JE BENT STUDENT EN JE WILT WAT IN EINDHOVEN Woonwensenonderzoek onder studenten van de TU/e, Fontys Hogescholen en Design Academy
Houten, 26 oktober 2006
Colofon In opdracht van: Vestide Gemeente Eindhoven Auteurs: Linda van de Lagemaat Joost Wegstapel Laagland’advies Postbus 198 3990 DD Houten
INHOUD
Samenvatting en conclusies ....................................................................... IV 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding.............................................................................................4 Achtergrond van het onderzoek ............................................................ 4 Doel ..................................................................................................... 4 Onderzoeksvragen................................................................................ 4 Methode van onderzoek........................................................................ 4 Respons en verantwoording.................................................................. 4 Opzet van dit rapport............................................................................ 4
2 2.1 2.2 2.3
Eindhoven als studiestad ..................................................................4 Inleiding ............................................................................................... 4 Motieven............................................................................................... 4 Conclusie .............................................................................................. 4
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11
Hoe wonen studenten nu? ................................................................4 Inleiding ............................................................................................... 4 Uitwonend of thuiswonend? .................................................................. 4 Binnen of buiten Eindhoven?................................................................. 4 Type woning ......................................................................................... 4 Verhuurder........................................................................................... 4 Wooncarrière ........................................................................................ 4 Woonlocatie .......................................................................................... 4 Woonlasten........................................................................................... 4 Inkomenssituatie .................................................................................. 4 Huidige woonsituatie per doelgroep....................................................... 4 Conclusies ............................................................................................ 4
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Verhuisplannen..................................................................................4 Inleiding ............................................................................................... 4 Aantal studenten met verhuisplannen ................................................... 4 Woonsituatie en onderwijsinstelling....................................................... 4 Verhuisredenen..................................................................................... 4 Conclusies ............................................................................................ 4
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9 5.10
Woonwensen .....................................................................................4 Inleiding ............................................................................................... 4 Woonsituatie......................................................................................... 4 Woningtype.......................................................................................... 4 Woonlasten en oppervlakte................................................................... 4 Gewenste locatie .................................................................................. 4 Gewenste voorzieningen ....................................................................... 4 Gewenste eigenaar/verhuurder............................................................. 4 WO-studenten versus HBO-studenten ................................................... 4 Prioriteiten en woonbeelden.................................................................. 4 Conclusies ............................................................................................ 4
6 6.1 6.2
Tekorten en overschotten.................................................................4 Inleiding ............................................................................................... 4 Absoluut tekort..................................................................................... 4
C:\Documents and Settings \gmb.NT40\Local Settings \Temporary Internet Files \OLK339\Eindrapport Eindhoven 26 oktober 2006 def.doc
6.3 6.4 6.5
Absoluut tekort..................................................................................... 4 Kwalitatief tekort.................................................................................. 4 Conclusies ............................................................................................ 4 Bijlagen: Bijlage 1 Vragenlijst............................................................................ 4 Bijlage 2 Extra tabellen....................................................................... 4 Bijlage 3 Begrippenlijst....................................................................... 4
SAMENVATTING EN CONC LUSIES
Inleiding Vestide en de gemeente Eindhoven willen voor hun toekomstige beleid beter inzicht krijgen in de woonwensen en -behoeften van de Eindhovense studenten. Dit onderzoeksrapport levert een betrouwbaar inzicht in deze wensen en behoeften. De dataverzameling vond plaats middels een internetenquête. Studenten zijn de ideale doelgroep voor een dergelijke enquête , aangezien alle 24.000 Eindhove nse studenten over een e-mailadres van hun onderwijsinstelling beschikken. In totaal hebben 1.570 studenten van de TU/e (een respons van 22%), 1.452 studenten van de Fontys Hogeschool (een respons van 9%) en 132 studenten van de Design Academy (een respons van 19%) aan het onderzoek meegewerkt. De resultaten van dit onderzoek zijn middels weging gecorrigeerd voor dit verschil in respons. Eindhoven als studiestad Woonbedrijf-Vestide en de gemeente Eindhoven waren benieuwd waarom de Eindhovense studenten juist voor Eindhoven hebben gekozen a ls studiestad. Voor verreweg het merendeel van de Eindhovense studenten was het aanbod en/of de kwaliteit van de studie de reden om in Eindhoven te gaan studeren. Andere zaken zoals de gezelligheid, het studentenleven en de beschikb aarheid en betaalbaarheid van woonruimte speelden een veel kleinere rol in de keuze. Huidige woonsituatie van de Eindhovense studenten Vervolgens is de huidige woonsituatie van de Eindhovense studenten in beeld gebracht. Uit- of thuiswonend Het blijkt dat 60% van de Eindhovense studenten uitwonend is en 40% nog thuis bij de ouders woont. Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amste rdam. In vergelijking met Leiden wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. Dit heeft te maken met het hoge aandeel HBO-studenten in Eindhoven in ve rgelijking met Leiden. HBO-studenten wonen relatief vaker nog thuis bij de ouders. Naast het aandeel thuiswonenden woont 37% van de studenten in onzelfstandige woonruimte, 15% in een zelfstandige huurwoning en 6% in een zelfstandige koopwoning. Wooncarrière Wanneer de woonsituatie wordt uitgesplitst naar het studiejaar van de studenten, blijkt dat het aandeel uitwonenden toeneemt met het vorderen van de studie. Dit gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. Zowel het aandeel onzelfstandig als zelfstandig wonende studenten neemt toe met het vorderen van de studie. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek. Dit wordt vertaald in een toenemend belang van zelfstandige woningen onder ouderejaars studenten.
I Laagland’advies
Locatie, woonlasten en inkomen Ongeveer 53% van alle studenten woont in Eindhoven. Van de uitwonende studenten ligt dit aandeel zelfs op 80%. Veruit de meeste uitwonende studenten wonen in het centrum (41%). Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%). De onzelfstandig wonende studenten wonen het vaakst in de binnenstad (55%). De zelfstandig wonenden hebben daarentegen het vaakst een woning buiten de stad (41%). De gemiddelde woonlasten die s tudenten kwijt zijn voor een zelfstandige huurwoning bedragen € 345 voor gemiddeld 49,5 m2. Voor een kamer moet gemiddeld € 243 betaald worden voor 18,1 m2. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten b edraagt € 678. Dit betekent dat deze studenten 36% van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Het gemiddelde inkomen van zelfstandig wonende studenten bedraagt € 1.080. Dit betekent dat deze studenten een derde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Huidige woonsituatie van doelgroepen Er zitten grote verschillen in de woonsituatie van verschillende groepen studenten. Zo wonen deeltijdstudenten relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte dan voltijdstudenten (56% om 15%). Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). Voltijdstudenten wonen daarnaast relatief veel vaker in Eindhoven dan de deeltijdstudenten (88% om 44%). Ook wonen ze vaker in het centrum. Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten de stad (47% om 13%). Ook tussen universitaire studenten en HBO-studenten bestaan verschillen. De helft van de HBO-studenten woont nog thuis bij de ouders. Onder de WOstudenten ligt dit aandeel op 16%. De WO-studenten wonen daarentegen relatief vaker in onzelfstandige woonruimte (63% om 25%). Nagenoeg alle uitwonende WO-studenten wonen in Eindhoven (92%). Onder de HBO -studenten ligt dit aandeel op 71%. Vooral in het centrum zijn de universitaire studenten ove rvertegenwoordigd (52% om 33%). Verhuisplannen van Eindhovense studenten Na de huidige woonsituatie zijn de verhuisplannen van de Eindhovense studenten bestudeerd. Zo’n 17% van alle studenten is op dit moment op zoek naar andere woonruimte. Hierbij zijn deeltijdstudenten en studenten die bijna afgestudeerd (binnen een half jaar) buiten beschouwing gelaten. Deze studenten oriënteren zich namelijk vooral op de reguliere woningmarkt. Een percentage van 17% direct verhuisgeneigden is in vergelijking met andere studentensteden zoals Amsterdam en Leiden een laag aandeel. Thuiswonenden zijn met 20% relatief iets vaker op zoek naar andere woonruimte dan de onzelfstandig en de zelfstandig wonende studenten. Niet alle studenten die willen verhuizen zoeken woonruimte in Eindhoven. Van de direct verhuisgeneigden zoekt 83% woonruimte in de stad. De belangrijkste verhuisredenen die worden genoemd zijn ‘zelfstandig willen gaan wonen’, ‘minder reistijd naar onderwijsinste lling’ en ‘niet meer bij de o uders willen wonen’.
II Laagland’advies
Woonwensen van Eindhovense studenten Net zoals bij de verhuisplannen zijn de woonwensen van de deeltijdstudenten en de bijna afgestudeerde studenten (binnen een half jaar) buiten beschouwing gelaten. Deze studenten behoren niet (meer) tot de doelgroep voor de markt van studentenhuisve sting. Gewenste woonsituatie De favoriete woning van alle verhuisgeneigde studenten is een zelfstandige huurwoning (62%). Dit geldt voor zowel direct- (56%) als niet-direct verhuisgeneigden (65%). Slechts 31% zoekt onzelfstandige woonruimte. Onzelfstandige woonruimte wordt relatief vaker door de direct verhuisgeneigde studenten gewenst (37% om 28%). Niet-direct verhuisgeneigden zoeken relatief vaker een zelfstandige koopwoning (18% om 6%). Gewenste woonlasten en omvang De gemiddelde minimale oppervlakte die studenten, die onzelfstandige woonruimte zoeken, nog acceptabel vinden voor hun volgende woonruimte bedraagt 17,3 m². Daarnaast is men bereid voor deze volgende woonruimte beduidend meer te betalen dan men nu gemiddeld doet (€ 260 om € 243). Voor een zelfstandige huurwoning is men bereid € 389 per maand te betalen. De gemiddelde minimale oppervlakte voor dergelijke woonruimte ligt op 38,4 m2. Gewenste locatie In totaal wil 52% van alle verhuisgeneigde studenten in Eindhoven wonen. Van de direct verhuisgeneigden zoekt zelfs 83% woonruimte in de stad. Zowel bij de studenten die op zoek zijn naar een kamer (97%) als de studenten die zelfstandige woonruimte wensen (91%), is het centrum verreweg de populairste locatie in Eindhoven. Ook Stratum en Woensel-Zuid zijn redelijk populaire locaties. Woensel-Noord wordt het minst vaak als gewenste woonlocatie aangegeven. Deze wijk word t zelfs door maar liefst 68% van de studenten die zelfstandige en 79% van de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken aangemerkt als locatie waar men absoluut niet wil wonen. Gewenste voorzieningen De meeste studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, hebben geen moeite om bepaalde voorzieningen te delen. Alleen een wastafel wil 43% van de studenten voor zichzelf. Sanitaire voorzieningen zoals douche, toilet en wastafel wil men met minder mensen delen (3 à 4) dan voorzieningen zoals een woonkamer, keuken of buitenruimte (5 tot 7). Breedbandinternet blijkt een levensbehoefte voor studenten tegenwoordig. Vooral onder de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, wil nagenoeg iedereen breedbandinternet (95%). Ook kabelaansluiting en een wasmachine zijn vaak gewenste voorzieningen. Wat betreft voorzieningen in de woonomgeving steken er twee bovenuit: winkels voor dagelijkse boodschappen (92%) en haltes voor openbaar vervoer (71%). Woonwensen van WO- en HBO-studenten Er zijn verschillen in de woonwensen van WO- en HBO-studenten. WO-studenten zijn bijvoorbeeld meer verhuisgeneigd dan de HBO-studenten, echter HBO-
III Laagland’advies
studenten zijn vaker direct verhuisgeneigd. Dit heeft te maken met het grote aandeel thuiswonenden onder de HBO-studenten. WO-studenten zoeken vaker een zelfstandige huurwoning dan de HBO-studenten (55% om 44%). De HBO-studenten willen daare ntegen relatief vaker onzelfstandige woonruimte (34% om 24%). HBO-studenten en WO-studenten willen ongeveer evenveel voor hun volgende onzelfstandige woonruimte betalen. De HBO-studenten verwachten hier wel meer oppervlakte voor terug. Per vierkante meter zijn de WO-studenten dus bereid om meer te betalen (€ 17,04 om € 14,31). Wat betreft de gewenste maximale woonlasten voor een zelfstandige huurwoning zijn het ook de WOstudenten die bereid zijn meer te betalen. Zij wensen ook iets grotere woonruimte waardoor de maximale prijzen per m2 nauwelijks verschillen. HBO-studenten zijn vaker bereid voorzieningen te delen dan WO-studenten, maar het maximum aantal personen waarmee gedeeld moet worden ligt bij HBO-studenten lager. Prioriteiten en woonbeelden Om inzicht te krijgen in welke mate bepaalde aspecten een rol spelen in de keuze voor de volgende woonruimte, konden studenten een budget van tien punten verdele n over een veertiental a specten. Veruit het belangrijkste aspect blijkt de prijs van de woonruimte te zijn, gevolgd door de grootte van de woonruimte en de nabijheid van het centrum. Ook is de studenten een aantal woonbeelden voorgelegd (opgebouwd uit prijs, oppervlakte en locatie) met de vraag of ze deze zouden accepteren wanneer deze zou worden aangeboden. Op deze wijze wordt het keuzeproces gesimuleerd. Bij de onzelfstandige woonbeelden blijkt er sprake te zijn van een enorme vraaguitval tussen de verschillende woonbeelden. Het populairste woonbeeld wordt door 68% geaccepteerd, het minst gewilde woonbeeld door slechts 1%. In tegenstelling tot de budgetvraag, blijkt verandering in het aspect ‘oppervlakte ’ voor de grootste vraaguitval te zorgen. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de voorgelegde woonbeelden met een klein oppervlakte (14 m2) aanme rkelijk onder het gemiddelde gewenste minimum oppervlakte van 17,3 m2 liggen. Bij de zelfstandige woonbeelden is er sprake van aanmerkelijk minder vraaguitval tussen de woonbeelden. Er is ook niet echt één woonbeeld echt populair. Dit heeft te maken met het feit dat alle voorgelegde oppervlaktes ruim onder de minimaal gewenste o ppervlakte voor zelfstandige huurwoning liggen (38,4 m2). Tekorten- en overschotten aan studentenhuisvesting in Eindhoven Naast de kwalitatieve woonwensen is in dit onderzoek ook een schatting gemaakt van het tekort aan studentenhuisvesting is in Eindhoven. Het betreft theoretische tekorten wanneer alle direct verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren en er geen frictie tussen vraag en aanbod is. Bij deze berekening zijn deeltijdstudenten buiten beschouwing gelaten. Bovendien zijn aan de vraagzijde ook de studenten die binnen een half jaar denken af te studeren buiten beschouwing gelaten. Deze studenten zullen immers vaak woonruimte zoeken op de reguliere woningmarkt en horen voor Vestide niet meer echt tot de doelgroep. Deze studenten laten bij een eventuele verhuizing wel studente nhuisvesting achter, en worden daarom wel bij de aanbodzijde meegenomen.
IV Laagland’advies
Absolute tekort De vraag naar studentenhuisvesting in Eindhoven van thuiswonenden wordt geschat op ongeveer 1.150 eenheden. De vraag van uitwonenden is ook een kleine 1.150 eenheden. Het potentiële aanbod aan huisvesting van direct verhuisgeneigde studenten dat momenteel in Eindhoven woont, wordt geschat op 1.450. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Eindhoven komt hie rmee op ruim 850 eenheden (1.150 + 1.150 – 1.450). Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het mogelijk is dat het tekort enigszins wordt overschat. Het is namelijk niet duidelijk of verhuisgeneigde studenten vaker aan het onderzoek hebben meegewerkt en daarmee ove rvertegenwoordigd zijn in de berekening. Kwalitatieve tekorten Wanneer de tekorten worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties, dan blijkt het tekort bijna volledig te bestaan uit zelfstandige huurwoningen (850 eenheden). Aan onzelfstandige woonruimte is zelfs sprake van een ove rschot (-150 eenheden). Met name aan onzelfstandige woonruimte in studentenhuizen is een ove rschot (-200 eenheden). Het feit dat er geen kamers leeg staan, heeft te maken met het geconstateerde tekort aan zelfstandige huurwoningen. Veel studenten kunnen nu niet hun woonwensen realisere n en moeten genoegen nemen met onzelfstandige woonruimte. Conclusie Uit de analyses in dit onderzoek wordt duidelijk dat Vestide en de gemeente Eindhoven zich bij toekomstige plannen op het gebied van studentenhuisvesting vooral moeten richten op zelfstandige eenheden. Onder alle verhuisgeneigde groepen studenten is de zelfstandige huurwoning het meest gewenste woningtype. Bij de zoektocht van deze studenten zijn de huurprijs, grootte en locatie de belangrijkste aspecten waarop men de keuze voor de volgende woonruimte bepaalt. Gezien het feit dat geen enkel van de voorgelegde zelfstandige woonbeelden populair was, moeten vooral niet te kleine zelfstandige eenheden worden gerealiseerd.
V Laagland’advies
VI Laagland’advies
1
INLEIDING
1.1
Achtergrond van het onderzoek
Eindhoven kent, zoals veel andere studentensteden, een druk op de markt voor studentenhuisvesting. Het WOONBEDRIJF - District Vestide, de gemeente Eindhoven, TU/e en Fontys zijn voornemens om deze kamernood terug te dringen. Sinds begin 2003 heeft dit geresulteerd in een groei van zo’n 1.000 eenheden naar een totaal van 2.650 eenheden. Hiervan worden er ongeveer 2.000 ingezet voor reguliere studenten. Hiermee is bereikt dat de meest urgente kamernood is weggewerkt op dit moment. Vestide en de gemeente Eindhoven willen echter voor hun toekomstige beleid beter inzicht krijgen in de woonwensen en b ehoeften van de Eindhovense studenten. Dit onderzoeksrapport levert een betrouwbaar inzicht in deze wensen en behoeften.
1.2
Doel
Het centrale doel van het onderzoek is als volgt geformuleerd: Een betrouwbaar inzicht bieden in de kwantitatieve en kwalitatieve wensen van studenten ten aanzien van studentenhuisvesting met het oog op het realiseren van passend huisvestingsaanbod voor studenten in Eindhoven.
1.3
Onderzoeksvragen
Deze doelstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: 1. Huidige situatie op de markt voor studentenhuisvesting in Eindhoven: • Hoe wonen de Eindhovense studenten nu (uit- of thuiswonend en waarom, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? • In hoeverre zijn studenten tevreden met de huidige woonsituatie? • Wat is de differentiatie van het bovenstaande naar studiejaar, WO/HBO en verhuurder? • Wat is het huidige aanbod aan studentenhuisvesting in Eindhoven (wat, waar, hoe groot, hoe duur, hoeveel huisgenoten etc.)? • Hoe is men aan de huidige woonruimte gekomen? • In hoeverre heeft men bewust voor Eindhoven als studiestad gekozen? (studierichting, studentenleven, afstand)
1 Laagland’advies
2. • • • •
• • •
•
Verhuisgeneigdheid en woonwensen: Wat is de verhuisgeneigdheid? Waarom wil men verhuizen? Kwantitatieve woonwensen: Wat is de omvang van de vraag naar woonruimte in Eindhoven? Kwalitatieve woonwensen: Wat is de aard van de vraag naar woonruimte in Eindhoven (uit of thuiswonend, wat, waar, hoe groot, hoe duur, welke verhuurder, hoeveel huisgenoten etc.)? Wat zijn de gewenste voorzieningen in de woning en woonomgeving? Welke afwegingen en prioriteiten maken studenten in het zoekproces? Wat zijn de specifieke woonwensen van studenten na afronding van de studie? (blijven wonen in studentenhuisvesting of naar de reguliere woningmarkt?) Wat is de differentiatie van het bovenstaande naar studiejaar, WO/HBO en verhuurder?
3. Tekorten: • Wat is het absolute tekort aan woonruimte? • Wat is het kwalitatieve tekort aan woonruimte?
1.4
Methode van onderzoek
Data zijn verkregen middels een internetenquête. Via deze methode kunnen per e-mail alle studenten worden bereikt, waardoor een steekproef niet nodig is. Dit komt de respons en daarmee de betrouwbaarheid van het onderzoek ten goede. 1.4.1
De internetenquête
Werving De respondenten zijn geworven per e -mail. De drie onderwijsinste llingen (de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e), de Fontys Hogeschool en de Design Academy) hebben gebruik gemaakt van hun complete e -mailbestanden. Alle ingeschreven studenten (exclusief buitenlandse studenten) hebben een e -mail ontvangen van het college van bestuur van de betre ffende onderwijsinstelling. In deze e -mail is het doel van het onderzoek kort toegelicht en is de studenten gevraagd om hun medewerking te verlenen aan het onderzoek. De e -mail beva tte een hyperlink waarmee de studenten direct op de eerste pagina van de vragenlijst terechtkwamen. Om de respons op de enquête te verhogen is halverw ege het veldwerk, per e-mail een herinnering verstuurd aan alle studenten om de vragenlijst in te vullen. De vragenlijst In samenwerking met Woonbedrijf-Vestide, de gemeente Eindhoven en enkele studenten is de vragenlijst opgesteld door Laagland’advies. De vragenlijst is vervolgens gedigitaliseerd en getest onder een tienta l studenten op onder meer gebruiksgemak, woordbegrip, plaatsduidingen en logica. De vragenlijst is bijg evoegd als bijlage 1.
2 Laagland’advies
Dataverzameling De dataverzameling is gedurende 9 juni t/m 27 juni 2006 uitgevoerd door het bureau ProInfo Interactive.
1.5
Respons en verantwoording
Alle 23.988 studenten van de TU/e, Fontys en de Design Academy zijn benaderd per e -mail. In totaal hebben 3.213 respondenten de vragenlijst ingevuld. Dit betrof 1.570 studenten van de TU/e (een respons van 22%), 1.452 studenten van de Fo ntys Hogeschool (een respons van 9%) en 132 studenten van de Design Academy (een respons van 19%). Na correctie in totaal dus 3.154 Eindhovense studenten (zie tabel 1.1). Daarnaast heeft ook een aantal respondenten aangegeven inmiddels afgestudeerd te zijn of aan een andere onderwijsinstelling te studeren. tabel 1.1: Respons naar onderwijsinstelling Onderwijsinstelling
Respons
Populatie
Responspe rcentage
1.570 1.452
7.217 16.053
22% 9%
Technische Universiteit Eindhoven Fontys Hogeschool Design Academy Totaal
132
713
19%
3.154
23.983
13%
8 51
-
-
Andere onderwijsinste lling Inmiddels afgestudeerd Bron: Internetenquête 2006
1.5.1
Weging van de onderzoeksresultaten
Zoals uit tabel 1.1 duidelijk wordt, is het responspercentage tussen studenten van de TU/e en de Fontys Hogeschool niet gelijk. Studenten van de TU/e hebben aanme rkelijk vaker meegewerkt aan de enquête , dan de Fontys-studenten. Voor de analyse van dit onderzoek is een representatieve respons gewenst. Daarom zijn de resultaten van de enquête ‘gewogen’ om voor dit soort ve rschillen in respons te corrigeren. Aan de hand van gegevens van de onderwijsinstellingen is gekeken welke groepen s tudenten onder- dan wel oververtegenwoordigd zijn in de enquête. Aan de meningen van deze groepen zijn respectievelijk een zwaarder en een minder zwaar gewicht gehangen. In dit onderzoek zijn de resultaten gewogen naar de volgende kenmerken van de studenten: onderwijsinstelling, voltijd-/deeltijdstudent, geslacht en leeftijd. 1.5.2
Betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten
Doordat niet alle studenten aan het onderzoek hebben meegedaan, zijn de resultaten niet 100% betrouwbaar en nauwkeurig. De werkelijke waarde ligt binnen bepaalde grenzen rond de uitko msten en wel met een bepaalde mate van zekerheid. In dit onderzoek is uitgegaan van een (gebruikelijke) gewenste betrouwbaarheid van 95%.
3 Laagland’advies
Voor dit onderzoek betekent dit dat bij een representatieve re spons1 van 3.154 respondenten met 95% zekerheid kan worden vastgesteld dat bij een waarde van p=50% (het percentage dat een bepaalde eigenschap heeft), het enquêteresultaat niet meer dan 1,6% afwijkt van de waarde die gevonden zou worden bij de totale populatie. Met andere woorden: indien uit het onderzoek zou blijken dat 50% van de geenquêteerden heeft aangegeven te willen verhuizen, dan betekent dit dat van de gehele onderzoekspopulatie het percentage dat wil verhuizen met 95% zeke rheid niet meer is dan 51,6% en niet minder dan 48,4% Bij uitspraken voor een deel van de populatie, bijvoorbeeld voor alleen de studenten van de Fontys Hogeschool, ligt de nauwkeurigheid lager. In tabel 1.2 zijn de nauwkeurigheidspercentages en marges voor de TU/e, de Fontys Hogeschool en de Design Academy weergegeven. tabel 1.2: Nauwkeurigheidsmarges bij een betrouwbaarheid van 95% Nauwkeurig-
Nauwkeurigheidsinterval
heidsmarge
bij p=50%
Technische Universiteit Eindhoven
+/- 2,2%
47,8% - 52,2%
Fontys Hogeschool Design Academy
+/- 2,6% +/- 7,7%
47,4% - 52,6% 42,3% - 57,7%
Bron: Internetenquête 2006
1.6
Opzet van dit rapport
Hoofdstuk 2 gaat in op de motieven van studenten om in Eindhoven te gaan studeren. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de huidige huisvestingssituatie van de studenten aan bod. Hoofdstuk 4 beschrijft de verhuisplannen van de Eindhove nse studenten. De woonwensen komen in het vijfde hoofdstuk aan bod. Hoofdstuk 6 tenslotte gaat in op de tekorten en overschotten op de markt voor studentenhuisvesting in Eindhoven. Elk hoofdstuk is afgesloten met conclusies.
1
Een representatieve respons is een respons die een goede we erspiegeling vormt van de gehele onderzoekspopulatie.
4 Laagland’advies
2
EINDHOVEN ALS STUDIESTAD
2.1
Inleiding
Woonbedrijf-Vestide en de gemeente Eindhoven zijn benieuwd waarom de Eindhovense studenten juist voor Eindhoven gekozen hebben als studiestad. Is dit vanwege de studierichting, de afstand tot de woonplaats of juist het bruisende studentenleven? Hoofdstuk 2 gaat in op de motieven van studenten om te kiezen voor Eindhoven als studiestad.
2.2
Motieven
In tabel 2.1 zijn de motieven om in Eindhoven te studeren weergegeven per onderwijsinste lling. tabel 2.1: Keuze voor Eindhoven als studiestad naar onderwijsinstelling TU/e
Fontys
DAE
Totaal
In Eindhoven kan ik de studie van mijn keuze volgen Eindhoven ligt dichtbij mijn woonplaats
87% 29%
72% 39%
91% 6%
77% 35%
Eindhoven is goed bereikbaar
24%
35%
7%
31%
Eindhoven is een gezellige stad Vanwege de kwaliteit van het onderwijsprogramma
18% 41%
26% 13%
6% 29%
23% 22%
Ik ken in Eindhoven veel mensen Ik woonde al in Eindhoven voo rdat ik ging studeren
6% 3%
14% 12%
5% 8%
12% 10%
Het studentenleven in Eindhoven spreekt me aan
10%
9%
1%
9%
Anders, namelijk…… Eindhoven is niet te groot
5% 5%
6% 4%
6% 3%
6% 4%
Eindhoven ligt ver van mijn woonplaats Woonruimte is in Eindhoven goed betaa lbaar
6% 2%
3% 2%
5% 3%
4% 2%
In Eindhoven is het makkelijk om aan woonruimte te komen
2%
1%
2%
1%
In Eindhoven kent niemand mij
1%
1%
0%
1%
1.570
1.452
132
3.154
Totaal N = 3.154
Hieruit blijkt dat in Eindhoven één motief met kop en schouders er boven uitsteekt: ‘In Eindhoven kan ik de studie van mijn keuze volgen’, is voor 77% van de studenten de reden geweest om voor Eindhoven als studiestad te kiezen. Dit geldt helemaal voor de zeer specifieke opleiding van de Design Academy. Voor maar liefst 91% van de studenten heeft dit de keuze voor Eindhoven als studiestad bepaald. Daarnaast heeft ook de kwaliteit van de opleiding bij deze studenten enigszins meegespeeld (29%). Ook voor de studenten van de Technische Universiteit zijn dit verreweg de twee belangrijkste motieven (87% en 41%). Tussen de studenten van de TU/e en Fontys zijn wel verschillen te vinden. Zo lijkt het er op dat studenten van Fontys relatief vaker uit de omgeving van Eindhoven afkomstig zijn en de stad meer waarderen voordat ze er gingen studeren. Voor de studenten van de Fontys -Hogeschool speelden naast het feit dat men in Eindhoven de gekozen studie kan volgen, nog twee andere aspecten een rol in de ke uze voor Eindhoven: ‘Eindhoven ligt dicht bij mijn woonplaats’ (39%) en ‘Eindhoven is goed bereikbaar’ (35%).
5 Laagland’advies
2.3
Conclusie
Voor het merendeel van de Eindhovense studenten was het aanbod en/of de kwaliteit van de studie de reden om zich te vestigen in Eindhoven.
6 Laagland’advies
3
HOE WONEN STUDENTEN NU?
3.1
Inleiding
Hoofdstuk 3 gaat in op de huidige huisvestingssituatie van de circa 24.000 Eindhovense studenten. Van deze studenten is 20.100 voltijd aan het studeren en 3.900 in deeltijd. Deze aantallen zijn exclusief buitenlandse studenten.
3.2
Uitwonend of thuiswonend?
Uit Figuur 3.1 blijkt dat in juni 2006 ongeveer 9.500 studenten nog thuis bij de ouders wonen (40%). De overige 14.500 studenten zijn uitwonend. Dit komt overeen met 60%. Figuur 3.1:
Stroomdiagram huidige huisvestingssituatie 2
Studenten totaal: 24.000
Thuiswonend: 9.500 (40%)
Binnen Eindhoven: 1.100 (5%)
vt: 20.100, dt: 3.900 WO: 7.200, HBO: 16.800
vt: 8.300, dt: 1.200 WO: 1.150, HBO: 8.350
WO: 50, HBO: 1.050
Uitwonend: 14.500 (60%)
Buiten Eindhoven: 2.950 (12%)
Onzelfstandig 600 (3%)
vt: 950, dt: 150
vt: 11.800, dt: 2.700
vt: 1.450, dt: 1.500
vt: 550, dt: 50
WO: 6.100, HBO: 8.400
WO: 500, HBO: 2.450
WO: 200, HBO: 400
Binnen Eindhoven: 11.550 (48%)
Zelfstandig 2.150 (9%)
Overig: 200 (1%)
vt: 10.350, dt: 1.200
vt: 800, dt: 1.350
vt: 100, dt: 100
WO: 5.550, HBO: 6.000
WO: 300, HBO: 1.850
WO: 50, HBO: 150
Onzelfstandig 8.250 (34%)
Zelfstandig 3.100 (13%)
Overig: 200 (1%)
vt: 7.900, dt: 350
vt: 2.300, dt: 800
vt: 200, dt 0
WO: 4.400, HBO: 3.850
WO: 1.100, HBO: 2.000
WO: 50, HBO: 150
N = 3.213
Uit het stroomdiagram blijkt dat vooral de HBO-studenten (Fo ntys Hogeschool en Design Academy) nog thuis bij de ouders wonen (50% = 8.350). Ook voltijdstudenten zijn relatief vaker nog thuiswonend3. In dit hoofdstuk staat vooral de woonsituatie van de uitwonende studenten centraal. In het stroomdiagram is deze groep daarom rood gearceerd. 2
Door afronding op vijftigtallen en hele procenten kunnen opgetelde aantallen en procenten in de figuur niet geheel overeenkomen met andere aantallen en procenten;
3
In het stroomdiagram worden volti jdstudenten aangeduid met vt en deeltijdstudenten met dt. Universitaire studenten worden weergegeven met WO en HBO -studenten met HBO.
7 Laagland’advies
3.3
Binnen of buiten Eindhoven?
Uit het stroomschema wordt ook duidelijk dat van de uitwonende studenten er circa 2.950 (20%) niet in Eindhoven wonen. Dit zijn vooral HBO-studenten en relatief vaak deeltijdstudenten. Veel van deze uitwonenden komen uit de directe omgeving van Eindhoven (Helmond, Valkenswaard, Waalre enz. Ongeveer 1.100 studenten). De overige studenten komen met name uit Tilburg, Den Bosch en Noord -Limburg. Zo’n 11.550 (80%) uitwonende studenten wonen wel in Eindhoven. Dit is ongeveer 48% van alle Eindhovense studenten. Het zijn vooral voltijdstudenten en relatief vaak universitaire studenten die in Eindhoven wonen. Uitwonende WOstudenten wonen praktisch allemaal in Eindhoven (92%). Van de uitwonende studenten binnen Eindhoven wonen 8.250 studenten (71%) in onzelfstandige en 3.100 (27%) in zelfstandige woonruimte4. Zelfstandige woonruimte wordt zowel absoluut als relatief vaker bewoond door HBOstudenten. Voor onzelfstandige woonruimte geldt juist dat universitaire studenten hier oververtegenwoordigd zijn.
3.4
Type woning
In figuur 3.2 is nogmaals de huidige woonsituatie weergegeven. De grootste groep Eindhovense studenten woont nog thuis bij de ouders (40%). Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amsterdam. In vergelijking met Leiden (22%) wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. Dit verschil is te verklaren door de verhouding universitaire en HBO-studenten. Leiden kent relatief weinig HBO-studenten. Het is juist deze groep die verhoudingsgewijs vaker nog bij de ouders woont. Dit komt ook in figuur 3.2 naar voren. Naast deze grote groep thuiswonenden wonen ook veel studenten in een studenten- of verenigingshuis (23%) en in een zelfstandige huurwoning (15%). Het studentenhuis is, zowel relatief als absoluut gezien, vooral bewoond door voltijdstudenten (5.200 = 26% van alle voltijdstudenten). Hetzelfde geldt voor de overige onzelfstandige woonvo rmen (zie voor tabel Bijlage 2 ). De zelfstandige huurwoning daarentegen wordt, relatief gezien, vooral bewoond door deeltijdstudenten (1.100 = 28% van alle deeltijdstudenten). De zelfstandige koopwoning is, niet alleen relatief maar zelfs in absolute zin, vaker bewoond door deeltijdstudenten (1.100 = 28% van alle deeltijdstudenten).
4
In een zelfstandige woning heeft de student eigen voorzieni ngen die hooguit gedeeld worden met een partner.
8 Laagland’advies
figuur 3.2:
Huidige huisvestingssituatie van Eindhovense studenten WO
HBO
20%
25%
Thuiswonend Studenten- of verenigingshuis Zelfstandige huurwoning Grootschalig studentencomplex Zelfstandige koopwoning Anders namelijk Kleinschalig studentencomplex Huis gekocht door ouders met andere studenten Bij een hospita Bij familie of kennissen Zelfgekochte woning met andere studenten 0%
5%
10%
15%
30%
35%
40%
45%
N = 3.213
3.5
Verhuurder
In figuur 3.3 is de huidige verhuurder van zowel zelfstandige als onzelfstandige woonruimte in de huursector weergegeven. Uit de figuur blijkt dat de meeste uitwonende Eindhovense studenten huisvesting huren in de particuliere sector (44%). Hieronder va llen bijvoorbeeld ouders van studenten en ‘huisbazen’. In totaal gaat het om ongeveer 5.500 studenten. figuur 3.3:
Huidige verhuurder van zelfstandige en onzelfstandige woonruimte onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
overig
Particuliere verhuurder Studentenhuisvester Vestide Woningcorporatie Woonbedrijf Woningcorporatie buiten Eindhoven Andere verhuurder Woningcorporatie Trudo Woningcorporatie Wooninc. Hospita / hospes Onderhuur Studentenvereniging/dispuut Verhuurder onbekend Woningcorporatie Domein 0%
5%
10%
15%
20%
N = 1.992
9 Laagland’advies
25%
30%
35%
40%
45%
50%
Naast de particuliere sector wonen de meeste studenten in woonruimte van Vestide (28%). Het zijn relatief vaak studenten van de TU/e die bij Vestide huren. Ook zijn het bijna allemaal voltijdstudenten (zie tabel in Bijlage 2). Absoluut kent Vestide volgens de enquête in totaal 3.550 huurders. Volgens Vestide zelf wonen er momenteel echter ongeveer 2.300 studenten in 2.000 onzelfstandige en zelfstandige eenheden. Studenten die bij Vestide huren, hebben dus aanmerkelijk vaker meegewerkt aan de enquête. Dit is niet verwonderlijk aangezien ook duidelijk is gecommuniceerd dat Vestide medeopdrach tgever is voor dit onderzoek. Naast de particuliere verhuurder en Vestide maken de overige ve rhuurders, zoals de andere woningcorporaties in Eindhoven, slechts een klein deel van de markt uit in Eindhoven.
3.6
Wooncarrière
In figuur 3.4 is de wooncarrière van de Eindhovense studenten weergegeven. Het blijkt dat het aandeel uitwonende studenten met het vorderen van de studie toeneemt. Van de eerstejaars studenten is 44% uitwonend. Onder de studenten die al 6 jaar of langer studeren ligt dit aandeel op 80%. Deze stijging gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. De stijging van het aandeel uitwonenden naar studiejaar wordt veroorzaakt door zowel een toename van het aandeel onzelfsta ndig wonende studenten, als door een toename van het aandeel zelfstandig wonende studenten. Onder de eerstejaars woont 27% in onzelfstandige woonruimte. Bij de zesdejaars of oudere studenten is dit aandeel gegroeid tot 48%. Ook het aandeel studenten dat zelfstandig woont, groeit alleen maar met de jaren. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek, zo blijkt. Van de eerstejaars studenten woont 17% in zelfstandige woonruimte, onder de studenten die al zes jaar studeren is dit aandeel gegroeid tot 32%. figuur 3.4: Huidige woonsituatie naar studiejaar onzelfstandig uitwonend
zelfstandig uitwonend
thuiswonend
overig
100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1e jaars
2e jaars
3e jaars
N = 3.213
10 Laagland’advies
4e jaars
5e jaars
6e jaars of hoger
3.7
Woonlocatie
Gemiddeld is zo’n 53% van alle studenten woonachtig in Eindhoven. Dit zijn vooral uitwonende studenten. 80% van de uitwonende en 11% van de thuiswonende studenten woont in de stad. In figuur 3.5 is het aandeel studenten dat in Eindhoven woont, afgezet tegen het studiejaar van de studenten. Hieruit blijkt dat naarmate de studie vordert, meer studenten erin slagen woonruimte in de stad te vinden. Van de eerstejaars woont 42% in Eindhoven. Onder de zesdejaars en ouder ligt dit percentage rond de 74%. Er is echter wel een opvallend verschil tussen de WO- en HBO-studenten. Het aandeel HBO-studenten dat in Eindhoven woont, neemt na het derde studiejaar af. figuur 3.5:
Aandeel studenten dat in Eindhoven woont naar studiejaar WO
HBO
80% 70%
60%
50% 40%
30%
20%
10% 0% 1e jaars
2e jaars
3e jaars
4e jaars
5e jaars
6e jaars of hoger
N = 3.213
Het mooie patroon uit figuur 3.5 wordt vooral veroorzaakt door het feit dat met het verloop van de studie, steeds meer studenten uitwonend zijn. Van alleen de uitwonende studenten woont momenteel ongeveer 80% in Eindhoven. Absoluut gezien gaat het om 11.550 studenten. Zoals reeds eerder bleek, zijn dit vooral voltijd- en WO-studenten (zie ook tabel in Bijlage 2). Uit figuur 3.6 blijkt dat 41% van de uitwonende studenten in het centrum (binnen de ring) woont. Absoluut gezien wonen er momenteel zo’n 5.950 studenten in het centrum. Het zijn, relatief gezien, vooral de ouderejaars die een plekje in het centrum weten te bemachtigen. Van de zesdejaars en oudere studenten woont zo’n 53% binnen de ring (zie ook tabel in Bijlage 2). In het centrum w onen ook relatief gezien meer WO-studenten (53%) en voltijdstudenten (47%). Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten Eindhoven (56%). Na het centrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%), gevolgd door de wijk ‘Woensel-Zuid’ (11%). In absolute zin gaat het om
11 Laagland’advies
respectievelijk 2.950 en 1.600 studenten. In de wijk ‘Strijp’ wonen de minste studenten (3% = 450). figuur 3.6:
Huisvestingslocatie van uitwonenden in Eindhoven
N = 2.145
In het centrum wonen vooral onzelfstandig wonende studenten (4.900 studenten = 55% van alle onzelfstandig wonende studenten). Van de zelfstandig w onende re spondenten woont slechts 19% in de binnenstad (1.000 studenten). De meeste studenten die zelfstandig wonen hebben een woning buiten de stad (2.150 = 41%). tabel 3.1: Woonlocatie van onzelfstandig en zelfstandig wonende studenten (in %) onzelfstandig
zelfstandig
overig
totaal
Centrum (binnen de ring) Woensel -Noord
55% 2%
19% 11%
2% 5%
41% 5%
Woensel -Zuid
12%
9%
1%
11%
Tongelre Strijp
7% 2%
4% 4%
1% 0%
6% 3%
Gestel
6%
5%
2%
6%
Stratum Buiten Eindhoven
7% 9%
4% 44%
1% 88%
6% 22%
1.536
551
58
2.145
Totaal n N = 2.145
12 Laagland’advies
3.8
Woonlasten
3.8.1
Huurprijs, -toeslag en oppervlakte
Aangezien relatief veel deeltijdstudenten reeds in een zelfstandige woning op de reguliere woningmarkt wonen, vertekenen zij daarmee berekeningen van gemiddelde woonlasten en oppervlaktes. Daarom wordt in deze paragraaf alleen de woonlasten en oppervlaktes van de woonsituatie van voltijdstudenten weergegeven. Het gemiddelde bedrag dat uitwonende voltijdstudenten betalen aan huur bedraagt momenteel € 266 per maand. Dit bedrag is zonder aftrek van eventuele huurtoeslag. Van alle voltijdstudenten in dit onderzoek ontvangt 12% huurtoeslag. Het gemiddeld huurtoeslagbedrag per maand is € 86. Onzelfstandig versus zelfstandig Studenten zijn voor een zelfstandige huurwoning5 (€ 345) beduidend meer kwijt dan voor onzelfstandige woonruimte (€ 243). De gemiddelde oppervlakte van een zelfstandige huurwoning ligt op 49,5 m2. De kamers zijn gemiddeld 18,1 m2 groot. In tabel 3.2 zijn de gemiddelde woonlasten voor verschillende onzelfstandige woonsituaties weergegeven. Uit de tabel blijkt dat de kamers in een studente ncomplex duurder zijn, dan die in een studentenhuis of bij een hospita. Per maand moet gemiddeld € 272 voor een dergelijke kamer betaald worden. De kamers in een studentenhuis kosten gemiddeld € 233 aan huur per maand. tabel 3.2: Gemiddelde huur en oppervlakte voor onzelfstandige woonruimte Gemiddelde
Gemiddelde
Woonlasten
huur
oppervlak
per m 2
N
Studentencomplex
€ 272
19,0 m2
€ 14,3 2
432
Studentenhuis Hospita
€ 233 € 225
16,3 m2 17,0 m2
€ 14,29 € 13,24
9.77 38
Overig onzelfstandig
€ 229
38,6 m2
€ 5 ,93
61
Totaal onzelfstandige woo nruimte
€ 243
18,1 m 2
€ 13,43
1.508
Zelfstandige huurwoning
€ 345
49 ,5 m2
€ 6 ,97
422
N = 1 .980
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de kamers in een studentencomplex met een gemiddelde oppervlakte van 19 m2 een stuk groter zijn, dan die in een studentenhuis (16,3 m2) of bij een hospita (17 m2). De gemiddelde woonlasten per m2 verschillen dan ook nauwelijks tussen de kamers in een studentencomplex en die in een studentenhuis (€ 14,3 per m2). De kamers bij een hospita zijn relatief gezien wel iets goedkoper (€ 13,24 per m2). Verhuurder In tabel 3.3 is weergegeven hoe de gemiddelde huurprijs varieert naar verhuurder van deze onzelfstandige woonruimte. Hieruit komt een vergelijkbaar beeld 5
Van de s tudenten in een zelfstandige koopwoning is helaas niet bekend wat hun woonlasten zijn.
13 Laagland’advies
naar voren als uit tabel 3.2. De particuliere kamers zijn goedkoper dan die van de Eindhovense corporaties (waaronder Vestide). Gemiddeld moet voor deze kamers € 232 aan huur per maand worden neergeteld. De kamers bij de Eindhove nse corporaties kosten gemiddeld € 266 per maand. Echter, de particuliere kamers zijn niet alleen goedkoper, maar ook aanmerkelijk kleiner dan de kamers van de corporaties. De gemiddelde oppervlakte van een particuliere kamer is 16,2 m2 tegenover 18,7 m2 voor een corporatie kamer. tabel 3.3: Gemiddelde huur en oppervlakte voor onzelfstandige woonruimte naar verhuurder Gemiddelde huur
Gemiddelde oppervlak
Woonlasten per m 2
N
Corporatie in Eindhoven (incl. Vestide ) Particulier Overig
€ 266 € 232 € 219
18,7 m2 16,2 m2 26,9 m2
€ 14,22 € 14,32 € 8,14
551 774 127
Totaal onzelfstandige woonruimte
€ 243
18,1 m 2
€ 13,43
1.508
N = 1.508
Relatief gezien verschillen de huurprijzen van de particuliere en corporatie kamers niet zoveel. Bij beide verhuuders moet ruim €14 per vierkante meter betaald worden. Woonwijk Bij een uitsplitsing naar huidige woonwijk in Eindhoven (zie tabel 3.4) blijkt dat de studenten die onzelfstandige woonruimte hebben in het Centrum en in Woensel-Noord absoluut gezien het meeste voor hun woonruimte te betalen. In Strijp liggen de gemiddelde woonlasten met € 211 het laagst. tabel 3.4: Gemiddelde huur in euro's per maand naar huidige woonwijk van onzelfstandige woonruimte Gemiddelde huur
Gemiddelde oppervlak
Woonlasten per m 2
n
Centrum (binnen de ring) Woensel -Noord
€ 251 € 251
17,8 m2 16,7 m2
€ 14,10 € 15,03
839 34
Woensel -Zuid Tongelre
€ 227 € 234
17,4 m2 15,8 m2
€ 13,0 5 € 14,81
189 112
Strijp Gestel
€ 211 € 229
17,7 m2 16,3 m2
€ 11,92 € 14,05
37 100
Stratum
€ 231
16,3 m2
€ 14,1 7
101
Totaal onzelfstandige woonruimte
€ 243
18,1 m 2
€ 13,43
1.508
N = 1.508
Hoewel de kamers in het centrum de hoogste woonlasten kennen, is de gemiddelde oppervlakte er ook het grootst. Relatief gezien zijn de kamers in het centrum dus niet het duurst. Die eer is weggelegd voor de onzelfstandige woonruimte in Woensel-Noord.
14 Laagland’advies
3.9
Inkomenssituatie
In tabel 3.5 is het gemiddelde inkomen dat studenten per maand te besteden hebben, weergegeven. De Eindhovense studenten hebben een gemiddeld inkomen van € 685 per maand. Het inkomen van de HBO-studenten (€ 692) ligt hoger dan dat van de studenten van de TU/e (€ 669). Dit is opvallend, aangezien in eerdere onderzoeken van Laagland’advies naar studentenhuisvesting in Amsterdam en Leiden de univers itaire studenten duidelijk meer te besteden hadden. Het hogere inkomen van HBO-studenten wordt wellicht verklaard door het feit dat zij vaker werken en vaker een basisbeurs hebben (zie tabel in Bijlage 2). tabel 3.5: Gemiddeld inkomen per maand naar onderwijsinstelling en woonsituatie Type respondent
Gemiddeld inkomen
N
€ 590 € 1.226
2.320 65
€ 669 € 692
1.212 1 .136
€ 678 € 1.080
1.223 404
Thuiswonend Overig
€ 464 € 676
716 42
Gemiddeld inkomen
€ 685
2.385
Voltijd Deeltijd WO -studenten HBO -studenten Onzelfstandig uitwonend Zelfstandig uitwonend
N = 2.385
In tabel 3.5 is ook het gemiddelde inkomen uitgesplitst naar de huidige woonsituatie. Hier komt duidelijk naar voren dat de thuiswonenden minder te besteden hebben dan de uitwonende studenten. De zelfstandig wonende studenten verdienen met € 1.080 per maand het meest. Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten is momenteel € 678. Eerder bleek al dat de gemiddelde woonlasten voor onzelfstandige woonruimte € 244 bedragen. De onzelfstandig wonende respondent is dus gemiddeld 36% van zijn besteedbare inkomen kwijt aan woonlasten.
3.10
Huidige woonsituatie per doelgroep
Om meer overzicht te krijgen van de woonsituatie van verschillende doelgroepen studenten worden in deze paragraaf alle bove nstaande resultaten van deeltijdstudenten en voltijdstudenten naast elkaar gezet. Het zelfde is gedaan voor de HBO- en WO-studenten. Voltijdstudenten versus deeltijdstudenten Zoals uit de voorgaande paragrafen al duidelijk wordt zijn er grote verschillen in de woonsituatie van voltijd- en deeltijdstudenten. Zo zijn deeltijdstudenten vaker uitwonend (69%) dan de voltijdstudenten (59%). Daarnaast wonen deeltijdstudenten relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte (56% om 15%). In de zelfstandige koopwoning wonen zelfs absoluut gezien meer deeltijdstudenten.
15 Laagland’advies
Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). Vestide is vooral voor de voltijdstudenten een belangrijke verhuurder. Van deze uitwonende studenten huurt 31% bij Vestide. Van de deeltijdstudenten is dit slechts 7%. Voor deze deelstudenten zijn de andere Eindhovense corporaties en corporaties buiten Eindhoven veel belangrijkere verhuurders. Uit het stroomdiagram aan het begin van het hoofdstuk werd duidelijk dat er relatief veel uitwonende deeltijdstudenten buiten Eindhoven wonen. Sterker nog, er blijken zelfs absoluut meer uitwonende deeltijdstudenten buiten Eindhoven te wonen dan uitwonende voltijdstudenten. In Eindhoven zijn de uitwonende voltijdstudenten verreweg in de meerderheid. De voltijdstudenten wonen relatief ook veel vaker in het centrum dan de deeltijdstudenten (47% om 13%). Deeltijdstudenten wonen gemiddeld in grotere kamers (21,2 m2 om 18,1 m2) en betalen hier ook gemiddeld meer voor (€ 256 om € 243) dan voltijdstudenten. Per m2 betalen ze echter minder (€ 12,07 om € 13,43). Hetzelfde geldt voor de zelfstandige huurwoning. Deeltijdstudenten hebben gemiddeld 63,8 m2, terwijl de vo ltijdstudenten 49,6 m2 tot hun beschikking hebben. Deeltijdstudenten betalen wel aanmerkelijk meer woonlasten (€ 414 om € 345). Per m2 betalen de voltijdstudenten echter meer (€ 6,97 om € 6,49). WO-studenten versus HBO-studenten Zoals reeds eerder bleek uit figuur 3.2 wonen de meeste studenten nog thuis bij de o uders (40%). Het blijkt dat dit zowel relatief als absoluut vooral de HBOstudenten zijn. De helft van alle HBO-studenten woont nog thuis. Van de WOstudenten ligt dit perce ntage op 16%. Deze WO-studenten wonen relatief vaak in onzelfstandige woonruimte. Veel vaker dan de HBO-studenten (63% om 25%). De uitwonende WO-studenten blijken ook aanmerkelijk vaker bij Vestide te huren dan de HBO-studenten (38% om 20%). Dit heeft uiteraard te maken met het feit dat er relatief veel WO-studenten in onzelfstandige woonruimte wonen. Bij uitwonende HBO-studenten is de particuliere verhuurder verreweg de belangrijkste eigenaar/verhuurder. Uitwonende WO-studenten blijken nauwelijks buiten Eindhoven te wonen (8%). Dit in tegenstelling tot de HBO-studenten. Van de uitwonende HBO-studenten woont 29% buiten de stad. Er wonen relatief gezien dus veel meer uitwonende WO-studenten in Eindhoven. Vooral in het centrum zijn WO-studenten overve rtegenwoordigd. Ruim de helft van deze studenten woont hier. Voor de HBOstudenten ligt dit aandeel op een derde. HBO-studenten betalen gemiddeld bijna hetzelfde voor onzelfstandige woonruimte als de WO-studenten (€ 245 om € 242). Maar ze wonen vaak een stuk groter (19,2 m2 om 17,4 m2). Dat betekent dat HBO-studenten per m2 minder aan woonlasten kwijt zijn dan de WO-studenten. HBO-studenten betalen € 12,77 en de WO-student € 13,93 per m2.
16 Laagland’advies
Ook in de zelfstandige huurwoning wonen HBO-studenten gemiddeld groter (55,6 m2 om 50,4 m2 ). Ze betalen hier echter ook aanmerkelijk meer voor (€ 386 om € 325). Dat betekent dat HBO -studenten per m2 ook meer betalen (€ 6,95 om € 6,44 per m2). 3.11
Conclusies
Uit- of thuiswonend • 60% van de Eindhovense is uitwonend (14.500 studenten) en 40% woont nog thuis bij de ouders (9.500 studenten). Dit aandeel komt overeen met de situatie in Amsterdam. In vergelijking met Leiden wonen in Eindhoven relatief veel studenten nog bij de ouders. • Van alle Eindhovense studenten woont 37% in onzelfstandige woonruimte (8.850 studenten), 15% in een zelfstandige huurwoning (3.700 studenten) en 6% in een zelfstandige koopwoning (1.550 studenten). • De meest voorkomende onzelfstandige woonsituatie is het studenten- of verenigingshuis: 23% van de Eindhovense studenten heeft een kamer in een studentenhuis. Daarnaast heeft 10% een kamer op een eenheid in een studentencomplex. Eindhoven kent nauwelijks studenten bij een hospita (1%). Wooncarrière • Wanneer de woonsituatie wordt uitgesplitst naar het studiejaar van de studenten, blijkt het aandeel uitwonenden toeneemt met het vorderen van de studie. Dit gaat ten koste van het aandeel thuiswonenden. • Het aandeel onzelfstandig wonende s tudenten neemt toe met het vorderen van de studie. Als de eindstreep van de studie in zicht komt, krijgen studenten behoefte aan meer rust en een eigen plek. Dit wordt vertaald in een toenemend belang van zelfstandige woningen o nder ouderejaars studenten. Locatie, woonlasten en inkomen • Ongeveer 53% van alle studenten woont in Eindhoven. Van de uitwonende studenten ligt dit aandeel zelfs op 80%. • Veruit de meeste uitwonende studenten wonen in het centrum (41%). Dit zijn ongeveer 5.950 studenten. Na het ce ntrum wonen de meeste uitwonende studenten buiten Eindhoven (20%), gevolgd door de wijk ‘Woensel-Zuid’ (11%). In absolute aantallen gaat het om 2.950 studenten buiten Eindhoven en 1.600 in de Woensel-Zuid. In de wijk ‘Strijp’ wonen de minste studenten (3%). • De onzelfstandig wonende studenten wonen het vaakst in de binnenstad (55%). De zelfstandig wonenden hebben het vaakst een woning buiten de stad (41%). • De gemiddelde woonlasten voor een zelfstandige huurwoning bedragen € 345 voor 49,5 m2, voor een kamer moet gemiddeld € 243 betaald worden voor 18,1 m2. • Kamers in een studentencomplex zijn gemiddeld duurder maar ook groter dan kamers in een studentenhuis of bij een hospita. • Het gemiddelde inkomen van onzelfstandig wonende studenten b edraagt € 678. Dit betekent dat deze studenten 36% van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Het gemiddelde inkomen van zelfstandig wonende studenten
17 Laagland’advies
bedraagt € 1.080. Dit betekent dat deze studenten een derde van hun inkomen aan woonlasten kwijt zijn. Huidige woonsituatie van doelgroepen • Deeltijdstudenten wonen relatief veel vaker in zelfstandige woonruimte dan voltijdstudenten (56% om 15%) Voltijdstudenten zijn oververtegenwoordigd in onzelfstandige woonruimte (42% om 10%). • Voltijdstudenten wonen relatief veel vaker in Eindhoven dan de deeltijdstudenten (88% om 44%). Ook wonen ze vaker in het centrum. Deeltijdstudenten wonen relatief vaker buiten de stad (47% om 13%). • De helft van de HBO-studenten woont nog thuis bij de ouders. Onder de WO-studenten ligt dit aandeel op 16%. De WO-studenten wonen daarentegen relatief vaker in onzelfstandige woonruimte (63% om 25%). • Nagenoeg alle uitwonende WO-studenten wonen in Eindhoven (92%). Onder de HBO-studenten ligt dit aandeel op 71%. Vooral in het centrum zijn WOstudenten oververtegenwoordigd (52% om 33%).
18 Laagland’advies
4
VERHUISPLANNEN
4.1
Inleiding
Hoofdstuk 2 en 3 gingen in op de motieven van studenten om voor Eindhoven te kiezen en op de huidige woonsituatie. Hoofdstuk 4 beschrijft of studenten over verhuisplannen beschikken en zo ja, waarom ze willen verhuizen. Dit geeft inzicht in de woonwensen van de Eindhovense studenten. Omdat de deeltijdstudenten en de studenten die bijna afgestudeerd (binnen een half jaar) zijn zich vooral op de reguliere woningmarkt oriënteren, worden deze studenten in dit onderzoek niet tot de doelgroep voor studentenhuisvesting gerekend. In de analyses in dit hoofdstuk worden deze studenten daarom buiten beschouwing gelaten.
4.2
Aantal studenten met verhuisplannen
We onderscheiden drie groepen als het gaat om verhuisplannen: • • •
direct verhuisgeneigden: zijn op dit moment op zoek naar andere woonruimte; overige verhuisgeneigden: zijn binnen 2 jaar op zoek naar andere woonruimte; niet-verhuisgeneigden: niet of pas na 2 jaar plannen om te verhuizen.
Uit figuur 4.1 blijkt dat van de in totaal 16.750 voltijdstudenten (exclusief bijna afgestudeerden) er ongeveer 2.750, op het moment van ondervragen, op zoek zijn naar andere woonruimte. Dit is 17% van alle voltijdstudenten. Wanneer dit wordt vergeleken met uitkomsten uit onderzoeken van Laagland’advies in andere studentensteden, blijkt dit een relatief laag aandeel te zijn. In Amsterdam was 33% van de studenten ‘direct verhuisgeneigd’ en in Leiden ging het om 28% van de studenten. Eindhoven kent dus relatief weinig ‘direct verhuisgeneigden’. Het zijn wel deze ‘direct verhuisgeneigde’ studenten, die in dit hoofdstuk centraal staan. Zowel absoluut als relatief gezien zijn het vooral de thuiswonende studenten die willen verhuizen (1.450 = 9%). Naast de direct verhuisgeneigden, hebben 5.400 studenten aangegeven dat ze wel binnen twee jaar willen verhuizen. Deze worden in het stroomdiagram 'overige verhuisgeneigden' genoemd. De studenten die hebben aangegeven niet of pas na twee jaar te willen verhuizen zijn als 'niet verhuisgeneigd' aangemerkt. Dit zijn ongeveer 8.600 studenten.
19 Laagland’advies
Figuur 4.1 Stroomdiagram verhuisgeneigden6 Studenten totaal: 16.750
Niet verhuisgeneigd: 8.600 (51%)
WO: 5.600, HBO: 11.150
WO: 2.700, HBO: 5.900
Direct verhuisgeneigd: 2.750 (17%)
Overig verhuisgeneigd: 5.400 (32%)
WO: 800, HBO: 1.950
WO: 2.150, HBO: 3.250
Onzelfstandig: 950 (6%)
Zelfstandig: 300 (2%)
Thuiswonend: 1.450 (9%)
Overig: 50 (0%)
WO: 450, HBO: 500
WO: 100, HBO: 200
WO: 250, HBO: 1.200
WO: -, HBO: 50
N = 2.624
4.3
Woonsituatie en onderwijsinstelling
In tabel 4.1 is de verhuisgeneigdheid van verschillende groepen studenten weergegeven. Met name de thuiswonende studenten zijn, relatief gezien, vaak direct verhuisgeneigd (20% van alle thuiswonenden). Zelfstandig wonende studenten zijn daarentegen het minst vaak op zoek (13%). Van de onzelfstandig wonende studenten willen de studenten bij een hospita (29%) en in een studentenhuis (14%) het liefst andere woonruimte. Studenten in een kamer in een studentencomplex zijn relatief minder verhuisgeneigd (9%). tabel 4.1: Percentage studenten dat op dit moment op zoek is naar andere woonruimte % direct verhuisgeneigden Thuiswonend Uitwonend onzelfstandig
20% 14%
Uitwonend zelfstandig
13%
Overig
28%
Studentenhuis
14%
Studentencomplex Hospita
9% 29%
Overig
21%
WO -studenten
14%
HBO -studenten
18%
totaal
17%
N = 2.624
Wanneer de verhuisgeneigdheid is uitgesplitst naar onderwijsinstelling, dan blijken HBO-studenten vaker andere woonruimte te zoeken (18%). De universita ire studenten zijn het minder verhuisgeneigd (14%).
6
Door afronding op vijftigtallen en hele procenten kunnen opgetelde aantallen en procenten in de figuur niet geheel overeenkomen met andere aantallen en procenten.
20 Laagland’advies
In figuur 4.2 zijn naast de direct verhuisgeneigden ook de studenten met minder concrete verhuisplannen weergegeven. Wat o pvalt, is het beperkte aandeel dat binnen een half jaar of over een half jaar tot een jaar, andere woonruimte zoekt. figuur 4.2: Verhuisplannen WO
HBO
Direct op zoek
2.750
Binnen een half jaar
750
Over een half tot 1 jaar
1.350
Over 1 tot 2 jaar
3.300
Na 2 jaar
2.350
Ook in toekomst niet op zoek
3.950
onbekend
2.300
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
N = 2.624
Van de direct verhuisgeneigden zoekt 83% woonruimte in Eindhoven. Dit zijn zo’n 2.300 studenten. De direct verhuisgeneigde studenten van de Technische Universiteit (92%) zijn vaker op zoek naar woonruimte in de stad dan de direct verhuisgeneigde HBO-studenten (80%). Zie ook de tabel in Bijlage 2. Bij een vergelijking naar woonsituatie zijn het vooral de direct ve rhuisgeneigden in onzelfstandige woonruimte die op zoek zijn naar een kamer in Eindhoven (91% = 900). Na deze groep zijn het de thuiswonenden die op zoek zijn naar woonruimte in de stad (81% = 1.150). Van de direct verhuisgeneigden in zelfstandige woonruimte wil bijna driekwart in Eindhoven wonen (72% = 200).
4.4
Verhuisredenen
Aan de studenten die hebben aangegeven nu te willen verhuizen, is gevraagd wat de belangrijkste redenen zijn dat ze andere woonruimte zoeken. In figuur 4.3 zijn de tien belangrijkste redenen op een rij gezet. Veruit de vaakst genoemde reden is dat men alleen of zelfstandig wil wonen. Deze reden is door 56% van de direct verhuisgeneigde studenten genoemd. Vooral voor de thuiswonende studenten is dit de belangrijkste reden (75%). Ook ‘ik wil niet meer bij mijn ouders wonen’ wordt door deze studenten vaak genoemd (63%).
21 Laagland’advies
figuur 4.3:
10 belangrijkste verhuisredenen van direct verhuisgeneigden Ik wil zelfstandig gaan wonen
Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen Ik wil groter wonen Ik wil op een andere locatie wonen Ik wil betere faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) Ik wil goedkoper wonen Vanwege mijn huisgenoten Vanwege de slechte staat van onderhoud van mijn huidige woonruimte Ik moet uit mijn huidige woonruimte 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
N = 436
De onzelfstandig wonende studenten hebben aangegeven vooral vanwege de wens om ‘alleen of zelfstandig te gaan wonen’ te willen verhuizen (44%). Ook wil een aanzienlijk deel verhuizen omdat ze ‘groter willen wonen’ (36%). Deze laatste re den is voor de zelfstandig wonende studenten het belangrijkste motief om andere woonruimte te zoeken (29%), gevolgd door ‘ik wil goedkoper w onen’ (22%). Bij het hoge percentage (75%) thuiswonenden dat als verhuisreden ‘alleen of zelfstandig te gaan wonen’ heeft aangegeven, moet worden opgemerkt dat waarschijnlijk veel studenten deze categorie hebben opgevat als ‘niet meer bij ouders willen wonen’. Het is niet zo dat 75% een zelfstandige woning zoekt. Onder de huurders van Vestide zijn ‘ik wil zelfstandig wonen’ (42%) en ‘ik wil groter wonen’ (35%) de belangrijkste verhuisreden (zie tabel in Bijlage 2). tabel 4.2: De tien belangrijkste verhuisredenen naar woonsituatie Verhuisredenen
onzelfstandig
zelfstandig
thuisw onend
overig
totaal
zelfstandig gaan wonen
44%
11%
75%
40%
56%
minder reistijd naar onderwijs niet meer bij o uders wonen
12% 0%
18% 0%
53% 63%
10% 10%
34% 33%
groter wonen
36%
29%
3%
21%
18%
andere loc atie wonen betere faciliteiten
13% 29%
18% 14%
15% 1%
21% 13%
15% 12%
goedkoper wonen Vanwege mijn huisgenoten
24% 19%
22% 4%
0% 0%
27% 0%
12% 7%
Vanwege onderhoud
14%
12%
0%
8%
6%
Ik moet uit mijn woonruimte
11%
13%
1%
8%
6%
182
47
196
11
436
N N = 436
22 Laagland’advies
4.5 •
• • •
Conclusies Zo’n 17% van alle Eindhovense studenten is op dit moment op zoek naar andere woonruimte. In vergelijking met andere studentensteden zoals Amsterdam en Leiden een laag aandeel. Absoluut gezien gaat het om ongeveer 2.750 direct verhuisgeneigde studenten. Thuiswonenden zijn met 20% relatief iets vaker op zoek naar andere woonruimte dan de onzelfstandig en de zelfstandig wonende studenten. Van de direct verhuisgeneigden zoekt 83% woonruimte in Eindhoven. Dit zijn 2.300 studenten. De belangrijkste verhuisredenen die worden genoemd zijn ‘zelfstandig willen gaan wonen’, ‘minder reistijd naar onderwijsinstelling’ en ‘niet meer bij de ouders willen wonen’.
23 Laagland’advies
24 Laagland’advies
5
WOONWENSEN
5.1
Inleiding
In hoofdstuk 4 kwam naar vo ren dat 17% van de ongeveer 16.750 Eindhovense voltijdstudenten (exclusief bijna afgestudeerden) momenteel op zoek is naar andere woonruimte. Naast de 17% studenten met directe verhuisplannen is ook nog eens 32% van de studenten van plan om binnen twee jaar te verhuizen. In totaal zijn dit ongeveer 8.150 studenten. In hoofdstuk 5 komen de woonwensen van al deze studenten met verhuisplannen aan de orde. Omdat de deeltijdstudenten en de studenten die bijna afgestudeerd zijn zich vooral op de reguliere woningmarkt oriënteren, worden deze studenten in dit onderzoek niet tot de doelgroep voor studentenhuisvesting gerekend. In de analyses in dit hoofdstuk worden deze studenten daarom buiten beschouwing gelaten.
5.2
Woonsituatie
Verreweg de meeste van alle verhuisgeneigde studenten wensen een zelfstandige woonvorm (5.050). Absoluut gezien zijn dit vooral de studenten in de categorie ‘overig verhuisgeneigd’ (3.500). Onder de direct verhuisgeneigden is zelfstandige woonruimte ook het meest gewild, al is het verschil me t onzelfstandige woonruimte hier aanmerkelijk kleiner dan bij de overig verhuisgeneigde studenten. Figuur 5.1
Gewenste woonsituatie naar verhuisgeneigdheid 7
Studenten totaal: 16.750
Niet verhuisgeneigd: 8.600 (51%)
WO: 5.600, HBO: 11.150
WO: 2.700, HBO: 5.900
Gewenst onzelfstandig: 1.500 (9%) WO: 450, HBO: 1.050
Direct verhuisgeneigd: 2.750 (17%)
Overig verhuisgeneigd: 5.400 (32%)
WO: 800, HBO: 1.950
WO: 2.150, HBO: 3.250
Gewenst zelfstandig: 3.500 (21%) WO: 1.550, HBO: 1.950
Gewenst onzelfstandig: 1.000 (6%)
Gewenst zelfstandig: 1.550 (9%)
Gewenst anders: 150 (1%)
WO: 250, HBO: 750
WO: 500, HBO: 1.050
WO: 50, HBO: 100
Gewenst anders: 200 (1%) WO: 100, HBO: 100
N = 2.624
7
Door afronding op vijftigtallen en hele procenten kunnen opgetelde aantallen en procenten in de figuur niet geheel overeenkomen met andere aantallen en procenten.
25 Laagland’advies
In totaal zoeken ongeveer 2.500 verhuisgeneigde studenten onzelfstandige woonruimte. Dit zijn relatief vaker HBO-studenten (34% om 24%). WOstudenten zoeken vaker zelfstandige woonruimte (55% om 44%).
5.3
Woningtype
In figuur 5.2 en figuur 5.3 is de populariteit weergegeven van de verschillende woonsituaties onder studenten die aangeven op dit moment of wellicht binnen twee jaar te willen verhuizen. Opvallend is dat de meeste direct verhuisgeneigde studenten naar een zelfsta ndige huurwoning op zoek zijn. Dit geldt zowel voor de WO-studenten als voor de HBO-studenten. Maar het zijn relatief gezien vaker de direct verhuisgeneigde WO-studenten die zelfstandig willen gaan wonen. figuur 5.2:
Gewenste woonsituatie van direct verhuisgeneigden WO
HBO
Zelfstandige huurwoning
Onzelfstandige woonruimte
Zelfstandige koopwoning
Anders
Ik weet het niet
Terug naar ouders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
N = 436
Het verschil tussen de wensen van direct en niet direct verhuisgeneigde studenten zit hem vooral in de zelfstandige koopwoning. Van de studenten die direct op zoek zijn naar andere woonruimte wenst ongeveer 6% een zelfstandige koopwoning. Bij de overig verhuisgeneigde studenten ligt dit aandeel op 18%.
26 Laagland’advies
figuur 5.3:
Gewenste woonsituatie van niet direct verhuisgeneigden WO
HBO
Zelfstandige huurwoning
Onzelfstandige woonruimte
Zelfstandige koopwoning
Ik weet het niet
Anders
Terug naar ouders
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
N = 861
Van de direct verhuisgeneigde studenten is per huidige woonsituatie gekeken welk type woonruimte ze zoeken. Dit wordt weergegeven in Tabel 5.1. Hieruit blijkt dat voor alle huidige woonsituaties de zelfstandige woonvorm het meest gewenst wordt. Wel zijn thuiswonende studenten daarnaast relatief het vaakst op zoek naar onzelfstandige woonruimte en zoeken zelfstandig wonende studenten uiteraard bijna allemaal weer zelfstandige woonruimte. Tabel 5.1: Gewenste woonsituatie van direct verhuisgeneigden naar huidige woonsituatie
huidig onzelfstandig huidig zelfstandig
gewenst onzelf standig
gewenst zelf standig
gewenst overig
totaal
34%
59%
7%
100%
4%
90%
7%
100%
huidig thuiswonend
46%
50%
4%
100%
huidig overig
19%
52%
29%
100%
totaal
37%
57%
6%
100%
N = 436
Thuiswonende HBO-studenten zoeken iets vaker zelfstandige woonruimte dan WO-studenten (51% om 44%). Aangezien er veel meer HBO-studenten nog thuis wonen, zijn het ook absoluut gezien vooral thuiswonende HBO-studenten die zelfsta ndige woonruimte zoeken. Wat betreft de onzelfstandig en zelfstandig wonende studenten die zelfstandige woonruimte zoeken, blijkt dat dit relatief vaker WO-studenten zijn (zie Bijlage 2).
27 Laagland’advies
5.4
Woonlasten en oppervlakte
De gemiddelde minimale oppervlakte die deze studenten nog a cceptabel vinden voor hun volgende onzelfstandige woonruimte bedraagt 17,3 m². Daarnaast is men bereid voor de volgende onzelfstandige woonruimte meer te betalen dan men nu doet. De maximaal gewenste woonlasten bedragen € 260 en de huidige gemiddelde woonlasten € 244. Men is dus bereid gemiddeld € 16 per maand meer te betalen voor zijn volgende woonruimte. tabel 5.2: Minimaal acceptabele oppervlakte en maximaal acceptabele huurprijs naar gewenste onzelfstandige woonsituatie
Studentencomplex Studentenhuis Hospita
Gemiddelde
Gemiddelde
huur
oppervlak
€ 260 € 258
1 6 ,7 m2 16,7 m2
Woonlasten per m2
N
€ 15,54 € 15 ,44
120 239
-
-
-
1
Overig onzelfsta ndig
€ 270
23,0 m2
€ 11 ,76
39
Totaal onzelfstandig
€ 260
17,3 m 2
€ 15,01
399
Zelfstandige huurwoning
€ 389
38,4 m2
€ 10,12
808
Zelfstandige koopwoning
€ 599
88 ,3 m2
€ 6 ,79
323
Totaal zelfstandig
€ 432
53,3 m 2
€ 8,11
1.131
N = 1.530
De gemiddelde prijs die voltijdstudenten per vierkante meter over hebben voor onzelfstandige woonruimte bedraagt daarmee € 15,01. Uit tabel 5.2 blijkt dat er nauwelijks verschil zit in gewenste woonlasten en gewenste oppervlak tussen studenten die een kamer in een studentenhuis wensen en die een kamer in een studentencomplex zoeken. Over de gemiddelde gewenste huurprijs en oppervlakte bij de hospita valt weinig te vertellen. Slechts één respondent heeft aangegeven deze onzelfstandige woonvorm te wensen. Voor een zelfstandige huurwoning is een voltijdstudent bereid gemiddeld € 389 per maand neer te tellen tegenover een gemiddelde minimaal gewenste oppervlakte van 38,4 m2. Hierbij zijn ruimtes als douche, toilet en keuken buiten beschouwing gelaten. Wat het aantal kamers betreft, wenst men bij een zelfstandige huurw oning minimaal 2,4 kamers. De voltijdstudenten die een koopwoning wensen, zijn bereid € 599 aan woonlasten per maand te betalen. Zij willen hier minimaal 88,3 m2 aan oppervlakte en 3,3 kamers voor terug. Opva llend is het feit dat de direct woningzoekenden nie t bereid zijn hogere woonlasten te betalen voor hun volgende onzelfstandige woonruimte, dan nietdirect verhuisgeneigden. Integendeel, de niet-direct verhuisgeneigden zijn bereid € 261 te betalen, terwijl de direct verhuisgeneigden niet verder willen gaan dan € 258. Wel verwachten de niet-direct verhuisgeneigden hier grotere woonruimte voor terug (18,1 m2 tegenover 16,1 m2). Dit betekent dat direct verhuisgeneigden per vierkante meter dus wel meer over hebben voor hun volgende woonruimte, dan de niet-direct verhuisgeneigden (€ 16,09 om € 14,41).
28 Laagland’advies
Om meer inzicht te krijgen in de gewenste maximale woonlasten en minimale oppervlakte van zelfstandige huurwoningen zijn deze in onderstaande figuur tegen elkaar afgezet. Figuur 5.4:
Gewenste huur en oppervlakte van een zelfstandige huurwoning t/m €300
€301-€400
€401 en >
20% 18%
17%
16% 14% 12% 12% 10%
11%
11% 9%
9%
9%
8%
8% 6% 6% 4% 2%
2%
2%
3%
0% t/m 22 m2
23 t/m 38 m2
39 t/m 54 m2
55 m2 en >
N = 1.530
Het blijkt dat de meest gewilde combinatie van huurprijs en oppervlakte een goedkope woning tot € 300 met een oppervlakte van 33 m2 betreft. Hoe groter de gewenste oppervlakte, hoe meer men bereid is te betalen.
5.5
Gewenste locatie
Aan alle 8.150 voltijdstudenten met verhuiswensen (zelfstandig en onzelfstandig, binnen Eindhoven en buiten Eindhoven, direct en overig verhuisgeneigd) is gevraagd of zij woonruimte in Eindhoven zoeken (zie figuur 5.5). In totaal heeft 52% aangegeven in de stad te willen wonen. Absoluut gezien zijn dit 5.300 studenten.
29 Laagland’advies
figuur 5.5:Wens om in Eindhoven te wonen naar gewenste woonsituatie direct verhuisgeneigd
niet-direct verhuisgeneigd
alle verhuisgeneigden
40%
70%
gewenst onzelfstandig
gewenst zelfstandig
gewenst thuiswonend
gewenst overig
0%
10%
20%
30%
50%
60%
80%
90%
100%
N = 1.602
Vooral de studenten die een kamer zoeken, willen graag in Eindhoven wonen (75% = 2.000). In het vorige hoofdstuk werd reeds duidelijk dat vooral de direct verhuisgeneigde studenten graag in Eindhoven willen wonen (83% = 2.300 studenten). Van de direct verhuisgeneigden die op zoek zijn naar onzelfstandige woonruimte zoekt zelfs 87% in Eindhoven een kamer! Aan de studenten die graag in Eindhoven willen wonen, is tevens gevraagd aan te geven in welke (maximaal drie) wijken zij graag zouden willen wonen. In figuur 5.6 zijn de gewenste locaties in Eindhoven weergegeven voor zowel de studenten die onzelfstandige als zelfstandige woonruimte zoeken. Bij zowel de studenten die onzelfstandige (97%) als zelfstandige woonruimte (91%) zoeken, is het centrum verreweg de populairste locatie. Van de studenten die een kamer zoeken, wil zelfs bijna iedereen in het centrum wonen. Na het centrum zijn bij beide groepen studenten voora l Stratum en Woensel-Zuid het populairst. Woensel-Noord wordt door beide groepen studenten het minst vaak als gewenste locatie genoemd (onzelfstandig: 7%, zelfsta ndig: 16%).
30 Laagland’advies
figuur 5.6:
Gewenste locatie van verhuisgeneigde voltijdstudenten
N = 833
Dat Woensel-Noord de minst populaire locatie is, komt ook nog eens naar voren in figuur 5.7. Maar liefst 68% van de studenten die zelfstandige woonruimte zoeken en 79% van de studenten die een kamer wensen, willen absoluut niet in deze wijk wonen. In feite laat de figuur een omgekeerd beeld zien van de situatie in figuur 5.6.
31 Laagland’advies
figuur 5.7:
Minst gewenste locatie van verhuisgeneigde voltijdstudenten
N = 833
5.6
Gewenste voorzieningen
De studenten die op zoek zijn naar onzelfstandige woonruimte is gevraagd of ze bepaalde voorzieningen in hun volgende woonruimte zouden willen delen en zo ja, met hoeveel medebewoners (zie tabel 5.3). tabel 5.3: Wens voor het delen van voorzieningen Ja
Nee
maakt niet uit
Douche/badkamer
82%
11%
7%
aantal personen 4,0
Toilet Woonkamer/woonkeuken
81% 75%
10% 7%
8% 18%
4,0 5,5
Keuken
73%
9%
19%
5,3
Wastafel Buitenruimte
50% 44%
43% 6%
7% 50%
3,2 7,0
N = 330
Hieruit blijkt dat men bereid is de meeste voorzieningen te delen. Alleen een wastafel wil 43% van de studenten voor zichzelf. De studenten die wel een wastafel willen delen, willen dit met slechts maximaal 3,2 personen doen. De woonkamer (5,5), keuken (5,3) en buitenruimte (7,0) is men bereid met meer personen te delen.
32 Laagland’advies
Ook in figuur 5.8 is een aantal voorzieningen op een rij gezet. Hierbij is gevraagd aan de studenten in hoeverre zij deze voorzieningen graag in hun vo lgende woonruimte zouden willen hebben. figuur 5.8: Gewenste voorzieningen in de woning gewenst onzelfstandig
gewenst zelfstandig
Breedband internet
Kabeltelevisieaansluiting
Wasmachine/droger
Fietsenstalling Parkeergelegenheid eigen auto Oefen- / werkruimte
Telefoonaansluiting
Anders 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 1 .531
De student van tegenwoordig kan absoluut niet meer zonder breedbandinternet. Vooral onder de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, wil nagenoeg iedereen breedbandinternet (95%). Ook kabelaansluiting en wasmachine zijn vaak gewenste voorzieningen. Parkeergelegenheid is vooral gewenst door studenten die zelfstandige woonruimte zoeken. Opvallend is het feit dat de telefoonaansluiting niet echt wenselijk is. Blijkbaar hebben de studenten tegenwoordig voldoende aan hun mobiele telefoon. De studenten is ook gevraagd naar de gewenste voorzieningen in de woonomgeving. Er zijn twee voorzieningen die vooral gewenst zijn. Uiteraard scoren winkels voor dagelijkse boodschappen erg hoog. Bijna alle studenten willen graag winkels in de buurt van hun volgende woonruimte. Op de tweede plaats staan de haltes voor openbaar vervoer. Op grote achterstand volgen de geldautomaat en de nabijheid van de onderwijsinstelling. Opvallend is dat de nabijheid van de onderwijsinstelling vooral van belang is voor studenten d ie op zoek zijn naar onzelfstandige woonruimte.
33 Laagland’advies
figuur 5.9:
Gewenste voorzieningen in de woonomgeving van voltijdstudenten gewenst onzelfstandig
gewenst zelfstandig
Winkels voor dagelijkse boodschappen Halte(s) voor openbaar vervoer Geldautomaat De onderwijsinstelling waar je studeert Sportmogelijkheden Overige winkels Snackbar Café Medische voorzieningen Anders Wasserette Restaurant 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
N = 1.531
5.7
Gewenste eigenaar/verhuurder
Aan de studenten die willen verhuizen is tevens gevraagd of men een voorkeur heeft voor van wie men de volgende woning huurt. Ruim 45% van de studenten heeft geen bepaalde voorkeur. Daarnaast heeft nog eens 18% aangegeven het niet te weten. De studenten die wel een voorkeur hebben uitgesproken, w illen het liefst bij een Eindhovense corporatie huren (13%). Dit geldt uiteraard vooral voor de studenten die op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte (20%). Vooral het Woonbedrijf werd door deze groep vaak genoemd (14%). tabel 5.4: Voorkeur voor eigenaar/verhuurder gewenst onzelfstandig
gewenst zelfstandig
gewenst overig
totaal
Ik heb geen voorkeur
48%
44%
32%
45%
Weet ik niet Corporatie in Eindhoven
20% 0%
16% 20%
27% 6%
18% 13%
Vestide
17%
10%
12%
12%
8% 6%
9% 1%
20% 3%
9% 3%
Overig Particulier N = 1.230
Na de Eindhovense corporaties scoort de categorie ‘overig’ het hoogst. Hieronder vallen onder andere woningcorporaties buiten Eindhoven, hospita, studentenvereniging enz.
34 Laagland’advies
Vestide scoort vooral onder de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken (17%). De particuliere verhuurder is de minst populaire verhuurder in Eindhoven.
5.8
WO-studenten versus HBO-studenten
Om meer inzicht te krijgen in de verschillen in woonwensen van WO-studenten en HBO-studenten worden in deze paragraaf deze woonwensen nog eens op een rij gezet. De verhuisgeneigdheid onder WO-studenten ligt hoger dan onder de studenten die aan de HBO-instellingen in Eindhoven studeren. Van de studenten van de TU/e wil 52% binnen 2 jaar verhuizen. Voor de HBO-studenten ligt dit percentage op 47%. Echter, wanneer wordt gekeken naar de studenten die op dit moment op zoek zijn naar andere woonruimte, dan blijken de HBO-studenten relatief vaker direct verhuisgeneigd te zijn. Zo’n 18% van deze studenten is op zoek naar andere woonruimte tegenover 14% van de WO-studenten. Dit heeft te maken met het grote aandeel thuiswonenden onder de HBO -studenten. Thuiswonenden bleken vaker direct verhuisgeneigd. De zelfstandige huurwoning blijkt onder alle studenten de populairste woonvorm. Maar studenten van de TU Eindhoven blijken aanmerkelijk vaker zelfsta ndige woningen te wensen dan de HBO-studenten in Eindhoven. Ruim 55% van de WO-studenten zoekt een zelfstandige huurwoning tegenover 44% van de HBO-studenten. Wel blijken thuiswonende HBO-studenten relatief iets vaker zelfstandige woonruimte te zoeken (51% om 44%). Daarnaast zoeken de HBOstudenten ook relatief vaker onzelfstandige woonruimte (34% om 24%). Wat gewenste woonlasten betreft, blijkt dat WO-studenten ongeveer hetzelfde per maand aan maximale woonlasten willen betalen voor onzelfstandige woonruimte als de HBO-studenten (€ 261 om € 259). Maar de WO-studenten nemen wel sneller genoegen met een kleinere kamer. De gemiddelde minimale oppervlakte die WO-studenten nog acceptabel vinden voor hun volgende woonruimte ligt op 15,3 m2. Voor de HBO-studenten ligt dit op 18,1 m2. Per m2 hebben WOstudenten dus aanmerkelijk meer over voor hun volgende woonruimte (€ 17,02 tegenover € 14,31). Wat betreft de gewenste maximale woonlasten voor een zelfstandige huurwoning zijn het ook de WO-studenten die bereid zijn meer te betalen (€399 om € 382). Zij wensen ook iets grotere woonruimte waardoor de maximale prijzen per m2 nauwelijks verschillen (€ 10,24 om € 10,04). Van zowel de WO- als de HBO-studenten wil 52% in Eindhoven wonen. De WOstudenten die onzelfstandige woonruimte zoeken willen wel duidelijk vaker in Eindhoven wonen (81% om 72%). Naar wijk zijn er weinig verschillen waar te nemen. Het centrum is bij beide groepen studenten de populairste locatie, gevolgd door de wijken Stratum en Woensel-Zuid. Opvallend is dat de HBO-studenten vaker aangeven voorzieningen te willen delen dan WO-studenten. Dit geldt voor alle voorgelegde voorzieningen zoals dou-
35 Laagland’advies
che, toilet, woonkamer, keuken, wastafel en buitenruimte. Maar het aantal personen waarmee de HBO-studenten bereid zijn deze voorzieningen te delen, ligt voor elke voorziening iets lager dan bij de WO-studenten. Er zitten nauwelijks verschillen tussen WO- en HBO studenten wat betreft de gewenste voorzieningen in de woning en de woonomgeving. Het enige is dat WO-studenten relatief vaker bij hun woonruimte wensen dan HBO-studenten is een fietsenstalling: 33% om 22%. HBO-studenten daarentegen willen vaker nog een telefoonaansluiting (22% om 9%).
5.9
Prioriteiten en woonbeelden
Naast het inventariseren van de woonwensen op de traditionele manier is ook het afwegingsproces en de prioriteitstelling bij het zoeken naar andere woonruimte in beeld gebracht. Welke wensen zijn het belangrijkst bij het zoeken? Zijn de wensen ook nog zo ‘hard’ wanneer deze gekoppeld worden aan reële huurprijzen? Woonpunten Om inzicht te krijgen in welke mate bepaalde aspecten een rol spelen in de keuze voor de volgende woonruimte van studenten, is de studenten een vraag voorgelegd, waarbij ze een budget van tien punten konden verdelen over een veertiental aspecten, variërend van ‘prijs’ tot ‘uitstraling gebouw’. Men mocht zelf bepalen hoe men het budget wilde verdelen. Vindt men een aspect erg belangrijk, dan kan men dat aangeven door daaraan heel veel punten toe te kennen. Vindt men een aspect onbelangrijk, dan kan men daaraan heel weinig of geen punten toekennen. figuur 5.10: Verdeling budget gewenst onzelfstandig
gewenst zelfstandig
Prijs Grootte van mijn kamer(s) Nabijheid van het centrum Zelfstandig/onzelfstandige woonruimte Onderhoudsniveau Internet Nabijheid van de onderwijsinstelling Veiligheid woning/woonomgeving Nabijheid openbaar vervoer Huur/koop Afwerking binnenkant woning Aansluiting telefoon/kabeltelevisie Aantal huisgenoten Uitstraling gebouw 0,0
0,5
1,0
N = 1.651
36 Laagland’advies
1,5
2,0
2,5
In figuur 5.10 zijn de voorgelegde aspecten weergegeven, gesorteerd op prioriteit volgens deze budgetverdeling. Het blijkt dat de studenten het meeste belang hechten aan hun keuze aan de prijs van woonruimte. Dit geldt voor zowel de studenten die een kamer zoeken, als voor de studenten die op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte. Na de prijs zijn de grootte van de woonruimte en de nabijheid van het centrum voor beide groepen studenten de belangrijkste aspecten. Vooral voor de studenten die een kamer zoeken spelen deze aspecten een belangrijke rol in hun ke uze. Dit geldt ook voor internet en de nabijheid van de onderwijsinstelling. Voor de studenten die zelfstandige woonruimte zoeken, speelt uiteraard ook het soort woonruimte (zelfstandig/onzelfstandig) een rol in de keuze. Woonbeelden Naast het verdelen van een budget over verschillende aspecten, is de studenten ook een achttal woonbeelden voorgelegd. Aan hen is de vraag gesteld of zij deze woning zouden accepteren wanneer deze hun wordt aangeboden. De woonbeelden bestaan uit een korte omschrijving en een reële huurprijs. Hiermee is het zoekproces als het ware gesimuleerd. De studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, kregen de volgende acht woonbeelden voorgeschoteld: Woonbeeld A
Woonbeeld B
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 250 inclusief
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 250 inclusief
Oppervlakte: 18 m 2
Oppervlakte: 14 m 2
Locatie: Centrum
Locatie: Centrum
Woonbeeld C
Woonbeeld D
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 250 inclusief
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 250 inclusief
Oppervlakte: 18 m 2
Oppervlakte: 14 m 2
Locatie: Buiten centrum
Locatie: Buiten centrum
Woonbeeld E
Woonbeel d F
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 300 inclusief
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 300 inclusief
Oppervlakte: 18 m 2
Oppervlakte: 14 m 2
Locatie: Centrum
Locatie: Centrum
Woonbeeld G
Woonbeeld H
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 300 inclusief
Woonvorm: Onzelfstandig Woonlasten: € 300 inclusief
Oppervlakte: 18 m 2
Oppervlakte: 14 m 2
Locatie: Buiten centrum
Locatie: Buiten centrum
De antwoorden op deze woonbeelden leiden vervolgens tot de volgende tabel, waarbij de percentages het aandeel studenten voorstellen dat deze woonbeelden zou acce pteren.
37 Laagland’advies
tabel 5.5: Percentage acceptatie van acht onzelfstandige woonbeelden Locatie
18 m 2
Prijs
14 m 2
Centrum Buiten centrum
€ 250 € 250
Woonbeeld A: Woonbeeld C:
68% 43%
Woonbeeld B: Woonbeeld D:
30% 8%
Centrum Buiten centrum
€ 300 € 300
Woonbeeld E: Woonbeeld G:
34% 1 6%
Woonbeeld F: Woonbeeld H:
7% 1%
N = 205
Hieruit blijkt dat er een aanmerkelijke vraaguitval tussen de verschillende woonbeelden is. Het meeste gewilde onzelfstandige woonbeeld (A: € 250, 18 m2, in centrum) wordt door 68% van de studenten geacce pteerd, terwijl het minst geliefde onzelfstandige woonbeeld (H: € 300, 14 m2, buiten centrum) door slechts 1% wordt geaccepteerd. Het blijkt dat verandering van het aspect ‘oppervlakte’ zowel relatief (-77%) als absoluut (-29%) tot de grootste vraaguitval leidt. De locatie blijkt het minst verantwoordelijk voor de vraaguitval (relatief: -61%, absoluut: -18%). tabel 5.6: Afname acceptatie van acht onzelfstandige woonbeelden Gemiddelde absolute afname
Gemiddel de relatieve afname
Oppervlakte Huurprijs
-29% -23%
-77% -68%
Locatie
-18%
-61%
N = 205
Hoewel het aspect ‘prijs’ bij de verdeling van het budget nog als belangrijkste aspect naar voren kwam, blijkt bij deze simulatie van het zoekgedrag de grootte van de kamer het belangrijkste. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat 14 m2 duidelijk onder de gemiddelde minimale gewenste oppervlakte voor onzelfsta ndige woonruimte zit (17,3 m2, zie ook tabel 5.2). Dit verklaart voor een belangrijk deel de grote vraaguitval bij verandering van oppervlakte.
38 Laagland’advies
De studenten die zelfstandige woonruimte zoeken, kregen acht andere woonbeelden voorgelegd:
Woonbeeld A Woonvorm: Zelfstandig
Woonbeeld B Woonvorm: Zelfstandig
Woonlasten: € 300 inclusief Oppervlakte: 22 m 2
Woonlasten: € 300 inclusief Oppervlakte: 18 m 2
Locatie: Centrum
Locatie: Centrum
Woonbeeld C Woonvorm: Zelfstandig
Woonbeeld D Woonvorm: Zelfstandig
Woonlasten: € 300 inclusief Oppervlakte: 22 m 2
Woonlasten: € 300 inclusief Oppervlakte: 18 m2
Locatie: Buiten centrum
Locatie: Buiten centrum
Woonbeeld E Woonvorm: Zelfstandig
Woonbeeld F Woonvorm: Zelfstandig
Woonlasten: € 350 inclusief Oppervlakte: 22 m 2
Woonlasten: € 350 inclusief Oppervlakte: 18 m 2
Locatie: Centrum
Locatie: Centrum
Woonbeeld G Woonvorm: Zelfstandig
Woonbeeld H Woonvorm: Zelfstandig
Woonlasten: € 350 inclusief Oppervlakte: 22 m 2
Woonlasten: € 350 inclusief Oppervlakte: 18 m 2
Locatie: Buiten centrum
Locatie: Buiten centrum
De acceptatiegraden op deze woonbeelden zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Hieruit blijkt de vraaguitval tussen de verschillende woonbeelden aanme rkelijk minder groot is dan bij de onzelfstandige woonbeelden. Er is ook niet één woonbeeld dat er met kop en schouders boven uitsteekt, zoals bij de onzelfstandige woonbeelden. Het populairste woonbeeld (wederom A: € 300, 22 m2, centrum) wordt door 43% van de studenten geaccepteerd. Het minst gewenste woonbeeld (wederom H: € 350, 18 m2, buiten centrum) wordt nog door slechts 5% geaccepteerd. tabel 5.7: Percentage acceptatie van acht zelfstandige woonbeelden Locatie
22 m 2
Prijs
18 m 2
Centrum Buiten centrum
€ 300 € 300
Woonbeeld A: Woonbeeld C:
43% 27%
Woonbeeld B: Woonbeeld D:
22% 12%
Centrum Buiten centrum
€ 350 € 350
Woonbeeld E: Woonbeeld G:
29% 19%
Woonbeeld F: Woonbeeld H:
11% 5%
N = 574
Ook blijkt, veel meer dan bij de onzelfstandige woonbeelden, dat verandering van het aspect oppervlakte tot de grootste vraaguitval leidt. Relatief gezien daalt de acceptatie met gemiddeld 61% wanneer het aspect oppervlakte wijzigt van 22 m2 naar 18 m2. Absoluut is de vraaguitval bij oppervlakte gemiddeld -17%. De huurprijs blijkt hier opvallend genoeg het minst verantwoordelijk voor de vraaguitval (relatief: -43%, absoluut: -10%).
39 Laagland’advies
Ook hier moet worden opgemerkt dat de oppervlaktes in de woonbeelden aanmerkelijk onder de minimaal gewenste oppervlakte voor een zelfstandige huurwoning ligt (38,4 m2, zie ook tabel 5.2). Dit verklaart waarom geen van de voorgelegde zelfstandige woonbeelden echt populair is en er grote vraaguitval optreedt wanneer de oppervlakte verandert. tabel 5.8: Afname acceptatie van acht zelfstandige woonbeelden Gemiddelde absolute afname
Gemiddelde relatieve afname
Oppervlakte Huurprijs
-17% -10%
-61% -43%
Locatie
-11%
-44%
N = 574
5.10
Conclusies
Gewenste woonsituatie • De favoriete woning van alle verhuisgeneigde studenten is een zelfstandige huurwoning (62%). Dit geldt voor zowel direct- (56%) als niet-direct verhuisgeneigden (65%). Absoluut gezien zijn dit ongeveer 3.950 studenten. • Slechts 31% zoekt onzelfstandige woonruimte (2.500 studenten). Onzelfstandige woonruimte wordt relatief vaker door de direct verhuisgeneigde studenten gewenst (37% om 28%). Niet-direct verhuisgeneigden zoeken relatief vaker een zelfstandige koopwoning (18% om 6%). Gewenste woonlasten en omvang • De gemiddelde minimale oppervlakte die studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken nog acceptabel vinden voor hun volgende woonruimte bedraagt 17,3 m². • Daarnaast is men bereid voor deze volgende woonruimte beduidend meer te betalen dan men nu gemiddeld doet (€ 260 om € 244). • Voor een zelfstandige huurwoning is men bereid € 389 per maand te betalen. De gemiddelde minimale oppervlakte voor dergelijke woonruimte ligt op 38,4 m2. Gewenste locatie • In totaal wil 52% van alle verhuisgeneigde studenten in Eindhoven wonen. Absoluut gezien gaat het om 5.300 studenten. Van de direct verhuisgeneigden zoekt 83% woonruimte in de stad. Dit zijn ongeveer 2.300 studenten. • Zowel bij de studenten die op zoek zijn naar een kamer (97%) als de studenten die zelfstandige woonruimte wensen (91%), is het centrum verreweg de populairste locatie in Eindhoven. Bijna alle studenten die in Eindhoven zoeken, willen in het centrum wonen. Absoluut zijn het ongeveer 4.900 studenten. Ook Stratum en Woensel-Zuid zijn redelijk populaire locaties. • Woensel-Noord wordt het minst vaak als gewenste woonlocatie aangegeven. Deze wijk wordt zelfs door maar liefst 68% van de studenten die zelfstandige en 79% van de studenten die o nzelfstandige woonruimte zoeken aangemerkt als locatie waar men absoluut niet wil wonen.
40 Laagland’advies
Gewenste voorzieningen • De meeste mensen die onzelfstandige woonruimte zoeken, hebben geen moeite om bepaalde voorzieningen te delen. Alleen een wastafel wil 43% van de studenten voor zichzelf. • Sanitaire voorzieningen zoals douche, toilet en wastafel wil men met minder mensen delen (3 à 4) dan voorzieningen zoals een woonkamer, keuken of buitenruimte (5 tot 7). • Breedbandinternet blijkt een levensbehoefte voor studenten tegenwoordig. Vooral onder de studenten die onzelfstandige woonruimte zoeken, wil nagenoeg iedereen breedbandinternet (95%). Ook kabelaansluiting en een wasmachine zijn vaak gewenste voorzieningen. • Wat betreft voorzieningen in de woonomgeving steken er twee bovenuit: winkels voor dagelijkse boodschappen (92%) en haltes voor openbaar ve rvoer (71%). Woonwensen van WO- en HBO-studenten • WO-studenten zijn meer verhuisgeneigd dan de HBO-studenten, echter HBO-studenten zijn vaker direct verhuisgeneigd. Dit heeft te maken met het grote aandeel thuiswonenden onder de HBO-studenten. • WO-studenten zoeken vaker een zelfstandige huurwoning dan de HBOstudenten (55% om 44%). De HBO-studenten willen relatief vaker onzelfstandige woonruimte (34% om 24%). • HBO-studenten en WO-studenten willen ongeveer evenveel voor hun vo lgende onzelfstandige woonruimte betalen. De HBO-studenten verwachten hier wel meer oppervlakte voor terug. Per vierkante meter zijn de WOstudenten dus bereid om meer te betalen (€ 17,04 om € 14,31). • Wat betreft de gewenste maximale woonlasten voor een zelfstandige huurwoning zijn het ook de WO-studenten die bereid zijn meer te beta len. Zij wensen ook iets grotere woonruimte waardoor de maximale prijzen per m2 nauwelijks verschillen. • Ook willen HBO-studenten vaker voorzieningen delen dan WO-studenten, maar het maximum aantal personen waarmee gedeeld moet worden ligt bij HBO-studenten lager. Prioriteiten en woonbeelden • Om inzicht te krijgen in welke mate bepaalde aspecten een rol spelen in de keuze voor de volgende woonruimte, konden studenten een budget van tien punten verdelen over een veertiental aspecten. Veruit het belangrijkste aspect blijkt de prijs van de woonruimte te zijn, gevolgd door de grootte van de woonruimte en de nabijheid van het centrum. • Ook is de studenten een aantal woonbeelden voorgelegd met de vraag of ze deze zouden accepteren wanneer deze zou worden aangeboden. Op deze wijze wordt het keuzeproces gesimuleerd. • Bij de onzelfstandige woonbeelden blijkt er sprake te zijn van een enorme vraaguitval tussen de verschillende woonbeelden. Het populairste woonbeeld wordt door 68% geaccepteerd, het minst gewilde woonbeeld door slechts 1%. In tegenstelling tot het budget, blijkt verandering in oppervlakte het aspect dat voor de grootste vraaguitval zorgt. Dit heeft vooral te maken met het feit dat de voorgelegde woonbeelden met een klein oppervlakte (14 m2)
41 Laagland’advies
•
aanmerkelijk onder het gemiddelde minimum oppervlakte van 17,3 m2 liggen. Bij de zelfstandige woonbeelden is er sprake van aanmerkelijk minder vraaguitval tussen de woonbeelden. Er is ook niet echt één woonbeeld echt populair. Dit heeft te maken met het feit dat alle voorgelegde oppervlaktes ruim onder de minimaal gewenste oppervlakte voor zelfstandige woonruimte liggen (38,4 m2).
42 Laagland’advies
6
TEKORTEN EN OVERSCHOTTEN
6.1
Inleiding
In hoofdstuk 6 komen alle hoofdstukken samen en zijn de kwantitatieve teko rten en overschotten aan studente nhuisvesting in Eindhoven weergegeven. Allereerst is het absolute tekort toegelicht. Vervolgens is het tekort uitgesplitst naar verschillende woonsituaties (kwalitatief tekort). 6.2
Absoluut tekort
De gepresenteerde tekorten zijn theoretische tekorten wanneer alle direct verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. figuur 6.1
Stroomdiagram tekort studentenhuisvesting 8
Eindhovense voltijd studenten: 20.100
Thuiswonend: 8.300
(41%)
Uitwonend:
Woont in Eindhoven:
11.800 (59%)
200 (1%)
Direct verhuisgeneigd:
Vraag in Eindhoven: 1.150 (6%)
1.700
(8%)
Direct verhuisgeneigd: 1.700 (8%)
Vraag in Eindhoven: 1.150 (6%)
Woont in Eindhoven: 1.000 (5%)
Aanbod in Eindhoven: 1.450 (7%)
Tekort in Eindhoven: 850 1.150 + 1.150 - 1.450
N = 3.109
Omdat de deeltijdstudenten en de studenten die bijna afgestudeerd zijn zich vooral op de reguliere woningmarkt oriënteren, worden deze studenten in dit onderzoek niet tot de doelgroep voor studentenhuisvesting gerekend. In de analyses in dit hoofdstuk worden deze studenten daarom in de bere kening van de 8
Door afronding op vijftigtallen en hele procenten kunnen opgetelde aantallen en procenten in de figuur niet geheel overeenkomen met andere aantallen en procenten. Het totaal van 20.100 is inclusief de bijna afgestudeerde studenten en komt daarom niet overeen met het totaal in hoofdstuk 5.
43 Laagland’advies
vraag buiten beschouwing gelaten. Echter, bijna afgestudeerde voltijdstudenten laten bij een eventuele verhuizing wel aanbod aan studentenhuisvesting achter. Bij de berekening van het aanbod is deze groep wel meegerekend. Deeltijdstudenten zijn ook bij de berekening van het aanbod buiten beschouwing gelaten. Figuur 6.1 toont een absoluut tekort aan van ongeveer 850 studenteneenheden in Eindhoven. De aantallen in dit stroomdiagram zijn afgerond op vijftigtallen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat het goed mogelijk is dat het tekort enigszins wordt overschat. Het is namelijk niet duidelijk of verhuisgeneigde studenten vaker aan het onderzoek hebben meegewerkt en daarmee oververtegenwoordigd zijn in de berekening. Al lijkt dit met een directe verhuisgeneigdheid van 17% niet het geval te zijn.
6.3
Absoluut tekort
Aan de hand van de enquêteresultaten is een schatting gemaakt van het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Eindhoven. Anders dan bij huishoudens op de reguliere woningmarkt, verhuizen studenten per definitie vaker. Daarom is bij het bepalen van het tekort aan studentenhuisvesting alleen gekeken naar de vraag van direct verhuisgeneigde studenten. Met andere woorden: de studenten die op dit moment van plan zijn te verhuizen. Bij de berekening van de tekorten is daarnaast alleen uitgegaan van de voltijdstudenten. Bovendien zijn aan de vraagzijde ook de studenten die binnen een half jaar denken af te studeren buiten beschouwing gelaten. Deze studenten zullen immers vaak woonruimte zoeken op de reguliere woningmarkt en behoren voor Ve stide niet meer echt tot de doelgroep. Deze studenten laten bij een eventuele verhuizing wel studentenhuisvesting achter, en worden daarom wel bij de aanbodzijde meegenomen. Het absolute tekort bestaat uit: 1. 2. 3.
de vraag van thuiswonende voltijdstudenten die direct op zoek zijn naar woonruimte in Eindhoven; en de vraag van uitwonende voltijdstudenten die direct op zoek zijn naar woonruimte in Eindhoven; minus het potentiële aanbod van direct verhuisgeneigde uitwonende voltijdstudenten die momenteel in Eindhoven wonen.
De absolute vraag bestaat uit zowel thuiswonende als uitwonende studenten die direct op zoek zijn naar woonruimte in Eindhoven. Echter, direct verhuisgeneigde uitwonende studenten die mome nteel al in Eindhoven wonen, zorgen voor vrijkomende woonruimte wanneer ze verhuizen. Deze verhuisbewegingen leveren extra woo nruimte op, die van de vraag afgetrokken moet worden om tot het absoluut tekort te komen. De berekening van het absolute te kort ziet er derhalve als volgt uit: •
Van de Eindhovense voltijdstudenten is 41% thuiswonend. Dit komt overeen met 8.300 studenten (41% van het totaal aantal van 20.100 voltijd studenten). Hiervan zijn 1.700 studenten direct verhuisgeneigd. Van deze direct verhuisgeneigde thuiswonende studenten (exclusief studenten die binnen
44 Laagland’advies
•
•
•
een half jaar zijn afgestudeerd) zoeken 1.150 studenten direct woonruimte in Eindhoven. 61% van de Eindhovense voltijdstudenten is uitwonend. Absoluut gezien zijn dit ongeveer 11.800 s tudenten. Van deze groep zoeken 1.700 studenten direct andere woonruimte. Van deze direct verhuisgeneigde uitwonende studenten willen er 1.150 in Eindhoven wonen. Het potentiële aanbod wordt gevormd door alle direct verhuisgeneigde uitwonende voltijdstudenten die momenteel al in Eindhoven wonen. Dit komt overeen met ongeveer 1.450 studenten. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Eindhoven komt daarmee op ongeveer 850 eenheden aan woonruimte (1.150 vraag thuiswonenden + 1.150 vraag uitwonenden – 1.450 p otentieel aanbod).
6.4
Kwalitatief tekort
Naast het absolute tekort is ook een inschatting gemaakt van hoe het tekort is verdeeld naar verschillende vormen van huisvesting. Ook hierbij is alleen rekening gehouden met de voltijdstudenten die momenteel andere woonruimte zoeken. En zijn bij de berekening van de vraag de studenten die binnen een half jaar zijn afg estudeerd buiten beschouwing gelaten. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met de studenten die woonruimte zoeken in de directe omgeving van Eindhoven. De berekende tekorten zijn in tabel 6.1 uitgesplitst naar woonvorm. Er blijken grote verschillen te zijn tussen de verschillende woonvormen. Er is in Eindhoven een groot tekort aan zelfstandige woonruimte. Met ruim 850 is er met name een tekort aan zelfstandige huurwoningen. Bij het tekort aan zelfstandige huurwoningen dient wel te worden opgemerkt dat de meeste zelfsta ndige eenheden ruimte bieden voor twee samenwonende studenten. Het berekende tekort van 850 betekent dus niet automatisch dat er 850 zelfstandige eenheden in Eindhoven bij moeten komen. tabel 6.1
Tekorten naar woonvorm9 vraag
vraag
aanbod
thuisw onenden
uitwonenden
uitwonenden
tekort
studentencomplex
250
50
200
100
studentenhuis
300
250
750
-200 -50
hospita
0
0
50
50
0
50
0
zelfstandige huurwoning
500
650
350
850
zelfstandige koopwoning
50
50
0
100
anders
50
100
50
100
totaal
1.150
1.150
1.450
850
overig onzelfstandig
N = 3.109
9
De aantallen in deze tabel zijn afgerond op vijftigtallen
45 Laagland’advies
Naast het tekort aan zelfstandige huurwoningen is er ook een beperkt tekort aan zelfstandige koopwoningen in Eindhoven. Absoluut gezien gaat het om ongeveer 100 eenheden. Opvallend is ook dat er momenteel totaal geen tekort bestaat aan onzelfstandige woonruimte in Eindhoven. Er is zelfs spra ke van een overschot, wanneer alle studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. Het gaat om een overschot van ongeveer 150 onzelfstandige eenheden. Dit is grotendeels veroorzaakt door het overschot aan kamers in een studentenhuis. Let wel, het gaat hier om een theoretisch tekort, wanneer alle studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. Veel studenten nemen genoegen met een suboptimale woonsituatie, omdat ze niet door kunnen stromen naar hun gewenste woonsituatie. Het betekent dus niet per definitie dat er kamers leeg staan.
6.5 •
•
•
Conclusies De gepresenteerde tekorten zijn theoretische tekorten wanneer alle verhuisgeneigde studenten hun woonwensen zouden kunnen realiseren. Alleen de voltijdstudenten zijn in de berekening meegenomen. Bij de vraagzijde zijn bovendien de bijna afgestudeerde studenten buiten beschouwing gelaten, aangezien ze niet meer echt tot de doelgroep behoren. De vraag naar studentenhuisvesting in Eindhoven van thuiswonenden wordt geschat op ongeveer 1.150 eenheden. De vraag van uitwonenden is ook een kleine 1.150 eenheden. Het aanbod aan huisvesting van direct verhuisgeneigde studenten dat momenteel in Eindhoven woont, wordt geschat op 1.450. Het absolute tekort aan studentenhuisvesting in Eindhoven komt hiermee op ruim 850 eenheden (1.150 + 1.150 – 1.450). Wanneer de tekorten worden uitgesplitst naar verschillende woonsituaties, dan blijkt het tekort bijna volledig te bestaan uit zelfstandige huurwoningen (850). Aan onzelfstandige woonruimte is zelfs sprake van een ove rschot (150). Met name aan onzelfstandige woonruimte in studentenhuizen is een overschot (-200).
46 Laagland’advies
Bijlage 1
Vragenlijst
Leuk dat je meedoet aan dit onderzoek over studentenhuisvesting, waarmee je kans maakt op één van de 20 waardebonnen van € 75,- die onder de deelnemers worden verloot. Zoals in vrijwel alle studentensteden in Nederland is het ook in Eindhoven lastig voor studenten om een kamer te vinden. En als je als student dan woonruimte gevonden hebt, voldoet die vaak niet meteen aan al je wensen waardoor je soms weer verder zoekt. Studentenhuisvester Vestide en de gemeente Eindhoven willen daarom graag weten hoe studenten van de TU/e, Fontys Hogeschool en Design Academy momenteel wonen en hoe zij graag zouden willen wonen. Met dit onderzoek willen Vestide en de gemeente Eindhoven handvatten krijgen voor hun beleid ten aanzien van studentenhuisvesting. Nu en in de toekomst. Het onderzoek De vragenlijst neemt ongeveer 15 minuten in beslag. Je antwoorden worden vanzelfsprekend vertrouwelijk behandeld en niet doorgegeven aan derden. Het invullen van de vragenlijst is anoniem. Hoe werkt het? Boven in beeld vind je een ‘voortgangsbalk’ waarop je kunt zien hoe ver je in de vragenlijst bent gevorderd. Mocht je de vragenlijst niet in één keer willen invullen, dan is het mogelijk door op de stopknop te drukken. Je ontvangt dan een persoonlijke code waarmee je op een later tijdstip de vragenlijst kunt hervatten op het punt waar je bent gestopt. Vanuit de vragenlijst kan een helppagina worden geraadpleegd waarin de werking van de vragenlijst en definities van verschillende begrippen worden toegelicht. Ook kan je op deze pagina om hulp vragen via een ‘e-mail helpdesk’ of via een ‘call me now’ button. Alvast hartelijk bedankt voor je medewerking. EINDHOVEN ALS STUDIESTAD We willen allereerst graag weten waarom je voor Eindhoven als studiestad hebt gekozen. 1.
Wat waren de belangrijkste redenen om voor Eindhoven als studiestad te kiezen? (maximaal drie antwoorden) q Ik woonde al in Eindhoven voordat ik ging studeren q In Eindhoven kan ik de studie van mijn keuze volgen q Vanwege de kwaliteit van het onderwijsprogramma in Eindhoven q Eindhoven is een gezellige stad q Het studentenleven in Eindhoven spreekt me aan q Eindhoven is niet te groot q Ik ken in Eindhoven veel mensen q In Eindhoven kent niemand mij q In Eindhoven is het makkelijk om aan woonruimte te komen q Woonruimte is in Eindhoven goed betaalbaar q Eindhoven ligt dichtbij mijn woonplaats q Eindhoven ligt ver van mijn woonplaats q Eindhoven is goed bereikbaar q Anders, namelijk…………………………………………………
47 Laagland’advies
HOE WOON JE OP DIT MOMENT? De volgende vragen gaan over je huidige woonruimte. Dit geeft een beeld van hoe en waar de Eindhovense studenten wonen. 2.
Wat is je huidige woonsituatie? q Thuis bij (één van de) ouders/verzorgers >naar vraag 8 q Op kamers / in onzelfstandige woonruimte (je deelt alle voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen) >naar vraag 3 q Zelfstandige huurwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 4 q Zelfstandige koopwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 8 q Anders namelijk:………………………………………………………………… >naar vraag 4
3.
In q q q q q q q q
4.
Van wie huur je je woonruimte? (skip indien vraag 2 is zelfstandige koopwoning of vraag 3 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’) q Particuliere verhuurder q Woningcorporatie Wooninc. q Hospita / hospes q Een woningcorporatie buiten q Studentenvereniging/dispuut Eindhoven q Studentenhuisvester Vestide q Onderhuur q Woningcorporatie Woonbedrijf q Weet ik niet q Woningcorporatie Domein q Anders, namelijk: q Woningcorporatie Trudo …………………………………………………
5.
Hoeveel m 2 is de oppervlakte van je kamer(s)? Laat eventuele gemeenschappelijke ruimten, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q …………………………………m 2
6.
Wat zijn je maandelijkse woonlasten? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur of hypotheek inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten (bijvoorbeeld kosten voor schoonmaak, internet, glasverzekering, tuinonderhoud), en voor de aftrek van eventuele huurtoeslag. N.B. He t gaat hier om je persoonlijke woonlasten. Als je met meerdere mensen samenwoont, deel dan de totale woonlasten door het aantal mensen waarmee je samenwoont! q ………………………………euro
7.
Ontvang je huurtoeslag? Zo ja, hoeveel per maand? (skip indien vraag 2 is zelfstandige koopwoning of vraag 3 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’) N.B. Als je met een partner samenwoont en huurtoeslag ontvangt, deel dan het totale huurtoeslagbedrag per maand door twee. q Ja:……………………………………euro q Ja, maar ik weet niet precies hoeveel q Nee
8.
Woon je in Eindhoven en wat is je volledige postcode? Als je je volledige postcode niet wilt geven, kun je ook alleen de vier cijfers opgeven.
wat voor soort kamer woon je? In een grootschalig studentencomplex (meer dan 50 kamers) In een kleinschalig studentencomplex (tot 50 kamers) In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand Bij een hospita / hospes Bij familie of kennissen In een huis gekocht door ouders met andere studenten In een zelf gekochte woning met andere studenten Anders, namelijk…………………………………………………
48 Laagland’advies
q q 9.
Ja, ik woon in Eindhoven en mijn postcode is ……………… (vul in) Nee, ik woon niet in Eindhoven en mijn postcode is………………… (vul in)
Ben je tevreden met je huidige woonsituatie? q Ik ben zeer tevreden q Ik ben tevreden q Ik ben niet tevreden en ik ben niet ontevreden q Ik ben ontevreden q Ik ben zeer ontevreden q Weet niet / geen antwoord
VERHUISPLANNEN Nu volgt een aantal vragen over je eventuele verhuisplannen. 10. Ben je op dit moment op zoek naar een andere kamer of woning? q Ja, ik ben al ………………… maanden op zoek >ga naar vraag 12 q Nee 11. Ben je in de toekomst van plan te verhuizen? q Ja, binnen een half jaar q Ja, over een half jaar tot 1 jaar q Ja over 1 tot 2 jaar q Ja, na 2 jaar q Nee, ik ben niet van plan te verhuizen q Weet ik (nog) niet
>ga naar vraag 29 >ga naar vraag 29
12. Wat zijn de belangrijkste reden(en) dat je wilt verhuizen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. (maximaal drie antwoorden) q Ik wil zelfstandig gaan wonen (alleen of met mijn partner) q Ik wil niet meer bij mijn ouders wonen q Ik moet uit mijn huidige woonruimte q Vanwege het verbreken van mijn relatie q Vanwege mijn huisgenoten q In verband met werk of vervolgopleiding q Ik heb mijn studie beëindigd / ben afgestudeerd q q q q q q q
Ik wil groter wonen Ik wil goedkoper wonen Ik wil betere faciliteiten (keuken, douche, toilet etc) Vanwege (geluids)overlast Vanwege de slechte staat van onderhoud van mijn huidige woonruimte Vanwege sloop of renovatie van mijn huidige woonruimte Ik heb een tijdelijk huurcontract
q q q q q
Ik wil op een andere locatie wonen Huidige woonbuurt is onaangenaam Ik wil minder reistijd naar mijn onderwijsinstelling Anders, namelijk………………………… Weet niet / geen antwoord
49 Laagland’advies
13. Wat zijn de belangrijkste knelpunten in je zoektocht naar andere woonruimte? (meerdere antwoorden mogelijk, alleen voor vraag 10 = ‘Ja’) q Veel te lange wachttijden q Steeds weer kijkavonden af moeten lopen q Te weinig aanbod aan kamers q Te weinig aanbod aan zelfstandige woonruimte q Matige kwaliteit van de kamers q Matige kwaliteit van de zelfstandige woonruimte q De kamers zijn vaak te duur q De zelfstandige woonruimte is vaak te duur q Anders namelijk……………………………………………………
GEWENSTE SITUATIE Nu volgen een aantal vragen over je gewenste woonsituatie. 14. Zoek je woonruimte in Eindhoven? q Ja q Nee
> ga naar vraag 17
15. Kun je aangeven waar in de Eindhoven je zou willen wonen? Er zijn maximaal drie antwoorden mogelijk. Begin met je eerste keuze.
16. Kun je aangeven waar in Eindhoven je absoluut niet zou willen wonen? Maximaal drie antwoorden mogelijk, begin met de minst aantrekkelijke wijk.
50 Laagland’advies
17. Naar wat voor woonsituatie wil je verhuizen? (1 antwoord mogelijk) q Terug naar (één van de) ouders/verzorgers >naar vraag 29 q Op kamers / onzelfstandige woonruimte (je deelt alle voorzieningen zoals bijvoorbeeld keuken en toilet met anderen) q Zelfstandige huurwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 14 q Zelfstandige koopwoning (je hebt eigen voorzieningen die je hooguit deelt met je partner) >naar vraag 14 q Anders namelijk:……………………………………………… 18. Naar wat voor kamer wil je verhuizen? Maximaal één antwoord mogelijk. q In een grootschalig studentencomplex (meer dan 50 kamers) q In een kleinschalig studentencomplex (tot 50 kamers) q In een studentenhuis, dispuutshuis of coöptatiepand q Bij een hospita / hospes q Bij familie of kennissen q Naar een huis gekocht door ouders met andere studenten q Naar een zelf gekochte woning met andere studenten q Anders, namelijk………………………………………………… q Weet niet / geen antwoord 19. Uit hoeveel kamers dient je volgende woonruimte minimaal te bestaan? Laat de eventueel gemeenschappelijke ruimten, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q ………………………………………………kamer(s) 20. Wat is de minimale oppervlakte die je nog acceptabel zou vinden voor je volgende woonruimte? Laat de eventueel gemeenschappelijke ruimten, keuken en douche / toilet buiten beschouwing. q …………………………………m 2 21. Wat zijn de maandelijkse woonlasten die jij maximaal bereid bent te betalen voor je volgende woonruimte? Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur/hypotheek inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten (bijvoorbeeld kosten voor schoonmaak, internet, glasverzekering, tuinonderhoud). q …………………….euro q Weet niet / geen mening 22. Geef, doormiddel van het verdelen van 10 punten, van onderstaande aspecten aan in welke mate zij een rol spelen in je keuze voor je volgende woonruimte? Je mag zelf bepalen aan hoeveel aspecten je punten toekent. Woonaspect 1.
Nabijheid van het centrum
2.
Nabijheid van de onderwijsinstelling
3.
Prijs
4.
Grootte van mijn kamer(s)
5.
Onderhoudsniveau
6.
Afwerking binnenkant woning
7.
Veiligheid woning/woonomgeving
8.
uitstraling gebouw
9.
Nabijheid openbaar vervoer
Punten
1 0 . Aansluiting telefoon/kabeltelevisie 1 1 . Zelfstandig/onzelfstandige woonruimte 1 2 . Huur/koop 1 3 . Internet 1 4 . Aantal huisgeno ten 15. Totaal
10
51 Laagland’advies
23. Zou je als student de volgende woonruimte accepteren als deze de komende drie maanden wordt aangeboden? (alleen als bij vraag 17 ‘op kamers/onzelfstandige woonruimte’ is geantwoord) a.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 250,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer) Locatie: centrum (binnen de ring) q Ja q Nee
b.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 250,- inclusief Oppervlakte: 14 m2 (kamer) Locatie: q Ja q Nee
centrum (binnen de ring)
c.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 250,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer) Locatie: buiten centrum (buiten de ring) q Ja q Nee
d.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 250,- inclusief Oppervlakte: 14 m2 (kamer) Locatie: q Ja q Nee
e.
buiten centrum (buiten de ring)
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer) Locatie: centrum (binnen de ring) q Ja q Nee
52 Laagland’advies
f.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 14 m2 (kamer) Locatie: q Ja q Nee
centrum (binnen de ring)
g.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer) Locatie: buiten centrum (buiten de ring) q Ja q Nee
h.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Onzelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 14 m2 (kamer) Locatie: q Ja q Nee
buiten centrum (buiten de ring)
24. Zou je als student de volgende woonruimte accepteren als deze de komende drie maanden wordt aangeboden? (alleen stellen als bij vraag 17 ‘zelfstandige huurwoning’ of ‘zelfsta ndige koopwoning’ is geantwoord) a.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 22 m2 (kamer en keuken) Locatie: q Ja q Nee
b.
centrum (binnen de ring)
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer en keuken) Locatie: centrum (binnen de ring) q Ja q Nee
53 Laagland’advies
c.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 22 m2 (kamer en keuken) Locatie: q Ja q Nee
buiten centrum (buiten de ring)
d.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 300,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer en keuken) Locatie: buiten centrum (buiten de ring) q Ja q Nee
e.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 350,- inclusief Oppervlakte: 22 m2 (kamer en keuken) Locatie: q Ja q Nee
f.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 350,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer en keuken) Locatie: q Ja q Nee
g.
centrum (binnen de ring)
centrum (binnen de ring)
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 350,- inclusief Oppervlakte: 22 m2 (kamer en keuken) Locatie: buiten centrum (buiten de ring) q Ja q Nee
54 Laagland’advies
h.
Zou je de volgende woonruimte accepteren wanneer deze de komende drie maanden zou worden aangeboden? Woonvorm: Zelfstandige woonruimte. Toilet, douche en keuken worden gedeeld Woonlasten: € 350,- inclusief Oppervlakte: 18 m2 (kamer en keuken) Locatie: q Ja q Nee
buiten centrum (buiten de ring)
16. Naar welke categorie verhuurder gaat je voorkeur uit voor je volgende woonruimte? (skip indien vraag 17 is zelfstandige koopwoning of vraag 18 = ‘zelf gekochte woning’ of ‘woning gekocht door ouders’)Ik heb geen voorkeur q Studentenhuisvester Vestide q Woningcorporatie Woonbedrijf q Woningcorporatie Domein q Woningcroporatie Trudo q Woningcorporatie Wooninc. q Een woningcorporatie buiten Eindhoven q Particuliere verhuurder q Hospita / hospes q Studentenvereniging / dispuut q Weet ik niet q Anders, namelijk: …………………………………………………………………………………………………… 25. Met hoeveel mensen zou je maximaal in een huis / afdeling willen wonen? Vul het aantal in. Indien je met niemand wil samenwonen vul dan een 0 in. (skip indien vraag 17 is ‘zelfstandige huur- of koopwoning’) q Ik wil niet méér dan………………………huisgenoten q Geen voorkeur 26. Geef hieronder aan of je voorzieningen met anderen dan je eventuele partner zou willen delen. Zo ja, geef aan met hoeveel bewoners je deze voorziening maximaal zou willen delen. Bijvoorbeeld: 2 toiletten voor een afdeling van 10 personen is 1 toilet per 5 personen. (skip indien vraag 25 = 0 of skip indien vraag 17 is ‘zelfstandige huurwoning’ of ‘zelfstandige koopwoning’) 27.a.
Gemeenschappelijke woonkamer/woonkeuken? q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel q Ik wil geen gemeenschappelijke woonruimte/woonkeuken
27.b.
Keuken? q Nee, ik wil een eigen keuken q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
27.c.
Douche / badkamer? q Nee, ik wil een eigen douche q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
27.d.
Toilet? q Nee, ik wil een eigen toilet q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
55 Laagland’advies
27.e.
Wastafel? q Nee, ik wil een eigen wastafel q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel
27.f.
Buitenruimte (tuin, balkon, dakterras) delen? q Nee, ik wil eigen buitenruimte q Ja, 1 per maximaal …………………… personen q Maakt niet uit met hoeveel q Ik wil geen buitenruimte
27. Welke voorzieningen wil je bij je volgende woonruimte hebben? (maximaal drie antwoorden) q Kabeltelevisieaansluiting q Telefoonaansluiting q Wasmachine/droger q Breedband internet q Fietsenstalling q Voldoende parkeergelegenheid voor eigen auto q Oefen- / werkruimte q Anders, namelijk………………………… 28. Welke voorzieningen wil je binnen een straal van 15 minuten looptijd van je volgende woonruimte hebben? (maximaal drie antwoorden) q Winkels voor dagelijkse boodschappen q Overige winkels (kledingzaken, warenhuis, boekhandel e.d.) q Halte(s) voor openbaar vervoer q De onderwijsinstelling waar je studeert q Café q Restaurant q Snackbar q Wasserette q Geldautomaat q Sportmogelijkheden q Medische voorzieningen q Anders, namelijk……………………………………………
ACHTERGRONDKENMERKEN Tot slot volgen enkele vragen over jezelf. Uiteraard zal de door jou ingevulde informatie uiterst zorgvuldig en vertrouwelijk worden behandeld en niet aan derden worden verstrekt. 29. Wat is je geboortejaar? q 19………. 30. Geslacht? q Man q Vrouw 31. Aan welke HBO-instelling of Universiteit studeer je? q Ik ben inmiddels afgestudeerd of met de studie gestopt >ga naar vraag 34 q Technische Universiteit Eindhoven q Fontys Hogeschool q Design Academy q Een andere onderwijsinstelling, namelijk……………………………
56 Laagland’advies
32. In welk jaar ben je met je huidige studie begonnen? …………………………………………………… 33. Ben je een voltijd of deeltijd student? q Voltijd q Deeltijd q Duaal 34. Wanneer denk je af te studeren? q Binnen nu en 3 maanden q 3 – 6 maanden q 6 maanden tot 1 jaar q Duurt langer dan 1 jaar q Weet ik niet q Anders, nl ____ 35. Uit welke inkomstenbronnen ontvang je elke maand je inkomen? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk. q Basisbeurs q Werk q Bijdrage ouders / verzorgers q Aanvullende beurs q Lening q Uitkering q Anders namelijk:………………………………………. 36. Hoeveel heb je op dit moment gemiddeld per maand te besteden voor al je uitgaven, inclusief huur, eten, studiekosten, collegegeld, telefoon, vervoer, uitgaan enz.? Denk hierbij aan studiefinanciering, bijdrage van ouders /verzorgers, inkomsten van een (bij)baan of andere inkomsten. €…………………………………………per maand q Zeg ik liever niet 37. Als je verder nog opmerkingen of suggesties hebt over dit onderzoek dan kun je ze hier kwijt: …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………… 38. Indien je kans wil maken op een van de 20 waardebonnen van € 75, vul dan hier het e-mailadres in waarop je de aankodigingsmail voor dit onderzoek hebt ontvangen. Andere opgegeven e-mailadressen (hotmail, gmail enz) worden uitgesloten voor de verloting. ……………………………………………………………………………………………………………… Dit is het eind van de vragenlijst. Bedankt voor je medewerking!
57 Laagland’advies
58 Laagland’advies
Bijlage 2
Extra tabellen
Tabel 6.2: Huidige huisvestingssituatie naar voltijd en deeltijdstudenten Voltijd
Deeltijd
% Voltijd
% Deeltijd
Thuiswonend
8 .300
1 .200
41%
31%
Grootschalig studentencomplex
1 .600
0
8%
0%
Kleinschalig studentencomplex
700
0
3%
0%
5 .200
350
26%
9%
Bij een hospita
250
0
1%
0%
Bij familie of kennissen
100
50
0%
1%
Huis gekocht door ouders met andere studenten
250
0
1%
0%
Studenten - of verenigingshuis
Zelfgekochte woning met andere studenten
0
0
0%
0%
Zelfstandige huurwoning
2 .600
1 .100
13%
28%
Zelfstandige koopwoning
450
1 .100
2%
28%
Anders namelijk
650
100
3%
3%
20 .100
3 .900
100%
100%
Totaal N = 3.213
Tabel 6.3: Huidige verhuurder naar WO/HBO en voltijd/deeltijd % WO
% HBO
% voltijd
% deeltijd
Particuliere verhuurder
41%
46%
44%
38%
Studentenhuisvester Vestide
38%
20%
31%
7%
Woningcorporatie Woonbedrijf
6%
6%
5%
11%
Woningcorporatie buiten Eindhoven
3%
8%
3%
24%
Andere verhuurder
3%
8%
5%
10%
Woningcorporatie Trudo
3%
4%
3%
8%
Woningcorporatie Wooninc.
1%
3%
2%
2%
Hospita / hospes
2%
2%
2%
0%
Onderhuur
1%
2%
2%
0%
Studentenvereniging/dispuut
1%
0%
1%
0%
Verhuurder onbekend
0%
2%
1%
0%
Woningcorporatie Domein
0%
0%
0%
0%
5.750
6.900
11.050
1.600
Totaa l N = 1.992
Tabel 6.4: Aantal en aandeel uitwonende studenten dat in Eindhoven woont naar WO/HBO en voltijd/deeltijd WO
HBO
% WO
% HBO
voltijd
deeltijd
% voltijd
% deeltijd
1e jaars
750
1 .850
91%
74%
2 .100
500
86%
56%
2e jaars
900
1 .300
95%
66%
1 .950
200
90%
30%
3e jaars
700
1 .300
89%
77%
1 .800
250
85%
56%
4e jaars
650
1 .000
89%
68%
1 .550
100
87%
24%
5e jaars
900
400
95%
63%
1 .200
100
90%
40%
6e jaars of hoger
1 .650
150
90%
75%
1 .750
50
90%
67%
totaal
5 .550
6 .000
92%
71%
10 .350
1 .200
88%
44%
N = 2.145
59 Laagland’advies
Tabel 6.5: Aantal en aandeel uitwonende studenten naar wijk Centrum
WoenselNoord
WoenselZuid
Tongelre
Strijp
Gestel
Stratum
WO
52%
5%
10%
7%
3%
7%
6%
6100
HBO
33%
6%
12%
5%
3%
5%
5%
8.400
voltijd
47%
5%
11%
6%
4%
6%
6%
11.800
deeltijd
13%
7%
9%
4%
0%
4%
5%
2.700
1e jaars
36%
7%
11%
6%
3%
7%
8%
3.350
2e jaars
41%
4%
11%
6%
3%
5%
4%
2.850
3e jaars
40%
8%
9%
9%
4%
5%
5%
2.550
4e jaars
37%
4%
15%
4%
2%
6%
5%
2.150
5e jaars
43%
3%
10%
4%
4%
5%
7%
1.600
6e jaars >
53%
5%
9%
6%
2%
9%
4%
2.000
Onzel fs t.
55%
2%
12%
7%
2%
6%
7%
8.850
zelfsta ndig
19%
11%
9%
4%
4%
5%
4%
5.250
overig
17%
0%
6%
6%
7%
3%
4%
400
Vestide
67%
6%
3%
4%
5%
10%
2%
3.550
Corpo in Eindhoven
42%
10%
11%
12%
3%
7%
10%
1.500
Partic ulier
43%
2%
16%
7%
3%
6%
8%
5.550
Overig
18%
5%
7%
3%
3%
1%
5%
2.050
Totaal
41%
5%
11%
6%
3%
6%
6%
14.500
tot aal
N = 2.145
tabel 6.6: Inkomensbronnen van WO- en HBO-studenten WO
HBO
Totaal
Basisbeurs
58%
70%
67%
Werk
66%
77%
74%
Bijdrage ouders / verzorgers
61%
38%
45%
Aanvullende beurs
16%
26%
23%
Lening
30%
17%
21%
Uitkering
1%
2%
2%
Anders
7%
5%
5%
N = 3.153
Tabel 6.7: Aantal en aandeel direct verhuisgeneigden dat woonruimte in Eindhoven zoekt naar doelgroep
WO HBO onzelfstandig zelfstandig
Zoekt in Eindh oven
Zoekt buiten Eindhoven
% zoekt in Ein dhoven
% zoekt buiten Eindh oven
750
50
92%
8%
1.550
400
80%
20%
900
100
91%
9%
200
100
72%
28%
1.150
250
81%
19%
overig
50
0
65%
35%
Totaal
2.300
450
83%
17%
thuiswonend
N = 2.624
60 Laagland’advies
Tabel 6.8: De tien belangrijkste verhuisredenen naar woonsituatie Verhuisredenen
Vestide
Corporatie
Particulier
Overig
totaal
zelfstandig gaan wonen groter wonen
42% 35%
14% 19%
39% 41%
34% 24%
56% 34%
betere faciliteiten
21%
32%
31%
18%
33%
goedkoper wonen Anders
30% 21%
12% 15%
29% 14%
13% 12%
18% 15%
andere locatie wonen Vanwege mijn huisgenoten
11% 11%
0% 5%
13% 18%
26% 12%
12% 12%
Vanwege onderhoud
7%
18%
20%
7%
7%
minder reistijd naar onderwijs Ik moet uit mijn woonruimte
4% 7%
8% 24%
13% 8%
24% 16%
6% 6%
N = 235
Tabel 6.9: Gewenste woonsituatie van direct verhuisgeneigde WO-studenten naar huidige woonsituatie
huidig onzelfstandig huidig zelfstandig huidig thuiswonend huidig overig totaal
gewenst onzelf standig
gewenst zelf standig
gewenst overig
totaal
24%
68%
8%
100%
5%
95%
0%
100%
51%
44%
5%
100%
0%
100%
0%
100%
30%
63%
6%
100%
N = 192
Tabel 6.10:
Gewenste woonsituatie van direct verhuisgeneigde HBO-studenten naar huidige woonsituatie gewenst onzelf standig
gewenst zelf standig
gewenst overig
totaal
43%
51%
6%
100%
3%
88%
9%
100%
huidig thuiswonend
45%
51%
4%
100%
huidig overig
23%
42%
35%
100%
totaal
40%
54%
6%
100%
huidig onzelfstandig huidig zelfstandig
N = 242
61 Laagland’advies
62 Laagland’advies
Bijlage 3
Begrippenlijst
Corporatie in Eindhoven:
In dit onderzoek worden onder deze term de corporaties Woonbedrijf, Trudo, Wooninc. En Domein verstaan
Deeltijdstudenten:
Dit zijn studenten die aan de onderwijsinstellingen een deeltijdstudie volgen of een duaal traject doorlopen
Grootschalig studentencomplex:
Een complex met meer dan 50 studentenkamers
HBO-studenten:
Studenten die onderwijs volgen aan een hogeschool. In dit onderzoek zijn dit de studenten van de Fontys Hogeschool en de Design Academy
Hospita :
Onzelfstandige woonvorm waarbij een kamer wordt bewoond in de woning waar ook de verhuurder woont.
Kleinschalig studentencomplex:
Een complex tot 50 studentenkamers
Onzelfstandige woonruimte:
In onzelfstandige woonruimte moet men voorzieningen zoals douche, toilet en keuken delen met anderen
Oppervlakte:
Bij oppervlaktes in dit onderzoek zijn eventuele gemeenschappelijke ruimten, keuken, douche en toilet buiten beschouwing gelaten.
Particuliere verhuurder:
Hieronder worden ‘huisbazen’ en ouders die een woning hebben gekocht verstaan
Studenten- of verenigingshuis:
Onzelfstandige woonvorm waarbij een woning wordt gedeeld met meerdere studenten. Soms in eigendom van een studentenvereniging.
Thuiswonende studenten:
Studenten die nog thuis bij de ouders of verzorgers woont
Uitwonende studenten:
Studenten die niet meer thuis bij de ouders of verzorgers woont
Voltijdstudenten:
Studenten die een voltijdopleiding volgen
Woonbeelden:
Fictieve woonsituaties die aan de respondenten zijn voorgelegd om het zoekproces te simuleren
Woonlasten:
Het gaat om het totale bedrag, dus de kale huur of hypotheek inclusief gas, water, elektriciteit en servicekosten (bijvoorbeeld kosten voor schoonmaak, internet, glasverzekering, tuinonderhoud), en voor de aftrek van eventuele huurtoeslag.
WO-studenten:
Studenten die wetenschappelijk onderwijs volgen. In dit onderzoek zijn dit studenten van de Technische Universiteit Eindhoven
Zelfstandige woonruimte :
In zelfstandige woonruimte heeft men eigen voorzieningen die hooguit met de partner gedeeld worden
63 Laagland’advies