Maart
2006
t Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
Inhoudstafel Executive summary.......................................................................................................................................................................
3
Voorwoord.......................................................................................................................................................................................
4
1. Inleiding......................................................................................................................................................................................
5
2. Methodologie.............................................................................................................................................................................
6
2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Doelstellingen van de studie De fase van documentair onderzoek De fase van het opstellen van de vragenlijst De fase van het inzamelen van de antwoorden op de vragenlijst De fase van de geldigverklaring van de antwoorden en het opstellen van het rapport
3. Beknopte definities van franchise en commerciële samenwerking................................................................................
3.1. 3.2.
8
Franchise De (overige vormen van) commerciële netwerken
4. Onderzoek................................................................................................................................................................................... 11
4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8. 4.9. 4.10. 4.11. 4.12. 4.13.
Commercieel netwerk van zelfstandigen (gedeeltelijk met filialen) Soorten commerciële samenwerkingsovereenkomsten Gemiddelde oppervlakte van een verkooppunt (bruto) Kennis van het bestaan van de nieuwe wet Laruelle Commercieel netwerkcontract of franchisecontract Kennis van het document van precontractuele informatie (DPI) Land van herkomst van de handelszaak Activiteitensectoren Gegevens over omzet Regionale gegevens over werkgelegenheid en verkooppunten Gemiddeld investeringsbedrag per verkooppunt Regionale gegevens over de opening van verkooppunten op 1 jaar tijd Regionale gegevens over de opening van verkooppunten op drie jaar tijd
5. Conclusies.................................................................................................................................................................................. 19
Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
Executive summary Deze eerste studie over franchise en commerciële samenwerkingsovereenkomsten reikt tal van interessante elementen aan, die een beter inzicht verschaffen in de realiteit van deze aparte sector. De franchisesector en commerciële netwerken leveren een aanzienlijke bijdrage aan de Belgische economie. De sector telt momenteel 10.000 verkooppunten, die samen circa 8 miljard euro omzet per jaar behalen, goed voor 3% van het Bruto Binnenlands Product. Bedrijven kiezen massaal voor een formule van commerciële samenwerking om hun groeistrategie uit te voeren. Meer dan de helft van de personen die voor deze studie werden geïnterviewd, koos voor een samenwerkingsvorm als franchise, merklicentie, agentuur, affiliatie, commissie-overeenkomst of coöperatieve. We stellen vast dat een ruime meerderheid (91%) van de ondervraagde commerciële netwerken die zelfstandigen inschakelt, naar eigen zeggen met een franchiseformule werkt. Met 40.000 arbeidsplaatsen (voltijdse equivalenten) profileert de sector zich als een niet te verwaarlozen werkgever. Het aandeel van de zelfstandigen ligt ruimschoots boven dat van de personen die rechtstreeks ”in eigen beheer” bij de bedrijven werken. Deze trend zal zich ook in de toekomst verderzetten. Voor alle activiteitensectoren samen zijn op één jaar tijd een 500-tal extra verkooppunten gepland, een stijging van 5,4% tegenover het huidige aantal. Het commercieel landschap is vrij goed gediversifieerd. Commerciële netwerken zijn relatief gelijkmatig verspreid over alle activiteitensectoren. De meeste in ons land aanwezige handelszaken zijn van Belgische oorsprong; maar ook andere landen zoals Frankrijk (16 %) of Nederland (7%) zijn goed vertegenwoordigd. De studie maakte het ook mogelijk om diverse elementen te beoordelen, zoals de kennis van het bestaan van de nieuwe wet op commerciële samenwerkingsovereenkomsten, die op 1 februari 2006 van kracht is geworden. Deze wet, die enkel de precontractuele fase regelt, is in de sector globaal genomen goed onthaald, maar op het vlak van communicatie blijken nog meer inspanningen nodig te zijn. Zo’n 70% van de ondervraagden verklaart te weten dat de wet bestaat. De wet veralgemeent het gebruik van een Document van Precontractuele Informatie (DPI) in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten. De resultaten van de studie tonen aan dat nu al zes op de tien respondenten zo’n document gebruikt. Deze wet zal dus tot meer transparantie en professionalisme leiden. Twee factoren die erg belangrijk zijn voor de verdere dynamisering van de sector, net zoals een gelijkaardige wet in Frankrijk sterk heeft bijgedragen tot de bloei van de sector.
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
Voorwoord In navolging van de memorie van toelichting van de “wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten”, bekend als de wet Laruelle, kunnen we stellen dat ondernemers het steeds moeilijker krijgen om geïsoleerd te werken, omdat ze geconfronteerd worden met steeds grotere markten. De overlevingskansen van de ondernemingen hangen meer en meer af van een of andere vorm van commerciële samenwerking. Die samenwerkingsvormen zijn noodgedwongen diepgaand(er) en complex(er). Er zijn verschillende partijen bij betrokken, die professioneel en grondig met elkaar moeten communiceren. Vandaar dat de wet Laruelle wil verhinderen dat het evenwicht tussen de betrokken partijen verstoord raakt wegens een gebrek aan communicatie. Daarnaast is het ook aangewezen om de ontwikkeling van commerciële samenwerkingsovereenkomsten, die in onze buurlanden en elders ter wereld hun deugdelijkheid hebben bewezen, niet in de weg te staan. België heeft dus een soepele (maar niettemin dwingende) wetgeving ingevoerd, enerzijds door geen geïsoleerde positie in te nemen binnen de Europese Unie, en anderzijds door buitenlandse investeerders aan te trekken en Belgische investeerders aan te moedigen om hier te blijven. Het contractrecht en de geldende Europese verordening (nr. 2790/1999 van 22 december 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, § 3, van het EG-Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen) bieden voldoende omkadering voor de uitvoering en de verbreking van dit soort overeenkomsten1. De onderhandelingsfase (precontractuele fase) was echter nog niet als dusdanig geregeld. Daardoor bestond het risico dat het evenwicht al in dit vroege stadium verstoord raakte. De Belgische Franchise Federatie schaarde zich achter de wet, want de contractuele vrijheid blijft gelden en de vrijheid van ondernemen blijft gevrijwaard. Deze vrijheden worden echter omkaderd door regels, die het evenwicht tussen de partijen en de ethische grondslag van de vrijheid bevordert. Hierdoor sluit België zich aan bij de beweging die op gang is gebracht door Frankrijk (Wet Doubin van 31 december 1989) en Spanje (Wet van 15 januari 1996). Bij het in voege treden van de wet Laruelle was er in België geen studie beschikbaar over de sector van de commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Het is het moment bij uitstek om de toestand van de sector in kaart te brengen. Deze eerste balans maakt het mogelijk om de sectorevolutie in de komende jaren op te volgen. De studie is er nu. Aan u om ze te ontdekken. Zonder uiteraard uit het oog te verliezen dat andere specifieke Belgische wetten kunnen interfereren met activiteiten op het gebied van franchise of commerciële netwerking, zoals bijvoorbeeld: - de wet van 14 juli 1991 over handelspraktijken en over informatie aan en bescherming van de consument, - de wet van 5 augustus 1991 over de bescherming van de economische mededinging, - de wet van 13 augustus 2004 betreffende de toestemming voor commerciële vestigingen. 1
1. Inleiding Dit is de eerste Belgische studie over de sector van de franchise en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten. De ambities zijn dan ook bewust bescheiden gehouden. Het lijdt geen twijfel dat er in de toekomst nog nieuwe edities zullen volgen. Deze eerste editie beperkt zich vooralsnog tot het kwantitatieve aspect. Het zou wat voorbarig zijn om nu al een studie uit te voeren, die zowel kwantitatief als kwalitatief gericht is. Deze dubbele aanpak wordt in een later stadium voorzien.
Deze studie is samengesteld door een team van deskundigen. Ze is het resultaat van een gezamenlijk werk, en werd gestimuleerd door de Belgische Franchise Federatie ; opgestart door Enjeu, de vereniging die jaarlijks de beurs franchising & partnership organiseert; gesteund door Negocio, een onafhankelijke retail-nieuwsbrief; uitgevoerd door HEC Consulting Group (lid van HEC-ULg, Managementschool van de Universiteit van Luik; begeleid door een aantal onafhankelijke experts, leden van het College van Experten van de Belgische Franchise Federatie; geldig verklaard en opgesteld door Ernst & Young België, auteur van dit rapport en geassocieerd lid van de Belgische Franchise Federatie.
De adresgegevens van de betrokken organisaties staan achteraan dit rapport vermeld. Dit onderzoek is tot stand gebracht met en dankzij de medewerking van de ministers: Benoît Cerexhe, minister van Economie, Werkgelegenheid van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest Jean-Claude Marcourt, minister van Economie, Werkgelegenheid en Buitenlandse Handel van Wallonië Wij danken alle deelnemers aan deze studie voor hun beschikbaarheid en hun bijdrage. Zonder hen was het niet mogelijk geweest om de situatie in de sector van de franchise en de commerciële netwerken in België voor het eerst in kaart te brengen.
t Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
2. Methodologie 2.1. Doelstelling van de studie
2.3. De fase van het opstellen van de vragenlijst
Het was de bedoeling om een cijfermatig beeld te krijgen van de markt van de franchise en de commerciële netwerken in België, aangevuld met regionale gegevens (Vlaanderen, Wallonië en Brussel). De studie schetst een eerste beeld, probeert het potentieel van de sector te bepalen qua netwerkontwikkeling en banencreatie, en geeft een overzicht van de voornaamste tendensen.
De vragenlijst is opgesteld na nauw overleg met de vereniging Enjeu en Negocio. Het betreft enkel gesloten vragen.
Voor de uitvoering van het onderzoek is een ideaal moment uitgekozen: tegelijk met de inwerkingtreding van de wet Laruelle en kort voor de beurs “Franchising & Partnership” op 22 en 23 maart 2006. Het onderzoek laat zodus toe om een stand van zaken van de sector op te maken, vóórdat de gevolgen van deze nieuwe wetswijziging ingang vinden.
De keuze van de vragen is gebaseerd op het concept van de “veelgestelde vragen” (FAQ’s) in deze economische sector. Aangezien België een federale staat is, is in de vragenlijst rekening gehouden met de regionale gegevens van Vlaanderen, Wallonië en Brussel. 2
Cf. http://www.enjeu.org.
De gehanteerde methodologie bestond uit vier fasen.
2.2. De fase van documentair onderzoek Het documentaire onderzoek, gericht op het opstellen en beheren van een zo volledig mogelijke databank van Belgische ondernemingen die actief zijn als franchisegever of aan het hoofd staan van een commercieel netwerk, is uitgevoerd door de vereniging Enjeu2. Sinds een tiental jaren verzamelt deze vereniging alle mogelijke informatie over de sector.
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
2.4. De fase van het inzamelen van de antwoorden op de vragenlijst De antwoorden op de vragenlijst zijn ingezameld aan de hand van herhaalde telefoongesprekken, uitgevoerd door HEC Consulting Group3. Het onderzoek werd gehouden gedurende zes weken tussen 9 januari en 20 februari 2006, en werd door enquêteurs afgenomen die vooraf een opleiding hadden gekregen. Het onderzoek werd afgenomen bij de operationele verantwoordelijken van franchisegevers en de personen aan het hoofd van een commercieel netwerk. Alle vragen die verder in dit rapport zijn opgenomen, kwamen systematisch aan bod. Zodra de antwoorden binnen waren, werden ze door HEC Consulting Group in spreadsheets samengevat en verder bewerkt, om ze in het kader van dit onderzoek te gebruiken. HEC Consulting Group legde een vragenlijst voor aan 300 van de 400 geregistreerde netwerken, verspreid over heel België. Slechts 201 vragenlijsten waren relevant voor de publicatie van de resultaten van de studie. Werden niet opgenomen in de studie gezien hun specificiteit: de bank - en verzekeringssector, de auto-dealers en de ondernemingen van de oliesector. Aan het einde van deze derde fase werd een voorlopig rapport opgesteld. Op die manier konden de cijfermatige resultaten van de studie worden voorgelegd aan een leespanel en kon HEC Consul-ting Group conclusies formuleren, om ze vervolgens te integreren in het deel van de studie dat Ernst & Young voor zijn reke-ning nam.
2.5. De fase van de geldigverklaring van de antwoorden en het opstellen van het rapport Deze laatste fase werd verzorgd door Ernst & Young5, geassocieerd lid en lid van de “Opleidings-, Studie- en Onderzoekscommissie” van de Belgische Franchise Federatie. De informatiebundeling werd bekrachtigd door rekenkundige en logische controles. Het concept en de structuur van dit rapport is vastgelegd vóór de start van de informatieverzamelingsfase. Naarmate het rapport vorderde, konden alle betrokken partijen opmerkingen en commentaar geven. Op die manier werd het rapport kritisch beoordeeld, nog voor het was afgewerkt. Het panel van kritische lezers bestond verder ook uit de leden van het directiecomité en van de “Opleidings-, Studie- en Onderzoekscommissie” van de Belgische Franchise Federatie en het voorzitterschap van de Europese Franchise Federatie 6. Ernst & Young7 baseerde zich ook op zijn bewezen ervaring met het opstellen van enquêtes en rapporten, met name over de nationale economie. Net als bij andere studies zijn de gegevens en eventuele commentaren die in deze studie zijn opgenomen niet persoonsgebonden. Cf. http://www.heccg.be. Zie verder paragraaf 2.5. 5 Cf. http://www.ey.com/be. 6 Cf. http://www.eff-franchise.com. 7 Cf. deze publicaties zijn als pdf-bestand beschikbaar op de volgende url: http//www.ey.com/be. 3 4
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
3. Beknopte definities van franchise en commerciële samenwerking Om de begrippen “franchise” en “commerciële samenwerking” en het gebruik van ervan duidelijk te situeren, leek het aangewezen om nog even te herhalen wat ze precies inhouden. De ervaring leert immers dat heel wat mensen over franchise en commerciële netwerken praten, zonder dat ze de definitie ervan voldoende kennen. Verder blijkt ook dat de inhoud van de definities niet in alle landen of continenten overeenstemt. We doen ons best om een zo eenvoudig mogelijke omschrijving te geven.
3.1. Franchise
Volgens de Europese Code van de Franchise “verleent het aldus toegekende recht aan de franchisenemer het recht en de plicht om tegen directe of indirecte financiële vergoeding gebruik te maken van de handelsnaam en/of het handelsmerk en/of het dienstmerk van de franchisegever, de knowhow, de commerciële en technische methoden, de werkwijze en andere industriële en/of intellectuele eigendomsrechten, ondersteund door voortdurende commerciële en/of technische hulp, gedurende de looptijd van een schriftelijke franchiseovereenkomst, die voor dit doel tussen partijen is gesloten.”
Het franchisecontract is niet als dusdanig in de Belgische wet omschreven. Franchise kan echter omschreven worden als een distributiecontract tussen een onderneming, eigenaar van een merk of een uithangbord, de franchisegever, en één of meer zelfstandige handelaren, de franchisenemers. De partijen zijn financieel, juridisch en sociaal onafhankelijk en het contract is bedoeld om een geïntegreerd commercieel netwerk op te richten, waardoor, tegen financiële vergoeding,
De Europese Code gaat verder met de woorden “knowhow is een geheel van niet-geoctrooieerde praktische kennis, voortvloeiend uit ervaring door onderzoek vanwege de franchisegever, dewelke geheim, wezenlijk en bepaald is:
de franchisegever zijn technischcommerciële knowhow betreffende de verkoop van bepaalde goederen en diensten, samen met het merk, het uithangbord of andere symbolen, ter beschikking stelt
“Wezenlijk” betekent dat de knowhow informatie omvat die onmisbaar is voor de verkoop van goederen of de verrichting van diensten aan eindgebruikers en met name voor de presentatie van goederen voor de
van de franchisenemer, die voor eigen rekening maar met voortdurende bijstand van de franchisegever, een zaak exploiteert volgens de specifieke en oorspronkelijke methoden van de franchisegever. Deze methoden zijn vooraf getest en hun bruikbaarheid en doeltreffendheid worden voortdurend aangepast en gecontroleerd8.
“Geheim” betekent dat de knowhow als geheel of in de juiste samenstelling van de onderdelen, niet algemeen bekend of gemakkelijk toegankelijk is…,
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
verkoop, de verwerking van goederen in verband met de verrichting van diensten, methoden van contact met de klanten, administratie en financieel beheer…, “Bepaald” betekent dat de knowhow voldoende gedetailleerd moet beschreven zijn om te kunnen beoordelen of hij aan de criteria inzake het geheime en wezenlijke karakter voldoet…”9. Definitie geïnspireerd op “Franchising”, van Francis Van den Abeel, Uitg. Kluwer, 1989, blz. 14, geciteerd door “De Franchise” : als knowhow en ondernemingsgeest samenvallen”, van Fortis Bank, 2001, blz. 3. 9 Uitreksel van de definitie volgens de Deontologische Europese Erecode van de franchise, uit de eerste versie van 1972. 8
De Europese referentietekst over franchise, gebaseerd op het principe van groepsvrijstelling, is de verordening nr. 2790/1999 van 22 december 1999 betreffende verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die deze concurrentiebeperkingen aanvaardt. Artikel 81, § 1 van het EG-Verdrag wordt immers “buiten toepassing verklaard voor overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarbij twee of meer, met het oog op de toepassing van de overeenkomst elk in een verschillend stadium van de productie- of de distributieketen werkzame ondernemingen partij zijn en die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder de partijen bepaalde goederen of diensten kunnen kopen, verkopen of doorverkopen.”10 Het valt niet te betwijfelen dat de authenticiteit en het ethische apsect van het franchiseconcept de komende jaren nog meer aandacht zullen krijgen. Wat authenticiteit betreft, moeten naast de punten die reeds in de bovenvermelde definities zijn aangehaald, de volgende criteria in overweging worden genomen : knowhowoverdracht behelst ook dat de franchisegever de franchisenemer bijstaat op het vlak van permanente professionele vorming, het franchiseconcept houdt in dat de franchisegever het netwerk onbegrensd in tijd of ruimte wil uitbouwen, de franchisegever moet het voortbestaan van zijn netwerk verzekeren.
Wat het ethisch aspect betreft, moeten naast de punten die reeds in de bovenvermelde definities zijn aangehaald, de volgende criteria in overweging worden genomen : de onderlinge verhoudingen moeten billijk zijn en blijk geven van een voortdurende en structurele dialoog, waarin loyauteit en eerlijkheid de basis vormen van de waarden van zowel de franchisegever als de franchisenemers, de vergoeding van de franchisegever moet beschreven staan met alle openheid die nodig of nuttig is voor de uitbouw van een billijke en vertrouwensvolle relatie, respect voor de klant, de eindverbruiker, moet als uitgangspunt dienen voor de gezamenlijke inspanningen van de franchisegevers en de franchisenemers. Tot slot nog een woordje over masterfranchise. Een masterfranchisenemer is iemand die de uitbouw van het uithangbord voor het geheel of een deel van het grondgebied aan een derde toevertrouwt. Een master heeft doorgaans de opdracht om het concept aan de lokale situatie aan te passen en om er het netwerk uit te bouwen. Deze situatie doet zich vaak voor bij de uitbouw van het netwerk in het buitenland. In principe is er dan per land of per regio een masterfranchisenemer, die territoriale exclusiviteit geniet. Het voordeel van een masterfranchise is dat dit concept de centrale structuur verlicht en dat de franchisenemers en de master een hechtere relatie hebben.
Cf. Verordening (EG) nr. 2790/1999 van de Commissie van 22 December 1999 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, Stbl. 29 december 1999. 11 De Europese Deontologische Erecode is niet van toepassing op de relaties tussen de franchisegever en zijn masterfranchisenemer. De Code geldt wel voor de relatie tussen de masterfranchisenemer en zijn franchisenemers. 10
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
3.2. De (overige vormen van) commerciële netwerken Wettelijke definitie van een commerciële samenwerkingsovereenkomst Een commerciële samenwerkingsovereenkomst wordt omschreven als een overeenkomst “gesloten tussen twee personen, die elk in eigen naam en voor eigen rekening werken, waarbij de ene persoon het recht verleent aan de andere, die daarvoor een vergoeding van welke aard dan ook, rechtstreeks of onrechtstreeks betaalt, om bij de verkoop van producten of de verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken onder één of meer van de volgende vormen: - een gemeenschappelijke handelszaak; - een gemeenschappelijke handelsnaam; - een overdracht van knowhow; - commerciële of technische bijstand »12. Het filiaalbedrijf In dit geval is er sprake van slechts een bedrijf met een centrale hiërarchische leiding. Het bedrijf heeft een netwerk van filialen in eigendom. De filialen hebben dus geen eigen rechtspersoonlijkheid en de geranten hebben het statuut van werknemer, aangezien ze een ondergeschikte band hebben met de bedrijfsleiding.
De aankoopgroepering Dit is een onderlinge samenwerkingsovereenkomst tussen detailhandelaren voor de gegroepeerde aankoop van goederen. Deze groeperingen hebben vaak de vorm van een coöperatieve vennootschap. De aangesloten handelaren voeren geen gemeenschappelijk commercieel beleid en bezitten geen gezamenlijk uithangbord. De concessie De concessiegever (producent, invoerder of groothandelaar) verleent aan een of meer concessiehouders het recht om, in zijn naam en voor eigen rekening, producten te verkopen die door de concessiegever zijn geproduceerd, ingevoerd of ingekocht. Dit verkooprecht geldt voor een bepaald exclusief gebied. In tegenstelling tot franchise, speelt het merk of het uithangbord hier geen rol. Het zijn vooral de producten die de doorslag geven bij de beslissing om concessiehouder te worden en die de klant overtuigen om te kopen. Permanente bijstand is in het geheel niet voorzien. Een concessiehouder mag tot slot ook contracten afsluiten met verschillende concessiegevers (multimerkenconcept), terwijl een franchisenemer aan één franchisegever gebonden is. Dit distributiemodel kwam veel voor in de farmaceutische sector, en is nog steeds gebruikelijk in de automobielsector 13. Art. 2 van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 18 januari 2006). 13 Cf. voor deze sector het advies van het Economisch en Sociaal Comité over het “Project van verordening van de Commissie betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de automobielsector” (2002/C 221/04), Stbl. 17 september 2002. 12
10
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
4. Onderzoek 4.1. Commercieel netwerk van zelfstandigen (met filialen) Zoals bij de methodologie vermeld, heeft de studie enkel betrekking op commerciële netwerken die een franchiseformule of een andere vorm van commercieel netwerk hanteren. Deze situatie verhindert sommige franchisegevers of netwerkverantwoordelijken niet om eigen verkooppunten te hebben, die ze als filiaal uitbaten, d.w.z. zonder eigen rechtspersoonlijkheid en met personeel in dienstverband. De procentuele verdeling tussen filialen en samenwerkende zelfstandigen geeft volgend resultaat voor de 201 bedrijven die de vragenlijst hebben beantwoorden:
Percentage
Filialen
Zelfstandigen
44%
56%
We stellen dus vast dat een meerderheid van de handelszaken (112) verkiest om zijn netwerk uit te bouwen met de hulp van zelfstandige ondernemers; het zijn die handelszaken die de doelgroep van deze studie vormen. In deze groep is 54% van de respondenten Nederlandstalig en 46% Franstalig. De respondent is de persoon die voor deze studie werd ondervraagd, die bekend staat als de verantwoordelijke voor de ontwikkeling van het commercieel netwerk van de ondervraagde handelszaak. 14
Een netwerk dat enkel met eigen middelen wordt uitgebaat, d.w.z. met filialen onder leiding van een gerant in dienstverband, hoort niet thuis in de groep van franchiseovereenkomsten of commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Het is duidelijk dat alle andere antwoorden op de vragenlijst enkel afkomstig zijn van bedrijven die wel in deze groep thuishoren. Voor bedrijven waarvan de enquêteurs toch al hadden vastgesteld dat ze enkel in eigen beheer werden uitgebaat, eindigde de studie hier dus – na het beantwoorden van de slotvraag: overweegt u om ooit toe te treden tot een franchisegroep (netwerk van zelfstandigen)? De antwoorden op deze vraag kunnen als volgt worden opgesplitst:
Percentage
Ja
Neen
15%
85%
De 15% die overwegen om in de toekomst een beroep te doen op een gemengd netwerk van zelfstandigen, vertegenwoordigen 13 handelszaken. 7 van hen verklaren gebruik te willen maken van een netwerk in de vorm van franchise (4 distributiefranchises, 1 productiefranchise, 2 dienstenfranchises).
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
11
4.2. Soorten commerciële samenwerkingsovereenkomsten
4.3. Gemiddelde oppervlakte van een verkooppunt (bruto)
Deze vraag is bedoeld om de soorten samenwerkingsovereenkomsten te analyseren voor de handelszaken die hoofdzakelijk als een commercieel netwerk van zelfstandigen functioneren (112 handelszaken onder de respondenten). De verschillende soorten netwerken zijn als volgt onder verdeeld:
Hier is het de bedoeling om de gemiddelde oppervlakte te bepalen die nodig is voor een verkooppunt. Dit element belangt zowel de franchisegever aan, voor zijn merkimago, in het stadscentrum of in de periferie, als de franchisenemer, die op die manier zijn investeringsbedrag kan bepalen en kan afleiden hoeveel arbeidsplaatsen hij moet voorzien.
Soort netwerk
%
Distributiefranchise
66 %
Dienstenfranchise16
18 %
Productiefranchise17
7%
15
45% 35% 30%
Merklicentie
5%
Agentuur
1%
20%
Affiliatie
1%
15%
Commissie-overeenkomst
1%
Coöperatie
1%
TOTAAL
Franchise Andere
91% De cijfers en de grafiek tonen aan dat een grote meerderheid (91%) van de commerciële netwerken die met zelfstandigen werkt, dit in de vorm van franchise doet. De overige vormen van commerciële netwerken zijn marginaal, met uitzondering van de merklicentie, dat erboven uitsteekt met 5% van de respondenten.
12
25%
13%
18%
17%
400-100 m2
1000-3500 m2
12%
10% 5% 0%
100 %
9%
40%
40%
0-50 m2
50-250 m2
250-400 m2
We stellen vast dat de gemiddelde oppervlakte van de verkooppunten bij de meerderheid van de handelszaken (40%) tussen 50 en 250 vierkante meter bedraagt. De handelszaken waarbij de oppervlakte per verkooppunt minder dan 50 vierkante meter bedraagt, vertegenwoordigen ongeveer 13%, tussen 250 en 400 vierkante meter 12%, tussen 400 en 1000 vierkante meter 18% en meer dan 1000 vierkante meter 17%.
De productiefranchise. Bij dit soort samenwerking is het de franchisegever die zijn goederen produceert en verkoopt via zijn franchisenetten. De franchisenemers krijgen dikwijls verbod om andere zaken te verkopen omdat het basisconcept van de marketing het fabrieksmerk is. Het komt nochtans voor dat bij de Productiefase bepaalde bijkomende producten mogen gecommercialiseerd worden in de verkooppunten. De meest bekende productiesectoren zijn pralines, textiel, parfum en broodbakkerijen. 16 De Distributiefase. De franchisegever verdeelt producten via een netwerk van franchisenemerwinkels. Hij speelt ofwel de rol van aankoopcentrale en biedt dan aan zijn franchisenemers het voordeel te fungeren als centrale stock; ofwel beperkt hij zich tot een referentiecentrale en biedt hij hen een lijst aan van producten en/of erkende leveranciers. In bedie gevallen berust de knowhow van de franchisegever op het bekomen van betere aankoopvoorwaarden, betere bevoorradingsvoorwaarden en de organisatie van het verkooppunt. Dit is de franchise die traditioneel voorkomt in de distributiesector van de voeding, doe-het zelf, boekhandel en, seder kort, van bloemen, telecommuncatie en informatica. 17 De Dienstenfranchise. Hier bestaat de franchise uit het aanbieden van een zeker aantal diensten volgens de methodes en de instructies vastgelegd door de franchisegever. Deze franchisenemers zijn, in bepaalde gevallen, afgestemd op de levering van de producten. Dit is het geval in fast-food, hoteltekens, reiniging- en onderhoudsdiensten. Anderen gaan niet gepaard met de levering van producten. Voorbeelden heirvan zijn de netwerken van: car-wash, wasautomaten, Interimburelen, diensten aan oudere personen. De laatste vijf jaar kent dit soort franchise een enorme groei.) 15
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
4.4. Kennis van het bestand van de nieuwe 4.5. Commercieel netwerkcontract of wet Laruelle franchisecontract De respondenten werden eveneens getest op hun kennis van het bestand van de nieuwe ”wet betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten”, bekend als de wet Laruelle18. ”Mutatis mutandis” verklaart 70% van de respondenten de nieuwe wet te kennen. Een positief antwoord in een kwantitatieve studie zegt niets over het kennisniveau van de wet: het betreft een spontane reactie op het vermelden van de naam van de nieuwe wet.
Het zal niemand verbazen dat 92% van de ondervraagde handelszaken over een degelijk contract beschikt. De 8% die verklaart geen contract te hebben, is voornamelijk actief in distributiefranchise. Ze vertegenwoordigen 12% van het totaal van de distributiefranchise.
4.6. Kennis van het document van precontractuele informatie (DPI) ? Het document van precontractuele informatie of DPI bestaat uit twee delen. Het eerste deel handelt over belangrijke contractuele bepalingen, het tweede deel bevat de nodige gegevens om de samenwerkingsovereenkomst correct te kunnen beoordelen. Hoewel 62% van de respondenten verklaart al een DPI te hebben gebruikt, maken wij bij dit getal hetzelfde voorbehoud als bij de vraag over de kennis van de wet ”Laruelle”. Om uit te maken of de respondent werkelijk in het bezit is van een DPI zoals de wet voorschrijft, zou immers een kwalitatieve studie moeten worden uitgevoerd. De vraag is of de documenten met precontractuele informatie die de franchisegevers momenteel gebruiken, de elementen bevatten die de wet Laruelle voortaan oplegt en die hieronder worden opgesomd. Behalve voor franchisegevers die de nieuwe bepalingen snel in hun DPI hebben opgenomen, is het zeer waarschijnlijk dat de DPI’s zullen moeten worden herzien en aangevuld, net zoals dit bij vele andere voorbeelden van wettelijke of reglementaire wijzigingen het geval is. De wet bevat immers geen overgangsbepalingen en de wetsbepalingen zijn van toepassing in weerwil van elke andersluidende contractuele clausule.
Het eerste deel bevat negen elementen : a) de vermelding dat de commerciële samenwerkingsovereenkomst al dan niet specifiek met inachtneming van de persoon wordt gesloten; b) de verbintenissen; c) de gevolgen van het niet behalen van de verbintenissen; d) de berekeningswijze in de loop van de vergoeding die de persoon die het recht verkrijgt, betaalt en de eventuele herzieningswijze in de loop van de overeenkomst en tijdens de hernieuwing ervan; e) de concurrentiebedingen, hun duurtijd en hun voorwaarden; f) de duurtijd van de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de voorwaarden voor de hernieuwing; g) de voorwaarden voor opzeg en beëindiging van de overeenkomst, met name wat de lasten en de investeringen betreft; h) de vooraankooprechten of de aankoopoptie ten voordele van de persoon die het recht verleent en de regels voor de waardebepaling van de handelszaak bij de uitoefening van deze rechten of deze optie; i) de exclusiviteiten die zijn voorbehouden aan de persoon die het recht verleent.
18 Koninklijk besluit van 12 januari 2006 betreffende de invoering van de wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Art. 1: “De wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten, gewijzigd door de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen, treedt in werking op 1 februari 2006”.
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
13
Het tweede deel bevat tien elementen: a) de naam of benaming en de adresgegevens van de persoon die het recht verleent; b) in geval het recht wordt verleend door een rechtspersoon, de identiteit en hoedanigheid van de natuurlijke persoon die namens hem optreedt; c) de aard van de activiteiten van de persoon die het recht verleent; d) de intellectuele eigendomsrechten, waarvan het gebruik wordt toegestaan; e) in voorkomend geval de jaarrekeningen van de laatste drie boekjaren van de persoon die het recht verleent; f) de ervaring met commerciële samenwerking en de ervaring binnen de exploitatie van de commerciële formule buiten een commerciële samenwerkingsovereenkomst; g) de historiek, de staat en de vooruitzichten van de activiteiten worden uitgeofend, vanuit algemeen en lokaal oogpunt;
h) de historiek, de staat en de vooruitzichten van het marktaandeel van het netwerk vanuit algemeen en lokaal oogpunt; i) in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal uitbaters die deel uitmaken van het Belgische en internationale netwerk, alsook de expansievooruitzichten van het netwerk; j) in voorkomend geval voor elk van de voorbije drie jaren het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is afgesloten, het aantal commerciële samenwerkingsovereenkomsten dat is beëindigd op initiatief van de persoon die het recht verleent en op initiatief van de persoon die het recht
4.7. Land van herkomst van de handelszaak 4.7.1. Uitsplitsing van het land van herkomst 55% van de ondervraagde handelszaken verklaart van Belgische afkomst te zijn, gevolgd door de handelszaken van Franse (16%), Amerikaanse (9%) en Nederlandse (7%) afkomst. 70% 60% 50% 40% 30% 20%
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
US A
en ed
ink nig
dK
on
de Ne
Ve re 14
Zw
rijk
nd r la
an Jap
lië It a
k ri jk Fra n
da na Ca
ë lgi Be
ali s tr Au
Du
it s
lan
d
0%
ë
10%
4.7.2. Bent u van plan om uw handelszaak buiten België uit te bouwen? Voor deze vraag hebben wij uiteraard enkel rekening gehouden met de handelszaken van Belgische afkomst. 59% van hen bevestigt buitenlandse expansieplannen te hebben. Uiteraard vermelden de respondenten daarbij voor het overgrote deel onze buurlanden, aangevoerd door Frankrijk met 57%.
We stellen vast dat momenteel geen enkele Belgische handelszaak expansieplannen heeft in een van de landen van de “BRIC”-groep . Het aandeel van deze landen in de wereldeconomie zal de komende jaren groter worden. 19
BRIC : Brazilië, Rusland, India, China
70% 60% 50% 40% 30% 20%
os -O
V.S .
ten
l ga r tu
Ve re
Mi
dd
en
Po
Oo
st-
Eu
Sp
rop
a
an je
da na Ca
ië Az
lië It a
d lan ze r Sw it
k ri jk Fra n
nd r la de
ink on dK
nig
Ne
rg ou mb xe Lu
Du
it s
lan
d
0%
rijk
10%
4.8. Activiteitensectoren Uit de studie komt geen overheersende activiteitensector naar voren. We kunnen dus stellen dat commerciële netwerken en met name franchise relatief gelijkmatig verspreid zijn over alle sectoren, met uitzondering van minder goed vertegenwoordigde sectoren zoals sport en ontspanning. Diensten aan particulieren Persoonlijke uitrusting Woninguitrusting Niet gespecialiseerde voeding Gespecialiseerde voeding Horeca Diensten aan bedrijven Diversen Sport en ontspanning
2% 6%
5%
6%
20%
15%
17% 15%
17%
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
15
4.9. Gegevens over omzet
4.10. Regionale gegevens over werkgelegenheid en verkooppunten
De omzetgegevens zijn voor het merendeel afkomstig van de respondenten. Enkelen wensten deze gevoelige informatie echter niet mee te delen. Op basis van de als geldig beschouwde gegevens, zijn de nationale omzetcijfers als volgt verdeeld:
% In eigen beheer20
23 %
Zelfstandigen
77 %
Het omzetvolume van de commerciële netwerken in België wordt op 8 miljard euro geraamd, goed voor 3 % van het BBP. Zoals eerder vermeld, kunnen franchisegevers en netwerkverantwoordelijken die aan de hogervermelde definities beantwoorden en die de enquête hebben beantwoord, toch verkooppunten uitbaten in eigen beheer. Deze uitdrukking betekent dan dat sommige verkooppunten niet door franchisenemers worden uitgebaat. Deze uitdrukking omvat ook bestaande verkooppunten die als zaakwaarneming worden uitgebaat, zijnde het contract waarbij de eigenaar zijn handelszaak verpacht; de zaakwaarnemer / zaakvoerder heeft het recht om op eigne risico de zaak vrij uit te baten, mits betaling van een bijdrage.
4.10.1. Werkgelegenheid Slechts weinige respondenten bezitten volledige informatie over het aantal arbeidsplaatsen, en het verschil tussen het aantal arbeidsovereenkomsten en het aantal voltijdse equivalenten (VTE) wordt niet door alle respondenten op dezelfde manier geïnterpreteerd. Het was dan ook moeilijk om correcte gegevens te verkrijgen over de werkgelegenheid. Met dit voorbehoud schatten wij dat er in België 15.000 VTE werkzaam zijn in commerciële netwerken ”in eigen beheer” en 25.000 in ”zelfstandige” netwerken. Op basis van de verkregen cijfers kunnen we ook de volgende onderverdeling maken:
20
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
TOTAAL
In eigen beheer
49%
36%
15%
35%
Zelfstandigen
50%
38%
12%
65%
4.10.2. Aantal verkooppunten De verkregen statistieken over de verkooppunten zijn dan weer vrij volledig, aangezien deze gegevens minder gevoelig en vrijer beschikbaar zijn. Het totale aantal verkooppunten in België bedraagt ongeveer 10.000. Zij zijn op evenredige wijze verdeeld over de drie regio’s.
16
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
TOTAAL
In eigen beheer
54%
31%
14%
24%
Zelfstandigen
56%
36%
7%
76%
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
4.11. Gemiddeld investeringsbedrag per verkooppunt De bedoeling van deze vraag over het gemiddelde bedrag van de investering per verkooppunt is te weten hoeveel een kandidaat-lid van een commercieel netwerk ongeveer moet investeren om een verkooppunt te openen. De sector van de woninguitrusting vergt de grootste investering (gemiddeld EUR 632.000 per verkooppunt); het hogere gemiddelde is vooral toe te schrijven aan de doe-het-zelfwinkels. De tweede plaats wordt ingenomen door de sector van de nietgespecialiseerde voeding (EUR 400.000). Alle andere sectoren vallen in een schaal tussen EUR 110.000 en EUR 190.000.
4.12. Regionale gegevens over de opening van verkooppunten op een jaar tijd De netwerken die de studie hebben beantwoord, verwachten in totaal op één jaar tijd 496 verkooppunten te openen, een stijging met 5,4% tegenover het huidige aantal. 89% van deze nieuwe verkooppunten zouden betrekking hebben op het zelfstandige netwerk. In dit netwerk zien we de volgende regionale verdeling:
700.000,00 600.000,00 500.000,00 400.000,00 300.000,00
Wallonië
Vlaanderen
Brussel
TOTAAL
53%
35%
12%
100%
200.000,00
De ”geomarketing”-verdeling van de verkooppunten op één jaar ziet er als volgt uit:
100.000,00
N ie
tg
es
pe
c ia
a rec Ho
li s vo e e r d e Ge din e sp g ec ia l ise Pe r so vo e r d e e on lijk ding eu it r us tin g D ie pa n s t r ti en c a Wo ulier an en nin gu it r us tin g
Stadscentrum
Buitenwijken
Shopping center
Kleine stad
TOTAAL
53%
28%
11%
8%
100%
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
17
4.13. Regionale gegevens over de opening van verkooppunten op drie jaar tijd De geplande uitbreiding op één jaar tijd is over het algemeen duidelijk, maar we stellen vast dat de respondenten weinig zicht hebben op de opening van nieuwe verkooppunten op middellange termijn. Op basis van de verkregen cijfers zullen op drie jaar tijd naar verwachting 937 nieuwe verkooppunten worden geopend, waarvan 86% zelfstandige verkooppunten. De geografische spreiding van de verkooppunten ziet er als volgt uit: Wallonië
Vlaanderen
Brussel
TOTAAL
50%
40%
10%
100%
De geomarketing-verdeling van de opening van verkooppunten op drie jaar tijd leidt tot de volgende verwachtingen:
18
Stadscentrum
Buitenwijken
Shopping center
Kleine stad
TOTAAL
53%
27%
14%
6%
100%
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
5. Conclusies Franchise, een hefboom voor het scheppen van banen Uit deze eerste studie over de franchisesector en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België blijkt duidelijk dat deze sector belangrijk is voor de Belgische economie. Dit komt tot uiting op diverse niveaus. Ten eerste voor wat de werkzaamheden betreft. Momenteel genereert de sector, met haar 10.000 verkooppunten, een jaarlijkse omzet van ongeveer EUR 8 miljard, wat neerkomt op 3% van het Bruto Binnenlands Product. Haar bijdrage ten opzichte van de tewerkstelling is ook opmerkelijk. Uit de studie blijkt dat de franchisesector en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten 40.000 (equivalent voltijdse, EVT) personen tewerkstellen, waarvan 25.000 zelfstandigen,— een getal dat, beschouwd uit de invalshoek van de nationale statistische gegevens, veelbetekenend is. In België zijn er immers21 859.717 zelfstandigen, waarvan 636.594 deze activiteit als hoofdactiviteit uitoefenen. Globaal zijn er in de handelssector meer dan 340.000 zelfstandigen, waarvan 90.000 specifiek in de kleinhandel. De franchisesector en haar handelspartners nemen dus ongeveer één derde van deze tewerkstelling voor haar rekening. In België opteren ieder jaar ongeveer 60.000 personen voor een zelfstandig statuut. Bijna de helft hiervan (26.027) zijn werkzaam in de handelsector. Tegelijkertijd beëindigen ongeveer 26.000 zelfstandigen (waarvan 13.416 handelaars) hun statuut. Dit geeft een positief verschil van meer dan 12.000 nieuwe banen per jaar, voor het zelfstandige statuut, in de handelssector. De geïnterviewde ondernemingen hebben het openen van 500 bijkomende verkoopspunten in 2006 als groeiobjectief aangekondigd. Bij een gemiddeld aantal van 4 equivalente voltijdse banen per winkel kan men schatten dat de franchisesector en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten ten minste 2.000 EVT banen tijdens 2006 zullen scheppen. Dit is ongeveer 6% van het gemiddelde aantal banen die in België per jaar geschept worden.
Deze cijfers geven de belangrijkheid van de franchise-sector en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten aan in de Belgische economie. Ze tonen eveneens het sterke groeipotentieel van de sector. De franchise-sector en de commerciële samenwerkingsovereenkomsten — gesteund op een verdeling zowel van het financiële risico als van de know-how — blijken een ernstig alternatief te zijn voor de ontwikkeling van de handel “in eigen beheer”. Gegevens per 31 december 2004, gepubliceerd door het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen.. 21
Kerncijfers Sector
De omzet gegenereerd door de handelssector in België bedraagt naar schatting EUR 8 miljard, wat gelijk is aan 3% van het bruto binnenlands product.
In de sector werken 40.000 personen, onder wie 25.000 zelfstandigen en 15.000 die rechtstreeks “in eigen beheer” weken.
Meer dan 10.000 verkooppunten worden uitgebaat in de vorm van de geassocieerde handel en franchise.
De geïnterviewde ondernemingen voorzien dat in de loop van het jaar 2006 bijna 500 bijkomende openingen zullen plaatsvinden. Dit komt neer op een stijging van 5,4% ten opzichte van de huidige situatie.
De commerciële samenwerkingsovereenkomsten zijn homogeen aanwezig in alle activiteitssectoren.
De handelszaken
De geïnterviewde ondernemingen verklaren met een duidelijke meerderheid (91%) dat zij in het franchisesysteem opereren.
De in ons land bestaande handelsnetwerken zijn overwegend van Belgisch oorsprong (55%). De buurlanden zijn wel goed vertegenwoordigd.
Op 10 Belgische ondernemingen hebben 6 verklaard, dat zij hun concept in het buitenland willen exporteren, meer bepaald in de buuranden.
Het bedrag van de gemiddelde investering, exclusief onroerende investering, dat noodzakelijk is voor het starten van een commerciële samenwerkingsovereenkomst schommelt tussen KEUR 110 en KEUR 220.
De gemiddelde grootte van de meest gevraagde verkooppunten ligt tussen 50m² en 250m²
Aanverwante beschouwingen
Op 10 geïnterviewde personen weten 7 dat er een nieuwe wetgeving op de commerciële samenwerkingsovereenkomsten is.
Meer dan 60% van de geïnterviewde personen verklaren dat zij een document voor precontractuele informatie gebruiken.
Ernst & Young - Studie over de franchisesector en commerciële samenwerkingsovereenkomsten in België
19
Adresgegevens van de bij het onderzoek betrokken organisaties
Belgische Franchise Federatie vzw Voorzitter : Dhr. Didier Depreay Sint-Bernarddusstraat 60, B 1060 Brussel Tel. : + 32 (0) 2 523 97 07 & Fax : + 32 (0) 2 523 35 10 Website : http://www.fbf-bff.be E-mail :
[email protected] Enjeu vzw Directrice : Mw. Muriel Storrer Avenue des Chasseurs 1, B 1410 Waterloo Tel. : + 32 (0) 2 354 93 81 & Fax : + 32 (0) 2 353 24 93 Website : http://www.enjeu.be E-mail :
[email protected] HEC Consulting Group, Member of HEC-Ulg Management School Vennoten: Pr. André Abraham & MM F. Cuitte, L. Soccal, H.Hens Rue Louvrex 14, B 4000 Luik Tel. : + 32 497 50 52 22 Websites : http://www.heccg.com http://www.hec.ulg.ac.be E-mail :
[email protected] Negocio Uitgever Mw. Véronique Pirson Jupiterlaan 139 Bus 5, B 1190 Brussel Tel. : + 32 2 344 95 43 & Fax : + 32 2 344 62 85 Website : www.ekoscripto.be E-mail :
[email protected]
t
Ernst & Young Partner : Dhr. Raymond Ghysels Marcel Thirylaan 204, B 1200 Brussel Tel. : + 32 (0) 2 774 60 72 & Fax : + 32 (0) 2 774 90 99 Websites: http://www.ey.com/be http://www.kmobrief.be http://www.ey.be/newsonline http://www.ondernemingvanhetjaar.be E-mail :
[email protected]
ERNST & YOUNG
www.ey.com/be
Dit onderzoek is gerealiseerd door Ernst & Young en met de medewerking van de ministers: Benoît Cerexhe, minister van Economie en Werkgelegenheid van het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest, Jean-Claude Marcourt, minister van Economie, Werkgelegenheid en Buitenlandse Handel van Wallonië
© 2006 Ernst & Young All rights reserved. Ernst & Young is a registered trademark.