Landmacht
Logistiek in Uruzgan Verbouwing De Harskamp
Waar genomen Naam: Dio Veldhuizen Onderdeel: Afdeling Rekwisieten, Mobilisatiecomplex Maaldrift in Wassenaar Functie : Monteur draagbare wapens Ronkende militaire voertuigen uit de Tweede Wereldoorlog die probleemloos door de Haagse binnenstad rijden voor opnames van de film Zwartboek. Doordat de personages in piekfijne tenues en met opgelapte wapens lopen, wordt de kijker de geschiedenis ingetrokken. Het is de afdeling Rekwisieten die ervoor zorgt dat deze historische stukken niet op een stoffige zolder belanden, maar nog regelmatig worden ingezet voor onder andere promotie en educatieve doeleinden. Dio van Veldhuizen, monteur draagbare wapens bij de afdeling Rekwisieten, is werkzaam in het mobilisatiecomplex Maaldrift in Wassenaar waar wapens en militaire voertuigen worden opgeslagen. Hier is hij verantwoordelijk voor inspectie, herstel en onderhoud van alle wapens. ‘Mijn vader en mijn oom zaten in het verzet waardoor ik als klein kind al de interesse ontwikkelde in oorlogsmaterieel. Thuis heb ik nooit oude wapens gehad, maar toch voel ik
Sociale leiders aan het woord me een verzamelaar. Of het nu om de oudste karabijn of de moderne Diemaco gaat, ik weet van al deze wapens waar ze vandaan komen en hoe ze werken. Ik beschouw de collectie daarom ook een beetje als mijn eigen verzameling’. Als het materieel wordt ingezet voor evenementen, gaat Van Veldhuizen vaak mee voor ondersteuning en advies. Hierdoor ziet hij hoe de verzamelstukken op verschillende manieren worden beleefd. ‘Tijdens de Veteranendag zie je vaak dat oude mensen emotioneel worden bij het zien van bijvoorbeeld “hun” tank. Herinneringen komen boven en een levenloos attribuut krijgt een verhaal. Jongeren kom je tijdens schoolbezoeken of Landmachtdagen tegen. Zij weten vaak alles al via het Internet en stellen daardoor vaak enorm scherpe vragen. Kortom; als rekwisiteur leer je iedere dag bij over vroeger, nu en de toekomst.’
Cultuurverschillen binnen de krijgsmacht
vijfde jaargang nummer 1, februari 2007
Landmacht nummer 1 Personeelsblad van de Koninklijke Landmacht
Redactie: Hoofdredacteur: kol Ronald Harmsma Eindredacteur: kap Klaas Daane Bolier Redacteuren: elnt Dave Coenen tlnt Corné Dalebout tlnt Ivanca Maas
Grootste logistieke operatie sinds de Tweede Wereldoorlog PAG.6:
Vormgeving: Sectie Grafische Vormgeving, Frederikkazerne Den Haag
Logistiek zichtbaar aanwezig in Uruzgan
Druk: OBT BV ISSN: 1572-1248
Oplage: Landmacht verschijnt tien keer per jaar in een oplage van 55.000 stuks
Fotografie in dit nummer:
Inhouds opgave
AVDD, Richard Frigge, Frank van Biemen
Met dank aan: Roland Keja, lkol Pedro Jooren, Rosa Bos
Pag.10: Nieuwe gedragscode voor defensie
Redactieadres: Lgen Knoopkazerne MPC 55A Postbus 90004 3509 AA Utrecht MDTN: *06- 557 46043 KPN: 030-2146043
Pag.12: Kijken naar de mens achter de militair
‘Wie maakt mijn schuttersputje even op?’ PAG.16:
Pag.25: Burgers kruipen in de huid van militaire collega’s
Verschillende culturen binnen één krijgsmacht
Reacties: Reacties of ingezonden brieven kunt u mailen naar:
[email protected]
Pag.28: AGW: klein wapen met grote impact
Adreswijzigingen: Landmachtpersoneel kan alleen maar adreswijzigingen doorgeven aan de eigen afdeling personeelszaken. Reservisten kunnen voor adresveranderingen bellen naar: 070-3165043. Postactieven en veteranen kunnen terecht bij Nico Kamm: 070-3164907. Betalende abonnees moeten zijn bij Abonnementenland: 0251-313939.
LANDMACHT IS EEN UITGAVE VAN HET COMMANDO LANDSTRIJDKRACHTEN, SECTIE COMMUNICATIE STAF CLAS. REACTIES OF INGEZONDEN BRIEVEN WORDEN ZEER GEWAARDEERD. DE REDACTIE IS VRIJ IN HAAR KEUZE VAN HET PLAATSEN VAN - AL DAN NIET INGEKORTE - INGEZONDEN STUKKEN. OVERNAME VAN (GEDEELTEN VAN) ARTIKELEN UIT DE LANDMACHT IS, ONDER BRONVERMELDING, TOEGESTAAN.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Pag.30: ‘Lever de sleutels maar in’
Rubrieken
PAG.32: Personeelsmutaties Photoshoot, PAG.35: Uit de flank Waargenomen
PAG.34: PAG.36:
Meer eenheden effectiever trainen PAG.22:
ISK Harskamp krijgt nieuw jasje
3
Militairen in Uruzgan twee keer persoon van het jaar
Winterbanden in Duitsland
De Nederlandse militairen in Uruzgan zijn verkozen tot zowel Nederlander van het jaar als nieuwspersoon van het jaar 2006.
De nieuwe Duitse verkeersregels schrijven voor dat motorvoertuigen in winterse omstandigheden voorzien moeten zijn van een winteruitrusting.
/&%&3-"/%&37"/)&5+""3
888&-4&7*&3/-tTUF+""3("/(t/6..&3
De redactie van het weekblad Elsevier riep “de soldaat in Uruzgan” uit tot Nederlander van het jaar. In het laatste nummer van 2006 staat een uitgebreide reportage over het 2e peloton van 44 Pantserinfanteriebataljon, dat van augustus tot december in Afghanistan verbleef. Het peloton staat model voor alle militairen die in Uruzgan “vechten met de Taliban én de lokale bevolking helpen”, aldus Elsevier.
%&$&.#&3tè
%FTPMEBBU JO6SV[HBO
*/5&37*&8.&5+04²."/6&-#"33040 7003;*55&37"/%&&6301&4&$0..*44*&
Op www.nos.nl konden kijkers van het NOS-journaal in december stemmen op de nieuwspersoon van het jaar. Van de tien genomineerden eindigden de militairen in Uruzgan op de eerste plaats. Hiermee lieten ze Jan Marijnissen (tweede) en Pieter van Vollenhoven (derde) ruim achter zich.
Van BBT naar BOT moet kunnen ‘Hoe kun je jonge, ervaren en goed opgeleide militairen behouden voor de KL terwijl de weg naar een BOT-contract moeizaam is en de arbeidsmarkt genoeg alternatieven biedt? Een vraag waarover de KL druk aan het nadenken is. Het zogeheten Flexibele Personeelssysteem (FPS) heeft veel vragen en onrust opgeroepen. Het nieuwe systeem spreekt namelijk uitdrukkelijk over een uitstroom moment en dat klinkt als “BBT-er bedankt” en blokkeert bijvoorbeeld de weg naar een BOT-contract waar zekerheid en toekomstperspectief gekoppeld zijn. En dat terwijl de KL nagenoeg alle BBT-ers goed kan gebruiken. Of we nu spreken over BBT-soldaten en –korporaals, of over BBT-onderofficieren en -officieren, voor alle categorieën is emplooi in de toekomstige krijgsmacht. Een aanzienlijk deel van de BBT-soldaten en –korporaals kan de KL aan het einde van hun (verlengde) contract prima gebruiken, bijvoorbeeld als Natres-militair. Om met de aantrekkende arbeidsmarkt te concurreren biedt de KL voor veel BBT-onderofficieren en – officieren ook prima alternatieven en uitzicht op BOT-contracten. Commandant Persco bekijkt daarom zo snel mogelijk of en hoe de KL deze groepen duidelijkheid over de toekomst kan bieden.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Indien een voertuig geen winterbanden heeft en het gaat sneeuwen, moet de chauffeur overwegen of het op enig moment nog wel verantwoord is om op weg te gaan. Wie in winterse omstandigheden besluit toch zonder winterbanden door Duitsland te rijden, riskeert een boete. De boete op het rijden met ongeschikte banden is 20 euro. In geval van gevaarzetting of hinder is de boete 40 euro en 1 strafpunt. Bovendien riskeert hij, wanneer hij aangehouden wordt, een verbod om verder te rijden. Op basis van deze nieuwe Duitse verkeersregels heeft defensie haar verkeersinstructie aangepast. Dat betekent dat er bij de aankoop van voertuigen in de toekomst rekening wordt gehouden met de nieuwe Duitse regeling. Tot die tijd zijn niet alle auto’s standaard voorzien van winterbanden. Wanneer u tijdens winterse omstandigheden voor een dienstreis naar Duitsland gaat, laat uw auto dan voorzien van winterbanden. Dit geldt overigens niet voor operationele voertuigen. Wanneer u in uw privé-auto reist, moet u zelf voor winterbanden zorgen. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de militair of burger zelf om ervoor te zorgen dat hij de juiste middelen voor zijn auto heeft, wanneer hij in winterse omstandigheden naar Duitsland gaat. Het is aan de commandant om te bepalen wat voor aanvullende maatregelen er genomen moeten worden. Zo kan hij het bijvoorbeeld nodig vinden om behalve winterbanden ook sneeuwkettingen mee te nemen. Beschikt het voertuig niet over winterbanden dan moeten chauffeur of commandant beoordelen of doorrijden verantwoord is.
van de C-LAS
H
et is begin 2007 en de feestdagen liggen ondertussen al weer een paar weken achter ons. Ik kijk nog even terug. Mijn plaatsvervanger, generaal-majoor Oostendorp, is vlak voor kerstmis naar Bosnië-Herzegovina geweest en ikzelf ben met de jaarwisseling naar Afghanistan geweest. Wat ons allebei het meest opviel, was de grote betrokkenheid en de grote professionaliteit van de collega’s die wij daar zijn tegen gekomen. De situatie in de verschillende uitzendgebieden is anders, maar dat maakt niets uit. Elke uitzending kent zijn uitdagingen en er zijn er meer dan genoeg. Maar onverminderd wordt er overal en door iedereen zijn of haar schouders onder gezet. Of het nu om logistici, infanteristen, eod-ers of genisten gaat, het beeld is overal hetzelfde. Tijdens dat soort bezoeken besef je weer dat het juist de individuele militair is die bij al ons optreden doorslaggevend is. We mogen hierbij niet de ondersteunende eenheden in Nederland vergeten. Ook daar worden lange uren gemaakt en veel werk verzet om de operaties in het buitenland te ondersteunen. En last but zeker not least, is er het thuisfront. Iedereen realiseert zich dat het niet eenvoudig is om de feestdagen zonder partner, kind of ouder door te brengen, maar diegenen die het hebben meegemaakt weten pas echt wat voor gevoelens er dan door je heen gaan. Grote waardering voor het thuisfront is op zijn plaats!
In de laatste maand van 2006 zijn bij twee materieelprojecten belangrijke stappen gezet. Zo zijn contracten getekend voor een nieuw luchtverdedigingssysteem en voor het gepantserde wielvoertuig Boxer. Zes AMRAAM lanceerinrichtingen voor het Future Ground Based Air Defense Systems (FGBADS) geven samen met radarsensoren, commando- en verbindingsvoertuigen een geweldige kwalitatieve boost aan het luchtverdedigingssysteem. Dat is belangrijk voor de krijgsmacht en vooral ook voor het geïntegreerde mobiele optreden op brigadeniveau. De tweehonderd Boxers vervangen samen met het infanterie gevechtsvoertuig CV-90 en de Fennek’s de M-577’s en de YPR-pantserrupsvoertuigen die al meer dan dertig jaar bij de landmacht in gebruik zijn. Het gaat goed met de Landmacht, maar het kan altijd beter. Ik roep u op hier uw steentje aan bij te dragen. Ik wens u en uw naasten het allerbeste voor 2007 toe.
Uiteraard gaat mijn aandacht niet alleen uit naar operaties. Ook op andere gebieden wordt door de militairen en burgers van het CLAS hard gewerkt om het professionele niveau in stand te houden en daar waar nodig te verbeteren. Hoewel van een andere orde dan in het inzetgebied ondervinden ook zij de nodige uitdagingen, uitdagingen die alleen met een “can do” mentaliteit het hoofd kunnen worden geboden. Ook is deze maand een defensiebrede set gedragsregels bekend gesteld. U vindt de gedragsregels elders in dit nummer, maar belangrijker dan de letterlijke tekst vind ik de diepere betekenis er achter. Wij zijn 24 uur per dag en zeven dagen in de week militair. Als groep, in burgerkleding, zijn wij onmiddellijk herkenbaar. Op zich is daar niets mis mee, het zegt ook iets over onze professionele uitstraling, maar het onderstreept ook de verantwoordelijkheid van elke individuele militair. Wij zijn een krachtige, maar tegelijkertijd zichtbare en kwetsbare organisatie die dagelijks verantwoording aflegt aan de samenleving. De komende weken zult u meer horen over de nieuwe set gedragsregels en andere initiatieven voortvloeiend uit het rapport van de Commissie Ongewenst Gedrag.
Commandant Landstrijdkrachten Luitenant-generaal P.J.M. van Uhm
5
H O O F D G4 TFU
KIJKT TERUG
Logistiek in Afghanistan zichtbaar aanwezig
A
djud
De missie in Uruzgan is de grootste logistieke operatie voor de KL sinds
Za
de Tweede Wereldoorlog. Hoofd Sectie G4 van de Task Force Uruzgan
Situ
(augustus tot en met januari), overste Pedro Jooren, kijkt terug op zes bewogen maanden. ‘Logistiek heeft niet veel aandacht gekregen in de berichtgeving, maar ik weet zeker dat zowel in Afghanistan als in Nederland collega’s wakker hebben gelegen of we het allemaal wel konden realiseren.’
J O O R E N : ‘D E
Logistieke organisatie: Overste Pedro Jooren stond aan het hoofd van de sectie-G4 van de staf TFU. De G4 is verantwoordelijk voor alle logistiek van de Nederlandse eenheden in Afghanistan, dus niet alleen de TFU eenheden. Naast deze sectie heeft elke locatie in Afghanistan een logistiek element op de base die allemaal vallen onder het LSD (Logistic Support Detachment) een eenheid van in totaal 230 medewerkers. Zo bevindt zich op Kabul (KAIA) het APOD (Airport of Debarkation), op Kandahar (KAF) het JSD (Joint Support Detachment) een samenwerking van landmacht en luchtmacht, op Tarin Kowt (TK) het LSD en op Derah Wod (DW) de FLB (Forward Logistic Base). Hierin bevinden zich het voorraadcentrum, transportpeloton, diverse goederenclusters, geneeskundig personeel, monteurs van het hersteldetachement, etcetera. Al het logistieke personeel is hoofdzakelijk afkomstig van 1 Logistieke Brigade en 11 Luchtmobiele brigade.
‘De aanvoer van materiaal is moeizamer verlopen dan verwacht. Afgezien van de geïsoleerde ligging van Uruzgan, was de dreiging van de Taliban, niet alleen in de provincie Uruzgan maar zeker in de andere provincies van Regional Command South (RC-S), erg groot. Hierdoor golden bijzondere eisen voor de konvooien. Om op 1 oktober de FOC status (Full Operational Capable) te halen, moesten de voorraden verder worden opgebouwd en dat valt dan niet mee. De aanvoerlijnen zijn dun en luchttransport is hier een vereiste.’ Terwijl er nog twee kampen afgebouwd moesten worden, ging ook de daadwerkelijke missie van start. Voor de logistiek betekende dit een extra inspanning omdat toen ook de operaties van de Battle Group (BG) ondersteund moesten worden. ‘De eerste maanden vergde dat meer dan 100% inspanning van alle loggies.’ Al deze zaken zorgden ervoor dat de logistiek nadrukkelijker aanwezig was dan tijdens andere missies. Jooren: ‘In de opstart van deze missie was er niets zo zichtbaar als de logistiek. Mensen op de base konden er niet omheen. Als ze ’s morgens opstonden konden ze meteen genieten van de prachtige logistieke geluiden van graafmachines, wissellaadsystemen, Liebherrkranen, JCB, vorkheftrucks, etcetera. We hebben al eens voorgesteld om daar een mooie CD van te maken.
De eerste twee maanden moest er een evenwicht worden gezocht tussen de activiteiten van het PRT, de BG, de genie en de logistiek. Bij de avondbriefing kregen de commandanten van deze eenheden en de G4 het woord om samen te zoeken naar de optimale mix. Daarmee kwam de logistiek op een gelijk inspraakniveau. Deze positie heb ik bijzonder gewaardeerd omdat je op dat moment de aandacht krijgt die je ook nodig hebt. Naarmate de logistieke opbouw meer in balans kwam, ga je automatisch terug naar de status van onzichtbaar. Dat is ook logisch, aangezien er alles aan gedaan moet worden om maximaal aan opbouwwerk in de provincie Uruzgan te doen, dat is ons gezamenlijk doel.’
‘Opeens verandert een
monteur in een infanterist en zal hij
EEN JINGLE TRUCK WORDT OP KAMP HOLLAND LANDMACHT FEBRUARI 2007
M E E S T E I N D R U K H E E F T D E R O L E -2 O P M I J G E M A A K T D O O R H U N I N Z E T V O O R A L L E G E W O N D E M I L I TA I R E N E N
BURGERS DIE DAAR BEHANDELD ZIJN’
mee moeten vechten’
Rifleman De afgelopen zes maanden brachten volgens Jooren ook nog een ander punt onder de aandacht. ‘Logistiek beperkt zich niet alleen tot base-activiteiten. Ook bij operaties als Medusa en de beveiliging van de base Martello in de maand augustus en september was de logistiek van de partij.
Hier wordt aan het credo “Every soldier a rifleman” daadwerkelijk uitvoering gegeven. Het logistiek personeel moet naast hun specialisme ook alle wapens kunnen bedienen die gevechtseenheden bij zich hebben. Ze moeten op de hoogte zijn van alle skills en drills om samen te kunnen overleven. Vooral het ondersteunende element dat in september, samen met de Battle Group de base Martello heeft bemand, kan daar over meepraten. Opeens verandert een monteur in een infanterist en zal hij mee moeten vechten. Dan is er geen tijd om te sleutelen en zijn andere zaken belangrijker. Wat mij betreft is hiermee dan ook meteen de toon gezet voor opleidingsprogramma’s voor logistieke eenheden in Nederland. Zij staan erg laag op de prioriteitenlijst als het gaat om gebruik te mogen maken van bijvoorbeeld schietbanen. Deze missie heeft wederom bewezen dat logistiek personeel ook de vaardigheden en ervaring moet opdoen om een .50 te bedienen. Niet alleen bij een operatie zoals op Martello, maar ook bij konvooien waar altijd logistieke voertuigen deel van uitmaken. Dan komt het neer op een goede voorbereiding, vertrouwen in elkaar waarbij het niet uitmaakt of je een infanterist, cavalerist of van de technische dienst bent. De muren tussen wapens en dienstvakken zijn hier aardig geslecht en personeel is meer dan ooit op elkaar aangewezen.
GELOST
7
Trots Los van alle logistieke perikelen is er door al het logistiek personeel een enorme prestatie geleverd. Onder moeilijke en primitieve omstandigheden heeft de opbouw van voorraden plaatsgevonden, zijn konvooien uitgevoerd, alle operaties logistiek ondersteund en is de bouw van de base, onder verantwoordelijkheid van de genie gestaag doorgegaan. Ik ben daarom erg trots op alle logistieke medewerkers van de TFU. Hun inzet dwingt respect af omdat ze er altijd van zijn. De meeste indruk heeft de role-2 op mij gemaakt door hun professionele inzet voor alle gewonde militairen en burgers die daar behandeld zijn. Zij worden direct geconfronteerd met de vreselijke gevolgen voor mensen tijdens een oorlog.’
Verder Jooren keert binnenkort terug naar Nederland maar daarmee is zijn missie nog niet afgelopen. ‘Ondanks alle inzet is niet alles gelukt en er is nog een aantal logistieke knelpunten dat opgelost moet worden. Staf CLAS is begonnen om een aantal verbeterpunten op te pakken door op 12 januari met alle spelers van de logistieke opvoerketen om de tafel te gaan zitten en verbeterpunten direct uit te voeren. Na mijn verlof zal ik een aantal presentaties verzorgen om de mensen in Nederland duidelijk te maken wat voor een invloed hun handelen heeft op de uitvoering van deze missie. In Nederland is er vaak een ander beeld, omdat dit de eerste keer is dat we een complexe missie als deze in een land van uitersten moeten
DE GROOTSTE TRANSPORTHELIKOPTER TER WERELD, DE
M I 26,
uitvoeren. Luchttransport is een vereiste om flexibel te kunnen bewegen in het gebied. Het zou goed zijn als de luchtlijn tussen Nederland en Afghanistan kan verbeteren. De opvoer van goederen verloopt nu wel erg traag. We zijn er nog lang niet en zullen alert moeten blijven tot het einde van deze missie. De FOC-niveau’s staan nog steeds onder druk vanwege de instabiele situatie in het gebied en de opvoer van goederen eist een ijzeren discipline van een ieder zodat de TFU zich optimaal kan richten op de opbouwwerkzaamheden in de provincie Uruzgan.’
VLIEGT MEERDERE KEREN PER WEEK MET VOORRADEN NAAR DE
NEDERLANDSE
COMPOUNDS
Cijfers De logistieke opvoer is van een enorme omvang. Op Tarin Kowt (TK) en Deh Rawhod (DW) staan meer dan 2500 containers voor opslag, werk en slaapaccommodatie. Er is een directe aanvoerlijn tussen Kandahar Airfield (KAF) en TK met een Antonov 12 die meerdere keren per week vliegt, en de grootste transporthelikopter ter wereld, de Mi 26, die vliegt tussen KAF, TK en DW. Daarnaast zijn er door de TFU meer dan tien konvooien gereden tussen KAF en TK, en ettelijke roadmoves uitgevoerd tussen TK en DW. De afgelopen maanden zijn er honderden tonnen aan materiaal vervoerd door de lucht en met een lijnboot van Nederland naar KAF en KABUL bestaande uit reservedelen, materiaal voor de eenheden van de TFU, olie- en smeermiddelen, geneeskundige goederen, etcetera. De lijnboot komt aan in Karachi (Zuid-Pakistan) waarna de goederen op een Jingle Truck worden geladen om getransporteerd te worden naar KAF of TK. Alle niet-essentiële goederen worden getransporteerd op een Jingle Truck. Ook de coalitiepartners maken gebruik van deze transportmogelijkheid omdat deze vrij betrouwbaar is. Tot op dit moment rijdt er bijna elke twee weken een konvooi Jingle Trucks van gemiddeld twintig voertuigen. Dit zijn honderden voertuigen die voor de TFU in de weer zijn. De voeding wordt verzorgd door de firma Supreme en na de oplevering van de gepantserde eetzaal kunnen we volledig beschermd genieten van uitstekende maaltijden. Het waterverbruik in de winter is behoorlijk minder dan in de zomer. Als het hier echt warm is met temperaturen boven de vijftig graden, dan drink je al snel tien liter per dag. De afgelopen zes maanden is er meer dan twee miljoen liter weggedronken.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
9
Nieuwe gedragscode voor Defensie
Geen discriminatie en intimidatie, geen drugs en een minimum aan alcohol. Maar ook professionaliteit, collegialiteit, eigen verantwoordelijkheid en elkaar aanspreken. De
nieuwe defensiebrede gedragscode, die op 17 januari is gepresenteerd, is al van kracht en wordt op 31 maart definitief vastgesteld. Laat er geen onduidelijkheid over bestaan: Defensie maakt korte metten met ongewenst gedrag!
De campagne rond Ongewenst Gedrag is ontwikkeld naar aanleiding van de uitkomsten van de bevindingen van de Commissie Staal. De CDS, generaal Berlijn, heeft als reactie op het rapport een werkgroep ingesteld onder leiding van luitenant-generaal Bertholee. Deze werkgroep moet de aanbevelingen uit het rapport vertalen naar initiatieven die ongewenst gedrag ook echt terugdringen. Speerpunten als een nieuwe set gedragsregels, verbetering van sociaal leiderschap en voorkomen van ongewenst gedrag als pesten, machtsmisbruik, discriminatie en seksuele intimidatie vormen hierbij de basis. Ook zal een nieuwe structuur voor vertrouwenspersonen worden opgezet. De uitwerking hiervan is in handen van Hoofddirecteur Personeel, luitenant-generaal Leijh. Voor de totstandkoming van de gedragscode heeft de werkgroep Ongewenst Gedrag van luitenant-generaal Bertholee sterk geput uit de bevindingen van de defensiemedewerkers. Van soldaat tot generaal; elk niveau binnen defensie heeft haar steentje mogen bijdragen aan het formuleren van passende regels. Maar ook na de presentatie op 17 januari staat betrokkenheid voorop; tot 31 maart kan iedereen reageren op de nieuwe gedragscode. De code moet immers een document worden waarin iedereen zich herkent. De komende weken wordt binnen de verschillende eenheden ruimschoots gediscussieerd over het onderwerp Ongewenst Gedrag. Ook op het intranet-portaal kan iedereen zijn of haar mening kwijt. Om de invoering van de nieuwe gedragscode te ondersteunen heeft Defensie in samenwerking met een extern communicatiebureau een aantal cartoons ontwikkeld. De eerste tref je aan in deze Landmacht.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Gedragscodes: 1. Ik maak deel uit van een professionele organisatie. Ik houd mijn kennis en vaardigheden, zowel vakinhoudelijk als sociaal, op het vereiste peil. Daardoor kan ik, ook onder moeilijke omstandigheden, mijn taken goed uitvoeren. 2. Ik ben lid van een team met een gemeenschappelijke taak. Ik ben mede verantwoordelijk voor mijn collega’s. Ik behandel anderen zoals ikzelf behandeld wil worden. Ik spreek anderen aan op hun gedrag en accepteer dat anderen mij op mijn gedrag aanspreken. 3. Ik ben mij bewust van mijn verantwoordelijkheid. Ik doe niets wat de belangen van Defensie schaadt, ook niet buiten diensttijd. Ik geef in houding, voorkomen en gedrag het goede voorbeeld. Ik ga verantwoord om met defensiemiddelen; ik gebruik deze zorgvuldig en rechtmatig. 4. Ik behandel iedereen met respect. Ik accepteer geen ongewenst gedrag zoals discriminatie, (seksuele) intimidatie en pesten, niet ten aanzien van mijzelf, maar ook niet ten aanzien van anderen. Ik houd mij aan de geldende wetten en regels en misbruik mijn macht of positie niet. 5. Ik zorg voor een veilige werkomgeving. Ik voel mij verantwoordelijk voor de veiligheid van anderen en mijzelf. Ik laat mij niet in met drugs. Ik gebruik geen alcohol tijdens oefeningen of operaties. Ik besef dat ik ook daarbuiten alcoholgebruik moet matigen en dat alcohol nooit invloed mag hebben op mijn werk.
11
VIER
UITGEKOZEN LEIDERS AAN HET WOORD
‘Kijken naar de mens achter de militair’
Wie vind je een goed sociaal leider binnen onze organisatie? Deze vraag stelden wij de lezers van Landmacht in het vorige nummer. In dit artikel geven vier aangemelde leiders hun visie op leidinggeven bij de KL. In het volgende nummer aandacht voor de ontvangers van leiding: de soldaten en korporaals.
Naam: Sander Wisseborn Rang: Wachtmeester der eerste klasse Functie: Plaatsvervanger van de opvolgend pelotonscommandant Geeft leiding aan: zestien instructeurs en 78 leerlingen Voorgedragen omdat ‘Ik ben onder de indruk geraakt van zijn natuurlijke leidinggevende kwaliteiten, de wijze waarop hij deze weet aan te wenden om aanwijzingen ook geaccepteerd te krijgen. En dat niet alleen langs de hiërarchische weg. Het waarom achter een aanwijzing weet hij door de wijze van overbrengen heel snel duidelijk te maken.’
‘Het vermogen om met anderen een bepaalde taak te vervullen, zo zou ik goed leiderschap willen omschrijven. Omdat de landmacht een strakke hiërarchie kent, is het als leider gemakkelijk om mensen iets op te leggen zonder te kijken naar de persoon, maar dat is meestal wel wenselijk. Goed leiderschap betekent dat een opdracht gedragen moet worden. Gewoon een “voorwaarts” zonder reden werkt meestal niet. In sommige situaties kan het bijna niet anders, bijvoorbeeld tijdens een uitzending. Je moet natuurlijk wel reëel blijven. Er hoeft niet altijd honderd procent draagvlak voor jouw ideeën te zijn. Werkvloer Weten wat er speelt op de werkvloer is een kunst op zich. Wanneer je boven een club staat, kun je nooit alles zien. Je moet ervoor zorgen dat je met iedereen een goede relatie opbouwt en dat de deur altijd openstaat. Ik moet maar gewoon accepteren dat ik niet alles zie. ‘Ik had eens een
militair die domweg een opdracht weigerde.
Valkuilen Mensen hebben de neiging Ik stond met mijn om zichzelf te spiegelen aan hoe ze zelf waren. Het is gemond vol tanden’ makkelijk om te zeggen dat normen en waarden vervagen. Ik vind wel dat anders wordt omgegaan met normen en waarden. Toen ik negentien was, maakte ik ook fouten. Van die fouten kun je leren. Het enige verschil met tegenwoordig is dat het nu lijkt alsof het mensen minder uitmaakt wanneer ze fouten maken. Ik moet daarbij wel zeggen dat dit in mijn groep gelukkig weinig voorkomt. Grenzen Ik vind het normaal dat iemand zijn eigen grenzen kent. Wanneer je bij defensie werkt, beperk je jezelf nog eens in die grenzen. Gelukkig heeft de baas heel duidelijke normen en waarden vastgelegd. Wanneer iemand dus echt iets fout doet, moet ik daar als leider consequenties aan verbinden. Wanneer ik water bij de wijn ga doen, zal ik mijn draagkracht bij een groep verliezen. Bij ons komen leerlingen van een Regionaal Opleidingscentrum stagelopen. Eén van die leerlingen vertelde een maatje dat hij na het weekend wiet zou meenemen. Wij zijn gigantisch duidelijk over het gebruik van drugs. Wanneer iemand dan toch zoiets meeneemt, kan hij meteen vertrekken. Wat ik veel mooier vind, is dat zijn maatje, door wat wij hem hebben geleerd, zich gesteund voelt om dit aan ons te vertellen.’
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Naam: Ard Goedhart Rang: Majoor Functie: Commandant 112 Pantsergeniecompagnie (zwaar) Geeft leiding aan: 150 mensen Voorgedragen omdat: ‘Majoor Goedhart verschilt in essentie niet veel van zijn collega’s. Maar in het algemeen is zijn leiderschapsstijl meer mensgericht dan taakgericht. Dit uit zich heel eenvoudig al in de dagelijkse daadwerkelijke persoonlijke belangstelling in plaats van de verplichte vraag ‘alles goed?’
‘Bij leidinggeven is het van belang om consequent te blijven, anders weten mensen niet waar ze aan toe zijn. Dat geldt zowel voor het straffen als voor het prijzen van mensen. Ik heb wel eens tijdens een appèl het ene peloton een aantal malen geprezen voor hun werk. Daarbij vergat ik het andere peloton te prijzen. Een aantal militairen heeft me erop gewezen. Ik kon niet anders dan hun daar gelijk in geven.
‘Zoek de gloriemomenten op’ Werkvloer Weten wat zich op de werkvloer afspeelt, wordt moeilijker wanneer je hoger in de hiërarchie zit. We zijn ervoor verantwoordelijk om te weten wat er binnen een groep mensen leeft. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik daar zelf vaak heel weinig tijd voor heb. Het is een spel van vertrouwen wekken bij de groep. Wanneer dat er is, komen problemen vanzelf bij mij terecht. Feesten en sport zijn voor mij heel belangrijk om te delen met collega’s. Op zulke momenten creëer je een band waarin mensen je kunnen vertrouwen. In de periode dat ik nog luitenant was kwam er tijdens een oefening een dienstplichtige naar mij toe. Het was een ontzettend grote kerel die mij vertelde dat hij in het verleden iemand per ongeluk had doodgeschoten. Dan weet je even niet wat je moet zeggen.
Valkuilen Goed leiderschap betekent dat je goede ideeën niet binnen beperkte kring bekend moet maken. Het is de bekende anekdote waarbij er een verhaal over een aantal mensen in het oor gefluisterd wordt. Aan het einde is het hele verhaal vervormd. De boodschap komt vaak wel over, maar de argumentatie niet. Juist dat beeld rondom een besluit motiveert mensen. Ik ga wel eens een loods binnen om mijn opdracht aan mensen uit te leggen. Soms krijg ik dan echt een reactie van “Oh ja?” Daaruit blijkt dat dit nodig is. Grenzen Militairen hebben plichten maar ook rechten. Soldaten die bij een eenheid binnenkomen hebben het recht om aan het einde van een periode op een bepaald niveau te zitten. Daarvan moet iedere militair zich bewust zijn. Wanneer iemand zijn verplichtingen niet nakomt, moet je als commandant ferm optreden. Een tijdje geleden werden we gewaarschuwd door de buren van een militair die net iets teveel spullen in de categorie “leuk voor thuis” in zijn garage had staan. Ik ben hiermee naar de marechaussee en de jurist gegaan. Hoewel het voorval juridisch gezien geen aanleiding bleek te zijn tot ontslag, was mijn vertrouwen in deze persoon tot een nulpunt gedaald. Ik gebruikte zijn verhaal als voorbeeld bij de eenheid en hij werd uit de compagnie gezet. Ondanks deze straf kreeg de soldaat toch nog een tweede kans. Later hoorde ik van mijn collega-compagniescommandant dat hij het bij zijn nieuwe compagnie heel goed deed. De commandant wilde hem bevorderen tot korporaal en vroeg mij naar mijn mening. Je moet zo iemand niet tot in den eeuwigheid straffen. Wanneer zijn gedrag beter is geworden, verdient zo iemand een tweede kans.’
13
‘Het op de juiste manier aansturen van je mensen om je doelen te halen is volgens mij de definitie van goed leiderschap. Op dit moment draai ik vanwege omstandigheden, met mijn drie groepscommandanten een peloton. Ik vind het belangrijk om iemand zelf verantwoordelijkheid te geven. Onlangs had een van onze drie groepscommandanten een cursus. Een korporaal nam voor die periode het werk van de sergeant over. Dat leert hem omgaan met verantwoordelijkheid en wij kunnen zien wat voor een vlees we in de kuip hebben. Vaak ben ik positief verrast. Een ander aspect van sociaal leidinggeven is uitleggen waar je als commandant mee bezig bent. De huidige generatie is thuis anders opgevoed. Er wordt tegenwoordig thuis veel meer met kinderen overlegd. Die mensen verwachten dat hier ook. Wanneer ik dan een opdracht geef zonder het doel erachter uit te leggen, dan heeft de groep daar moeite mee.
Bij mij kan veel,
Valkuilen Aan leidinggeven zolang je je werk maar zitten grenzen. Ik heb inmiddels geleerd dat je niet alles kunt onderscheppen. Je kunt niet constant bij je mensen zijn, dan zou je nooit meer naar de wc kunnen. Gelukkig heb ik in twee jaar wel een goede relatie opgebouwd met de groep, waardoor ik vaak hoor wat zich binnen de groep afspeelt. Een andere limiet van leidinggeven is dat je niet moet denken dat je iedereen kunt veranderen. Natuurlijk is het fijn wanneer je mensen ziet groeien, maar er zullen altijd mensen zijn waarbij dat niet gebeurt. Niet iedereen kan hetzelfde aan. Je wilt iedereen echter het voordeel van de twijfel geven.
goed doet’
Naam: Maria Janssen Steenberg Rang: Sergeant der eerste klasse Functie: Plaatsvervangend pelotonscommandant van het Transportpeloton/NBC bij 220 Transportcompagnie Geeft leiding aan: 26 mensen Voorgedragen omdat: ‘Sergeant Janssen Steenberg is plaatsvervangend pelotonscommandant en zij heeft al meerdere keren laten zien daadwerkelijk de pelotonscommandant te kunnen vervangen bij diens afwezigheid. Door haar manier van leiding geven functioneert het hele peloton erg goed en denkt iedereen mee om de bedrijfsvoering goed te laten verlopen.’
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Grenzen Een van de hamvragen bij leidinggeven is wanneer het punt komt dat je wel moet ingrijpen. Ik heb het liever over iemand een andere richting uitsturen. In mijn dagelijks werk heb ik te maken met een groep militairen van 18 tot 26 jaar oud. Wanneer deze mensen fouten maken, moet je bedenken dat ze nog jong zijn. Waarschijnlijk maakten wij zulke fouten ook op die leeftijd. Soms word ik als de moeder van de club beschouwd, maar dat maakt me niets uit. Wanneer we tijdens een schietserie in een huisje zitten en iemand misdraagt zich, dan stuur ik hem heel schools naar buiten. Dat werkt vaak wel, want hoe je het ook wendt of keert, mensen in deze leeftijd proberen altijd uit. Zo exerceerde ik onlangs mijn peloton van en naar een nieuwjaarsappèl. Enkelen dachten dat ze de exercitie terug wel konden overslaan en slopen een auto in. Ik heb hun toch laten exerceren. Ze moeten weten waar de grens is.’
‘Een relatie kun je alleen maar opbouwen wanneer je
daar tijd voor uittrekt’
Naam: Edwin Leidelmeijer Rang: Luitenant-kolonel Functie: Hoofd Kenniscentrum OTCGenie Geeft leiding aan: 14 mensen Voorgedragen omdat: ‘Luitenant-kolonel Edwin Leidelmeijer is een leider die niet alleen voor elkaar krijgt wat hij wil door zijn positie, maar vooral door de kracht van zijn persoonlijke eigenschappen. Laat iedereen in zijn waarde en laat daar waar mogelijk het personeel zelfstandig beslissingen nemen. Schroomt ook niet om met argumenten mensen tot anders handelen aan te zetten.’
Vertrouwen Mensen moeten laten zien dat ze iets machtig zijn. Dat is het moment dat ze van mij vertrouwen krijgen. Maar zelf moet ik ook vertrouwen winnen. Dat doe ik door, als ik een afspraak maak, die na te komen. Een belangrijk element van leiderschap is het inlevingsvermogen. Je moet je als leider kunnen verplaatsen in mensen. Dat doe je door een relatie op te bouwen en daarvoor moet je tijd uittrekken. Sancties Over het stellen van grenzen moet je als leider ook duidelijk zijn. Dat dit niet altijd na diensttijd ophoudt, blijkt uit voorbeelden uit het recente verleden. Ik ben bijvoorbeeld begonnen als pelotonscommandant in Duitsland. Tijdens feesten bewoog ik me tussen de mensen om te zien of er niets misgaat. Onlangs vond er een incident plaats waarbij enkele militairen in Noorwegen op de vuist zijn gegaan met anderen. Ik zou graag een reactie horen van het kader dat daar aanwezig was.’
‘Een definitie van leiderschap geven is moeilijk. Het hangt af van de situatie waarin een commandant zich bevindt. Ieder mens is uniek en zo behandel ik hen ook. De standaarddefinitie zoals wij ze kennen vind ik wat kort door de bocht. In het handboek lees ik over inspirerend leiderschap. Dat vind ik een belangrijke aanvulling. Sociaal leiderschap Leiderschap moet altijd sociaal zijn. Dat betekent dat je als leider moet kijken naar de mens achter de militair. Alleen zo haal je het beste uit de persoon. Leiderschap zonder het sociale aspect is overigens iets wat iedere militair wel moet kunnen ontvangen. Dat gebeurt bijvoorbeeld onder tijdsdruk. Leiderschap is een wisselwerking tussen een persoonlijke benadering aan de ene kant en een zakelijke aan de andere kant. Soms komt het voor dat ik minder populaire keuzes moet maken. Dan moet je je emoties even opzij zetten. Maar juist omdat je die goede band met je personeel hebt, is het makkelijker om zaken eerlijk met je mensen te bespreken. Motivatie Respect tonen tegenover je collega´s is naar mijn idee een essentieel onderdeel van leiderschap. Ik benadruk dat iedereen bij mijn eenheid essentieel is, zonder hen draait deze organisatie niet. Wanneer iemand met een probleem bij komt, hoor ik dat altijd aan. Wanneer het probleem gegrond is, doe ik daar ook wat mee. Dat staat bij mij altijd hoog op het lijstje.
15
VERSCHILLENDE
C U LT U R E N B I N N E N E E N PA A R S E K R I J G S M A C H T
Wie maakt mijn schuttersputje even op? “Paars” is tegenwoordig het toverwoord bij de krijgsmacht. Logisch. Nog maar heel weinig missies worden uitgevoerd door alleen maar de KL, KLu, KMar of KM. We werken allemaal bij defensie maar toch wordt iedere nieuwe militair gevormd door zijn of haar krijgsmachtdeel met ieder een eigen cultuur. Hoe zijn deze verschillen ontstaan en wat
Kapitein Martin van Nes, jurist 1 Logbrig. ‘Bij de KLu draait het maar om één ding en dat is die kist de lucht in krijgen. Marcheren heeft geen prioriteit en ziet er dus anders uit dan bij de KL. Daar weet iedereen exact wat te doen bij welk commando. Toen ik als burger bij de KLu werkte, was ik gewend aan een informele manier van leidinggeven. ‘Ingerukt mars’ werd daar dan ook regelmatig vervangen door ‘ok, dat was het’, waarna iedereen z’n eigen weg ging. Als KL-officier heb ik dat één keer gedaan. Nadat mijn collega’s van de schrik waren bij gekomen, werd me duidelijk gemaakt dat deze nonchalance bij de KL niet geaccepteerd wordt. Vanaf dat moment, alles volgens de regels.’
moet je weten als je samenwerkt met militairen van een ander krijgsmachtdeel? Wachtmeester Sylvana van der Vaart, KMar Schiphol. ‘Ik heb mijn rijlessen gevolgd met militairen van de marine. Tijdens het lessen was het altijd erg gezellig, maar zodra ik de auto uitstapte veranderde de sfeer. In de kantine negeerden ze me, niemand wil tenslotte met iemand van de Blauwe Maffia gezien worden.’
van een brigade met de daarbij behorende specialisten. Landmachtcommandanten zullen meer kunnen uitbesteden aan deze specialisten terwijl een commandant van een onderzeeboot niet zo’n uitgebreide keuze aan specialisten heeft. Het voordeel van de KL-wijze is dat er weloverwogen beslissingen worden gemaakt, een nadeel dat het proces tijdrovend kan zijn. Bij de luchtmacht en marine zijn deze voor- en nadelen, volgens Moelker, tegenovergesteld: minder tijdrovend, maar met het risico dat er minder specialistisch met opdrachten wordt omgegaan. De militairen van de KMar hebben naast hun uitdagingen op politioneel gebied ook nog een andere, namelijk de omgang met hun militaire collega’s. Militairen van de Marechaussee worden soms gezien als “matennaaiers”. Ze zijn er immers ook om collega’s, daar waar nodig, op de bon te slingeren. Daarnaast voeren zij een groot deel van hun taken uit in of in nauwe samenwerking met de burgermaatschappij. De afstand tussen KMar en de overige krijgsmachtdelen is daardoor vaak groot. Toch vormen ook zij een belangrijk spil. Discipline en toezicht op de handhaving van regels zijn noodzakelijk in een organisatie met een omvang als die van defensie. Zeker in een organisatie die de wereld intrekt om zich in te zetten tegen wantoestanden.
ÉÉN KRIJGSMACHT, VELE CULTUREN ‘Wanneer de krijgsmacht het bevel “Beveilig het gebouw” krijgt, gaat de landmacht in de “rondomverdediging”; de mariniers bestormen het gebouw en steken het in de brand; de marine gaat in het gebouw zitten, doet de lichten uit, de gordijnen dicht en de deuren op slot, en de luchtmacht sluit een huurcontract af voor vijf jaar met een optie op verlenging.’ Deze anekdote is afkomstig van een Amerikaanse chefstaf en wordt vaak gebruikt om aan te geven dat bijna ieder krijgsmachtdeel een eigen cultuur heeft. Volgens René Moelker, docent aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) zijn deze culturen onder te verdelen in twee groepen namelijk die van de technische cultuur en de martiale, krijgshaftige cultuur. Bij de KL is volgens hem duidelijk sprake van een martiale cultuur evenals bij het Korps Mariniers. ‘Schuttersputjes, modder, overleven op gevechtsrantsoen, slechte weersomstandigheden en vertrouwen op fysieke kracht, het zijn allemaal typische kenmerken van een martiale cultuur. De uitdaging voor de luchtmachter en de militair van de marine ligt meer op het technische niveau waardoor Moelker de cultuur van deze krijgsmachtdelen een technische noemt. De KMar is volgens Moelker een geval apart aangezien zij als militair, bewaker, defensiepolitie, grensbewaker of Schiphol Marechaussee kunnen werken waardoor het moeilijk is om dit krijgsmachtdeel in te delen bij één van de twee bovengenoemde culturen.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Verschil moet er zijn Deze verschillende culturen zijn onderdeel van één organisatie waarvan het doel hetzelfde is en die zonder deze verschillen in taak en uitvoering niet optimaal zou kunnen functioneren. De verschillen in taak, doelstelling en uitvoering zijn vaak bepalend voor de manier waarop de militairen van de verschillende krijgsmachtdelen invulling geven aan hun “legerrol”. Zo speelt hiërarchie, structuur en inventiviteit een grotere rol bij de KL. Tijdens een uitzending kunnen KL-militairen het gevaar letterlijk in de ogen kijken waardoor ze snel moeten handelen. De meerdere in rang bepaalt wat er gebeurt. Tijd voor discussie is er niet. Ook onverwachte weersomstandigheden of verrassende situaties op maatschappelijk of cultureel gebied kunnen vragen om een inventieve en situatiegerichte reactie. Natuurlijk is snelheid ook een sleutelwoord bij andere krijgsmachtdelen. Bij het oplossen van conflicten kan een snelle reactie gemakkelijk worden gegeven vanuit de lucht. Bij de KLu draait daarom alles om snelheid, hoogte en bereik. Het zal dus niet snel gebeuren dat je de vijand recht in de ogen kunt aan kijken zoals de KL-militair dat zou kunnen. De KLu zet, net als de marine, wapensystemen in waaraan een bepaald aantal militairen gekoppeld is. Het wapensysteem wordt ingezet met de daarbij behorende vaklui. De beleving van de commandovoering, de hiërarchie en discipline is hierdoor anders. Een compagniescommandant of bataljonscommandant van de landmacht is onderdeel
Burgercultuur Bij defensie zijn meer dan 10.000 burgers werkzaam. Een grote groep, maar hebben zij ook een gemeenschappelijke cultuur? Volgens Moelker maken zij geen deel uit van de militaire cultuur, maar zijn de burgers bij defensie te vergelijken met ambtenaren die werkzaam zijn bij civiele organisaties. Maar hoe zit het dan met burgers die besluiten militair te worden, of militairen die besluiten om in een burgerfunctie verder te gaan. Volgens Moelker is er een groot verschil tussen de cultuur bij brigades en de cultuur op de staven. Het grootste deel van de burgers werkt in de dienstverlening waar ze weinig te maken hebben met de militaire cultuur. De burgers die op de staven werken, worden wel geconfronteerd met een militaire cultuur maar vooral met de koude variant daarvan. Ze krijgen te maken met de bureaucratie, regelgeving en statigheid van de organisatie. Het “hete” gedeelte zullen ze alleen leren kennen zodra ze ervoor kiezen een “groene” functie te bekleden bij de krijgsmacht. Vanaf dat moment zijn ze onderdeel van bijvoorbeeld een brigade. Kleding, emblemen, gedragsregels en ceremonies horen er vanaf dat moment bij, waardoor zij vanaf dat moment deel uitmaken van een andere cultuur’.
17
Andere invloeden op militaire cultuurvorming Het Korps Mariniers valt volgens Moelker in dezelfde categorie als de Koninklijke Landmacht, namelijk in die van de martiale of krijgshaftige cultuur. Ook bij hun spelen kracht, overleven in barre omstandigheden en improvisatie een belangrijke rol. Een groot verschil met de vloot. Ook al zijn ze onderdeel van hetzelfde krijgsmachtdeel, hier lijkt de tweedeling in de martiale en technische cultuur een goede voedingsbodem om grappen te maken. De één vindt de ander een watje, de ander vindt de één een hersenloze spierbal. Toch hebben alle militairen van de marine een gemeenschappelijke deler; namelijk de geschiedenis. Dit krijgsmachtdeel is erg actief is geweest tijdens het koloniale tijdperk en heeft daardoor sterke verwantschap met Indonesië. Dat de marine toen lange tijd in het Aziatische gebied geopereerd heeft, is nog steeds merkbaar door de woorden die ze gebruiken. Een ander kenmerk van de marine als geheel is de manier waarop ze naast hun werk leven. Den Helder ligt niet centraal in Nederland waardoor veel marinemilitairen ervoor kiezen om in de buurt te gaan wonen. Er zijn in de omgeving van Den Helder hele wijken met marinepersoneel. Partners gaan altijd mee naar feestjes en de kinderen gaan naar dezelfde school. Het wereldje van de marinemilitair is daarom kleiner en vaak meer honkvast dan dat van de KL-militair die soms om de drie jaar moet verhuizen vanwege de vele KL-locaties. Het is een kleine en hechte club met veel tradities. Universele militaire cultuur Ondanks de vele verschillen is er wel degelijk sprake van één militaire cultuur die krijgsmachtdeel overschrijdend is en die ons onderscheidt van andere (burger)organisaties, zegt Moelker. ‘Iedere krijgsmacht, ongeacht het land, is gek op symboliek en traditie. Ook stoerheid, daadkracht en pragmatisme zijn typerend voor de militaire cultuur. Wat de symbolen zijn, hoe er invulling wordt gegeven aan de tradities en op welke manier de stoerheid en daadkracht tot uiting komen, is afhankelijk van de invulling door krijgsmachtdeel, regiment of rang. Wel onderscheiden wetenschappers twee tegenstrijdige varianten binnen de militaire cultuur namelijk de “hete” militaire cultuur en de “koude” militaire cultuur. Deze tweedeling wordt gemaakt omdat de krijgsmacht tijdens inzet (heet) heel anders functioneert dan de krijgsmacht in eigen land (koud). ‘De koude militaire cultuur kenmerkt zich door de bureaucratische manier van werken, regels en voorschriften. Tijdens uitzendingen laat de krijgsmacht zich vaak van een heel andere kant zien. Hier blijkt dat militairen inventief zijn en dat ze prima “out of the box” kunnen en mogen denken’, legt Moelker uit.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Paarse eenheidsworst? Een militaire cultuur bestaat dus, maar zou er ruimte zijn voor een paarse cultuur en hoe zou deze er dan uit komen te zien? ‘Een paarse cultuur valt lastig te realiseren’, denkt Moelker. ‘Je zou dan al moeten beginnen met het maken van een “paars” tenue zodat het onderscheid tussen de verschillende krijgsmachtdelen niet meer zo duidelijk zichtbaar is. Krijgsmachtbreed is het onmogelijk om de culturen te laten samensmelten tot één paarse cultuur. Wel zou je bijvoorbeeld een paars bataljon kunnen samenstellen met een eigen tenue, eigen symbolen en eigen tradities’. Het is de vraag of het wenselijk is om van de krijgsmacht een eenheidsworst te maken. De verschillende culturen zijn ontstaan door de specifieke taken, ervaringen en geschiedenis. Het is dan ook belangrijk dat de krijgsmachtdelen goed kunnen integreren en samenwerken, maar volgens Moelker hoeven ze niet volledig in elkaar op te gaan. Volgens hem is het functioneel handiger om de krijgsmachtdelen in één oogopslag te herkennen. Zo weet je meteen wat voor vlees je in de kuip hebt.
Wat moeten we van elkaar weten? Het “paarse denken” gaat niet vanzelf. Praktijkvoorbeelden laten zien dat de logica achter, en daarmee het begrip voor de onderlinge verschillen nog regelmatig ontbreekt. We laten ons dan ook nog vaak foppen door prototypes wat voor onnodige wrijving zorgt. Voorbeelden uit de praktijk en tips van erva-
‘Vaak wordt vergeten dat bonnen uitdelen maar een minuscuul onderdeel is van ons takenpakket. Net als in de burgermaatschappij is politiegezag, mits je volgens de regels handelt, alleen maar positief voor het grotere geheel. Tijdens uitzendingen en oefeningen zijn we militair, op Schiphol zijn we politie en het zou mooi zijn als we in onze functie als defensiepolitie gezien gaan worden als ondersteuning in plaats van bonnenschrijvers.’ BRIGADEADJUDANT PETER HAM, KONINKLIJKE MARECHAUSSEE.
ringsdeskundigen over wat militairen van verschillende krijgsmachtdelen van elkaar moeten weten.
Kapitein David Nauta, jurist CLSK. ‘Toen ik van de KL naar de KLu ging, moest ik een les over het internationale veiligheidsbeleid geven aan een klas vol luchtmachters. Het was alleen zo dat mijn dagelijks tenue nog niet geleverd was. Ik stond dus in mijn KL-dt voor een klas vol Luchtmachters. Uit de evaluatie bleek dat ze me niet serieus namen als docent want wie was ik om hun iets bij te brengen over dit onderwerp? Een aantal dagen later stond ik weer voor de klas. Deze keer in luchtmacht-dt met als resultaat een evaluatie vol lof!.’
Matroos der eerste klasse Nina Kweilaa, Logistieke dienst, administratie eerste mariniers bataljon. ‘We gebruiken bij de KM verschillende woorden die afkomstig zijn uit Maleisië. Als we op woensdag gaan eten, hebben we het over ‘de blauwe hap’ wat gewoon Indische maaltijd betekent. Toen ik bij de paarse organisatie CDC werkte, werd mij verboden om de term ‘blauwe hap’ te gebruiken omdat dit discriminerend zou zijn. Ik vond het belachelijk. Zelf ben ik namelijk half Moluks en dus ook half-blauw!‘
‘De KLu wordt door andere krijgsmachtdelen vaak omschreven als een bedrijf waarbij de werknemers in een militair tenue lopen. Het vliegveld gaat over het algemeen open om 0730 en sluit om 1645. In het weekend zijn we dicht en hebben maar heel sporadisch een koopzondag. Deze bedrijfscultuur wordt bij de KLu meer geaccepteerd dan bij sommige andere krijgsmachtdelen. In vredestijd oefenen wij geen gevechtshandelingen zoals KL-eenheden dat moeten. Je moet weten hoe je moet handelen als jouw wapensysteem wordt ingezet. Hoewel het in vredestijd lijkt alsof we alleen maar een vliegveld beheren, blijkt tijdens uitzendingen dat we door onze technische middelen en vakkundigheid een positief verschil maken waardoor we ook op internationaal niveau erg serieus worden genomen.’ MAJOOR ROB BENNING, KONINKLIJKE LUCHTMACHT
‘Wij oriënteren ons van oudsher al op gebieden die buiten het Europese vasteland liggen. Al tijdens de opleidingen word je met dit verschil in oriëntatie geconfronteerd. Militairen van de marine volgen meer opleidingen in de VS en Engeland en werken ook meer samen met de Amerikanen en de Britten. De KL is meer gericht op het vasteland en werkt daardoor vaker nauw samen met buurlanden zoals Duitsland. In het kader van een uitwisseling werk ik nu bij de Directie Operatiën Staf Clas en met een vader en broers als officier bij de KL, ken ik de obstakels en de voordelen van de verschillen. Er is al veel veranderd. Toen de Luchtmobiele Brigade de eerste stappen in Noorwegen ging zetten, was ondersteuning door de mariniers die daar al jarenlang ervaring in hadden, van beide kanten onbespreekbaar. Gelukkig is er nu wel sprake van goede samenwerking bij opleidingen, oefeningen en operaties. Een ander verschil is de werkwijze. De marine is een veel kleiner krijgsmachtdeel en kent daarom niet zoveel lagen als de KL waarin iedereen een eigen specialisme lijkt te hebben. De marinemilitair is misschien breder inzetbaar, maar dat kan ten koste gaan van het specialisme.’ MAJOOR STEPHAN BLAAS, KORPS MARINIERS
19
De geschiedenis van de andere krijgsmachtdelen Koninklijke Luchtmacht
De luchtmacht is voortgekomen uit de Luchtvaartafdeling (LVA) van de Koninklijke Landmacht. De LVA werd in 1913 op de vliegbasis in Soesterberg opgericht. In 1939 kreeg de militaire luchtvaart de status van zelfstandig wapen binnen de Koninklijke Landmacht en vijf jaar later volgde in Londen de oprichting van het Directoraat Nederlandse Luchtstrijdkrachten. Per 1 maart 1947 werd de functie van chef Luchtmachtstaf ingesteld. In 1953 kreeg de Koninklijke Luchtmacht de status van een zelfstandig krijgsmachtdeel. Kort na de Tweede Wereldoorlog werd een begin gemaakt met de vorming van het Commando Luchtverdediging, waarvan zes squadrons jachtvliegtuigen deel uitmaakten. Nadat Nederland lid werd van de NAVO kwam daar in 1952 nog het Commando Tactische Luchtstrijdkrachten bij. Aanvankelijk kwam het meeste materieel nog uit Groot-Brittannië, later voornamelijk uit de Verenigde Staten.
De Koninklijke Marechaussee
In 1814 werd het “Corps de Marechaussee” opgericht door Willem I. Het korps werd ondergebracht bij de landmacht. Behalve militaire taken werd er ook civiel werk verricht. In sommige kleine steden was dit korps zelfs de enige politie die aanwezig was. Verder verzorgden zij alle politietaken bij de krijgsmacht. In 1908 voegde koningin Wilhelmina de beveiliging van paleizen toe aan het takenpakket. Omdat dit werk voorheen door tuinmannen werd uitgevoerd, wordt deze wacht tot op heden de klompendienst genoemd. In 1940 voegde Duitsland de marechaussee samen met de toenmalige rijksveldwacht en gemeenteveldwacht. Hierdoor verloor de marechaussee zijn militaire status. Buiten de door Duitsland bezette gebieden gold dit overigens niet. Na de oorlog werd de marechaussee gesplitst in een Korps Rijkspolitie en de Koninklijke Marechaussee die hiermee weer een militaire status kreeg. In 1994 gingen rijks- en gemeentepolitie op in regiokorpsen en het Korps Landelijke Politiediensten. De rijkspolitie droeg bij deze gelegenheid de politie- en beveiligingstaken van Schiphol over aan de marechaussee. Vier jaar later werd de Koninklijke Marechaussee een zelfstandig, en daarmee, het jongste krijgsmachtdeel.
Koninklijke Marine
De Koninklijke Marine is het oudste krijgsmachtdeel van Nederland. Voor het ontstaan van dit onderdeel zijn een aantal jaartallen van belang. 1488 kan worden gezien als het begin van de Koninklijke Marine. In dit jaar stelde de Oostenrijkse koning Maximiliaan een admiraal aan om toezicht te houden op havens en wateren van de lage landen. Een ander belangrijk jaar is 1588, het moment waarop de gewesten de Republiek der Verenigde Nederlanden uitriepen. Daarbij benoemden zij Prins Maurits als admiraal-generaal van de vloot. Het predikaat ´Koninklijk´ kreeg de marine toen het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 werd opgericht. In de zeventiende en achttiende eeuw was de marine er voornamelijk voor de verdediging van de onafhankelijkheid van de Republiek en ter bescherming van de vissers- en handelsvloot. Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, lag de hoofdtaak van de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië. Pas toen de soevereiniteitsoverdracht in 1949 een feit was en Nederland in 1962 vertrok uit Nederlands NieuwGuinea, ging de marine in bondgenootschappelijk NAVOverband opereren. Hierbij richtte het zich op de beveiliging van de scheepvaartroutes op de Atlantische Oceaan en de onderzeebootbestrijding. Het Korps Mariniers is een onderdeel van de Koninklijke Marine en is opgericht in 1665 op initiatief van Admiraal Michiel de Ruyter en raadspensionaris Johan de Witt. De mariniers worden opgeleid om te opereren waar ook ter wereld, onder de zwaarste omstandigheden. De wapenspreuk van dit korps luidt dan ook: “Qua Patet Orbis” – zo wijd de wereld strekt.
Culturen binnen de krijgsmacht, hoeveel weet jij ervan? De KMar is, voordat het een zelfstandig krijgsmachtdeel werd, altijd onderdeel geweest van: A) Koninklijke Landmacht B) Korps Landelijke Politiediensten C) Geen van beide Wanneer werd de KLu een zelfstandig krijgsmachtdeel? A) 1953 B) 1944 C) 1948 Wat bedoelt de KM-militair met “De blauwe hap”? A) Snack B) Aziatische maaltijd C) Bosvruchtenyoghurt
Burgers zijn vooral werkzaam binnen: A) Martiale cultuur B) Koude cultuur C) Hete cultuur Van wie nam de marechaussee de beveiliging van paleizen over? A) Politie B) Tuinmannen C) Butler
Wie was één van de initiatiefnemers van de oprichting van het Korps Mariniers? A) Michiel de Ruyter B) Prins Maurits C) Willem I Toen de KMar in 1998 een zelfstandig krijgsmachtdeel werd, werd het takenpakket uitgebreid met: A) De beveiligingstaken van Schiphol B) De politietaken van Schiphol C) Geen van beide In de tekst worden twee culturen genoemd die bij de KLu zouden passen. Welke zijn dit? A) Martiale cultuur en Koude cultuur B) Technische cultuur en Koude cultuur C) Bedrijfscultuur en Technische cultuur Antwoorden: 1:A, 2: A, 3: B 4: B 5: B 6:A, 7:C, 8:C
LANDMACHT FEBRUARI 2007
21
ISK De Harskamp krijgt een nieuw jasje Het startschot voor de uitbreiding en modernisering van Infanterieschietkamp (ISK) De Harskamp is gegeven. Bij de vernieuwingen gaat het vooral om de herinrichting van de schietbanen voor klein-kaliber wapens (KKW). Nieuwe apparatuur, uitbreiding en herindeling van deze banen moeten ervoor zorgen dat meer eenheden effectiever kunnen trainen.
Majoor André de Haan is hoofd Veiligheid bij het ISK en vindt dat de nood hoog is. ‘Schietbanen sluiten, schieteisen verhogen en de uitzenddruk is hoog. Dit betekent dat het ISK moet voorzien in effectieve en voldoende oefencapaciteit en dat kan nooit snel genoeg’. Door de reorganisaties van de afgelopen periode zijn verschillende kazernes afgestoten en zijn eenheden van locatie gewisseld. Als gevolg van deze ontwikkelingen koos Defensie voor minder schietlocaties in het land en meer voor schietbanen op centrale plekken. De modernisering van het ISK is daarvan een noodzakelijk gevolg want de “klandizie” wordt bij de centraal gelegen banen natuurlijk groter. Verder is tegenwoordig “Every soldier a rifleman” het motto bij de landmacht wat betekent dat ook de ondersteunende eenheden veel meer dan voorheen hun schietvaardigheid op peil moeten houden. Aangezien er dus meer eenheden moeten kunnen oefenen, moeten er meer schietpunten komen. Logisch zou zijn om gewoon banen bij te bouwen, maar zo gemakkelijk blijkt het niet te zijn. Majoor Eric Krijnen is werkzaam bij de Defensiestaf, afdeling Vastgoed Behoeften en belast met schietbanen en daarmee ook met ontwikkelingen op De Harskamp. Volgens hem was uitbreiding van het terrein geen optie. ‘De omringende dorpen zouden daardoor teveel last
LANDMACHT FEBRUARI 2007
kunnen krijgen van het geluid. Daarnaast zouden we dan ook in de knel komen met de vigerende milieuvergunning. Het ISK ligt immers midden op de Veluwe en daar gelden strenge regels. Er moest dus effectievere schietcapaciteit komen, zonder daarmee extra ‘geluidsruimte’ in beslag te nemen.’ Naast de centralisatie van de schietbanen, speelt ook het Schiethuis KKW Onderofficieren KL, waarin een opleidingsprogramma het schietinstructieniveau van alle onderofficieren op een hoog peil wordt gebracht, een grote rol. Het schiethuis is opgezet door specialisten van het Opleidings en Trainingscommando en stelt hogere voor de vernieuwingen is van technieisen aan het niveau van de schietinsche aard. Nieuwe wapensystemen structeur en het aantal schietinstrucvragen om andere oefeningen en ook teurs binnen de KL. ‘Het bleek dat de de doelvoorstellingen veranderen. meeste onderofficieren door de snelle ontwikkelingen van het operationele Opschieten met schieten optreden niet (meer) aan het geDe grote bergen zand zijn de eerste wenste niveau voldeden. Voor al deze tekenen van de nieuw te bouwen opleidingen is meer en effectievere schietbanen. Met graafwerkzaamhebaancapaciteit nodig’, vertelt De Haan. den is een begin gemaakt met de eer‘Ook de uitzenddruk van de militaiste fase van het verbouwingsproject. ren speelt een grote rol. Een steeds Na de afronding van de eerste fase, grotere variatie aan eenheden wordt heeft het ISK drie vernieuwde 25m uitgezonden en moet daarvoor gereed en 300m- schietbanen voor het kleingemaakt worden. Hierdoor trainen kaliberschieten. Deze schietbanen logistieke en voor pistool en ‘Een ondersteunende geweer worden eenheden ook gemoderniseerd aan eenheden wordt steeds vaker op uitgezonden en moet daarvoor zodat militairen, het ISK.’ Een sneller, meer en laatste reden dus effectiever
variatie
steeds grotere
gereed gemaakt worden’
kunnen oefenen. De tweede fase van het project richt zich op de verbouwing en modernisering van schietbanen met een afstand vanaf driehonderd meter. Hier oefenen eenheden met de groeps- en pelotonswapens MAG, .50-mitrailleur en Minimi. Met deze wapens kan vanaf de grond en vanaf het voertuig geoefend worden. Daarnaast verbeteren de banen de mogelijkheden voor schutters geweer lange afstand. Veranderingen Verwacht wordt dat de eerste fase van de verbouwing medio 2008 wordt afgerond. Er worden vier banen verbouwd namelijk baan Echo (links en rechts), Noorderheide (I en II) en baan Kilo. Baan Echo wordt de nieuwe drillbaan waar drills tot op groepsni-
23
veau geoefend kunnen worden. Op deze baan kunnen daarvoor houten schietschijven geplaatst worden. Deze schijven worden ingegraven in de grond en zijn ook bekend onder de naam PABkameraden. Daarnaast kunnen er op 100, 200 en 300 meter, radiografisch bestuurbare schietdoelen (RBS) geplaatst worden. Deze RBS’en kunnen naast het gebruik bij gevechtsschietoefeningen ook worden ingezet om het statisch schieten vanaf een 0-punt te trainen. Door dat de RBS’en vanaf het 0-punt kunnen worden bediend scheelt dat veel tijd in vergelijking met het gebruik van houten schijven. De twee Noorderheidebanen komen er anders uit te zien. Iedere baan telt straks twee secties van tien schietpunten die gescheiden worden door een verplaatsbare wand. Zo’n baan kan door twee verschillende eenheden tegelijkertijd worden gebruikt maar kan ook als geheel worden aangevraagd. Dan ontstaat een baan waarop de eenheid met twintig schutters tegelijk oefeningen kan schieten. De banen liggen, net als de Westerheidebanen, onder een overkapping. Verder krijgt de Noorderheidebaan nog een 25 meter-pistoolbaan. Deze baan bestaat uit drie secties met ieder tien schietpunten die fysiek van elkaar geschei-
den zijn. De baan wordt uitgerust met automatische doelvoorstellingsapparatuur die eenvoudig als ogenbliksdoel gebruikt kan worden. Hiermee kun je dus het statisch schieten oefenen, maar ook onverwachte situaties nabootsen. Ook Baan Kilo wordt zo’n baan met twee keer tien schietpunten onder één overkapping. Corrigeren Zowel de Noorderheidebanen als Baan Kilo worden uitgerust met corrigeerapparatuur. Op een monitor kun je zien waar je schoten zijn gevallen. Bij drie of meer schoten die samen een goede niet te grote groep vormen kun je een middelpunt bepalen. Daarna kun je precies zien hoeveel je moet corrigeren. ‘Deze modernisering zal heel wat tijd besparen’, meent De Haan. ‘Je hoeft niet telkens naar de schietschijf om te zien waar je schoten zijn gevallen. Afplakken was bij de Westerheidebanen al niet meer nodig, maar dit is weer een stapje verder. Doordat je sneller kunt schieten, kun je meer oefenen in een korte tijd realiseren en kunnen er dus ook meer groepen aan de beurt komen binnen dezelfde tijd.’ Op de Noorderheidebanen komt op de eerste vier schietpunten van elke sectie deze apparatuur te staan. Baan Kilo krijgt op ieder
schietpunt corrigeerapparatuur. De nieuwe banen krijgen ook bewegende doelinstallaties. Iedere sectie telt twee keer tien schietpunten. Op iedere honderd meter wordt een bewegend doel geplaatst. Plannen en praktijk Alle plannen zijn duidelijk, maar vooralsnog kan de DVD (Dienst Vastgoed Defensie), alleen beginnen met de graafwerkzaamheden. Kostenoverschrijdingen vertragen de realisatie en zorgen ervoor dat de gewenste deadline, halverwege dit jaar, niet gehaald wordt. Een uitdaging voor Krijnen. ‘De overkapping van de Noorderheide banen is veel duurder uitgevallen dan verwacht. Hier moet dus een alternatief voor komen. We bekijken op dit moment of we een goedkopere uitvoering van de overkapping kunnen neerzetten. De overkapping is wel noodzakelijk omdat de omgeving anders teveel last van het geluid heeft. Hoeveel tijd en geld het gaat kosten is nog niet helemaal duidelijk, maar we weten wel dat we het einde van dit jaar niet gaan halen. Ik hoop dat we fase I aan het begin van 2008 kunnen afronden, maar het zou ook goed halverwege 2008 kunnen worden voordat de banen allemaal gebruiksklaar zijn.’
De gewonde moslimstrijder achterlaten, of toch meenemen hoewel het mandaat dit niet toestaat? Wel of geen weerstand bieden tegen de opmars van Bosnisch-Servische troepen naar de ‘veilige sector’? De redactie van Landmacht bracht met twee burgermedewerkers van defensie een bezoek aan het Legermuseum in Delft om de multimediale experience “Onder vuur”. Militaire Dilemma’s te ondergaan.
Burgers kruipen in de huid van militaire collega’s
Paars of toch KL? Omdat er verschillende banen sluiten waar ook andere OPCO’s oefenen, worden er op defensieniveau beslissingen genomen over de inrichting en locaties van de banen. Alle OPCO’s kunnen zich inschrijven op de banen. Wel is het zo dat eenheden die op uitzending gaan altijd voorrang hebben op andere groepen. Ook de schoolbataljons en andere eenheden in opleiding krijgen prioriteit. Het ISK blijft wel onder beheer van CLAS die tevens de Single Service Manager is van schietbanen. Het inpassen van schietbehoeften in de beschikbare ruimte, is een paarse uitdaging. TIJDENS
LANDMACHT FEBRUARI 2007
D E F I L M I S H E T VA A K K I E Z E N T U S S E N T W E E K WA D E N .
25
RUUD MENNENS, M O N T E U R B I J 13 H E R S T E L C O M PA G N I E
S U S A N N E VA N D I J K , D O C E N T E I N T E R N AT I O N A L E V E I L I G H E I D S S T U D I E S B I J D E NLDA
‘Waarschuwing! Tijdens de film Onder Vuur, Militaire Dilemma’s neemt u dezelfde zware beslissingen die militairen moeten nemen bij het uitvoeren van hun missie. Voor veteranen kan deze film confronterend zijn. De voorstelling is niet geschikt voor kinderen onder de 12 jaar.’ De bezoekers zijn vooraf duidelijk gewaarschuwd: this is serious business. In de donkere ruimte hangen drie beeldschermen en staan zestien zuiltjes met elk een gele en een blauwe knop. De multimedia-installatie is de nieuwste aanwinst van het Legermuseum. Het vormt een groot contrast met de rest van de museumcollectie: van oude veldkaarten tot zware tanks, van vaandels tot historische vuurwapens. Het verloop van de interactieve film wordt bepaald door de keuzes van de bezoekers. De consequentie van de gemaakte keuze komt meteen aan de orde in het volgende fragment. Ruud Mennens, monteur bij 13 Herstelcompagnie in Oirschot, en Susanne van Dijk, docente Internationale Veiligheidsstudies op de NLDA in Breda, nemen ieder plaats achter een zuiltje. De twee werken dagelijks met militairen, maar hebben zelf geen ‘groene ervaring’. Vandaag komen ze voor dezelfde gewetensvragen te staan als een militair op vredesmissie. Een bijzondere ervaring. Mennens is een van de zeventien burgers (waarvan vijf monteurs) van zijn eenheid van in totaal zestig man. Sinds enkele maanden werkt hij bij de Landmacht. ‘Op de burgers en zes militairen na, is iedereen op uitzending momenteel. Ik ben benieuwd voor welke keuzes zij kunnen komen te staan.’ Van Dijk doceert voornamelijk op de KMA en het KIM. ‘Daar wordt regelmatig gebruik gemaakt van cases over oorlogssituaties om cadetten te leren met welke politieke en militaire factoren ze rekening moeten houden bij het vinden van een oplossing en de mogelijke gevolgen daarvan. Dat hier in het Legermuseum gebruikt wordt gemaakt van echte beelden is weer een stap verder.’
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Neutraal blijven Authentieke nieuwsfragmenten en krantenkoppen leiden de film in. Een hoge ambtenaar van het Ministerie van Defensie, een soldaat en een kapitein (allen gespeeld door acteurs) geven gedurende de film steeds hun visie op de situatie. Er is oorlog uitgebroken op de Balkan. Nederlandse VN-militairen moeten ervoor zorgen dat de safe area Srebrenica een veilige gedemilitariseerde zone blijft. Er mogen geen bewapende moslimeenheden rondlopen en BosnischServische soldaten mogen het gebied niet in. In het uiterste geval mogen de Nederlanders geweld gebruiken. Tijdens een patrouille wordt een zwaargewonde Bosnische moslimstrijder aangetroffen. ‘Je hoefde geen hospik te zijn om te zien dat hij naar een ziekenhuis moest om te overleven’, zegt een soldaat in de film. De kapitein besluit de gewonde niet mee te nemen. ‘De bataljonsleiding was van mening dat de Bosnische-Serviërs onze hulp aan de gewonde zouden uitleggen als partijdigheid.’ Wat zou u doen? De levensgevaarlijke Bosnische moslim meenemen in uw voertuig? Tegen de orders in. Of gehoorzamen en de man achterlaten? “De regels zijn duidelijk”, beargumenteert Van Dijk. “De man meenemen kan het verwijt van partijdigheid tot gevolg hebben met alle consequenties van dien, bijvoorbeeld internationale verontwaardiging of een Servische reactie. De VN-troepen moesten neutraal blijven in de kwestie. Al zegt mijn gevoel iets heel anders nu. Dit is een heel lastige.” Ook Mennens kiest voor doorrijden.
Dan is een fragment radioverkeer te horen: ‘Ze hebben hem doodgeschoten’, zegt een opgewonden stem via de intercom. De kapitein: ‘Gewonde soldaten fusilleren is niet alleen het lafste wat er is, het is ook een oorlogsmisdrijf. De VN is verplicht daartegen op te treden. Daar moet rapport van opgemaakt worden’, adviseert de officier. Van Dijk maakt de keuze om rechtsomkeert te gaan en poolshoogte te nemen. “Dat is toegestaan binnen de kaders van het mandaat.” Mennens vindt dat er doorgereden moet worden. “Ik vind het moeilijk te rijmen. Nu de man dood is, mag je terugkeren om iets te ondernemen.” De situatie bij het lichaam van de moslimstrijder is hectisch. De Bosnische-Serviërs zijn nog altijd in de buurt van het lichaam. Ze staan er rustig een sigaretje naast te roken. Ga je direct over tot arrestatie, of maak je foto’s van de situatie en start je later een arrestatieprocedure?’, luidt de vraag. ‘Die klootzakken hadden net een gewonde in koelen bloede vermoord. Ik vond dat we ze moesten oppakken’, aldus de soldaat. Van Dijk en Mennens kiezen beiden voor de tweede optie, om later een procedure te starten. “De neutraliteit moet gehandhaafd blijven”, stellen ze beiden. Hun keuze heeft direct gevolgen: toegesnelde tot de tanden bewapende moslims houden de VN-patrouille tegen. Ze willen dat de VN’ers de BosnischeServiërs aanpakken. Opnieuw rijst de vraag: ingrijpen of vertrekken? Van Dijk en Mennens kiezen allebei voor doorrijden. “Dit vond ik de moeilijkste vraag van allemaal”, zal Mennens achteraf bekennen. De monteur heeft moeite met de regels van het mandaat. “Je gevoel zegt dat je moet ingrijpen. Iemand is vermoord, maar direct ingrijpen mag niet. Dat voelt verkeerd.”
Luchtsteun Tegen het einde van de film brengt de voice-over onheilspellend nieuws: ‘De Bosnische-Serviërs deden wat niemand voor mogelijk had gehouden: ze beschoten Srebrenica en rukten op naar de stad en het Nederlandse kamp. De minister vroeg om de beloofde luchtsteun bij de VN, maar die kwam niet. ‘We werden bij de commandant geroepen’, vertelt de kapitein op het scherm met indringende blik. ‘Hij legde uit dat luchtsteun voorlopig uitgesloten leek. Als we de Servische opmars wilden stoppen, stonden we er niet best voor.’ ‘In de verte hoorde we ontploffingen’, herinnert de soldaat zich teneergeslagen. ‘Veel Bosniers begonnen te vluchten. Geef ze maar eens ongelijk. Iedereen was doodsbang. Ik ook.’ Ook de topambtenaar die de minister moet adviseren klinkt radeloos: We hadden beloofd de Bosniërs te beschermen, maar wisten dat we tactisch gezien geen schijn van kans zouden hebben zonder luchtsteun. Als we het niet zouden redden, zouden de moslims dan niet nog veel slechter worden behandeld door de Serviërs?’ Wat zou u doen? U probeert de Servische opmars te stoppen. Of: U verzet zich niet tegen de opmars. Van Dijk en Mennens kiezen voor de optie om terug te vechten. De film is afgelopen. Een eventueel resultaat van weerstand tegen de Servische aanval krijgen we niet te zien. De voice-over vertelt de gruwelijke afloop: ZESTIEN
Niks veroordelen of verheerlijken ‘De presentatie die u zag was fictief, maar heeft zich wel echt voorgedaan. Waarna het relaas wordt verteld van de val van de enclave en de weggevoerde moslims. De veilige zone was niet langer veilig.’ Van Dijk en Mennens zijn er beiden stil van. ‘Hoewel je weet hoe het in echt afliep, blijft het beklemmend om te zien welke keuzes eraan te pas komen’, vindt Van Dijk. ‘Ik vind het zeer goed dat de film de mensen die betrokken waren bij de val van Srebrenica niet stigmatiseert. Het lijkt me een goed idee om ook met cadetten en adelborsten een bezoek te brengen aan deze film.’ Mennens is ook onder de indruk. ‘De film plaatst je helemaal in de situatie van toen. Dat is heftig. Ik begrijp nu beter in welke lastige situaties mijn militaire collega’s terecht kunnen komen. Je moet continu kiezen tussen twee kwaden. Dat is zeer aangrijpend.’
PERSONEN KUNNEN TEGELIJKERTIJD DEELNEMEN AAN
‘Onder Vuur. Militaire Dilemma’s is geen vermaak en ook niet vrijblijvend. Schoolgaande jeugd noemt de film beklemmend. Er wordt bewust de confrontatie gezocht’, vertelt Gert Groenendijk, directeur van het Legermuseum. ‘De film toont aan dat keuzes worden bepaald door de omgeving waarin je verkeert. Sinds de afschaffing van de dienstplicht is de directe verbinding tussen krijgsmacht en maatschappij verdwenen. De film is bedoeld om begrip te kweken, niet om “een gelijk” te bewerkstelligen. De film is voorgelegd aan ethiekdocenten en oud-Dutchbatters. De gebruikte informatie is gecheckt bij betrokkenen om een zo reëel mogelijk beeld te schetsen. Het is niet de bedoeling om te rehabiliteren, dat is niet aan ons als museum. Musea hebben als functie om te bewaren en te verhalen. Deze film draagt bij aan imagoversterking, maar er wordt niks veroordeeld of verheerlijkt. Die keuze is aan de bezoeker. Als de multimediale film over Srebrenica een succes is, willen we het systeem ook gebruiken om andere conflicten op dezelfde manier voor te leggen aan bezoekers. Het publiek heeft altijd het laatste woord.’ Het Legermuseum in Delft is geopend van maandag tot en met vrijdag tussen 10.00 en 17.00 uur. Voor Defensiemedewerkers en veteranen is de toegang gratis, op vertoon van hun smartcard of Veteranenpas. Meer informatie op www.legermuseum.nl.
O N D E R V U U R . M I L I TA I R E D I L E M M A ’ S . D E
MEERDERHEID BESLIST.
27
DEFENSIE
S C H A F T A U T O M AT I S C H E G R A N A AT W E R P E R A A N
Klein wapen met grote impact MB-sofftops voorzien van een mitrailleur .50 of MAG zijn inmiddels een vertrouwd beeld in het uitzendgebied. De Nederlandse troepen in Uruzgan hebben sinds kort een alternatief: de Automatische Granaatwerper (AGW) van de firma Heckler en Koch. Speciaal voor inzet in Afghanistan schafte Defensie achttien exemplaren aan.
De interesse van Nederland voor de AGW dateert al van eind jaren negentig. De bedoeling was destijds om het systeem op de Fennek te plaatsen. Dat ging uiteindelijk niet door, onder meer omdat de AGW niet van onder pantser herladen kon worden. De missie in Uruzgan zorgde ervoor dat de behoefte aan een automatische granaatwerper weer actueel werd. Via een versneld aankooptraject schafte Defensie achttien AGW’s aan. Vijftien daarvan bevinden zich momenteel in het Uruzgan: elf bij de Battle Group en vier bij eenheden van het Korps Commandotroepen. Twee stuks worden gebruikt voor opleiding en training en één dient als testexemplaar. De AGW combineert een hoge vuursnelheid en precisie met een hoge effectiviteit tegen personele doelen tot lichtgepantserde voertuigen (zie ook onder ‘munitie’). Dit maakt het systeem bijzonder geschikt voor de moeilijke omstandigheden in Uruzgan. Middels een speciaal ontworpen voertuigaffuit kan de AGW op een MB worden geplaatst. De AGW is ook zonder voertuigaffuit inzetbaar; het wapen rust dan op een driepootaffuit. Nederland is niet het enige land dat in Afghanistan rondrijdt met AGW’s. Ook bij de Verenigde Staten (andere fabrikant) en GrootBrittannië maakt de AGW deel uit van het wapenarsenaal. Voorlopig beperkt Nederland de inzet van de AGW tot Uruzgan en omgeving. Later zal worden bekeken of het systeem in de standaardbewapening wordt opgenomen.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Munitie Er zijn twee soorten munitie aangeschaft voor de AGW HK: trainingsmunitie en scherpe munitie. Voor opleiding en schietoefeningen wordt de target practice marker (TP-M) gebruikt. Bij daadwerkelijke inzet wordt het wapen geladen met de high explosive – pre formed fragments – tracer (HE-PFF-T). De HE-PFF-T heeft binnen een straal van 6 meter een dodelijke scherfwerking. Binnen een straal van 25 meter zorgt de granaat voor verwondingen. Het zelfvernietigingsmechanisme van de HE-PFF-T gaat tussen de 14 tot 18 seconden na scherpstelling af. De scherpstelling gebeurt tussen de 18 en 40 meter.
Opleiding De opleiding voor de AGW wordt verzorgd door de Instructiegroep Boordwapens (IGB) van de Infanterieschool (OTCMan) en duurt drie dagen. Aan het eind van de schietinstructie, die twee halve dagen in beslag neemt, schiet één cursist ook een keer met HE (high explosive). Zo krijgen de deelnemers een goede indruk van de grote impact van het wapen.
AGW HK - feiten en cijfers Kaliber: 40 mm x 53 Maximale dracht: 2200 m Effectieve dracht: 1500 m Gewicht: 29 kg netto Gewicht granaat: 370 g Standen vuurregelaar: veilig, enkelschots (evt. snelvuur) en automatisch vuur Back blast-principe: de tegendruk die ontstaat bij het afvuren van een granaat wordt gebruikt om het wapen opnieuw te spannen Vuursnelheid: 350 schoten/min Aanvangssnelheid granaat: 240 m/s Na 6 seconden bevindt de granaat zich op een afstand van ongeveer 1000 m Opties voor de nabije toekomst: een warmtebeelduitrusting met geïntegreerde laserafstandmeter en een tempeeruitrusting voor nieuwe air burst-munitie
29
H O O F D WA C H T M A A S T R I C H T
V O O R G O E D U I T H A N D E N VA N D E F E N S I E
‘Lever de sleutels maar in’ Na drie eeuwen is de Hoofdwacht in Maastricht niet meer in handen
van Defensie. In januari is het gebouw voorgoed overgedragen aan de gemeente Maastricht. De Hoofdwacht in Maastricht heeft een militaire geschiedenis die teruggaat tot de zeventiende eeuw.
Volgens een militair woordenboek uit 1861 is een Hoofdwacht “de voornaamste wacht van een garnizoen, gewoonlijk door een officier gecommandeerd. Aan de Hoofdwacht komen alle rapporten van de overige wachten binnen, arrestanten worden er binnengebracht, enzovoorts, van daar ook worden meestal de overige wachten gevisiteerd.” De bewaking en verdediging van de stad Maastricht was in de Middeleeuwen een zaak van
de burgerij. De stadsmuren en stadspoorten vormden een barrière voor buitenstaanders. Vanaf het moment dat Maastricht in 1567 een garnizoen kreeg, werden de stadspoorten door militairen bewaakt. De stad werd gezien als een groot militair object dat ook als zodanig bewaakt moest worden. Niet alleen aan de poorten werden militaire wachten geplaatst. Ook belangrijke objecten binnen de vesting werden bewaakt door militairen.
Garnizoen De Hoofdwacht van Maastricht is ingesteld door prins Frederik Hendrik die in 1632 de stad innam. Deze wacht had haar onderkomen niet op het Vrijthof maar elders in de stad. Vanaf 1642 was de Hoofdwacht op het Vrijthof gevestigd en in 1736 werd de huidige Hoofdwacht gebouwd. Na de Franse tijd, van 1794 tot 1814, werd de Republiek der Nederlanden een Koninkrijk. Met deze verandering veranderde ook de samenstelling van het leger. De vesting werd tussen 1816 en 1822 nog eenmaal gemoderniseerd en bewees ten tijde van de Belgische Opstand goede diensten. Maar er kwam steeds meer protest van burgerij en industrie tegen het nachtelijke sluiten van de poorten en aan het voortbestaan van de vesting werd steeds meer getwijfeld. In 1867 werd de vesting Maastricht opgeheven. In de jaren daarna verdwenen de meeste verdedigingswerken. Het openen en sluiten van de poorten werd voortaan overgelaten aan de gemeente. Het garnizoen bleef wel nog in de stad.
Wansmaak Aan het begin van de twintigste eeuw waren er al de eerste onderhandelingen over een eventuele overname door de gemeente van de Hoofdwacht. Uit een rapport bleek duidelijk wat zij ermee van plan was. De gemeente vond de Hoofdwacht ‘een getuigenis van verregaande wansmaak. Het behoort zo snel mogelijk te verdwijnen om niet langer het Vrijthof te ontsieren.’ Het gebouw bleef echter in handen van het toenmalige Ministerie van Oorlog. Tijdens de Tweede Wereldoorlog fungeerde het als gewestkwartier van de “Nationale Jeugdstorm”, een onderdeel van de Nationaal-Socialistische Beweging. Na de Tweede Wereldoorlog zetelde het Garnizoen in de Hoofdwacht. Na een uitgebreide verbouwing in 1960 werd het gebouw gebruikt door de garnizoenscommandant, het Territoriaal Commando Limburg en het Provinciaal Militair Commando Limburg. Van 1995 tot 2005 diende de Hoofdwacht als officiële residentie van de regimentscommandant der Limburgse Jagers. Daarnaast werd het gebouw gebruikt voor vergaderingen. Nu de Hoofdwacht in handen is van de gemeente, krijgt het een culturele bestemming die publiek toegankelijk wordt. Binnenkort zal hier waarschijnlijk een tentoonstelling komen over het verdrag van Maastricht.
‘Een getuigenis van verregaande wansmaak. Het behoort zo snel mogelijk te verdwijnen om niet langer het Vrijthof te ontsieren.’
Functie In de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw was de Hoofdwacht in Maastricht de plek waar militair gezag tentoon werd gesteld. Voor de Hoofdwacht op het Vrijthof werden dagelijks parades gehouden. Aan de militaire wacht die hier zetelde moesten andere wachten in de stad verantwoording afleggen. Op de Hoofdwacht vond de coördinatie en controle van de overige wachten in de stad plaats. Ook militairen van het garnizoen die zich misdragen hadden, hoorden op de Hoofdwacht hun straf, die vaak op het Vrijthof tijdens de dagelijkse parade werd uitgevoerd. Wanneer men deze straffen bekijkt, is het goed voor te stellen dat de militairen zich toen goed aan de regels hielden. Voor lichte vergrijpen moest een infanterist spitsroeden lopen. De veroordeelde diende een parcours af te leggen tussen twee rijen manschappen die de soldaat daarbij met een spitsroede (bijvoorbeeld de laadstok van een geweer) slagen op de ontblote rug toebrachten. Cavaleristen ondergingen ongeveer hetzelfde lot. Zij werden echter geslagen met de riemen van de stijgbeugels. Overigens viel deze straf nog mee vergeleken met een verhaal uit 1710 toen buiten de poorten een hooivoorraad vlam vatte, werd een ruiter als schuldige aangewezen. In die tijd was de angst voor brand ontzettend groot en er mocht geen vuur worden gestookt op open plaatsen. De dader werd eerst de rechterhand afgehakt. Daarna werd hij geradbraakt, zijn lichaam werd op een rad buiten de poort gelegd en zijn hoofd werd op een pin gestoken.
Een dag op de Hoofdwacht in de achttiende eeuw De dag begon met het slaan van een reveille. Dat gebeurde door een tamboer-majoor van de Hoofdwacht. Daarna ging een ondermajoor met enkele soldaten van de Hoofdwacht naar het Gouvernement om daar de sleutels van de stadspoorten te halen. Vervolgens diende vanaf elke stadspoort een sergeant met vijf man de sleutels op de Hoofdwacht te komen halen. Hij keerde met zijn soldaten naar de stadspoort terug. Nog voor de sergeant aankwam, hadden twee ruiters van de ruiterwacht het voorterrein verkend. Wanneer alles in orde was, mochten de poorten worden geopend. Daarna werden de sleutels teruggebracht naar de Hoofdwacht en vervolgens naar de gouverneur. Aan het einde van de dag, een kwartier voor
LANDMACHT FEBRUARI 2007
zonsondergang, speelde het hele ritueel zich in omgekeerde volgorde af: de sergeant met zijn vijf man haalde de sleutel bij de Hoofdwacht, zij gingen terug naar hun stadspoort, sloten hem en leverden de sleutel weer in. ’s Avonds werd de taptoe of retraite geslagen door de tamboers. Dat betekende dat soldaten vanaf dat moment niet meer op straat mochten zijn. Tussen tien en twaalf uur ’s avonds werd er een hoofdronde gehouden door de officier van piket. Hij bezocht alle wachtposten en gaf elke post twee penningen. Later die nacht haalde hij bij zijn bezoek die penningen weer op. Hiermee kon men controleren of hij zijn ronde volledig had doorlopen.
31
Militair personeel bevorderd kolonel: M. Sebbag (gv), A. Kruize (inf), J.H.M. Stumpers (cav), T.J.L. Webbe (log ma) luitenant-kolonel: G.P. van der Perk (art), J.C.M. Rooskens (inf), A.F. Schregardus (log b&t), J.A. de Jong (cav), M.A. Bezemer (prot gv), G.A.M.M. van Kuijck (log b&t), A.B.G.J. Linsen (gn), A.Verhoef (inf) majoor: J.H. Baten (inf), L.W. Heiboer (art), P.R. ’t Hoen (vbdd), C.J.V. van Venrooy (mjd), S.F. van Vliet (inf), R. Roebroeks (inf), E.J. Douze (cav), C.J.M. Gillis (cav), H.A.J. Meijer (vbdd), J.L. van Dijk (log alg), R.P. Sprokkereef (lua) kapitein / ritmeester: I.G. Lubberman-Schrotenboer (log ma), A.H.P. Pijnappel (gn), J.R. Schouten (lua), P.G. Vink (log b&t), M. Beckers (gn), R. Gercama (vbdd), E.Gort (inf), F.D. Lap (log b&t), S. Meijer (gn), P.F.B. Michiels (log gnkd), W. Raatgever (log b&t), P.W.A. Ruikes (log gnkd), L.A. Strik (inf), P. de Vos (inf) eerste-luitenant: J.J.E. Koppers (inf), K.J. Brüggemann M.P.G. Gooijer (log b&t), S.E.A.M. Homfeld (log b&t), F.P. Hooghiemster (log b&t), G.J.A. Jongbloed (log b&t), C.M. Kolenber (inf), G. Kuiper (inf), P.H.P.L. Mommers (log b&t), A.M. Nugteren (log b&t), R.A.W.I. Persijn (log b&t), H.A.N. Tempelman (log b&t), S.A.F. van Tilborg (log b&t), A. Tolstra (log b&t), P.H. van Wijnbergen (log b&t)
adjudant: A.R. Behr (log td), A.C.M. Brands (inf), J.C.H. Entjes (log gnkd), H.J.P. Hendriksen (cav), G.T. Knol (vbdd), M.L.M. Lindeman (inf), G.W.M. Slaats (lua), P.J.N. Karregat (log ma), G.J. Kieft (log td), A.R. Markus (vbdd), M. Oldersma (inf), M.N.M. van Ros (log gnkd), L.A. Sinke (art), R. Welbie (cav), E.C. Wilcke (log gnkd), E.V. van der Woude (log b&t) sergeant-majoor / opperwachtmeester: J.W.B. de Jong (gn), P. Steenhuis (inf), E.J. Schreurs (log b&t), A.M.E. Thijssen (cav). C. van den Berg (log td), V.O. de Bree (cav), S.H. Idzenga (vbdd), P.A. Klei (art), R.J.J.M. de Leeuw (art), S.J.J.M. Machielse (cav), R.A. Mantje (vbdd), K.V.J.M. Münninghof (art), P.R. van der Ploeg (vbdd), M.W. Smeerdijk (log gnkd), sergeant / wachtmeester der eerste klasse: B. van der Beek (lua), M.D.D. van Bezooijen (log b&t), D.E. Blom (inf), D.W. Bruinsma (lua), J.C.W. Huibregtse Bimmel (log gnkd), E. Jans (log gnkd), B.A.T. Janssen (gn), M. Jenster (vbdd), P.B. Keilholtz (gn), E.V. Kers (vbdd), C.W. Leungen (inf), A.B. Nijborg (log gnkd), I. Palm (art), G.G. Pieper (log b&t), D.M. Schutte (log b&t), R.A. Tates (log gnkd), E. van Trigt (lua), J.J.M.P. Verbruggen (lua), P.P. Visscher (lua), L.H. de Vries (vbdd), M.M.J. van Wijde (vbdd), M.J.A. van der Windt (log gnkd), J. Anemaat (log b&t), B. Borreman (log b&t), L.van delft (log b&t), A.G.D.E. Dik (log b&t), Y.A. Feijen (log td), J.Flierman (log b&t), M.R.A. van ’t Hoog (log td), J.D.M. Iliohan (log b&t), L.W. Jansen (inf), M.de Jong (log b&t), H.J. van Leeuwen (log b&t), C.M.S. van der Mede (log b&t), J. Mellema (log t&d), E. Meyer (log ma), S.Middag (inf), R.E. Middelwijk (log b&t), N. Montagne (log b&t), A.H. Oversier (log b&t), A.J. Vroegh (log td), C.P. Willemse (inf)
korporaal der eerste klasse: P.A.W.M. van Beekveld (inf), A. Berensen (inf), B.J.W. Berkhout (log td), R. Both (lua), L. Burggraaf (vbdd), J.G. Deen (gn), B. Ganzevoort (gn), E.J. Groenland (log gnkd), B. Harrak Gharafi (art), M. Hoentjen (inf), J.J. Jansen (log td), S.P.A. Jansen (inf), R.F. Kaal (cav), H. Konus (log td), D.J.S. van der Kruk (art), J.A. Kusters (log td), E. van de Leur (log b&t), M.A.W.H. Marijnissen (cav), P.P. Marijs (log b&t), M.K. van Megen (log td), J. Monsma (log b&t), D.C. van Nieuwenhuyzen (inf), P.W. Pos (inf), S. Post (cav), J.A. Rinsema (log b&t), H.E.O. Schokker (log b&t), J. Siebert (log ma), M.H.W. Verdam (log alg), Y.Y.J. Walet (inf), I. Wassink (vbdd), S.J. van Well (inf), N.C. Alsemgeest (technische staf), M.H. Babic (log td), M.P. Backhuijs (inf), G. Bos (log td), R.F. Buijs (inf), S. van Craenenbroeck (gn), J.E.M. Creemers (vbdd), J. Cremers (inf), E. Demirkaya (log td), S. Diekstra (art), K. van Dijk (log b&t), N. Dijkshoorn (inf), M.V. van Drunen (vbdd), J.van den Elsakker (inf), M.P.H. van Esch (inf), H.B.W. Eskes (log td), M. Grsnigt (art), A. Hietkamp (log td), T. Hofman (log td), R.P.W. van den Hoven (log gnkd), K.Y. IJkema (log td), D.M. de Jong (log td), D. de Jonge (log td), M.E. Joosten (log ma), F. Keles (log b&t), M.A. Kirtil (log b&t), R. Klütsch (log b&t), B.J.A. Konings (inf), C. Kwakel (gn), R. van Mierlo (inf), A.R. Nieuwenhof (log b&t), B. Oerlemans (inf), K.J.M. Paleari (log gnkd), B.C. Pinkse (inf), J.J.P. van der Sanden (inf), R.T.B.M. Scheepers (art), S.M. Soedira (log td), M.J. Sportel (log gnkd), A.J. Steenbreker (log b&t), M. Thorbecke (cav), C.J. van Vuuren (cav), T.C. van Vuuren (cav), J. westerhof (vbdd), C.F.M. van de Wouw (inf).
luitenant-kolonel: M.M. Broekema (art), G.J. Koop (gn), C.W. Meijll (lo/sport), T.J. van der Star (log ma), F.A.M.A. Delhez (log ma), C.J. Recourt (art). majoor: O. Bruijs (inf), S. Folkers (vbdn), J. Nijdam (log td), A. Oostindjer (log gnkd), J.A. Rasink (log ma), C. Thomas (log ma), G.J. van Oel (inf), E.A. van Os (gn). kapitein / ritmeester G.M.T. Backus (log ma), J.H.H. Coolegem (log td), A.M.W. van Dalen (log gnkd), J. van Dam (log td), W.A.H.E. Dierks (log b&t), H.T.M. de Goeij (log gnkd), W.H.M. van der Heijden (log gnkd), H.E.J. Maatjes (log b&t ), C.P. Messak (lua), J. Pit (gn), G.M.M. Raedts (log b&t), R. Sielaff (inf), M.J. Smit (inf), A.K.C. Zwanenburg (log b&t), N.T.H.M. Schamp (inf), E.J. Vonk (art), W.H.L. Starren (log td), M. Bleij (log gnkd), R. van ’t Hoog (cav), J. van den Bovenkamp (inf), B.R. Maas (lua), F.O. Razeq (inf). eerste-luitenant: M.J.A. Dallinga (log gnkd), P.M. van Heumen (log td), C.J.M. Kanters (log b&t), T. Vink (vbdn), N.F.A. de Vries (log gnkd), M.C. Zeelte (log gnkd), R. de Bie (inf), H.F. Bovers (log td), C.F.A. Evers (log b&t), D.M.C. Hendriks (log gnkd), H. van Meteren (gn), J.C.M. Siemons (log gnkd). adjudant:
LANDMACHT FEBRUARI 2007
J.H.F.L. Benders (cav), F.C.J. Bergman (inf), G.Geelhoed (vbdn), R.M. Lijbaart (lua), K.J. Lutjeboer (log gnkd), A.H.G. Polman (log td), H.J.I.P. Sales (log td), G.B.M. Stoter (inf), P.M.M. Vaassen (vbdn), H.J.C.M. Verkaar (log td), J.W.M. Bezoen (log ma), R. Bouwknegt (gn), C.H. Brosens (log td), H.A.L.M. Daamen (log b&t), F.M.H.A. van Dijk (log ma), A.C.G. van Eck (lua), J.C.G.M. Goldenberg (log b&t), P.J.H.J. Heesterbeek (lua), F.Honk (log ma), H.J. Jager (inf), J.J.E.M. Learbuch (cav), F.J. Lorijnen (inf), D.W.H.M. Mooren (vbdd), H. Valk (vbdd). sergeant-majoor / opperwachtmeester: E.K.J.W. Baas (log b&t), J.F.T. Koolen (log td), P.W. Lubbers (log td), E.C.M. Mens (log gnkd), J.M. Prudon (inf), A. Wenting (log b&t), T.J.M. de Wit (log td). sergeant / wachtmeester der eerste klasse: M. Beekman (alg lo/sport), M.B. Beenen (inf), I. Benjamins (log gnkd), G.C. Boschker (vbdn), W. Brugge (alg lo/sport ), H.H. Dekker (log td), J.M.C. Duijmelinck (gn), S. Groeneweg (alg lo/sport), J. van Herwijnen (inf), P.H.M.A. Hoefnagels (log b&t), M. Krayo (alg lo/sport), G. Meerlo, Geertje (vbdn), B.A. Oudekerk (log gnkd), B. Rietdijk (vbdn), H.F.A. Rooijmans (inf), P. Schröder (gn), D. Schut (log td), E. Smit (vbdn), J. Thijssen (inf), W.P. Veen (log gnkd), M. Vischjager (log gnkd), J.M. Vos (log td), P.R.D. Voulon (log gnkd), M. Wulffraat (log td), P. Bolsius (log ma), R. van Deelen (log b&t), J. van den Heuvel (inf), P.J.W. van Kints (log b&t), M.D. Laan (vbdd), D. van der Poel (vbdd), P.I.E. Veltman (log gnkd), J.P.M. Vugts (log b&t), H.J.C. Wardenier (log b&t). korporaal der eerste klasse
Schaal 10: Per november 2006 R.J. de Jong, Schaal 9: Per november 2006 H.M. Machielsen-van Heun, G.M.T. MarkusLommerde, Schaal 7: Per november 2006 M. Alofs, R. van Doorn, J.H.E. Sahetapy, J.M.J.
Mutaties burgerpersoneel dienstverlaten Schaal 14: Per november 2006 R. van Vels Schaal 13: Per november 2006 C.H.P. Vermeulen Schaal 12: Per november 2006 H.H.A. Carli
Schaal 9: Per november 2006 J.S. Hertogh, J.H. Heij, D. Kievits
W. Aalbers (log gnkd), J.H.C.M. van den Bercken (log b&t), S. van den Berg (log b&t), M.F. Bhagan (log td), E.C. van den Bogerd (gn), M.J.M. Brouns (log b&t), W.H.M. Darphorn (log td), J. Dokkum (log td), A.W.A.van Dongen (log gnkd), M.H.M. Eijpe (gn), R.J. Franse (log b&t), A.B. Haisma (gn), R.P.N. Heus (log td), C.T. Holtjer (inf), M. van den Hurk (lua), K.A.Kanis (log td), R. Kant (inf), P. Kort (log b&t), M. Laan (vbdd), J. van Laar (log td), S. Lodewijks (log b&t), J.W.C. Meijer (inf), T. Nijeboer (vbdd), C. Odie (log b&t), W.A. van Olst (log td), P. Overduin (log td), H.P.J. Pelders (gn), T.A.F. Pompies (log gnkd), J.H.M. van de Port (art), R. Reijers (vbdd), M.S.J. Rozema (inf), M. Schellingerhout (log b&t), M.N.H. Schipper (log b&t), S. Tienstra (log gnkd), A. Türk (log ma), M.A.E.Vos (log td), P.R. Wigger (log b&t), C.J. Willemse (log b&t), D.J.H.M. van Acker (inf), R.N. Baas (log b&t), B.A.D. van Beek (inf), J. Bosch (inf), J. van den Bosch (log b&t), E. Breugelmans (log td), A. Broekema (inf), X. van Dijk (log b&t), A.P. Edel (cav), R.C.M. Fieker (vbdd), M. Göktepe (vbdd), N. Hansort (log b&t), E.V. Hendrikx (log b&t), D. van der Hoek (inf), J.T.C. Hoogvliet (log td), C.J. van der Hulst (inf), R. Jansema (log td), J.W. Jochems (log td), E. Kiel (log b&t), H.B. Kirindongo (gn), R.L.M. Ligt (log td), L.J.A. van Loon (inf), B. van der Meer (log b&t), M.K.J. van Oosten (log b&t), M.P.A. van Oosterhout (gn), J.P. van Rooijen (log b&t), Y.J. Smid (cav), E. Vermeij (inf), S. Verwer (vbdd), J.J.M.S.H. Weerts (log gnkd), R. Woltman (gn), J. van Zwol (log td).
reünies
Schaal 11: Per november 2006 G.B. Cornelisse, G.A.J.F. Jansen,
Schaal 10: Per november 2006 J.J.W. Pauels
Actieve dienst verlaten kolonel: J.J.P. Boosman (gv), L. Hakvoort (inf ), C.J. Martens (mpsd), A.H. Wolters (cav), A. de Munnik (inf).
Mutaties burgerpersoneel bevorderd
Schaal 8: Per december 2006 T.M.C.M. van Hedel Schaal 7: Per november 2006 J. Wander Schaal 6: Per november 2006 C. Stehouwer December 2006 R.M. de Jonge
Schaal 5: November 2006 G.M.G. Joosten, J.H.J.G. Peeters, J. Schipper, J.A.M. Spreeuwenberg. Per december 2006 E. van Amerongen, T.J.G. Elmans, H.M.G. Heusschen, H.W. Jaeken, S. Hondelink, J. Taekema, P.W.C. Zeeveld Schaal 4: Per november 2006 P.A.M. Auckel, J.H. van Beek, T.J.M. Lenders, J.M. Radstaat Per december 2006 S.M.H. Cosemans, H.W. van Marum Per november 2006 M.R.M. Dam, J.J.L.M. Geurts, A.J.H.M. van Mierlo, A.P. de Rooij, I.C. Westfa, A.P. Willems Per december 2006 D.J.W. Ebbers Schaal 2: Per november 2006 P.H.M.J. de Schellekens
18-19 A.A.T., 1 en 2 Compagnie Gewonden Vervoer, 30-31-33-4-7-42 Hupva en 31 Veldhospitaal Datum: 13 april Locatie: Gen. Spoorkazerne te Ermelo Informatie en aanmelding: Job Teunissen, tel. 0180-617 130
Ver. Ned. Officieren SHAPE Datum: 5 juli Locatie: Hazerswoude-dorp Bijzonderheden: bedoeld voor oudleden en hun partners of weduwen van overleden oud-leden. Kosten: 26 euro, incl. maaltijd. Informatie en aanmelding: zo snel mogelijk, bij voorkeur via de website: http://venos.dooyeweerd.com of via: Hilbert Dooyeweerd (oud-voorzitter), De Stelle 16, 4464 BP te Goes (tel.: 0113-230845).
Adreswijzigingen Landmachtpersoneel kan alleen maar adreswijzigingen doorgeven aan de eigen afdeling personeelszaken. Reservisten kunnen voor adresveranderingen bellen naar: 070-3165043. Postactieven en veteranen kunnen terecht bij Nico Kamm: 070-3164907. Betalende abonnees moeten zijn bij Abonnementenland: 0251-313939.
In memoriam † Luitenant-kolonel J.G. Olthuis, geplaatst bij DTO † Adjudant J.M. Benneker, geplaatst bij 42 Tkbat † Sergeant-majoor G.T.W. Stinissen, geplaatst bij OTCRIJ † Korporaal der eerste klasse T. Çelikyürek, geplaatst bij 11 Gnkcie LMB † Korporaal W.A.M. Bremer, geplaatst bij 230 Clustercie † De heer P.W.J. Teunissen, geplaatst bij LFD Weert
D
e gegevens zijn onttrokken aan PeopleSoft. Indien een mutatie niet correct is dient u contact op te nemen met uw eigen P-dienst. Voor alle overige vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met kapitein C.A.H. Noordanus, telefoon MDTN 546 65875 0f KPN 070-3165875.
33
uit de flank
photoshoot
Oproep photoshoot Heb je ook een leuke, mooie, spannende foto gemaakt op oefening, uitzending of op de kazerne? Stuur deze dan op naar de redactie van Landmacht. Adres: Staf-CLAS, Sectie Communicatie, t.a.v. redactie Landmacht MPC 55 A, Postbus 90004 3509 VP Utrecht E-mail:
[email protected] Geplaatste inzendingen worden beloond met een Victorinox Multi Tool.
Deze foto werd genomen tijdens een bezoek van het C-esk 42 Tkbat aan de Prinses Margrietkazerne te Wezep, waarbij onderzocht werd in hoeverre de bestaande hindernissen nog werkzaam zijn. Op de foto ziet u de Leopard2a6 een van de hindernissen nemen. Een mooi stukje ‘kracht in beweging.’ Daniël Ypma Cadet-Vaandrig der Cavalerie
Redactieraad: Voor ideeën en opmerkingen over het blad Landmacht kunt u terecht bij de leden van de redactieraad: 200 B&T: smi Erik Vriens 17 Painfbat: kap Jeroen Veenvliet 43 Mechbrig: sm Douwe Bruinsma Colua: kap Arjen Nijkamp 330 Hrstcie: kap Max Foppen CISbat: sgt1 Bart Soffers DMO: maj Cas Le Mahieu HQ 1(GE/NL) Corps: kapitein Tjeerd Dijkstra ISK Harskamp: aoo Paul Fontein KCT: kap Jack Bakker Korps Natres: elnt (r) Fred Warmer Persco: kap Ad Duimel Artillerie: elnt Corné van den Berg Staf CLAS: Pepijn Storm van Leeuwen
*06-530 68232 *06 549 66715 *06 532 47021 *06 678 81703 *06 678 81668 *06 561 62721/22 *06 500 15013 *06 811 2446 *06 538 54222 *06 589 58021 *06 573 73 107 *06 546 69450 *06 549 65754 *06 557 46019
Is uw eenheid nog niet vertegenwoordigd in de redactieraad en vindt u het leuk een keer in de twee maanden mee te praten over de inhoud van het blad? Neem dan contact op met de redactie. *06 557 46043.
LANDMACHT FEBRUARI 2007
Kaartleesrit MCAM De Militaire Commissie voor Automobiel- & Motorwedstrijden (MCAM) houdt zaterdag 21 april 2007 een oefenrit kaartlezen voor al het burger en militaire personeel van Defensie (inclusief Reserve en Natres). De rit is 105 kilometer lang en voert in zijn geheel over verharde wegen. De oefenrit start om 10.00 uur op ISK De Harskamp. Deelname is in teamverband (een chauffeur en een kaartlezer) in een gevorderden- of beginnersklasse mogelijk. Deelname kost € 7,50 per equipe. Voor beginners geldt tijdens de rit een versoepeld reglement. Vooraf en tussen de te rijden trajecten wordt uitleg gegeven. Inschrijfformulieren kunnen per e-mail of telefonisch (alleen maandag en dinsdag) worden aangevraagd bij het secretariaat van de MCAM,
[email protected], MDTN *06-497-8661, ptt: 0346-338661.
Onderzoek gezondheidszorg Professionals. Een omschrijving die we regelmatig gebruiken om onze medewerkers en organisatie mee aan te duiden. Ook de militaire gezondheidszorg beschikt over professioneel personeel en een professionele organisatie. Dit personeel, dat middels opleidingen en trainingen haar kennis en vaardigheden op peil houdt, werkt dagelijks aan uw welzijn. Het is echter wel goed om regelmatig te bezien hoe u deze verleende zorg ervaart en waardeert. Daarom heeft de Afdeling Gezondheidszorg Staf CLAS in samenwerking met de Afdeling Gedragswetenschappen een tevredenheidsonderzoek ontwikkeld. Dit onderzoek geeft u de gelegenheid uw ervaringen met de geboden zorg van de gezondheidscentra aan te geven. Uw input is onontbeerlijk voor verdere ontwikkeling van de dienstverlening. Dit jaar kunt u vanaf eind januari tot eind maart uw bijdrage leveren aan het onderzoek. Bij uw gezondheidscentrum liggen gedurende een aantal weken binnen deze periode formulieren klaar zodat u bij uw bezoek direct uw waardering kunt aangeven. Uw ervaringen tellen mee om de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren. Het gezondheidscentrum is er immers voor u! Afd Gzhz St Clas
A
djudant Graspol schrok. Hij zat op het toilet en werd in zijn werkzaamheden wreed verstoord door luide bonzen op de deur.
‘N
iet schrikken, uw Facilitaire Aanspreekpunt van de Lokaal Facilitaire Dienst hier. Wij van de FAP zijn alleen nieuwsgierig of u een verzoek tot gebruik van dit toilet wel netjes bij ons heeft ingeschoten.’
‘I ‘J
ngeschoten? Voor het gebruik van dit toilet?’
awel, we werken nu eenmaal in een efficiënte organisatie en willen graag weten wat de bezettingsgraad van onze faciliteiten is. Daarom heten wij het Facilitair Aanspreekpunt. We houden via ons Planonsysteem heel keurig bij wie er wanneer op het toilet zit. We boeken niet alleen alle gebruikers in en uit, maar houden ook keurig het aantal gebruikte velletjes toiletpapier bij. Doordat we weten hoeveel minuten iedereen gemiddeld hier zit, kunnen we altijd tijdig nieuwe toiletpotten afroepen. U zult maar eens zonder zitten.’
‘W
at een ongelooflijke onzin!’
‘D
at horen we wel meer, toch is deze maatregel echt bedoeld ter verbetering van de efficiency binnen de krijgsmacht; door deze maatregel zullen wachtrijen tot het verleden behoren. Bovendien worden we als organisatie nog transparanter; we weten - zoals al gezegd - dan ook exact wie waar gebruik maakt van onze dienstfaciliteiten. Stel eens voor dat er hier brand uitbreekt en wij niet weten of u er nog bent?’
‘V ‘H
an deze maatregel heb ik nooit van gehoord!’
et is inderdaad een nieuwe efficiencyverbetering. We hebben al iets soortgelijks voor vergaderzalen, en nu dus ook voor gebruik van alle natte faciliteiten. Overigens ook handig inzake het gebruik van douches. Weten we in het kader van Commissie Staal eindelijk eens wie exact met wie heeft gedoucht, hoe lang, en waarom.’
‘E ‘M
n moet ik nu van het toilet weg?’
aakt u maar af waarmee u mee bezig was. We zien het ditmaal nog door de vingers. Wel opschieten; over 2 minuut 31 is het de beurt aan kolonel Hoog op ’t Paard. Ik zie op de uitdraai dat hij ook koffie heeft aangevraagd. Weet je wat: geven we hem in het kader van klantvriendelijkheid een koekje erbij.’
35