> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag
Liemers Centrum voor Natuur- en Milieu-Educatie (NME) W. Nass Vestersbos 2 6901 BV ZEVENAAR
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39
[email protected]
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Datum 8 januari 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet
Bijlagen 2
Geachte heer Nass, Op 13 mei 2015 heb ik uw aanvraag voor een ontheffing voor ‘Permanent natuuren milieueducatie voor de (basis)scholen’ ontvangen. In deze brief stel ik u op de hoogte van mijn beslissing. Beslissing Ik heb besloten uw aanvraag gedeeltelijk goed te keuren en gedeeltelijk af te wijzen. Hierbij verleen ik u de ontheffing die u heeft aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vervoeren en onder zich hebben van: • producten behorende tot een beschermde inheemse of uitheemse diersoort; • 3 levende exemplaren van de gewone pad (Bufo bufo); • 4 levende exemplaren van de groene kikker (Rana esculenta) ten behoeve voor onderwijs. Ik verleen u deze ontheffing voor de periode van 8 januari 2015 tot 7 januari 2020. Uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 9 en 14 van de Floraen faunawet voor het doden, vangen, bemachtigen opsporen en uitzetten van beschermde inheemse diersoorten en voor het vervoeren en onder zich hebben van levende exemplaren van de egel (Erinaceus europaeus), hazelworm (Anguis fragilis), bruine kikker (Rana esculenta), kleine watersalamander (Triturus vulgaris), Griekse landschildpad (Testudo hermanni), vierteenlandschildpad (Testudo horsfieldii) en de Carolina doosschildpad (Terrapene carolina) wijs ik af. Daarnaast wijs ik uw aanvraag van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 8 van de Flora- en faunawet voor het plukken, verzamelen, afsnijden, beschadigen, vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse planten of producten van planten af. Hieronder vindt u de redenen voor mijn besluit.
Pagina 1 van 10
Aanvraag U vraagt, namens Liemers Centrum voor Natuur- en Milieu-Educatie, ontheffing voor het vervoeren en onder zich hebben van producten en levende specimens van beschermde inheemse en uitheemse diersoorten ten behoeven van educatie. Natuurcentrum Arnhem leent de dieren en producten uit als lesmateriaal aan basisscholen en verzorgt educatieve activiteiten voor scholen. U heeft momenteel 3 levende exemplaren van de groene kikker, 3 levende exemplaren van de bruine kikker, 2 levende exemplaren van de vierteenlandschildpad, 2 levende exemplaren van de Carolina doosschildpad en diverse producten van inheemse en uitheemse beschermde dieren in bezit. Daarnaast wilt u, voor gebruik tijdens uw lessen, levende exemplaren van de egel, hazelworm, kleine watersalamander en de bruine kikker vangen en onder u hebben. Ook wilt u voor gebruik in uw lessen levende exemplaren van de Griekse landschildpad onder zich hebben.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Toelichting Relevante wet- en regelgeving In de bijlage kunt u de relevante wet- en regelgeving lezen. Ontheffing Uit de relevante wet- en regelgeving blijkt dat de aangevraagde ontheffing alleen kan worden verleend als: • De gunstige staat van instandhouding van de soort niet in het geding is; • Er geen andere bevredigende oplossing bestaat; • De ontheffing aangevraagd wordt ten behoeve van onderzoek, onderwijs, repopulatie of herintroductie. Producten van dieren Voor het overgrote deel van de dierlijke producten is de exacte herkomst niet aantoonbaar. Dit deel van de collectie valt daarom niet onder de vrijstellingen genoemd in artikel 6, lid 2 en 5, van het Besluit prepareren van dieren. Een ontheffing is daarom noodzakelijk. Van de dieren mag aangenomen worden dat deze een natuurlijke dood gestorven zijn, of in ieder geval buiten schuld van de ontheffinghouder. De gunstige staat van instandhouding van de soorten is niet in het geding. Het gebruik van deze collectie voor onderwijs aan leerlingen van het basisonderwijs mag gezien worden als de juiste oplossing. Levende inheemse dieren Voor de beoordeling van uw aanvraag heb ik de voorgestelde nieuwe situatie waarvoor u ontheffing aanvraagt, van 13 mei 2015, gebruikt. De Staatssecretaris van Economische Zaken is terughoudend met het verlenen van ontheffing van artikel 9, 13 en 14 van de Flora- en faunawet voor het aan de natuur onttrekken, uitzetten, onder zich hebben en vervoeren van inheems beschermde diersoorten voor educatieve doeleinden. De maatschappelijke opvattingen over de omgang met dieren zijn in de loop der tijd gewijzigd en opgeschoven. De intrinsieke waarde van het dier speelt hier een belangrijke rol. De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft daarom ook regelgeving voor het tonen van dieren opgenomen in de Wet dieren.
Pagina 2 van 10
Rekening houdend met de doelvoorschriften voor het tonen van dieren, uit hoofdstuk vier van het Besluit houders van dieren, verlenen wij enkel ontheffing aan educatieve instellingen, onderzoeks- en opvangcentra of stichtingen die aantoonbaar aan een behoefte van deze instellingen of centra voldoen. Voor de educatieve instellingen geldt, dat zij in het bezit dienen te zijn van een dierentuinvergunning voor het houden van beschermde inheemse diersoorten.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Daarnaast zijn er voldoende alternatieven om zonder levende dieren aan hetzelfde didactisch gehalte van uw lessen te voldoen. Huidige vaak interactieve media bieden steeds meer mogelijkheden en hebben ook een grote aantrekkingskracht. Verder kunt u gebruikmaken van preparaten. Daarom acht ik het niet nodig om voor uw educatieve activiteiten levende exemplaren van de kleine egel, hazelworm, kleine watersalamander en de bruine kikker aan de natuur te onttrekken en onder u te houden. Ook voor levende exemplaren van de groene kikker en de gewone pad acht ik dit niet nodig. Daarnaast is het mogelijk dat u bij excursies en onderzoek met een waterschepnet beschermde inheemse soorten vangt, maar dit kan bij een juiste handelswijze tot een minimum beperkt kan worden. Ik beschouw het vangen van dieren als incidenten en verleen u hier geen ontheffing voor. Mocht het toch voorkomen, wil ik u verzoeken de dieren zo snel mogelijk weer in vrijheid te stellen. Artikel 14 betreft introductie en herintroductie van soorten. Het artikel is niet van toepassing op het in de vrije natuur terug brengen van een inheems beschermde soort naar de habitat waaruit het dier afkomstig is. Dat is het weer in vrijheid stellen van dieren in hun oorspronkelijke leefomgeving. Artikel 14, lid 1 van de Flora- en faunawet is daarom op uw aanvraag niet van toepassing. Ik acht het niet redelijk dat u de dieren die u onder uw ontheffing met kenmerk 203 in bezit had, nu niet meer in bezit zou mogen hebben. Ook al is de ontheffing niet meer geldig op uw naam. Daarom sta ik u toe de huidige dieren te houden totdat deze overlijden. Het is dus niet toegestaan nieuwe dieren te vangen. Het betreft dus enkel dieren die u reeds onder de vorige ontheffing heeft gevangen. De gunstige staat van instandhouding is niet in het geding. Andere oplossingen leiden niet tot de gewenste resultaten. Veranderingen Mogelijk verandert de komende jaren uw dierenbestand. Een dier overlijdt. Geef deze verandering dan gelijk door. Een verandering meldt u door een kopie van uw registratie te sturen naar Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, team Natuur. Planten U vraagt tevens ontheffing aan van artikel 8 en 13 van de Flora- en faunawet, voor het plukken, verzamelen, afsnijden, beschadigen, vervoeren en onder zich hebben van beschermde inheemse planten of producten van planten. In uw projectplan wordt het verzamelen van beschermde inheemse planten niet genoemd, daarnaast heeft u geen producten onder u van beschermde planten.
Pagina 3 van 10
Daarom acht ik het niet nodig om voor uw educatieve activiteiten planten of producten te verzamelen van beschermde inheemse planten of producten. Ik verleen u hiervoor geen ontheffing. Uitheemse levende soorten U vraagt ook ontheffing aan voor het onder zich hebben van levende exemplaren van de Griekse landschildpad, de vierteenlandschildpad en de Carolina doosschildpad. De Griekse landschildpad is opgenomen op Appendix II van het CITES verdrag en Bijlage A van (EG) nr. 338/97 (hierna: de Basisverordening). Voor soorten opgenomen op Bijlage A heeft u voor de overdracht een EUcertificaat nodig.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Indien het EU-certificaat voor commerciële handelingen is afgegeven, kunt u het dier voor uw educatieve doeleinden gebruiken. De vierteenlandschildpad en de Carolina doosschildpad, zijn opgenomen op Appendix II van CITES en Bijlage B van de Basisverordening. Wanneer u de legale herkomst van Bijlage B soorten kunt aantonen, heeft u voor het kopen, verkopen of andere commerciële handelingen geen EU-certificaat nodig. Zie hiervoor artikel 8, vijfde lid, van de Basisverordening. Indien u aan de hand van een overdrachtsverklaring of aankoopbewijs de herkomst van de schildpadden kunt aantonen, heeft u de specimens legaal in bezit en mag u deze gebruiken voor uw educatieve activiteiten. Voor legaal verkregen specimens van deze genoemde soorten heeft u geen ontheffing nodig. Ik verleen u hiervoor om deze reden geen ontheffing. Conclusie Ik verleen u ontheffing voor de levende beschermde inheemse dieren die u al onder u heeft en voor de producten van inheemse en uitheemse diersoorten, voor educatieve doeleinden. Bezwaar Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na verzending van deze brief digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen. De datum bovenaan deze brief is de verzenddatum. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl/bezwaar. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Vermeld in uw bezwaarschrift in ieder geval onze referentie, het briefkenmerk en de datum van de beslissing waartegen u bezwaar maakt. U vindt onze referentie en het briefkenmerk in de rechter kantlijn van deze brief.
Pagina 4 van 10
Meer informatie?
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Heeft u nog vragen, kijk dan op onze website mijn.rvo.nl. Of bel ons: 088 042 42 42 (lokaal tarief).
Datum 8 januari 2016
Met vriendelijke groet,
Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
Marco Klaassen De teammanager Vergunningen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Pagina 5 van 10
Relevante wet- en regelgeving Flora- en faunawet Artikel 2 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. 2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Artikel 3 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen als beschermde inheemse plantensoort worden aangewezen plantensoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd; b. niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting; c. uit Nederland zijn verdwenen doch ten aanzien waarvan gerede kans op terugkeer bestaat of d. zodanige gelijkenis vertonen met soorten die zijn aangewezen op grond van het bepaalde in de onderdelen a, b of c, dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. 2. De aanwijzing van een plantensoort als beschermde inheemse plantensoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties. Artikel 4 1. Als beschermde inheemse diersoort worden aangemerkt: a. alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis; b. alle van nature op het Europese grondgebied van de Lid-Staten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels met uitzondering van gedomesticeerde vogels behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten; c. alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen d. alle van nature in Nederland voorkomende soorten vissen, met uitzondering van de soorten waarop de Visserijwet 1963 van toepassing is. 2. Als beschermde inheemse diersoort kunnen voorts bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen diersoorten die van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd;
Pagina 6 van 10
b.
3.
niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting; c. uit Nederland zijn verdwenen doch ten aanzien waarvan gerede kans op terugkeer bestaat of d. zodanige gelijkenis vertonen met soorten die zijn aangewezen op grond van het bepaalde in de onderdelen a, b of c, dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. De aanwijzing van een diersoort als beschermde inheemse diersoort geschiedt in afwijking van het bepaalde in het tweede lid bij ministeriële regeling indien die aanwijzing noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
(…) Artikel 5 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen als beschermde uitheemse plantensoort of beschermde uitheemse diersoort worden aangewezen plantensoorten onderscheidenlijk diersoorten die niet van nature in Nederland voorkomen en die: a. in hun voortbestaan worden bedreigd of het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd, dan wel die zodanige gelijkenis vertonen met bedoelde soorten dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten, of b. niet noodzakelijkerwijs in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, doch ter bescherming waarvan maatregelen noodzakelijk zijn ter voorkoming van overmatige benutting, dan wel die zodanige gelijkenis vertonen met bedoelde soorten dat aanwijzing ervan noodzakelijk is ter bescherming van die soorten. (…) Artikel 8 Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10 Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Artikel 12
Pagina 7 van 10
Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen. Artikel 13 1. Het is verboden: a. planten of producten van planten, of dieren dan wel eieren, nesten of producten van dieren, behorende tot een beschermde inheemse of beschermde uitheemse plantensoort onderscheidenlijk een beschermde inheemse of beschermde uitheemse diersoort, b. te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, ten vervoer aan te bieden, af te leveren, te gebruiken voor commercieel gewin, te huren of te verhuren, te ruilen of in ruil aan te bieden, uit te wisselen of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben. (…)
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Artikel 14 1. Het is verboden dieren of eieren van dieren in de vrije natuur uit te zetten. (…) Artikel 64 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen diersoorten worden aangewezen die uit het oogpunt van natuurbehoud niet mogen worden geprepareerd. 2. Het prepareren van dieren, behorende tot soorten, aangewezen krachtens het eerste lid, is verboden. Artikel 75 (…) 3. Onze Minister kan, voorzover niet overeenkomstig artikel 68 van deze wet door gedeputeerde staten ontheffing is of kan worden verleend, ontheffing verlenen van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 8 tot en met 15a, 15b, tweede lid in samenhang met het eerste lid, 16, 17, 18, 50, 51, 52, 53, 58, 59, tweede lid, 64, tweede lid, en 72, vijfde lid. (…) 5. Vrijstellingen en ontheffingen worden tenzij uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties noodzaakt tot het verlenen van vrijstelling of ontheffing om andere redenen, slechts verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. 6. Onverminderd het vijfde lid, worden voor soorten genoemd in bijlage IV van richtlijn 92/43/EEG, voor soorten vogels als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, en voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen beschermde inheemse dier- of plantensoorten vrijstelling of ontheffing slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat: a. ten behoeve van onderzoek en onderwijs, repopulatie en herintroductie, alsmede voor de daartoe benodigde kweek, met inbegrip van de kunstmatige vermeerdering van planten;
Pagina 8 van 10
Besluit prepareren van dieren Artikel 8 Als diersoorten als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de wet die uit het oogpunt van natuurbehoud niet mogen worden geprepareerd, zijn aangewezen de volgende beschermde inheemse diersoorten: Als diersoorten als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de wet die uit het oogpunt van natuurbehoud niet mogen worden geprepareerd, zijn aangewezen de volgende beschermde inheemse diersoorten: (…) c. de krachtens artikel 4, tweede en derde lid, van de wet aangewezen diersoorten; d. alle van nature in Nederland voorkomende vleermuizen (Chiroptera); e. alle van nature in Nederland voorkomende walvisachtigen (Cetacea); f. de bever (Castor fiber); g. de hamster (Cricetus cricetus); h. de hazelmuis (Muscardinus avellanarius); i. de noordse woelmuis (Microtus oeconomus arenicola); j. de otter (Lutra lutra). (…)
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Datum 8 januari 2016 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Verordening (EG) nr. 338/97 inzake de bescherming van in het wild levende dieren plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (Basisverordening) Artikel 8: 1. De aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop van specimens van de in bijlage A genoemde soorten is verboden. 2. De Lidstaten kunnen het in bezit hebben van specimens, met name van tot de in bijlage A genoemde soorten behorende levende dieren, verbieden. 3. In overeenstemming met de voorschriften van andere Gemeenschapswetgeving betreffende de instandhouding van wilde fauna en flora kan per geval ontheffing van de in lid 1 genoemde verbodsbepalingen worden verleend door de afgifte van een daartoe strekkend certificaat door een administratieve instantie van de Lidstaat waarin de specimens zich bevinden, indien de specimens: a) werden verkregen of werden binnengebracht voordat de bepalingen betreffende de soorten als genoemd in bijlage I bij de Overeenkomst of in bijlage C1 bij Verordening (EEG) nr. 3626/82 of in bijlage A bij de onderhavige verordening, van toepassing werden op die specimens; of b) bewerkte specimens zijn die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen; of c) in de Gemeenschap werden binnengebracht overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en bestemd zijn om te worden gebruikt voor doeleinden die het voortbestaan van de betrokken soort niet nadelig beïnvloeden; of d) in gevangenschap geboren en gefokte specimens zijn van een diersoort of kunstmatig gekweekte specimens van een plantesoort of een deel van zo’n dier of zo’n plant zijn of daaruit zijn verkregen; of e) onder bijzondere omstandigheden en met naleving van Richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
Pagina 9 van 10
bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (1) nodig zijn met het oog op de vooruitgang van de wetenschap of voor belangrijke biomedische doeleinden indien de betrokken soort de enige blijkt te zijn die daarvoor geschikt is, en geen in gevangenschap geboren en gefokte specimens van die soort beschikbaar zijn; of f) bestemd zijn voor fok- of kweekdoeleinden en dientengevolge zullen bijdragen tot de instandhouding van de betrokken soorten; of g) bestemd zijn voor onderzoek of onderwijs dat de bescherming of de instandhouding van de soort op het oog heeft; of h) van oorsprong zijn uit een Lidstaat en overeenkomstig de in die Lidstaat geldende wetgeving aan hun natuurlijk milieu werden onttrokken. 4. […] 5. De in lid 1 genoemde verbodsbepalingen gelden ook voor specimens van de soorten genoemd in bijlage B, behalve indien ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de betrokken Lidstaat is aangetoond dat die specimens verkregen werden en, indien zij niet uit de Gemeenschap afkomstig zijn, daarin werden binnengebracht overeenkomstig de geldende wetgeving inzake de instandhouding van de wilde flora en fauna. 6. […]
«Organisatienaam» Datum 8 januari 2015 Onze referentie Aanvraagnummer FF/75A/2015/028
Pagina 10 van 10
ONTHEFFING Naar aanleiding van het verzoek van heer W. Nass op 13 mei 2015, namens het Liemers Centrum voor Natuur- en Milieu-Educatie (NME) gelet op artikel 75, lid 3, 5 en 6, onderdeel a van de Flora- en faunawet Verleent de Staatssecretaris van Economische Zaken hierbij aan: Naam: Liemers Centrum voor Natuur- en Milieu-Educatie (NME) (hierna: ontheffinghouder) Adres: Vestersbos 2 Postcode en woonplaats: 6901 BV ZEVENAAR Ontheffing FF/75A/2015/028 voor het tijdvak van: 8 januari 2016 tot 7 januari 2020. Van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het vervoeren en onder zich hebben van: • producten behorende tot een beschermde inheemse diersoort; • 3 levende exemplaren van de gewone pad (Bufo bufo); • 4 levende exemplaren van de groene kikker (Rana esculenta) ten behoeve voor onderwijs. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden: 1.
Het bestuur van de ontheffinghouder dient toe te zien op de strikte naleving van deze ontheffing met de daarin vermelde voorwaarden.
2.
De ontheffinghouder dient alle door of namens de Staatssecretaris van Economische Zaken verstrekte of nog te verstrekken aanwijzingen in verband met de uitvoering van deze ontheffing nauwkeurig op te volgen.
3.
Voor het verrichten van de in deze ontheffing genoemde handelingen, voor wat betreft artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet, mogen vaste medewerkers van de ontheffinghouder middels een machtiging gebruik maken van deze ontheffing. Indien de ontheffinghouder een ander dan een vaste medewerker machtigt, dan dient de ontheffinghouder een kopie van de verleende machtiging aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag te zenden. De machtiging vermeldt in ieder geval de volgende gegevens: a) volledige naam, adres, woonplaats en geboortedatum van degene aan wie de machtiging is verleend; b) soort(en) en eventuele aantallen waarvoor de machtiging geldt; c) kwalificaties met betrekking tot deskundigheid op het gebied van beschermde soorten; d) de handelingen die mogen worden verricht; e) plaats(en) waar de handelingen mogen worden verricht; f) periode waarvoor de machtiging geldt; g) naam en handtekening ontheffinghouder; h) het nummer van de ontheffing die aan de ontheffinghouder is verleend.
4.
Gemachtigden dragen bij het verrichten van de handelingen waarvoor de ontheffing verleend is de machtiging bij zich. Deze machtiging dient te zijn gehecht aan een kopie van deze ontheffing. Gemachtigden dienen de machtiging op eerste vordering te tonen aan een bevoegd controleur of
FF/75A/2015/028 1 van 2
opsporingsambtenaar. 5.
Voornoemde levende exemplaren worden gehouden op het adres: Vestersbos 2, 6901 BV ZEVENAAR.
6.
De aangegeven handelingen mogen uitsluitend worden verricht voor onderwijsdoeleinden, volgens het bij de aanvraag gevoegde projectplan NME-aanbod 2014-2015, ontvangen op 13 mei 2015.
7.
De op of bij de producten aangebrachte nummers dienen duidelijk afleesbaar te zijn.
8.
Het is niet toegestaan nieuwe levende exemplaren van bovengenoemde soorten aan de ontheffing toe te voegen.
9.
Het is uitdrukkelijk niet toegestaan de producten van dieren en de levende dieren te gebruiken voor commerciële doeleinden.
10.
Producten van dieren aangeboden, ná het verlenen van deze ontheffing, te weten 8 januari 2015, mogen alléén aangenomen worden in overéénstemming met het in de Flora- en faunawet gestelde.
11.
De ontheffing van verbodsartikelen genoemd in artikel 13, lid 1, van de Flora- en faunawet, voor zover dit betreft het vervoeren en onder zich hebben van producten van beschermde inheemse en uitheemse soorten, geldt uitsluitend indien in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 338/97, Verordening (EG) nr. 1158/2012 en Verordening (EG) nr. 792/2012 gehandeld wordt.
12.
Deze ontheffing kan bij het niet of niet voldoende naleven van de voorwaarden worden ingetrokken.
Den Haag, 8 januari 2016
De Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze:
Marco Klaassen De teammanager Vergunningen Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
FF/75A/2015/028 2 van 2