Adviesrapport accreditatie
hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad deeltijd
Fontys Hogescholen
Lange Voorhout 14 2514 ED Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport accreditatie
hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad deeltijd
Fontys Hogescholen CROHO nr.45274
Hobéon® Certificering BV Datum 15 juli 2011 Auditteam drs. R.B. van der Herberg dr. A.J.M. van der Helm drs. C. J. van Eerten C.P. van Keulen Secretaris drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE DEEL I 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5.
MANAGEMENT SAMENVATTING INTEGRAAL ADVIES ALGEMENE GEGEVENS BEOORDELINGSKADER SAMENSTELLING AUDITTEAM SAMENVATTENDE BEOORDELING
2 2 2 2 2 3
2. 2.1. 2.2.
INLEIDING5 FUNCTIE VAN HET RAPPORT AUDIT
5 5
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
7
4.
VISITATIE 2005
9
DEEL 2 5.
NVAO - BEOORDELINGSKADER 1. Doelstellingen opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau: master Facet 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma Facet 2.1. Eisen hbo Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Facet 2.3. Samenhang programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud Facet 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel Facet 3.1. Eisen hbo Facet 3.2. Kwantiteit personeel Facet 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen Facet 4.1. Materiële voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 10 13 14 15 16 18 19 20 22 24 25 26 27 27 28 29 30 30 32 33 33 34 35 36 36 38
6.
OORDEELSCHEMA
40
7.
BIJLAGEN
42
BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
I II III IV
VISITATIEPROGRAMMA CURRICULA VITAE & ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE,BESLISREGELS GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
42 44 51 53
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 1
DEEL 1 1.
MANAGEMENT SAMENVATTING
1.1.
Integraal advies
Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad (deeltijd), verzorgd door Fontys Hogescholen te accrediteren.
1.2.
Algemene gegevens
Naam van de instelling Naam Uitvoerende Organisatie
Naam van de opleiding Croho nummer Variant(en) Duur Aantal studenten Locatie Naam VBI: Datum visitatie: Datum adviesrapport:
1.3.
Fontys Hogescholen Tot 1 januari 20011: Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing – FHTL Vanaf 1 januari 2011: - locatie Tilburg: Fontys Lerarenopleiding Tilburg – FLOT - locatie Utrecht: FHTL Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad 45274 deeltijd 3 jaar –90 ec’s 62 Tilburg en Utrecht Hobéon Certificering b.v. Tilburg: 09 december 2010 Utrecht: 16 februari 2011 15 juli 2011
Beoordelingskader
In zijn onderzoek naar de basiskwaliteit van de hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad heeft Hobéon Certificering het ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003) als beoordelingskader gehanteerd.
1.4.
Samenstelling auditteam
Voorzitter Deskundigen Student Secretaris
drs. R.B. van der Herberg drs. C.J. van Eerten dr. A.J.M. van der Helm C.P. van Keulen drs. R.F.H.M. Stapert
Zie voor de CV’s van de leden van het auditteam: Bijlage II.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 2
1.5.
Samenvattende beoordeling
Algemeen beeld De kracht van de Fontys masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing ligt in (i) de hechte banden met de beroepspraktijk, (ii) het sterke accent op onderzoek, gericht op de ontwikkeling van de beroepspraktijk en het hoge niveau van de theoretische scholing. Deze drie kenmerken zijn zichtbaar in (i) de samenstelling van het docententeam, (ii) de doelstelling, inhoud en werkvormen van het programma en (iii) de relevantie en kwaliteit van het onderzoek van de afstudeerders. Op deze wijze maar ook dankzij de deskundigheid en sterke betrokkenheid van het docentencorps, slaagt de opleiding erin professionals (in casu masters) op te leiden die hun eigen beroepspraktijk op een hoger plan kunnen brengen. Doelstellingen opleiding: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De doelstelling laat zich kort samenvatten: het opleiden van hooggeschoolde theologen die voorts binnen de beroepspraktijk vanuit een leidende positie een bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van het godsdienstonderwijs en de pastorale zorg. Reikwijdte, oriëntatie en niveau van die doelstellingen corresponderen met de complexe eisen die het werkveld stelt aan een 1e graads leraar godsdienst / pastoraal werker. Overigens is de verwevenheid met het werkveld (via docenten, gastdocenten en studenten alsook via de samenwerking met scholen en de RK-kerk) zodanig sterk dat de (eventuele) noodzaak tot herijking en/of actualisering van de doelstellingen een telkens terugkerend gespreksonderwerp is. Aandachtspunt is de ‘internationale oriëntatie’. Die zou in de doelstellingen een expliciete plaats moeten krijgen om binnen het opleidingsprogramma richting te (kunnen) geven aan de aandacht voor en de betekenis van ‘internationale oriëntatie’. Nota bene: Het auditteam beoordeelt twee facetten van dit onderwerp als ‘goed’ en één als voldoende. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt dit onderwerp in aanmerking voor de extra aantekening goed. Programma: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De opleiding biedt een veeleisend programma aan op een hoog niveau, waarbinnen interactie met het werkveld een vanzelfsprekend element is, met extra aandacht voor op praktijk georiënteerd onderzoek waar de studenten overigens goed op worden voorbereid, ook in methodologisch opzicht. In de inhoud & leerdoelen en in de toetsing wordt de focus en het niveau van de opleiding (het opleiden van hooggeschoolde theologen die voorts binnen de beroepspraktijk een bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van het godsdienstonderwijs en de pastorale zorg) zichtbaar. Mede dankzij het sterk contextueel gerichte didactisch concept, waarbij de inbreng van de student cruciaal is, is de opleiding erin geslaagd de reikwijdte, oriëntatie en het niveau van de doelstellingen zichtbaar te maken in de inhoud en de vormgeving van het programma. Dit wordt in de afstudeerwerkstukken ook zichtbaar. Inzet van personeel: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. Zowel op het niveau van het management als op het niveau van de individuele docent opereert de opleiding zeer actief binnen een uitgebreid professioneel netwerk binnen het voortgezet onderwijs en binnen de pastorale zorg. De docenten hebben allen een (relevante) universitaire achtergrond. Voorts zijn zij naast hun docentschap in het beroepenveld werkzaam.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 3
In termen van onderzoek, discipline- en werkveldkennis & -ervaring en in termen van didactische bekwaamheid is de kwaliteit van het docenten dan ook ruimschoots voldoende. De verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten. Nota bene: Het auditteam beoordeelt twee facetten van dit onderwerp als ‘goed’ en één als ‘voldoende’. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt dit onderwerp in aanmerking voor de extra aantekening goed. Voorzieningen: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. Huisvesting en materiële voorzieningen in de Tilburgse locatie zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. Die in Utrecht zijn voldoende. De ICT–voorzieningen zijn zowel in Tilburg als in Utrecht up-to-date en de toegang tot relevante mediatheken is goed geregeld. De studiebegeleiding is in haar aanpak passend voor een masteropleiding, waar immers van studenten (volwassen professionals) eigen initiatief mag worden verwacht en, in het geval van de onderhavige opleiding, ook daadwerkelijk wordt verwacht. Studenten zijn overigens van mening, dat de studiebegeleiding tegemoetkomt aan hun behoefte en (mede daardoor) zeer effectief is. Nota bene: (Tilburg) Het auditteam beoordeelt beide facetten van dit onderwerp als ‘goed’. (Utrecht) Het auditteam beoordeelt één facet van dit onderwerp als ‘goed’ en één facet als ‘voldoende’. Conform de beslisregels van Hobéon Certificering komt dit onderwerp in beide gevallen aanmerking voor de extra aantekening goed. Interne kwaliteitszorg: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. De opleiding heeft haar interne kwaliteitszorg voldoende geregeld en betrekt daar thans op systematische wijze alle (interne en externe) belanghebbenden bij. Een belangrijke stap in het kwaliteitszorgsysteem is de vertaling van evaluatie-uitkomsten naar vervolg- en/of verbeteracties. In de uitvoering van haar kwaliteitszorgsysteem is deze stap duidelijk zichtbaar. Resultaten: voldoende Het auditteam beoordeelt alle facetten van dit onderwerp positief. Het oordeel over dit onderwerp is dan ook ‘voldoende’. Gerealiseerd niveau Bij de vaststelling of de opleiding voldoet aan de vereiste basiskwaliteit, gaat het om de relatie tussen doelstellingen en gerealiseerd niveau. Welnu, de projectopdrachten, stageverslagen en de afstudeerwerkstukken van studenten weerspiegelen in voldoende mate de reikwijdte, het niveau en de beroepsgeoriënteerdheid van die doelstellingen. Dat de opleiding daarin is geslaagd, komt mede door het feit dat zij haar ambitieuze doelstellingen helder in het programma heeft geoperationaliseerd, maar ook dankzij de ruime ervaring en deskundigheid van de docenten. Onderwijsrendement De opleiding heeft (gelet op de hoge eisen die het programma stelt aan haar studenten en gelet op het feit dat de studenten de studie met hun werk moeten combineren) aanvaardbare streefcijfers vastgesteld die zij vervolgens nagenoeg realiseert.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 4
2.
INLEIDING
2.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie heeft opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de deeltijd hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing 1e graad, verzorgd door Fontys Hogescholen.
2.2.
Audit
Programma Het programma van de audit (Tilburg: 09 december 2010 en bezoek Utrecht: 16 februari 2011) is opgenomen in Bijlage I. Auditteam Samenstelling en expertise van het auditteam laten zich als volgt weergeven: Panelleden
drs. R.B. van der Herberg voorzitter drs. C.J. van Eerten werkveld- / vakdeskundige dr. A.J.M. van der Helm werkveld- / vakdeskundige C.P. van Keulen studentlid secretaris drs. R. F. Stapert
Expertise - audit - kwaliteitzorg
Expertise - onderwijs
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
Expertise - werkveld
Expertise - vakinhoud
Expertise - studentzaken
x
x
Bij het samenstellen van het auditteam1 heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de onderhavige opleiding noodzakelijke expertise (bestuurlijk, vakinhoudelijk en onderwijskundig) aanwezig is. Het gaat daarbij om expertise met betrekking tot onderwijsvisie, de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten. Drs. R.B. van der Herberg (voorzitter) Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Ook was hij als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. Van der Herberg heeft reeds veel audits in het kader van accreditatie geleid. Voorts is hij als externe deskundige betrokken bij audits in het beroepsonderwijs (Platform Bèta Techniek) en bij visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs. Zie voor beknopt CV Bijlage II. Drs. C.J. van Eerten, was beleidsadviseur Identiteit voor het College van Bestuur van ROC ASA en is thans directeur ROC ASA te Almere, lid Expertise Centrum Federatie Christelijk BVE, heeft in zijn vakgebied (theologie, godsdienst, levensbeschouwing) jarenlange ervaring als docent en opleidingscoördinator alsmede jarenlange ervaring als decaan en vertrouwenspersoon / schoolpastor. Zie voor beknopt CV Bijlage II. 1
Het auditteam heeft (m.u.v. de student) dezelfde samenstelling als het auditteam dat in 2009 de Fontys
bachelor lerarenopleiding Godsdienst / Levensbeschouwing en de bacheloropleiding Godsdienst / Pastoraal Werk heeft beoordeeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 5
Dr. A.J.M. van der Helm, deken van Den Haag en pastoor van de St. Jacobusparochie aldaar en voorts o.a. Rechter van de Kerkelijke Rechtbank van het bisdom Rotterdam, lid van de Commissie Canonieke Vraagstukken, lid van de diocesane Adviescommissie Pastorale organisatie, heeft jarenlange ervaring als docent in het hoger onderwijs (Katholieke Universiteit Leuven, VU Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen.) Zie voor beknopt CV Bijlage II. C.P. van Keulen Bacheloropleiding Docent Godsdienst/Levensbeschouwing 2de graad, NHL (2005 – 2009). Masteropleiding Theologie 1ste graad, Windesheim – Zwolle (2009 – heden). Zie voor beknopt CV Bijlage II. Drs. R. F. H.M. Stapert (secretaris, onderwijsdeskundige) Stapert is sinds 1981 betrokken bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Zie voor beknopt CV Bijlage II. Onderzoek De basis De ‘Management Review Masteropleiding Leraar Godsdienst/Levensbeschouwing’ (Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing, Tilburg – november 2010) vormde de basis voor het onderzoek van het auditteam. Visitatie Tijdens de visitatie (Tilburg: 09 december 2010) heeft het auditteam gesproken met de directie van de FHTL en het opleidingsmanagement, over o.a. visie en strategisch beleid van de opleiding. Daarna heeft het auditteam gesprekken gevoerd met het lectoraat, docenten, examencommissie, studenten en alumni (uit Tilburg en Utrecht). Deze gesprekken hadden een tweeledig doel: verificatie op het niveau van implementatie en beoordeling van opleidingsspecifieke elementen. Het bezoek in Utrecht (16 februari 2011) was uitsluitend gericht op (verifiërende) gesprekken met de studenten aldaar en op de specifieke ‘Utrechtse’ voorzieningen. Rapportage In het onderhavige rapport geeft het auditteam per facet zijn oordeel weer op basis van zijn observaties en overwegingen. De beschrijving van elk facet eindigt met een conclusie.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 6
3.
KARAKTERISTIEK VAN DE OPLEIDING
Inleiding FHTL werkt aan een scenario voor haar toekomst. Redenen zijn de teruglopende studentenaantallen, de reductie van het rooms-katholieke kerkelijk werkveld en de eisen die de bisschoppen aan de FHTL–opleidingen stellen. Ook neemt de vraag naar professionals in de traditionele beroepen ‘godsdienstleraar’ en ‘pastoraal werker’ die binnen de rooms-katholieke kerk werken, af. Dit staat in scherp contrast met de toenemende belangstelling voor religie en spiritualiteit. Tussen deze polen zoekt FHTL haar nieuwe weg: FHTL zal haar unieke positie als opleider voor het katholiek werkveld handhaven en anderzijds aandacht blijven geven aan religiewetenschap en ethiek. Fontys bouwt de vestigingen in Sittard en Hengelo af en concentreert de onderhavige opleiding in Tilburg en Utrecht.2 De opleiding in Tilburg, per 1 januari 2011 overgenomen door de Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT, zal zich vooral richten op levensbeschouwing, religiewetenschap en ethiek zonder te streven naar formele RK–erkenning. De opleiding in Utrecht gaat samenwerken met de Faculteit Katholieke Theologie (FKT) van de Universiteit van Tilburg en richt zich in het bijzonder op de door de RK- kerk erkende beroepen en functies.
Masteropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing in de 1e graad Algemeen beeld Het auditteam heeft een opleiding aangetroffen met zeer betrokken docenten, studenten en management. Opvallend zijn de eruditie, deskundigheid, liefde voor kennis van de docenten. Studenten roemen de docenten in deze aspecten. De opleiding is zuinig op haar studenten. Dat komt ook tot uitdrukking in een aanvaardbaar onderwijsrendement. Docenten delen in hun lespraktijk het volgende uitgangspunt: theorieën, thematieken altijd koppelen aan en verbinden met de beroepspraktijk van de studenten. De opleiding heeft alle positieve kenmerken die in een kleinschalige omgeving floreren: korte lijnen, informele en effectieve contacten en een gedeeld enthousiasme voor het vak theologie. De opleiding opereert in een lastige context van interne reorganisatie & herverkaveling en grote maatschappelijke veranderingen op het religieuze erf. De opleiding gaat daar, naar het oordeel van het auditteam, zorgvuldig mee om en zij gebruikt deze complexe situatie om zich verder te ontwikkelen en daarbij duidelijke keuzen te maken, in focus en programma.
2
Dat betekent dat de vestiging Amsterdam verhuist naar Utrecht. De Commissie Doelmatigheid Hoger
Onderwijs (CDHO) heeft daartoe toestemming gegeven en de Amsterdamse opleiding is inmiddels verhuisd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 7
Kenmerken De masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing (hierna te noemen ‘de opleiding’ ) is primair gericht op het brede veld van de levensbeschouwelijke educatie, in het bijzonder het leraarschap in godsdienst / levensbeschouwing eerste graad in de bovenbouw van het havo/vwo en in het hbo. De opleiding leidt op tot de volgende beroepen: docent levensbeschouwing van de 1e graad, schoolbegeleider levensbeschouwing / identiteitsbegeleider; kerkelijk catecheet; educatief-levensbeschouwelijk medewerker in sociaal-culturele werkverbanden: ziekenhuizen, leger, justitie, cultureel en maatschappelijk werk). De opleiding kent een differentiatie ‘Pastoraat’ die voorbereidt op de volgende beroepen: pastoraal werker in kerkelijk verband; geestelijk verzorger/levensbeschouwelijk begeleider op het brede terrein van bijvoorbeeld de gezondheidszorg of justitie, krijgsmacht, maatschappelijk werk en GGZ. Aan de opleiding is het lectoraat ‘Waardeneducatie’ verbonden met twee lectoren: de lector Praktische Theologie en de lector Filosofie. De lector ‘Praktische theologie’ richt zich op de veelsoortige getransformeerde religiositeit onder jongeren en hun pop-cultuur en de implicaties van ontwikkelingen op dit terrein voor onderwijs en begeleiding. De lector Filosofie richt zich op de bevordering van de beoefening van de filosofie in al haar genres binnen alle opleidingen van Fontys.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 8
4.
VISITATIE 2005
De NQA heeft de opleiding in 2005 beoordeeld, samen met een reeks van andere lerarenopleidingen van Fontys, en haar oordeel neergelegd in een generieke rapportage. Dit leidde tot een positief besluit van de NVAO. Het daaraan ten grondslag liggende rapport bevatte de volgende aandachtspunten. 1. Relatie met universiteiten zou versterkt moeten worden, met name waar het gaat om onderzoeksbekwaamheid op het gebied van onderwijskunde en didactiek. Het auditteam constateert thans dat de relatie met het wo een sterke impuls kan krijgen, en wel dankzij het volgende: Binnen FLOT, waartoe de opleiding thans behoort, is een Wetenschappelijke Raad van Advies ingesteld, waarin acht vertegenwoordigers (hoogleraren) van nationale en internationale universiteiten zitting hebben: Universiteit van Tilburg, TU-Eindhoven, Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam, TU-Twente, Radboud Nijmegen, KU Leuven, Universiteit van Stellenbosch (Zuid-Afrika) Binnen FHTL is het lectoraat Waardeneducatie met twee lectoren ingericht, die directe banden hebben met universiteiten. (Zie onder facet 2.1) Door de samenwerkingsovereenkomst met FKT is er een directe samenwerking tussen FHTL en de Universiteit van Tilburg tot stand gekomen. 2. De relatie tussen vakinhoud en didactiek zou verder verbeterd moeten worden. Het auditteam constateert thans het volgende: Het huidige opleidingsprogramma laat zien, dat ook binnen de vakinhoudelijke component de onderwerpen en de opdrachten expliciet in verband staan met de beroepspraktijk: studenten moeten hun vakkennis telkens vertalen naar een lessenserie. (Zie voorts onder Onderwerp 2 van het Beoordelingskader.) 3. Verbetertrajecten zouden geformaliseerd moeten worden. Het auditteam constateert thans het volgende: Blijkens de ‘Management Review Masteropleiding Leraar Godsdienst’ heeft de opleiding haar verbeteracties expliciet in relatie gebracht met de uitkomsten van periodieke evaluaties. Overigens geldt dat de onderhavige opleiding haar kleinschaligheid intensief benut door middel van frequente evaluatieve bijeenkomsten met docenten en studenten met behulp waarvan zij substantiële kwalitatieve feedback krijgt over alle aspecten van de opleiding. 4. Het betrekken van de stakeholders moet verder worden uitgebouwd. Het auditteam constateert thans het volgende: Meer dan bij andere masteropleidingen zijn bij de onderhavige opleiding de formele representanten van het werkveld direct betrokken, zoals blijkt uit de activiteiten van de Commissie van Toezicht en Advies (CTA) en de Stichting Katholieke Theologische Opleidingen (KTO). Door de kleinschaligheid van de opleiding is er direct en vaak ook informeel contact tussen de diverse geledingen. Dit verhoogt de betrokkenheid bij de opleiding. Het ontbreekt evenwel nog aan een officiële Raad van Advies. De werkveldcommissie zal met ingang van januari 2011 operationeel zijn. FLOT heeft een Raad van Advies VO, die ook voor de onderhavige opleiding zal fungeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 9
DEEL 2 5. 1.
NVAO - BEOORDELINGSKADER Doelstellingen opleiding
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Oordeel: voldoende Het oordeel is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. Inleiding Binnen de doelstelling van de opleiding staan de eindkwalificaties leraar Godsdienst / Levensbeschouwing (1e graad) centraal. Zij vormen dan ook de ruggengraat van het opleidingsprogramma. Binnen die doelstelling heeft de opleiding ook de eindkwalificaties voor de differentiatie ‘Pastoraat’ opgenomen. I Eindkwalificaties: leraar Godsdienst / Levensbeschouwing (1e graad) Conform landelijke afspraken (2005) heeft de opleiding de eindkwalificaties gerelateerd aan de volgende zes beroepsrollen die betrekking hebben op (i) onderwijsontwikkeling, (ii) onderwijsuitvoering, (iii) kwaliteitsbewaking en (iv) kennisontwikkeling: vakspecialist vakdidacticus pedagoog ontwikkelaar en onderzoeker professional binnen een schoolorganisatie regisseur van de eigen professionele ontwikkeling In het FHTL-document ‘Kennisbasis en eindkwalificaties’ zijn de inhoudelijke en beroepsmatige eindkwalificaties van de opleiding uitvoerig beschreven, geordend naar de zes beroepsrollen. Vooral voor het vakinhoudelijk deel van de masteropleiding is het kernprofiel voor de leraar G/L op katholieke scholen, opgesteld door de Bisschoppelijke commissie CTA, mede richtinggevend. Hieronder volgt een samenvatting in sleutelwoorden: Vanuit de zes beroepsrollen beschikt de afgestudeerde over grondige kennis en/of vaardigheden op de volgende terreinen: de inhoud van de aan godsdienst / levensbeschouwing gerelateerde disciplines (vastgelegd in de kennisbasis). Levensbeschouwing en ethiek: (i) in theoretische context, kerkelijke- / geloofscontext, in de context van symbolen en rituelen, (ii) bij personen, (iii) in de samenleving, (iv) in de kunst en (v) in het vo en hbo de toepassing van kennis: het vertalen van inhoud naar onderwijsaanbod: (i) het ‘vak’, (ii) de didactische context, (iii) de pedagogische context, (iv) de curriculaire context de beroepsuitoefening: (i) implementatie van onderwijsconcepten, -inhouden en -methoden en (ii) innovatie: vakinhoudelijk en onderwijskundig het onderzoek gericht op verdere ontwikkeling van (i) het ‘vak’, (ii) onderwijsconcept en -methoden, (iii) onderwijsuitvoering
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 10
In het kader van de HBO-Raad is de opleiding in 2010 begonnen de kennisbasis van de hboMaster of Education in Theology opnieuw te definiëren in samenwerking met de beide andere masteropleidingen godsdienst (Christelijke Hogeschool Windesheim en Noordelijke Hogeschool Leeuwarden). Deze kennisbasis zal in 2011 gereed zijn. Voor de beroepscomponent geldt, dat de eindkwalificaties nog geordend zijn naar de beroepsrollen en nog niet naar de SBL–competenties. Maar uit de beschrijving in FHTL‘s ‘Kennisbasis en eindkwalificaties’ blijkt dat alle SBL-competenties in de eindkwalificaties van de onderhavige opleiding terugkomen. Het is dus eerder een verschil in ordening dan een verschil in bereik en inhoud dat de eindkwalificaties van de opleiding zich van de SBL-competenties onderscheiden. Overigens, zal de opleiding in het kader van FLOT de beroepscompetenties herdefiniëren opdat zij volledig synchroon lopen met de SBL-competenties. II Eindkwalificaties differentiatie ’Pastoraat ‘ Voor de pastoraal werker in de rooms-katholieke kerk is door de Nederlandse rooms-katholieke kerkprovincie in 2004 een profiel opgesteld. Dit profiel omschrijft bekwaamheden op masterniveau. Naar het oordeel van de Nederlandse bisschoppen is minimaal een masterniveau vereist voor de functie van pastoraal werker in de kerk. Voor de masteropleiding tot kerkelijk pastoraal werker heeft FHTL eindkwalificaties opgesteld die gebaseerd zijn op genoemd profiel. Dat gebeurde in samenspraak met het werkveld. Richtinggevend daarbij was het oordeel van: de Bisschoppen van Nederlandse Rooms Katholieke Kerkprovincie, aangesloten bij de Stichting Katholiek Theologische Opleidingen (KTO); Vereniging Pastoraal Werkenden (VPW; Beroepsvereniging van rooms-katholieke pastores); Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen. Genoemde instanties hebben hun goedkeuring gegeven aan de door het management van de opleiding opgestelde eindkwalificaties. Voor deze afstudeerrichting is goedkeuring door de KTO, het landelijk orgaan dat de inhoud van eindkwalificaties toetst, vereist. In de eindkwalificaties worden de competenties geordend naar de onderscheiden beroepstaken van een pastoraal werker, te weten: Begeleiding (individueel en in groepen) Geloofseducatie Viering Maatschappelijke activering in kerkelijk verband Management Vanuit die taken beschikt de afgestudeerde over grondige kennis en/of vaardigheden op de volgende terreinen (in steekwoorden): de inhoud van de aan pastoraal werk gerelateerde disciplines (vastgelegd in de kennisbasis): o.a. (i) historische, systematische en praktische theologie, (ii) filosofie, godsdienstwetenschap en sociale wetenschap als ondersteunende disciplines, (iii) pastoraal theologie, (iv) catechetiek, (v) liturgie, (vi) theorieën en methoden van geloofseducatie, en (vii) symboliek en rituelen; de toepassing van kennis: het vertalen naar (i) begeleidingsconcepten en –modellen, (ii) coaching- en counselling praktijk, (iii) geloofseducatie programma’s, (iv) rituele vormgeving, (v) projectmatige benadering bij hulpvragen, (vi) beleid, coördinatie en beheer binnen de context van een parochie, (vii) aansturing vrijwilligers; de beroepsuitoefening: implementatie van concepten, programma’s, projecten en beleid het onderzoek gericht op de verdere ontwikkeling en van de functie van pastoraal werker in de kerkelijke en maatschappelijke context.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 11
III Internationale dimensie Of de opleiding zich internationaal wil profileren, is afhankelijk van haar ambitie. Hoe dit ook zij, van alle masteropleidingen, dus ook van de onderhavige opleiding mag worden verwacht dat haar afgestudeerden in staat zijn een substantiële bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van het godsdienstonderwijs / pastoraal werk. Internationale oriëntatie (‘het gericht over de grenzen kijken’) en het actief gebruik maken van internationale bronnen zijn daarbij onontbeerlijk. Die dimensie vindt het auditteam niet expliciet terug in de doelstellingen. IV Conclusie De doelstellingen van de hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing zijn tot stand gekomen via een traceerbaar en intensief proces van werkveld consultatie. Sterker nog, de eindkwalificaties zijn door het werkveld specifiek getoetst en goedgekeurd. Anders gezegd, de eindkwalificaties zijn volledig gelegitimeerd. Dit proces heeft, naar het oordeel van het auditteam, geleid tot een set eindkwalificaties die tegemoetkomt aan de behoeften zoals die door het werkveld worden gearticuleerd en die voorts een goede afspiegeling vormt van de ontwikkelingen binnen het werkveld. De uitkomsten van het recent uitgevoerde ‘Startbekwaamhedenonderzoek’ onder alumni en hun leidinggevenden, bevestigt dit beeld. Sterk punt is, dat de eindkwalificaties van de opleiding zodanig gedifferentieerd en geconcretiseerd zijn dat zij inderdaad kunnen dienen als richtinggevend kader voor het opleidingsprogramma. Bijzonder in de doelstellingen is ook het sterke accent op vakdisciplines / theoretische scholing, zonder dat dit ten koste gaat van de beroepskwalificaties. Kortom: de eindkwalificaties van de opleiding zijn qua oriëntatie, inhoud en onderwijskundige functionaliteit van bijzondere kwaliteit. Een kwalificatie ‘goed’ ligt dan ook in de rede. Echter, binnen de eindkwalificaties is ‘internationale oriëntatie’ niet expliciet opgenomen. Reden voor het auditteam te volstaan met een kwalificatie ‘voldoende’, temeer daar het hier gaat om een masteropleiding. (Zie ook facet onder 2.1)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 12
Facet 1.2. Niveau: master
De eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Niveau master De eindkwalificaties waarop de opleiding zicht richt, corresponderen (zie onder facet 1.1.) met de eisen van het werkveld. Welnu, analyse van die eindkwalificaties en van de operationalisering ervan in leerdoelen laat zien, dat die eindkwalificaties qua bereik en complexiteit overeenstemmen met het bereik en de complexiteit waarnaar de Dublin Descriptoren verwijzen. Kenmerkende ‘master’ elementen (zoals onderzoek en gerichtheid op zelfstandige en/of leidinggevende functies en verdieping van de vakinhoud) zijn expliciet in de doelstellingen van de onderhavige opleiding opgenomen en wel, kort samengevat, als volgt: Kennis en inzicht (bijvoorbeeld): in eschatologie, theologische ethiek, canoniek recht, godsdienstfenomenologie, hermeneutiek, metafysica, godsdienstpedagogiek, kerkopbouw. De kennis binnen deze (en andere disciplines) wordt mede verworven door praktijkgericht onderzoek. Daarnaast heeft de afgestudeerde kennis en inzicht m.b.t. tot de relevante (lokale) context van de school, dan wel de pastorale setting en m.b.t. de daaruit voortvloeiende eisen voor inhoud en inrichting van het leerproces van leerlingen dan wel de educatief/pastorale begeleiding. Toepassen kennis en inzicht (bijvoorbeeld): de afgestudeerde is in staat zijn kennis en inzicht geïntegreerd en op creatieve wijze in te zetten (i) bij het ontwerpen van (de organisatie van) onderwijs, dan wel geloofseducatie en pastorale zorg, (ii) bij het implementeren daarvan, (iii) bij het onderzoeken en evalueren van de praktijkuitvoering en (iv) bij de ondersteuning en begeleiding van collega’s. Oordeelsvorming de afgestudeerde heeft een expliciete visie op onderwijs en op de taak van de school, dan wel op de taak van het pastoraat, daarbij rekening houdend met de (regionale) sociaal-maatschappelijke behoefte en religieuze en ethische overwegingen, en de afgestudeerde kan op basis van deze visie keuzes maken in processen van innovatie en ontwikkeling binnen een onderwijs- dan wel pastorale context. Communicatie de afgestudeerde is in staat binnen de context van de school en/of het pastoraat effectief te communiceren met alle betrokkenen: stimulerend, pro-actief, reactief, sturend en begeleidend. Ook is de afgestudeerde in staat zijn/haar deskundigheid in te zetten om collega’s te begeleiden en om overwegingen en motieven voor gemaakte keuzes zowel binnen als buiten de organisatie (naar collega’s, ouders, stakeholders, beoefenaren van wetenschap) overtuigend naar over te brengen Leervaardigheden de afgestudeerde is in staat is het eigen leerproces vorm te geven, leeropbrengsten helder te verwoorden en te verbinden met duurzame schoolontwikkeling en/of ontwikkelingen binnen het pastoraat. Zij verbinden het eigen leren met professionalisering binnen de context van school en/of pastoraat. II Conclusie De eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle master elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. De opleiding heeft bovendien de master dimensies zichtbaar verwerkt in de leerdoelen en in de toetsen. Een kwalificatie ‘goed’ is derhalve op zijn plaats.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 13
Facet 1.3. Oriëntatie hbo
De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De hbo–master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op de volgende overwegingen. I Oriëntatie hbo “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Masteronderwijs De eindkwalificaties en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog en complex niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het masterniveau in de Dublin Descriptoren. Ergo: de opleiding kan gerekend worden tot het hbo masteronderwijs. De opleiding heeft de master dimensies rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin te hanteren werkvormen. In de programmabeschrijving wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie 'master onderwijs’ aantoonbaar in haar programma verankerd. (Zie Onderwerp 2: Programma.) Beroepsonderwijs De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld. Sterker nog, de eindkwalificaties zijn expliciet door het werkveld getoetst en goedgekeurd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld volledig geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. II Conclusie Het auditteam beoordeelt dit facet als goed omdat de eindkwalificaties volledig de eisen en behoeften van het beroepenveld weerspiegelen en (dus ook) geheel corresponderen met het beroepsprofiel en met het niveau van de functies waarvoor de opleiding bedoeld is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 14
2.
Programma
Inleiding FHTL staat in een lange traditie van opleiden van theologen voor de beroepspraktijk in onderwijs en pastoraal werk. De opleidingen kenmerkten zich in het verleden al door hun sterk theologisch wetenschappelijk fundament. Deze oriëntatie heeft FHTL in haar opleidingen willen behouden. Dit geldt a fortiori voor de onderhavige masteropleiding. De klassieke vakgebieden binnen de theologie, zoals systematische theologie, praktische theologie, bijbelwetenschappen, ethiek en geschiedenis van kerk en christendom hebben dan ook een prominente plaats in het curriculum. Ook kent de masteropleiding een strak doorgevoerde onderzoekslijn om haar studenten methodologisch te scholen ten behoeve van hun (afstudeer)onderzoek. Daarnaast, het auditteam heeft daar expliciet naar gekeken, zet de opleiding sterk in op voorbereiding op de beroepsuitoefening. De theologische inhouden worden meer en meer gericht op de beroepspraktijk (leraar, dan wel educatief en pastoraal werker). Iets wat in de gebruikte vakliteratuur zichtbaar is. Hoofdlijnen programma De masteropleiding bouwt voort op de bacheloropleiding en veronderstelt dat de instromende student de eindkwalificaties van de bachelor bezit. Ook het curriculum sluit programmatisch aan op dat van de bachelor. Het programma is georiënteerd op het toekomstige beroep en 5/9 deel van het curriculum bestaat uit direct beroepsvoorbereidende en of werkveld gerelateerde onderwijsmodulen. De opleiding kent drie dimensies;
vakcomponent (Utrecht: 43 ec’s. Tilburg 40 ec’s): o systematische theologie, praktische theologie, ethiek, bijbelwetenschappen en talmudica, geschiedenis van het Christendom, godsdienstwetenschappen, wijsbegeerte, sociale wetenschappen, onderwijskunde, leerplanontwikkeling, pastorale psychologie beroepsgerichte component (Utrecht: 30 ec’s. Tilburg: 33 ec’s): o algemene professionele vorming (APV): o.a. instituutspractica / trainingen o praktijk: veldpracticum, stage afstudeer/onderzoekproject (Utrecht en Tilburg: 17 ec’s): o literatuurstudie t.b.v. onderzoek in de theologische disciplines, veldonderzoek, rapportage
De opleiding op beide locaties volgt in beginsel hetzelfde programma, evenwel -zoals ook bij de bacheloropleidingen- met een eigen couleur locale. Waar Tilburg het accent meer legt op het kennisgebied levensbeschouwing en ethiek, kenmerkt de opleiding in Utrecht zich door uitgebreidere aandacht voor strikt theologische en kerkelijke thema’s, een accentverschil dat door de samenwerking met FKT zeker versterkt zal worden. Bijgevolg komen binnen de vakinhoudelijke component soms andere onderwerpen aan de orde die evenwel gericht zijn op in principe dezelfde of vergelijkbare kwalificaties. Een ander verschil is, dat het aantal studenten dat voor de afstudeerrichting pastoraat kiest in Utrecht groter is dan in Tilburg.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 15
Facet 2.1. Eisen hbo
Kennisontwikkeling van studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Kennisontwikkeling Analyse van het programma laat zien, dat kennisontwikkeling van studenten plaatsvindt via het bestuderen en bespreken van (ook Engelstalige) vakliteratuur. De huidige, recentelijk aangepaste literatuurlijst omvat, zo constateert het auditteam, vakliteratuur die volledig in lijn is met het bereik en het niveau van de doelstellingen van de opleiding. Kennisontwikkeling vindt ook plaats aan de hand van beroepspraktijk gerelateerd studiemateriaal (cases en opdrachten). Casuïstiek wordt ingebracht door de studenten zelf en door de docenten, die zelf werkzaam zijn (of zijn geweest) in onderwijs, pastoraat of geestelijke verzorging. De interactie met de beroepspraktijk is intensief en zichtbaar in beroepsopdrachten en in de afstudeerprojecten. II Interactie met de beroepspraktijk 2.1. Allereerst is er de interactie van de studenten met hun eigen beroepspraktijk. Dat is het grote voordeel van een deeltijd opleiding in combinatie met relevant werk. De eigen onderwijsinstelling dan wel parochie (of instelling) vormt een belangrijke leeromgeving voor de student. Feitelijk bestaat de groep studenten deels uit redelijk ervaren professionals die de ambitie hebben zich verder te ontwikkelen: een ideale ‘peergroup’ dus. 2.2. Ten tweede is daar de verbinding met de beroepspraktijk die de opleiding legt via het professionele netwerk van haar docenten. Die verbinding is -en daar draait het in feite omonderwijskundig effectief. De opleiding slaagt erin, mede dankzij de ervaring, ambitie en betrokkenheid van haar docenten, een onderwijskundige ambiance te creëren waarin theoretische & conceptuele scholing op natuurlijke wijze de praktijk van leraar / pastoraal werker en de ontwikkelingen daarbinnen bevorderen. Het auditteam is daar positief over. III Internationale oriëntatie De internationale oriëntatie van de opleiding hangt op de eerste plaats samen met het gegeven dat de katholieke theologie bij uitstek een verzameling is van internationaal georiënteerde disciplines: bijbelwetenschap en exegese, systematische theologie, oude en nieuwe kerkgeschiedenis, studie van Romeinse documenten, kerkelijk recht etc. Docenten van de opleiding zijn lid van internationale netwerken en nemen deel aan internationale meetings. Het lectoraat Praktische Theologie participeert in het internationale onderzoeksprogramma ‘Religion as Contested Ground: Reinventing Religious Identity in Pluralistic Society and Culture’. Verder zijn er contacten met de internationale onderzoeksprogramma’s Teaching Religion in Multicultural European Society, Religious and Life Perspectives (samen met de universiteit van Würzburg) en The international Cross Research Programme: Human Rights and Religion (samen met Radboud Universiteit Nijmegen). Het lectoraat maakt ook deel uit van een Erasmus Sokrates Intensiv Program met universiteiten in Wenen, Thessaloniki, Budweis en Freiburg.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 16
De lector is lid van (i) de Arbeitsgemeinschaft für Katechetik Dozenten, (ii) International Seminar of Religious Education and Values, (iii) International Seminar Empirical Research in Theology, (iv) de Europese vereniging voor Katholieke Theologie en (v) the International Academy of Practical Theology. Ook met de universiteit van Münster zijn veelvuldige en intensieve contacten. Onder facet 1.1 meldde het auditteam dat ‘internationale oriëntatie’ in de doelstellingen geen expliciete plek heeft. In zekere zin wreekt dit zich hier. Op programmaniveau worden, bij ontstentenis van een helder doel inzake internationale oriëntatie, de internationale context waarbinnen het lectoraat opereert en het internationale netwerk van de docenten nog niet optimaal benut. III Conclusie Zowel op het niveau van de opleiding als op het niveau van het programma is sprake van gestructureerde, frequente en vanzelfsprekende interactie met het werkveld. Iets wat, zo blijkt uit de programmabeschrijving, zichtbaar wordt in de opbouw van de opleiding, in de werkvormen en in de inhoud. Feitelijk vindt voortdurende interactie plaats tussen opleiding en beroepspraktijk. De student doet onderzoek in de praktijk. De student voert een opdrachten uit in de praktijk. De docenten brengen de praktijk in de opleiding. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Bij de beoordeling van de doelstellingen (zie facet 1.1) heeft het auditteam reeds de wijze waarop de opleiding omgaat met ‘internationale oriëntatie’ in zijn oordeel laten meewegen. Het auditteam doet dat nu niet nog een keer. Uit de Nationale Studenten Enquête (NSE – 2010) blijkt dat studenten zeer te spreken zijn over het opleidingsprogramma daar waar het de inhoud (score 4.2 op een schaal 1- 5) en de beroepsoriëntatie (score 4.1) betreft.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 17
Facet 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt de studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Eindkwalificaties en leerdoelen In haar ‘Overzicht van de relaties tussen eindkwalificaties, programmaonderdelen en toetsing’ heeft de opleiding voor elk onderdeel nauwkeurig, volledig en inzichtelijk de relatie geëxpliciteerd tussen eindkwalificatie, leerdoel en toetsing. Dit geldt zowel voor de vakinhoudelijke en de beroepsvoorbereidende onderdelen als ook voor het onderdeel ‘afstudeerproject’. In die zin is het opleidingsprogramma een adequate concretisering van de eindkwalificaties. Maar er is meer: het gaat hier om een masterprogramma voor professionals van wie -dat is een belangrijk uitgangspunt van de opleiding- wordt verwacht ook de eigen scholingsbehoefte te definiëren, waar de opleiding vervolgens op inspeelt. Belangrijke implicatie hiervan is, dat sommige leerdoelen niet ex ante in het programma zijn gepreciseerd, maar meer als een referentiekader zijn opgesteld waarbinnen studenten aan hun individuele leerproces een eigen richting kunnen geven. (Zie ook het ‘studieplan’, waar het auditteam bij facet 2.5 naar verwijst.) Dat is een van de sterke punten van het opleidingsprogramma. Ook, zo bleek tijdens de audit, naar het oordeel van de studenten. Het programma is, naar het oordeel van het auditteam, een passende concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Iets wat ook in de uitvoering zichtbaar wordt: elke docent relateert de inhoud van elk studieonderdeel aan een combinatie van eindkwalificaties. Dit is, naar het oordeel van het auditteam, helder in de programmabeschrijving vastgelegd. Voorts is het opleidingsprogramma voldoende responsief en faciliterend daar waar het de eigen doelstellingen van de student betreft. II Eindkwalificaties en inhoud De relatie tussen de eindkwalificaties enerzijds en de inhoud anderzijds is in de studiegids en in de studiehandleidingen die het auditteam heeft ingezien, inzichtelijk gemaakt. Het auditteam concludeert dat eindkwalificaties en inhoud met elkaar corresponderen. III Conclusie In het programma zijn de respectieve leerdoelen en de inhoud telkens expliciet gekoppeld aan de eindkwalificaties en aan de toetsing. Men kan het ook in omgekeerde volgorde formuleren: de doelstellingen, in casu de eindkwalificaties zijn op goede wijze geoperationaliseerd, waarbij tegelijkertijd in het programma ruimte is voor de eigen doelstellingen van de student.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 18
Facet 2.3. Samenhang programma
Het studieprogramma is inhoudelijk samenhangend.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. Inleiding De onderhavige opleiding is een masteropleiding. Welnu, in een masteropleiding zijn integratie en samenhang in het leerproces primair een zaak van de studenten zelf. Immers zij zijn geschoolde professionals en hebben (ook) een eigen leerdoel. Dat betekent dat het programma niet tot in detail voorgestructureerd behoeft te zijn. Sterker nog, als dat wel het geval zou zijn, zou dat conflicteren met een belangrijke master doelstelling: opleiden tot zelfstandige en/of leidinggevende functies. Vanuit die optiek heeft de opleiding in haar programma de volgende samenhang aangebracht: I Horizontale samenhang Concreet blijkt de horizontale samenhang binnen het totale programma, en ook tussen de leeractiviteiten op het instituut en in de (stage)praktijk uit het volgende: Theoretische vakken en onderdelen daarbinnen worden gekozen vanwege hun betekenis en nut voor de beroepspraktijk. Ze zijn geen ‘l’art pour l’art’. De aan de kennisbasis gerelateerde theoretische vakken leiden tot opdrachten, waarin de student de theorie moet verbinden met de (eigen) praktijk waarna van de student weer een terugkoppeling naar de theorie wordt gevraagd. De beroepsgerichte component is specifiek ingericht op het verwerven van in de beroepspraktijk vereiste handelingsbekwaamheden. De trainingen maken de theorie uit de beroepscomponent concreet en bereiden voor op, of begeleiden bij de beroepspraktijk (in de stage of op de eigen werkplek). Centraal in de beroepsvoorbereiding staat de stage. De begeleiding door de praktijkbegeleider en de docent helpt de student een vruchtbare relatie te leggen tussen de problemen en vragen vanuit de beroepspraktijk en het geleerde in de opleiding. De supervisie is bij uitstek het instrument om de leermomenten uit theorie en praktijk, en uit werkplek en opleiding, met elkaar te integreren binnen de eigen professionele ontwikkeling. II Verticale samenhang De verticale opbouw van het programma wordt als volgt zichtbaar: vanuit het beginsel ‘eerst kennis dan pas toepassen van kennis in de praktijk’ komen in het programma allereerst die funderende theoretische vakken aan bod die voorwaardelijk zijn voor de toepassing van de kennis. Dus eerst vakdidactiek, godsdienstpedagogiek en onderwijskunde algemeen, pas daarna leerplanontwikkeling en stage. Ofwel eerst de principes van de kerkopbouw en management, daarna de praktische uitwerking ervan, eerst de methodologie van het onderzoek en daarna de literatuurstudie en het veldonderzoek. De verticale samenhang zit evenwel niet alleen in het aanbod aan leerstof maar wellicht nog meer in de ontwikkeling van de student. Vragen vanuit de praktijk leiden tot studie van de theorie, tot onderzoek en reflectie waardoor de student een hoger niveau van kennis en bekwaamheid bereikt, wat weer leidt tot nieuwe vragen op een hoger niveau. Deze ‘spiraal’ culmineert in het onderzoek ten behoeve van de beroepspraktijk waarmee de opleiding wordt afgesloten. III Conclusie De samenhang (verticaal en horizontaal) tussen de verschillende opleidingscomponenten binnen en tussen de successieve opleidingsjaren is verankerd in opbouw en inhoud van het programma. De functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen t.o.v. elkaar is ook, zo bleek uit de gesprekken met studenten, voor hen inzichtelijk. (NSE score: 4.1.)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 19
Facet 2.4. Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Inleiding De opleiding kent een studielast van 20 uur per week. De studielast bestaat uit zowel contacturen als zelfstudie. De contacturen zijn in beginsel twee dagdelen per week. Er zijn 4 onderwijsperioden. Iedere periode duurt 10 weken, waarvan 6 weken onderwijstijd en 4 of 5 weken bestemd voor mondelinge of schriftelijke toetsing en/of het voldoen aan de vereiste toetsvorm door het afronden van een product (werkstuk, paper, verslag, presentatie etc). II Studielast en studievoortgang De studielast is hoog. De opleiding en de studenten weten dat en beschouwen het als zijnde inherent aan het feit dat het om een masteropleiding gaat, die bovendien naast het werk moet worden gevolgd. De opleiding acht -terecht- de masterstudent in principe zelf verantwoordelijk voor de sturing en planning van diens leerproces. Dat ondersteunt de opleiding op de volgende wijze; Uit het ‘Programmaoverzicht’ blijkt dat de studielast van 30 ec per jaar zeer evenwichtig is verdeeld over de drie studiejaren. Strikt vanuit de programma opzet geredeneerd, zou piekbelasting niet moeten vóórkomen. Aan het begin van ieder studiejaar ontvangen de studenten een overzicht van de studielast en de periode waarin welk programmaonderdeel aan bod komt. Bovendien wordt het jaarprogramma en de te verwachten studiebelasting met de studenten uitvoerig besproken. Het auditteam vindt dat een sterk punt, omdat het bespreken van de studielast veel effectiever is dan schriftelijke informatie daarover. Studenten, zo bleek tijdens de audit, bevestigen dat. De docenten bespreken met de studenten aan het begin van elke periode: de concrete leerdoelen van de programma onderdelen die zij verzorgen, de relatie met de eindkwalificaties, de te behandelen literatuur, de toetsing en de beoordelingscriteria. Ook hier zijn de studenten zeer over te spreken. De studievoortgang wordt geregistreerd in het informatiesysteem Peoplesoft, dat ook voor de student toegankelijk is. De studenten worden ondersteund via studieloopbaanbegeleiding die, zo meldden de studenten tijdens de audit, goed past bij hun behoefte. (Zie facet 4.2.) Informeel: De kleinschaligheid bevordert een goede bereikbaarheid van docenten en management, zodat problemen snel gesignaleerd worden en er aan een oplossing kan worden gewerkt. Iets wat, tijdens de audit, door de studenten werd bevestigd. Formeel: Vier maal per cursusjaar wordt met alle studenten de studievoortgang besproken. Tweemaal in groepsverband, tweemaal individueel. Indien een student dat wenst of indien de opleiding het zelf noodzakelijk vindt, wordt de betreffende student extra begeleid door de teamleider of door een docent. In het afstudeerjaar is er een tussentijdse beoordeling van het onderzoeksplan door de onderzoeksbegeleider. Verder vindt voortgangsbewaking plaats in de onderzoeksgroepen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 20
III Conclusie De studielast is hoog, maar dat beschouwen de studenten niet als een probleem. Niettemin draagt de opleiding er zorg voor, bijvoorbeeld via de studieloopbaanbegeleiding en ook dankzij de goede bereikbaarheid van docenten en management, daar waar de studielast de voortgang belemmert, tijdig maatregelen te treffen. Maar de opleiding blijft zwaar, en zal dat ook blijven, omdat de opleiding geen enkele concessie wil doen aan de kwaliteit; datzelfde geldt overigens ook voor haar studenten. Het auditteam beoordeelt dit facet als ‘goed’, omdat -ook al is de studielast hoog- eventuele studievoortgangbelemmerende factoren niet alleen tijdig worden gesignaleerd, maar ook omdat de opleiding daar telkens zeer adequaat op reageert, ook naar het oordeel van de studenten. (Het alleszins acceptabele onderwijsrendement -zie facet 6.2komt dan ook niet ‘uit de lucht vallen’.)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 21
Facet 2.5. Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor kwalificatie en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Toelatingsvereisten De toelatingsvoorwaarden tot de onderhavige opleiding laten zich als volgt samenvatten: Een bachelorgetuigschrift leraar godsdienst/levensbeschouwing ofwel een bachelorgetuigschrift van een verwante studie in combinatie met actuele relevante werkervaring als leraar godsdienst/levensbeschouwing. Voor de afstudeerrichting ‘pastoraat’:het Fontys getuigschrift bachelor godsdienst-pastoraal werk. Voor afgestudeerden van een bacheloropleiding leraar godsdienst of godsdienst-pastoraal werk van een andere in het Landelijk Overleg van Opleidingen Theologie (LOO) participerende hogeschool gelden dezelfde rechten als voor afgestudeerden bij Fontys. Voor personen met een vooropleiding binnen een andere hogeschool of met een universitaire opleiding (of zelfs een promotie) in de theologie, worden in een intakegesprek (zie onder II) de instroomvoorwaarden bepaald en wordt op basis daarvan een persoonlijk opleidingsplan opgesteld. Op grond van eerder verworven competenties kan de opleiding in een (aanzienlijk) korter tempo worden doorlopen. Zulks steeds ter beoordeling van de examencommissie. II Intake Alvorens tot toelating te besluiten, voert de opleiding met elke aspirant student een intake gesprek. De functie van het intake gesprek is (i) na te gaan hoe sterk de motivatie van de aspirant student is, wat zijn/haar verwachtingen zijn en of er in het licht van het programma eventuele deficiënties zijn, (ii) de werkervaring te toetsen op relevantie, (iii) de betrokkenheid van de werkgever te bepalen, (iv) de aspirant student te informeren welke inzet vereist is om de opleiding met succes af te kunnen ronden en mede in dat licht (v) de privé-situatie. Op basis van de uitkomst van het intakegesprek stelt de student samen met de opleiding een studieplan op. Indien noodzakelijk worden (via een schakelprogramma dat enkele beroepsvoorbereidende onderdelen van het bachelorprogramma bevat) deficiënties weggewerkt. De opleiding bereidt de intakegesprekken goed voor en zij voert de gesprekken -ook naar het oordeel van de studenten- zeer zorgvuldig uit. Sterk punt vindt het auditteam, dat de conclusies uit de intakegesprekken telkens in een (doelgericht) studieplan worden vastgelegd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 22
III Conclusie De opleiding neemt bijzonder effectieve maatregelen om reeds bij aanvang van de studie de aansluiting op het instroomniveau en het verwachtingspatroon veilig te stellen. Sterk punt is het intake gesprek, dat door zijn maatwerkbenadering zeer effectief blijkt te zijn. (Dit werd in de gesprekken met studenten bevestigd.) Reden voor het auditteam dit facet als ‘goed’ te kwalificeren. (NSE score: 4.1.)
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 23
Facet 2.6. Duur
De opleiding voldoet aan de formele eis (ten minste 60 ec’s) m.b.t. de omvang van het curriculum van een hbo masteropleiding.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observatie. I Duur Uit de beschrijving van alle onderdelen uit het curriculum blijkt, dat de omvang van de opleiding correspondeert met 90 ec’s. II Conclusie De opleiding voldoet aan de formele eis m.b.t. de omvang van het curriculum van een hbo masteropleiding.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 24
Facet 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Didactisch concept: reflectief leren Specifiek voor de opleiding is enerzijds de brede en diepe scholing en anderzijds de op zelfstandigheid gerichte beroepsvoorbereiding. Vanuit deze achtergrond zijn de volgende noties sturend voor de wijze waarop de opleiding de leeromgeving heeft ingericht: zelfverantwoordelijkheid en zelfinitiatief van de student m.b.t. kennisverwerving, visieontwikkeling en professionalisering onderzoek naar en reflectie op de eigen visie en kennis, mede in relatie tot de eigen professionele ontwikkeling reflectie op de eigen visie- en kennisontwikkeling reflectie op de eigen praktijk praktijk- en werkveldgerichte opdrachten zelfstandig uitvoeren van onderzoek. Het auditteam is van oordeel, dat het didactisch concept (reflectief leren) door zijn gerichtheid op groei en context, maar ook en uitdrukkelijk op het begrijpen van eigen doelen, normen en belangen, goed past bij de leerambitie van de studenten: volwassenen met werkervaring die niet alleen hun eigen beroepspraktijk willen optimaliseren, maar ook een bijdrage willen leveren aan de verdere ontwikkeling van het godsdienst onderwijs en het pastoraal werk. Learning community De onderwijsgroepen zijn klein en worden gekenmerkt door nabijheid, onderlinge betrokkenheid en ‘klantgerichtheid’. Dit biedt de opleiding de mogelijkheid in te spelen op de leerstijlen van de studenten en het geeft de studenten de mogelijkheid ‘van elkaar te leren’. De motivatie van de student voor zijn studie en van de docent voor het onderwijs is meer dan bij andere opleidingen gekoppeld aan de eigen levenshouding en spirituele ontwikkeling. Dit is bepalend voor het geestelijk en sociaal klimaat van de learning community van de opleiding. Het auditteam heeft dit tijdens de audit inderdaad vastgesteld. II Werkvormen De opleiding hanteert een grote variëteit aan werkvormen: het klassieke introductie- of hoorcollege (aangevuld door responsiecolleges), werkcollege, individueel of in groepen teksten bestuderen, presentaties, vaardigheidstrainingen, interviews, stages, lessen waarin onderzoek en toepassing centraal staan, workshops, het maken van beroepsproducten, reflectieopdrachten, het schrijven van procesverslag, werkstuk of essay, praktijkoefeningen, zelfstudie, meditaties en vieringen, excursies en studiereizen. Een bijzondere werkvorm is het onderzoek ten behoeve van de beroepspraktijk waarmee de opleiding afsluit. Deze werkvormen passen, naar het oordeel van het auditteam, bij het didactisch concept. III Conclusie Het sterk op groei, context en reflectie gericht didactisch concept (cyclische interactie “theorie – praktijk – theorie – praktijk”) sluit aan bij de doelstelling van de opleiding, maar ook bij de behoeften van de studenten. Het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan dat uitgangspunt en wordt consequent uitgevoerd. Iets wat ook zichtbaar wordt in de grote variëteit aan werkvormen. In die zin is het auditteam zeer positief over de correspondentie tussen vorm en inhoud. Tijdens de audit bevestigden de studenten dit beeld.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 25
Facet 2.8. Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Object en wijze van toetsing In haar ‘Overzicht van de relaties tussen eindkwalificaties, programmaonderdelen en toetsing’ (zie ook onder facet 2.2.) heeft de opleiding voor elk onderdeel nauwkeurig, volledig en inzichtelijk de relatie geëxpliciteerd tussen eindkwalificatie, leerdoel en toetsing. Dit geldt zowel voor de vakinhoudelijke en de beroepsvoorbereidende onderdelen als ook voor het onderdeel ‘afstudeerproject’. Bij elk programma onderdeel heeft de opleiding de leerdoelen gedefinieerd en wel zodanig concreet dat de student weet waarop hij/zij wordt getoetst. In dat opzicht zijn de respectieve leerdoelen zeer wel geoperationaliseerd in meetbare kennis en ‘producten’ (bijvoorbeeld essay, portfolio, afstudeerwerkstuk maar ook beroepsgerelateerde producten zoals ‘lessenreeks’, ‘pastoraal projectplan’) en in meetbaar gedrag. Voorts is bij elk toets de vorm van de toets gespecificeerd: schriftelijk / mondelinge kennisgerichte toetsen, product- en gedragsgerichte opdrachten. Een en ander is expliciet in het OER vastgelegd. Het auditteam is over deze dimensie van het toetsen zeer positief. De toetsen en opdrachten zijn t.o.v. de leerdoelen relevant en voor de studenten inzichtelijk. Wel merkt het auditteam op, dat in het feitelijk ontwerp van de toetsen en opdrachten in sommige gevallen de kwaliteitsborging niet zichtbaar is geregeld via bijvoorbeeld een vier-ogen aanpak. II Beoordeling Beoordeling geschiedt aan de hand van criteria die eveneens aan de leerdoelen zijn ontleend. Dit geldt voor de kennisgerichte toetsing, maar (m.u.v. het afstudeerproject) in mindere mate voor de product- en gedragsgerichte opdrachten. De verwachting is evenwel gewettigd, dat de opleiding dankzij haar inbedding in de FLOT het beleid van FLOT (waar op dit punt precieze regels gelden) zal implementeren. Eerder in dit rapport sprak het auditteam zijn waardering uit voor de opleiding als ‘learning community’ waarbinnen grote wederzijdse betrokkenheid bestaat tussen docenten, studenten en management. Dat is een groot goed, maar kan ook leiden tot minder transparantie in het formeel en zakelijk toepassen van de beoordelingscriteria. Dit is inderdaad soms het geval. Overigens geldt dit niet voor de beoordeling van het afstudeerproject die zeer zorgvuldig en transparant is ingericht en overeenkomstig wordt uitgevoerd. III Conclusie Het auditteam is van mening, dat de wijze waarop de opleiding het toetsen & beoordelen vorm geeft, volledig correspondeert met de eindkwalificaties en de daarvan afgeleide leerdoelen. Een kwalificatie ‘goed’ zou dan ook in de rede liggen. Echter, in het feitelijk ontwerp (van de toetsen en opdrachten) is de kwaliteitsborging niet volledig geregeld en wat de praktijk van het beoordelen betreft is het proces niet geheel traceerbaar. (NSE score: 3.2.) Reden voor het auditteam te volstaan met een kwalificatie ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 26
3.
Inzet van personeel
Facet 3.1. Eisen hbo
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Relatie met het beroepenveld Het auditteam heeft de portfolio’s en de CV’s van alle (26) docenten geraadpleegd en daaruit blijkt, dat 22 docenten werkzaam zijn in het beroepenveld (onderwijs, educatie, pastoraat of geestelijke verzorging). De binding met de beroepspraktijk is dan ook sterk, dankzij die eigen praktijkervaring, maar ook dankzij de intensieve contacten met het werkveld (in het kader van de stagebegeleiding) en hun, overigens zeer uitgebreide, professionele netwerk. Die verbinding is ook -en daar draait het in feite om- onderwijskundig effectief. De opleiding slaagt erin, dankzij de ervaring, expertise, ambitie en betrokkenheid van haar docenten, een onderwijskundige ambiance te creëren waarin theoretische & conceptuele scholing op natuurlijke wijze ‘samenvalt’ met de praktijk binnen onderwijs en pastoraat. Dit is bijvoorbeeld in de onderzoeksthema’s van de afgestudeerden duidelijk zichtbaar. (Zie onder facet 6.1.) II Conclusie Zowel op het niveau van het management als op het niveau van de individuele docent opereert de opleiding zeer actief binnen een uitgebreid professioneel netwerk binnen het onderwijs, pastoraat en geestelijke verzorging, waar de opleiding vervolgens in haar onderwijs aantoonbaar gebruik van maakt. (NSE score: 4.3.) De verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding gebruik maakt van gastdocenten. Reden dit facet als ‘goed’ te kwalificeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 27
Facet 3.2. Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Formatie De opleiding wordt uitgevoerd door twee teams, een in Utrecht en een in Tilburg. Er is enige overlap, aangezien een enkele Tilburgse docent ook onderwijs geeft in Utrecht of omgekeerd. De 26 docenten die betrokken zijn bij de opleiding hebben gezamenlijk 2.36 fte met een docent/studentratio van 1 op 26. Er is enig verschil in de omvang van de inzet in Tilburg en Utrecht. Tilburg zet op 35 studenten 1.26 fte in, met een docent/student ratio van 1 op 28; Utrecht op 27 studenten 1.1 fte, met een ratio van 1 op 25. Docenten ervaren de werkdruk als hoog, mede veroorzaakt door de vele veranderingen ten gevolge van de reorganisatie en herverkaveling van opleidingen. Veranderingen die inmiddels grotendeels hun beslag hebben gekregen. Overigens leidt dit alles niet tot een aanmerkelijk ziekteverzuim. Sterker nog, het ziekteverzuim is sterk gedaald van 2.17% in 2005 naar 0.11% in 2010. II Conclusie De opleiding zet voldoende personeel in.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 28
Facet 3.3. Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Kwalificaties Bij het invullen van vacatures selecteert FHTL, zo heeft het auditteam geconstateerd, nadrukkelijk op vakinhoudelijke expertise op theologisch, sociaalwetenschappelijk en filosofisch terrein, maar ook op agogisch en onderwijskundige deskundigheid. Daarnaast is het van groot belang dat de kandidaat past binnen het hbo en relaties heeft met de afnemende velden. Doorslaggevende kwaliteiten zijn inhoudelijke deskundigheid, brede inzetbaarheid, lerend vermogen, competent in samenwerken, flexibiliteit, inlevingsvermogen, uitstraling en het vermogen studenten en collega’s te motiveren. Indien een nieuwe docent geen didactische aantekening heeft, volgt hij zo snel mogelijk de cursus Didactische vaardigheden hbo om deze aantekening alsnog te verwerven. Voor hun aanstelling hebben docenten een zgn. ‘missio canonica’ nodig. Dit houdt in dat de kerkelijke instanties van oordeel zijn dat zij studenten goed opleiden voor het katholieke werkveld, conform de richtlijnen van de kerkelijke documenten voor de opleidingen tot deze beroepen. Uit de portfolio’s en de CV’s van de docenten blijkt, dat zij allen een (relevante) universitaire achtergrond hebben. Vijf docenten zijn gepromoveerd. Twee docenten doen thans promotieonderzoek. Naast hun docentschap publiceren zij frequent in vakbladen, w.o. Communio, Narthex en de filosofiereeks Flexus van Fontys. De docenten zijn, naar het oordeel van het auditteam ruimschoots gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Zij hebben voorts een grote didactisch ervaring, wat hen in staat stelt op masterniveau onderwijs te verzorgen. Dit wordt door de studenten volledig bevestigd. Zij zijn van mening dat de docenten buitengewoon deskundig zijn. (NSE score: 4.2.) De samenwerking met FKT impliceert dat de opleiding in Utrecht binnen een universitaire omgeving wordt uitgevoerd. Iets wat een extra kwaliteitsimpuls betekent. II Conclusie In termen van onderzoek, discipline- en werkveldkennis & -ervaring en in termen van didactische bekwaamheid is de kwaliteit van het docenten ruimschoots voldoende. Het auditteam wil daar nog een belangrijke kwaliteit aan toevoegen: het team is intellectueel en emotioneel zeer betrokken bij de opleiding (collega’s en studenten).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 29
4.
Voorzieningen
Facet 4.1. Materiële voorzieningen
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Oordeel: goed (Tilburg); voldoende (Utrecht) Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Huisvesting en materiële voorzieningen Locatie Tilburg Locatie en huisvesting Studenten en docenten beschikken over voldoende ICT faciliteiten om plaats- en tijdonafhankelijk te kunnen studeren en werken. De lesgebouwen bieden werkplekken voor individuele studenten en voor projectgroepen, lokalen voor groepsonderwijs en ruimtes voor besloten overleg voor studieloopbaanbegeleiders. Er zijn voldoende werkplekken voor medewerkers in (flexibele) ruimtes. Voorzieningen en diensten op de campus De mediatheek voorziet in extra studiewerkplekken en werkplekken voor het bewerken van video en het branden van cd’s en dvd’s. De mediatheek biedt alle studenten en medewerkers toegang tot haar collectie boeken en tijdschriften, naslagwerken en andere media. FHTL overlegt met de beheerder ter plekke over de specifieke collectie voor FHTL. De huidige collectie is, naar het oordeel van het auditteam qua breedte, diepgang en actualiteit toereikend. Aan de balie kunnen studenten interbibliothecair lenen bij Fontys mediatheken en universitaire en openbare bibliotheken die aangesloten zijn op Pica. Via de oneline-catalogus hebben de studenten toegang tot: alle Fontys mediatheken, PiCarta, LexisNexis Newsportal, (fulltext databank vijf landelijke dagbladen). Een groot aantal van deze bronnen is ook van thuis uit te benaderen (via www.fontysmediatheek.nl). Studenten kunnen in de mediatheek audiovisuele apparatuur lenen. In de copy-shop kunnen studenten gebruik maken van kleurencopier/printer, sheet-copier, inbind- en kantoorapparatuur. ICT-voorzieningen Er kan overal in de Fontys gebouwen ‘wireless’ gewerkt worden. In verschillende ruimtes en de mediatheek vinden de studenten universele PC- werkplekken. Studenten hebben binnen en buiten de Fontys-gebouwen toegang tot alle software die voor het onderwijs nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van de elektronische leeromgeving N@tschool. FHTL zet alle informatie voor studenten (ziektemeldingen, studiemateriaal, lesroosters, studiegidsen enz.) op de eigen ruimte van N@tschool. Tevens gaat alle benodigde informatie per e-mail; iedere medewerker en student beschikt over een eigen account. Locatie Utrecht De opleiding in Utrecht is gehuisvest in het W.C. Van Unnikgebouw van de Universiteit Utrecht. In vergelijking met Tilburg is de huisvesting sober doch niettemin functioneel. Voor het overige zal de ‘Utrechtse’ opleiding gebruik kunnen maken van de ict- faciliteiten en de media- & bibliotheekvoorzieningen van de universiteit, terwijl de faciliteiten van het Fontysweb en N@tschool beschikbaar blijven.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 30
II Conclusie Het auditteam kwalificeert dit facet voor Tilburg als goed. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel en aantal en aard van de lokalen maken het mogelijk de diverse werkvormen te realiseren. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, onderwijskundig en ook in het perspectief van interne en externe communicatie. De mediatheek is wel voorzien en van goede kwaliteit, als zelfstandige informatiebron (actuele, brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen. Het auditteam kwalificeert dit facet voor Utrecht als voldoende. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is sober. Het aantal en aard van de lokalen maken het mogelijk de diverse werkvormen te realiseren. Voor wat betreft de ICT-voorzieningen en de media- & bibliotheek geldt (mutatis mutandis) hetzelfde als wat hierboven over de Tilburgse vestiging is opgemerkt.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 31
Facet 4.2. Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Begeleiding De opleiding acht -terecht, naar het oordeel van het auditteam- de masterstudent in principe zelf verantwoordelijk voor de sturing van diens leerproces. Dat ondersteunt de opleiding met verschillende vormen van studiebegeleiding, korte communicatielijnen en lage drempels voor contact met docenten en programmaleiding. Voor de opzet van de studiebegeleiding wordt verwezen naar de bevindingen onder facet 2.4. Overigens: waar het bij de begeleiding van volwassen masterstudenten om gaat, is niet zozeer de vraag of de opleiding een strak doorgevoerd geformaliseerd begeleidingssysteem heeft, maar of de opleiding telkens adequaat reageert op de vraag van de individuele student of van een groep studenten. Welnu zulks is het geval. En dan niet alleen reactief, maar ook en uitdrukkelijk pro-actief (zie onder facet 2.4). Dit leidt tot een begeleiding die -ook naar het oordeel van de studenten- zeer effectief is. (NSE score: 4.0.) II Informatievoorziening De informatievoorziening over het curriculum, de begeleiding en de studievoortgang gebeurt voor een belangrijk deel op digitale wijze. FHTL portal en N@tschool zijn belangrijke pijlers in de informatievoorziening naar respectievelijk docenten en studenten. Op N@tschool vinden de studenten de beschrijvingen van studieonderdelen en informatie over zaken betreffende de opleiding. Op de Fontys portal staat algemene informatie betreffende de algemene voorzieningen. Met de studenten wordt regelmatig (zie bijvoorbeeld onder I) over hun studieresultaten gesproken, waarbij gebruik wordt gemaakt van een toegankelijk studievoortgangregistratiesysteem (Progress en PeopleSoft). Studenten zijn over de informatievoorziening goed te spreken. (NSE score: 3.6.) III Conclusie Het oordeel van het auditteam is ‘goed’. De studiebegeleiding en de informatievoorziening komen geheel tegemoet aan de behoefte van de studenten en worden zeer effectief uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 32
5.
Interne kwaliteitszorg
Facet 5.1. Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van meetbare streefdoelen.
Oordeel: goed Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Feedback instrumenten Voor kleinschalige opleidingen zoals de onderhavige blijken niet alle externe en Fontys interne evaluatie-instrumenten adequaat om een juist, informatief en kwalitatief verantwoord beeld te krijgen van de resultaten. Ze werden nogal eens als disfunctioneel ervaren nadat reeds de mondelinge en meer informele evaluaties tussen docent en studiegroep, tussen opleiding en werkveld hadden plaats gevonden. Deze directe vormen van feedback leveren bovendien veel meer betrokkenheid en adequate kwalitatieve informatie op over het onderwijs en over de resultaten ervan. Bij de visitatie van de bacheloropleidingen vroeg het auditteam van Hobéon zich dan ook af, of al deze formele evaluatie instrumenten werkelijk zinvol zijn. Dit leidde tot het advies aan FHTL zich nog eens kritisch te bezinnen op het aantal formele evaluaties. Wat betreft de masteropleiding heeft FHTL mede daarom haar beleid aldus bijgesteld: Wat betreft landelijk onderzoek wordt alleen meegedaan aan de Nationale Studenten Enquête (NSE), die de Fontys Studentenenquête vervangt. Wat de Fontys-onderzoeken betreft wordt uitsluitend deelgenomen aan het Medewerkers Tevredenheids Onderzoek. Zwaartepunt ligt bij de mondelinge feedback vanuit de jaargroepen en de mondelinge (of schriftelijke) evaluaties van modulen, stage, docenten en onderzoek door de betrokken studenten. Van alle relevante resultaten ontvangt de coördinator kwaliteitszorg een schriftelijke rapportage. In feite, zo stelt het auditteam vast, gaat het hier om van tevoren geplande en voorgestructureerde evaluatieve sessies. IMR en opleidingscommissie zijn de andere kanalen voor feedback en suggesties voor verbetering en ook van daaruit wordt schriftelijk gerapporteerd. Vanaf januari 2011 is een werkveldcommissie operationeel die zorg draagt voor structurele feedback vanuit het werkveld. Dit beleid is al ten uitvoer gebracht in de nieuwe opzet van het zogeheten ‘Startbekwaamhedenonderzoek’, dat nu via een bijeenkomst met een representatieve groep alumni en een telefonische enquête onder hun leidinggevenden heeft plaatsgevonden en waarvan de uitkomsten schriftelijk zijn vastgelegd. II Conclusie Gelet op de kleinschaligheid van de opleiding acht het auditeam het een goede zaak, dat het inzetten van formele evaluatie-instrumenten drastisch is beperkt met een accent op scherp gefocuste feedbackmethoden. Studenten, docenten en management ontmoeten elkaar frequent in geplande en voorgestructureerde evaluatieve bijeenkomsten. Daar krijgt de opleiding, zo heeft het auditteam vastgesteld, substantiële kwalitatieve feedback over alle aspecten van de opleiding. Bedoelde feedback is voorts -ook volgens de studenten- effectief. Iets wat bijvoorbeeld blijkt uit de herziening in de planning van toetsen teneinde meer evenwicht in de spreiding ervan aan te brengen. Of: de wijziging in de jaarindeling van 5 (met ‘winterstop’) naar 4 perioden, wat tot een evenwichtiger verdeling van de studielast heeft geleid.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 33
Facet 5.2. Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Maatregelen tot verbetering De onder facet 5.1 genoemde feedback instrumenten leiden inderdaad tot verbeteracties. Bijvoorbeeld: Herdefiniëring van de eindkwalificaties teneinde synchronisatie met de SBL- competenties te bewerkstelligen. Versterking beroepscomponent in het opleidingsprogramma, met name zichtbaar in de opdrachten die studenten binnen de vakinhoudelijke component moeten uitvoeren. Het vaststellen van streefcijfers inzake het onderwijsrendement. Het opstellen van programmatische eisen m.b.t. de onderzoekslijn. Het betrekken van de lector bij het beoordelen van afstudeervoorstellen. Systematiseren van externe evaluaties door de Raad van Advies en de werkveldcommissie. Herziening toetsplanning. II Conclusie Het auditteam heeft met opzet de belangrijkste verbeterplannen in dit rapport opgenomen. Twee zaken blijken daaruit: (i) De opleiding heeft zicht op haar ‘zwakke’ punten, (ii) de evaluaties leiden zichtbaar tot verbeteracties. Reden om dit facet als ‘goed’ te kwalificeren. Echter, de doelstellingen van die verbeteracties zijn niet in alle gevallen gedefinieerd op een wijze die hen meetbaar maakt. Dit laatste is voor het auditteam reden zich te beperken tot een kwalificatie ‘voldoende’. Voor het overige is het auditteam zeer te spreken over het functioneren van het interne kwaliteitszorgsysteem.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 34
Facet 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Partijen, betrokken bij interne kwaliteitszorg Zie de bevindingen onder facet 5.1. Daar blijkt, dat medewerkers, studenten en alumni actief betrokken zijn bij interne kwaliteitszorg. Via schriftelijke enquêtes, voorgestructureerde evaluatieve bijeenkomsten en consultaties en het Startbekwaamhedenonderzoek. II Conclusie De opleiding betrekt alle (direct) belanghebbenden binnen en buiten de opleiding actief en systematisch bij haar evaluaties. Het auditteam voegt daar aan toe, dat de formele consultatie van vertegenwoordigers uit het werkveld thans goed is gestructureerd. Het is evenwel nog te vroeg -de werkveldcommissie is pas sinds januari 2011 operationeel- om de uitvoering en de effecten ervan te beoordelen. Reden voor het auditteam te volstaan met een kwalificatie ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 35
6.
Resultaten
Facet 6.1. Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande observaties en overwegingen. I Borging niveau ‘master’ De opleiding bewaakt het gerealiseerde uitstroomniveau door middel van: relevante en strenge kwaliteitscriteria waaraan onderzoeksvoorstellen en het afstudeeronderzoek zelf moeten voldoen stringente toepassing door de onderzoekscommissie (de lector is voorzitter) van de kwaliteitscriteria waar onderzoeksvoorstellen van studenten aan moeten voldoen stringente toepassing van de kwaliteitseisen waaraan het afstudeeronderzoek moet voldoen de betrokkenheid van het werkveld bij de beoordeling van de beroepsgerichte programma onderdelen en de beoordeling van het afstudeeronderzoek kwalitatieve feedback van alumni en hun leidinggevenden over het gerealiseerde eindniveau via het zogeheten ‘Startbekwaamhedenonderzoek’. De examencommissie houdt toezicht op de uitvoering van het beoordelingproces (kwaliteit beoordelingscriteria, toetsinstrumenten en beoordelingsproces). II Oordeel van het werkveld Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: de opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij van het werkveld (inclusief alumni en hun werkgevers) verkrijgt. Aldus maakt de opleiding gebruik van de belangrijkste bron om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld het gerealiseerde niveau als goed beschouwt in relatie tot de eisen die de praktijk stelt. Overigens verkrijgt de opleiding deze kwalitatieve feedback sinds kort via een systematische raadpleging. III Oordeel auditteam Het auditteam heeft 20 afstudeerwerkstukken (van verschillende cohorten) en de daarbijbehorende beoordelingsprotocollen beoordeeld.3 Het auditteam is van mening dat het gerealiseerd niveau voldoende is: de werkstukken stijgen in professionaliteit en qua onderzoek aantoonbaar uit boven het bachelorniveau. Zij weerspiegelen (i) een voldoende onderzoeksmethodologische scholing (ii) een adequate theoretische kennis en (iii) een inzicht in ontwikkelingen en problemen binnen het domein ‘onderwijs’, pastoraat en geestelijke verzorging, ook blijkend uit het scala aan onderzoeksthema’s waarvoor de studenten hebben gekozen.
3
Thema’s als: Levensbeschouwing op het avo-plein volgens de leertheorie van Kolb; Levensbeschouwelijk
maatwerk op het Mgr. Frenckencollege; Zingeving in adolescentie; Inspirerend didactisch vormingsmodel voor de religieuze ontwikkeling van volwassenen rondom het thema ‘vergeving en verzoening’ waarbij film en het levensbeschouwelijk gesprek als hulpmiddel worden gebruikt; Geestelijke verzorging in de multiculturele samenleving: een theologische reflectie; Motivatie van parochianen om in kerkelijke activiteiten te participeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 36
IV Conclusie De opleiding borgt het masterniveau van de afgestudeerden via een gedegen methodologisch scholing en een zorgvuldige beoordelingsprocedure. Het niveau van de afgestudeerden wordt door het werkveld inderdaad als masterniveau gekwalificeerd. Dat betekent dat de opleiding er in is geslaagd haar opleiding zodanig in te richten dat zij haar doelstellingen realiseert. Eigen onderzoek van het auditteam (zie onder III) bevestigt dat beeld. Een kwalificatie ‘voldoende’ is dan ook geheel gerechtvaardigd. Gelet op de brede en diepe theoretische vorming en de goede methodologische scholing waarin de opleiding voorziet, had het auditteam, echter, meer verwacht: afstudeerwerkstukken die ruimschoots aan de ‘master-norm’ zouden voldoen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 37
Facet 6.2. Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Oordeel: voldoende Het oordeel van het auditteam is gebaseerd op onderstaande overwegingen. I Streefcijfers De opleiding hanteert thans de volgende streefcijfers voor het onderwijsrendement: het percentage geslaagden is minimaal 70 %; de gemiddelde studieduur van geslaagden is maximaal 4 jaar; het percentage uitval is maximaal 30 %; uitval is zoveel mogelijk geconcentreerd in het eerste studiejaar, vandaar dat de gemiddelde studieduur van de studiestakers maximaal 2 jaar is. II Gerealiseerd onderwijsrendement In onderstaande tabel is per cohort weergegeven: instroom, rendement per oktober 2010, gemiddelde studieduur van afgestudeerden, uitval, gemiddelde studieduur van studiestakers en het percentage nog studerenden. Met betrekking tot de gemiddelde studieduur van afgestudeerden en studiestakers zijn er twee kanttekeningen: De gemiddelden zijn berekend op basis van hele jaren inschrijving. Dit betekent bijvoorbeeld dat voor alle uitvallers die binnen het eerste jaar zijn gestopt, een studiejaar van 1 jaar geldt, ongeacht de maand waarin ze gestopt zijn. De gemiddelde studieduur van studiestakers kan dus nooit lager zijn dan 1 jaar. Ditzelfde geldt voor afstudeerders. Als zij na 3,5 jaar het getuigschrift krijgen, dan geldt een studieduur van 4 jaar, ongeacht de maand waarin het getuigschrift is uitgereikt. Binnen de masteropleidingen komt het regelmatig voor dat een student zijn studie gedurende een paar jaar onderbreekt, om zich vervolgens weer in te schrijven. Voor deze studenten is het volledige aantal jaren tussen het jaar van eerste inschrijving (cohortjaar) en jaar van afstuderen meegeteld. De gemiddelde studieduur is dus niet voor studieonderbreking gecorrigeerd. Gezien deze kanttekeningen ligt de gemiddelde studieduur van afgestudeerden en studiestakers lager dan in de tabel is aangegeven. cohort
instroom
rendement
gem. duur
uitval
gem. duur
nog
(aantal)
(%)
afgestudeerden
(%)
stakers
studerend
(jaren)
(%)
2004
19
68,4
2,7
26,3
2,0
5,3
2005
27
77,8
3,0
18,5
2,2
3,7
2006
20
55,0
2,4
30,0
1,7
15,0
2007
24
58,3
2,4
0,0
-
41,7
2008
25
0,0
-
12,0
1,0
88,0
2009
31
6,5
1,0
3,2
1,0
90,3
(jaren)
Het definitieve rendement van de cohorten 2004 tot en met 2009 kan nog niet vastgesteld worden, omdat van elk van die cohorten nog studenten studeren. De rendementen zullen, gezien het percentage studerenden, nog stijgen. Op basis van eerdere ervaringen wordt verwacht dat de zittende studenten uit eerdere cohorten nauwelijks nog zullen uitvallen en de opleiding zullen afronden. Het rendement van cohort 2004 haalt de norm op dit moment reeds bijna. Het cohort 2005 haalt de norm ruimschoots. Verwacht wordt dat ook voor de andere cohorten de 70%-norm wordt behaald.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 38
De reeds afgestudeerden van het cohort 2009 beschikten over eerder verworven competenties, waardoor zij in staat zijn geweest het programma versneld te doorlopen. De studieduur van de afgestudeerden loopt vanaf 2004 uiteraard terug. Naarmate er meer studenten afstuderen van elk cohort, zal deze studieduur stijgen, maar de norm van 4 jaar wordt ruimschoots behaald. De uitval in cohorten 2004 t/m 2006 overstijgt niet de norm van 30%. De uitval in de latere cohorten ligt aanzienlijk lager, zal naar verwachting nog wel stijgen, maar ver onder de norm blijven. De gemiddelde studieduur van uitvallers overschrijdt alleen in 2005 de norm van 2 jaar; bij de andere cohorten ligt deze (naar verwachting) onder die norm.
II Conclusie De opleiding heeft aanvaardbare streefcijfers vastgesteld die, op een enkele uitzondering na, worden behaald. Reden voor het auditteam dit facet als ‘voldoende’ te kwalificeren.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 39
6.
OORDEELSCHEMA
hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing (1e graad) deeltijd
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V4
1. Doelstellingen opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau master 1.3. Oriëntatie hbo
V G G
2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G V G G V G V
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel
V
V4 G V G V4
4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding
G5 G
5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten,alumni en beroepenveld
G V V
6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
V V
Samenvattend oordeel
4
Extra aantekening ‘goed’
5
Locatie Utrecht: voldoende
V
V
V
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 40
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 41
7.
BIJLAGEN
BIJLAGE I VISITATIEPROGRAMMA Programma audit 09 december 2010 locatie Tilburg Tijd
Gesprekspartners
08.15 – 09.00
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam
Voorbespreking auditteam Vaststelling definitief programma
Directie /
Auditteam *
- Visie / Strategisch beleid - Samenwerking FKT en FHTL
Opleidingsmanagement
- Beroepenveld: Onderwijs en
09.00 – 10.00
Fontys Hogeschool Theologie
Pastoraat
Levensbeschouwing:
- Toekomstperspectief
Dr. J.G.M. Reuling, directeur
- Master programma
Dr. F.G.B. Luijten, teamleider
. Master kwalificaties
Utrecht
. Vakinhoudelijke verdieping
J.C.M.A. van Steenbergen,
. Praktijkcomponent
teamleider
. Toetsen en beoordelen
Tilburg
. Onderzoek (zie ook: Lectoraat)
Dr. J.J.C. Commissaris,
. Internationalisering
- Innovatie
kwaliteitszorgcoördinator
- Kwaliteitszorg / Borging master niveau
Fontys Lerarenopleiding Tilburg Drs. J.W.M. Buys, directeur
- Instroomontwikkeling
Ir. V.J.J.C. van de Reijt, teamleider
- Onderwijsrendement
master-opleidingen 10.00 – 10.45
Verificatie Lectoraat
10.45 – 11.45
Auditteam
- Kwaliteitszorg / Borging master
Dr. P. van Zilfhout, lector filosofie
niveau
Drs. A.A.J.A.M. de Beer,
- Internationalisering
beoordeling onderzoek
- Onderzoek / opdrachten
studenten
- Relatie met opleiding / kenniskring
Dr. A.J. Jonker, onderzoeker t.b.v.
- Resultaten
lectoraat 11.45 – 12.30
Examencommissie
- Kwaliteitsborging toetsen &
Dr. J.G.M. Reuling, voorzitter
beoordelen
Drs. A.A.J.A.M. de Beer, lid
- Bevoegdheden examencommissie
Drs. J.J.M. (Jos) de Pater, lid
- Kwaliteitszorg - Betrokkenheid werkveld
12.30 – 13.30
Lunch / Intern overleg / Verificatie Docenten
13.30 – 14.30
Auditteam
- Relatie werkveld
Drs. N. Wiskerke, docent filosofie
- Ontwikkelingen werkveld
en ethiek
- Onderwijsontwikkeling
Drs. J.A.M. Brok, docent
- Master programma
systematische theologie /
. Master kwalificaties
stage pastoraal werk
. Vakinhoudelijke verdieping
Dr. A.J. Jonker, docent sociale
. Praktijkcomponent
wetenschappen
. Toetsen en beoordelen
Drs. H.M.G.J. Rijksen, docent
. Onderzoek
algemeen professionele vorming /
. Internationalisering
stage onderwijs
- Begeleiding - Deskundigheidsbevordering
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 42
14.30 – 14.45 14.45 – 15.45
Auditteam
Intern overleg / Verificatie
Studenten
- Master kenmerken
F. van Gennip, student jaar 1
- Kwaliteit docenten
(pastoraal werk)
- Informatievoorziening
I. Toemen, student jaar 1
- Aansluiting vooropleiding
M. de Vreese, student jaar 2
- Toetsen en beoordelen
M. Goris, student jaar 2
- Beroepsperspectief
J. van Heugten, student jaar 2
- Studiebegeleiding
(pastoraal werk)
- Studeerbaarheid
M. Huijbregts, student jaar 3
- Materiële voorzieningen
A. Krijnen, student jaar 3
- Praktijkcomponent - Afstuderen
Alumni
- Kwaliteit opleiding
K. Hamers, alumnus E. Geelen, alumna pastoraal werk 15.45 – 16.00 16.00 – 16.15
Nader te bepalen
16.15 – 16.45 16.45 – 17.15
Gesprekspartners
Auditteam
- Vaststelling ‘pending issues’
Auditteam
- Pending issues
Auditteam
- Bepaling voorlopige beoordeling
Auditteam
- Terugkoppeling voorlopig oordeel
Auditteam drs. R. B. van der Herberg, voorzitter dr. A.J.M. van der Helm, expert drs. C. J. van Eerten, expert C.P van Keulen, student drs. R.F.H.M. Stapert, secretaris
Bezoek 16 februari 2011 locatie Utrecht Tijdens het bezoek (16.00 – 18.30) vond een rondleiding plaats en is een plenair gesprek gevoerd met: F. Luijten (teamleider Utrecht), Chr. ’t Mannetje (docent), I. van de Bunt (docent), en de studenten B. Bakker (2e jaar), M. Rigter (1e jaar), M. Oosting (2e jaar).
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 43
BIJLAGE II CURRICULA VITAE & ONAFHANKELIJKHEIDSVERKLARINGEN Drs. R. B. van der Herberg Van der Herberg was jarenlang eindverantwoordelijk schoolleider in het voortgezet onderwijs (Minkema College). Hij heeft daar ruime ervaring opgedaan met bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen (v)mbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. Tevens had hij vanuit deze functie nauwe contacten met partijen als gemeente, provincie en bedrijfsleven. Hij was lid van de stuurgroep Stratego van de provincie Utrecht. Deze stuurgroep volgt de uitvoering van het toelatingsbeleid en de afspraken over leerlingenstromen tussen de stad Utrecht en de regio Utrecht. Ook was hij als adviseur verbonden aan het Ruud de Moor Centrum (Professionalisering van onderwijsgevenden) van de Open Universiteit. In het kader van de accreditatie treedt hij thans regelmatig op als voorzitter van de audits die Hobéon Certificering uitvoert. Ook is hij als externe deskundige betrokken bij audits in het beroepsonderwijs (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs. Voorts is hij voorzitter a.i. van de stuurgroep dieptepilot Academische Opleidingsschool Utrechts Model van de Hogeschool Utrecht en een twaalftal scholen voor voortgezet onderwijs. Drs. C.J. van Eerten PA ‘Kweekschool met den Bijbel’, MO-A Theologie, MO-B Theologie, Master Faculteit Godgeleerdheid – VU.
Onderwijs & pastoraal 2010 – heden 1999 – 2010: 2002 – heden: 2000 – 2004: 1977 – 1998:
1985 1992 1992 1989
– – – –
1990: 1998: 1998: 1998:
Overige functies 2003 – heden: 2005: 2002 – 2003:
1997: 1995 – 1999: 1994 – 1998:
werk Directeur ROC ASA te Almere Beleidsadviseur Identiteit voor het College van Bestuur van ROC ASA: Lid van de Expertise Centrum van de Federatie Christelijk BVE. Parttime docent Theologie, Hs. Windesheim. Docent Godsdienstige Vorming en levensbeschouwelijke ontwikkeling in LBO. En MBO: Mercatus College, Rotterdam (lmo. mmo); Chr. Leao te Drachten; Morgenland College te Hoogeveen (lmo,leao,mmo,meao); Alfa- College, Christelijk ROC te Hoogeveen. Schooldecaan LBO te Hoogeveen. Opleidingscoördinator afdeling Handel Alfa College. Vertrouwenspersoon/schoolpastor. Docent aan de opleiding Theologische Vorming Gemeenteleden te Hoogeveen: sociale ethiek, educatie, catechetiek en gemeentetoerusting. Voorzitter Wijkkerkenraad Kruiskerk te Woerden. Lid werkgroep curriculumontwikkeling NSO (Nederlandse School Onderwijsmanagement). Voorzitter en ontwikkelaar van “Het Leven Leren’: Het 2e kaderdocument Voor het curriculum Levensbeschouwelijke Ontwikkeling Federatie Christelijk BVE. Ontwikkelaar Kaderdocument Godsdienstige Vorming MBO, Federatie Christelijk BVE. Voorzitter van de Federatie van Christelijke Basisscholen in Z.W. Drenthe. Voorzitter P.C.O. afdeling beroepsonderwijs Drenthe (nu CNV Onderwijsbond).
1989 – 1994: 1980 – 1998:
Districtsbestuurder Prot. Chr. Onderwijsvakorganisatie in Drenthe; Hoofdbestuur P.C.O; Bestuurslid van Compaz Drenthe/Groningen. Verzorgen van / voorgaan in vieringen bij Recreatie Centra Nederland.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 44
Dr. A.J.M. van der Helm Theologie KTHA/KTUA (1988): Hoofdvak Kerkgeschiedenis. Bijvak Canoniek Recht. Canoniek Recht, Université des Sciences Humaines Strasbourg (1993): Doctoraat in Canoniek Recht. Het promotieonderzoek is gepubliceerd: Un clergé parallèle? Kerkelijk doctoraat In Iure Canonico (1993) van de Aartsbisschop van Strasbourg, kanselier van de Faculteit van Katholieke Theologie.
Kerkelijk werk 1991-1997: 1995 – heden: 1998-2007: 2005 – heden: 2007 – heden:
Pastoraal werker, vervolgens diaken en priester-pastor in het vicariaat Genesareth, Nicolaasparochie te Zoetermeer. Rechter van de Kerkelijke Rechtbank van het bisdom Rotterdam Lid Commissie Canonieke Vraagstukken (adviesorgaan bij de SRKK) Pastoor (sinds 2002 moderator) en teamleider van de parochiefederatie Levend Water, Boskoop-Reeuwijk-Waddinxveen-Bodegraven. Lid van de Diocesane Adviescommissie Pastorale organisatie Deken van Den Haag. Pastoor van de Sint Jacobusparochie (Den Haag).
Docentschappen en cursussen 1993 – heden: Docent Canoniek Recht aan de priesteropleiding Bovendonk 2003 – heden: Docent Kerkelijk Publiekrecht KU Leuven 2008 – heden: Cursus Kerkelijk Recht, Radboud Universiteit Docent aan de kerkelijke opleiding Bisdom Suriname in 2008. Voorts: Cursussen parochiebesturen in de bisdommen Rotterdam en Utrecht. Gastcolleges VU Amsterdam over “De Parochie”. C.P. van Keulen (student) Bacheloropleiding Docent Godsdienst/Levensbeschouwing 2de graad, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (2005 – 2009). Masteropleiding Theologie 1ste graad, Christelijke Hogeschool Windesheim – Zwolle (2009 – heden). Drs. R. F. H.M. Stapert (secretaris, onderwijsdeskundige) Stapert was tot 1981 was hij als docent (Nederlands) werkzaam in Suriname. Nadien is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (Lerarenopleidingen, fusieoperatie HBO, Informatica Stimuleringsplan). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van het hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij werkzaam in het kader van accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Daarnaast is hij intensief betrokken bij de beoordeling van EVC aanbieders. Tot voor kort was hij als interim coördinator “Interne kwaliteitszorg” werkzaam bij twee hogescholen die buiten de accreditatieonderzoeken van Hobéon Certificering vallen.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 45
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 46
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 47
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 48
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 49
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 50
BIJLAGE III WERKWIJZE, BEOORDELINGSPROCEDURE, BESLISREGELS 1. Werkwijze 1.1. Bij de beoordeling van de masteropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing (1e graad) is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de betreffende opleiding geldt het volgende: de opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, eindkwalificaties en doelstelling gebaseerd op het landelijk het kernprofiel voor de leraar G/L op katholieke scholen, opgesteld door de Bisschoppelijke Commissie van Toezicht en Advies – CTA en het door de Nederlandse Rooms-Katholieke Kerk opgestelde profiel ‘Pastoraal Werker’. Het auditteam heeft beide referentiekaders in zijn beoordeling betrokken.
2. Beoordelingsprocedure De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: 2.1. Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie. Kerndocumenten Management Review “Masteropleiding Leraar Godsdienst – Professional Master”, Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing, 1 november 2010. Onderwijs- en Examenregeling 2010-2011, Fontys Hogeschool Theologie en Levensbeschouwing – FHTL. Onderliggende documentatie Zie Bijlage IV. Op basis van de door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de betreffende opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. 2.2. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie, uitgevoerd door een auditteam bestaande uit twee externe onafhankelijke deskundigen, een student van een verwante masteropleiding alsmede een voorzitter en een secretaris, beiden vanuit Hobéon Certificering. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (opleidingsmanagement, coördinatie, docenten, studenten, alumni en staf) heeft getoetst (i) of de opleiding de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen heeft geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 51
Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en -daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de opleiding werd voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden.
3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;6 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
6
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (Programma) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde ‘criterium’ (ten minste 60 ec’s) is evenwel geen criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een hbo masteropleiding a priori moet voldoen, wil zij in aanmerking komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld‘Kwaliteit personeel’ Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ of ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 52
BIJLAGE IV GERAADPLEEGDE DOCUMENTEN
Management Review (MR) “Masteropleiding Leraar Godsdienst – Professional Master”, Fontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing, 1 november 2010. Bijlagen bij MR o
Drie voorbeelden samenhang eindkwalificaties – leerdoelen – programmaonderdelen – toetsing
o
Overgang van FHTL naar FLOT
o
Onderzoekslijn
o
Toetsing en beoordeling
o
Afbakening ‘body of knowledge’
o
Taakomschrijving en samenstelling werkveldcommissie 2010
Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2010-2011, Fontys Hogeschool Theologie en Levensbeschouwing – FHTL Bijlagen bij OER o
Huishoudelijk Reglement
o
Toelating tot masteropleiding Godsdienst / Levensbeschouwing
o
Leerplan masteropleiding Godsdienst / Levenbeschouwing
Zelfevaluatierapport bacheloropleiding Godsdienst – pastoraal Werk, FHTL – 2009 Management Review Masteropleidingen Leraar VHO, FHTL – april 2010 Masterniveau MEd7 in godsdienst levensbeschouwing Kernprofiel voor de leraar godsdienst / levenbeschouwing – Bisschoppelijke Commissie van Toezicht en Advies (CTA) Kennisbasis en bekwaamheden MEd in Theology Kennis en bekwaamheden kerkelijk-pastoraal werker Vergelijking kennisbasis en bekwaamheden leraar godsdienst GL en pastoraal werker Competentiekaarten SBL, FLOT Overzicht: kwalificaties – programmaonderdelen – toetsen Eindtermen Pastoraal Werker Curriculum overzicht masteropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing Tilburg Curriculumoverzicht masteropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing Utrecht Studiegids masteropleiding Leraar Godsdienst / Levenbeschouwing Tilburg en Utrecht Modulewijzer APV Stageprotocol masteropleidingen Modulewijzer Praktijkonderzoek 2009 – 2010 Regeling goedkeuring en beoordeling masteronderzoek Literatuurlijst masteropleiding Godsdienst / Levenbeschouwing Kaderdocument masteropleidingen leraar VHO, FLOT – september 2009 Bijlagen bij Kaderdocument o
Generieke eindkwalificaties Master of Education leraar VHO (2005)
o
Koppeling van de beroepsrollen aan de SBL – competenties
o
Opleidingscompetentieprofiel masteropleidingen leraar VHO, FLOT
o
Samenvattend overzicht van de niveauverschillen in eindkwalificaties tussen een tweedegraads en een eerstegraads leraar
o
7
Format modulebeschrijving
Rapportage Starbekwaamhedenonderzoek master godsdienst 2010 Notulen Raad van Advies (2010) Curricula Vitae van alle docenten masteropleiding Godsdienst / Levenbeschouwing 20 Afstudeerwerkstukken Accreditatie Adviesrapport “Fontys Lerarenopleidingen Tilburg – FLOT (Lerarenopleidingen Algemene Vakken 1e graad)”, NQA – oktober 2005 Nationale Studentenenquête 2010 Handleiding voor inrichting Kwaliteitszorg Fontys Hogescholen 2003 Kwaliteitshandboek FHTL 2008 / Onderzoekskalender kwaliteitszorg 2008
MEd: Master of Education.
©Hobéon® Certificering⏐ Adviesrapport Accreditatie hbo masteropleiding Leraar Godsdienst / Levensbeschouwing – Fontys, juli 2011 ⏐ 53