Doc. : Th-Franchise A 4 MH/RHdG/LC
Brussel, 16.3.2001
ADVIES over de COMMERCIELE SAMENWERKINGSOVEREENKOMSTEN (DE FRANCHISE) ____________________________
***
2 Na raadpleging van de commissie Algemeen KMO-beleid dd. 07.02.2001 en 28.02.2001, brengt de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, gebruikmakend van het initiatiefrecht dat hem wordt verleend door artikel 15 van de op 28 mei 1979 gecoordineerde wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, op 16 maart 2001 eenparig volgend advies uit.
INLEIDING De laatste jaren richten meer en meer jonge zelfstandigen die een onderneming oprichten zich tot commerciële samenwerkingsverbanden. In België is de franchise een commerciële samenwerkingsmethode die een stijgend succes kent in heel wat sectoren. Momenteel telt men 170 franchisegevers en 3.500 zelfstandige franchisenemers, die werk verschaffen aan meer dan 28.000 personen1. De sectoren waarin franchise een hoge vlucht neemt zijn die van de doe-het-zelf-winkels, de voedingsdistributie en de confectiekleding. Men stelt ook vast dat de franchise in diensten evolueert in domeinen zoals het hotelwezen, de kapperszaken, het onderhoud van wagens en de reissector. De keuze voor franchise valt te verklaren door de wederzijdse voordelen van zowel de franchisegever als de franchisenemer. De franchisegever krijgt, ondermeer, de gelegenheid om zijn handelsconcept te ontwikkelen zonder de volledige investeringen in een eigen netwerk en bovendien kan hij steunen op de inbreng van enthousiaste en gemotiveerde zelfstandigen. Aldus kan hij ook genieten van een niet onbelangrijke marktpenetratie. De franchisenemer van zijn kant geniet snel van de ondersteuning van de franchisegever, van technische en commerciële know-how en een waardevolle merknaam. Zo kan hij het risico dat gepaard gaat met de opening van een handelszaak beperken en doeltreffend een bepaalde marktpositie innemen. Het opstarten van zijn activiteit verloopt eenvoudiger en sneller dan indien hij alles alleen moet doen.
GELDENDE WETGEVINGEN Europese verordening De Verordening (EG) nr. 2790/19992, die goedgekeurd werd door de Europese Commissie op 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen is van toepassing sinds 1 juni 2000. Bij die Verordening horen richtsnoeren die door de Commissie werden goedgekeurd op 24 mei 2000. Die richtsnoeren en de verordening vormen de grondslag voor het nieuw mededingingsbeleid dat stoelt op een aanpak die sterker gericht is op de economische gevolgen van verticale overeenkomsten. Die nieuwe algemene Europese verordening over verticale afspraken vervangt de drie oude verordeningen over de exclusieve distributieovereenkomsten, de exclusieve aankoopovereenkomsten en de franchiseovereenkomsten. Zij betreft verticale afspraken waaronder de franchise in alle sectoren met uitzondering van de automobielsector.
1 2
Schattingen van de Europese Federatie voor Franchise. Verordening EG nr. 2790/1999, P.B. nr. L336/21.
3 Zij omschrijft de voorwaarden waaronder de ondernemingen die op verschillende niveau’s van de productie- en distributieketen werkzaam zijn verkoops- of aankoopovereenkomsten kunnen afsluiten. België In België bestaat geen enkele specifieke wet die de franchise-overeenkomsten omkadert. Om dit vacuüm op te vangen heeft de jurisprudentie op grond van de algemene principes uit het burgerlijk wetboek de informatieplicht ontwikkelt van de contracterende partijen tijdens de onderhandelingen vóór het afsluiten van een overeenkomst (precontractuele fase). Dergelijke verplichting vloeit voort uit één van de basisprincipes van het burgerlijk wetboek, namelijk het principe van de goeder trouw. In geval van vrijwillig oncorrecte of onvolledige informatie kan dit leiden tot de nietigverklaring van de overeenkomst en/of het toekennen van schadevergoeding. Dezelfde sancties kunnen van toepassing zijn indien de franchisegever of -nemer, zelfs onvrijwillig, verzuimt om belangrijke informatie inzake de franchise door te spelen of indien hij cijfergegevens doorspeelt die grove fouten bevatten. De partijen moeten dus in de fase die de ondertekening van de franchise-overeenkomst voorafgaat alle nuttige informatie uitwisselen zodat zij met kennis van zaken de overeenkomst kunnen tekenen. De uitgewisselde informatie moet natuurlijk volledig zijn en de werkelijke situatie weergeven. Frankrijk In Frankrijk bestaat een wet, die gekend staat als de “Wet Doubin”3, betreffende de ontwikkeling van de handels- en ambachtsondernemingen en de verbetering van hun economische, juridische en sociale context. Die wet omschrijft de verplichting voor iedere persoon die aan een andere persoon een handelsnaam, een merk of een logo ter beschikking stelt en van hem een verbintenis van exclusiviteit of quasi-exclusiviteit eist voor de uitoefening van zijn activiteit om schriftelijk precontractuele informatie te verstrekken aan die laatste zodat die met kennis van zaken de overeenkomst kan ondertekenen. Het toepassingsdecreet4 bepaalt dat in het “precontractueel document” een ganse reeks gedetailleerde inlichtingen moeten verstrekt worden waaronder de identificatie van de franchisegever, de merken, de bankdomiciliëringen, de evolutie van het franchisenet, de algemene en plaatselijke markttoestand, de perspectieven qua marktevolutie, de rekeningen van de twee vorige boekjaren, de voorstelling van het netwerk, de duurtijd, de procedure tot hernieuwing en de clausules bij verbreking van de overeenkomst, de exclusiviteiten en de investeringskosten. Dit document moet samen met een copie van de franchise-overeenkomst overhandigd worden aan de kandidaat franchisenemer minstens 20 dagen vóór de ondertekening van de overeenkomst of voordat er enige som geld gestort wordt.
3
Wet nr. 89-100 van 31 december 199 betreffende de Ontwikkeling van de Handels- en Ambachtsondernemingen en de Verbetering van hun Economische, Juridische en Sociale context (vrije vertaling). 4 Toepassingsdecreet nr. 91-337 van 4 april 1991 (vrije vertaling).
4 Spanje De Spaanse wetgeving5 verplicht elke franchisegever ertoe om zich in te schrijven in een bepaald register en bepaalt de inhoud van de precontractuele informatie die de franchisegever minstens 20 dagen vóór de ondertekening van de overeenkomst aan de kandidaat franchisenemer moet verstrekken. De registratie van de franchisegever bij het Ministerie van Economische Zaken moet gebeuren vooraleer de franchise-activiteiten worden aangevat. Volgende inlichtingen worden verstrekt : de identiteit van de franchisegever, het bewijs van de industriële en intellectuele eigendomsrechten en de looptijd ervan, de beschrijving van de franchiseactiviteiten en van het netwerk. De precontractuele informatie moet inlichtingen bevatten betreffende de identiteit van de franchisegever, de eigendom of het gebruiksrecht van de merken, de duurtijd ervan evenals de eventuele betwistingen terzake, de beschrijving van de activiteitssector, de handelservaring van de franchisegever en de evolutie van het net, de karakteristieken van het franchisenet, de structuur en de ontwikkeling van het net in Spanje, de essentiële elementen van de franchise-overeenkomst. De andere lidstaten van de Europese Unie In de andere lidstaten bestaat geen specifieke reglementering inzake franchiseovereenkomsten alhoewel in sommige landen, zoals Duitsland en Nederland bijvoorbeeld, heelwat franchisenetwerken zijn ingeplant.
ALGEMEEN STANDPUNT Vermits in Belgisch recht geen reglementering bestaat inzake de franchise-overeenkomst komen meerdere soorten situaties voor die tot conflicten kunnen leiden tussen de contracterende partijen hetgeen over het algemeen ten nadele uitvalt van de zelfstandige franchisenemer die vaak economisch in een zwakkere positie staat. Beide partijen hebben er belang bij dat hun onderlinge relaties op een evenwichtige wijze worden omschreven waardoor betwistingen kunnen vermeden worden. Het gebrek aan voorafgaande informatie Heel wat franchisenemers, die aangetrokken worden door de diverse voordelen van dit soort overeenkomst maar niet beschikken over alle nodige informatie, weten niet altijd goed waaraan zij beginnen. Trouwens, het gebeurt soms dat bepaalde franchisegevers niet aarzelen om overeenkomsten voor te stellen waarbij de naam “franchise” de lading niet dekt. De informatieverplichtingen, opgelegd door de Franse wet “Doubin” (zie hierboven) die men ook terugvindt in de Europese deontologische code van de franchise die goedgekeurd werd door de Europese Franchise Federatie en door de Belgische Franchise Federatie, laten toe zware problemen tijdens de looptijd van de overeenkomst te vermijden. Wanneer de zelfstandige franchisenemer over alle noodzakelijke inlichtingen beschikt kan hij zich met kennis van zaken verbinden en een minimum aan voorzorgsmaatregelen treffen.
5
Artikel 62 van de wet nr. 7/1996 van 17 januari 1996.
5 Die voorafgaande inlichtingen kunnen van verschillende aard zijn. Zij omvatten ondermeer de complete beschrijving van de franchisemethode, de identiteit van de franchisegever, zijn ervaring en zijn inbreng, de economische marktgegevens, de voorafgaande inlichtingen maar ook de afschrijvingsperiode van de investeringen, het soort vergoeding enz. ... De inhoud van de franchise-overeenkomsten Bij de onderhandelingen bevinden de franchisegevers die in het algemeen grote groepen vertegenwoordigen zich vaak in een machtspositie. Het zijn immers hun juridische diensten of advocatenkantoren die voor hen de overeenkomsten opstellen waarbij de belangen van de zelfstandige franchisenemers vaak naar de achtergrond verschuiven. De zelfstandige franchisenemer kan enkel op zichzelf rekenen en er zich van verzekeren dat de rechten en plichten van elke partij gerespecteerd worden. Hij zou zich ook kunnen laten bijstaan door juridische raadgevers maar dit dreigt grote kosten mee te brengen die hij moet voorschieten terwijl hij nog niet over een contract onderhandeld heeft. In België bestaat geen enkele wettelijke reglementering die de essentiele punten bepaalt die minimum in de overeenkomst moeten voorkomen. Wat de algemene principes betreft kan men verwijzen naar de deontologische codes van de franchiseverenigingen, doch die codes hebben geen dwingende kracht. Om te starten met een franchise-overeenkomst moeten de zelfstandige franchisenemers van in het begin een aantal grote investeringen voor hun rekening nemen. Het gebeurt dat in de onderhandelde overeenkomst geen rekening wordt gehouden met de afschrijvingstermijnen van die investeringen waardoor de franchisenemers zich in een onzekere situatie bevinden. De angst dat het contract met de franchisegever niet hernieuwd zou worden plaatst sommigen in een afhankelijke positie. Het beëindigen van de overeenkomst kan er immers toe leiden dat de zelfstandige, die trouwens mogelijk nog kosten moet betalen, zijn inkomen verliest. Door die situatie kunnen zij zich verplicht voelen toe te geven aan economisch niet te verantwoorden hoge eisen van de franchisegevers.
BESLUIT De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO wenst dat een reglementering wordt ingevoerd om zowel de zelfstandige franchisenemers als de franchisegevers te beschermen tegen eventuele misbruiken. Die reglementering zal duidelijk de rechten en plichten van beide partijen moeten bepalen in de precontractuele fase, in de overeenkomst zelf, in de manier waarop een eind kan worden gemaakt aan de overeenkomst én in de postcontractuele fase. De Hoge Raad acht het aangewezen de voorafgaande inlichtingen, waaronder cijfergegevens, die de franchisegever moet verstrekken aan de kandidaat franchisenemer opdat deze met kennis van zaken zou kunnen onderhandelen exhaustief te definiëren. Met het oog daarop meent de Hoge Raad dat de Franse wet terzake (“wet Doubin”) als basis kan dienen, evenals de bestaande deontologische codes (Europese deontologische code van de franchise goedgekeurd door de Europese Franchise Federatie en door de Belgische Franchise Federatie).
6 Teneinde de rechten en verplichtingen van franchisenemers en franchisegevers te verduidelijken en te bepalen, acht de Hoge Raad het noodzakelijk de contractuele grondslagen van de commerciële franchiseovereenkomsten te reglementeren. Die overeenkomsten moeten de economische leefbaarheid in hoofde van de franchisenemer garanderen alsook een billijke regeling vastleggen bij de verlenging en/of beëindiging van de overeenkomst opdat de franchisenemer niet zonder inkomsten zou vallen. Tenslotte wenst de Hoge Raad geraadpleegd te worden over elk initiatief inzake franchiseovereenkomsten.
__________