Doc. nr. E2:90---C36
Brussel, 30.3.1999
MH/AB/IG/LC
ADVIES over EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE DE ETIKETTERING VAN VOORVERPAKTE VOEDINGSMIDDELEN ________________________________________________________________ (bekrachtigd door de Hoge Raad voor de Middenstand op 30 maart 1999)
***
2
De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie, de heer E. DI RUPO, vroeg in zijn brief van 7 december 1998 het advies van de Hoge Raad voor de Middenstand over een voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen. Dit ontwerp strekt er in feite toe een aantal Europese reglementeringen, die de verbetering beogen van de informatie die aan de consumenten wordt verstrekt inzake voorverpakte voedingsmiddelen, om te zetten in Belgisch recht door middel van een etikettering die de verkoopbenamingen en de lijst met ingrediënten herneemt, in overeenstemming met de geldende Europese regels. De raadpleging van de Raad is vereist op grond van artikel 14 van de wet van 14 juli 1991 over de handelspraktijken en de bescherming en voorlichting van de consument. Na raadpleging van het interfederaal bureau nr. 1 op 18 december 1998, brengt het Bureau van de Hoge Raad voor de Middenstand volgend advies uit op 19 januari 1999. ALGEMENE BEMERKINGEN Vooreerst merkt de Hoge Raad op dat het voorontwerp van koninklijk besluit waarvan sprake tot doel heeft het koninklijk besluit te vervangen van 13 november 1986 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 8 augustus 1988, 4 september 1990, 6 maart 1992, 31 december 1992, 13 oktober 1995 en 16 april 1998. Hij stelt vast dat dit ontwerp beoogt om de nationale wetgeving aan te passen aan de Europese bepalingen over het gebruik van vermeldingen inzake verkoopbenamingen en de lijst met ingrediënten op het etiket van voorverpakte voedingsmiddelen. Het gaat erom de nationale wetgeving aan te passen aan het Europees recht, en meer bepaald om de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 97/4/EG van 27 januari 1997 tot wijziging van de richtlijn 79/112/EEG van 18 december 1978 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen bestemd voor de eindverbruiker alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, voordien gewijzigd door de richtlijnen 85/7/EEG van 19 december 1984, 86/197/EEG van 26 mei 1986, 89/395/EEG van 14 juni 1989, 91/72/EEG van 16 januari 1991 en 93/102/EG van 16 november 1993. In dit advies geeft de Hoge Raad, net zoals in de andere adviezen die hij uitbracht inzake etikketering van produkten, uiting aan zijn constante bezorgdheid om elke bijkomende verplichting ten laste van de K.M.O. te vermijden. In dat perspectief is de Raad van mening dat de verantwoordelijkheid voor de etikettering in de eerste plaats berust bij de fabrikant of bij de invoerder van voorverpakte levensmiddelen. Het is immers logisch dat de verantwoordelijkheid voor de etikettering, de presentatie van voedingswaren in hun verpakking, de samenstelling ervan en de conformiteit ervan aan de Europese kwaliteitsnormen voornamelijk berust bij de fabrikant of de invoerder van voorverpakte levensmiddelen. Dit sluit niet uit dat de
3 kleinhandelaar verantwoordelijk is voor de etikettering wanneer hij zelf voedingswaren voorverpakt alvorens ze aan de eindconsument te koop aan te bieden.
4 Verder merkt de Hoge Raad op dat het voorontwerp van koninklijk besluit met geen woord rept over de taal waarin de vermeldingen op de etikettering moeten gesteld zijn. Artikel 13 van de wet over de handelspraktijken en over de bescherming en de voorlichting van de consument is hier dus van toepassing.
BEMERKINGEN BIJ DE ARTIKELS Artikel 1, § 1 De Hoge Raad vraagt dat de terminologie uit de wet van 14 juli 1991 over de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument zou geëerbiedigd worden. In overeenstemming met artikel 1, 5° van die wet moeten de woorden “mettre dans le commerce/ in de handel brengen” vervangen worden door “mettre sur le marché/op de markt brengen”. Die bemerking geldt ook voor artikel 2, § 1, eerste alinea, § 2, eerste alinea, artikel 10, § 2 en artikel 19 van het koninklijk besluit. Artikel 1, § 3, a) In de definitie van “collectiviteiten” zijn de woorden “en andere soortgelijke inrichtingen” te vaag en vragen zij om precisering. Artikel 1, § 3, b) Het woord “voedingsmiddel” moet in het Frans vertaald worden door “denrée alimentaire”. Artikel 1, § 3, c) Wat de definitie van het voorverpakt voedingsmiddel betreft, stelt de Raad vast dat de interpretatie die aan die notie wordt gegeven door de inspectiediensten van voedingsmiddelen kan verschillen naargelang het gewest waar die inspectie plaatsvindt. Het blijkt niet steeds eenvoudig te zijn een grens te trekken bij de verse voedingsmiddelen tussen de producten die als voorverpakt moeten beschouwd worden en dus van de juiste etikettering voorzien - en deze die het niet zijn en dus gewoon verpakt zijn. Die verschillen in interpretatie berokkenen nadeel aan de kleine en middelgrote ondernemingen uit de kleinhandel, voornamelijk de beenhouwers, bakkers en kaashandelaars. De Hoge Raad vraagt dan ook dat die definitie zou verduidelijkt worden en dat hierbij rekening zou gehouden worden met de handelspraktijken die eigen zijn aan die kleinhandelszaken. Artikel 3, § 1, a) Wanneer de verkoopbenamingen voorzien in wettelijke, reglementaire of bestuursrechtelijke bepalingen ontbreken, moet gebruik worden gemaakt van de verkoopbenaming “uit de gebruikelijke benaming die er door de Belgische gebruiken aan
5 toegekend is …”. Alhoewel die verplichting overeenstemt reglementering merkt de Raad toch op dat dit begrip vaag is.
met
de
Europese
Artikel 3, § 1, b) Het woord “product” moet vervangen worden door “voedingsmiddel”. Artikel 3, § 1, c) In de Franse tekst moeten de woorden “denrée alimentaire” gebruikt worden ter vertaling van het woord “voedingsmiddel”. Artikel 5 In § 2, a), moet de terminologie gebruikt worden van de wet van 14 juli 1991 en moet het woord “verbruiker” vervangen worden door “consument”. Die bemerking geldt ook voor artikel 14 van het koninklijk besluit. Artikel 6, § 1 De Hoge Raad vestigt er de aandacht op dat de uitdrukking “A consommer de préférence avant le .../ Ten minste houdbaar tot einde ...” een licht verschillende betekenis heeft in de Nederlandse en Franse versie. De Nederlandse tekst is inhoudelijk strikter dan de Franse. Artikels 17 tot 19 De overgangsbepalingen van het besluit zouden duidelijker moeten worden opgesteld. Zo verwijst artikel 19 naar de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 november 1986 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen dat zelf opgeheven wordt door artikel 17 van het koninklijk besluit.
BESLUIT De Hoge Raad vraagt dat er naar een afdoende oplossing wordt gezocht voor de KMO uit de kleinhandel inzake het probleem van de interpretatie wat moet verstaan worden onder de notie “voorverpakt voedingsmiddel”. Buiten het geval waar de kleinhandelaarverdeler zelf voedingsmiddelen voorverpakt, vraagt hij dat men zou vermijden dat aan de kleinhandelaars verplichtingen inzake etikettering worden opgelegd waarop zij geen vat hebben. De voor de eindgebruiker nuttige informatie inzake de samenstelling van voorverpakte voedingswaren behoren tot de verantwoordelijkheid van de producent of de invoerder en moeten door hen worden aangebracht op de verpakking van die waren. Verder vraagt de Raad dat bij de omzetting van de Europese richtlijnen de terminologie van de Belgische wetgeving over de handelspraktijken zou geëerbiedigd worden.
6 Mits rekening wordt gehouden met de voorgaande bemerkingen, brengt de Hoge Raad een gunstig advies uit over het voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen.
___________