N HANDELSPR.huwelijksbemiddeling A03 MH/JC/LC
Brussel, 24.06.2004
ADVIES over HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET TYPECONTRACT VOOR HUWELIJKSBEMIDDELING ______________________________________________________________
***
2
Op 30 maart 2004 vroeg Mevr. Freya Van den Bossche, Minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling, het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het typecontract voor huwelijksbemiddeling. De raadpleging van de Hoge Raad is vereist op grond van artikel 34 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting van de consument. Na besprekingen in een commissie ad hoc op 18 mei en 11 juni 2004, brengt de Hoge Raad tijdens zijn plenaire vergadering d.d. 24 juni 2004 volgend advies uit. JURIDISCHE CONTEXT 1. Federaal Wetten -
Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument (B.S. 29 augustus 1991, err. B.S. 10 oktober 1991)
-
Wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (B.S. 24 april 1993)
-
Wet van 11 april 1999 houdende wijziging van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (B.S. 30 april 1999)
-
Wet van 11 april 1999 aangaande de vordering tot staking van de inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (B.S. 30 april 1999)
Uitvoeringsbesluiten -
Koninklijk besluit van 11 juni 1993 betreffende de registratie van huwelijksbureaus (B.S. 25 juni 1993)
-
Ministerieel besluit van 28 mei 1993 waarbij de ambtenaren aangewezen worden om de inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, op te sporen en vast te stellen (B.S. 16 juni 1993)
-
Koninklijk besluit van 4 juni 1999 betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren (B.S. 26 juni 1999)
-
Ministerieel besluit van 8 juni 1999 houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, de minnelijke schikking bedoeld in artikel 9bis van dezelfde wet voor te stellen (B.S. 26 juni 1999)
3 2. Vlaanderen Decreet van 10 november 1993 houdende maatregelen tot kwaliteitsverbetering van de dienstverlening door huwelijks- en relatiebemiddelaars (B.S. 22 december 1993) Gezien er geen uitvoeringsbesluit meer bestaat om bovenstaand decreet uit te voeren wordt dit decreet momenteel niet toegepast1. 3. De Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Geen specifieke regelgeving. ALGEMENE BEMERKINGEN Het ontwerp van koninklijk besluit waarover de Minister advies vraagt, kan niet los gezien worden van de wetten die de regeling en de controle van de exploitatie van de huwelijksbureaus beogen. Een groot aantal bepalingen van de voorgestelde modelovereenkomst zijn gebaseerd op de inhoud van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren en de wet van 11 april 1999 houdende wijziging van de eerstgenoemde. De Hoge Raad beperkt zijn bemerkingen dan ook niet tot de elementen die nieuw zijn in het ontwerp van koninklijk besluit ten opzichte van de bestaande wetten maar formuleert ook bedenkingen bij de bepalingen die reeds bij wet zijn vastgelegd en nu in het ontwerp van koninklijk besluit worden hernomen. 1. Het begrip huwelijksbemiddeling De Hoge Raad merkt op dat de term “huwelijksbemiddeling” niet voldoende representatief is voor de activiteiten die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren en van het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit. In artikel 1 van de genoemde wet wordt huwelijksbemiddeling namelijk omschreven als elke activiteit waarbij tegen een vergoeding ontmoetingen tussen personen worden geregeld die rechtstreeks of onrechtstreeks tot een huwelijk of tot een vaste relatie moet leiden. De Hoge Raad vindt dan ook dat de term “relatiebemiddeling” beter geschikt is. Potentiële klanten zullen door het gebruik van deze aangepaste terminologie een betere kijk krijgen op de geboden dienstverlening en de sector kan zich er beter door profileren. 2. De invoering van een kwaliteitslabel in de gewesten Hoewel de Minister in haar adviesaanvraag verwijst naar initiatieven van de Ministers van welzijn van Vlaanderen en Wallonië tot de invoering van systemen van kwaliteitslabels voor de huwelijks- en relatiebemiddelingsbureaus, blijken deze initiatieven in de praktijk nog niet genomen of reeds stopgezet te zijn. 1
Op 15 januari 2002 is in het Vlaams Parlement een Ontwerp van decreet houdende opheffing van het decreet van 10 november 1993 houdende maatregelen tot kwaliteitsverbetering van de dienstverlening door huwelijksen relatiebemiddelaars ingediend. Het ontwerp is momenteel in behandeling in de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gelijke Kansen.
4 -
-
In Vlaanderen is in 2003 de bespreking van een voorontwerp van decreet betreffende de invoering van een kwaliteitslabelsysteem voor huwelijksen 2 relatiebemiddelingsbureaus voor de ministerraad geagendeerd geweest . De Ministerraad is echter niet tot de bespreking overgegaan. Momenteel bestaan er geen initiatieven om het dossier opnieuw aan bod te laten komen. In Wallonië heeft de ministerraad een voorstel ter zake na enkele besprekingen3 verworpen en bestaan er geen initiatieven om het onderwerp terug op de agenda te plaatsen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn er nooit initiatieven terzake genomen en bestaat daar ook niet de intentie toe.
De Hoge Raad is van mening dat de invoering van een modelovereenkomst gepaard kan gaan met de invoering van een systeem van kwaliteitslabels of met andere kwaliteitsbevorderende maatregelen. Op die manier worden de extra lasten die de huwelijks- en relatiebemiddelingsbureaus moeten dragen tengevolge van de opgelegde modelovereenkomst gecompenseerd door de garantie dat de bureaus die goed werk leveren en zich aan de regels houden zich ook als dusdanig naar de consumenten toe kunnen profileren. De Hoge Raad wenst echter ook te wijzen op een aantal nadelen van het gebruik van kwaliteitslabelsystemen. 2.1 Verschillende kwaliteitslabelsystemen in de verschillende gewesten De Hoge Raad merkt op dat de huidige benadering van deze problematiek, namelijk een combinatie van regelgeving op federaal niveau en bij decreet in te voeren kwaliteitslabels in de gewesten, ruimte laat voor verschillen qua regelgeving tussen de gewesten. Eerder is reeds verwezen naar de stand van zaken betreffende de invoering van kwaliteitslabels in de gewesten. Verschillen tussen de gewesten of het ontbreken van een regelgeving in een bepaalde gewest, zullen er onvermijdelijk toe leiden dat de dubieuze relatiebemiddelingsbureaus hun activiteiten verschuiven naar gewesten waar een soepeler of geen kwaliteitslabelsysteem van toepassing is. Er dient dus naar een optimale afstemming tussen de gewesten te worden gestreefd bij het opstellen van de kwaliteitslabelsystemen. 2.2 Mogelijke bevoegdheidsconflicten De Hoge Raad waarschuwt voor mogelijke bevoegdheidsconflicten tussen de gefedereerde overheden onderling bij het invoeren van kwaliteitslabelsystemen. Artikel 6 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen stelt namelijk duidelijk dat de invoering van kwaliteitslabels een gewestelijke bevoegdheid is terwijl onder andere uit de arresten van het Arbitragehof blijkt dat de gemeenschappen ook bevoegd zijn om de huwelijksbemiddeling aan kwalitatieve voorwaarden te onderwerpen4. De Hoge Raad is dan ook van mening dat deze problematiek bijkomend onderzoek vereist.
2
Op 20 juni 2003 en op 27 juni 2003. Op 19 juni 2003, op 27 juni 2003 en op 17 juli 2003. 4 Arbitragehof, 15 juli 1999, B.S. 1999(09), nr. 184, p. 34830-34833; Arbitragehof, 21 oktober 1998, B.S. 1999(01), nr. 13, p. 1602-1606. 3
5 2.3
Eenvormigheid van definities en toepassingsgebieden op federaal, gewest- en gemeenschapsniveau
Indien de gewesten toch nog regelgevende initiatieven ter zake zouden nemen, dient gestreefd te worden naar een zo goed mogelijke afstemming tussen de verschillende initiatieven en de bestaande wetgeving op het federale niveau. In een voorgaande bemerking is reeds gewezen op de nadelen van verschillende regelgevingen in de gewesten. Meer specifiek is het van groot belang dat telkens dezelfde definitie van huwelijks- en relatiebemiddeling als op het federale niveau gebruikt wordt zodat de toepassingsgebieden van de wet en de decreten dezelfde zijn. Indien dat niet het geval is zou een bureau bijvoorbeeld wel onderworpen kunnen zijn aan de federale regelgeving maar niet aan die van het gewest. Dezelfde bemerking geldt indien de gemeenschappen regelgevende initiatieven nemen met betrekking tot de relatiebemiddelingsbureaus. De Hoge Raad is van mening dat de federale regering hier een belangrijke coördinerende moet vervullen. 3. De toepassing op nieuwe vormen van relatiebemiddeling Er bestaan thans verschillende nieuwe vormen van relatiebemiddeling of nieuwe ‘datingsystemen’ zoals singleclubs en activiteitenverenigingen met het oog op relatievorming, de organisatie van speeddating en dating-websites. Deze vormen van relatiebemiddeling voldoen tot op heden niet aan de wettelijke bepalingen. In haar antwoord op parlementaire vraag nr. 1738 5 bevestigt de Minister dat de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren op alle vormen van relatiebemiddeling, inclusief op de datingsites, van toepassing is en kondigt zij aan de wet te evalueren op mogelijke lacunes. Anderzijds dient gewezen te worden op het arrest van het Arbitragehof van 27 januari 19946 en op de parlementaire voorbereiding van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren. Daaruit blijkt namelijk dat de wetgever niet de intentie had alle vormen van relatiebemiddeling onder het toepassingsgebied van de wet te laten vallen. De Hoge Raad pleit dan ook voor een verruiming van het toepassingsgebied van de wet door de verder in dit advies voorgestelde wijzigingen uit te voeren maar is echter ook van mening dat de toepassing van de vernoemde wet en van het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit op bepaalde nieuwe vormen van relatiebemiddeling praktisch moeilijk haalbaar zal zijn. De Hoge Raad vraagt dan ook dat er voor bepaalde nieuwe vormen van relatiebemiddeling een aangepaste regelgeving voorzien wordt. 4. Controle op de naleving van de wettelijke bepalingen Momenteel bestaan er reeds problemen inzake de toepassing van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren. In 2002 heeft het bestuur Economische Inspectie 35 Pro-Justitia's en 1 proces-verbaal van waarschuwing opgesteld wegens inbreuk op de wet van 9 maart 1993 op een totaal van 85 onderzoeken. In 2003 waren dit 18 Pro-Justitia's en 2 processen-verbaal van waarschuwing op een totaal van ongeveer 80 onderzoeken.
5 6
Parlementaire stukken, De Kamer, RIV 51 COM 176, (2 maart 2004). Arbitragehof, 27 januari 1994, B.S. 1994(02), p. 3966-3972.
6 Indien het gebruik van de modelovereenkomst verplicht wordt, moet er ook in een strikte controle en bestraffing van inbreuken voorzien worden zodat alle bureaus aan de nieuwe verplichtingen voldoen. De bevoegde overheidsadministratie dient de betrokken ondernemingen op de hoogte te brengen van de wijzigingen in de regelgeving. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Ook bij de artikelsgewijze bespreking kiest de Hoge Raad er voor haar bemerkingen te formuleren die zowel betrekking hebben op de nieuwe elementen in het voorstel van koninklijk besluit als op de betrokken wetten. De corpus van het ontwerp van koninklijk besluit Artikel 1 Het toepassingsgebied van dit ontwerp van koninklijk besluit is gebaseerd op artikel 1 van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren. Dat artikel beperkt het toepassingsgebied van die wet tot elke activiteit waarbij tegen een vergoeding ontmoetingen tussen personen worden geregeld die rechtstreeks of onrechtstreeks tot een huwelijk of tot een vaste relatie moet leiden. De Hoge Raad is van mening dat het woord ‘vaste’ in voorgaande omschrijving en dus in het vernoemde wetsartikel moet geschrapt worden en dat het woord relatie geen specificatie vereist. Vanuit juridisch oogpunt is het namelijk niet duidelijk wat onder een ‘vaste’ relatie dient begrepen te worden. Bovendien dient voorkomen te worden dat relatiebemiddelingsbureaus zich aan de toepassing van de wet en het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit onttrekken onder de mom dat ze geen ‘vaste’ relatie voor hun klanten nastreven. Wel kan verduidelijkt worden dat het hier een “persoonlijke” relatie betreft. Tevens vindt de Hoge Raad dat in dat wetsartikel beter van ‘het in contact brengen van personen’ kan gesproken worden dan van ‘het regelen van ontmoetingen tussen personen’. Deze aanpassingen verruimen het toepassingsgebied van de wet en van het ontwerp van koninklijk besluit. Voornamelijk in het kader van de eerder gemaakte algemene bemerking inzake de nieuwe vormen van relatiebemiddeling verdient deze verruiming van het toepassingsgebied de nodige aandacht. De bijlage: de modelovereenkomst Titel De titel van de overeenkomst dient gewijzigd te worden in “Overeenkomst relatiebemiddeling”. Aangezien men verplicht is de modelovereenkomst te gebruiken dient er in de titel van de overeenkomst niet op gewezen te worden dat het hier een model betreft. In het koninklijk besluit kan de hoofding van de bijlage wel als volgt worden aangevuld: “Bijlage: modelovereenkomst”. Daarenboven is bij de algemene bemerkingen reeds verwezen naar de beperkingen van het begrip “huwelijksbemiddeling”.
7 Artikel 1 - Overeenkomstig de bemerking bij het artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende het toepassingsgebied, kan er in de omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst beter vastgelegd worden dat het bureau de klant in contact moet brengen met potentiële partners in plaats van dat het bureau ontmoetingen moet regelen. De betekenis van “het regelen van ontmoetingen” is namelijk niet volledig duidelijk. In artikel 7, alinea 2 kan de betekenis van “in contact brengen met” verder toegelicht worden. - In het contract kan in plaats van over “een vaste relatie” beter over “een persoonlijke relatie” gesproken worden. De specificatie van de relatie als een vaste relatie kan leiden tot betwistingen door klanten van de geleverde dienstverlening. Hoe kan het bureau achteraf aantonen dat het daadwerkelijk een vaste relatie beoogde voor haar klant. De invulling van het begrip “vaste relatie” kan bovendien erg verschillend zijn. Wel dient het woord “persoonlijke” toegevoegd te worden om zo de aard van de relatie duidelijk te maken. - Samengevat zou de Hoge Raad artikel 1 van de modelovereenkomst dus als volgt willen veranderen: “Het bureau verbindt zich ertoe tegen vergoeding de klant in contact te brengen met andere personen, met het oog op een huwelijk of een persoonlijke relatie, volgens de voorwaarden bepaald in dit contract.”. Artikel 3 – 4de alinea Er dient verduidelijkt te worden welke soort dienstverlening juist bedoeld wordt want het begrip “facultatieve bijkomende dienstverlening” is weinig concreet. Artikel 4 – 1ste alinea - Omwille van een betere bescherming van de consument kan “De klant erkent door het bureau schriftelijk geïnformeerd te zijn” best vervangen worden door “Het bureau informeert de klant schriftelijk”. Door deze wijziging komt de bewijslast bij het bureau te liggen. - Het eerste streepje moet geschrapt worden aangezien artikel 3 deze informatie reeds voorziet. - Bij de informatie omtrent de samenstelling van het ledenbestand dient ook het criterium opleidingsniveau gevoegd te worden. Artikel 4 – 2de alinea De Hoge Raad stelt voor de verplichting tot maandelijkse actualisatie te schrappen. Het is voor de bureaus namelijk praktisch onhaalbaar om op de hoogte te blijven van alle wijzigingen in hun ledenbestand. Hun klanten brengen het bureau niet altijd op de hoogte van wijzigingen of doen dit alleszins niet onmiddellijk nadat de wijziging heeft plaatsgevonden. Artikel 5 – 1ste alinea Aan het minimale profiel dient het criterium opleidingsniveau toegevoegd te worden. Artikel 5 – 2de alinea De Hoge Raad is van mening dat subjectieve criteria uit het profiel moeten geweerd worden. Het profiel dat de klant hier opgeeft zal het bureau namelijk ook moeten gebruiken in haar zoektocht naar een geschikte partner voor haar andere klanten. De klant mag zich misschien wel als een vriendelijk iemand beschouwen. Indien een andere klant van het bureau waarmee hij of zij in contact gebracht wordt dat niet vindt, ontstaan er onvermijdelijk betwistingen tussen die klant en het bureau.
8 Artikel 6 – 1ste alinea Aan het minimaal profiel dient het criterium opleidingsniveau toegevoegd te worden. Artikel 6 – 2de alinea Dezelfde opmerkingen als voor artikel 5, alinea 2 gelden hier. Het bureau zal in haar zoektocht naar een geschikte partner voor haar klant onmogelijk subjectieve criteria juist kunnen interpreteren en bij de potentiële partners kunnen inschatten. Artikel 6 – 4de alinea - Er dient verduidelijkt te worden waarop de mogelijkheid om de profielbeschrijving te wijzigen betrekking heeft. Wordt met profielbeschrijving in deze alinea enkel het profiel van de door de klant gezochte persoon bedoeld of wordt tevens het profiel van de klant zelf bedoeld? Indien beide profielen bedoeld worden, dient de hier bedoelde zin in het meervoud gezet te worden. - Gezien de voorgestelde wijziging van artikel 1 en artikel 7 dient het woord “ontmoetingen” hier vervangen te worden door het woord “contacten”. Artikel 7 - titel Gezien de voorgestelde wijziging van artikel 1 en artikel 7 dient het woord “ontmoetingen” hier vervangen te worden door het woord “contacten”. Artikel 7 – 1ste alinea Idem Artikel 7- 2de alinea Het begrip “ontmoeting” alsook de definitie die hier aan dit begrip gegeven wordt, dient gewijzigd te worden: - Het is beter in plaats van het begrip ‘ontmoetingen’ het begrip ‘contacten’ in de modelovereenkomst te gebruiken. Ten eerste is het niet duidelijk wat de verantwoordelijkheid van het bureau juist is bij het regelen van een ontmoeting. Moet het bureau enkel de contactgegevens van een potentiële partner aan haar klant geven? Moet het bureau ook een tijdstip en een plaats voor de ontmoeting voorstellen of organiseren? Moet een vertegenwoordiger bij de ontmoeting aanwezig zijn? Ten tweede kan een klant ook ontmoetingen afwijzen of simpelweg niet komen opdagen. De Hoge Raad stelt dan ook voor onder contact het bezorgen aan de klant van de contactgegevens van een door het bureau geselecteerde potentiële partner te verstaan. - Bovendien moeten de woorden “tegemoet komt aan” vervangen worden door “overeenstemt met”. Tegemoet komen aan is namelijk een te vage omschrijving. Uit die omschrijving blijkt niet in welke mate de profielen met elkaar moeten overeenstemmen. Aangezien ook voorgesteld is de bijkomende criteria uit de profielbeschrijvingen te weren, kan geëist worden dat het door de klant gezochte profiel en het profiel van de door het bureau voorgestelde partner overeenstemmen. - Samengevat dient deze alinea dus als volgt aangepast te worden: “Met ‘contact’ wordt bedoeld het bezorgen aan de klant van de contactgegevens van een door het bureau geselecteerde potentiële partner, die ingeschreven is in het ledenbestand en van wie het profiel overeenstemt met het profiel zoals bepaald in art. 6 ”.
9 Indien er voor gekozen wordt geen wijziging aan te brengen aan de voorwaarde van de persoonlijke ontmoeting in de huidige omschrijving, moet alleszins in een verplichting voor de klant worden voorzien om alle afgewezen ontmoetingen schriftelijk te motiveren. Deze verplichting kan onder artikel 8 opgenomen worden. Artikel 7 – 3de alinea Het woord “ontmoetingen” moet hier vervangen worden door het woord “contacten”. Artikel 8 - Het woord “voorstelde” dient door het woord “voorgestelde” vervangen te worden. - Indien de voorgestelde wijzigingen aan artikel 7 niet aangebracht worden en het bureau dus persoonlijke ontmoetingen moet regelen tussen de klant en een potentiële partner, dan moet hier opgenomen worden dat die klant wanneer hij een voorgestelde ontmoeting afwijst of op een ontmoeting niet komt opdagen, verplicht is dat schriftelijk ten opzichte van het bureau te motiveren. - De zin “Het bureau is niet verantwoordelijk voor de wijze waarop ontmoetingen verlopen of voor de afloop ervan.” kan beter onder artikel 7 geplaatst worden. Bovendien kan deze zin best als volgt worden aangevuld zodat het verschil tussen de termen ‘contact’ en ‘ontmoeting’ voldoende duidelijk is: “…wijze waarop ontmoetingen die mogelijk resulteren uit de contacten verlopen …”. Artikel 10 Aangezien er toch een wederzijds schriftelijke toestemming noodzakelijk is, heeft het weinig nut dit artikel in de modelovereenkomst op te nemen. Beide partijen kunnen sowieso in onderling overleg overeenkomen de uitvoering van de overeenkomst op te schorten. Dit artikel dient dan ook geschrapt te worden. Artikel 11 – 1ste alinea Deze bepaling voorziet te weinig bescherming voor het bureau. De voorgestelde regeling leidt tot een bestraffing van de bureaus die in een goede dienstverlening voorzien. Eenmaal de klant een partner heeft gevonden, zal hij of zij namelijk naar alle waarschijnlijkheid het contract stopzetten. Hoe beter het bureau dus werkt, hoe sneller het contract beëindigd wordt. Theoretisch gezien zou men de klanten die dankzij het relatiebemiddelingsbureau een relatie zijn aangegaan de mogelijkheid tot opzegging kunnen onthouden. In de praktijk kan het relatiebemiddelingsbureau echter zeer moeilijk bewijzen dat een klant dankzij het bureau een relatie is aangegaan en de dienstverlening dus succesvol was. Als alternatief stelt de Hoge Raad een trimesteriele mogelijkheid tot opzegging voor. Deze wijziging vereist echter wel een wijziging van de bestaande wetgeving. Artikel 11 – 2de alinea De Hoge Raad is van oordeel dat deze alinea in strijd is met art. 7, § 6 van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren toegevoegd bij art. 3, 3° van de wet van 11 april 1999 houdende wijziging van de eerstgenoemde. De memorie van toelichting7 stelt bij art. 7, § 6 dat enkel voor de eerste overeenkomst de verplichting kan voorzien worden een vergoeding te storten indien men de overeenkomst opzegt. De volledige 2de alinea van artikel 11 is dan enkel van toepassing wanneer het een eerste overeenkomst betreft. Het verdient aanbeveling art. 7, § 6 van de wet te preciseren. 7
Parlementaire stukken, De Kamer, 1815/1-98/99.
10 Artikel 12 - De Hoge Raad merkt op dat de gefedereerde overheden nog geen enkele regeling inzake bemiddeling hebben voorzien. Bovendien mag op korte termijn dergelijke regeling ook niet verwacht worden. Het is dan ook beter dit artikel te schrappen of in het koninklijk besluit een bepaling te voorzien die dit artikel aan de modelovereenkomst toevoegt vanaf het moment dat er een bemiddelingsprocedure en een bemiddelingsreglement bestaan. - In de Franstalige tekst moet de tweede zin aangepast worden door achter het woord “soumettre” de uitdrukking “le cas échéant” toe te voegen. Bijlagen - Zowel in de Nederlandstalige als Franstalige tekst klopt de nummering van de bijlage niet. - In navolging van de aanpassing van artikel 12 dient hier de vierde bijlage geschrapt te worden. BESLUIT De Hoge Raad erkent dat een modelovereenkomst kan bijdragen tot een betere bescherming van de klanten van de relatiebemiddelingsbureaus. Verschillende relatiebemiddelingsbureaus zijn zelf vragende partij om wanpraktijken in hun sector streng aan te pakken. Men mag echter niet uit het oog verliezen dat het gebruik van een modelovereenkomst voor de relatiebemiddelingsbureaus praktisch haalbaar moet blijven. Men mag niet omwille van de wanpraktijken van een beperkt aantal bureaus de ganse sector met een praktisch moeilijk uitvoerbare modelovereenkomst opzadelen. Ook de consumenten hebben baat bij een goed functionerende en gezonde sector. De Hoge Raad stelt daarom in zijn advies een aantal noodzakelijke aanpassingen voor. De Hoge Raad is zich er van bewust dat een aantal van die voorstellen tevens wijzigingen van de bestaande wetgeving impliceren maar is van mening dat daartoe gegronde redenen zijn.
________