WEEK
LESBRIEF
41 Vrijdag 9 oktober 2015
Artikelen: Inhoud:
Vakgebied: Lesduur:
Alle artikelen - 7Days week 41 De leerlingen leren wat verwijswoorden zijn en hoe ze deze herkennen. De leerlingen leren persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden te herkennen en kunnen aangeven naar wie of wat het verwijswoord verwijst. Nederlands 55 minuten
INTRODUCTIE (10 minuten) Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.
KERN (40 minuten) Klassikale instructie (20 minuten) Deze week gaan uw leerlingen aan de slag met verwijswoorden. Leg uit wat verwijswoorden zijn en dat dit vaak voornaamwoorden zijn. In teksten wordt veel gebruik gemaakt van verwijswoorden, om zo teksten korter en boeiender te maken. In deze les beperken we ons tot de persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden. Bespreek het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord met uw leerlingen en schrijf een aantal voorbeeldzinnen op het bord. Onderstreep de verwijswoorden. Bedenk samen met uw leerlingen of het verwijswoord een persoonlijk, bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord is.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Voorbeelden zijn: ik, hij, zij, jij, jullie, wij, ons, jullie, haar. Voorbeeldzinnen: Zij loopt naar jullie toe. Zij en jullie zijn persoonlijke voornaamwoorden. Ik geef de cadeautjes aan hen. Ik en hen zijn persoonlijke voornaamwoorden.
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Voorbeelden zijn: mijn, haar, zijn, ons, jullie, uw. Voorbeeldzinnen: Die fiets is van mijn zusje. Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Hij is onze opa. Onze is een bezittelijk voornaamwoord.
Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden zijn: die, dat, dit, deze. Voorbeeldzinnen: De eikenboom staat in het park. Die boom is hoog. Die is een aanwijzend voornaamwoord. Dat meisje kan prachtig zingen. Dat is een aanwijzend voornaamwoord.
Verwerking, individueel of in groepen (20 minuten) Laat de leerlingen het werkblad individueel of in groepen invullen.
AFSLUITING (5 minuten) Bespreek het werkblad met uw leerlingen en evalueer het doel van de les. Is het doel bereikt?
LESBRIEF
WEEK
41
Opdracht 1 – ‘Die kinderen hadden nú een brug nodig’ A Lees het artikel ‘Die kinderen hadden nú een brug nodig’ op pagina 13 van 7Days. B Vertel in eigen woorden waar het artikel over gaat. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………. C Lees onderstaande tekst. Dit is een stukje tekst uit het artikel ‘Die kinderen hadden nú een brug nodig’. Tientallen Indiase kranten schreven lovend over hem. Van de India Today tot de Mumbai Mirror. En hij is genomineerd als één van de Mumbai Heroes van 2015, een prijs voor inwoners die iets doen om hun overvolle en gevaarlijke stad te veranderen in een betere plek. Eshan Balbale kreeg het in een week tijd voor elkaar dat er een hoognodige brug gebouwd werd voor sloppenwijkkinderen. ‘Nu hoeven ze niet meer door die smerige rivier naar school.’
D Naar wie of wat verwijzen de verwijswoorden hem, hij en ze? hem verwijst naar: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… hij verwijst naar: ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… Ze verwijst naar: ………………………………………………………………………………………………………………………………………………… E Lees onderstaande uitleg: Verwijswoorden kunnen voornaamwoorden zijn, zoals: hij, het, wij, haar, hun, deze, dat en die. Deze kunnen onderverdeeld worden in persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden.
Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken. Voorbeelden zijn: ik, hij, zij, jij, jullie, wij, ons, jullie, haar. Voorbeeldzinnen: Zij loopt naar jullie toe. Zij en jullie zijn persoonlijke voornaamwoorden. Ik geef de cadeautjes aan hen. Ik en hen zijn persoonlijke voornaamwoorden.
Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Voorbeelden zijn: mijn, haar, zijn, ons, jullie, uw. Voorbeeldzinnen: Die fiets is van mijn zusje. Mijn is een bezittelijk voornaamwoord. Hij is onze opa. Onze is een bezittelijk voornaamwoord.
Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord. Voorbeelden zijn: die, dat, dit, deze. Voorbeeldzinnen: De eikenboom staat in het park. Die boom is hoog. Die is een aanwijzend voornaamwoord. Dat meisje kan prachtig zingen. Dat is een aanwijzend voornaamwoord.
WEEK
LESBRIEF
41
F Lees onderstaande tekst. Dit is een stukje tekst uit het artikel ‘Die kinderen hadden nú een brug nodig’. Eshan woont in Thane. Een vrij welvarende, rustige en goed georganiseerde plaats. Zeker vergeleken met de chaotische mierenhoop Mumbai, de miljoenenstad waar Thane een voorstad van is. Zijn ouders runnen een internationale scholenorganisatie in Thane, de Rainbow Schools. En Eshan zelf zit er op een fijne middelbare school. Maar afgelopen zomer las hij in de krant over kinderen die het een stuk minder goed hebben dan hij en zijn vrienden.
G Geef aan of het verwijswoord een persoonlijk, bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord is. Zijn is een:
………………………………………………………………………………………………..voornaamwoord.
hij is een:
………………………………………………………………………………………………..voornaamwoord.
die is een:
………………………………………………………………………………………………..voornaamwoord.
zijn is een:
………………………………………………………………………………………………..voornaamwoord.
Opdracht 2 – ‘Internaat voor allerdiksten’ A Lees het artikel ‘Internaat voor allerdiksten’ op pagina 15 van 7Days. B Wie is de auteur van het artikel? ………………………………………………………………………………………………………………………… C Wat is het onderwerp van dit artikel? ...................................................................................................................... D Wat is de hoofdgedachte van het artikel? …………………………………………………………………………………………………………… E Voor wie is het programma bedoeld? …………………………………………………………………………………………………………………. F Zoek verwijswoorden op in het artikel ‘Internaat voor allerdiksten’ en schrijf deze in de goede kolom.
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
LESBRIEF
WEEK
41
Opdracht 3 – ‘Haast’ A Lees de tekst ‘Haast’ op pagina 21 van 7Days. B Vul de verwijswoorden in de tabel in en geef vervolgens aan of het een persoonlijk, bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord is door een kruisje in de goede kolom te zetten: Acht uur ’s ochtends. De wekker gaat. Versuft open ik mijn ogen. Ik weet dat ik meteen moet opstaan, wil ik niet weer in slaap vallen en pas om elf uur voor een tweede keer wakker worden. Vijf wekkers op mijn telefoon moeten het probleem zien te voorkomen. Na één minuut snoozen gaat de tweede al. Elke minuut die ik langer in mijn bed doorbreng, is een minuut extra stress om op tijd op school te komen. Sinds een maand zit ik op de Toneelacademie Maastricht en echt soepel gaat dit nog niet. Op tijd komen en opstaan zijn dingen waar iedereen wel eens mee worstelt. We leven gehaast, moeten veel. Alleen, we hebben wel héél vaak haast en moeten soms wel héél veel tegelijk. Het klinkt misschien wat pathetisch, het is immers goed om gedreven te worden om hard te lopen voor school, hobby’s, sport en je sociale leven. Maar de valkuil lijkt wel dat je door al dat haasten soms helemaal geen idee meer hebt van wat je eigenlijk aan het doen bent. Ik zit dus op een nieuwe school, schrijf wekelijks voor 7Days, heb huiswerk, werk aan nieuwe filmideeën en wil zo nu en dan ook dingen doen voor film en tv. Mijn sociale leven speelt zich inmiddels af in Maastricht, Haarlem én Amsterdam. Het lijkt wel alsof de wereld in een sneltreinvaart aan mij voorbijgaat. Je rent achter alle feiten aan en voor je het weet is de dag alweer voorbij. Op zo’n dag komen er dan nog honderd, misschien wel duizend prikkels bij via mail, Facebook of appjes. Weten we dan wel waar we op dat moment mee bezig zijn? Wat we eigenlijk leren? Als we geen moment de tijd hebben om stil te staan om dingen op ons in te laten werken? Er is zoveel haast. Die zou plaats moeten maken voor reflectie. Dat zou mijn perfecte levensles moeten zijn voor vluchtige dagen. Zo, nu als een gek naar school racen. Om over een kwartiertje in de les te gaan bewegen als koe of kip. Waarom ook alweer?
Nummer
Verwijst naar
1
Ik
2
het
3
dit
4
we
5
het
6
het
7
je
8
mijn
9
we
10
die
Persoonlijk voornaamwoord X
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord
LESBRIEF
WEEK
41
Opdracht 4 - Nieuwspuzzel 1.
De cupcakes vliegen door het lokaal, een leraar krijgt een grote … of wordt juist stelselmatig genegeerd. (pag. 5 7Days) 2. Ik ben een vluchteling en ik ga ... worden. (pag. 6 7Days) 3. …, de koffie is op. (pag. 8 en 9 7Days) 4. Het is één van de meest gewilde banen voor …: presentator van The Daily Show. (pag. 9 7Days) 5. Het regende … van de Nobelprijswinnaars. (pag. 9 7Days 6. Zwitsers houden nu eenmaal van donkere … (pag. 9 7Days) 7. … pakken zilver. (pag. 12 7Days) 8. Tientallen Indiase kranten schreven … over hem. (pag. 13 7Days) 9. Oranje krijgt de … laatste kans om naar het EK te gaan. (pag. 12 7Days) 10. ‘Niezende aap’ ontdekt in … (pag. 15 7Days) 11. Na weken repeteren gaat SPIJT! Deze week in het … in première. 12. 3FM bestaat … jaar. (pag. 7 7Days)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
LESBRIEF Opdracht 4 – Antwoorden nieuwspuzzel
WEEK
41