lisse bedrijventerreinen
bestemmingsplan
procedure plannummer
datum
11015.00
4 aug.2006
opdrachtleider
raad
gedeputeerde staten
21 juni 2007
: mr. drs. J.L. Damen
LL
OYD’S REGI
E ST
ontwikkeling
R QU A L I T SSURANCE YA
R.007/02
adviesbureau voor ruimtelijk beleid
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
beroep
ISO 9001
aangesloten bij:
BNSP
en inrichting
RBOI - Rotterdam bv Delftsestraat 17a Postbus 150 3000 AD Rotterdam Telefoon (010) 413 06 20 E-mail:
[email protected]
© RBOI-Rotterdam bv Niets uit dit drukwerk mag door anderen dan de opdrachtgever worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder toestemming van RBOI-Rotterdam bv, behoudens voorzover dit drukwerk wettelijk een openbaar karakter heeft gekregen. Dit drukwerk mag zonder genoemde toestemming niet worden gebruikt voor enig ander doel dna waarvoor het is vervaardigd.
toelichting
Inhoud van de toelichting 1. Inleiding 1.1. 1.2. 1.3.
Aanleiding Vigerende regelingen Leeswijzer
1
blz. 3 3 3 4
2. Beleidskader 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
3. Ruimtelijke en functionele analyse 3.1. 3.2. 3.3.
Ligging bedrijventerreinen in Lisse Meer en Duin Dever
4. Onderzoek 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9.
Milieuzonering bedrijven Luchtkwaliteit Externe veiligheid Schiphol Leidingen Bodemkwaliteit Waterhuishouding Ecologie Archeologie en cultuurhistorie
5. Juridische planbeschrijving 5.1. 5.2. 5.3.
Planvorm Bestemmingen Handhaving
6. Uitvoerbaarheid 6.1. 6.2. 6.3.
5 5 5 6 7
Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal en gemeentelijk beleid Conclusie
Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Ambtshalve wijzigingen
7. Overleg ex artikel 10 Bro
9 9 9 10 13 13 14 16 17 17 17 18 20 22 25 25 25 28 29 29 29 35 37
Bijlagen: 1. 2. 3. 4. 5.
Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004). Uitgangspunten, berekening en uitkomsten luchtkwaliteit. Verslag overleg watertoets. Overlegreacties.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
bedrijventerrein Meer & Duin
lisse bedrijventerrein Dever
Figuur 1 Ligging plangebied
lisserbroek
3
1. Inleiding 1.1.
Aanleiding
In dit bestemmingsplan zijn twee bedrijventerreinen van de gemeente Lisse opgenomen: Meer en Duin en Dever. De twee andere bedrijventerreinen in de gemeente − Greveling en Tweede Poellaan − maken geen deel uit van dit bestemmingsplan. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1. Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de wenselijkheid en de noodzaak van de actualisering van verouderde bestemmingsplannen. Daarnaast is het, in verband met de overzichtelijkheid en de rechtsgelijkheid, gewenst het aantal voor Lisse van kracht zijnde bestemmingsplannen te beperken. In dit bestemmingsplan worden verschillende vigerende plannen samengevoegd tot één bestemmingsplan. Voor de bedrijventerreinen Dever, Meer en Duin en Greveling is op basis van deze uitgangspunten in de periode 1997-1999 begonnen met het opstellen van een nieuwe regeling. Omdat in die periode allengs duidelijker werd dat voortzetting van de bedrijvenbestemming op het gebied Greveling niet meer planologisch gewenst was, is het werk aan de nieuwe bestemmingsregeling voor de bedrijventerreinen destijds niet afgemaakt. Thans is duidelijk dat het gebied Greveling wordt herontwikkeld als woongebied. Om de aanwezige bedrijvenoppervlakte te vervangen en daarmee het aantal arbeidsplaatsen te compenseren en aan te vullen, wordt gestreefd naar een betere benutting van bestaande bedrijventerreinen door intensivering van gebruik en bebouwing. De werkzaamheden aan het nieuwe bestemmingsplan Bedrijventerreinen zijn in 2003 weer opgepakt.
1.2.
Vigerende regelingen
In het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht: Lisse-Noord, op 8 februari 1984 door de raad vastgesteld en op 12 maart 1985 door Gedeputeerde Staten gedeeltelijk goedgekeurd. Van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid werd gebruikgemaakt om de vestiging van het garagebedrijf Liam mogelijk te maken. Op 8 juli 1986 werd het wijzigingsplan door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het plan bevat voor het destijds te ontwikkelen bedrijventerrein grotendeels een uit te werken bestemming voor bedrijfsdoeleinden. In de praktijk zijn vrijwel alle bedrijfsvestigingen hier, met inachtneming van de inhoud van de voorschriften, op basis van een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO gerealiseerd. Partiële herziening van de bestemmingsplannen Lisse-Noord, Dever, de Engel en Meerzicht met betrekking tot de toelaatbaarheid van bedrijven. Deze partiële herziening is 17 september 1987 vastgesteld door de raad van de gemeente Lisse en op 19 januari 1988 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. De tweede herziening van Lisse Noord is vastgesteld op 28 oktober 2004. Deze herziening heeft betrekking op de voormalige vestiging van het distributiecentrum van C&A in het zuidoostelijke deel van het plangebied. Dever, op 13 oktober 1971 door de raad vastgesteld en op 20 september 1972 door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Op 9 november 1977 werd de eerste herziening van het bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld. Gedeputeerde Staten keurden deze herziening op 6 juni 1978 goed. De herziening werd opgesteld ten behoeve van de toenmalige vestiging van de Frentropstichting op het perceel 1e Poellaan 68. Ten behoeve van de nieuwe vestigingen van het distributiecentrum van C&A en het bedrijfscomplex Mijnders is in 2002 een zelfstandige projectprocedure op basis van artikel 19 lid 1 WRO met een ruimtelijke onderbouwing gevoerd. De beoogde bebouwing is gerealiseerd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleiding
-
1.3.
4
Landelijk gebied, op 9 december 1981 door de raad vastgesteld en op 1 maart 1983 door Gedeputeerde Staten gedeeltelijk goedgekeurd. Het betreft hier gedeelten van het landelijk gebied die niet zijn meegenomen in het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied. Dit plan is op 2 oktober 2003 vastgesteld en op 18 mei 2004 (gedeeltelijk) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.
Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau weergegeven. In hoofdstuk 3 wordt in een ruimtelijke en functionele analyse de huidige situatie in het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 bevat de weergave van het onderzoek, waarin ingegaan wordt op de randvoorwaarden die voornamelijk vanuit het oogpunt van milieu gelden voor het plangebied. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planbeschrijving. In de hoofdstukken 6 en 7 komen tenslotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de resultaten van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening aan de orde.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
5
2. Beleidskader 2.1.
Rijksbeleid
Nota Ruimte (2006) In de Nota Ruimte worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. Meer specifiek voor bedrijventerreinen binnen steden en netwerken staan de volgende beleidsdoelen centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, versterking van de economische kerngebieden, verbetering van de bereikbaarheid, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Hiermee komt de nadruk te liggen op economische ontwikkeling. Het rijk wil verstedelijking zoveel mogelijk bundelen in nationale, stedelijke netwerken waar Lisse deel van uitmaakt. De beschikbaarheid van voldoende bedrijventerreinen van de juiste kwaliteit is essentieel voor het stedelijk vestigingsklimaat en de kracht van de steden. Het rijk stimuleert de ontwikkeling van nieuwe terreinen en de modernisering van verouderde terreinen. Revitalisering van bedrijventerreinen leidt niet alleen tot een hogere productiviteit en een efficiënter ruimtegebruik, maar kan ook de leefbaarheid vergroten. De nationale opgave voor herstructurering is ruim 21.000 ha (ruim 20% van het huidige areaal). Omdat herstructurering maar in zeer beperkte mate extra terreinwinst oplevert, is tot 2020 naar verwachting nog ruim 23.000 ha nieuwe bedrijventerreinen nodig. Het rijk zal een Actieplan Bedrijventerreinen uitbrengen. In dit plan wordt ingegaan op de kenmerken van nieuw ondersteunend (financieel) instrumentarium voor bedrijventerreinen en op regionale beleidsontwikkeling door provincies, in overleg met samenwerkende gemeenten, voor nieuwe en te herstructureren bedrijventerreinen. Greenport Bollenstreek De tuinbouwfunctie van internationaal belang dient op vijf locaties behouden te blijven en versterkt te worden. De bloembollenteelt in de Bollenstreek is aangemerkt als een van deze zogenoemde "greenports". De agrobedrijven van "greenport Bollenstreek" dienen hun positie op de wereldmarkt te behouden en te versterken door herstructurering en goede bereikbaarheid. Na de vaststelling van de Nota Ruimte zullen de provincies Noord- en Zuid-Holland een nadere gebiedsuitwerking maken voor de Bollenstreek, waarin moet worden bezien op welke wijze ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. De beperkingen uit het "greenportbeleid" betekenen dat in de Bollenstreek geen grootschalige verstedelijking plaatsvindt. De ruimtelijke ontwikkelingen dienen zo goed mogelijk te worden afgestemd op de capaciteit van de bestaande verkeersen vervoersinfrastructuur. Locatiebeleid Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen (ABC-locatiebeleid) en het locatiebeleid voor Perifere en Grootschalige Detailhandelsvestiging (PDV/ GDV-beleid) worden vervangen door een integraal locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen. De doelstellingen van het nieuwe locatiebeleid zijn economische ontwikkelingsmogelijkheden, bereikbaarheid en leefbaarheid. Rijksnormen zoals die er nu zijn voor de indeling van locaties ("ABC") en voor het gebruik daarvan (zoals parkeernormen, branchebeperkingen of minimale vloeroppervlakten) komen naar verwachting te vervallen.
2.2.
Provinciaal beleid
Streekplan Zuid-Holland West (2003) In het streekplan Zuid-Holland West is het plangebied omgeven door een rode contour en aangeduid als stedelijk gebied. Binnen de contour wordt ruimte geboden voor wonen, werken en andere stedelijke voorzieningen. Voor het streekplangebied in het algemeen geldt de beleidslijn, dat bestaande bedrijventerreinen/werklocaties waar mogelijk zorgvuldig worden (her)ontwikkeld
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Beleidskader
6
teneinde het tekort aan bedrijventerreinen te verminderen. Verwacht wordt dat bij herstructurering van bedrijventerreinen een ruimtewinst van 5 tot 15% kan worden geboekt. Verder moet de ruimte voor groen ten minste gelijk blijven en de ruimte voor water met minstens 10% toenemen. Deze streefcijfers gelden in principe voor iedere gemeente, tenzij onderling of in regionaal verband een andere verdeling wordt overeengekomen. Ten aanzien van bedrijventerreinen zet de provincie primair in op kwaliteitsverhoging. Herontwikkeling, intensief ruimtegebruik, segmentering, selectief uitgiftebeleid en duurzame ontwikkeling zijn daarbij kernbegrippen. Samengevat geldt de volgende beleidsinzet van de provincie op het gebied van bedrijventerreinen: 1. herstructurering gaat voor uitleg; 2. (her)ontwikkeling van bedrijfslocaties: duurzaam en intensief; 3. optimaliseren restant (streek)plancapaciteit aan terreinen; 4. selectief regionaal gronduitgiftebeleid; 5. ontwikkeling nieuwe locaties in transformatiegebieden (b.v. Valkenburg) of studiezones. Voor het handhaven van ruimte voor bedrijven in de hogere milieuhindercategorieën is de Nota Regels voor Ruimte van belang, met name vanwege het daarin opgenomen goedkeuringscriterium dat bedrijventerreinen, waar de (externe) milieuzonering ruimte laat voor bedrijvigheid uit milieuhindercategorie 3, 4 of 5 in de bestemmingsplanvoorschriften, in principe mogelijkheden wordt geboden aan de hoogst toelaatbare milieuhindercategorie. Afwijkingen hiervan zijn alleen mogelijk indien deze goed gemotiveerd zijn. Regels voor Ruimte (2005) De Nota Regels voor Ruimte vormt het toetsingskader voor ruimtelijke plannen. Arbeids- en bezoekersintensieve bedrijven en voorzieningen van enige omvang, zoals zelfstandige kantoren, dienen primair te worden gesitueerd op knopen met een hoge bereikbaarheid per openbaar vervoer. Voor kantoorvestiging niet gelegen bij een belangrijke openbaar vervoerslocatie geldt dat vestiging van bedrijven met een kantooroppervlakte van ten hoogste 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een kantooroppervlakte van maximaal 3.000 m² toelaatbaar is. Kleinschalige lokaal georiënteerde kantoren kunnen zich vestigen buiten de knooppunten van openbaar vervoer. De omvang van deze kantoren dient beperkt te zijn 750 m² bvo per vestiging. Een grotere omvang is mogelijk via vrijstelling, gekoppeld aan een verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten. Op een bedrijventerrein wordt detailhandel in principe niet toegelaten. Uitzonderingen hierop zijn: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; detailhandel in zeer volumineuze goederen, zoals auto's, motoren, boten, caravans keukens, badkamers, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen; tuincentra; bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bvo van minimaal 1.000 m² en na onderzoek van de bovengemeentelijke effecten en na instemming van Gedeputeerde Staten. Nieuwe perifere detailhandel is alleen toegestaan indien het om reeds elders in de gemeente gevestigde bedrijven gaat of wanneer het terrein in een regionale of provinciale structuurvisie detailhandel is aangewezen als opvanglocatie voor grootschalige detailhandel. Naar verwachting worden naar aanleiding van de te verschijnen structuurvisie detailhandel de mogelijkheden voor vestiging van detailhandel op een bedrijventerrein uitgebreid met de branches vloerbedekking, parket, zonwering en tenten.
2.3.
Regionaal en gemeentelijk beleid
Ontwerp Programma van Afspraken (2001) De Leidse Regio, de Duin- en Bollenstreek en de provincie, kiezen voor een behoedzame en duurzame ontwikkeling op alle gebieden. Dit houdt een koerswijziging in wat betreft het ruimtebeslag van infrastructuur, wonen en werken: van "groei door meer ruimtebeslag" naar "groei door slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte". In deze optiek is een
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Beleidskader
7
groter ruimtebeslag hiervoor slechts bespreekbaar indien mogelijkheden tot betere benutting van bestaande locaties uitgeput zijn. Pact van Teylingen (1996, evaluatie 2001) Het Pact van Teylingen is een visie op en geeft een programma voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de Duin- en Bollenstreek tot 2015. In de evaluatie van het Pact in 2001 is geconcludeerd dat de doelstellingen nog steeds als richtinggevend worden gezien. De bollensector wordt gezien als vitale drager van het gebied. Voor bollengerelateerde werkgelegenheid dient met voorrang ruimte gereserveerd te worden. Voor bedrijventerreinen wordt ingezet op een grotere ruimtelijke efficiëntie. Lisse vitaal - Economisch beleidsplan Lisse (2003) "Lisse Vitaal" is een actualisering van het economisch beleidsplan "Lisse Centraal" dat in 1996 opgesteld is. Waar "Lisse Centraal" uitging van expansie en versterking, richt "Lisse Vitaal" zich op behoud en kwaliteit. Doel is het maximaal benutten van de concurrentiekracht en -potenties van de eigen productiestructuur, binnen het actuele en toekomstige ruimtelijk-economische speelveld. Bij het vestigingsklimaat gaat het enerzijds om het bieden van huisvestigingsmogelijkheden, anderzijds om een optimaal beheer van bestaande functies in combinatie met het wegnemen van (infrastructurele) knelpunten. Concreet als beleidsopgaven voor het plangebied worden genoemd: herontwikkeling en revitalisering van Meer en Duin en Dever /Vennestraat; opwaarderen van de lokale ontsluiting van Meer en Duin en Dever/Vennestraat middels een directe verbindingsweg met de N208; de aanleg van rotondes voor de verbetering van de doorstroming en bereikbaarheid van (onder meer) de bedrijventerreinen; het faciliteren van voldoende parkeergelegenheid bij individuele bedrijven op bedrijventerreinen. Parapluregeling bordeelverbod (2004) De gemeente heeft haar beleid ten aanzien van de ruimtelijk relevante aspecten van seksinrichtingen vastgelegd in het bestemmingsplan Parapluregeling bordeelverbod (vastgesteld op 26 augustus 2004, goedgekeurd door GS op 24 november 2004). Ten aanzien van het onderhavige plangebied is het volgende opgenomen. Vanwege de openbare orde en het veiligheidsaspect en het behoud van het huidige werkmilieu en het solitaire karakter van de bedrijventerreinen worden bedrijventerreinen als vestigingslocatie voor prostitutiebedrijven ongeschikt geacht. Daarnaast is vestiging van prostitutiebedrijven op bedrijventerreinen niet gewenst. Vestiging van prostitutiebedrijven op bedrijventerreinen is niet gewenst vanwege de ligging ten opzichte van aangrenzende woonbebouwing en vanwege de ontsluitingsstructuur. Het onderhavige bestemmingsplan Bedrijventerreinen maakt − overeenkomstig het bovenstaande beleid − de vestiging van seksinrichtingen niet mogelijk.
2.4.
Conclusie
In het overkoepelende beleid staan slim, intensief, meervoudig en duurzaam gebruik van de ruimte centraal. Opgave is deze uitgangspunten waar mogelijk te realiseren. Herstructurering van bedrijventerreinen is een van de speerpunten in het rijksbeleid. Grootschalige uitbreiding wordt, gezien de ligging in de Bollenstreek, niet voorgestaan. Vanuit provinciaal beleid wordt aandacht gevraagd voor segmentering van bedrijventerreinen ten behoeve van omgevingskwaliteit en landschappelijke inpassing. Het plangebied is gezien zijn ligging (geen centrummilieu) in principe geen vestigingsmilieu voor grootschalige kantoren. Specifiek voor de bedrijventerreinen is van belang dat er met voorrang ruimte gereserveerd wordt voor bollengerelateerde werkgelegenheid. In het gemeentelijke beleid wordt als beleidsopgave de herontwikkeling van de terreinen Meer en Duin en Dever genoemd, waarbij aandacht voor de verkeer- en parkeersituatie wordt gevraagd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Beleidskader
8
Om deze beleidsintenties in dit nieuwe bestemmingsplan plaats en inhoud te geven, is ruimtelijk onderzoek verricht naar bebouwingshoogten en bebouwingsafstanden, teneinde de mogelijkheden tot intensivering van het ruimtegebruik te kunnen bepalen en is op basis van een functionele analyse van de omgeving de toegestane milieubelasting (inwaarts gezoneerd) bepaald. De vestiging van seksinrichtingen in het plangebied zal worden uitgesloten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
9
3. Ruimtelijke en functionele analyse 3.1.
Ligging bedrijventerreinen in Lisse
De beide terreinen liggen op verschillende plaatsen in de gemeente Lisse en zullen in het hiernavolgende afzonderlijk worden beschreven. Het bedrijventerrein Meer en Duin is gelegen in het noordelijk deel van de gemeente en wordt begrensd door de Ringvaart van de Haarlemmermeer, de Zandsloot, de Heereweg en de gemeentegrens met Hillegom. Het bedrijventerrein Dever wordt begrensd door de Rijnsloot en de woonwijk Poelpolder, het buitengebied ten zuiden van het monument Dever, de 1e Poellaan en de Heereweg.
3.2.
Meer en Duin
De randen Het in ontwikkeling zijnde terrein in het zuidoostelijke deel van het plangebied en het bedrijf Otte b.v., dat voor de opslag van zand en grind in belangrijke mate aanspraak maakt op de meest noordelijk gelegen gronden van het bedrijventerrein, bepalen het "aanzicht" van dit bedrijventerrein vanaf de Ringvaart van de Haarlemmermeer en daarmee ook vanaf het buitengebied. Vanaf de Heereweg, komend uit noordelijke richting, wordt de aanblik eerst bepaald door het bedrijventerrein Hillegom Zuid, de kalkzandsteenfabriek van Van Herwaarden en de watertoren die juist ten noorden van het plangebied staat. Voorbij de gemeentegrens met Lisse wordt het beeld gevormd door wisselend representatieve en meer authentieke bebouwing langs de Heereweg die voor een bedrijventerrein bescheiden van schaal is. De enige bestaande toegang tot Meer en Duin wordt geaccentueerd door het forse en representatieve bedrijfscomplex van Bakker. Verder langs de Heereweg in zuidelijke richting neemt de bebouwingsdichtheid toe en wordt de schaal van de bebouwing fijnkorreliger. Langs de Zandsloot en langs de Ringvaart van de Haarlemmermeer ligt een groenzone die vanuit de woonwijken Lisserbeek en Meerenburgh en op korte afstand vanuit de polder de bedrijfsbebouwing aan het oog onttrekt. Het gebied De toegang tot het bedrijventerrein Meer en Duin ligt direct ten zuiden van het bedrijfscomplex Bakker. Vanaf de Heereweg levert dit bedrijf een positieve bijdrage aan de uitstraling van het bedrijventerrein. Het zuidelijke deel van het gebied heeft − ten opzichte van het noordelijke gedeelte − een relatief kleinschalig karakter. In het zuidoostelijke deel vindt een herontwikkeling plaats. De autobranche, hoewel in aantal niet sterker vertegenwoordigd dan bijvoorbeeld de ambachtelijke bedrijven, bepaalt het imago van het zuidelijke deel van het terrein. De showrooms en de uitstalling van te koop aangeboden auto's langs de openbare weg zetten de toon in dit gedeelte van het gebied. De bedrijfsfuncties De functionele structuur van het bedrijventerrein Meer en Duin wordt gekenmerkt door een diversiteit aan bedrijven. In het zuidelijke deel van het terrein is voornamelijk de autohandel gevestigd, de bloembollenhandel met Bakker en Van de Vlugt als grotere ondernemingen mengen zich met ambachtelijke bedrijven, zoals metaal- en houtbewerkingbedrijven. Ook technische installatiebureaus en aannemersbedrijven zijn op dit terrein vertegenwoordigd. In de zone langs de Heereweg zijn enkele burgerwoningen aanwezig. Ontsluiting autoverkeer Het bedrijventerrein wordt via de bedrijfsontsluitingsweg Meer en Duin ontsloten op de provinciale weg N208 (Heereweg). Deze aansluiting is vormgegeven als een kruispunt met verkeerslichten. De Heereweg geeft in zuidelijke richting verbinding met Lisse, Sassenheim en de rijksweg A44 en in noordelijke richting met Hillegom, Haarlem, N207 en de rijkswegen A4 en A44.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Ruimtelijke en functionele analyse
10
De afwikkeling van het (vracht)verkeer op het bedrijventerrein vindt plaats via de bedrijfsontsluitingsweg Meer en Duin. Hierbij is in het zuiden een lus aanwezig. Op de overige plaatsen op het bedrijventerrein loopt de ontsluitingsweg dood. Voor de bedrijfsontsluitingsweg Meer en Duin geldt een maximumsnelheid van 50 km/h. Op basis van de richtlijnen van Duurzaam Veilig is het gewenst om de wegen tot een erftoegangsweg aan te merken met een verzamelfunctie en een maximumsnelheid van 30 km/h. Inrichtingskenmerken van een dergelijke weg op een bedrijventerrein zijn: rijbaanbreedte 6 m7 m, geen fietsvoorzieningen, eventueel parkeren in vakken buiten de rijbaan. Erfaansluitingen van particuliere bedrijven zijn mogelijk. Nabij de aansluiting met de Heereweg is deze bedrijfsontsluitingsweg, mede omdat hier vrijliggende fietspaden aanwezig zijn, aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De gemeente is voornemens deze snelheidsregimes op korte termijn in te stellen. De aansluiting op de Heereweg vormt een knelpunt voor het bedrijventerrein. Ter hoogte van de aansluiting met de Heereweg bedraagt de verkeersintensiteit circa 5.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etmaal). Deze intensiteit leidt zowel in de avondspits als in de ochtendspits tot filevorming. Daarnaast zorgen de relatief korte afslagstroken (zowel links- als rechtsaf) op de Heereweg voor een belemmering van de doorstroming op deze weg. Verbetering van deze aansluiting is dan ook gewenst. In het kader van het provinciale project "Verbetering doorstroming Heereweg" wordt op dit kruispunt Heereweg /Meer en Duin een rotonde gerealiseerd. Ontsluiting openbaar vervoer Met het openbaar vervoer is Meer en Duin bereikbaar via de busverbindingen 50, 51, 52 en 55 die halteren langs de Heereweg. Ontsluiting fietsverkeer Tussen de aansluiting met de Heereweg en de eerste zijstraat in de bedrijfsontsluitingsweg, zijn aan weerszijden van de ontsluitingsweg in het profiel vrijliggende fietspaden en een trottoir aanwezig. Verderop in het gebied ontbreken de fietspaden in het profiel en liggen aan de westzijde een watergang en aan de oostzijde een trottoir met een groenstrook. Het totale profiel kent een breedte van circa 12 m. Voor fietsers zijn hier aparte fietsvoorzieningen niet nodig omdat het bedrijventerrein een onderdeel gaat uitmaken van een 30 km/h-gebied. Het bedrijventerrein is per fiets alleen bereikbaar vanaf de Heereweg. Ter weerszijden van de Heereweg liggen vrijliggende fietspaden. Een directe fietsverbinding tussen het bedrijventerrein en de noordelijke woonwijken van Lisse ontbreekt. Realisatie van dit pand in de nabije toekomst is wenselijk. De gemeente Lisse koestert nog altijd de wens om een (regionale) fietsverbinding te realiseren vanaf Meer en Duin over de dijk langs de Ringvaart in de richting van de Sportlaan (de wijk Meerzicht). Dit fietspad staat voor het jaar 2008 opgenomen in het regionale fietspadenplan. Parkeren De parkeerruimte voor vrachtwagens en personenauto's van werknemers is per bedrijf op eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast bestaat enige parkeerruimte langs de ontsluitingswegen van het bedrijventerrein. Deze parkeerruimte is echter vooral ten behoeve van bezoekers van het bedrijventerrein. Verwacht wordt dat het terrein in het zuidoostelijk deel van het plangebied zal worden ingevuld met regionale, niet grootschalige bedrijven die functioneel aansluiten bij de omliggende bedrijven, zoals groothandel, opslag en autogelieerde bedrijven. Uitgangspunt is dat deze bedrijven in hun eigen parkeerbehoefte voorzien. Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dienen de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie 182 ("Parkeerkencijfers-Basis voor parkeernormering") als uitgangspunt.
3.3.
Dever
De randen Langs de 1e Poellaan bevindt zich een vrijwel gesloten bebouwingslint waarin voornamelijk woonbebouwing aanwezig is. Achter de woningen zijn de contouren van het bedrijventerrein zichtbaar.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Ruimtelijke en functionele analyse
11
Op een aantal punten wordt het woongebied doorsneden door bedrijfstoegangen en de Vennestraat. De Rijnsloot en bijbehorende groenstrook scheiden het bedrijventerrein van het woongebied Poelpolder dat aan de oostzijde is gelegen. Vanaf dit woongebied aan de overzijde van de Ringsloot wordt het beeld bepaald door een groene dijk en zijn hier en daar de achterzijden van de bedrijfsbebouwing langs de Vennestraat zichtbaar. Langs de Heereweg is het beeld evenals ter hoogte van Meer en Duin afwisselend, maar met een grotere schaal. Er bevinden zich aan deze zijde van de Heereweg forse bedrijfscomplexen. Het gebied Het bedrijventerrein Dever ligt in het zuidwesten van de bebouwde kom en grenst voor een klein gedeelte aan het buitengebied, namelijk aan de gronden achter het monument Dever. Het terrein werd tot voor kort alleen via de Vennestraat vanaf de 1e Poellaan ontsloten. Door een nieuwe zuidelijke ontsluitingsweg vanaf de rotonde in de Heereweg bij Dever, is de verkeerscirculatie gewijzigd waardoor het terrein over een directe en representatieve toegang vanaf de zuidzijde langs het bedrijfscomplex van Swets en Zeitlinger beschikt. Het gedeelte van het bedrijventerrein ten westen van de Vennestraat kent een intensieve bebouwing met grote complexen. Het zuidoostelijke gedeelte is in 2002 herontwikkeld voor het nieuwe distributiecentrum van C&A. Deze nieuwe forse bebouwing bepaalt thans het ruimtelijke beeld vanaf de Heereweg en de nieuwe toegangsweg langs Dever. Dwars op de Vennestraat loopt van oost naar west de Vennesloot. Deze watergang vormt de (ecologische) verbinding tussen de Rijnsloot en de hoofdwatergangen in het buitengebied ten westen van de Heereweg. De bedrijfsfuncties In Dever is het aantal niet-bedrijfsfuncties het grootst. Zowel aan de Heereweg als aan de 1e Poellaan zijn woningen gesitueerd. Eveneens is op het terrein een sportschool en de gemeentewerf gevestigd. De bedrijvigheid op het terrein wordt gekenmerkt door hoogwaardige technische bedrijven en arbeidsintensieve bedrijven. De locatie van het voormalige bloembollenlaboratorium en tuinbouwschool wordt herontwikkeld. Ontsluiting autoverkeer Recentelijk is een nieuwe ontsluitingsweg aan de zuidzijde van het bedrijf Swets en Zeitlinger voltooid. Deze weg, met een geprognosticeerde verkeersintensiteit van 3.200 mvt/etmaal in 1) 2010/2012, vormt de verbinding tussen de bestaande Vennestraat en de Heereweg . Deze nieuwe ontsluitingsweg is noodzakelijk, omdat de verkeersveiligheid en de verkeersafwikkeling op het kruispunt 1e Poellaan/Laan van Rijckevorsel/Heereweg door het relatief hoge aandeel vrachtverkeer een probleem vormde. Om het verkeer hier beter te reguleren, kan de hoofdontsluitingsfunctie van de 1e Poellaan voor het bedrijventerrein vervallen en worden overgenomen door de nieuwe ontsluitingsweg. Voor de Vennestraat betekent dit een afname van de intensiteit tot 7001.000 mvt/etmaal in 2010/2012. Een mogelijke bijwerking van de aanleg van de verbinding is het ontstaan van sluipverkeer via de Vennestraat tussen het zuidelijk deel van de N208 en enkele achterliggende woonwijken. Gelet op de sterke afname van het verkeer op de Vennestraat, zal de situatie per saldo echter naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk verbeteren. Voorgesteld wordt dan ook om in eerste instantie de nieuwe verbinding te realiseren, zonder aanvullende verkeersremmende maatregelen op de Vennestraat aan te brengen. Indien na de aanleg van de nieuwe verbinding blijkt dat de intensiteit op de Vennestraat als gevolg van sluipverkeer aanzienlijk toeneemt, kan alsnog tot het nemen van maatregelen worden overgegaan. De aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op de Heereweg is conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig vormgegeven door een rotonde. De nieuwe ontsluitingsweg en deze rotonde worden mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan Landelijk gebied van Lisse dat recent is vastgesteld door de raad. De Vennestraat is grotendeels met asfalt verhard, met uitzondering van de eerste 100 m vanaf de 1e Poellaan, en kent een rijbaanbreedte van 6,5 tot 7 m. De Vennestraat sluit in het zuiden aan op de nieuwe ontsluitingsweg, waarbij voldoende ruimte aanwezig is voor het vrachtverkeer om te keren. De nieuwe ontsluitingsweg heeft een rijbaanbreedte van 6,5 m en is aan de noordzijde voorzien van een vrijliggend tweerichtingsfietspad en een trottoir. Er geldt een snelheidsregime van 50 km/h. 1) Op basis van verkeerstelling 2001. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Ruimtelijke en functionele analyse
12
Ontsluiting openbaar vervoer De enige relevante bushalte voor het bedrijventerrein Dever ligt aan de N208 (Heereweg) ter hoogte van het bedrijventerrein. Hier halteren de lijnen 50, 51, 52 en 55. Ontsluiting fietsverkeer Door de ligging van het bedrijventerrein aan de rand van het stedelijke gebied, ligt het bedrijventerrein op een acceptabele fietsafstand voor inwoners van Lisse die op het bedrijventerrein werken. Veel werknemers gaan dan ook met de fiets naar het bedrijventerrein. Voor het fietsverkeer van en naar het bedrijventerrein liggen rood uitgevoerde fietsstroken langs de 1e Poellaan. Langs de Heereweg ligt aan beide zijden een vrijliggend fietspad. Via de fietsstructuur op de nieuwe rotonde sluiten deze aan op de fietspaden aan beide zijden van de nieuwe ontsluitingsweg. Parkeren De parkeerruimte voor vrachtwagens en voor personenauto's van werknemers is per bedrijf op eigen terrein gerealiseerd. De locatie van de voormalige tuinbouwschool en omgeving wordt herontwikkeld. De benodigde parkeergelegenheid voor de nieuwe functies moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dienen de parkeerkencijfers uit de CROW-publicatie 182 ("Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering") als uitgangspunt.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
4. Onderzoek 4.1.
13
Milieuzonering bedrijven
Algemeen Om milieuhinder als gevolg van de bedrijfsactiviteiten al in ruimtelijk spoor te voorkomen, worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Uitgaande van de afstand van de bedrijfspercelen tot milieugevoelige functies (woningen), wordt in de voorschriften bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten (milieuzonering). In de planvoorschriften wordt voor dit doel gebruikgemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Als belangrijkste bron bij het opstellen van deze Staat is gebruikgemaakt van de lijst van bedrijfstypen uit de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001. In deze lijst worden voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen worden afgeweken van deze richtafstanden. Voor een nadere toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten en de uitgangspunten van milieuzonering wordt verwezen naar bijlage 1. Gevoelige bestemmingen en gebiedstypen Voor de milieuzonering dient rekening te worden gehouden met diverse woningen en clusters van woningen binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan. Ten aanzien van de bedrijventerreinen is rekening gehouden met de volgende drie onderscheiden gebiedstypes: 1. woongebied/woonwijk; 2. gemengd gebied; 3. bedrijfswoningen. 1. Woongebied/woonwijk Ten aanzien van woongebieden/ woonwijken wordt uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in de VNG-publicatie "Bedrijven- en milieuzonering". Dit gebiedstype wordt gekenmerkt door aaneengesloten woonbebouwing waarbij vrijwel geen andere functies voorkomen. Ter plaatse van dit gebiedstype wordt gestreefd naar minimale milieuhinder. 2. Gemengd gebied Dit gebiedstype wordt gekenmerkt door functiemenging. Dit betreft gebieden waarbij verschillende functies (zoals wonen, horeca, kantoren, bedrijven etc) bij elkaar zijn gelegen. Ook kan er bij dit gebiedstype sprake zijn van de aanwezigheid van een andere hinderbron zoals een drukke weg. Doordat hier sprake is van een reeds aanwezig verhoogd achtergrondniveau, kan ten aanzien van woningen in een gemengd gebied met 1 afstandsstap afgeweken worden van de richtafstanden van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". 3. Bedrijfswoningen Dit betreft de aanwezige woningen op de bedrijventerreinen. Aan dit type woningen worden minder hoge eisen aan het woon- en leefklimaat gesteld door de aanwezigheid van het (vaak eigen) bedrijf. Direct aangrenzend aan bedrijfswoningen zijn bedrijven uit maximaal categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, omdat het hier bestaande situaties betreft. Nieuwe bedrijfswoningen worden in dit plan niet mogelijk gemaakt. Bedrijven uit categorie 3.2 zijn op een afstand van 30 m toegestaan. Er wordt hier dus met 2 afstandsstappen afgeweken van de richtafstanden die gelden voor bedrijven uit deze milieucategorieën. In de bestaande situatie zijn bij de gemeente Lisse ook geen klachten bekend over bedrijven op de bedrijventerreinen Meer en Duin en Dever. Alleen van de locatie Vennestraat 11 zijn enkele klachten bekend in de afgelopen jaren; het bedrijfspand staat echter momenteel leeg. Deze klachten zijn dus gebaseerd op een bedrijf dat niet meer aanwezig is. Milieuzonering bedrijventerreinen Voor de twee bedrijventerreinen zijn hieronder de verschillende gebiedstypen beschreven waarmee rekening is gehouden bij de milieuzonering.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
14
Bedrijventerrein Meer en Duin Het woongebied ten zuiden van het plangebied is te beschouwen als gebiedstype 1. Dit betreft de woongebieden Meerenburgh en Lisserbeek. De woningen aan de Heereweg ter hoogte van het bedrijventerrein zijn te beschouwen als gebiedstype 2. Ook de woningen gelegen aan de oost- en de zuidoostzijde van de Ringvaart van de Haarlemmermeer worden beschouwd als gebiedstype 2. Het betreft hier incidentele woningen waarvan een aantal behoort tot agrarische bedrijven. De woningen op het bedrijventerrein zelf zijn aan te merken als gebiedstype 3. Bedrijventerrein Dever Ten oosten van het plangebied is het woongebied Poelpolder gelegen. Evenals voor de woningen langs de 1e Poellaan wordt uitgegaan van gebiedstype 1. Woningen gelegen aan oostzijde van de Heereweg zijn, evenals bij Meer en Duin, aan te merken als gebiedstype 2. Deze woningen bevinden zich in de rand van het bedrijventerrein. Het betreft vooral incidentele woonbebouwing. Ook het gebied ten zuidwesten van het plangebied is aan te merken als gebiedstype 2. De bedrijfswoningen zijn aan te merken als gebiedstype 3. Uitwerking milieuzonering Op grond van deze uitgangspunten is de milieuzonering nader uitgewerkt. Hierbij is uitgegaan van de richtafstanden zoals genoemd in bijlage 1. De direct afleesbare afstandslijnen zijn zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met de bestaande terreingrenzen van de aanwezige bedrijven en kavels. Dit is gedaan om een ingewikkelde opsplitsing van bestaande bedrijven in verschillende categorieën te voorkomen. Er is uitgegaan van een beheersituatie. Dit betekent dat zoveel mogelijk bestemd zal worden op basis van de feitelijke situatie (milieucategorie). Indien blijkt dat een bedrijf niet past binnen de toegelaten milieucategorie, wordt dit bedrijf specifiek bestemd. Indien een bedrijf valt binnen twee of meerdere categorieën, is aangesloten bij de hoogste milieucategorie van het betreffende bedrijf. Aanwezige bedrijven/bedrijfsinventarisatie De bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 2). In het plangebied zijn voornamelijk bedrijven behorend tot en met categorie 3.2 aanwezig, enkele bedrijven moeten echter ingeschaald worden in een hogere categorie. Het betreft een opslag van bestrijdingsmiddelen en een machinefabriek. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten, krijgen een specifieke bestemming, naar gelang de aard van de bedrijvigheid (zie bijlage 2). Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten, die vallen onder deze specifieke bestemming en waarvoor een (milieu)vergunning is afgegeven op grond van het bestemmingsplan, voortzetten. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of −verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen het algemene toelatingsbeleid. Vrijstelling Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie dan toegestaan in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit een vrijstelling worden verleend. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.
4.2.
Luchtkwaliteit
Nieuwe ontwikkelingen die kunnen leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit moeten worden getoetst aan de in het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) opgenomen grenswaarden. In het bestemmingsplan worden twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt: 1. zuidelijke uitbreiding van bedrijventerrein Dever;
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
15
2. herontwikkeling van het gebied Tuinbouwschool/bollenlaboratorium op Dever. Deze ontwikkelingen kunnen mogelijk gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast te worden nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is. Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door het Blk. Het Blk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage 3). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Blk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig vanaf
stikstofdioxide (NO2) fijn stof (PM10)1)
jaargemiddelde concentratie jaargemiddelde concentratie 24-uurgemiddelde concentratie
40 μg/m³ 40 μg/m³ max. 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m³
2010 2005 2005
1)
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (artikel 5 Blk en bijbehorende Meetregeling).
Op grond van artikel 7 lid 1 van het Blk moeten bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) deze grenswaarden in acht nemen. Volgens artikel 7 lid 3 mogen bestuursorganen deze bevoegdheden tevens uitoefenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 3 onder a); bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 3 onder b). In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek en resultaten In het plangebied wordt de realisatie van 2 ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Om deze ontwikkelingen te kunnen toetsen aan het Blk, is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving (bijdrage van de ontwikkelingen) en de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. In bijlage 3 zijn de resultaten van dit onderzoek weergegeven. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkelingen een zeer beperkte bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Deze toename leidt echter niet tot een overschrijding van een grenswaarde uit het Blk. Langs geen van de ontsluitende wegen worden grenswaarden uit het Blk overschreden. Ook ter plaatse van het plangebied (beide delen) wordt aan alle grenswaarden uit het Blk voldaan in de drie prognosejaren (2006, 2010 en 2016). Conclusie Het Blk staat de uitvoering van het project niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
4.3.
16
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken 1) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Besluit externe veiligheid inrichtingen Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde 2) voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten . Beide liggen op -6 een niveau van 10 per jaar. Bij het verlenen van vrijstelling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht voor het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het groepsrisico geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Onderzoek Het Bevi is in dit plan geïmplementeerd door het uitsluiten van risicovolle inrichtingen in de bestemmingen waar bedrijven zijn toegelaten. In de begripsbepalingen is het begrip "risicovolle inrichting" gekoppeld aan het Bevi. Binnen het plangebied valt geen enkel bedrijf onder het Bevi. Alleen de firma Van der Veek (Heereweg 3) heeft een opslag van bestrijdingsmiddelen (maximaal 10 ton) en van kunstmeststoffen (de opslag voldoet aan CPR 15-3). Voor dit bedrijf is de plaatsgebonden risicocontour -5 niet bekend (voor een bestaande situatie mag uitgegaan worden van de PR 10 -contour, op 3) basis van de nota Omgaan met risico's ). Er wordt in dit bestemmingsplan van uitgegaan dat de PR 10-5-contour niet buiten de inrichting ligt. Ook worden in de omgeving van dit bedrijf geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat het groepsrisico ongewijzigd blijft. Overigens bestaat de bebouwing in de omgeving voornamelijk uit bedrijfsgebouwen. Volgens de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (AVIV, 2003) vindt over de N207 en de N208 geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoer van gevaarlijke stoffen over water of over het spoor of door buisleidingen is niet aan de orde in de omgeving van het plangebied.
1) Dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar. 2) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt. 3) Kamerstukken II 1988/89, 21 137, nr. 5). Overigens wordt in deze nota wordt over individueel in plaats van plaatsgebonden risico gesproken. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
17
Op 18 april 2002 is door de raad de route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Deze route loopt vanaf de grens met de gemeente Hillegom over de Heereweg, Westelijke Randweg, Stationsweg naar de grens met de gemeente Noordwijkerhout. In verband met de levering van propaan bij particulieren en of bedrijven, zijn ontheffingen verleend voor de 2e Poellaan en de Heereweg (langs het bedrijventerreinen Dever). Conclusie Op basis van het verrichte onderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
4.4.
Schiphol
Het rijksbeleid ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van Schiphol is geformuleerd in de Wet tot wijziging van de wet Luchtvaart die op 20 februari 2003 in werking is getreden. Hieruit blijkt dat het plangebied buiten het gebied ligt waarvoor een hoogtebeperking geldt van 150 m +NAP. Het plangebied valt ook niet in het gebied met beperkingen ten aanzien van grondgebruik of bestemmingen met een vogelaantrekkende werking, noch in het gebied met beperkingen vanwege de externe veiligheid. Ook ligt het plangebied buiten de 20-Ke-contour rond Schiphol, zoals opgenomen in de Nota Ruimte. Geconcludeerd kan worden dat de luchthaven Schiphol geen belemmering vormt voor nieuwe ontwikkelingen.
4.5.
Leidingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen planologisch relevante leidingen.
4.6.
Bodemkwaliteit
De bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient een volledig verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) te worden uitgevoerd. In de bodemkwaliteitskaart (BKK) van de gemeente Lisse (De Straat Milieu adviseurs B.V, januari 2001) is de bodemkwaliteit van de grond in de gehele gemeente Lisse weergegeven op basis van historische informatie en reeds uitgevoerde bodemonderzoeken. Voor de verschillende deelgebieden wordt dit hieronder weergegeven. In 2005 is de bodemkwaliteitskaart geactualiseerd. Hiervan zijn echter alleen de hoofdstukken Inleiding, Werkwijze, Bodemopbouw en geo(Hydro)logie, Historie en landgebruik en Conceptzonering en de bijlagen Zonering in gebiedstypen en Bodemkwaliteitszones geldend. Ook is een bodembeheerplan opgesteld voor de gemeente Lisse (Syncera De Straat B.V., september 2005), dat hetzelfde beeld geeft als de bodemkwaliteitskaart. Meer en Duin Uit de BKK en het bodembeheerplan blijkt dat de bodem ter plaatse van het bedrijventerrein Meer en Duin wordt aangemerkt als "schoon" (gebiedstype 1.2: concentraties onder de streefwaarde). Indien in het plangebied grond vrijkomt en in Lisse wordt hergebruikt, dient de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald door middel van bodemonderzoek. In het plangebied mag alleen schone grond worden toegepast. De kwaliteit moet worden bepaald door middel van partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit. Dever Uit de BKK en het bodembeheerplan blijkt dat de bodem ter plaatse van het bedrijventerrein Dever wordt aangemerkt als "schoon" (gebiedstype 1.2: concentraties onder de streefwaarde). Indien in het plangebied grond vrijkomt en in Lisse wordt hergebruikt, dient de kwaliteit van de vrijkomende grond te worden bepaald door middel van bodemonderzoek. In het plangebied
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
18
mag alleen schone grond worden toegepast. De kwaliteit moet worden bepaald door middel van partijkeuring conform het Bouwstoffenbesluit.
4.7.
Waterhuishouding
Beleidskader water Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (Provincie Zuid-Holland, 2000) Het doel van dit document is om de beleidsvelden milieu en water zoveel mogelijk te integreren en het beleid in samenhang te ontwikkelen. In het plan zijn duurzaamheid, kwaliteit van de leefomgeving en diverse op de provincie gerichte maatschappelijke thema's als uitgangspunten genomen. In het kader van het thema "Vitaal stedelijk gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als voor dit plan relevante beleidsspeerpunten genoemd: toename aan bergend vermogen van het stedelijk gebied en de stadsranden (10% van het bruto stedelijk oppervlak reserveren voor water); diffuse verontreinigingen saneren in bestaand en nieuw stedelijk gebied; de belevingswaarde van water in de stad vergroten door het water zichtbaar te maken. Waterbeheersplan 2000-2004 "Meer ruimte voor water" (Waterschap de Oude Rijnstromen, Hoogheemraadschap van Rijnland, 2000) Het beleid van beide waterbeheerders is vastgelegd in het Waterbeheersplan 2000-2004, "Meer ruimte voor water". Beleidsspeerpunten voor duurzaam stedelijk waterbeheer zijn het realiseren van een veilig watersysteem met goed functionerende waterkeringen, het voorkomen van afwenteling van knelpunten, realiseren van meer zelfvoorzienende watersystemen (geen wateroverlast en -tekorten), realiseren van robuust en biologisch gezond water en het versterken van de relatie met de ruimtelijke planvorming, onder meer door te participeren in stedelijke waterplannen. Watertoets Sinds een fusie per 1 januari 2005 is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerder binnen het plangebied en voert zij tevens het beheer en onderhoud van de waterkeringen. In het kader van de watertoets is het bestemmingsplan en de waterparagraaf mondeling overlegd met de waterbeheerder, dat is vastgelegd in een verslag d.d. 23-02-04 (zie bijlage 4). De door de waterbeheerder aangeleverde gegevens en het resultaat van dit overleg is verwerkt in deze waterparagraaf, op de plankaart en in de voorschriften. Huidige situatie water en bodem Meer en Duin Het bedrijventerrein Meer en Duin ligt waterstaatkundig in het noordelijke peilgebied van de Meer- en Duinpolder. Water door neerslag en kwel wordt afgevoerd in zuidelijk richting via een duiker onder de Zandsloot door naar een poldergemaal. Deze slaat het water uit op de Ringvaart van de Haarlemmermeer. De bodem bestaat uit lage strandwalgrond, bestaande uit kleiig fijn zand. Het maaiveld ligt geschat rond NAP -0,5 m. In het gebied treedt infiltratie op van 0,5 tot 1 mm per dag. Het polderpeil is NAP -1,35 m (zomer- en winterpeil). Het waterschap heeft aangegeven dat in de Meer- en Duinpolder geen waterkwantiteitsknelpunt of wateroverlast aanwezig is. Het bedrijventerrein is voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater vanaf verhard oppervlak watert direct af richting het oppervlaktewater. Afvalwater wordt via een vuilwaterdrukriool afgevoerd naar de RWZI in het zuidoosten van Lisse. Dever Waterstaatkundig ligt het bedrijventerrein Dever grotendeels in de Zemelpolder, deels in boezemland. Dit plangebied ligt hoger dan Meer en Duin (rond NAP 0 m) en de bodem ligt op de overgang van kleiige bodem naar zandgrond. In de Zemelpolder treedt infiltratie op van 0,5 tot 1 mm per dag. De afwatering van het deel poldergebied gaat via de watergang langs de Vennestraat in noordoostelijke richting naar een poldergemaal dat het uitslaat op de boezem van de Ringsloot. In het noorden van het deelplangebied Dever is het zomer- en winterpeil resp. NAP -1,2 m en -1,25 m, in het zuiden is het winterpeil 5 cm lager. Het deel boezemland watert vrij af naar de boezemwatergang die ligt tussen de Vennestraat en de 1e Poellaan in, en die in open
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
19
verbinding staat met de Rijnsloot. Het streefpeil van de boezem ligt op NAP -0,6 m. In de Zemelpolder doet zich geen waterkwantiteitsknelpunt of wateroverlast voor. In het bedrijventerrein Dever is grotendeels drukriolering aanwezig (gescheiden stelsel). Een klein deel in het noorden (Vennestraat) is gemengd gerioleerd en het bedrijventerrein Vennestraat 13-15 heeft een verbeterd gescheiden stelsel met twee overstorten op het polderwater. Knelpunt waterkwaliteit Waterkwaliteitsmetingen van het Hoogheemraadschap van Rijnland geven aan dat de oppervlaktewaterkwaliteit in het plangebied zeer matig tot slecht is, zowel in het boezem- als in het polderwater. Vooral te hoge nutriëntgehalten (o.a. fosfor) leiden tot zuurstofloosheid, algenbloei en slecht doorzicht. Ook worden te hoge concentraties van koper gemeten, afkomstig van riooloverstorten en diffuse verontreinigingen zoals afspoeling van vervuilde oppervlakken (verkeer, bedrijvigheid), door het gebruik van bestrijdingsmiddelen en mogelijk door historische verontreinigingen door bedrijven. In de waterbodem van de watergang langs de voormalige tuinbouwschool is bijvoorbeeld klasse 4 specie aangetroffen. Een bron van verontreinigingen is ook de inlaat van boezemwater van minder goede kwaliteit, waarmee in droge perioden de watergangen worden doorgespoeld en eventuele tekorten worden aangevuld. Voor een aantal watergangen in het gebied geldt dat zij geen robuuste afmetingen hebben, dat ze niet goed bereikbaar zijn voor onderhoud of dat ze met elkaar in verbinding staan met een lange duiker. In het gebied Meer en Duin en in Dever liggen twee lange duikerverbindingen, die ook een negatief effect hebben op de waterkwaliteit. Toekomstige situatie water De waterbeheerder en de gemeente Lisse streven naar een duurzaam stedelijk waterbeheer. Met het oog op klimaatverandering (nattere winters, hevigere buien, drogere zomers) is het van belang dat stedelijke gebieden meer zelfvoorzienend en veerkrachtig worden voor wat betreft de waterhuishouding en dat een goede waterkwaliteit gerealiseerd wordt. Maatregelen om schade door wateroverlast en door droogte te voorkomen moeten worden geënt op de drietrapsstrategie "eerst vasthouden, dan bergen en dan pas aan-/afvoeren". Ruimtelijke ontwikkelingen mogen in geen geval leiden tot nadelige effecten op het watersysteem. Knelpunten mogen niet worden afgewenteld op naastgelegen gebieden. De gemeente en de waterbeheerder zijn doende om een waterplan op te stellen voor Lisse centrum, waarin het beleid voor duurzaam stedelijk waterbeheer nader wordt geconcretiseerd. Op termijn zal voor de hele gemeente een stedelijk waterplan moeten worden opgesteld. Een aantal ruimtelijke ontwikkelingen leiden tot een toename aan verharding. Dit leidt tot hogere piekafvoeren in het watersysteem. Om afwenteling hiervan op het bestaande watersysteem te voorkomen zal dit gecompenseerd moeten worden in de vorm van waterberging (extra open water). Het Waterschap Oude Rijnstromen stelde de norm dat er in gebieden met stedelijke functies minimaal 10% open water aanwezig dient te zijn of zoveel als uit nadere berekeningen nodig blijkt te zijn. Hierin gaat zij mee met de richtlijn zoals aangegeven in de Nota Regels voor Ruimte door de provincie Zuid-Holland. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het boezemland stelt het Hoogheemraadschap van Rijnland de norm dat de toename in oppervlak van elke vorm van verharding (gebouwen, wegen, verhardingen) moet worden gecompenseerd door nieuw boezemwater ter grootte van 15% van de toename van de verharding. Voor het dempen van watergangen moet te allen tijde ontheffing worden aangevraagd van de Keur. Het hoogheemraadschap eist hiervoor volledige compensatie in oppervlak binnen dezelfde waterstaatkundige eenheid. In de watertoets zijn de volgende aspecten aan bod gekomen: compensatie waterberging, riolering in relatie tot waterkwaliteit, aanleg van natuurvriendelijke oevers, het bestemmen van de boezemwaterkeringen. Hierna wordt aangegeven hoe deze aspecten in dit bestemmingsplan zijn verwerkt. Compensatie waterberging Meer en Duin De compensatie van het wateroppervlak, die eerder in de tweede herziening van het bestemmingsplan Noord juridisch is geregeld voor de herontwikkeling van het zuidoostelijke gedeelte van het bedrijventerrein, is overgenomen in de regeling van dit bestemmingsplan (bestemming Bedrijfsdoeleinden).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
20
In de voorschriften van dit bestemmingsplan is dan ook vastgelegd dat 14% water (ongeveer 400 m² extra water) moet worden gerealiseerd aansluitend op de bestaande waterstructuur. Dit betekent dat een aaneengesloten en robuust watersysteem wordt gerealiseerd van voldoende breedte, voldoende waterdiepte en zonder doodlopende uiteinden. Versnippering van het watersysteem en de aanleg van ondergrondse duikers moet zoveel mogelijk worden voorkomen. De nieuwe waterstructuur, waarbij de zijwatergang is gedempt en de waterloop langs de Ringvaart op een aantal plaatsen is verbreed, voldoet volgens het waterschap aan hun eisen. Dever In overeenstemming met de compensatie van het wateroppervlak voor het gedeelte van Meer en Duin, is ook voor de voorgenomen uitbreiding van het bedrijfsterrein Dever in de voorschriften een regeling opgenomen voor het compenseren van waterberging aansluitend aan de bestaande waterstructuur. De huidige watergangen zijn echter niet specifiek bestemd om flexibiliteit in de inrichting te hebben. De waterbeheerder stelt wel als eis dat deze wateroppervlakte wordt teruggegraven en zal aansluiten aan ander bestaand water binnen het gebied. De uitbreiding van het bedrijfsterrein Dever omvat een oppervlakte van circa 21.200 m². In de huidige situatie is een oppervlakte van 2.600 m² water aanwezig op de uitbreidingslocatie. Met genoemde uitbreiding van het bedrijventerrein zal er 1.350 m² water worden gecompenseerd en circa 5.000 m² extra water worden aangelegd. In de nieuwe situatie zal er circa 6.350 m² in totaal aan water aanwezig zijn. Natuurvriendelijke oevers De waterbeheerder streeft naar de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Mogelijkheden hiervoor moeten ook binnen dit plan worden benut, zoals bij de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de zuidzijde van Meer en Duin. In het gebied Dever wordt een ecozone aangelegd van 10 m breed waarvan de oevers in elk geval natuurvriendelijk zullen worden ingericht. Bestemmen boezemwaterkeringen Op de plankaart zijn de boezemwaterkeringen opgenomen als een zone van 15 m die primair bestemd is tot waterkering.
4.8.
Ecologie
Deze paragraaf beschrijft de in en rond het plangebied aanwezige natuurwaarden met bijzondere aandacht voor de dier- en plantsoorten die een beschermde status genieten als gevolg van de Flora- en faunawet. De beschrijving is gebaseerd op literatuuronderzoek, een verkennend ecologisch veldbezoek en gegevens van de Vereniging voor Natuur- en Vogelbescherming Noordwijk. Het doel van het onderzoek is: bepalen of het plangebied nabij een beschermd natuurgebied gelegen is en of hier effecten zijn te verwachten; het bepalen van de noodzaak van aanvullend onderzoek; bepalen of de vereiste ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet redelijkerwijs te verwachten is. Huidige ecologische waarden Gebiedsbescherming De bedrijfsterreinen vormen geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument, Relatienotagebied of een speciale beschermingszone ingevolge de Vogel- of Habitatrichtlijn. Een provinciale ecologische verbindingszone is gepland op ten minste 100 m aan de noordzijde van Meer en Duin, langs het Elsbroekkanaal (Ecozone Keukenhof - SGP Haarlemmermeer). Binnen het terrein Dever is een tweetal lokale ecologische verbindingszones gepland. De noordelijke zone langs de bestaande watergang kan als zodanig functioneren en een verbinding tot stand brengen tussen de Ringvaart van de Haarlemmermeer en het landelijk gebied aan de westzijde van de provinciale weg (beide buiten het plangebied).
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
21
Soortbescherming Planten De bedrijfsterreinen hebben een zeer beperkte betekenis voor wilde inheemse planten als gevolg van de vele verharding en het intensieve grondgebruik. De vegetatiesamenstelling van de graslanden ten zuiden van deelgebied Dever bestaat hoofdzakelijk uit soorten als ruw beemdgras, Engels raaigras en kweek. De slootkanten zijn soortenrijker, hoewel ook hier geen bijzondere soorten aanwezig zijn. Plaatselijk groeit de wettelijk beschermde zwanebloem, die regionaal overigens vrij algemeen is. Vogels Het grootste deel van het plangebied heeft naar verwachting een beperkte betekenis voor vogels. Het betreft hier hoofdzakelijk verharding en gebouwen, waar naar verwachting soorten broeden als spreeuw, huismus, witte kwikstaart, kauw en wellicht zwarte roodstaart. De watergangen en vijvers in het gebied zijn vanwege de beschoeide oevers van weinig betekenis voor vogels. De groenstroken evenals de particuliere tuinen langs de provinciale weg vormen het broedgebied van onder meer winterkoning, merel, heggemus en roodborst. Meest waardevol zijn de graslanden aan de zuidzijde van deelgebied Dever dat aansluit op een groter graslandgebied met broedende weidevogels zoals grutto, tureluur, kievit en scholekster. Ook het braakliggende terrein en de aangrenzende groenstrook in de zuidoosthoek van Meer en Duin herbergt waarschijnlijk enkele algemene broedvogels zoals tjiftjaf, groenling en putter. Alle in Nederland voorkomende vogelsoorten genieten extra bescherming als gevolg van de Flora- en faunawet. Verstoring tijdens het broedseizoen is niet toegestaan. Zoogdieren Het onderzoeksgebied vormt naar verwachting het leefgebied van de wettelijk beschermde soorten egel, huisspitsmuis, bosspitsmuis, mol, konijn, wezel, veldmuis en bosmuis. Deze soorten zijn vooral aanwezig ter plaatse van de groenstroken, de particuliere tuinen, de braakliggende terreinen en graslanden. Verder vormt het gebied naar verwachting het foerageergebied van de gewone dwergvleermuis, de watervleermuis en laatvlieger. Oude gebouwen en bomen in het plangebied vormen mogelijke vaste verblijfplaatsen voor deze dieren zodat nader onderzoek aanbeveling verdient indien gebouwen of bomen worden gesloopt. Alle vleermuissoorten zijn namelijk als extra te beschermen soorten opgenomen in de Flora- en faunawet. Amfibieën De watergangen in het plangebied zijn overwegend ongeschikt voor amfibieën vanwege de steile oevers en de slechte waterkwaliteit. De sloten in het agrarisch gebied ten zuiden van deelgebied Dever zijn wel geschikt voor soorten als gewone pad, bruine en groene kikker. Deze soorten zijn beschermd als gevolg van de Flora- en faunawet. Het grasland is ook geschikt als leefgebied van de rugstreeppad. Deze soort is in de duin- en bollenstreek niet zeldzaam maar wordt extra beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Voor aantasting van het leefgebied van een dergelijke soort geldt een zware ontheffingsprocedure, waarin hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de inventarisatiegegevens, het alternatievenonderzoek, het zwaarwegend maatschappelijke belang van de ingreep en eventueel te nemen mitigatie- en compensatiemaatregelen. Insecten Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De beschermde insectensoorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. Voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied De voorgenomen ontwikkelingen betreffen: 1. herontwikkeling van het zuidoostelijke gedeelte van het bedrijventerrein Meer en Duin; 2. herontwikkeling van het gebied Tuinbouwschool/bollenlaboratorium op Dever; 3. zuidelijke uitbreiding van het bedrijventerrein Dever. De meeste werkzaamheden zullen leiden tot herinrichting van bestaand bebouwd en/of verhard gebied. De natuurwaarden hier zijn zeer gering. Zolang de werkzaamheden niet in het broedseizoen worden gestart is er geen strijdigheid met de Flora- en faunawet. De herinrichting van
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
22
de zuidoosthoek van Meer en Duin en de zuidelijke uitbreiding van Dever zullen daarentegen wel bestaande natuurwaarden aantasten en (tijdelijk) een verstorende werking hebben op de te beschermen soorten ingevolge de Flora- en faunawet. Effecten De grondwerkzaamheden voor de aanleg van infrastructuur en het bouwrijp maken, leiden tot (tijdelijke) vernietiging van het leefgebied van vrijwel alle aanwezige beschermde soorten. Na de grondwerkzaamheden zal het gebied tijdelijk een potentieel leefgebied vormen voor de rugstreeppad, die juist voorkomt op zanderige, schaars begroeide bodems in de nabijheid van water, kenmerken waar nieuwbouwlocaties vaak aan voldoen. Na de grondwerkzaamheden zullen bouwwerkzaamheden op diezelfde plaats leiden tot verstoring van natuurwaarden in de omgeving. Conclusies beoordeling Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet gelegen nabij een beschermd natuurgebied. Soortbescherming Herinrichting van bestaand bebouwd of verhard gebied heeft verwaarloosbare ecologische effecten, echter: de verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te laten starten; ontheffing van het Ministerie van LNV is tijdens het broedseizoen niet mogelijk voor deze extra beschermde soorten; herinrichting zal ook leiden tot (tijdelijke) verstoring van het foerageergebied van vogels en vleermuizen (gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger) doch dit is niet strijdig met de Flora- en faunawet; de gunstige staat van instandhouding van geen van de genoemde soorten zal worden bedreigd; een eventuele zuidelijke uitbreiding van Dever zal leiden tot mogelijke aantasting van groeiplaatsen dan wel vaste rust-, verblijfs- en voortplantingsplaatsen van de volgende beschermde soorten: · planten: zwanebloem; · broedvogels: alle in het plangebied aanwezige soorten; · amfibieën: bruine en groene kikker, gewone pad en mogelijk rugstreeppad; · zoogdieren: vrijwel alle in het gebied aanwezige soorten; de aanwezigheid van de overige extra beschermde soorten (rugstreeppad, vaste verblijfplaatsen van vleermuizen) zal alleen door veldonderzoek kunnen worden vastgesteld; voor eventuele rugstreeppadden en vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn mitigerende of compenserende maatregelen noodzakelijk alvorens ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet zal worden verleend en tot uitbreiding van het bedrijventerrein Dever Zuid kan worden overgegaan.
4.9.
Archeologie en cultuurhistorie
Archeologie In 1998 het Verdrag van Malta totstandgekomen. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Ter uitvloeisel van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologische erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De plangebieden zijn gelegen langs de rand van een oude strandwal waar sprake is van een afwisselend redelijk, hoge tot zeer hoge kans op archeologische sporen (Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Duin- en Bollenstreek, 2002). De mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden leidt tot de noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Een dergelijk onderzoek heeft tot doel te inventariseren welke archeologische waarden hier precies aanwezig zijn en hoe deze het beste kunnen worden beschermd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
23
In het zuidoostelijke gedeelte van het bedrijventerrein Meer en Duin heeft een verkennend archeologisch onderzoek 1) plaatsgevonden in het kader van de herontwikkeling die in 2003 is gestart. Er zijn in het plangebied geen archeologische resten aangetroffen. Voorafgaand aan de herontwikkeling van de locatie van de voormalige tuinbouwschool, is ter plaatste van de Heereweg 345 en 347 in maart 2004 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd 2). Tijdens het onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied aanwezig zijn. Cultuurhistorie De voormalige tuinbouwschool wordt als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Het pand is als zodanig ook opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP, Lisse, 1994). Ten noorden van de 1e Poellaan staat de molen van de Zemelpolder. Het betreft een poldermolen. Voor 1942 was de molen ingericht als schepradmolen en werd in dat jaar vervijzeld. De roeden zijn afkomstig van de in 1951 gesloopte molen van de polder Deijfelsbroek onder Rotterdam-Pernis. De molen werd in het najaar van 1999 door brand grotendeels verwoest. In 2003 is de molen herbouwd. Een molen stelt eisen aan zijn omgeving in de vorm van voldoende windvang. Tevens is voor een goede belevingswaarde van belang dat er voldoende zicht op de molen mogelijk is. Beide aspecten betekenen beperkingen aan bebouwing en bomen in de omgeving van de molen. Deze omgevingsaspecten worden aangeduid met de term molenbiotoop. Door de Vereniging De Hollandsche Molen wordt de molenbiotoop van de onderhavige molen als slecht gekwalificeerd (bron: www.molens.nl). De status van de biotoop wordt met name veroorzaakt door de beplanting en bebouwing in de buurt van de molen. De provincie Zuid-Holland (Nota Regels voor Ruimte) stelt een juridische bescherming van molenbiotopen in bestemmingsplannen alleen verplicht, indien de desbetreffende molen een rijksmonument is. Dat is niet het geval. De betrokken molen is in het verleden rijksmonument geweest. De Staatssecretaris van Cultuur heeft deze aanwijzing tot rijksmonument bij besluit van 30 juni 2005 ingetrokken. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zullen niet leiden tot een verdere verslechtering van de al als slecht gekwalificeerde biotoop. Om deze redenen is afgezien van een juridische bescherming van de molenbiotoop van onderhavige molen.
1) Plangebied Lisse-Noord, gemeente Lisse; een inventariserend archeologisch onderzoek, RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., juli 2003. 2) M.C. Dorst; archeologisch projectbureau Jacobs&Burnier (maart 2004), "Heereweg 345 & 347, gemeente Lisse". Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Onderzoek
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
24
161.11015.00
5. Juridische planbeschrijving
25
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.
5.1.
Planvorm
Het bestemmingsplan biedt naast de juridisch-planologische beheersregeling voor de bestaande functies in het plangebied, een regeling voor de eventuele nieuwe ontwikkelingen. Om die redenen heeft het kaartbeeld van het bestemmingsplan een globaal karakter voor wat betreft de bedrijfsbestemming. In de voorschriften echter zijn de ruimtelijk functionele voorwaarden voor het gebruik van de bedrijfsgronden en van de gebouwen beschreven. Onderstaand worden de belangrijke onderdelen van de regeling toegelicht.
5.2.
Bestemmingen
Bedrijfsdoeleinden Binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden (B) zijn zowel bedrijven toegestaan, alsmede (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige bijbehorende voorzieningen. Bedrijven zijn toegestaan voorzover deze behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijvigheid. Voor het vaststellen van de milieuzonering is uitgegaan van de bestaande woonbebouwing langs de randen van het plangebied welke qua gebiedstype is ingedeeld (zie paragraaf 4.1). Bedrijven uit een zwaardere categorie dienen op een grotere afstand van de woonbebouwing te worden gesitueerd dan de bedrijven uit lagere milieucategorieën. Op kortere afstand van de woonbebouwing (bijvoorbeeld woningen langs de Heereweg en 1e Poellaan) zijn bedrijven uit de lichtste categorie (2) toegelaten. De zonering is op de plankaart aangegeven door middel van categorieaanduidingen binnen de bestemming Bedrijfsdoeleinden. Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit plan reeds aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten, hebben een specifieke subbestemming gekregen naar gelang de aard van de bedrijvigheid. De milieucategorie van de bedrijven wordt bepaald aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen als bijlage bij de voorschriften van dit bestemmingsplan. Dit betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de mate van bedrijfshinder. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarbij afwijken. Het kan voorkomen dat bedrijven als gevolg van de geringe omvang van maatgevende bedrijfsonderdelen of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaken dan met de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan aan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit door burgemeester en wethouders vrijstelling worden verleend. In bijlage 1 is een toelichting op het gebruik van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding (k) zijn tevens kantoren toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlak van ten hoogste 750 m² per gebouw. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de regeling geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begripsbepalingen is het begrip "Risicovolle inrichtingen" verklaard. Bouwvoorschriften Bebouwing ten dienste van de bestemming Bedrijfsdoeleinden (B) mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bestemmings- en bouwvlakken. Bij de regeling van de bouwmogelijkheden is gebruikgemaakt van het begrip bouwperceel. Dit begrip is in de begripsbepalingen omschreven als een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. De bouwpercelen zijn in verband met de flexibiliteit niet op de plankaart ingetekend. Op grond van de begripsbepaling en de jurisprudentie volgt dat bij de bepaling van de omvang van een bouwperceel het kadastraal
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Juridische planbeschrijving
26
perceel als uitgangspunt dient. Door de bouwpercelen niet op de kaart aan te geven, bevat het bestemmingsplan een flexibele regeling bij bijvoorbeeld een herinrichting van een deel van het plangebied. Deze flexibiliteit wordt onder meer begrensd door de dubbeltelbepaling. Op de gronden die zijn aangeduid met de nadere aanwijzing (z - zonder gebouwen) en (l - loskade) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd. Met het oog op veiligheid is het tevens verboden om de gronden met de nadere aanwijzing (z) te gebruiken voor de opslag van goederen. Op andere onbebouwde gronden is de opslag van goederen tot een totale stapelhoogte van 6 m wel toegestaan. Het op de plankaart omcirkelde cijfer geeft de maximale bouwhoogte in meters aan. Indien de gebouwen op één bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, dient een onderlinge afstand van ten minste 3 m in acht genomen te worden. De afstand tussen gebouwen en een ontsluitingsweg en tussen gebouwen en de bestemming Verkeersdoeleinden en verblijfsgebied (VV), dient ten minste 3 m ter bedragen. Gebouwen mogen aan ten hoogste één zijde in de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel worden gebouwd. Indien dat niet het geval is, dient de afstand van het gebouw tot deze grens ten minste 3 m te bedragen. De afstand tussen gebouwen en de bestemming Water en/of watergangen moet ten minste 3 m bedragen. Ter plaatse van de nadere aanwijzing (ow1) mag boven het water worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in de voorschriften. De kantoorruimten per bedrijf zijn gelimiteerd tot een vloeroppervlak van niet meer dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 3.000 m². Op de kaart zijn bebouwingspercentages aangegeven. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van dit percentage indien voldaan wordt aan de specifieke voorwaarden. Calamiteitenontsluitingsroute Het is van belang dat de diverse bouwpercelen binnen de bedrijfsterreinen beschikken over voldoende vluchtwegen en toegankelijk zijn voor hulpdiensten. Om deze reden is in het bestemmingsplan voorzien in een regeling voor calamiteitenontsluitingsroutes. Op grond hiervan zijn burgemeester en wethouders bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de onderlinge afstand tussen gebouwen en omtrent de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens. De bedoeling is dat burgemeester en wethouders zo kunnen zorgen voor een calamiteitenontsluitingsroute met zo min mogelijk verlies aan flexibiliteit binnen de bestemmingsregeling. Bedrijfswoningen Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan voorzover dit door middel van de nadere aanwijzing (w) op de plankaart is aangegeven. De maximumomvang is 650 m³. Er worden geen nieuwe bedrijfswoningen op de bedrijfsterreinen toegestaan. Gemengde Doeleinden I en II Voor de locatie van de voormalige tuinbouwschool zijn de bestemmingen Gemengde Doeleinden I en II opgenomen. In deze bestemmingen zijn meerdere functies mogelijk. Het gaat daarbij om dienstverlening, kantoren, niet-geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen en bedrijven uit categorie 1 en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Ter plaatse van de bestemming Gemengde Doeleinden I is tevens wonen mogelijk en in samenhang daarmee aan-huisgebonden beroepen. Wonen De basis voor de regeling van de woonfunctie wordt gevormd door een reglement dat uit twee bestemmingen bestaat: Woondoeleinden (W) en Tuinen (T). Het is daarbij mogelijk dat in ondergeschikte mate aan-huis-gebonden beroepen worden uitgeoefend. Bij deze regeling is aangesloten op de regeling in het bestemmingsplan Dorp (vastgesteld op 27 april 1995). Kaartbeeld De bestemming Woondoeleinden (W) is in principe toegekend aan de gronden waarbinnen zich de hoofdgebouwen en de bijbehorende erven bevinden. Binnen de bestemming Woondoeleinden (W) zijn hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan. Op de gronden met de bestemming Tuinen (T) is in principe geen bebouwing toegestaan. Het betreft in hoofdzaak de voortuinen bij de woningen. De grens tussen de bestemming Woon-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Juridische planbeschrijving
27
doeleinden en de bestemming Tuinen bevindt zich over het algemeen op 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw. Dit sluit aan op de regeling in het Besluit bouwvergunningsvrij en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken op grond van de Woningwet. Bouwvoorschriften De gronden gelegen binnen de bestemming Woondoeleinden (W) mogen als volgt worden gebruikt: het aantal woningen, zoals dat aanwezig was ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan, mag daarbij niet worden uitgebreid. Ook mag de bestaande inhoudsmaat niet worden vergroot. De afstand van de vrijstaande en twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen. Via vrijstelling is het mogelijk om de inhoudsmaat van de hoofdgebouwen te vergroten met ten hoogste 25%. Voor erfbebouwing in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden bouwvoorschriften met betrekking tot de goot- en bouwhoogte. Aan- en uitbouwen hebben een diepte van ten hoogste 2,5 m. Het geheel aan erfbebouwing mag ten hoogste 50% van het erf van de woning bedragen, tot een maximum van 50 m². Te allen tijde dient een zone van 5 m over de volledige breedte van het achtererf onbebouwd te blijven. Binnen de bestemming Tuinen (T) zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder erfscheidingen, toegestaan. Na vrijstelling is het toegelaten om erkers te bouwen aan de bijbehorende hoofdgebouwen. Aan-huis-gebonden beroepen Binnen de woonfunctie is het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen toegestaan, mits de woonfunctie blijft prevaleren, geen hinder optreedt naar de woonomgeving en wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak worden benut ten behoeve van de kantoor-, praktijk- of bedrijfsruimte. Woongebouw voor kamerbewoning Binnen het plangebied is het gebouw aan de Heereweg 21 thans in gebruik voor kamerbewoning. De kamers worden zelfstandig bewoond en vormen tevens het hoofdverblijf van de personen die er wonen. Voor deze locatie is voorzien in een maatbestemming Woongebouw voor kamerbewoning (WGkb) conform het huidige gebruik. Kantoren De bestemming Kantoren (K) is gebruikt om een aantal reeds bestaande kantoren te bestemmen. Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied Binnen de bestemming Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied (VV) zijn de gronden bestemd voor wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing en bijbehorende voorzieningen, zoals onder andere fiets- en voetpaden, groen- en parkeervoorzieningen en water. Groenvoorzieningen Binnen de bestemming Groenvoorzieningen (GR) zijn de gronden bestemd voor beplantingen, alsmede voor bermen, bermsloten, ter plaatse van de nadere aanwijzing (e) tevens voor ecologische verbindingszones en bij de nadere aanwijzing (ow) tevens voor water ten behoeve van de verbinding met de aangrenzende bestemming water tot ten minste 150 m². Water Binnen de bestemming Water (WA) zijn de gronden bestemd voor water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, alsmede voor de waterberging. Ter plaatse van de nadere aanwijzing (e) is het water tevens bestemd voor ecologische verbindingszones. Primair waterkering De zone langs diverse hoofdwatergangen is voorzien van de bestemming Primair waterkering. Het gaat hierbij om een medebestemming. Alvorens op deze gronden vanwege de samenval-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Juridische planbeschrijving
28
lende bestemming een bouwvergunning mag worden verleend, moet advies van de beheerder van de waterkering worden ingewonnen. Archeologisch waardevol gebied Op een klein gedeelte na geldt voor de gronden binnen het bestemmingsplan de medebestemming archeologisch waardevol gebied (zie overzichtskaart: Archeologisch waardevol gebied). De bestemming brengt tot uitdrukking dat de gronden in een gebied liggen met een hoge of zeer hoge archeologische verwachting. Bouwvergunning voor de andere bestemmingen kan uitsluitend (na vrijstelling) worden verleend indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid. Voor werken of werkzaamheden anders dan bouwen, geldt een aanlegvergunningvereiste. Het zuidoostelijke gedeelte van Meer en Duin, en Heereweg 345 en 347 (Dever) zijn buiten deze medebestemming gelaten, omdat een verkennend archeologisch onderzoek in 2003, respectievelijk 2004, heeft aangetoond dat er geen archeologische resten zijn aangetroffen. Overige voorschriften De overige bestemmingen zijn zodanig geredigeerd dat zij voor zich spreken.
5.3.
Handhaving
De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat daarmee voornamelijk om de voorschriften betreffende het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. De planvoorschriften bevatten een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming. Dit betekent dat de vestiging van niet in de diverse doeleindenomschrijvingen genoemde functies in beginsel niet mogelijk is. Handhaving heeft een belangrijke functie in het kader van de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. De voorschriften in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar om te kunnen handhaven. Handhaving van het plan zal in de praktijk primair plaatsvinden via de bestemmingsplantoets in het kader van de bouwvergunning en door feitelijk toezicht op de aanwezigheid van bouwwerken en op gebruiksactiviteiten. Binnen de gemeente heeft bouw- en woningtoezicht hierin een centrale taakstelling. Bij gebleken strijdigheid met het plan wordt een handhavingtraject ingezet. Als sluitstuk op het handhavingsintrumentarium is het overtreden van een aantal verbodsbepalingen aangeduid als strafbaar feit (artikel 26; strafbepaling). Hierdoor behoort strafrechtelijk optreden op grond van de Wet op de economische delicten tot de mogelijkheden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
6. Uitvoerbaarheid 6.1.
29
Economische uitvoerbaarheid
Aangezien het bestemmingsplan voornamelijk een consoliderend karakter heeft, zijn hier geen kosten of financiële aspecten aan verbonden. Het betreft voornamelijk particuliere terreinen/eigendommen waar geen grootschalige nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Op het bedrijventerrein Dever vinden op twee percelen wel ruimtelijke ontwikkelingen plaats. Het gaat daarbij om: het wijzigen van de bestemming van het voormalige PPO-terrein (Praktijkonderzoek Plant en Omgeving) van de functie Onderwijs naar de functie Bedrijven en het aansluitende terrein van en rondom de voormalige Tuinbouwschool; de voormalige Tuinbouwschool krijgt de bestemming Gemengde Doeleinden in afwachting van de herontwikkeling van het pand dat behouden moet blijven omdat het een gemeentelijk monument is; het toevoegen van een nog te ontwikkelen stuk bedrijventerrein aansluitend aan de zuidpunt van het bedrijventerrein Dever (vanaf de bedrijfsbebouwing van C&A tot aan Geestwater). De nieuwe aspecten zoals hierboven aangegeven vallen allemaal binnen de exploitatieopzet van het PPO-terrein. De gronden zijn reeds in het verleden met toestemming van de gemeenteraad aangekocht, met als doel het behoud van de bollensector in Lisse. De bollenhandelcentrale, de CNB, zal zich ook daadwerkelijk hier gaan vestigen, het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving heeft zich geherhuisvest aan de overzijde van het terrein; alleen de bollenveiling de Hobaho heeft van aankoop afgezien. De rest van het terrein is verkocht tegen marktconforme prijs. Vanwege een tekort op de exploitatieopzet van de herontwikkeling van dit PPO-terrein, is bij de provincie Zuid-Holland een subsidie aangevraagd uit het Ontwikkelingsfonds Bedrijventerreinen. Deze subsidie is toegezegd waardoor het tekort tot een maximum van € 1,2 miljoen wordt gesubsidieerd. Het resterende tekort is voorzien en daarmee is rekening gehouden in (de hoogte van) de voorziening Stadsvernieuwing. Met betrekking tot de exploitatieopzet van het PPO-terrein, wordt verwezen naar de opzet zoals hij in bezit is bij de provincie. Ten opzichte van derden beroept de gemeente Lisse zich op de vertrouwelijkheid van deze gegevens en artikel 10 van de Wet openbaar bestuur aangezien de gronden nog moeten worden verkocht en ontwikkeld. De kosten van de ecologische verbindingszone vallen niet onder het financiële regime van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen of het PPO-terrein, maar vallen binnen een eigen financieel budget. De kosten van het bestemmingsplan zelf vallen binnen het daarvoor ter beschikking gestelde krediet. Op grond van het bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.
6.2.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft op grond van de gemeentelijke inspraakverordening vanaf 6 oktober 2005 tot en met 16 november 2005 ter inzage gelegen. Binnen deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn reactie kenbaar te maken. Op 12 oktober 2005 heeft een inloopavond plaatsgevonden. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn vijf schriftelijke inspraakreacties ingediend. Twee inspraakreacties zijn buiten de gestelde termijn ingekomen maar zullen wel behandeld worden. In het onderstaande zijn de reacties samengevat en voorzien van een beantwoording. Opgemerkt wordt dat in het voorontwerpbestemmingsplan (en in het ontwerpbestemmingsplan) nog sprake was van de ontwikkeling van een vrachtwagenparkeerterrein. Deze ontwikkeling is geen onderdeel meer van het vastgestelde bestemmingsplan. De desbetreffende locatie is geen onderdeel meer van het plangebied.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
1. Appartementenhotel Bosch en Duin B.V., Heereweg 21, Lisse (Gemachtigde: Boerstra en Partners Architecten) Inspreker maakt bezwaar tegen de bestemming "logiesvoorziening" (LV) en verzoekt om het voorontwerpbestemmingsplan te wijzigen conform het feitelijke gebruik als zelfstandige woonruimte met de bestemming Woondoeleinden (W).
30
De gemeente onderschrijft dat er in de huidige situatie geen sprake is van een logiesvoorziening. De bewoners van de kamers in het pand hebben hier hun hoofdverblijf. De bestemming van het pand zal dan ook gewijzigd worden in "Woongebouw ten behoeve van kamerbewoning". Conclusie: de inspraakreactie leidt tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan.
2. J. Rotteveel, Heereweg 351, 2161 CA Lisse Inspreker tekent bezwaar aan met betrekking tot het bestemmen van het open gebied als bedrijventerrein en ten behoeve van een vrachtwagenparkeerterrein. Hierbij wijst de inspreker op het verlies van uitzicht op de boerderij 't Lange Rack. Inspreker geeft aan dat dit uitzicht wordt belemmerd door de bebouwing die wordt opgericht.
Tevens wijst inspreker op de verkeersproblemen, de schaarse verlichting en het gevaar voor fietsers op de Vennestraat door het parkeren van vrachtwagens. Inspreker draagt het PPO-terrein aan als mogelijke oplossing voor het vrachtwagenparkeer probleem.
Inspreker merkt eveneens op dat altijd geschreven en verteld is dat de twee woonkernen Lisse en De Engel niet aan elkaar bebouwd mogen worden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
In de huidige situatie stelt de inspreker dat hij een vrij uitzicht heeft. Vaststaat dat het in de jurisprudentie algemeen aanvaard is dat er geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. Uitbreiding van het bedrijventerrein is logisch omdat het gebied tot de geografische grens kan worden benut. Het uitzicht van de inspreker is reeds gedeeltelijk beperkt door een bedrijfspand en zal niet verder worden beperkt door het vrachtwagenparkeerterrein. Bovendien is het niet toegestaan om ter plaatse van het vrachtwagenparkeerterrein bebouwing op te richten. Het open terrein zal voorzien worden van parkeervakken ten behoeve van vrachtwagens. Een belemmering van het uitzicht door het vrachtwagenparkeerterrein zal in beperkte mate aan de orde zijn, maar niet ten aanzien van de boerderij. Overigens is de boerderij enkele meters lager gesitueerd dan de woning van inspreker en ligt de boerderij vanuit de woning van inspreker gezien, achter een waterkering, waardoor deze reeds beperkt zichtbaar is. Het verkeersprobleem, de schaarse verlichting en het gevaar voor fietsers op de Vennestraat heeft ertoe geleid dat een vrachtwagenparkeerterrein in het bestemmingplan wordt opgenomen. Het PPO-terrein komt hiervoor niet in aanmerking daar dit terrein herontwikkeld wordt en hier bebouwing is voorzien. Daarnaast mag het zuidelijke deel van het bedrijventerrein Dever vooralsnog om redenen van landschappelijke aard niet bebouwd worden. Verharding ten behoeve van een parkeerterrein is echter wel toegestaan. Derhalve is er in het kader van efficiënt ruimtegebruik voor gekozen om het vrachtwagenparkeerterrein daar te situeren. Gelet op de afstand van meer dan een halve kilometer tussen de uitbreiding van het bedrijventerrein en de woonkern De Engel, behoeft niet gevreesd te worden dat deze gebieden aan elkaar gebouwd worden. De aanwezigheid van de donjon Dever en het landschapsplan, dat voorziet in een groene kamer in dit gebied, zullen leiden tot het behoud van de open ruimte tussen De Engel en Dever.
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
31
Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. 3. C. Horsman, 't Lange Rack 2, 2162 XX Lisse Inspreker maakt bezwaar tegen de uitbreiding van het bedrijventerrein. Hierbij noemt de inspreker specifiek de huidige geluidsoverlast, zwerfvuil afkomstig van overnachtende vrachtwagenchauffeurs op de Vennestraat, uitzichtverlies en de noodzaak tot het realiseren van een uitbreiding van het bedrijventerrein. Inspreker claimt al voldoende hinder te ondervinden van de luchthaven Schiphol. Inspreker wijst als alternatief op de verplaatsing van het vrachtwagenparkeerterrein naar de locatie aan de Vennestraat. Inspreker wijst als alternatief op het realiseren van de uitbreiding van het bedrijventerrein op het PPO-terrein, aangezien dit momenteel in de verkoop staat.
In de jurisprudentie is algemeen aanvaard dat er geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. Verwezen wordt naar artikel 49 WRO en het recht op planschade. In de kern van Lisse is het bedrijventerrein aan de Grevelingenstraat komen te vervallen, dit terrein zal aangewend worden ten behoeve van woningbouw. Ter (economische) compensatie van het wegvallen van dit terrein is voorzien in intensivering van het bestaande gebruik van de bedrijventerreinen Meer en Duin en Dever. Waar dit aan de zuidzijde van Dever nog mogelijk was, is gekozen voor een uitbreiding tot de geografische begrenzing van dit gebied ten opzichte van de Poelpolder, ter plaatse van de Rijnsloot. Het gaat hier niet alleen om verplaatsing van de bedrijven aan de Greveling, maar ook om het compenseren van het verloren gaan van bedrijfsgrond. Regionale onderzoeken wijzen uit dat er een tekort is aan bedrijfsgronden. In het Streekplan is voor de Leidse Regio- Duin en bollenstreek sprake van een tekort van 50 tot 100 ha (voor de periode 2000-2015). Het Meerjarenprogramma bedrijventerreinen van de provincie Zuid-Holland heeft zelfs als doelstelling om 500 ha bestaand bedrijventerrein te herstructureren en 500 ha uitbreiding van bedrijventerrein te realiseren binnen de provincie Zuid-Holland. Het terrein aan de Vennestraat en het PPO-terrein komen voor de vestiging van een vrachtwagenparkeerterrein niet in aanmerking. Deze gebieden liggen middenin het bedrijventerrein Dever en zullen bebouwd worden. Hiermee wordt voldaan aan de doelstelling van intensief ruimtegebruik bij de herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen. Het vrachtwagenparkeerterrein zal door de gemeente Lisse beheerd worden. Er zal toegezien worden op het gebruik en er zal gecontroleerd worden op naleving van de afspraken met de gebruikers. De overnachtende vrachtwagenchauffeurs dienen in het bezit te zijn van een vergunning om ter plaatse aanwezig te zijn. Het vrachtwagenparkeerterrein zal verder omsloten zijn met hekken. Hierdoor treedt een verbetering op ten opzichte van de huidige situatie aan de Vennestraat. Klachten die inspreker vreest zullen zoveel als mogelijk is getracht worden te voorkomen. Het risico van geluidsoverlast is niet reëel gezien de situering ten opzichte van de rest van het bedrijventerrein en de woningen.
Inspreker wijst als alternatief op de mogelijkheid om ter plaatse woningen te realiseren.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Het alternatieve plan waar inspreker op wijst valt af. Het terrein maakt geografisch deel uit van het bestaande bedrijventerrein en is daardoor niet
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
32
geschikt als woningbouwlocatie. De aangrenzende Poelpolder is reeds grotendeels als woonwijk ontwikkeld en zal conform het Streekplan in zuidwestelijke richting tot aan de 2e Poellaan worden uitgebreid. Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan. 4. De heer en mevrouw Lapidaire, 't Lange Rack 12, 2162 XX Lisse Insprekers willen vernemen hoe er gegarandeerd wordt dat op het vrachtwagenparkeerterrein slechts activiteiten zullen plaatsvinden die binnen de bedrijvencategorie 3.2 vallen, met name het niet gebruiken van deze voorziening door wagens met een koelvoorziening is hierbij een aandachtspunt, aangezien deze in de bedrijvencategorie 4.2 vallen. Bij de beantwoording van deze vraag dient ingegaan te worden op de mogelijkheid om te voorkomen dat wagens met een koelvoorziening het parkeerterrein opkomen, dan wel te handhaven dat deze daar niet mogen staan en de te nemen sancties indien hieraan niet voldaan wordt.
Het vrachtwagenparkeerterrein heeft geen bedrijvenbestemming, zodat ook de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet geldt voor dit terrein. Dit betekent dat op het vrachtwagenparkeerterrein eveneens geen bedrijvencategorie geldt. Echter, teneinde overlast voor de omwonenden te voorkomen, dienen de overnachtende vrachtwagenchauffeurs in het bezit te zijn van een vergunning om ter plaatse aanwezig te zijn. Het vrachtwagenparkeerterrein zal omsloten zijn met hekken/slagbomen en eveneens onder toezicht staan van de gemeente. Teneinde het parkeerterrein op te komen is een sleutel/pas vereist. Op deze wijze wordt voorkomen dat vrachtwagens met een koelvoorziening zonder extra vereisten het parkeerterrein opkomen.
Insprekers willen vernemen welke fysieke voorzieningen er worden gepland om geluidsoverlast van het gebruik van het vrachtwagenparkeerterrein te minimaliseren (geluidswallen/-schermen).
De afstand tussen de woning van de insprekers tot het vrachtwagenparkeerterrein is ruim 250 m. Langs het gehele bedrijventerrein, inclusief het vrachtwagenparkeerterrein, worden groenvoorzieningen gepland. Deze hebben dan ook een afschermende werking ten opzichte van de woning van de insprekers. Daarnaast zullen insprekers eveneens geen hinder ondervinden van het vrachtwagenparkeerterrein omdat in het tussenliggende gebied bedrijfsbebouwing is gepland. Er zijn verder geen fysieke voorzieningen gepland.
Insprekers willen vernemen welke fysieke voorzieningen er worden gepland om lichtoverlast van het gebruik van het vrachtwagenparkeerterrein te beperken.
In het ontwerpbestemmingsplan is de toegestane hoogte voor lichtmasten maximaal 9 m. Deze hoogte is geringer dan de toegestane bouwhoogte voor de bedrijfsbebouwing tussen het vrachtwagenparkeerterrein en de woningen van insprekers. Er zijn ten behoeve van eventuele lichthinder verder geen fysieke maatregelen gepland.
Insprekers willen vernemen welke groenvoorzieningen er worden gepland aan de Ringsloot om lichtoverlast en "vermindering van horizonvervuiling" door de toekomstige bebouwing tegen te gaan.
Bij herontwikkeling en uitbreiding van het bedrijventerrein wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpassing. Tussen het bedrijventerrein en de Rijnsloot wordt een groenstrook aangelegd van ongeveer 13 m breed. Het bestemmingsplan is echter niet het instrument om eveneens voor te schrijven welke groenvoorzieningen er moeten worden gerealiseerd. Bij de verkoop of ontwikkeling van het terrein zal een inrichtings-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
33
plan worden geëist, waarbij rekening zal worden gehouden met de afschermende functie van de beplanting. Insprekers willen vernemen hoe het college kan garanderen dat er in de toekomst geen verdere beperkte uitbreiding gaat plaatsvinden zonder een m.e.r.-studie te doen.
Deze inspraakreactie valt buiten het bereik van het plan en behoeft derhalve geen toelichting. Echter de huidige contour is maximaal benut binnen dit bestemmingsplan en streekplan. Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan.
5. R.H. Kuiper, 't Lange Rack 23, 2162 XX Lisse Inspreker geeft aan dat, gezien het relatief kleine karakter van de uitbreiding van het bedrijventerrein, deze beter op reeds bestaande bedrijventerreinen te realiseren, mede uit een oogpunt van efficiency. Inspreker geeft aan dat wat groen is groen moet blijven.
Bij de uitbreiding van het bedrijventerrein is in beginsel gekeken naar mogelijke inbreidingslocaties. Het streekplan bepaalt dat bestaande bedrijventerreinen/werklocaties waar mogelijk zorgvuldig worden (her)ontwikkeld teneinde het tekort aan bedrijventerreinen te verminderen. In de kern Lisse is het bedrijventerrein aan de Grevelingstraat komen te vervallen, dit terrein wordt ontwikkeld voor woningbouw. Ter (economische) compensatie van het wegvallen van dit terrein, is intensivering van het gebruik van de bestaande bedrijventerreinen mogelijk gemaakt (maar dit alleen is niet afdoende) en een geringe uitbreiding aan de zuidkant van Dever tot aan de natuurlijke, geografische grens met de Poelpolder. Zo wordt maximaal gebruikgemaakt van de rode contour uit het streekplan. Bij herontwikkeling en uitbreiding van het bedrijventerrein wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpassing. De groenstrook langs het terrein draagt eraan bij dat de groene kamer geaccentueerd wordt en het landschappelijke beeld wordt versterkt. In het bestemmingsplan is eveneens voldoende rekening gehouden met groenvoorzieningen. Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aan passing van het voorontwerpbestemmingsplan.
6. De heer en mevrouw Paats, 't Lange Rack 25, 2162 XX Lisse Insprekers tekenen bezwaar aan tegen het uitzichtverlies (horizonvervuiling) dat zij lijden als gevolg van de bouw van een bedrijfspand. Daarnaast maken insprekers bezwaar tegen de geluidsoverlast die zij vast en zeker zullen ondervinden. Insprekers trekken de noodzaak om een bedrijventerrein uit te breiden in twijfel, insprekers suggereren dat er een groot aantal bedrijfspanden leegstaan, zij suggereren eveneens dat de gemeente geen onderzoek heeft gedaan naar de haalbaarheid van voornoemde uitbreiding.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Met betrekking tot het uitzichtverlies en de geluidsoverlast wordt verwezen naar de beantwoording van de inspraakreactie onder punt 3.
In de kern Lisse is het bedrijventerrein aan de Grevelingstraat komen te vervallen, dit terrein wordt ontwikkeld voor woningbouw. Ter (economische) compensatie van het wegvallen van dit terrein, is intensivering van het gebruik van de bestaande bedrijventerreinen gepland en een geringe uitbreiding aan de zuidkant van Dever tot aan de natuurlijke, geografische grens met de Poelpolder. Wat de onderzoeken betreft wordt
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
34
verwezen naar het antwoord onder punt 3. Diverse onderzoeken tonen het regionale tekort aan. Het tekort is zelfs dermate nijpend, dat de gemeente Lisse een subsidie uit het Ontwikkelingsfonds Bedrijventerreinen (OFB) van de provincie Zuid-Holland heeft gekregen voor de ontwikkeling van het betreffende stuk bedrijventerrein. Insprekers dragen aan dat ten aanzien van het vrachtwagenparkeerterrein geen bedrijvencategorie is toegekend. Tevens wordt gevraagd of er geen Milieu Effect Rapportage zou moeten zijn opgesteld.
Voor het eerste deel van de vraag over de bedrijvencategorie wordt verwezen naar de beantwoording van de inspraakreactie onder punt 4. Er is in het kader van dit bestemmingsplan geen sprake van een m.e.r.-plicht. Het Besluit m.e.r. (1994, laatste maal gewijzigd 8 februari 2005) geeft aan dat alleen de aanleg van een bedrijventerrein (bijlagen onderdeel C) m.e.r.-plichtig is. Dit geldt indien sprake is van een geheel nieuw bedrijventerrein en niet wanneer een bestaand bedrijventerrein wordt uitgebreid of gewijzigd, zoals het geval is bij Dever. De wijziging of uitbreiding van een bedrijventerrein kan volgens het Besluit m.e.r. wel m.e.r.beoordelingsplichtig zijn (bijlagen onderdeel D), indien het gaat om een oppervlakte van 75 ha of meer. Het oppervlak van bedrijventerrein Dever is kleiner dan 75 ha en de uitbreiding van dit bedrijventerrein beslaat ongeveer 3,5 ha. Het bedrijventerrein Meer en Duin, dat ook deel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is een zelfstandig bedrijventerrein en dient niet in combinatie met het terrein Dever te worden bezien bij een eventuele m.e.r.-beoordeling. Dit betekent dat voor het bestemmingsplan − dus ook voor het vrachtwagenparkeerterrein − geen m.e.r.(-beoordeling) behoeft te worden uitgevoerd.
Insprekers wijzen op de "vrije gezichtslijn" die in het verleden is besproken. Hier wordt door de komst van het vrachtwagenparkeerterrein afbreuk aan gedaan, al wordt er geen bebouwing opgericht.
Verwezen wordt naar het commentaar bij inspraakreactie 2.
Insprekers wijzen op de bouwhoogte van 10 m tegenover hun woning, zij geven aan dat het bedrijventerrein hoger gelegen is en dat deze hoogte "gevoelsmatig" hoger uitvalt.
Terecht wordt opgemerkt dat het gehele bedrijventerrein hoger gelegen is dan de aangrenzende Poelpolder. Bij de herontwikkeling en de intensivering van het bestaande terrein is echter rekening gehouden met nieuwere opslag- en productiemethodes naast de logistieke afwikkeling van grondstoffen, halffabrikaten en eindproducten in het gebouw. Thans zijn daar grotere hoogten voor nodig dan vroeger. Hiervoor is een bouwhoogte van 10 m vereist. Indien insprekers desalniettemin claimen schade/hinder te ondervinden van genoemde uitbreiding wordt gewezen op de planschaderegeling van artikel 49 WRO.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
Insprekers geven aan dat de lichtmasten bij het C&A-gebouw hoger zijn dan de 9 m die in het voorontwerpbestemmingsplan is opgenomen. Insprekers maken eveneens bezwaar tegen het plaatsen van lichtmasten tegenover hun woning.
35
Terecht wordt opgemerkt dat de hoogte van de lichtmasten bij de vestiging van C&A de 9 mgrens overschrijdt. Daar het C&A-gebouw gerealiseerd is op basis van artikel 19 WRO, hadden insprekers deze bezwaren te berde moeten brengen in het kader van die artikel 19 WROprocedure. Omdat dit niet gebeurd is, kan dit bezwaar nu niet meer worden behandeld. In het ontwerpbestemmingsplan is gekozen voor een hoogte van 9 m ten behoeve van lichtmasten die daarmee beneden de hoogte van de bedrijfsgebouwen blijft, opdat eventuele lichthinder wordt vermeden. Conclusie: de inspraakreactie leidt niet tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan
7. Ondernemersvereniging Alverha, postbus 264, 2160 AG Lisse Zij zijn verheugd om te zien dat de gemeente invulling heeft gegeven aan de richtlijnen inzake de maximale bebouwingsmogelijkheden en het realiseren van een vrachtwagenparkeerterrein. Zij vragen de gemeente om een sturende rol te spelen bij de verkoop van terreinen met betrekking tot de kwaliteit, hierbij wordt gewezen op de duurzaamheid van de bouw en inrichting van het terrein.
6.3. -
-
Van de inspraakreactie is kennisgenomen. Deze zal geen gevolgen hebben voor het ontwerpbestemmingsplan.
Ambtshalve wijzigingen De Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de voorschriften) en toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 bij de toelichting) zijn vervangen door een recentere versie. In de voorschriften is het overgangsrecht op basis van actuele jurisprudentie aangepast.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Uitvoerbaarheid
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
36
161.11015.00
7. Overleg ex artikel 10 Bro
37
In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan d.d. 29 augustus 2005 aan de navolgende instanties voorgelegd: 1. Provinciale Planologische Commissie; 2. VROM-inspectie, regio Zuid-West; 3. Ministerie van Economische Zaken, regio Zuid-West; 4. Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland; 5. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken & Terreinen. E.I.D. directie West; 6. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek; 7. Hoogheemraadschap van Rijnland; 8. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland; 9. Regionale Brandweer Rijnland; 10. Gemeente Sassenheim; 11. Gemeente Hillegom; 12. Gemeente Noordwijkerhout. Van de onder 2, 3, 4, 7, 8, 9 en 12 genoemde instanties is geen afzonderlijke reactie ontvangen. De onder 5, 6, 10 en 11 genoemde instanties hebben bericht dat zij geen inhoudelijke overlegreactie hebben op het plan. De onder 7 genoemde instantie heeft wel een reactie gegeven, maar deze is te laat ingekomen. De brieven van de overige instanties zijn in bijlage 5 bij de toelichting weergegeven. Hieronder zijn deze brieven per onderwerp kort samengevat en van commentaar voorzien. Ten slotte is per reactie kort aangegeven of en zo ja hoe het bestemmingsplan wordt aangepast. Opgemerkt wordt dat in het voorontwerpbestemmingsplan (en het ontwerpbestemmingsplan) nog sprake was van de ontwikkeling van een vrachtwagenparkeerterrein. Deze ontwikkeling is geen onderdeel meer van het vastgestelde bestemmingsplan. De desbetreffende locatie is geen onderdeel meer van het plangebied. 1. Provinciale Planologische Commissie a. Het plan is in strijd met het streekplan, aangezien de parkeervoorziening ten behoeve van het bedrijventerrein een stedelijke voorziening betreft die niet is toegestaan buiten de rode contour.
Het gebied dat in het bestemmingsplan is aangewezen als vrachtwagenparkeerterrein, is bewust op een "geografische overruimte" bij het bedrijventerrein Dever geprojecteerd waar, om landschappelijke redenen, geen bebouwing gewenst is. Een vrachtwagenparkeerterrein is een infrastructurele voorziening die, net als andere infrastructurele werken, ook buiten de rode contour kan worden gerealiseerd. Een parkeerterrein is daarbij een relatief eenvoudig omkeerbare planologische functie. Het realiseren van een vrachtwagenparkeerterrein op de gronden bestemd voor bedrijven is ongewenst en ook strijdig met het principe van intensief ruimtegebruik en de behoefte aan schaarse bedrijfsgronden. Voorts is het parkeerterrein niet alleen voor het bedrijventerrein Dever bedoeld, maar als voorziening voor de gehele gemeente. Met de aanleg van het parkeerterrein voor vrachtwagens wordt aan een belangrijke behoefte in de gemeente voldaan. Het aangewezen terrein voldoet aan de criteria bereikbaarheid, afsluitbaarheid, beheersbaarheid en veiligheid. De groene afscherming rondom het terrein zal deel uit gaan maken van de in het land-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Overleg ex artikel 10 Bro
38
schapsplan geprojecteerde "groene kamer" rondom het monument, de donjon Dever. Onder verwijzing naar een vergelijkbare situatie bij de kern Voorhout, thans gemeente Teylingen, is de gemeente Lisse van mening dat de aanleg van dit vrachtwagenparkeerterrein hier van het grootste belang is en geen onomkeerbare beperking toe zal brengen aan de landschappelijke waarden van het gebied. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie, heeft nadere correspondentie plaatsgevonden tussen gemeente en provincie. Op basis hiervan is de toelichting aangevuld met een nadere motivering voor de realisering van het vrachtwagenparkeerterrein buiten de rode contour. b.
Het plan refereert aan het Besluit luchtkwaliteit 2001. Het plan dient aangepast te worden aan het Besluit luchtkwaliteit (Blk) 2005.
In het ontwerpbestemmingsplan is thans het Blk 2005 verwerkt.
c.
In het plan is sprake van een bedrijf dat bestrijdingsmiddelen opslaat. Het plan geeft onvoldoende inzicht in de externe veiligheidsaspecten hiervan.
De toelichting is aangevuld met informatie over het bedrijf. Er is geen sprake van een Bevi-inrichting.
d.
In de voorschriften zijn minimaal te realiseren wateroppervlakten opgenomen. De huidige hoeveelheid is echter onbekend. Daarom dient te worden aangegeven wat het percentage water is in de huidige situatie en na de ontwikkelingen.
De open waterpercentages per poldereenheid voor en na de ontwikkelingen zijn thans, mede naar aanleiding van de vraag van het Hoogheemraadschap van Rijnland, opgenomen in de toelichting.
e.
De molen van de Zemelpolder betreft een Rijksmonument, deze dient als zodanig bestemd te worden.
De Staatssecretaris van Cultuur heeft de aanwijzing tot rijksmonument van deze molen ingetrokken bij besluit van 30 juni 2005. De gemeente heeft het voornemen deze molen aan te wijzen als gemeentelijk monument. Op grond van de provinciale Nota Regels voor Ruimte is een bescherming van zicht en windvang in de vorm van een molenbiotoop slechts verplicht bij rijksmonumenten. Dit is hier niet meer aan de orde. Op grond van de in de toelichting aangegeven afweging ziet de gemeente af van het opnemen van een molenbiotoop voor de betrokken molen.
2. Hoogheemraadschap van Rijnland a.
Het Hoogheemraadschap geeft aan dat op de plankaart van het bedrijventerrein Meer en Duin een poldersloot ontbreekt. Tevens is een 70 m lange duiker aanwezig welke volgens het Hoogheemraadschap thans een knelpunt vormt. Verzocht wordt een reconstructie van het terrein voor de aanleg van een open waterverbinding juridisch planologisch mogelijk te maken.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Aan het verzoek van het Hoogheemraadschap wordt niet tegemoetgekomen. Het betreft een perceel van een particulier. Ingeval met nieuwbouw zal echter wel overleg gevoerd worden met de eigenaar van de gronden en zal bezien worden wat de mogelijkheden zijn.
161.11015.00
Overleg ex artikel 10 Bro
b.
Het Hoogheemraadschap merkt op dat per 1 januari 2005 het waterschap de Oude Rijnstromen en het Hoogheemraadschap van Rijnland gefuseerd zijn. Verzocht wordt de waterparagraaf hierop aan te passen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
De toelichting zal hierop worden aangepast.
161.11015.00
bijlagen bij de toelichting
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
1
In dit bestemmingsplan is voor de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten een milieuzonering toegepast, gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bijlage geeft in algemene zin inzicht in doel, achtergronden en algemene beleidslijnen voor de toepassing hiervan. De specifieke toepassing in het onderhavige plan wordt toegelicht in de hoofdtekst van deze plantoelichting. Doel van de Staat en gebruikte bronnen De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang: geluid; geur; stof; gevaar (met name brand- en explosiegevaar); verkeersaantrekkende werking. De in dit plan gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten is primair bedoeld voor lokale en regionale bedrijventerreinen al dan niet in combinatie met verspreid gesitueerde bedrijfsbestemmingen (en dus in mindere mate voor grootschalige industrieterreinen met zware industrie). Als belangrijkste bron bij het opstellen van de Staat is gebruikgemaakt van de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten van 2001 (de zogenaamde "Lijst van bedrijfstypen"). In deze lijst zijn voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een "rustige woonwijk" vermeld (in 10 stappen oplopend van 0 tot 1.500 m). Tevens is met een index aangegeven in welke mate rekening moet worden gehouden met verkeersaantrekkende werking. Toepassing van de richtafstanden is gewenst om het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor te voorkomen. Hierbij is ervan uitgegaan dat de bedrijven ter voorkoming van hinder en/of gevaar die technieken toepassen, die thans als de meest gebruikelijke worden beschouwd. Om tot een praktisch goed bruikbare Staat van Bedrijfsactiviteiten te komen is de Lijst van bedrijfstypen van de VNG (hierna: VNG-lijst) op de volgende punten nader verfijnd en aangevuld: De VNG-lijst benoemt richtafstanden voor alle denkbare activiteiten. In de staat zijn alleen die activiteiten geselecteerd die op een bestemming "Bedrijfsdoeleinden" kunnen voorkomen. Andere activiteiten, zoals horeca of recreatie, krijgen een eigen bestemming; bij het toekennen van deze andere bestemmingen wordt op een andere wijze rekening gehouden met mogelijke milieuhinder van deze functies. In de VNG-lijst zijn de 10 richtafstanden ondergebracht in 6 categorieën. Met name voor de categorieën 3 en 4 blijkt dit in de praktijk op lokale en regionale bedrijventerreinen vaak onhandig te zijn. Er moet dan zonder nadere noodzaak altijd worden uitgegaan van de grootste afstand binnen deze categorie. Om een meer gedifferentieerde milieuzonering mogelijk te maken zijn de categorieën 3 en 4 − overeenkomstig de richtafstanden van de basiszoneringslijst − onderverdeeld in 2 subcategorieën (categorieën 3.1 en 3.2 respectievelijk 4.1 en 4.2). Hierdoor wordt meer duidelijkheid gegeven over de aan te houden richtafstanden. De VNG-lijst gaat in het algemeen uit van relatief grote bedrijven en houdt daardoor weinig rekening met de specifieke situatie van kleinere en daardoor veelal minder hinderlijke bedrijven die veelvuldig op lokale bedrijventerreinen, in dorpskernen en dergelijke voorkomen. De praktijk leert dat deze kleinere bedrijven, uitgaande van de Lijst van bedrijfstypen, zonder milieuredenen zouden worden uitgesloten van de vestiging op dergelijke locaties; of dat ten behoeve van de vestiging onnodige vrijstellingsprocedures zouden moeten worden doorlopen. Voor de meest voorkomende bedrijfstypen is daarom in deze Staat, op ba-
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI 93/voll.ZH februari 2005 161.11015.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
-
-
-
2
sis van andere literatuurbronnen en praktijkervaringen, een nadere differentiatie naar bedrijfsgrootte toegepast 1). Incidenteel komt ook het tegenovergestelde voor, namelijk dat de feitelijke hinder/richtafstand bij specifieke activiteiten groter is dan de Lijst van bedrijfstypen aangeeft. Voor de betreffende bedrijven is de categorie-indeling op grond van veelvuldige praktijkervaringen 2) aangepast. Ter verduidelijking van de informatie in de VNG-lijst zijn de "geluidshinderlijke inrichtingen", zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, ondergebracht in afzonderlijke categorieën (categorieën 4.1A tot en met 6A). Dit om voor iedereen duidelijk te maken welke activiteiten alleen op terreinen met een vastgestelde geluidszone zijn toegestaan. Daarmee wordt voorkomen dat bedrijven, burgers en handhavers twee afzonderlijke lijsten moeten raadplegen. Als bronnen hiervoor zijn de Lijst van bedrijfstypen en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer gehanteerd. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten is aangegeven welke milieuaspecten (mede) maatgevend zijn voor de categorie-indeling.
Algemeen beleid voor de toelaatbaarheid van bedrijven in standaardsituaties De hier gebruikte Staat deelt de bedrijfsactiviteiten conform de VNG-publicatie in 6 gewone categorieën in. Categorie 1 heeft betrekking op activiteiten die geen hinder van belang veroorzaken en categorie 6 heeft betrekking op zeer zware industrie. Binnen de categorieën 3 en 4 zijn elk twee subcategorieën onderscheiden. De richtafstanden en de indices voor de verkeersaantrekkende werking uit de VNG-publicatie kunnen ten behoeve van de meest gebruikelijke toepassing in bestemmingsplannen worden vertaald naar de volgende (ruimtelijke) criteria voor de toelaatbaarheid: categorie 1:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn in woonwijken.
categorie 2:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, toelaatbaar zijn tussen of onmiddellijk naast woonbebouwing, echter alleen in gebieden met gemengde functies. In niet-gemengde gebieden geldt een afstandsindicatie van 30 m.
categorie 3:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, in enige mate ruimtelijk gescheiden dienen te zijn van woonwijken en in verband met de verkeersaantrekkende werking dienen te zijn voorzien van een eigen autoverbinding met gebiedsontsluitingswegen: . subcategorie 3.1: gescheiden door een weg of een groenstrook (afstandsindicatie 50 m); . subcategorie 3.2: gescheiden door een andere niet of weinig gevoelige functie (afstandsindicatie 100 m).
categorie 4:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, op behoorlijke afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn: . subcategorie 4.1: afstandsindicatie 200 m; . subcategorie 4.2: afstandsindicatie 300 m.
categorieën 5 en 6:
bedrijfstypen c.q. bedrijfsactiviteiten die, gelet op hun aard en invloed, op grote afstand van woonwijken gesitueerd dienen te zijn. De aan te houden afstanden dienen per geval te worden bepaald (afstandsindicaties van bedrijven uit categorie 5: 500 - 1.000 m, categorie 6: 1.500 m).
1) Het gaat daarbij vooral om kleinere aannemingsbedrijven, timmer- en constructiewerkplaatsen, transportbedrijven en handelsbedrijven. Voor de aangepaste inschaling zijn de volgende bronnen gebruikt: Publicaties van het Ministerie van VROM over geluidsproductie en richtafstanden van bedrijven en installaties, AmvB's op basis van de Wet milieubeheer, planologische kengetallen, Inspectiewijzer Milieuhygiëne. In alle gevallen waarbij de VNG-lijst is verfijnd of bewerkt, is de ruimtelijk relevante hinder als doorslaggevende factor gehanteerd. 2) Zo heeft de praktijk bijvoorbeeld geleerd dat transportbedrijven waar vrachtauto's met draaiende koelinstallaties worden gestald (aanzienlijk) meer hinder kunnen veroorzaken dan de VNG-lijst vermeldt. Hetzelfde geldt voor grootschalige loonbedrijven. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI 93/voll.ZH februari 2005 161.11015.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
3
De bedrijfsactiviteiten uit categorieën 4.1A/4.2A, 5A en 6A hebben betrekking op de "geluidshinderlijke inrichtingen" zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer. Wat de mate van hinder en gewenste afstand betreft, komen zij overeen met de categorieën 4.1/4.2, 5 en 6, maar zij zijn alleen toelaatbaar indien rond het betreffende terrein een geluidszone ex artikel 41 of 53 van de Wet geluidhinder is vastgesteld. Indien geen zone is vastgesteld, wordt vestiging van de geluidshinderlijke inrichtingen overigens voor alle zekerheid ook in de doeleindenomschrijving van de betreffende bestemming uitgesloten, tenzij volgens de doeleindenomschrijving geen bedrijfsactiviteiten uit categorie 3.1 en hoger zijn toegestaan. Globale beleidslijn voor afwijkende gebiedstypen De bovenbeschreven criteria voor de toelaatbaarheid gaan (behalve voor categorie 2) uit van zonering ten opzichte van een "rustige woonwijk". Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan, indien nodig, voor andere omgevingstypen worden afgeweken van de richtafstanden. Daarbij is van belang te constateren dat de VNG-lijst richtafstanden zijn; door hiervan uit te gaan kan het mogelijk ontstaan van milieuknelpunten al in het ruimtelijk spoor worden voorkomen. De praktijk leert echter dat het ontstaan van daadwerkelijke knelpunten voor alle milieuaspecten, door toepassing van gerichte maatregelen in het milieuspoor, ook bij kleinere afstanden kan worden voorkomen. Bij de toepassing van dit principe met gebruikmaking van deze Staat van Bedrijfsactiviteiten worden de volgende uitgangspunten bij afwijkende gebiedstypen gehanteerd: leidraad is de aanbeveling van de VNG om afwijkingen van richtafstanden naar beneden (dus toepassing van een kortere afstand dan de richtafstand) in beginsel te beperken tot één afstandsstap (dus bijvoorbeeld van 100 naar 50 m); de richtafstanden worden met het oog op een praktisch hanteerbare werkwijze voor alle milieuaspecten in gelijke mate verlaagd of verhoogd. In de onderstaande tabel worden de meest voorkomende gebiedstypen omschreven waar een 1) afwijking van de richtafstanden veelal gewenst of noodzakelijk is . De tabel geeft echter alleen een richtsnoer. Elke situatie is anders en vereist maatwerk. Per plan moeten de noodzaak/wenselijkheid van afwijking en de aanpak in de plantoelichting nader worden beoordeeld en gemotiveerd. gebiedstype
toegestane afwijking
motivering
1a.
gebied waar functiemenging wordt nagestreefd (bijv. nieuw woongebied met toevoeging van bedrijvigheid)
verlaging richtafstanden met 1 afstandsstap
kortere afstand is aanvaardbaar in het belang van functiemenging (levendigheid, handhaving bestaande woningen)
1b.
verspreid gesitueerde woningen idem in een gebied met functiemenging en/of op locaties met andere verstoringsbronnen (bijv. gesitueerd langs drukke wegen)
er is al sprake van een verhoogd hinderniveau
2.
verstoringsgevoelig natuurgebied/stiltegebied)
voor stiltegebieden en (zeer) verstoringsgevoelige natuurgebieden, geldt in beginsel een strengere norm voor geluid (40 dB(A)) dan voor een rustig woongebied (45 dB(A))
verhoging richtafstanden met 1 afstandsstap
) Voor stiltegebieden kunnen daarnaast nog aanvullende specifieke eisen gelden vanuit provinciaal beleid.
1) Het betreft hier een algemeen overzicht van relevante gebiedstypen. Dit behoeft dus niet te betekenen dat deze gebiedstypen in het onderhavige bestemmingsplan ook werkelijk voorkomen. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI 93/voll.ZH februari 2005 161.11015.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
4
Bedrijfswoningen Een specifiek geval van een afwijkend omgevingstype vormen daarnaast bedrijfswoningen op bedrijventerreinen. De vestiging van nieuwe bedrijfswoningen op bedrijventerreinen is ongewenst. Bij de milieuzonering van bedrijventerreinen ten opzichte van bestaande bedrijfswoningen, wordt voor het overige in beginsel uitgegaan van een verlaging van de richtafstanden met 1 afstandsstap. In bestaande situaties kunnen de richtafstanden ten opzichte van bedrijfswoningen op basis van een nadere motivering met 2 afstandsstappen worden verlaagd. Opzet van de Staat De hier gebruikte Staat kent twee verschillende soorten categorie-indelingen (zie ook de inhoudsopgave): indeling op grond van bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I); indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II). In beginsel zijn beide indelingen van toepassing. De indeling van hoofdstuk I is de belangrijkste. Hiervoor is, net als in de VNG-publicatie, gebruikgemaakt van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) uit 1993. In de praktijk kan het voorkomen dat de activiteiten binnen een bedrijf in twee of meer verschillende groepen volgens de SBI-indeling vallen. In beginsel geldt dan de hoogste categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Indien de bedrijfsonderdelen/-activiteiten duidelijk ruimtelijk van elkaar kunnen worden gescheiden, kunnen de bedrijfsonderdelen echter ook apart worden ingedeeld. Bij sommige activiteiten wordt ook onderscheid gemaakt naar de omvang van de activiteiten. Dit betreft in de eerste plaats de afbakening van de A-categorieën. Daarnaast worden veel voorkomende kleinere bedrijven op grond van hun oppervlak of capaciteit apart ingedeeld. Dit oppervlak betreft de bij het bedrijf c.q. voor de betreffende bedrijfsactiviteit in gebruik zijnde gronden, ongeacht of de gronden bebouwd zijn of niet. De indeling op grond van het opgestelde elektromotorisch vermogen (hoofdstuk II) is altijd gekoppeld aan de indeling volgens hoofdstuk I en is slechts in een beperkt aantal gevallen bepalend voor de uiteindelijke indeling van bedrijven. Het gaat hierbij om inrichtingen die vanwege een zeer groot vermogen onder de "geluidshinderlijke inrichtingen" (A-categorieën) vallen en om bedrijfsactiviteiten die in de indeling volgens hoofdstuk I de aanduiding * hebben gekregen. De laatstgenoemde aanduiding is gebruikt bij bedrijven waar vaak kleinere, weinig hinderlijke activiteiten voorkomen die op deze wijze rechtstreeks in een lagere categorie kunnen worden ingeschaald. Bij deze activiteiten is het aspect geluid bepalend en daarom geeft het elektromotorisch vermogen een betere maat voor de hinderlijkheid dan bijvoorbeeld het bedrijfsoppervlak. Flexibiliteit De Staat van Bedrijfsactiviteiten blijkt in de praktijk een relatief grof hulpmiddel te zijn om hinder door bedrijfsactiviteiten in te schatten. Het komt in de praktijk dan ook voor dat een bepaald bedrijf als gevolg van een geringe omvang van hinderlijke deelactiviteiten, een milieuvriendelijke werkwijze of bijzondere voorzieningen minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In de planvoorschriften is daarom bepaald dat burgemeester en wethouders een dergelijk bedrijf via een vrijstelling een categorie lager kunnen indelen (dus bij1) voorbeeld van categorie 3 naar 2 of van categorie 4 naar 3) , Bij de categorieën met een onderverdeling in subcategorieën wordt daarbij bedoeld dat vrijstelling tot de laagste van de subcategorieën mogelijk is (dus van categorie 4 naar maximaal 3.1). Om een vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met andere bedrijven uit de desbetreffende lagere categorie. Deze beoordeling dient zich primair te richten op de in de Staat aangegeven maatgevende milieuaspecten. De aanduiding van maatgevende milieuaspecten is hierop afgestemd. Voor de bedrijven uit de A-categorieën is alleen maar een vrijstelling mogelijk voor de indeling in een lagere A-categorie. Bij sommige bedrijfsactiviteiten is bij de indeling uitgegaan van een continue bedrijfsvoering, waarbij de hinderlijke activiteiten ook 's nachts plaatsvinden. Dit is in de Staat aangegeven met een "C" in de laatste kolom. Het kan echter voorkomen dat een specifiek bedrijf niet continu werkt. Dit gegeven kan eveneens aanleiding zijn om het bedrijf via de bovengenoemde vrijstellingsbevoegdheid een categorie lager in te delen. 1) Volgens vaste jurisprudentie is het opnemen van een dergelijke vrijstellingsbevoegdheid zelfs verplicht. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI 93/voll.ZH februari 2005 161.11015.00
Bijlage 1. Toelichting algemene aanpak milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
5
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten niet zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Wanneer is aangetoond dat deze bedrijven wat milieubelasting betreft gelijk kunnen worden gesteld met de volgens de bestemmingsregeling toegelaten bedrijven, kan voor de vestiging van deze bedrijven eveneens een vrijstelling worden verleend.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
SBI 93/voll.ZH februari 2005 161.11015.00
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Meer en Duin
b
5
a
337
-5
P. Bakker Hillegom B.V.
Swets en Zeitlinger B.V.
347
1
Blanken Export B.V.
339
B
Microformat Systems B.V.
a
331
Interparts Computer Products B.V.
Schulte & Lestraden
23
Beelen Verpakkingen B.V.
Cremer Speciaalmachines B.V.
a
5
Gebr. Otte B.V.
V.O.F. P.J. van der Veek
a
3
1
-42
40
Heereweg
Castien projectontwikkeling b.v.
b
26
Marbus B.V.
Rebo Productions B.V.
6
naam
1e Poellaan
toev.
nr.
straat
51.21/ 51.22
51.7
51.21/ 51.22
51.7
74.8
45.3
21.1
28.52
51.55
51.53
22.2
45.2
51.4
SBIcode
2
3.1
2
2
2
2
3.2
2
4.1
3.2
2
2
3.1
categorie SvB
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
groothandel bloemen/planten/bollen, koelinstallatie onbekend
groothandel in boeken
groothandel bloemen/planten/bollen
groothandel/kantoor
fotolaboratorium
installateurs
vervaardigen dozen (karton)
metaalbewerking/opp.behand., alleen lakken, maximaal 20 kW
groothandel in bestrijdingsmiddelen opslagruimte: 700 m², totale opslagcapaciteit maximaal 10 ton
opslag zand/grind
grafische afwerking
aannemersbedrijf
groothandel in boeken
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
2/3.1/3.2
3.2
2/3.1
2/3.1
2
2
3.2
3.1
2
3.2
2
2
2
algemene toelaatbaarheid
B(2)
B(2)
B(3.2)
B(3.1)
B(2)gc/B(3.1)gc (groothandel in chemische bestrijdingsmiddelen)
B(3.2)
B(2)
B(2)
B(2)goc (groothandel in boeken)
bestemmingsregeling
afhankelijk van vermogen koelinstallatie
161.11015.00
B(2)/B(3.1)/ B(3.2)
B(3.2)
B(2)/B(3.1)
bedrijfsopperB(2)/B(3.1) vlak < 2.000 m²
vraag/opmerkingen klachten
1
Baaij Licht Carts
11
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Autoschade Studio Breed
10
Van der Spruit B.V.
Autoschade J. de Groot B.V.
Sintmaartensdijk B.V
Frans van der Vlugt
Boot Natuursteen B.V.
Agrifirm
Machinefabriek West-End B.V.
Zelftrans A'dam N.V.
12
17
18
20
21
22
25
26
-15
L.I.A.M. B.V.
4
naam
Meer en Duin
toev.
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
60.2
28.51/ 28.52
-
26.7
51.21/ 51.22
51.51
50.1/50.2
51.4
51.56
50.1/50.2
50.1/50.2
SBIcode
3.1
4.1
-
3.2
2
3.2
3.1
2
2
3.1
3.1
categorie SvB
goederenvervoer over de weg
metaalbewerking/oppervlaktebehandeling (alleen lakken en kleinschalig stralen). Totaal opgesteld vermogen 375 kW
detailhandel
natuursteenbewerking
groothandel bloemen/planten/bollen
groothandel brandstof/min. prod.: verpakte smeermiddelen, poetsdoeken, petroleum (1200 liter), overige licht ontvlambare stoffen (1.500 liter)
autospuiterijen (-lakkerijen)
groothandel in huishoudtextiel
groothandel papierwaren
autospuiterijen (-lakkerijen)
handel in en reparatie auto’s
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
3.2
3.2
3.2
3.1/3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.1
algemene toelaatbaarheid
bestemmingsregeling
geen stalling vrachtauto's met koelinstallatie in open lucht
B(3.2)
161.11015.00
B(3.2)ob (oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking)
B(3.2)dh
B(3.1)ns
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
bedrijfsopperB(3.2) vlak < 2.000 m²
B(3.2)
geen vrachtau- B(3.2) toreparatie en geen autoplaatwerkerij
geen vrachtau- B(3.1) toreparatie en geen autoplaatwerkerij
vraag/opmerkingen klachten
2
De Eendracht B.V.
Stehouwer Banden Lisse
ConneXXion
Feenstra Lisse
Certos Holland B.V.
ID Expo B.V.
c
d
33
36
37
38
40
43
43
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Loonwerkersbedrijf Hans Onos
32
Meander Meubelen
64
Auto Marestad
52
De Zwart Lisse B.V.
Het Motorhuis Lisse
50
62
M.M.S. Magneetservice B.V.
48
Fust Pool bloemenveiling
Autobedrijf De Smit
46
56
Zumro B.V.
44
-28-30
Bouwbedrijf Kortekaas
31
Europak Internat. B.V.
V.O.F. Goedemans Industriële Verwerking
27
naam
Meer en Duin
toev.
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
51.4
74.7
71.4
50.1/50.2
50.1/50.2
28.52
50.1/50.2
25.1
51.7
51.7
28.51/ 28.52
45.3
60.2
50.3
15.1
01.4
45.2
22.2
SBIcode
2
3.1
3.1
3.1
3.1
2
2
3.2
3.1
2
3.2
2
3.2
3.1
3.2
3.2
2
2
categorie SvB
groothandel in meubels
schoonmaakbedrijf
fustencentrale
bij IZK onder nr. 28 opgeborgen
handel in en reparatie auto’s
vervaardiging metaalproducten, opgesteld vermogen 4 kw
handel in en reparatie auto’s
productie hefkussens
groothandel in emballagemat.
metaalbewerking/oppervlaktebehandeling. Onbekend
installateurs
openbaar vervoer over de weg
groothandel in banden
vervaardigen van vlees(waren)
loonwerkersbedrijf
aannemersbedrijf
grafische afwerking
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
3.2
3.2
3.2
3.2
3.1
3.1
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
algemene toelaatbaarheid
B(3.1)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
161.11015.00
bestemmingsregeling
geen vrachtau- B(3.1) toreparatie en geen autoplaatwerkerij
vraag/opmerkingen klachten
3
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Vennestraat
Linker Lisse B.V.
68
c
a
b
4
4
Leegstaand
Autotaalglas
Interieur Service Lisse
M. Verschoor B.V.
achter 56
4
Zumro B.V.
Installatiebedrijf Hoes
80
82
Visions B.V.
80
c
Hatibo Flooring B.V.
Van Kalmthout en Van Niel B.V. (ook 70b)
72
78
Bouwbedrijf Schaap B.V.
70
a
M. Lobbezoo B.V.
68
a
Ad-Con/J.P. Montagebedrijf
66
naam
Meer en Duin
toev.
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
50.3
51.4
50.1/50.2/ 51.6
28.52
45.3
74.8
51.7
50.1/50.2
45.2
45.3
51.4
28.51/ 28.52
SBIcode
2
2
2
3.1
2
2
2
2
3.1
2
2
3.1
categorie SvB
ruitenservice
groothandel consumentenartikel
assemblage van metalen reddingsgereedschappen, 26 kw
installateurs
fotografie
groothandel en handelsbemiddeling
handel in en reparatie auto’s
aannemersbedrijf
installateurs
specifiek bedden
metaalbewerking/oppervlaktebehandeling, 25 kW, alleen lakken
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
2
2
2/3.1
2
2
2
2
2
3.1
3.1
3.1
3.1
algemene toelaatbaarheid
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
bestemmingsregeling
B(2)
B(2)
bedrijfsopperB(2) vlak < 2.000 m²
161.11015.00
geen vrachtau- B(2)/B(3.1) toreparatie en geen autoplaatwerkerij
B(2)ob (oppervlaktebehandeling en overige metaal bewerking)
B(2)
B(2)
bedrijfsopperB(2) vlak < 2.000 m²
geen vrachtau- B(2) toreparatie en geen autoplaatwerkerij of autospuitinrichting
vraag/opmerkingen klachten
4
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Tukker Transport C.V.
7
Loodgietersbedrijf 't Hort
Th. Langeveld B.V.
Maarten Verschoor
a
b
7
8
10
11
regeltechniek
50.1/50.2
3.1
Schadetrans
3.1
2
cosmeticagroothandel/opslag licht ontvlambare stoffen tussen de 10.000 en 30.000 kg
31
26.7
45.3
3.2
graveren grafstenen
Homma Elektrotechniek B.V.
21
51.4
-
groothandel consumentenartikel
Sporken Natuursteen
Maarleveld & Co B.V.
19
3.1
(zeefdruk) drukkerij (diepdruk)
groothandel in kantoorartikelen
groothandel bouwmaterialen
groothandel bloemen/planten/bollen
installateurs
groothandel en handelsbemiddeling
goederenvervoer over de weg
goederenvervoer over de weg
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
25
-
17
51.7
3.2
2
3.1
2/3.2
2
2
3.1
3.1
categorie SvB
staat leeg?
C & A Nederland c.v.
15
22.2
51.7
51.53
51.21/ 51.22/ 1.12
45.3
51.7
60.2
60.2
SBIcode
22
Trip productions B.V.
11
J.P. Vink & Zn. B.V.
Vleeswarenfabriek Persoon B.V.
7
a
Eigenbrood en Zn. B.V.
7
naam
Vennestraat
toev.
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.2
3.1
3.2
3.2
3.2
3.2
3.1
2/3.1
3.1
3.1
algemene toelaatbaarheid
afhankelijk van vermogen koelinstallatie
geen stalling vrachtauto's met koelinstallatie in open lucht
geen stalling vrachtauto's met koelinstallatie in open lucht
vraag/opmerkingen klachten
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.1)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.2)
B(3.1)
B(2)
B(3.1)
B(3.1)
B(3.1)
161.11015.00
bestemmingsregeling
5
Bandeko Autobanden
Gemaal Zemelpolder
tot 37
nabij 11
35
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Taxi Eigenbrood
33
naam
Vennestraat
toev.
nr.
straat
Bijlage 2. Bedrijvenlijst (d.d. oktober 2004)
50.3
60.2
SBIcode
-
2
3.1
categorie SvB goederenvervoer over de weg/ taxibedrijf
type bedrijvigheid/opgesteld vermogen
-
3.2
3.2
algemene toelaatbaarheid geen stalling vrachtauto's met koelinstallatie in open lucht
vraag/opmerkingen klachten
B(z)
B(3.2)
B(3.2)
161.11015.00
bestemmingsregeling
6
Bijlage 3. Uitgangspunten, berekening en uitkomsten luchtkwaliteit
1
B.3.1. Beleidskader en normstelling In paragraaf 4.2 zijn de hoofdpunten van de geldende wetgeving voor luchtkwaliteit beschreven. In deze bijlage worden enkele aanvullende punten uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk) nader benoemd. Besluit luchtkwaliteit Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit het Blk 1). Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. De grenswaarde voor fijn stof (24-uurgemiddelde) wordt als gevolg van de hoge achtergrondconcentratie in grote delen van West- en Zuid-Nederland overschreden. Andere stoffen uit het Blk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. Meetregeling luchtkwaliteit 2005 Op grond van het Blk is bepaald dat concentraties van stoffen die zich van nature in de buitenlucht bevinden en die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid, bij de beoordeling van de grenswaarden voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. In de Meetregeling is bepaald dat alleen de bijdrage van zeezout kan worden afgetrokken van de concentratie fijn stof. Aangegeven is hoe groot de aftrek van het jaargemiddelde en 24-uurgemiddelde per gemeente bedraagt. Voor de gemeente Lisse bedraagt de aftrek voor het jaargemiddelde fijn stof 6 μg/m³ en voor het 24-uurgemiddelde 6 overschrijdingen per jaar. Beleid provincie Zuid-Holland De provincie heeft een Plan van aanpak fijn stof opgesteld (provincie Zuid-Holland, februari 2005). In dit plan van aanpak geeft de provincie aan dat de concentratie fijn stof in de gehele provincie boven de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof ligt (zonder aftrek van de bijdrage van zeezout) en dat op sommige plaatsen ook de grenswaarde voor het jaargemiddelde voor fijn stof wordt overschreden. Het Plan van aanpak vermeldt reeds genomen en voorgenomen maatregelen die de luchtkwaliteit in de provincie zullen verbeteren, zoals financiële ondersteuning bij het plaatsen van roetfilters op bussen van het openbaar vervoer. Ook zijn er diverse maatregelen om de productie van fijn stof van bedrijven en industrie te beperken, met name via vergunningverlening. Ten slotte zijn er stimulerende maatregelen om de uitstoot van de scheepvaart en het overige verkeer te beperken, onder meer door het opstellen van plannen van aanpak in samenwerking met gemeenten. Van de maatregelen met betrekking tot bedrijven en industrie wordt een reductie van 1/3 van de uitstoot van fijn stof verwacht in 2010 (ten opzichte van 2000), wat neerkomt op een afname van ongeveer 2 µg/m³ (jaargemiddelde). De effecten van maatregelen met betrekking tot verkeer worden vooral na 2010 verwacht; hierdoor zal de achtergrondconcentratie fijn stof lager worden. De provincie zal de ontwikkelingen in de concentratie fijn stof volgen door middel van metingen, monitoring en onderzoek.
1) Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bijlage 3. Uitgangspunten, berekening en uitkomsten luchtkwaliteit
2
B3.2. Onderzoek luchtkwaliteit Uitgangspunten onderzoek luchtkwaliteit Binnen het plangebied worden twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt: 1. zuidelijke uitbreiding van bedrijventerrein Dever; 2. herontwikkeling van het gebied Tuinbouwschool/bollenlaboratorium op Dever. Doordat deze nieuwe functies verkeer genereren, is het mogelijk dat de realisatie ervan gevolgen heeft voor de luchtkwaliteit. Zodoende is onderzocht welke gevolgen de toename van verkeer heeft op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen en daarmee dus ook op de omgeving. Daarnaast is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht. Onderzoeksmethode De luchtkwaliteit als gevolg van de nabijgelegen wegen is berekend met behulp van het CAR II-programma 12). Dit programma is opgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in opdracht van Directoraat-Generaal Milieubeheer, Directie Lucht en Energie. Het CAR II-programma geldt als het standaardrekenprogramma voor luchtkwaliteit. Het programma kan berekeningen uitvoeren voor de maatgevende stoffen fijn stof (PM10) en stikstofdioxide. Hierdoor is het programma geschikt voor het verkrijgen van een algemeen beeld van de luchtkwaliteit en voor het opsporen van knelpunten. Het CAR II-programma is toepasbaar voor berekeningen van concentraties op een afstand van het immissiepunt (bijvoorbeeld woningen) tot de wegas van minimaal 5 en maximaal 30 m (voor snelwegen tot 300 m). De berekende concentraties gelden voor een hoogte van 1,5 m boven het maaiveld. De invloed van de hoogte van de bebouwing is verwerkt in de verschillende wegtypes die in het programma ingevoerd kunnen worden. Het CAR II-programma kan niet voor het jaar 2016 rekenen. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit in 2016 worden de geschatte verkeersintensiteiten voor 2016 gebruikt met het scenario van 2015.
Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) Relevant voor de gevolgen van de beoogde ontwikkelingen op de luchtkwaliteit in de omgeving is de verkeersproductie. In het plangebied wordt de herinrichting van de voormalige tuinbouwschool en de zuidelijke uitbreiding van bedrijventerrein Dever (16.400 m² bouwvlak) mogelijk gemaakt. De verkeersproductie van deze ontwikkelingen wordt beschreven in de paragraaf verkeer. De uitbreiding van bedrijventerrein Dever wordt ontsloten via een bedrijventerreinontsluitingsweg. Het grootste deel van het verkeer zal vanaf hier naar de Heereweg gaan over de Vennestraat. De herontwikkeling van het bollenlaboratorium/tuinbouwschool wordt ontsloten via de Heereweg. Bij de verkeersintensiteiten is rekening gehouden met de afwikkeling van het verkeer in de verschillende richtingen. Om de gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving inzichtelijk te maken, zijn de ontsluitende bedrijventerreinontsluitingsweg, de Vennestraat en de Heereweg als maatgevend genomen, aangezien op deze wegen de verkeerstoename relatief het grootst is. De luchtkwaliteit is berekend op de rand van de onderzochte wegen (5 m van de as van de weg, met uitzondering van de Heereweg, hiervoor is uitgegaan van 7 m uit de as van de weg). Indien aangetoond kan worden dat de ontwikkeling niet leidt tot overschrijdingen van de grenswaarden uit het Blk langs deze wegen, is daarmee aangetoond dat dit ook geldt voor de verdere omgeving. Onderzoek luchtkwaliteit ter plaatse De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied is berekend en getoetst aan de geldende grenswaarden. Relevant in dit kader is de luchtkwaliteit ten gevolge van het verkeer op de bedrijventerreinontsluitingsweg en de Heereweg. Invoergegevens De verkeersintensiteiten op de bedrijventerreinontsluitingsweg, de Vennestraat en de Heereweg zijn weergegeven in tabel B3.1.
12) Calculation of Air pollution from Road traffic-programma II, versie 5.0, maart 2006. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3. Uitgangspunten, berekening en uitkomsten luchtkwaliteit
3
Tabel B3.1 Verkeersintensiteiten (in mvt/etmaal) straatnaam
2006
2010
2016
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
Vennestraat (Heerewegbedrijventerreinontsluitingsweg)
3.050
n.v.t.
3.200
3.500
3.400
3.700
Heereweg (VennestraatWestelijke Randweg)
15.550
n.v.t.
16.400
16.850
17.250
17.700
450
n.v.t.
475
825
500
850
bedrijventerreinontsluitingsweg
In het CAR II-programma wordt daarnaast nog een aantal basisgegevens ingevoerd, zoals de voertuigverdeling op de relevante wegen, de gemiddelde snelheid op deze wegen en het wegprofiel (wel/niet veel bomen en/of gebouwen). Deze invoergegevens zijn weergegeven in tabel B3.2 en toegevoegd achteraan deze bijlage. Tabel B3.2 Invoergegevens straatnaam
Vennestraat
voertuigverdeling (licht/middelzwaar /zwaar verkeer) 0,8368 / 0,0967 / 0,0665
wegtype
Heereweg
0,8725 / 0,0833 / 0,0442
2
bedrijventerreinontsluitingsweg
0,8368 / 0,0967 / 0,0665
3a
4
snelheidstype
normaal stadsverkeer doorstromend stadsverkeer stagnerend verkeer
bomenfactor
1,25 1 1
Berekeningsresultaten Gevolgen luchtkwaliteit voor omgeving (verkeersaantrekkende werking) In tabel B3.3 zijn de resultaten van de berekeningen ten behoeve van de toetsing in de omgeving van het plangebied weergegeven voor 2006, 2010 en 2016 (rekenresultaten CAR II-programma zijn achteraan deze bijlage toegevoegd). Op grond van het Blk mag voor fijn stof de bijdrage van zeezout worden afgetrokken van de berekende waarden. Tabel B3.3 Berekeningsresultaten luchtkwaliteit verkeersaantrekkende werking* stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde (in µg/ m³)
fijn stof (PM10) jaargemiddelde (in µg/m³)
excl. ontw.
incl. ontw.
excl. ontw.
incl. ontw.
fijn stof (PM10) 24uurgemiddelde (aantal overschrijdingen per jaar) excl. incl. ontw. ontw.
(37)** (42)** (27)**
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
22 24 20
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
20 24 15
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
34 37 26
34 37 27
21 22 19
21 22 19
17 19 14
17 20 14
Vennestraat Heereweg
29 32
30 32
19 20
19 20
14 16
14 16
bedrijventerreinontsluitingsweg
23
24
18
18
12
12
weg
in 2006 Vennestraat Heereweg bedrijventerreinontsluitingsweg
in 2010 Vennestraat Heereweg bedrijventerreinontsluitingsweg
in 2016
* **
Inclusief aftrek bijdrage zeezout voor fijn stof. Deze grenswaarde is in 2006 nog niet in werking getreden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 3. Uitgangspunten, berekening en uitkomsten luchtkwaliteit
4
Uit de tabel blijkt dat de ontwikkeling een zeer beperkte bijdrage levert aan de luchtkwaliteit in de omgeving (de uitkomsten met en zonder ontwikkeling zijn niet overal gelijk). Deze toename leidt echter niet tot een overschrijding van een grenswaarde uit het Blk. In 2006 is de jaargemiddeldeconcentratie van stikstofdioxide langs de Heereweg hoger dan de grenswaarde. Deze grenswaarde is op dat moment echter nog niet in werking getreden zodat hier geen sprake is van een overschrijding. Voor de berekening in het jaar 2016 is het scenario voor 2015 gebruikt in het rekenprogramma (het programma kan niet rekenen voor het jaar 2016). De uitkomsten die op deze manier verkregen worden, zijn ongunstiger dan wanneer met verkeerscijfers voor 2015 zou worden gerekend (uitgaande van autonome groei van het verkeer) en dan wanneer er een scenario voor 2016 zou zijn (in het rekenprogramma wordt ervan uitgegaan dat de luchtkwaliteit in de loop der jaren beter wordt vanwege technische verbeteringen; hoe verder in de tijd, des te gunstiger zijn de rekenresultaten). Aangezien de rekenresultaten in 2016 (ruim) voldoen aan de grenswaarden (met het scenario van 2015), zal dit ook het geval zijn in 2015 (want dan wordt hetzelfde scenario 2015 gebruikt met lagere verkeerscijfers) en indien er een scenario zou bestaan voor 2016. Toetsing ter plaatse van de beoogde ontwikkeling Aangezien op 5 m van de as van de onderzochte wegen wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Blk, zal dit ook ter plaatse van het plangebied en de beoogde ontwikkelingen hierbinnen het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen worden immers lager naarmate de locatie verder van de wegas ligt. Het plangebied bevindt zich op een minimale afstand van 8 m uit de as van de Heereweg. Uit een indicatieve berekening voor de Heereweg ter hoogte van het bedrijventerrein Meer en Duin (hier niet nader weergegeven), blijkt eenzelfde beeld als voor de Heereweg ter hoogte van het bedrijventerrein Dever (hierboven weergegeven). Er vinden geen overschrijdingen van grenswaarden plaats en in 2006 is de jaargemiddeldeconcentratie van stikstofdioxide wat hoger, maar op dit moment is de grenswaarde nog niet in werking getreden. Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling aan alle grenswaarden uit het Blk wordt voldaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Bijlage 4. Verslag overleg watertoets
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bijlage 5. Overlegreacties
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
voorschriften
Inhoud van de voorschriften
1
Hoofdstuk I
Inleidende bepalingen
Artikel 1 Artikel 2
Begripsbepalingen Wijze van meten
3 7
Hoofdstuk II
Bestemmingen en gebruik
9
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15
Bedrijfsdoeleinden (B) Gemengde Doeleinden I (GDI) Gemengde Doeleinden II (GD II) Woondoeleinden (W) Tuinen (T) Kantoordoeleinden (K) Woongebouw voor kamerbewoning (WGkb) Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied (VV) Groenvoorzieningen (GR) Water (WA) Primair waterkering Archeologisch waardevol gebied Gebruik van gronden en bouwwerken
9 12 13 14 16 16 17 17 17 18 18 19 21
Hoofdstuk III
Algemene bepalingen
23
Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24
Percentages en dubbeltelbepaling Hoogteaanduidingen Bestaande maten Overschrijding bouwgrenzen Algemene vrijstellingsbevoegdheden Wijzigingsbevoegdheid Algemene procedurevoorschriften Aanvullende werking bouwverordening Werking wettelijke regelingen
23 23 24 24 24 25 25 25 26
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen
27
Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28
27 27 27 27
Gebruik in strijd met het plan Bouwen in strijd met het plan Strafbepaling Titel
blz. 3
Bijlage: 1.
Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inhoud van de voorschriften
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
2
161.11015.00
Hoofdstuk I Artikel 1
Inleidende bepalingen
3
Begripsbepalingen
1. het plan het bestemmingsplan Bedrijventerreinen van de gemeente Lisse, vervat in de kaart en deze voorschriften. 2. de kaart de gewaarmerkte kaart (11015.00), bestaande uit 2 kaartbladen, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen. 3. aan- en uitbouw een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 4. aan-huis-gebonden-beroep het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende bebouwing worden uitgeoefend. 5. achtererf de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw. 6. antennedrager antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. 7. antenne-installatie installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie. 8. archeologische deskundige een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. 9. archeologisch onderzoek onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 10. archeologische waarde de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende cultuurhistorische overblijfselen. 11. bedrijf een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen. 12. bedrijfsvloeroppervlak (bvo) de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleidende bepalingen
4
13. bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming en het feitelijk gebruik van het gebouw of het terrein. 14. bestaande bouwwerken bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet. 15. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand zijn gekomen of komen. 16. bestemmingsgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak. 17. bestemmingsvlak een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming. 18. bijgebouw een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw. 19. bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. 20. bouwgrens een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak. 21. bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 22. bouwvlak een op de kaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen zijn toegelaten. 23. bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 24. calamiteitenontsluitingsroute een begaanbaar pad ten behoeve van langzaam verkeer dat dient als noodontsluiting van de aangrenzende bedrijfspercelen in geval van calamiteiten en dat een doorgaande route of (nood)verbinding vormt tussen het gedeelte van het bedrijfsterrein dat door één (doodlopende) ontsluitingsweg wordt ontsloten en een tweede ontsluitingsweg. 25. consumentenvuurwerk vuurwerk voor particulier gebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit. 26. detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen, niet zijnde motorbrandstoffen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 27. dienstverlening het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleidende bepalingen
5
28. ecologische verbindingszone een zone ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van ecologische waarden in de vorm van bebouwingsvrije stroken met beplantingen of water ten behoeve van de ecologische infrastructuur. 29. gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 30. geluidsgevoelige objecten woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. 31. geluidshinderlijke inrichtingen bedrijven als genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken. 32. gemeentelijk monument het op de kaart als zodanig aangegeven gemeentelijk monument. 33. hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. 34. kantoor voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie. 35. maatschappelijke voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 36. nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 37. overkapping een bouwwerk, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
a. b.
38. peil voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
39. platte afdekking een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat. 40. risicovolle inrichtingen inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 41. seksinrichting de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleidende bepalingen
6
42. Staat van Bedrijfsactiviteiten de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze voorschriften onderdeel uitmaakt. 43. verkoopvloeroppervlak de voor het publiek toegankelijke winkelruimte.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleidende bepalingen
Artikel 2
7
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. de breedte en lengte of diepte van een gebouw tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. 2. de oppervlakte van een gebouw tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren. 3. de inhoud van een gebouw tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen. 4. de goot- of boeibordhoogte van een gebouw de hoogte gemeten vanaf het straatpeil tot de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot of boeibord van de dakkapel als hoogte aangemerkt. 5. de bouwhoogte van een gebouw tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil. 6. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend. 7. de bouwhoogte van een antenne-installatie de hoogte gemeten tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie. 8. afstanden afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inleidende bepalingen
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
8
161.11015.00
Hoofdstuk II Bestemmingen en gebruik Artikel 3
9
Bedrijfsdoeleinden (B)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijfsdoeleinden (B) zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(2): bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: I. ter plaatse van de subbestemming B(2)spo: tevens een sportschool; II. ter plaatse van de subbestemming B(2)goc: tevens een groothandel in boeken; III. ter plaatse van de subbestemming B(2)ob: tevens een metaalbewerkings- en oppervlaktebehandelingsbedrijf; IV. ter plaatse van de subbestemming B(2)an: tevens een aannemingsbedrijf; voor zover de bedrijven genoemd onder II en III voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: V. ter plaatse van de subbestemming B(2)pv: tevens een bedrijf in vervaardiging van papier en kartonwaren, voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; VI. ter plaatse van de subbestemming B(2)k: tevens voor kantoren met een bedrijfvloeroppervlakte van ten hoogste 750 m² per gebouw; VII. ter plaatse van de subbestemming B(2)gc: tevens een groothandel in chemische bestrijdingsmiddelen, voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3.1): bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: I. ter plaatse van de subbestemming B(3.1)ns: tevens een natuursteenbewerkingsbedrijf, voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; II. ter plaatse van de subbestemming B(3.1)gc: tevens een groothandel in chemische bestrijdingsmiddelen, voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; III. ter plaatse van de subbestemming B(3.1)k: tevens voor kantoren met een bedrijfvloeroppervlakte van ten hoogste 750 m² per gebouw; c. ter plaatse van de bestemmingsaanduiding B(3.2): bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor: I. ter plaatse van de subbestemming B(3.2)ob: tevens een metaalbewerkings- en oppervlaktebehandelingsbedrijf, voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; II. ter plaatse van de subbestemming B(3.2)dh, tevens detailhandel, met een verkoop-vloeroppervlak van ten hoogste 1.000 m²; alsmede voor: d. ter plaatse van de nadere aanwijzing (ow1): tevens voor water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging met een totaaloppervlak voor alle als zodanig bestemde vlakken tezamen van ten minste 2.500 m² en in aansluiting op bestaand water; e. ter plaatse van de nadere aanwijzing (ow2): tevens voor water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging met een totaaloppervlak voor alle als zodanig bestemde vlakken tezamen van ten minste 1.350 m² en in aansluiting op bestaand water; f. ter plaatse van de nadere aanwijzing (l): tevens voor een loskade ten behoeve van het aangrenzende bedrijf/perceel; g. tevens voor (ontsluitings)wegen met inbegrip van een voetpad en bermen of bermstroken, met een breedte van ten minste 12 m, waarbij de gezamenlijke rijbaanbreedte ten minste 5,5 m bedraagt; h. de bij de vorenstaande doeleinden behorende voorzieningen zoals gebouwde of ongebouwde parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, calamiteitenontsluitingsroute(s),
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
10
groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wateraanen afvoer waaronder duikers; met dien verstande dat: i. de gronden met de nadere aanwijzing (z) bestemd zijn overeenkomstig de aangrenzende en bijbehorende gronden met de in dit artikel bedoelde bestemming; j. dienstwoningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de nadere aanwijzing (w); k. zelfstandige detailhandel en zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan, met uitzondering van detailhandel ter plaatse van de subbestemming B(3.2)dh; l. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan; m. motorbrandstoffenverkooppunten niet zijn toegestaan; n. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de (sub)bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: a. uitsluitend ter plaatse van de nadere aanwijzing (w) mag een bedrijfswoning worden gebouwd met een inhoud van ten hoogste 650 m³; b. de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend worden bebouwd met bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde; c. per bedrijf mag het kantoorvloeroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 3.000 m²; d. indien de gebouwen op één bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, dient een onderlinge afstand van ten minste 3 m in acht te worden genomen; e. de afstand tussen gebouwen en de in lid 1 sub g genoemde weg dient ten minste 6 m te bedragen; f. gebouwen mogen aan ten hoogste één zijde in de zijdelingse grens van het bouwperceel worden gebouwd; indien een (zijde van een) gebouw niet in de zijdelingse grens wordt gebouwd, dient de afstand van het gebouw tot deze grens ten minste 3 m te bedragen; g. indien gebouwen aan een ontsluitingsweg zijn gelegen die slechts in één richting het bedrijfsperceel ontsluit, dient in afwijking van het bepaalde onder sub f, op de gronden met de bestemming Bedrijfsdoeleinden, met en zonder de nadere aanwijzing (z), de afstand van gebouwen tot de zijdelingse of achterste perceelsgrenzen, ten minste 1 m te bedragen; h. de afstand tussen gebouwen en het in lid 1 sub d en e genoemde water en tussen gebouwen en gronden met de bestemming Water, dient ten minste 3 m te bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de nadere aanduiding (ow1) gebouwen mogen worden gebouwd boven water, voor zover daarbij naast en boven het water een vrije ruimte wordt aangehouden van ten minste 3 m; i. voor wat betreft de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 16, met dien verstande dat voor erfafscheidingen, geplaatst voor de voorgevel van het hoofdgebouw, een bouwhoogte van ten hoogste 1 m geldt en voor overige erfafscheidingen een bouwhoogte van 2 m. Nadere eisen ten behoeve van calamiteitenontsluitingsroutes 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de onderlinge afstanden en situering van bouwwerken tot zijdelingse en achterste perceelsgrenzen als bedoeld in lid 3 sub d, f en g ten behoeve van een calamiteitenontsluitingsroute als bedoeld in de begripsbepalingen, onder de voorwaarde dat: a. de ingevolge de voorschriften toegestane oppervlakte aan gebouwen niet wordt beperkt; b. de breedte van de calamiteitenontsluitingsroute ten minste 1 m bedraagt. Vrijstellingsbevoegdheden Staat van Bedrijfsactiviteiten 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. lid 1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
11
maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. lid 1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; waarbij geldt dat risicovolle en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan. Vrijstellingsbevoegdheid bebouwingspercentage 6. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het op de plankaart aangegeven bebouwingspercentage, met dien verstande dat: a. voorzien wordt in voldoende boven- of ondergrondse parkeervoorzieningen alsmede in voldoende laad- en losruimte voor het bedrijf; b. de afstanden tot (zij)erfafscheidingen, de weg en het water als genoemd in lid 3 niet worden overschreden. Bijzonder gebruiksvoorschrift 7. Het is verboden de gronden met de nadere aanwijzing (z) en de calamiteitenontsluitingsroute te gebruiken voor de opslag van goederen. 8. Het is verboden andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 4
12
Gemengde Doeleinden I (GDI)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengde Doeleinden I (GD I) zijn bestemd voor: c. het wonen en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; c. dienstverlening; c. kantoren; c. maatschappelijke voorzieningen; c. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan; c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater. 2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen inclusief de daarbij behorende erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, voor zover: b. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning en de erfbebouwing; b. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; b. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; b. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; b. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: . gebouwen, uitgezonderd dienst- en bedrijfswoningen; . bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: b. gebouwen dienen in de zijdelingse grens van het bouwperceel te worden gebouwd of op een afstand van ten minste 3 m van deze grens; b. op de gronden met de nadere aanwijzing (z) mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Vrijstellingsbevoegdheden Staat van Bedrijfsactiviteiten 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: . lid 1 onder e teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; . lid 1 onder e teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; waarbij geldt dat risicovolle en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 5
13
Gemengde Doeleinden II (GD II)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Gemengde Doeleinden II (GD II) zijn bestemd voor: f. dienstverlening; f. kantoren; f. maatschappelijke voorzieningen; f. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan; f. achtererven ten behoeve van het wonen binnen de bestemming Gemengde Doeleinden I en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; f. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater. 2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen inclusief de daarbij behorende erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, voor zover: f. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; f. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning en de erfbebouwing; f. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; f. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; f. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; f. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: b. gebouwen, uitgezonderd dienst- en bedrijfswoningen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepaling: gebouwen dienen in de zijdelingse grens van het bouwperceel te worden gebouwd of op een afstand van ten minste 3 m van deze grens. Vrijstellingsbevoegdheden Staat van Bedrijfsactiviteiten 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde: b. lid 1 onder d teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. lid 1 onder d teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; waarbij geldt dat risicovolle en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 6
14
Woondoeleinden (W)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woondoeleinden (W) zijn bestemd voor het wonen met bijbehorende erven en in samenhang daarmee voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen. 2. Onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen inclusief de daarbijbehorende erfbebouwing ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, voor zover: . de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft; . het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van de woning en de erfbebouwing; . ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid; . het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer; . geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen; . het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend. Bouwvoorschriften 3. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: . hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen; . bijgebouwen; . bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen: . het aantal woningen, zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, mag niet worden vermeerderd; . de bestaande inhoudsmaat van het hoofdgebouw mag − behalve door het bouwen van aan- en uitbouwen − niet worden vergroot; . de afstand van vrijstaande en twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen aan de niet-aaneengebouwde zijde tot de perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; . aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; . het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij en/of achtererf bedragen, met een maximum van 50 m², met dien verstande dat te allen tijde een zone met een diepte van 5 m over de volledige breedte van het achtererf onbebouwd dient te blijven; . voor aan- en uitbouwen geldt een bouwhoogte van ten hoogste 3 m en, voor zover gebouwd aan de achtergevel van het hoofdgebouw, een diepte, gemeten vanuit de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, van 2,5 m; . de goothoogte van bijgebouwen op een achtererf mag ten hoogste 2,5 m en de bouwhoogte mag ten hoogste 4,5 m bedragen, met dien verstande dat indien het gebouw wordt voorzien van een platte afdekking, de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen; . voor bijgebouwen die niet op het achtererf worden gebouwd, geldt een bouwhoogte van 3 m. Nadere eisen 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bijgebouwen die over een afstand van meer dan 2 m hetzij in de erfscheiding, dan wel binnen een afstand van 2 m hier vandaan worden gebouwd, teneinde te waarborgen dat geen onnodige nadelige verandering teweeg wordt gebracht in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven en overigens met dien verstande dat: f. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad; f. geen inbreuk wordt gemaakt op het toelaatbare bebouwingsoppervlak.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
15
Vrijstellingsbevoegdheid 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: c. lid 4 onder b tot het vergroten van de inhoudsmaat van het hoofdgebouw met ten hoogste 25%; c. lid 4 onder f en onder h om aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een kap te kunnen afdekken; c. lid 4 onder g om de toegelaten hoogte te kunnen vergroten tot ten hoogste de goothoogte van het hoofdgebouw.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 7
16
Tuinen (T)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Tuinen (T) zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd. 3. Voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 16 lid 3, met dien verstande dat in afwijking van het gestelde in artikel 16, lid 3 onder j, voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, een bouwhoogte geldt van ten hoogste 1,5 m. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van erkers aan de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waarbij geldt dat: c. de diepte van de erker, gemeten vanuit de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw, ten hoogste 1,5 m mag bedragen; c. de totale breedte van aangebouwde erkers ten hoogste 60% van de breedte van het hoofdgebouw mag bedragen; c. de bouwhoogte van de erker ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen.
Artikel 8
Kantoordoeleinden (K)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Kantoordoeleinden (K) zijn bestemd voor kantoren, alsmede voor bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de bepaling dat op de gronden met de nadere aanwijzing (z) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 9
17
Woongebouw voor kamerbewoning (WGkb)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Woongebouw voor kamerbewoning (WGkb) zijn bestemd voor: d. woongebouw ten behoeve van kamerbewoning als hoofdverblijf; alsmede voor: d. bijbehorende voorzieningen zoals een ontsluitingsweg, parkeervoorzieningen, groen en water ten behoeve van de waterberging of sierwater. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de subbestemming uitsluitend worden gebouwd: c. gebouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3. Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de kaart en de bepaling dat op de gronden met de nadere aanwijzing (z) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd.
Artikel 10
Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied (VV)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Verkeersdoeleinden en Verblijfsgebied (VV) zijn bestemd voor: a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing; alsmede voor: b. bij de vorenstaande doeleinden behorende voorzieningen, zoals fiets- en voetpaden, bermen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer- en afvoer, waterberging of sierwater. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend gebouwen − met een maximale bouwhoogte van 3 m − en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Artikel 11
Groenvoorzieningen (GR)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Groenvoorzieningen (GR) zijn bestemd voor: a. beplantingen, bermen en bermsloten; b. ter plaatse van de nadere aanwijzing (e): tevens voor ecologische verbindingszones; c. ter plaatse van de nadere aanwijzing (ow): tevens voor water ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer en waterberging met een totaaloppervlak voor alle als zodanig bestemde vlakken tezamen van ten minste 150 m² en in aansluiting op bestaand water; d. de bij de vorenstaande doeleinden behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, waaronder duikers. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 12
18
Water (WA)
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Water (WA) zijn bestemd voor: c. de wateraanvoer en -afvoer en voor de waterberging; alsmede voor: c. ter plaatse van de nadere aanwijzing (e): tevens voor ecologische verbindingszones. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd.
Artikel 13
Primair waterkering
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Primair waterkering zijn mede bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering. Bouwvoorschriften vanwege de bestemming Primair waterkering 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwvoorschriften vanwege de secundaire bestemmingen 3. Bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien daarvoor vrijstelling door burgemeester en wethouders is verleend. Vrijstelling wordt verleend indien het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Adviesprocedure 4. Alvorens omtrent het verlenen van vrijstelling ten behoeve van de secundaire bestemmingen te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 14
19
Archeologisch waardevol gebied
Doeleindenomschrijving 1. De gronden op de kaart aangewezen voor Archeologisch waardevol gebied zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. Bouwvoorschriften 2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. 3. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)voorschiften, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op: b. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid; of b. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 30 m²; of b. een bouwwerk dat zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. Vrijstellingsbevoegdheid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 3, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)voorschriften. 5. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de bouwvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. 6. Vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, wordt voorts verleend, indien: a. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; en b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op: het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige. Aanlegvoorschriften 7. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Archeologisch waardevol gebied zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 4 bedoeld, is verleend; b. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm; c. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; d. het verlagen of verhogen van het waterpeil; e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 8. Het verbod, zoals in lid 7 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden: b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning; b. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
20
9. Aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. 10. Aanlegvergunning wordt voorts verleend, indien: b. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; b. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning voorschriften te verbinden, gericht op: het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; het doen van opgravingen; begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Artikel 15
21
Gebruik van gronden en bouwwerken
1. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften. 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Bestemmingen en gebruik
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
22
161.11015.00
Hoofdstuk III Algemene bepalingen Artikel 16
23
Percentages en dubbeltelbepaling
Percentages 1. Een op de kaart of in de voorschriften aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Dubbeltelbepaling 2. Gronden welke in aanmerking zijn genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of kan worden gegeven, blijven bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 17
Hoogteaanduidingen
1. Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen − onverminderd hetgeen in hoofdstuk II van de voorschriften is bepaald − de op de kaart aangegeven hoogten in acht genomen te worden. 2. De ten hoogste toelaatbare hoogten mogen worden overschreden door (schotel)antenne-installaties, mits deze voldoen aan het bepaalde in lid 3, schoorstenen, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk II anders is bepaald. Voor zover op de kaart of in lid 3 de goot- of boeibordhoogte is aangegeven, mag de ten hoogste toelaatbare hoogte tevens worden overschreden door hellende dakvlakken, topgevels en dakkapellen. 3. De maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag − tenzij in hoofdstuk II of de overige voorschriften anders is bepaald − ten hoogste bedragen: a. van gebouwen zie kaart; b. van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan de weg of gronden met de bestemming Verblijfsgebied 1 m; c. van erf- en terreinafscheidingen elders 2 m; d. van lichtmasten 9 m; e. van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties 5 m; f. van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, die op of aan bouwwerken worden gebouwd 5 m; g. van vrijstaande antenne-installaties anders dan ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast 15 m; h. van schotelantennes 3 m; i. van overkappingen 3 m; j. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Algemene bepalingen
Artikel 18
24
Bestaande maten
1. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden. 2. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhoudsen oppervlaktematen en aantallen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden. 3. In geval van herbouw is het bepaalde in de leden 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 19
Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de kaart en hoofdstuk II uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 20
Algemene vrijstellingsbevoegdheden
Algemene vrijstellingsbevoegdheid afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd − tenzij op grond van hoofdstuk II ter zake reeds vrijstelling kan worden verleend − vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het plan voor: a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; b. overschrijding van bouwgrenzen niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot. 2. Vrijstelling wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. Algemene vrijstellingsbevoegdheid hoogte erfafscheidingen 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van de hoogtematen in artikel 17, lid 3 sub b en c, met dien verstande dat: a. de hoogte van de erfafscheidingen grenzend aan de weg of gronden met de bestemming Verblijfsgebied ten hoogste 3 m mag bedragen; b. de hoogte van overige erfafscheidingen ten hoogste 4 m mag bedragen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Algemene bepalingen
Artikel 21
25
Wijzigingsbevoegdheid
Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Artikel 22
Algemene procedurevoorschriften
1. Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen: a. het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; b. de burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit. 2. Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen: h. het ontwerpbesluit tot vrijstelling ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage; h. burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend; h. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen; d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.
Artikel 23
Aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft: b. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen; c. brandweeringang; c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; c. de ruimte tussen bouwwerken; c. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Algemene bepalingen
Artikel 24
26
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de voorschriften van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
27
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen Artikel 25
Gebruik in strijd met het plan
1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en dat hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Wijziging van het in lid 1 bedoelde gebruik is slechts toegestaan, voor zover daardoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en omvang worden verkleind. 3. Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing op gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan – daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan – en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden.
Artikel 26
Bouwen in strijd met het plan
1. Bouwwerken, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot: c. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; d. geheel worden vernieuwd, indien het bouwwerk door een calamiteit is tenietgegaan, mits de bouwvergunning is aangevraagd binnen 2 jaar nadat het bouwwerk is tenietgegaan. 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1 ten behoeve van vergroting van horizontale en verticale afmetingen die niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte respectievelijk hoogte. 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de termijn genoemd in lid 1 onder b, voor zover dit vanwege een ter zake dienende civielrechtelijke procedure noodzakelijk is. 4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die op het genoemde tijdstip weliswaar bestaan, maar gebouwd zijn in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.
Artikel 27
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in: artikel 3 lid 7; artikel 3 lid 8; artikel 14 lid 7; artikel 15 lid 1; is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Artikel 28
Titel
Dit plan kan worden aangehaald onder de naam "bestemmingsplan Bedrijventerreinen".
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
bijlagen bij de voorschriften
Bijlage 1. Staat van Bedrijfsactiviteiten
1
behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan Bedrijventerreinen van de gemeente Lisse.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00
Inhoudsopgave
1
I.
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
0 01
Landbouw, jacht en bosbouw Landbouw en dienstverlening t.b.v. de landbouw
1/2/3 05 15 16 17 18 19 20
34 35 36 37
Industrie Visserij- en visteeltbedrijven Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken Verwerking van tabak Vervaardiging van textiel Vervaardiging van kleding; bereiden en verven van bont Vervaardiging van leer en lederwaren (excl. kleding) Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (excl. meubels) Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren Uitgeverijen, drukkerijen en reproductie van opgenomen media Aardolie- en steenkoolverwerkende industrie Vervaardiging van chemische producten Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Vervaardiging van glas, aardewerk, cement-, kalk- en gipsproducten Vervaardiging van metalen in primaire vorm Vervaardiging van producten van metaal Vervaardiging van machines en apparaten Vervaardiging van kantoormachines en computers Vervaardiging van overige elektrische machines, apparaten en benodigdheden Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en -benodigdheden Vervaardiging van medische apparaten/instrumenten, orthopedische artikelen e.d., precisie- en optische instrumenten en uurwerken Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van transportmiddelen (excl. auto's, aanhangwagens en opleggers) Vervaardiging van meubels en overige goederen n.e.g. Voorbereiding tot recycling
12 12 12 13 13
4 40 45
Bouwnijverheid Productie en distributie van stroom, aardgas, stoom en warm water Bouwnijverheid
13 14
5 50 51 52
Reparatie van consumentenartikelen en handel Handel in en reparatie van auto's en motorfietsen; benzineservicestations Groothandel (op- en overslag van goederen zonder verwerking, excl. auto's en motorfietsen) Detailhandel en reparatie t.b.v. particulieren
6 60 63 64
Vervoer, opslag en communicatie Vervoer over land Dienstverlening t.b.v. het vervoer Post en telecommunicatie
18 18 18
7 71 72 73 74 75
Verhuur van roerende goederen en zakelijke dienstverlening Verhuur van transportmiddelen, machines en overige roerende goederen Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. Speur- en ontwikkelingswerk Overige zakelijke dienstverlening Overheidsdiensten
18 19 19 19 19
21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
blz. 3
3
3 3 5 5 5 6 6 6 6 7 7 8 8 9 10 11 11 11 12
14 15 18
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Inhoudsopgave
2
9 90 93
Milieudienstverlening en overige dienstverlening Milieudienstverlening Overige dienstverlening
19 20
II.
Indeling op grond van het opgestelde vermogen
21
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
I. Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 01 01.1
01.4
05 05.1 05.2
15 15.1
15.2
15.3
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Akker- en tuinbouw 01.12 Tuinbouw champignonkwekerijen (algemeen) champignonkwekerijen met mestfermentatie bloembollendroog- en prepareerbedrijven witlofkwekerijen (algemeen) Dienstverlening t.b.v. de landbouw algemeen (o.a. loonbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt indien opslag bestrijdingsmiddelen: zie SBI-code 51.55 KI-stations plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven algemeen idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN Zeevisserijbedrijven Binnenvisserijbedrijven Vis- en schaaldierkwekerijen oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven visteeltbedrijven VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en vleesverwerking slachterijen, vervaardiging van vleeswaren en vleesconserven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt vetsmelterijen bewerking van darmen en verwerking van ander dierlijk afval vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak van minder dan 2.000 m² en vervaardiging van kant-en-klaarmaaltijden Visverwerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien het bedrijfsoppervlak minder dan 300 m² bedraagt indien drogen indien roken Groente- en fruitverwerking algemeen vervaardiging van aardappelproducten indien vervaardiging van snacks met een bedrijfsoppervlak
3
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2 3.2 2 2
G/Gr/R Gr G/Gr/S G/Gr/R
C C C C
3.2 3.1
G G
-
2
G
-
3.1 3.1 2
G/Gr G G
-
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2 3.1
Gr/G Gr/G
C C
3.2
G/Gr
C
3.1
G/Gr
C
2
G/Gr
-
5 4.2 3.1
Gr Gr G/Gr
C C -
4.2 3.2 3.1 5 4.2
Gr Gr Gr Gr Gr
C C
3.2 4.2 3.1
G/Gr Gr G/Gr
C C -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit van minder dan 2.000 m² verwerking van koolsoorten drogen van groente of fruit of fabricage van uienconserven (zoutinleggerij) Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten algemeen indien de productiecapaciteit 250.000 ton/jaar of meer bedraagt Vervaardiging van zuivelproducten 15.51 Vervaardiging van zuivelproducten algemeen vervaardiging van consumptiemelk- en melkproducten indien de productiecapaciteit voor melk-, weipoeder of andere gedroogde zuivelproducten 1,5 ton/uur of meer bedraagt indien concentratie van melk of melkproducten door middel van indamping met een waterverdampingscapaciteit van 20 ton/uur of meer indien de melkverwerkingscapaciteit voor consumptiemelk of -producten en geëvaporiseerde melk of -producten 55.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.52 Bereiding van consumptie-ijs algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 200 m² bedraagt Vervaardiging van meel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt indien vervaardiging van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit van 10 ton/uur of meer Vervaardiging van diervoeder mengvoeder algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van veevoeder 100 ton/uur of meer bedraagt drogerijen indien de waterverdampingscapaciteit 10 ton/uur of meer bedraagt 3) veevoeder n.e.g. Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 15.81/ Brood, beschuit, banket, koek en biscuit 15.82 algemeen indien de verwerkingscapaciteit minder dan 2.500 kg meel/week bedraagt 15.83 Suiker algemeen vervaardiging van suiker uit suikerbieten met een capaciteit van 2.500 ton/dag of meer -
15.4
15.5
15.6
15.7
15.8
4
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.1 4.2
Gr Gr
C C
4.1 4.2A
Gr G/Gr
C C
4.2 3.2
G G
C C
5A
G
C
5A
G
C
4.2A
G
C
3.2 2
G G
C -
4.1 3.1 4.2A
G G G
C C C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C C
4.2 5A
Gr G
C C
5
G/Gr
C
3.2 2
G/Gr G/Gr
C C
5 5A
Gr Gr
C C
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 3.2
Gr Gr
-
2
Gr
-
4.2 3.2 2
Gr Gr Gr
-
3.1
Gr
-
4.1 3.2
Gr Gr
-
4.2 5
Gr Gr
C
4.2
Gr
C
4.1 4.2A
G/Gr G/Gr
C
2
G
C
4.2
Gr
C
3.2
G
C
3.2 4.2A
G G
-
3.1
G/Gr
-
3.1 4.1 3.1
G G G
-
G
-
15.84
15.9
Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van chocolade en suikerwerk cacao en chocolade indien vervaardigen van chocoladewerken met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 2.000 m² idem, met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² suikerbranden suikerwerk idem, indien met een maximaal oppervlak van de bedrijfsbebouwing van 200 m² 15.85 Deegwaren 15.86 Overige voedingsmiddelen t/m algemeen 15.89 theepakkerijen en soep(aroma)fabrieken zonder poederdrogen soep(aroma)fabrieken met poederdrogen koffiebranderijen Vervaardiging van dranken 15.91 Distilleerderijen en likeurstokerijen 15.92 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting algemeen indien de capaciteit voor het vervaardigen van gist 5.000 ton/jaar of meer bedraagt 15.93/ Vervaardiging van overige alcoholische dranken 15.94/ (exclusief bier) 15.95 15.96/ Bierbrouwerijen en mouterijen 15.97 15.98 Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
5
16
VERWERKING VAN TABAK
17 17.1/ 17.2
17.6/ 17.7
VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels en weven van textiel algemeen indien 50 of meer weefgetouwen met schietspoelen aanwezig zijn Textielveredeling Vervaardiging van textielwaren algemeen tapijten en vloerkleden Vervaardiging van gehaakte en gebreide stoffen en artikelen
18 18.1
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding van leer 3.1
17.3 17.4/ 17.5
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
6
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
18.2 18.3
Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. leer) Bereiden, verven en vervaardigen van (artikelen van) bont
2 3.1
G Gr
-
19 19.1 19.2 19.3
VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Looien en bewerken van leer 4.2 Vervaardiging van lederwaren (excl. kleding en schoeisel) 3.1 Vervaardiging van schoeisel 3.1
Gr Gr G/Gr
-
20
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING VAN ARTIKELEN VAN HOUT, KURK, RIET EN VLECHTWERK (EXCL. MEUBELS) Primaire houtbewerking houtzagerijen, -schaverijen e.d. 3.2 G houtverduurzaming met zoutoplossingen 3.1 G idem met creosoot of carbolineum 4.1 Gr Vervaardiging van fineer- en plaatmaterialen 3.2 G/Gr Vervaardiging van timmerwerk 3.2 G Vervaardiging van houten emballage 3.2 G/R/S Vervaardiging van overige artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk overige artikelen van hout 3.2 G/R/S kurkwaren, riet en vlechtwerk 2 G/S -
20.1
20.2 20.3 20.4 20.5
21 21.1
21.2
22 22.1 22.2
22.3
VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN Vervaardiging van pulp, papier en karton pulp 4.1 G/Gr papier en karton algemeen 3.1 G/Gr/S indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur tot 15 ton/uur bedraagt idem, indien de productiecapaciteit 15 ton/uur of meer 4.2A G bedraagt Vervaardiging van papier- en kartonwaren papierwaren, golfkarton en kartonnage 3.2 G indien de capaciteit voor het vervaardigen van papier of 4.1A G celstof 3 ton/uur of meer bedraagt UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen 1 G Drukkerijen en aanverwante activiteiten dagbladdrukkerijen, offset-rotatiedrukkerijen met thermische 3.2 G drogerij en rotatie-diepdrukkerijen 2 G/Gr offset-drukkerijen zonder rotatiepersen, hoogdrukkerijen, kopieerinrichtingen en vlakdrukkerijen n.e.g.3) chemigrafische en fotolithografische bedrijven, 2 G/Gr zeefdrukkerijen, drukkerijen n.e.g.3) en grafische afwerkingsbedrijven (binderij e.d.) loonzetterijen 2 Gr Reproductie van opgenomen media 1 G/Gr
C C
C C
C C -
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 23 23.1
23.2
24 24.1/ 24.4
24.2
24.3
AARDOLIE- EN STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE Vervaardiging van cokesovenproducten algemeen productie van koolelektroden met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer vergassing van steenkool, vervaardigen van cokes uit steenkool of breken, malen, zeven of drogen van steenkolen, of andere mineralen of derivaten daarvan met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.000 ton/jaar of meer Aardolieverwerking raffinaderij indien de capaciteit voor het raffineren, kraken of vergassen van aardolie of aardoliefracties 106 ton/ jaar of meer bedraagt vervaardiging van smeeroliën en -vetten (niet verbonden aan aardolieraffinaderij) aardolieverwerking n.e.g.3) VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Vervaardiging van basischemicaliën en farmaceutische producten algemeen petrochemische producten of chemicaliën met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer vervaardigen, bewerken of verwerken van methanol met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer productie van vetzuren en alkanolen uit dierlijke en plantaardige oliën en vetten met een capaciteit van 50.000 ton/jaar of meer overige vetzuren- en alkanolen grondstoffen voor geneesmiddelen en fijnchemicaliën met een capaciteit van minder dan 1.000 ton/ jaar anorganische en organische grondstoffen n.e.g.3) niet vallend onder de "post-Sevesorichtlijn" kleur- en verfstoffen idem, glazuren of emailles met een capaciteit van 5.000 ton/jaar of meer formulering en afvullen geneesmiddelen verbandmiddelen Vervaardiging van landbouwchemicaliën algemeen indien met een niet in een gebouw opgesteld motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van verf, lak, vernis, inkt en mastiek
7
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
5 6A
G/Gr Gr
C C
6A
G/Gr
C
6 6A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.2
G
-
4.2
Gr
-
5 5A
G/Gr/R/S G/Gr/R
C C
4.1
G
C
4.2A
G
C
5A
Gr
C
4.2 4.2
Gr R
C C
4.2
Gr/R
C
4.1 4.2A
G/Gr/R G/Gr/R
C C
3.1 2
G/R G
-
5 5A
R G/R
C C
4.2
Gr/R
C
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
8
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
24.5
4.2
Gr
C
3.2 5 5 3.1 4.1 4.2
Gr/R Gr R G/Gr/R Gr/R G/Gr
C C
G/Gr Gr Gr Gr
C -
Gr Gr G/Gr/R
-
24.6
24.7 25 25.1
25.2
26 26.1
26.2/ 26.3 26.4 26.5
26.6
Vervaardiging van zeep, was-, reinigings- en onderhoudsmiddelen, parfums en cosmetica Vervaardiging van overige chemische producten algemeen lijm en plakmiddelen met gebruik van dierlijke grondstoffen munitie en springstoffen chemische kantoorbenodigdheden chemische producten n.e.g.3) (24.66) Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF Vervaardiging van producten van rubber banden en rubberregeneratie 4.2 rubberproducten (excl. Banden) 3.2 vernieuwen van loopvlakken 4.1 idem, indien het bedrijfsoppervlak kleiner is dan 100 m² 3.1 Vervaardiging van producten van kunststof algemeen 4.1 indien met toepassing van fenolharsen 4.2 productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van 3.1 kunststofbouwmaterialen
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN Vervaardiging van glas en glaswerk algemeen 3.2 G vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen 4.2A G voorwerpen met een capaciteit van 10 ton/uur of meer vervaardigen van glaswol of glasvezels met een 4.2 Gr productiecapaciteit van minder dan 5.000 ton/jaar idem, met een productiecapaciteit van 5.000 ton/jaar of meer 5 Gr glasbewerking 3.1 G/S glas-in-lood-zetterijen 2 G Vervaardiging van keramische producten 3.2 G/S Vervaardiging van bakstenen, baksteenelementen en dakpannen Vervaardiging van cement, kalk en gips 26.51 Cement algemeen indien productie van cement en/of cementklinkers met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.52/ Kalk en gips 26.53 algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen van kalk met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van producten van beton, cement en gips 26.61 Beton- en cementwaren (voor de bouw) algemeen
C C -
4.1
G/S
-
5 5A
G G
C C
4.1 5
G/S G
-
5A
G
-
4.1
G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
26.7
26.8
27
indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van minder dan 100 ton/dag 26.61 Kalkzandsteen algemeen indien productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer indien breken, malen, zeven of drogen met een capaciteit van 100.000 ton/jaar of meer 26.62 Mineraalgebonden bouwplatenfabriek 26.63/ Beton- en cementmortel 26.64 algemeen vervaardigen van cement- of betonmortel met een capaciteit van 100 ton/uur of meer 26.65/ Producten van beton, (vezel)cement en gips (niet voor de bouw) 26.66 algemeen indien productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer indien gebruik van persen, triltafels of bekistingstrillers met een productiecapaciteit van 100 ton/dag of meer Natuursteenbewerking algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van minder dan 100.000 ton/jaar indien breken, malen, zeven of drogen met een productiecapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten 26.81 Schuur-, slijp- en polijstmiddelen 26.82 Overige niet-metaalhoudende minerale producten bitumineuze materialen idem, met een productiecapaciteit van 100 ton/uur of meer isolatiematerialen (excl. glaswol) indien de productiecapaciteit voor steenwol 5.000 ton/jaar of meer bedraagt 3) minerale producten n.e.g. asfaltcentrales idem, indien de productiecapaciteit 100 ton/uur of meer bedraagt VERVAARDIGING VAN METALEN IN PRIMAIRE VORM ijzer en staalindustrie algemeen
9
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
-
5A
G
-
3.2 4.2
G/S G/S
-
4.2A
G/S
-
3.2
G/S
-
3.2 4.2A
G/S G/S
-
3.2 4.2 4.2A
G/R/S G/R/S G/S
-
3.2 3.1 4.2
G G/S G
-
5A
G
-
3.1
G/S
-
4.2 5A
Gr Gr
-
4.1 4.2A
Gr G
C C
3.2 4.1 4.2A
G/S G G
-
5
G/Gr
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
-
-
-
-
28 28.1
28.2/ 28.3
28.4
non-ferro metaalindustrie algemeen (excl. ertsvoorbewerking) profielzetterijen en draadtrekkerijen met een productieoppervlakte kleiner dan 2.000 m² malen, roosten, pelletiseren, of doen sinteren van ertsen of derivaten daarvan met een capaciteit van 1.000 ton/jaar of meer indien de capaciteit voor de productie van primaire nonferrometalen 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien de capaciteit voor de productie van ruwijzer of ruw staal 1.000 ton/jaar of meer bedraagt indien productie van metalen buizen door middel van walsen, trekken of lassen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer warmbandwalserijen en koudbandwalserijen voor het tot platen omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K en waarvan de dikte van het aangevoerde materiaal groter is dan 1 mm, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer walserijen of trekkerijen voor het tot profiel- en stafmateriaal omvormen van metalen of hun legeringen waarvan het smeltpunt hoger is dan 800 K, met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smelterijen of gieterijen van metalen of hun legeringen met een productiecapaciteit van 4.000 ton/jaar of meer voorzover het smeltpunt van de metalen en hun legeringen hoger is dan 800 K gieterijen
VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN METAAL Vervaardiging van metaalconstructiewerken, ramen, deuren en kozijnen gesloten gebouw in een niet gesloten gebouw met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer Vervaardiging van tanks en reservoirs en van ketels en radiatoren voor centrale verwarming en van stoomketels 28.21/ Tanks, reservoirs en (stoom)ketels 28.3 algemeen produceren en renoveren van metalen ketels of tanks met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer 28.22 Producten voor centrale verwarming Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven
10
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
-
4.2
G
-
5A
G/Gr
C
5A
G
-
6A
G/Gr
C
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
5A
G
-
4.2
G
-
3.2 4.1
G G
-
5A
G
-
4.1 5A
G G
-
3.2
G/Gr/R
-
4.1
G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
28.5
28.6 28.7
29
smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. Oppervlaktebehandeling en overige metaalbewerking 28.51 Oppervlaktebehandeling galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen e.d.) algemeen, scoperen, mechanische oppervlaktebehandeling thermisch verzinken, thermisch vertinnen, anodiseren, eloxeren, chemische oppervlaktebehandeling, emailleren, metaalharden, lakspuiten en moffelen stralen 28.52 Overige metaalbewerkende industrie Vervaardiging van scharen en bestek, gereedschap en hang- en sluitwerk Vervaardiging van overige producten van metaal schroeven, massadraaiwerk, veren e.d. (metaalwaren) metalen emballage-industrie produceren, renoveren of schoonmaken van metalen vaten met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer smederijen van ankers en kettingen met een productieoppervlakte van 2.000 m² of meer VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN met een productieoppervlak kleiner dan 2.000 m² met een productieoppervlak van 2.000 m² of meer beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer samenvoegen van plaat-, profiel-, staf- of buismaterialen door middel van smeden, klinken, lassen of monteren met een niet in een gesloten gebouw ondergebracht productieoppervlak van 2.000 m² of meer reparatie van machines en apparaten
11
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.2
G
-
2
G
-
3.1
G
-
3.2
G/Gr
-
4.1 3.2 3.2
G/S G G
-
3.2 3.2 4.2A
G G/Gr/R G/Gr
-
5A
G
-
3.2 4.1 4.2A
G G G
-
5A
G
-
3.1
G
-
3.1
G
-
30
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
31 31.1/ 31.2 31.3 31.4
VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN Vervaardiging van elektromotoren, generatoren, transfor4.1 Gr matoren, schakel- en verdeelinrichtingen Vervaardiging van geïsoleerde kabel en draad 4.1 G Vervaardiging van accumulatoren, elektrische elementen en 3.2 G/Gr batterijen Vervaardiging van elektrische lampen, buizen en 4.2 R verlichtingsbenodigdheden Vervaardiging van overige elektrotechnische benodigdheden 3.1 G n.e.g.3)
31.5 31.6
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 32
12
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO- EN TELECOMMUNICATIEAPPARATUUR EN -BENODIGDHEDEN 3.1 G/Gr
-
33
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE APPARATEN/INSTRUMENTEN, ORTHOPEDISCHE ARTIKELEN E.D., PRECISIE- EN OPTISCHE INSTRUMENTEN EN UURWERKEN 2 G/Gr -
34 34.1
VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS Vervaardiging van auto's (incl. assemblage) algemeen 4.2 indien het productieoppervlak kleiner is dan 10.000 m² 4.1 beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 4.2A installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Carrosseriebouw en vervaardiging van aanhangwagens en 4.1 opleggers Vervaardiging van auto-onderdelen en -accessoires 3.2
34.2 34.3 35 35.1
35.2
35.3
35.4
G G G
-
G
-
G
-
VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS) Scheepsbouw en scheepsreparatie houten schepen 3.1 G/S kunststof schepen 3.2 G/Gr metalen schepen algemeen 4.1 G indien onderhouden, repareren of behandelen van de 3.2 G/Gr/S oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van minder dan 25 m en/of het incidenteel bouwen van dergelijke schepen indien bouwen, onderhouden, repareren of behandelen van 5A G de oppervlakte van metalen schepen met een langs de waterlijn te meten lengte van 25 m of meer en/of beproeven verbrandingsmotoren met voorzieningen of installatie voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer scheepsloperijen 5 G Vervaardiging van rollend spoor- en tramwegmaterieel algemeen 3.2 G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 4.2A G installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer Vervaardiging van vlieg- en ruimtevaartuigen (incl. reparatie) algemeen 5 G zonder proefdraaien motoren 4.1 G beproeven van verbrandingsmotoren met voorzieningen of 5A G installaties voor het afremmen van een gezamenlijk motorisch vermogen van 1 MW of meer en/of straalmotoren of -turbines met een stuwkracht van 9 KN of meer Vervaardiging van rijwielen, motorrijwielen en invalidenwagens 3.2 G
-
C
-
-
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
13
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
35.5
Vervaardiging van overige transportmiddelen
3.2
G
-
36 36.1
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.3) Vervaardiging van meubels houten of metalen meubels algemeen 3.2 indien met lakspuiterij 3.2 kunststof meubels algemeen 3.2 indien met toepassing van fenolharsen (zie ook SBI-code 4.2 25.2) rietmeubels en matrassen 3.1 meubelstoffeerderijen 1 overige meubels 2 Vervaardiging van sieraden e.d. 2 Vervaardiging van muziekinstrumenten 2 Vervaardiging van spellen, speelgoed- en sportartikelen 3.1
G G/Gr/R/S G/Gr/R Gr
-
G/Gr/R/S G/Gr/R Gr G/Gr G
-
5 3.1 3.2 3.1
Gr Gr G/Gr/R/S G/Gr
-
5 3.2 3.1
G G/R G/R/S
C -
4.2
G/Gr
-
5A 4.2A 5
G/S G G/S
-
5A
G G G G G G G
C C C C C C C
36.2 36.3 36.4/ 36.5 36.6
37 37.1
37.2
40
Vervaardiging van overige goederen n.e.g.3) vervaardiging van linoleum en vloerzeil sociale werkplaatsen idem, met lakspuiterij vervaardiging van overige goederen n.e.g.3) VOORBEREIDING TOT RECYCLING Voorbereiding tot recycling van metaalafval herwinning van ijzer en staal (o.a. autoshredders) sorteren van oud ijzer indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² Voorbereiding tot recycling van overig afval algemeen indien breken, malen, zeven of drogen van grond met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer . in de open lucht . uitsluitend in gesloten gebouwen indien breken, malen, zeven of drogen van puin met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton/jaar of meer in de open lucht PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsproductiebedrijven (vermogen van 50 MW of meer) Oliegestookt/gasgestookt/warmtekrachtinstallatie Elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen: kleiner dan 10 MVA vanaf 10 tot 100 MVA vanaf 100 tot 200 MVA vanaf 200 tot 1000 MVA vanaf 1.000 MVA
2 3.1 3.2 4.2A 5A
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit Gasdistributiebedrijf gascompressortstation met een vermogen kleiner dan 100 MW gascompressortstation met een vermogen van 100 MW of meer gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallatie cat. A gasdrukregel- en meetruimten (kasten, gebouwen, cat. B en C) gasontvangst- en verdeelstations, cat. D Warmtevoorzieninginstallaties gasgestookt stadsverwarming blokverwarming 45 45.1/ 45.2
45.3
45.4
45.5
50 50.1/ 50.2
BOUWNIJVERHEID Bouwrijp maken van terreinen/ Burgerlijke en utiliteitsbouw; grond-, water- en wegenbouw (excl. grondverzet) burgerlijke en utiliteitsbouw algemeen (aannemingsbedrijven), gemeentewerf idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt heiersbedrijven, betonijzervlechtbedrijven, slopersbedrijven en steigerbouwbedrijven grond-, water- en wegenbouwkundige bedrijven algemeen (aannemingsbedrijven) idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt Bouwinstallatie loodgieters- en fitterswerk, installatie van centrale verwarmings- en luchtbehandelingsapparatuur en sanitair, isolatiewerkzaamheden indien met spuiterij elektrotechnische installatie Afwerken van gebouwen schilderen, glaszetten, afwerken van vloeren en wanden, stukadoren en overige afwerking idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt woningstoffeerderijen Verhuur van bouw- en sloopmachines met bedienend personeel algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt
14
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
4.2
G
C
5
G
C
1 2
G G
C C
3.2
G
C
3.2 2
G G/R
C C
3.1
G/R/S
-
2
G/S
-
3.2
G/R/S
-
3.2
G/S
-
3.1
G/S
-
2
G/S
-
2
G/R
-
3.1 2
G/Gr/R G/R
-
3.1
G/Gr/R/S
-
2
G/Gr/R/S
-
1
-
-
3.2 3.1
G/V G/V
C C
HANDEL IN EN REPARATIE VAN AUTO'S EN MOTORFIETSEN; EXCLUSIEF DETAILHANDEL Handel in en reparatie van auto's groothandel in vrachtauto's (incl. import) 3.2 G overige groothandel 3.1 G -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
50.3
50.4
51 51.2
51.3
51.4
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt autoreparatiebedrijven algemeen reparatie van vrachtwagens autoplaatwerkerijen autospuit- en tectyleerinrichtingen autobeklederijen autowasserijen sleepbedrijven van voertuigen Handel in auto-onderdelen en -accessoires groothandel idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen en accessoires groothandel idem, indien het oppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt reparatie
15
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G
-
2 3.1 3.2 3.1 1 2 3.2
G/R G/Gr G Gr G G
C
3.1 2
G G
-
3.1 2 2
G G G
-
GROOTHANDEL (OP- EN OVERSLAG VAN GOEDEREN ZONDER VERWERKING, EXCL. AUTO'S EN MOTORFIETSEN) Voor op- en overslagbedrijven met eigen vervoersactiviteiten: zie SBI-code 60.2 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren 51.21/ Akkerbouwproducten en veevoeders, 51.22 bloemen en planten algemeen 2 G/Gr/R/S indien op- of overslag van granen, meelsoorten, 4.2A G/S zaden, gedroogde peulvruchten, maïs of derivaten daarvan of veevoeder met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer overige op- en overslag van granen 3.2 G/R/S opslag met koelinstallaties met een koelvermogen 3.2 G/R van 300 kW of meer plantaardige oliën en vetten, oliehoudende 3.2 G/Gr grondstoffen 51.23 Levende dieren 3.2 G C 51.24 Huiden, vellen en leder 3.1 Gr 51.25 Ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen algemeen 2 G/Gr/R/S opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer Groothandel in voedings- en genotmiddelen algemeen 2 G/Gr/R opslag met koelinstallaties met een vermogen van 3.2 G/R 300 kW of meer dierlijke oliën en vetten 3.2 G/Gr Groothandel in overige consumentenartikelen munitie 3.2 R C consumentenvuurwerk, indien meer dan 10.000 kg wordt 3.1 R C opgeslagen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.5
consumentenvuurwerk, indien niet meer dan 10.000 kg wordt opgeslagen overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in intermediaire goederen (excl. agrarische), afval en schroot 51.51 Brandstoffen en andere minerale olieproducten minerale olieproducten (excl. brandstoffen) vaste brandstoffen . algemeen . indien het opslagterrein kleiner is dan 2.500 m² . inrichting voor de op- en overslag van steenkool met een opslagcapaciteit van 2.000 m² of meer vloeibare brandstoffen . ondergrondse opslag met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K3-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . bovengrondse opslag van vloeistoffen behorend tot de K1/K2-klasse met een capaciteit van minder dan 1.000 m³ . opslag met een capaciteit van 1.000 m³ of meer maar minder dan 100.000 m³ . opslag met een capaciteit van 100.000 m³ of meer gasvormige brandstoffen: . algemeen . opslag van butaan, propaan, LPG met een capaciteit van 250 m³ of meer . opslag van gasflessen met een capaciteit van 10 tot 50 m³ . idem, met een capaciteit tot 10 m³ 51.52 Metalen en metaalertsen metaalertsen algemeen indien de oppervlakte voor de opslag 2.000 m² of meer bedraagt metalen en halffabrikaten 51.53 Hout en bouwmaterialen algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt zand en grind idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
16
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
R
C
3.1 2
G G
-
3.2
Gr
-
5 3.2
G/S S
-
5A
G/S
C
2
Gr
-
3.1
R
-
3.2
Gr/R
-
4.1
R
-
5
R
-
4.2 5
R R
-
3.2
R
-
2
R
-
4.2 5A
G/S G
-
3.2
G
-
3.1 2
G G
-
3.2 3.1
G/S G/S
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.6
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 500 m² bedraagt 51.54 IJzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt 51.55 Chemische producten chemische grondstoffen en chemicaliën voor industriële toepassing algemeen op- of overslag van brandbare explosieve, sterk prikkelende of giftige gassen: zie SBI-code 51.51 opslag van niet-reactieve gassen (incl. zuurstof), gekoeld bestrijdingsmiddelen . algemeen . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 2.500 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte 300 t/m 1.000 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 300 m² bedraagt . indien de oppervlakte van de opslagruimte minder dan 600 m² bedraagt en een automatische gasblusinstallatie wordt toegepast . indien de opslagcapaciteit minder dan 10 ton bedraagt kunstmeststoffen rubber 51.56 Overige intermediaire goederen textielgrondstoffen en -halffabrikaten papier en karton indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt overige 51.57 Afval en schroot autosloperij op- en overslag alsmede sorteren van oud ijzer, schroot, puin, glas en hout (excl. radioactief afval) idem, indien het opslagterrein kleiner is dan 1.000 m² op- en overslag van dierlijk afval overige idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Groothandel in machines, apparaten en toebehoren machines voor de bouwnijverheid overige
17
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G/S
-
3.1 2
G G
-
3.2
R
-
3.1
R
-
5 4.2
R R
-
4.1
R
-
3.2
R
-
3.1
R
-
2
R
-
3.1 3.1
R/S G/Gr
-
3.1 3.1 2
Gr G/R G
-
2
G
-
3.2 3.2
G G
-
3.1
G
-
4.2 3.1 2
Gr G/R G
-
3.2 3.1
G G
-
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
51.7
idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt Overige gespecialiseerde groothandel en groothandel met algemeen assortiment algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
52 52.7
REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen, o.a. elektrische huishoudelijke apparatuur, schoenen)
60 60.2
VERVOER OVER LAND Vervoer over de weg goederenwegvervoer- en busbedrijven idem, indien stalling van vrachtauto's en toerwagens in een gesloten gebouw en indien het bedrijfsoppervlak minder dan 5.000 m² bedraagt idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt idem, indien stalling van vrachtauto's met koelinstallaties in de open lucht idem, indien schoonmaken tanks (zie SBI-code 74.7) taxibedrijven idem, indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
63 63.1
63.2
63.4 64 64.12
71 71.1 71.2 71.3
71.4
18
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
2
G
-
3.1 2
G G
-
1
-
-
3.2 3.1
G G
C C
3.1
G
C
4.2
G
C
3.2 3.1 2
G/R G -
C C C
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Laad-, los- en overslagactiviteiten en opslag loswal overige op- en overslag: zie SBI-code 51 Overige dienstverlening t.b.v. het vervoer n.e.g.3) stalling algemeen caravan- en fietsenstalling Expediteurs, cargadoors en bevrachters; weging en meting
3.2
G
-
3.1 2 3.2
G/R G G
C C C
POST EN TELECOMMUNICATIE Koeriersdiensten algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 1.000 m² bedraagt
3.1 2
G -
C C
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES EN OVERIGE ROERENDE GOEDEREN Autoverhuur 2 G Verhuur van overige transportmiddelen 3.1 G C Verhuur van machines en werktuigen 71.31/ Landbouw-, bosbouw- en bouwmachines en -werk3.1 G C 71.32 tuigen 71.33 Kantoormachines en computers 2 G 3.1 G C 71.34 Overige machines en werktuigen n.e.g.3) Verhuur van overige roerende goederen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit -
algemeen indien het bedrijfsoppervlak minder dan 2.000 m² bedraagt
19
categorie
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
3.1 2
G G
-
72 72.5
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIEBUREAUS E.D. Onderhoud en reparatie van computers en kantoormachines 1
G
-
73 73.1
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
2
G/Gr/R
-
74 74.4
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reclamebureaus e.d.: reclameverspreiding, reclameverlichting, reclameschilders, standbouw Reiniging van gebouwen en transportmiddelen e.d. reiniging van gebouwen en installaties van gebouwen (glazenwasserijen, kantoorreiniging, schoorsteenvegers, cvketelreiniging e.d.) ongediertebestrijding en ontsmetting reiniging van tanks schoonmaken van schepen Overige zakelijke dienstverlening foto-ontwikkelcentrale loonpakkerij
3.1
G
-
3.1
Gr/R
-
3.2 3.2 4.2
R G/R G/Gr/R/S
C C
2 3.1
G G
-
3.1
G
-
2 4.1 4.2A
Gr Gr Gr
C C C
5A
Gr
C
3.1 4.2
G/S G/S
-
3.2 4.2 5 3.2 3.2 3.2
G/Gr G/Gr Gr G/Gr Gr Gr
C C
2
G
-
3.2
G/Gr/S/V
-
74.7
74.8
75 75.25
OVERHEIDSDIENSTEN Brandweerkazernes
90
MILIEUDIENSTVERLENING afvalwaterinzameling en -behandeling . rioolgemalen . rioolwaterzuiveringsinrichtingen . idem, indien inrichting met waterstraal- of oppervlaktebeluchters, met een capaciteit van 100.000 tot 300.000 i.e. . idem, met een capaciteit van 300.000 i.e. of meer afvalinzameling . algemeen . vuiloverslagstations afvalbehandeling (voor op- en overslag van afvalstoffen zie SBI-code 51) . vuilsortering . vuilverbranding, mechanische afvalscheiding . compostering in de open lucht . compostering in gesloten gebouwen . kabelbranderijen . verwerking van olie-achtige afval, terugwinning van oplosmiddelen . verwerking fotochemisch en galvano-afval verwerking van dierlijk afval: zie SBI-code 15.1/15.7 grondreiniging algemeen
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
Indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten
SBI-code/ Bedrijfs(sub)groep of activiteit 93 93.01
20
categorie
indien breken, malen, zeven of drogen van grond of puin: zie SBI-code 37.2 verwerking van radio-actief afval 6
OVERIGE DIENSTVERLENING Reinigen van kleding en textiel wasserijen en linnenverhuur tapijtreiniging chemische wasserijen en ververijen wasverzendinrichtingen wassalons, wasserettes
3.1 3.1 2 2 1
maatgevende continu milieuaspecten1) factor2)
R
C
G/Gr G G/Gr/R G -
C -
1) G = 2) C =
Geluid, Gr = Geur, R = Risico, S = Stof, V = Verkeer. bij de indeling is ervan uitgegaan dat de hinderlijke activiteiten continu (ook 's avonds en 's nachts) plaatsvinden. 3) n.e.g. = niet elders genoemd. Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
II. Indeling op grond van het opgestelde vermogen
Omschrijving
Inrichtingen met een totaal geïnstalleerd motorisch vermogen van elektromotoren en verbrandingsmotoren van 15 MW of meer en inrichtingen voor het verstoken van brandstoffen met een thermisch vermogen van 50 MW of meer: indien het bedrijf volgens de indeling op grond van de bedrijfsactiviteiten (hoofdstuk I) is ingedeeld in de categorieën 1 t/m 5 indien het bedrijf is ingedeeld in categorie 6
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
categorie
5A
6A
161.11015.00 SBI 93/voll. dec. 2005
kaarten