0 6 4
totale investeringen en operationele uitgaven (mrd euro)
1,2
1,4
1,6
1,0
1,2
1,2
milieu-uitgaven totaal (mln euro) investeringen operationele uitgaven
41 19 22
98 57 41
91 53 38
89 42 47
87 46 41
92 32 60
energiegebruik (mln GJ) gas diesel elektriciteit
9,2 8,6 0,3 0,3
10,8 7,4 1 [c] 2,4
10,5 7,56 0,79 2,2
12,3 8,9 0,69 2,8
12,1 8,7 0,66 2,7
12,4 8,8 0,86 2,7
Monitoring: Grafieken en cijfers
35
2°0'0"E
3°0'0"E
4°0'0"E
A5
5°0'0"E
6°0'0"E
8 9
7
7°0'0"E
8°0'0"E
Gas en olie voorkomens en pijpleidingen (situatie op 1 januari 2007)
10
11
12
13
14
15
13
16
17
18
16
17
1
2
3
1
2
3
4
5
6
4
5
6
9
7
8
9
7
8
9
12
10
11
12
10
11
12
15
13
14
15
13
14
15
13
14
18
16
17
16
17
18
16
17
18
1
2
3
1
2
3
6
4
5
6
8
9
B 10
Gas voorkomen Olie voorkomen
14
Gas pijpleiding
55°0'0"N
E 6
D
54°0'0"N
J3 K
F
Olie pijpleiding
18
_ ^ 0
_ ^ 18
3
10
11 15
16
L
M
6
4
5
6
4
5
9
7
8
9
7
8
9
7
10
11
12
10
11
12
10 11
13
14
15
13
14
16
17
18
16
17 18
1
2
3
4
5
6
4
7
8
9
7
10
11
12
10
13
14
15
13 14
16
17
18
1
2
3
6
4
5
9
7
15
50 Km
G
2
P
25
7
1
53°0'0"N
Gasvondst 2006
_^ ^ _ Q
N1 4 5 7 8
15
2
1
5
8
_ ^
11
O
18
52°0'0"N 2
R
5
3
S
6
16
_ ^
8
10
51°0'0"N
36
NAM Maatschappelijk Verslag 2006
Verantwoord i n g Dit maatschappelijk verslag is een weergave van de economische, sociale en milieu-activiteiten van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) én van de interactie tussen het bedrijf en de samenleving in 2006. Het verslag is bedoeld voor een brede groep externe belanghebbenden en geïnteresseerden. Het spreekt voor zich dat de medewerkers zelf ook een belangrijke doelgroep vormen. De rode draad in dit verslag is de rol van de NAM in de Nederlandse samenleving en de samenwerkingsverbanden die het bedrijf daarbij aangaat. De cijfermatige onderbouwing gebeurde aan de hand van de jaarcijfers over 2006. Als referentiedata zijn over het algemeen 2000 tot en met 2006 opgenomen. Cijfers en feiten die niet in de hoofdtekst staan zijn, samen met de bijbehorende grafieken, opgenomen in hoofdstuk 9.
ISO 14001
Uitgave van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., samengesteld in mei 2007 door de afdelingen: Communications Human Resources Health, Safety and Environment Fotografie: Hans Banus Michiel Bijker Jan Buwalda (omslag) Hans van Dijk Marco Kuis Martijn Schroot Bert Vennik Dries Zwikker Ontwerp en drukwerk: Koninklijke Van Gorcum BV, Assen
Nederlandse A a rd o l i e M a a t s c h a p p i j B . V. Schepersmaat 2 9405 TA ASSEN Postbus 28000 9400 HH ASSEN Telefoon 0592 36 91 11 Fax 0592 36 22 00 www.nam.nl
Directeur Ir. P.R.R. Venhuizen (tevens algemeen procuratiehouder)
P rocuratieho u d e r s Dr. B.J. Botter Drs. M.A. Herber (tevens adjunct-directeur) J.K.G. van Heijningen Ir. A.J.F.M. van Nieuwland Ir. P.R.R. Venhuizen Mr. G.A. Vriezen
R aad van Co m m i s s a r i s s e n T.M. Botts K.M. O’Callaghan J.R. Dashwood R.C. Olsen Drs. E.M. Robbe RA Ir. J.M. van Roost