Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin Lig links op je hart dat plet wat verwart Judith Herzberg
jaargang 13 • nummer 4 • oktober 2010
inhoud In beeld.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 • ‘Een crisis is een kans voor hernieuwing’ In gesprek met Roger Janssen osc 4 • Kans of crisis? Gedachten bij seksueel misbruik (3) door Patrick Chatelion Counet 8 Goed voor je hart Column Ben Verberne msc .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 Gerechtigheid & Vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 • Ik heb lief de aarde en de mensen Nationale Vredesdag 2010 door Tom Boesten 10 Religie in de kunst. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 • In het hart van de bloem door Judith de Raat 12 Projecten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Familiebezoek van gevangenen 14
2010 Colofon Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vijf maal per jaar. Middels dit bulletin wil de redactie de religieuzen in Nederland en hun bondgenoten informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden. Illustratie voorzijde: detail raam Marc Mulders (cirkel) Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen Druk: Drukkerij Berne, Heeswijk-Dinther KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch Redactiesecretariaat/Eindredactie: Will van de Ven T: 073 – 6921321, F: 073 – 6921322, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl
Het volgende nummer van dit blad verschijnt in december 2010. Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer: 15 november 2010.
Varia / Korte berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 • Vacature projectmedewerker toekomst religieus leven 16 • Katholieke Jongerendag 16 • Dag voor de menslievende zorg 17 Religieus leven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 • Samenkomst van jonge religieuzen door Jakob van Wielink o.praem. 18 • ‘Laat de wereld gelukkiger achter dan je ’m aantrof’ In gesprek met fr Wilfried van der Poll 20 • Onderweg naar een Huis van de Roeping door Pierre Humblet 22 • Beweging van Barmhartigheid In gesprek met Fie Gommers 26 Bestuurswisselingen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Verlangen Column Evelien Meijs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Boeken & brochures.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . • Ex Caritate. Annelies van Heijst, Marjet Derks en Marit Monteiro • Berichten vanuit de Filippijnen. Zr Lies Alkemade • Van pater tot parochie. Stichting Media PWN • Geroepen en toegewijd. Andries Molengraaf
28 28 30 31 31
Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
in beeld
In beeld De levensvragen waarmee jongeren mij confronteren voeden en
Een crisis is een kans voor hernieuwing
bevragen mijn religieuze leven,
In gesprek met Roger Janssen osc Vorige maand vierden de Kruisheren wereldwijd de 800ste verjaardag van de stichting van hun orde onder het motto ‘Starting Afresh from a Place of Light’. Kruisheren uit Europa, Congo, Indonesië, Brazilië en Noord Amerika, en vele internationale gasten kwamen hiervoor samen te Sint-Agatha. Tien jaar lang heeft de Orde zich op dit historisch gebeuren voorbereid. Daarom kan de orde nu dus ook de vruchten oogsten van een decennium werken aan herbronning, vernieuwing en verandering. De orde van het Heilig Kruis ontstond in 1210, even buiten het stadscentrum van Hoei (provincie Luik). Het is de enige en nu nog steeds bestaande mannelijke middeleeuwse religieuze orde die in de Lage Landen ontstond. Het klooster in Hoei werd Clarus Locus genoemd: Oord van Helder Licht. ‘Oord van Helder Licht’ is ook de sprekende titel van een nieuwe publicatie van dr. Roger Janssen over het ontstaan en de ontwikkeling van de Orde. Het schrijven van dit boek vergde negen maanden. Gezien het resultaat lijkt dat erg kort. Maar de auteur houdt zich feitelijk al decennialang met de ordesgeschiedenis bezig en heeft er in vakbladen veel over gepubliceerd. Aangezien Roger Janssen zowel Kruisheer is als een algemeen historicus kan hij zijn confraters en geïnteresseerde buitenstaanders een verfrissende blik bieden op de geschiedenis van de orde. Het inspireert de historicus tot een optimistische visie, waarin transformatie het sleutelwoord is. Vertrekken vanuit de basis Roger Janssen (Dilsen, 1951) ‘maakte college’ bij de Kruisheren te Maaseik en ging vervolgens geschiedenis studeren in Gent. Daar maakte hij kennis met het werk van overwegend franse mentaliteitshistorici, die een belangrijke koerswijziging brachten in de wijze waarop deze wetenschap werd beoefend. Niet langer was de focus gericht op de geschiedenis van Grote Mannen en hun acties. De mentaliteitshistorici toonden zich meer geïnteresseerd in de geschiedenis van ‘gewone mensen’ en hun gedachten- en gevoelswerelden. Roger Janssen beschouwde dit studieterrein als het profane equivalent van het onderzoek naar de ziel en was erdoor
4
k nr bu l let in 4 | 2010
gefascineerd. Na voltooiing van zijn studie kwam hij ‘toevallig’ terug in Maaseik als vakdocent aan het kruisherencollege. Inmiddels is hij al jaren als docent en conrector verbonden aan deze scholengemeenschap, die 3700 leerlingen telt. Veel van zijn tijd en aandacht is daarnaast uit blijven gaan naar de regionale, algemene, theoretische en ideeëngeschiedenis. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn medewerking aan de Atlas van de Algemene en Belgische geschiedenis, het belangrijkste geschiedenisboek voor Belgische middelbare scholieren en zijn medewerking aan de Lopende bibliografie van de geschiedenis van België (o.l.v. Prof. dr. R. Van Eenoo). Bij gelegenheid van het vijfhonderdjarig bestaan
van het klooster in Maaseik in 1982 verscheen Janssen’s eerste publicatie over de kruisheren. Zijn interesse voor geloofs- en zingevingsvragen leidde ertoe dat hij in 1984 tot permanent diaken werd gewijd. En twee jaar later – in zijn 35e levensjaar - besloot hij om naar het klooster te gaan; hij noemt dit een ‘late roeping’. Roger Janssen: Dat ik laat geroepen ben betekent veel voor mij. De consequentie ervan is dat ik een andere invulling nastreefde dan de vorige generatie van Kruisheren. Ik heb die vroegere invalshoek ervaren als een top down-benadering. Men zei ‘God roept u’ en men sprak van ‘Genade’. In de vorming als religieus lag de nadruk op zelf-
het is een bottom up-beweging.
heiliging, waarbij de actie eigenlijk ondergeschikt was aan de contemplatie. Het streven was gericht op het creëren van afstand tot de wereld, het niet meer van deze wereld zijn. Maar leven in een klooster is niet totaal verschillend van hetgeen buiten het klooster gebeurt. Bovendien is het fenomeen roeping niet voorbehouden aan religieuzen. Ook verpleegkundigen, leerkrachten, hulpverleners, ouders en echtelieden en vele anderen hebben een roeping en ook zij streven ernaar om daaraan gehoor te geven. In mijn roepingsverhaal vertrek ik vanuit de basis, vanuit de mensen. Voor mij zijn actie en contemplatie niet te scheiden. Actie is heel belangrijk, maar moet voortdurend door de contemplatie gevoed worden en ik ervaar studie, bezinning en gebed als mijn vorm van contemplatie. Ik wilde toegeven aan mijn roeping door naar het klooster te komen, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Het college in Maaseik beschouwde ik als ‘Sitz im Leben’ en het was voor mij van belang dat ik hier les zou kunnen blijven geven. De levensvragen waarmee jongeren mij confronteren voeden en bevragen mijn religieuze leven, het is een bottom up-beweging. Het bestuur van de orde was akkoord met voortzetting van mijn docent-
schap en vroeg me om in de geschiedenis van de orde te duiken. Op dat verzoek ben ik ingegaan. Het onderwerp van mijn doctoraat aan de universiteit van Gent werd geïnspireerd door een heftige periode in onze ordesgeschiedenis. Mijn doctoraat behandelde de vraag: Hoe overleefden de Kruisheren de crisis na de Franse Revolutie, toen alleen Uden en St. Agatha overgebleven waren? Volgens een publicatie van Raymond Hostie sj uit 1972 is de normale levensduur van een orde 200 jaar. Volgens hem is een orde gedoemd te verdwijnen, tenzij ze er in slaagt zich te vernieuwen, te herbronnen of te transformeren. De Orde van het Heilig Kruis kan intussen terugblikken op vier keer 200 jaar. Procesevaluatie Roger Janssen: Met circa 400 leden, waarvan een kwart in initiële vorming, zijn de Kruisheren - vergeleken met andere oude religieuze ordes - bescheiden in omvang. De Kruisheren hebben altijd een kleine orde gevormd, maar elke Kruisheer had wel zijn actieradius. En ondanks het feit dat diverse kloosters na verloop van tijd in andere handen kwamen, lieten de Kruisheren er wel hun sporen na, kijk maar naar onze voormalige kloosters in
k nr bu l let in 4 | 2010
5
in beeld
Ter Apel, Hohenbusch, Kerniel en Bentlage. We zijn eeuwenlang geneigd geweest om uitsluitend naar de positieve aspecten van onze geschiedenis te kijken, een vorm van pure zelfverheerlijking. Weliswaar is objectieve geschiedschrijving onmogelijk, maar we moeten toch streven naar een realistisch en genuanceerd beeld, ook van onszelf. Voor het eerst leven we in een tijdsbestek waarin er ruimte is om een meer evenwichtig beeld van onze eigen historie te vormen, waarin ook de zwarte bladzijden die we liever achterwege lieten een plaats krijgen. Maar zonder vuile was is er geen propere was. Het ging soms heel moeilijk en we hebben het ongetwijfeld regelmatig heel sukkelig aangepakt, maar toch hebben we het overleefd. Kruisheren zochten hun inspiratie in het transcendente en werden gedwongen om zich bij iedere crisis de vraag te stellen:
wat is de kern van onze ordesspiritualiteit en van onze levenswijze en wat is aanslibbing? In de crisis krijg je de kans om je te hernieuwen, dat is een kans die je met beide handen aan moet grijpen. Het uitblijven van roepingen in West Europa leidt automatisch tot lastige vragen, die mensen pijn doen. Maar we mogen ons niet uit het veld laten slaan door kortzichtigheid. In feite komen we nu tot de oorsprong en kern van onze Kruisherenspiritualiteit. Dat is de Goede Vrijdag ervaring, de vertwijfeling, die Christus zelf treffend heeft verwoord als: Mijn God, mijn God waarom hebt ge mij verlaten? Eeuwenlang hebben we Goede Vrijdag, het lijden zonder meer verheerlijkt. Maar er kan geen Goede Vrijdag zijn zonder Pasen. Het is belangrijk om mensen door hun levensverhalen aan zichzelf terug te geven. Het langetermijns
perspectief biedt inzicht en uitzicht. Het is een dynamisch proces, waarbij we vanuit onze missie een visie ontwikkelen. Daaruit vloeit voort wat we zullen gaan doen (actie). Vervolgens evalueren we hoe een en ander is verlopen (action research). Die procesevaluatie behelst onze positiebepaling in de tijd en in de ruimte en dat is van wezenlijk belang, omdat het ons handvatten aanreikt, richtingwijzers voor de toekomst. Neem bijvoorbeeld het eeuwigheidsbesef. Eeuwigheid is een relatief begrip geworden, omdat mensen nu in vergelijking met eerdere generaties een veel langere levensverwachting hebben. De hedendaagse samenleving is dynamisch. Kun je nog volhouden dat een keuze voor religieus leven voor eeuwig moet zijn, wanneer de keuze voor een huwelijkspartner, voor een werkkring of voor een politieke partij ook zo vaak een tijdelijk karakter hebben? Veel van de ons bekende vormen van religieus leven zijn sleets geraakt (en veroorzaken daardoor leed). Is het niet vreemd om het claustrum te handhaven wanneer in elke kloostercel de wereld via internet kan binnendringen? We moeten oppassen om niet als orde een collectief egoïsme te ontwikkelen. Het is een illusie te menen dat we onmisbaar zijn. Een wijze confrater van me zei vaak: ieder mens is mis-selijk, te missen. Je moet het leven los kunnen laten. Wij Kruisheren mogen fier zijn op de aanzet die we in het parochie-pastoraat en in onze scholen en missies hebben geboden. We hebben gezaaid op vruchtbare bodem en nu kunnen anderen doorgaan op dat zaaigoed. Het is goed zo.
Column Bomen zijn als mensen… Deze zomer liep ik samen met vrienden een gedeelte van het Pelgrims— pad, een route die naar Santiago leidt. Het laatste gedeelte liepen we in tegengestelde richting: van Schoonhoven naar Amsterdam, dwars door Zuid-Holland, dwars door “het Groene Hart”. Verwonderlijk dat zich zo dicht bij de driftige Randstad een weids stiltegebied uitstrekt: land dat aan het water onttrokken is maar waarvan een gedeelte, ondanks dijkbescherming en gemalen, steeds weer terugzinkt in het zompige moeras. De oude boerderijen liggen op roepafstand van elkaar. In het raam boven de ingang staat in gietijzer vaak een levensboom afgebeeld. Zijn wortels liggen breed vertakt in de aarde en daaruit klimt een stam omhoog die eindigt in een verhoudingsgewijs kleine kruin van bladeren. Met allerlei mensen raakten we onderweg aan
de praat over dit oude symbool: zo ervaren veel Nederlanders kennelijk hun leven. Een van hen filosofeerde dat een mens vaak diep verankerd is in zijn verleden en dat hij de rijkdom die hij meedraagt maar in beperkte mate kan doorgeven aan de volgende generatie. Mensen zijn als bomen. Maar ook het omgekeerde is waar: bomen zijn als mensen. Sommige steken hun takken strak omhoog, andere gebaren warrig naar de lucht of wijzen horizontaal naar de buren. Een derde steekt zijn wortels recht de grond in en verderop staat er een die zijn wortels vier of vijf meter van de stam verwijderd weer vrolijk boven de grond steekt, de bestrating los woelt en de stoep onbegaanbaar maakt voor voetgangers. Misschien dat juist vanwege mijn aandacht voor bomen een foto in De Volkskrant van verleden week mij zo
opviel. Een foto, nu eens niet van gebouwen in Afghanistan door explosieven opengereten, maar een groepje bomen in de zomerzon, zomaar in de polder. Maar vanmorgen werd de wanorde weer hervat: een foto van een Amerikaanse soldaat die huiswaarts keert. In een houten kist, gemaakt van rücksichtslos omgezaagde bomen. Het einde van bomen is als dat van seizoenen: het komt soms heel abrupt. Rilke sloot zijn gedicht Herbst af met de suggestie dat God alle vallende bladeren unendlich sanft opvangt in zijn hand. Maar daarvoor hoef je niet te wachten op de herfst. Ook bomen, vriendelijk bewogen door de zomerwind, kunnen je krachtig uittillen boven de alledaagsheid van de dingen en je wegvoeren van natuuren mensengeweld.
Ben Verberne msc
WvdV
Dr. Roger Janssen osc, Oord van helder licht; 800 jaar Orde van het Heilig Kruis; 1210 -2010. ISBN 978-90 -815-3220 - 4; prijs € 20, excl. verzendkosten. w w w.osc-europe.org Vanaf september 2010 telt de priorij van Sint-Agatha 13 medebroeders, af komstig uit Nederland, België, Duitsland en Polen. De priorij huisvest het provincialaat sinds 2004 en fungeer t als vormingshuis.
6
k nr bu l let in 4 | 2010
k nr bu l let in 4 | 2010
7
in beeld
in beeld
Kans of crisis?
helemaal geen verbod. Scherpslijpers menen dat Christus, door te leren dat in het huwelijk man en vrouw één worden, de homoseksuele relatie uitsluit. Dit is onjuist. Het één-worden behelst geen uitsluiting van homoseksualiteit, maar een uitsluiting van polygamie. In de joodse cultuur was polygamie nog steeds gebruikelijk (en zou pas in de twaalfde eeuw officieel verboden worden). Christus valt de mannelijke heteroseksuele cultuur aan. Hij verdedigt de vrouw. De eenheid van het huwelijk richt zich tegen echtscheidingen en veelwijverij. Een aanval op homoseksualiteit kan men er niet in lezen.
Gedachten bij seksueel misbruik (3) Veel van de mensen in mijn omgeving die zich katholiek noemen, doen dit ondanks de kerk. Eigenlijk zou ‘de kerk’ hier tussen aanhalingstekens dienen te worden gezet. Katholieken namelijk, van welke signatuur ook, zijn de kerk. De kerk tussen aanhalingstekens is ‘het instituut’. Het instituut dat zichzelf voor de kerk houdt. De gemiddelde Nederlander doet overigens niet anders. Toen het seksueel misbruik begin dit jaar de kop op stak, waren pers, media en volk vooral geïnteresseerd in priesters en bisschoppen. Hoe hard dezen ook richting religieuzen wezen – misschien voor het eerst in de geschiedenis van ‘de kerk’ – alle aandacht richtte zich op de hiërarchie. Wie zich katholiek noemt ‘ondanks de kerk’, maakt overigens een vreemde fout. Is men dan katholiek ‘ondanks zichzelf’? Toch leg ik mijn oor graag te luisteren bij hen die in de kerk blijven ondanks de kerk. Zij weten, kritisch en katholiek, wat ze veranderd zouden willen zien. In de crisis (van het seksueel misbruik) zien zij een kans. Het seksueel misbruik van minderjarigen door ‘mannen van de kerk’ waarmee de hiërarchie destijds, en misschien soms nog, fout omging, vormt een kans om zich te louteren. Een plicht misschien. De grote woede die in Nederland is opgelaaid, houdt hiermee verband dat juist ‘de kerk’ – die eeuwenlang moreel (seksueel) zo hoog van de toren had geblazen – een monster binnen de poorten heeft dat zich met seks voedt. De kans die er voor de kerk ligt, heeft alles met seksualiteit te maken. Met lichamelijkheid. Met de geslachtsdaad en de verhouding tussen de seksen. Met geboortecontrole, met condoomgebruik. Met homoseksualiteit, met het weren van vrouwen uit de ambten. Met het verbod op masturbatie, met het verplichte celibaat. En dit alles, jazeker, omwille van de liefde van Christus.
8
k nr bu l let in 4 | 2010
De mens wordt beheerst door seksualiteit. Ook het zich bewust onthouden van seksualiteit, heeft met seksualiteit te maken. “Het is beter te huwen dan te branden”, antwoordt Paulus de Korinthiërs die in het zicht van het einde der tijden celibatair willen gaan leven. Welnu, niet-huwen blijkt soms een uitslaande brand. Het kerkelijk wetboek van 1917 kende de concupiscentia als huwelijksmotief. Naast de procreatie (kinderen krijgen) was dit dé reden om te huwen, het beteugelen van wellust en genotsdrift. De kerkelijke wetgever van 1917 had Freud goed gelezen. In het nieuwe wetboek van 1983 staat deze belangrijke reden om te huwen helaas niet meer vernoemd. Het celibaat is een charisma, schreef een Amerikaanse priester. Om eraan toe te voegen dat een charisma een gave van God is die je niet kunt juridiseren of verplicht stellen – daar komen ongelukken van. De zichzelf katholiek maar niet ‘kerkelijk’ noemende kritische personen uit mijn omgeving, zien het grootste bezwaar tegen ‘de kerk’ het buitensluiten van vrouwen uit het ambt. Ik
hou hen voor dat dit een verboden onderwerp is (wat het bezwaar alleen maar groter maakt). De Congregatie voor de Geloofsleer heeft het onderwerp ‘definitief’ beslist (dat is één gradatie lager dan een ‘onfeilbare uitspraak’, dus er is nog hoop). Hoewel de uitsluiting van vrouwen in het evangelie nergens gefundeerd is, en het zonder meer tot de achterlijkste cultuurgegevens van Nederland in de eenentwintigste eeuw behoort, is zij misschien wel de bekendste karakteristiek van het rooms-katholicisme. Vrouwen, en moeders, die zich priester kunnen laten wijden, zouden de kerk het aanzicht geven dat Christus voor ogen stond. Gedoopt in Christus, één in Christus, is er geen verschil meer tussen man of vrouw. (Gehuwde) vrouwen in het ambt zouden ook een gegarandeerd anders omgaan met seksueel misbruik waarborgen. Overigens dient men zich af te vragen of Christus het priesterschap eigenlijk wel wilde. Hij streed ertegen dat mensen ‘apart’ werden gezet. Het buitensluiten van vrouwen kent zijn donkere spiegelbeeld in de dis-
Adriaen van Wesel 1480, Rijk smuseum
criminatie van homoseksuelen. Inderdaad, men kan als homoseksueel priester worden – dat hebben homoseksuelen voor op vrouwen (het argument dat er geen vrouwen onder de apostelen waren, geldt blijkbaar niet voor homoseksuelen). Maar de emancipatie van homoseksuelen, die maatschappelijk broos is en kwetsbaar, is kerkelijk een taboe. In de evangeliën vinden we opmerkelijk genoeg geen woord over homoseksualiteit. En al
Er bestaan geen religies zonder regels. Toch ontstonden grote religies vaak in verzet tegen de regels van een oud systeem. Dit geldt in elk geval voor het christendom. Vergelijk de Bergrede van Mattheüs met de regels van de Tora. Vergelijk de houding van Paulus met het wetticisme van zijn partijgenoten, de Farizeeën. Vergelijk wat het (zeer) vroege christendom leert over vrouwen, slaven en verschopten met de meedogenloosheid, de vrouwvijandigheid en de vanzelfsprekende knechting in de Grieks-Romeinse cultuur. Maar sommige regels zijn ontaard. Het (zeer) late christendom van vandaag gaat ten onder aan het gewicht van zijn eigen regels. Van zijn wetboek dat soms zwaarder weegt dan de evangeliën. Van het wetticisme waar Paulus zich in zijn graf van wegdraait. Van regelgetrouwe bisschoppen die op de vingers getikt worden door nog regelgetrouwere bisschoppen.
maakt. Het is niet voldoende dat schuldigen aan seksueel misbruik gesuspendeerd, gelaïciseerd of geëxcommuniceerd worden. Het is niet voldoende om schuld te bekennen aan een doofpotstrategie. Het is niet voldoende dat we excuses aanbieden aan de misbruikten, of hun schade vergoeden. Het is niet voldoende om te zeggen dat we het niet geweten hebben – niet weten is precies het onvergeeflijke. Dat alles is onvoldoende. Misschien is het zelfs onvoldoende als de kerk afdaalt uit zijn hoge toren van moreel gelijk. Als het ambt wordt opengesteld. Als er andere vormen van seksualiteit worden getolereerd. Als het celibaat facultatief wordt gesteld. Maar er zal iets moeten veranderen. Anders blijft er niet veel meer over dan een instituut dat met zijn rug naar het volk staat en onverstaanbaar Latijn spreekt. Er zal iets moeten veranderen om katholieken die ondanks de kerk katholiek zijn te behouden. Er zal iets moeten veranderen om het religieuze leven opnieuw een kans te geven. Katholieken zullen zelf die veranderingen moeten benoemen, aangeven en doorvoeren. Niet ‘tegen’ of ‘ondanks de kerk’, maar omdat zij de kerk zijn. Nu de religieuzen oud worden en in aantal afnemen, zullen er naast hen en met hen andere kritische en welwillende katholieken moeten op staan. Katholieken moeten hun kerk veranderen. Anders zal, wat zich voordoet als een kans, uiteindelijk alleen een crisis blijken.
Patrick Chatelion Counet
Het is tijd voor ommekeer. Metanoia. Het is tijd dat de kerk schoon schip
k nr bu l let in 4 | 2010
9
gerechtigheid & vrede
Gerechtigheid & Vrede Het is belangrijk om te zien
Ik heb lief de aarde en de mensen
dat de huidige economie niet
Nationale Vredesdag 2010
rendabel is. Die is gebaseerd op
Liefde is een wat ongebruikelijk woord, als het gaat om de manier waarop we met onze aarde omgaan. Toch stond liefde voorop in het motto van de 22e Nationale Vredesdag van religieuzen op 11 september in Den Bosch. Rond de tweehonderdveertig vrouwen en mannen bracht deze dag op de been. Met dit thema sloot de organisatie nauw aan bij het begin van de Vredesdagen. Eind jaren tachtig was de tijd van het Conciliair Proces voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. In zekere zin keerde de Vredesdag weer terug naar de eigen wortels. Het is duidelijk te merken dat de mensheid roofbouw pleegt op de aarde. De gevolgen daarvan, droogte zowel als overstromingen, treffen met name de allerarmsten zwaar. Dit was reden voor de organisatie om de aandacht vooral op Afrika te richten. Drie vrouwen en hun inzet voor Afrika Drie vrouwen hielden een inleiding over hun inzet voor Afrika. Rentia Krijnen-Hendrikx werkte in het landbouwonderwijs. Op jonge leeftijd werd ze weduwe. Door een missionaris, die haar vertelde over de slechte situatie van weduwen in Kenia, besloot ze hier iets aan te gaan doen. Het resultaat, na de nodige jaren van inzet, is een stevige structuur in Kenia met een steunstichting in Nederland. Rentia’s voorwaarden zijn altijd geweest dat alle weduwen ongeacht geloof mogen deelnemen, en dat de organisatie alleen plannen steunt van de weduwen zelf. Deze vrouwen stellen ook voorwaarden aan de Nederlandse partner, zoals de regel dat
10
k nr bu l let in 4 | 2010
er niets mag worden uitgedeeld, omdat mensen dan leren bedelen. Op die manier ligt de leiding over het project niet eenzijdig in Nederland, maar in een gedeelde verantwoordelijkheid.
pen zich te organiseren en zelf te leren hoe ze iets kunnen bijdragen aan school. Ook hier geldt dat de mensen zelf verantwoordelijk zijn voor wat er gebeurt.
Blanche Slenders-Zoungrana is afkomstig uit Burkina Faso. Ze is al sinds 1985 weg uit het land, en heeft al op verschillende plaatsen gewerkt in de sfeer van maatschappelijk dienstverlening en zorg. Al die tijd heeft ze de band met haar dorp bewaard. Opvoeding van een kind is in Burkina Faso geen zaak van het gezin alleen, maar van heel het dorp. Daarom voelt ze zich betrokken bij wat er gebeurt met alle kinderen in dat dorp en zet zij zich ook voor hen in. Met haar vereniging biedt zij ondersteuning aan het onderwijs van de jeugd. Wezen kunnen rekenen op een bijdrage in de schoolkosten of bij het opzetten van een werkplaats nadat ze school hebben verlaten. Scholen kunnen terecht voor de verbetering van de kwaliteit het onderwijs. Ouderverenigingen worden gehol-
Tiny Hölscher vertelde eerst wat over haar persoonlijke geschiedenis als missiezuster van OLV van Afrika. Wat haar treft bij de Oost-Afrikaanse vrouwen die ze heeft leren kennen, is hoe zij, de vrouwen, ecologische kennis overdragen. Ze bewerken het land en zijn afhankelijk van het klimaat. Dat is sterk veranderd. De regenperiodes zijn korter en minder voorspelbaar. Bovendien, als het regent, regent het veel heviger dan voorheen. Daar komt nog de ontbossing bij. Naast het feit dat brandhout steeds schaarser is geworden, zorgt de ontbossing ervoor dat bij regen de vruchtbare bodem wegspoelt. Daar blijft de uitbuiting van Afrika niet bij. Delfstoffen worden gewonnen zonder dat de bevolking daarmee vooruit komt. Integendeel: ze vormen dikwijls aanleiding voor oorlog. De nieuwste vorm van
scheef kijken en scheef rekenen
uitbuiting is landroof. Landbouwgrond wordt opgekocht door grote bedrijven uit het buitenland, waarna er gewassen worden verbouwd die niet bestemd zijn voor de plaatselijke bevolking, maar voor de bevolking van rijkere landen. Toch zijn er ook tekenen van hoop, zoals het goede contact op veel plaatsen tussen mensen van verschillende godsdiensten, de vele kerkgemeenschappen die werken aan gerechtigheid en vrede, en het werk van bijvoorbeeld de Green Belt Movement, opgericht door Nobelprijswinnares Wangari Muta Maathai, die bomen plant om de ontbossing tegen te gaan. Na deze drie inleidingen gingen de spreeksters in gesprek met interviewster Irmgard Busch en met de zaal. Er ontstond een levendig gesprek. De bezorgdheid over Afrika is groot. Een belangrijke vraag die de spreeksters op hadden geworpen, was welke ondersteuning echt helpt en welke ondersteuning mensen vooral afhankelijk maakt.
Tijdens de middagpauze was er gelegenheid om standjes te bezoeken van onder andere de Wereldwinkel, de Stichting Religieuzen Tegen Vrouwenhandel, Duurzaam Afrika, het Afrika-Europanetwerk en de vereniging van Blanche Slenders voor dorpskinderen in Burkina Faso. Ook waren er enkele handtekeningenacties. En verder was er gelegenheid om op het plein van het ds. Piersoncollege even in de zon te zitten. Scheef en recht kijken Daarna hield Irmgard Busch een beschouwing over de vraag hoe we tegen de werkelijkheid aankijken. Al veertig jaar weten we dat het de verkeerde kant opgaat met de aarde, maar met name de rijkste landen zien de noodzaak van verandering nauwelijks. Intussen is duurzaamheid ook al een handelsproduct geworden. Veel bedrijven maken er reclame mee. Maar is dat liefde voor de aarde? Het is belangrijk om te zien dat de huidige economie niet rendabel is. Die is gebaseerd op scheef kijken en
scheef rekenen. Maar de crisis waar we voor staan, is niet alleen economisch, maar ook religieus. De theologe Mary Daly schreef over het eucharistisch syndroom. Religie raakt van het eigenlijke doel af: bijzaken worden tot hoofdzaken gemaakt. Een hiërarchisch boven je gestelde bepaalt of je mag meedoen. Je krijgt te eten maar de honger verdwijnt niet. Zijn we nog open om met God te kunnen communiceren, of laten we ons met een fopspeen afschepen? Waar vrouwen dit aanvechten, gebeurt er iets. Zoals altijd verliep de dag in een goede sfeer en met enthousiaste inzet van iedereen die er was. De inhoud, het gezamenlijk zingen en de onderlinge ontmoeting maakten ook van de 22e Vredesdag een succes.
Tom Boesten
k nr bu l let in 4 | 2010
11
religie in de kunst
Religie in de kunst
ochtend je krant uit de brievenbus te halen en vóór het wereldnieuws even zijn woorden te lezen. Toch stap ik weer naar buiten. Ik ga hem zoeken op de buitengevel.
In het hart van de bloem In 1930 betrokken de oblaten van Franciscus van Sales in Nederland het pand Ave Maria in Tilburg. Binnen een mum van tijd was het een levendig huis, vol met leerlingen, studenten en kandidaten, en binnen vijf jaar werden er drie grote vleugels aangebouwd. Achtendertig jaar later werd Ave Maria door Oblaten en studenten verlaten. Weer jaren later werd het pand verkocht. Na een grote brand in 2000 werd het ingrijpend verbouwd tot appartementencomplex. Een deel van de gevel en de traptorens bleven bewaard. Vanaf het begin werd kunstenaar Marc Mulders bij de verbouwing betrokken. Mulders maakte zes rijen glaspanelen, die onderdeel zijn van het ontwerp. Marc Mulders, die in 1958 in Tilburg is geboren, is één van de belangrijkste hedendaagse Nederlandse kunstenaars. Hij maakt olieverfschilderijen, aquarellen, foto’s, collages en glasin-loodramen. Anders dan bij veel van zijn tijdgenoten en collega’s het geval is, noemt hij zich katholiek en zit zijn werk vol christelijke thema’s. Wie Mulders niet kent van zijn werk, kent hem wel omdat hij in het nieuws kwam toen hij zich liet uitschrijven uit de rooms-katholieke kerk. Tot die stap kwam hij na de opstelling van Rome in de affaire rond bisschop Richard Williamson, die het bestaan van gaskamers in de Tweede Wereldoorlog ontkent. In het Brabants Dagblad van 10 maart 2009 zei Mulders: ‘De kerk is niet van het Vaticaan, maar van de gelovigen. En op de werkvloer, dus in de parochie, wordt het pastorale werk vormgegeven.’ Zijn uitschrijving heeft hem niet minder katholiek, christelijk, of religieus geïnspireerd gemaakt. Vanuit mijn interesse en liefde voor kunst vind ik behalve zijn werk ook
12
k nr bu l let in 4 | 2010
zijn opvattingen fascinerend. In de prachtige documentaire ‘Dauw’ verwoordt Marc Mulders zijn kunst als religie: ‘Mijn wezenlijke talent is dus niet het orkestreren of ordenen van de verf (…) maar het talent van verbinding zoeken, van religiare, van verbonden willen zijn en daarin willen handelen. Dus arbeid maken van religiare, van verbinding zoeken. Ik denk dat dat de onderliggende levensader is.’ In Mulders’ kunst is de natuur een terugkerend thema. Niet alleen omdat hij van bloemen, seizoenen en vogels houdt, maar omdat in de natuur Gods schepping te zien is. Op een grijze, regenachtige dag in januari van dit jaar ben ik gaan kijken hoe Ave Maria er uit ziet. Ik wilde weten wat er over is van de salesiaanse jaren, die het gebouw heeft gekend. En ik wilde de kunstwerken van Marc Mulders bekijken. Ik had gelezen dat in de glaspanelen een afbeelding van Franciscus van Sales te zien is, héél klein. Die twee redenen om te gaan kijken, liepen dus toch op het-
zelfde uit: ik ging naar Ave Maria om Franciscus van Sales te zoeken. De buitengevel is een mengsel van oud en nieuw. Het middengedeelte is oud, aan weerszijden zijn vleugels in moderne stijl gebouwd. Het moderne deel is versierd met zes verticale rijen glaspanelen. Elke rij bevat zes foto’s, of misschien zijn het collages van foto’s die gefotografeerd zijn. Eerst denk ik dat ik alleen maar bloemen zie, maar ik weet dat ik beter moet kijken. Maria ontdek ik al gauw; op veel van de panelen is haar portret te zien. Dat lijkt me een goed passende verwijzing naar de naam van het gebouw en die staat nog steeds boven de hoofdingang. In de centrale hal achter de voordeur hangt een paneel met een uitspraak van Franciscus van Sales: ‘Wees wie je bent. Je hoeft je niet anders voor te doen dan je bent, want je bent een door God beminde.’ Daaronder staat dezelfde uitspraak in het Latijn, maar ik denk dat Franciscus van Sales dit heeft geschreven in het Frans. Het lijkt me fijn om hier in de hal elke
Op zijn website geeft Marc Mulders een toelichting op zijn kunstwerk. Hij schrijft: ‘De panelen zijn opgebouwd uit verschillende bloemen, maar vooral uit de kernen, harten, van bloemen. Met het oog hierop een citaat van Van Sales: ‘Beschouwend gebed is niet een doelloos laten gaan van je gedachten – als vliegen die rond de bloemen dansen zonder iets te doen. Het is ook niet een gespannen nadenken om de oorzaken, gevolgen en eigenschappen van iets na te gaan – dat zou meer op het gedrag van de meikevers lijken die op alle eetbare bladeren en bloesems afgaan om zich vol te eten. Denken we echter na over de goddelijke dingen, niet om kennis te verzamelen maar om ze lief te krijgen, dan is dat beschouwend gebed – dan zijn we als bijen die in de bloemen van de heilige geheimen duiken om er
de honing uit te puren – Gods liefde.’ Om haar naam te eren (Ave Maria) heb ik haar beeltenis verspreid en welhaast verborgen tussen alle bloemen: orchideeën, irissen, papavers, rozen en de passiebloem.’ De woorden van Franciscus, die Marc Mulders hier aanhaalt, komen uit de Verhandeling over de liefde tot God, ofwel de Theotimus, boek zes, hoofdstuk twee. In beeldspraak vol van bloemen en insecten, schrijft Franciscus over het gebed en de meditatie. Bidden of mediteren is, volgens Franciscus, ‘de aandacht die men aan goddelijke dingen schenkt om zich tot het beminnen ervan op te wekken.’ Midden in het hart van deze bloem is Gods liefde te vinden. Deze salesiaanse gedachte is door kunstenaar Marc Mulders opgepakt en geïnterpreteerd. Want midden in het hart van een bloem is ook Franciscus van Sales te vinden. Helemaal links, boven de ingang van de parkeergarage, in de derde foto van onderen, vind ik zijn portretje.
Mulders heeft Franciscus van Sales gezien, met de wonderlijke voelsprieten van een kunstenaar, en laat hem opnieuw aan ons zien op de gevel van Ave Maria. Maar we moeten wel goed kijken en goed zoeken, als ijverige bijen tussen de bloemen.
Judith de Raat
Dit ar tikel is verschenen in: Salesiaans Contact 68, juni 2010 (16 -20). Zie ook de website: w w w.oblaten.osfs.nl. Meer informatie over Marc Mulders: w w w.marcmulders.com
k nr bu l let in 4 | 2010
13
projecten
Projecten Familiebezoek van gevangenen Gevangenenzorg Nederland is een maatschappelijke christelijke organisatie met als doel de integratie van gevangenen na detentie te bevorderen. Men beoogt gevangenen en hun familie te ondersteunen tijdens het verblijf in de gevangenis, en de periode daarna van re-integratie in hun familie, leefomgeving en arbeidssituatie. Vervolgens om gevangenen en hun familie te ondersteunen in het vinden van nieuwe wegen voor zingeving en levensstijl die recidive voorkomen. Gevangenenzorg is erkend door het Ministerie van Justitie en heeft entree tot elke gevangenis in Nederland. Met ruim 400 competente vrijwilligers en 16.500 donateurs (kerken, particulieren en bedrijven) heeft de organisatie een breed draagvlak. Er lopen diverse zorgprogramma’s, één daarvan is het familiebezoekprogramma. Detentie laat een langdurig stempel achter. Ex-gevangenen staan vaak geïsoleerd in de samenleving. Netwerken ontbreken veelal waardoor resocialisatie vaak mislukt. Voorts ontbreken vaak ook condities voor een succesvolle re-integratie in de samenleving. Zeventig procent van de ex-gedetineerden komt binnen 5 jaar opnieuw in aanraking met justitie. Ieder jaar komen ca 35.000 gevangenen vrij en hiervan gaat 25.000 opnieuw de fout in. Het is dus ook een probleem met gigantisch hoge maatschappelijke kosten. Gevangenisstraf raakt niet alleen de gevangene, maar ook zijn familie. Terwijl het leven van de gevangene wordt stilgezet, draait dat van de familie - soms zelfs overdrachtelijk - door. Het leven vóór de arrestatie is anders dan daarna. Vrouwen en moeders staan er nu alleen voor. In de zorg voor het leven van alledag en het gezin, als ook de vele vragen van familie, vrienden, buurt, school en
14
k nr bu l let in 4 | 2010
kerk. Maar ook andere familieleden kunnen veel moeite hebben met de detentie van hun familielid. Anders dan bij de gevangene, zijn er niet automatisch hulpverleners en/of instanties betrokken bij de hulpvrager. De formele zorg (vanuit de overheid en andere welzijnsorganisaties) richt zich niet op de specifieke problematiek van families van gevangenen. Daardoor was sprake van een grote
lacune op dit terrein van zorgverlening. Het familiebezoek-programma richt zich specifiek op de familie van gevangenen in Nederland. Centraal staat de hulpvraag van het betreffende familielid, bij wie vrijwilligers op bezoek gaan. Het regelmatig kunnen spreken met een betrokken vrijwilliger buiten de familiesfeer kan lucht geven in de wirwar van problemen. Het zijn professionele hulpverleners,
die de vrijwilligers werven, selecteren en opleiden. Vrijwilligers kunnen de familieleden onvoorwaardelijk en onbevooroordeeld bijstaan met een luisterend oor, met raad en daad. De nazorg begint feitelijk al met de voorzorg die de vrijwilligers geven aan gevangenen en familieleden. Juist deze zorg tijdens en na detentie door competente en betrokken vrijwilligers sorteert een groter effect op een goede terugkeer in de samenleving waardoor de kans op terugval vermindert. Cruciaal in dit verband is dat Gevangenenzorg Nederland zich hierbij richt op al die factoren
die vaak bepalend zijn voor het weer goed aarden in de samenleving. Het kan hierbij gaan om ondersteuning bij het vinden van woonruimte respectievelijk werk maar ook het opnieuw deel gaan uitmaken van sociale netwerken. Het familiezorgprogramma is enig in zijn soort al zijn er wel organisaties die zich ook richten op nazorg van ex-gevangenen, zoals Stichting Moria, Exodus en Humanitas. Er is veel nood en vrijwel geen ‘formele zorg’ waar familieleden kunnen aankloppen.
Er is in de afgelopen jaren gebleken dat het familiebezoek-programma werkt. Op het stevige fundament dat inmiddels is gelegd, alsmede gestimuleerd door vele positieve reacties uit het justitiële werkveld, wil Gevangenenzorg Nederland in de komende jaren meer familieleden van gevangenen een helpende hand reiken. De Commissie PIN is van mening dat Gevangenenzorg Nederland goed werk verricht. Dit project gericht op de familieleden is relatief nieuw en kan op warme steun rekenen omdat hiermee een grote groep mensen bereikt kan worden.
Meer informatie via het secretariaat van de Commissie PIN of via w w w.gevangenenzorg.nl
Varia / korte berichten Vacature projectmedewerker toekomst religieus leven De KNR wil de presentie van religieuzen binnen kerk en samenleving stimuleren. Zij staat de religieuze instituten bij in het bepalen, benoemen en beschermen van wat zij waard vinden over te dragen aan komende generaties. Om toekomstgerichte activiteiten te ondersteunen en te stimuleren zoekt de KNR een projectmedewerker toekomst religieus leven (v/m) voor 0.8 fte voor een periode van drie jaar. Deze projectmedewerker functioneert in teamverband en beschikt over deskundigheid die vooral betrekking heeft op het gebied van roepingen- en jongerenwerk, maatschappelijke spiritualiteit en vrouwenvraagstukken. Betrokkene krijgt te maken met een veelheid van personen en organisaties, zowel intern als extern. Zij/hij vervult in veel opzichten een schakelfunctie. Goede contactuele eigenschappen, empathische vermogens en een uitstekend gevoel voor verhoudingen zijn daarom wezenlijk voor deze functie.
Voor aanvullende informatie w w w.knr.nl/vacatures en/of: Patrick Chatelion Counet T: 073 – 692 1317, E:
[email protected]. Sollicitaties voor 22 ok tober 2010
Het Bureau KNR vraagt voor deze functie een energieke medewerk(st)er die voldoet aan de volgende eisen: −− opleiding op HBO- of academisch niveau, bij voorkeur op het terrein van de theologie; −− vertrouwdheid met de wereld van de Nederlandse religieuzen; −− ervaring, c.q. affiniteit, met roepingenwerk, jongerenactiviteiten en vrouwenvraagstukken. Bij gelijke kwalificatie gaat, mede gezien de inhoud van de functie, de voorkeur uit naar een vrouw.
Dag voor de menslievende zorg Het Elisabethziekenhuis in Tilburg wil het liefste ziekenhuis van Nederland worden. Op 4 november zijn de religieuzen uitgenodigd om te komen kijken hoe het dit wil bereiken. ‘De zorg in Nederland is niet meer afgestemd op de menselijke maat’. Zo begon de brief die de Konferentie Nederlandse Religieuzen schreef in 2005 aan toenmalig staatssecretaris mevrouw C. Ross – van Dorp, namens alle ordes en congregaties verbonden met de zorg, namens u. In deze brief spreekt de Konferentie haar bezorgdheid uit over de oorspronkelijke bezieling van de zorg die zwaar onder druk staat. Er werd gepleit een ‘zorgvisie op menselijke maat’ tot uitgangspunt van beleid te maken, omdat ‘de zorg van haar essentie vervreemd is geraakt’. Dit herijkte beleid is tot op heden niet gemaakt. Wel zijn er vanuit dit gedachtegoed initiatieven in de praktijk ontstaan. Het Sint Elisabeth ziekenhuis in Tilburg, waar de Zusters van Liefde van Tilburg aan de wieg hebben gestaan, kent zo’n initiatief. Het ziekenhuis wil ‘van boven tot beneden’ het liefste ziekenhuis van Nederland worden. Daarbij wil ze staan in de traditie van de religieuzen die zich wijdden aan de zorg, met menslievendheid als maatstaf. Het ziekenhuis doet dit met het programma Menslievende Zorg. Die uitdrukking is ontleend aan het gelijknamige boek van Annelies van Heijst. Daar waar bij ziekenhuizen efficiency en hoogwaardige technologie steeds belangrijker worden, geloven wij dat menslievende zorg mogelijk is. Ook in deze tijd waarin de menselijke maat verloren dreigt te gaan. Het St. Elisabeth Ziekenhuis vindt dat de menselijke waardigheid van degenen die zorg nodig hebben en zorg geven voorop dient te staan.
Meer informatie op w w w.liefziekenhuis.nl Wat betref t het programma van 4 november of aanmelding:
[email protected]
Katholieke Jongerendag
w w w.kjd.nl
16
k nr bu l let in 4 | 2010
Op zondag 7 november 2010 wordt in Den Bosch weer de jaarlijkse Katholieke Jongerendag gehouden. Een enerverende dag met tal van grote en kleinere programma-onderdelen: een mix van ontspanning, ontmoeting en geloofsverdieping. Het thema is dit jaar focus. Religieuzen die deze manifestatie willen bijwonen c.q. open staan voor gesprekken met jongeren kunnen zich melden bij
[email protected].
k nr bu l let in 4 2010
17
Religieus leven
Bestuurswisselingen Broeders van de Christelijke Scholen • br Ambrosius Dobbelaar, sectorleider • br Caspar van Rosmalen • br Leo Paauw • br Adrianus Ulijn • br Aad van Bentem • en br Johannes Heeren als plaatsvervanger
Samenkomst van Jonge Religieuzen 10 september 2010
Zusters JMJ • zuster Laetitia Aarnink, provinciale overste • zuster Lies Schuurman • zuster Trudy de Vogel
‘Ubi Caritas et amor, Ubi caritas, Deus ibi est’: we hebben het meermalen gezongen op een dag van ontmoeting en, zo heb ik sterk ervaren, bemoediging van jonge religieuzen in Tilburg. Een waardevolle en aangenaam georganiseerde dag door de Commissie Roepen van de KNR met een heerlijk en gastvrij onthaal door de Zusters van Liefde. Daarvoor ten eerste een hulde en dank! Vanaf de eerste schreden in de abdij waar ik zelf woon, heb ik, vaak met een glimlach, ervaren dat het perspectief op ‘jong’ anders is dan onder de Twitter-generatie wordt ervaren. Zo was dat ook deze dag en wat een mooi reliëf geeft het meteen! In leeftijd oud en jong samen, (onlangs) geroepen als we zijn. In de ochtend hebben we stilgestaan bij een viertal Schriftteksten rondom geroepen zijn. Uiteengegaan in groepen, werden verhalen van de eigen roeping gelegd naast de Schriftteksten. Mij heeft geraakt hoezeer in eigenlijk alle verhalen de ontmoeting met andere mensen als bron voor de eigen roeping een leidende rol speelt. Daarin wordt wellicht ook concreet wat in het woord ‘roeping’ nogal abstract kan blijven. Zo de Heer wellicht niet, of niet bij allen, rechtstreeks in het oor fluistert, fluistert hij bij het ontmoeten van de medemens en wordt ons zo steeds gevraagd in hoeverre we beschikbaar zijn voor de ander en de Ander. De groep was zeer multicultureel. Het mooie daarvan is onder meer dat er een aantal ‘buiten-binnen’ perspectieven werd aangereikt. Een aantal aanwezigen sprak openhartig over de
18
k nr bu l let in 4 | 2010
eenzaamheid die gepaard kan gaan met het verkeren in een vreemd land, waarvan je de taal niet volledig machtig bent. Maar ook: hoe ga je om met vormen van secularisering die je niet alleen in Nederland zelf, maar ook in je eigen orde of congregatie aantreft. Dat wordt overigens niet alleen door buitenlandse religieuzen zo ervaren. Hoe houd je (dan) de moed erin teneinde je geroepen te blijven weten? Het delen van deze ervaringen en het weten dat je er niet alleen voor staat, draagt daar in elk geval aan bij, zo werd beleefd.
Het was een uitdrukkelijk uitgesproken verlangen dat bij een volgende bijeenkomst er meer religieuzen van nog meer religieuze instituten aanwezig zijn.
Op een dag als deze realiseer je je hoezeer je elkaar, dwars door congregaties en ordes heen, nodig hebt. Er was veel vreugde door het delen van de ervaringen. Juist daarom ook heeft de groep een flink aantal jonge religieuzen van een aantal andere congregaties en orden erg gemist.
Thuisgekomen las ik wat in de Belijdenissen, in de prachtige nieuwe vertaling van Wim Sleddens o.s.a. Zijn roeping verwoordend, noemt hij in boek 7, het lijkt haast aarzelend, voor het eerst Christus bij naam. Hij sluit af te zeggen:
Persoonlijk heeft het me wel verwonderd dat we, uitgerekend op een dag waarin we samenkomen rondom de Heer die ons heeft geroepen, we zijn Tafel niet gezamenlijk naderen in het vieren van de Eucharistie. Dat is toch bron van waaruit we geroepen en gezonden worden. Ik hoop dat dit de volgende keer anders zal zijn.
Mill Hill Missionarissen • father Fons Eppink, regionaal overste Benedictinessen van het Heilig Sacrament • zuster Benedicta van Gogh, priorin Fons Vitae (Nuland) • zuster Emmanuel Cosse, priorin Arca Pacis (Arnhem) ‘Vanaf een beboste bergtop het vaderland van vrede zien, maar de weg daarheen niet kunnen vinden, het dan vergeefs proberen via een weg die niet begaanbaar is en met aan alle kanten loerende blikken en hinderlagen van voortvluchtige deserteurs, onder aanvoering van hun vorst, de leeuw en de draak: dat is heel iets anders dan daarheen gaan over een weg waarop de aanvoerder van de hemel toezicht houdt.’ Zo stond deze dag in het teken van wegen en omwegen, paden en kronkels, kuilen en vergezichten. Samen op weg naar en met Christus. Misschien wel net zo aarzelend als Augustinus.
Br Jakob van Wielink o.praem, Abdij van Berne
Federatie van de Benedictinessen van het heilig Sacrament • zuster Marie-Thérèse Versteegen, presidente • zuster Emmanuel Cosse, secretaresse Kruisheren • Huub Wagemans, prior provinciaal • Peter Snijkers, vice-provinciaal • Jan Rooijakkers, raadslid • Wim Slangen, raadslid • Guy Rigole, raadslid Medische Missiezusters • zuster Carla Wessels, districtscoördinator • zuster Magda Van Hoyweghen, lid District Assemblee • zuster Barbara Terlau, lid District Assemblee • zuster Therese de Vreede, lid District Assemblee • zuster Magdaleen Westerveld, lid District Assemblee Zusters van Onze Lieve Vrouw • zuster Felisita Sri Budiyarti, voorzitster • zuster Mariani Made, vice-voorzitster • zuster Theodora Suwarni, lid • zuster Christa Suminah, lid
k nr bu l let in 4 | 2010
19
religieus leven
religieus leven
Laat de wereld gelukkiger achter dan je ’m aantrof In gesprek met fr Wilfried van der Poll Provinciaal Bestuur zit, een verschijnsel dat zich hier ook heeft voorgedaan in 1994. Toen kreeg Nederland voor het eerst een Provinciaal Bestuur en daarnaast een Algemeen Bestuur.
Het Algemeen Bestuur van de KNR koos op 10 juni 2010 twee nieuwe bestuursleden KNR: frater Wilfried van der Poll en zr Gertrudis van der Donck ocso. Met haar volgt later een nadere kennismaking. In deze bijdrage staat frater Van der Poll centraal. Hij is een ‘oude bekende’ in KNR-kringen, de laatste jaren als AB-lid, maar ook reeds daarvóór in de SBCN en in diverse commissies. Van nabij volgde hij het proces dat heeft geleid tot één KNR. Wat hem beweegt om de bestuurlijke gelederen van deze koepel te versterken is kort en krachtig samen te vatten als het bieden van een antwoord op de roep van jongeren met belangstelling voor religieus leven. En ook de toekomst van de missionaire beweging gaat hem ter harte. Voor deze bijdrage is informatie uit interne bladen van de fraters gebruikt. Dank daarvoor aan Petra de Landmeter, Ton van Santen en Adri Vergeer. Jongste frater Frater Wilfried van der Poll (Utrecht, 1948) was thuis de elfde in de rij, de jongste, en dat is hij ook in de Nederlandse provincie van zijn congregatie: de fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart, beter bekend als de fraters van Utrecht. Deze congregatie met als doel onderwijs en opvoeding aan de mannelijke jeugd werd in 1873 gesticht door Mgr. Schaepman en heeft zich in 1928 in Indonesië en in 1958 in Kenia gevestigd. Op dit moment zijn er in Kenia 5, in Nederland 45 en in Indonesië ruim 100 fraters. Wilfried: In ons gezin was het vanzelfsprekend dat ik na de lagere school naar het internaat zou gaan. Ik koos daarvoor omdat we in de vijfde klas een nieuwe leraar kregen. Wat die leraar – een voormalig frater - vertelde, heeft mij erg aangesproken. Daarom ging ik naar het internaat van de fraters van Utrecht en niet - zoals andere broers - naar de opleiding van de S.C.J. of de Salesianen. Toen Wilfried er in 1968 voor koos om frater te worden was dat een ongebruikelijke stap. Het was niet meer ‘in’ om naar het klooster te gaan. Wilfried behoorde duidelijk
20
k nr bu l let in 4 | 2010
tot een nieuwe lichting religieuzen, want hij behield zijn eigen naam in plaats van een kloosternaam en hij ging geen toog dragen. Er was geen novicenmeester voor hem beschikbaar, maar hij kreeg wel een mentor. Hij volgde de lerarenopleiding Brooden Banketbakken in Wageningen en aansluitend de lerarenopleiding Banket en Keuken in Amsterdam. Gedurende achttien jaar gaf fr Wilfried les op de technische school in Borculo in de praktijk en theorie van de Consumptieve Techniek. Deze school was verbonden aan een internaat voor moeilijk opvoedbare jongens, dat geleid werd door de fraters van Utrecht. Wilfried: Na het juvenaat en postulaat in Zeist ben ik in augustus 1968 naar de Leo Stichting gegaan om daar mijn noviciaat te beginnen. In de beginjaren heb ik het meeste geleerd in de gesprekken met de medebroeders. Na onze dagtaak zaten we vaak ‘ s avonds laat nog te praten en dat was heel waardevol voor mij. In Borculo was ik eerst een jaar assistent-groepsleider en dat was een uiterst leerzame ervaring. Na ruim twee jaar in het klooster van de Leo Stichting werd een kleine woongroep (acht fra-
ters) opgericht in de Chopinstraat in Borculo. Frater Wilfried maakte er deel van uit en bewaart goede herinneringen aan die ‘inspirerende tijd’. Besturen In 1982 wordt frater Wilfried voor het eerst gekozen als lid van het Algemeen Bestuur. Hij stond toen nog voor de klas en combineerde dat werk met het bestuurslidmaatschap door één dag minder te gaan werken. Zes jaar later koos het kapittel hem in 1988 tot Algemeen Overste, met aansluitend tweemaal (in 1994 en in 2000) een herverkiezing. Wilfried heeft het altijd een eer gevonden dat te mogen doen. Het Buitengewoon Algemeen Zakenkapittel nam in 1992 het besluit tot een nieuwe structuur van de congregatie. Er kwamen drie provincies: Nederland, Indonesië en Kenia met ieder een eigen provinciaal bestuur en daarboven een Algemeen Bestuur. Wilfried: In de aanloop naar de structuurwijziging zijn er een aantal modellen besproken. Eén daarvan behelsde de mogelijkheid voor Nederland en Indonesië om als twee gescheiden congregaties zelfstandig verder te gaan. Maar dat
was voor Indonesië absoluut onbegrijpelijk en dat iemand dat voorstelde vonden ze een schande. Na de gezamenlijke start in 1928 in Indonesië laat je elkaar toch niet zo maar los, was hun emotionele reactie. Wij Nederlanders waren wat nuchterder. Geleidelijk werd duidelijk dat de hoofdzetel van de congregatie in de toekomst naar Indonesië zou worden overgeplaatst. In 2004 is die overgang een feit geworden. Het gevolg daarvan is dat de fraters sinds 2004 niet meer onder de bisschop van Utrecht vallen, maar dat de bisschop van Malang, Mgr. Pandoyoputro, hun hoogste baas is. Van 2004 tot 2006 heeft Wilfried nog twee en half jaar als Algemeen Overste in Indonesië gewerkt en gewoond en vervolgens stelde hij zich na drie bestuursperiodes van zes jaren niet meer als zodanig herkiesbaar. Het nieuwgekozen Algemeen Bestuur bestond in 2006 geheel uit Indonesische fraters. Wilfried: Dat was voor hen eigenlijk meer wennen dan voor mij. Bezorgd vroegen ze zich af of de Nederlanders dan geen inbreng meer zouden hebben. Ik had er geen enkele moeite mee. Je merkt wel dat het Algemeen Bestuur in Indonesië soms te dicht op het
Na een geslaagd proces van Indonesianisatie kwam Wilfried in 2006 terug naar Nederland, waar hij enkele weken nadien tot Provinciaal Overste is gekozen. Dat was het begin van een nieuwe levensfase. Wilfried: De wijze van vergaderen is in beide landen heel verschillend. Het is rustiger hier. Als er zaken spelen rond personen wordt er in Indonesië omheen gecirkeld, terwijl wij gewend zijn om ons veel directer uit te spreken. De agenda van het bestuur in Nederland wordt bepaald door heel andere kwesties dan de agenda van het Algemeen Bestuur. Hier zijn we meer bezig met ouderenzorg, met personeelsbeleid, overleg met de zorgaanbieder Beukenstein en de huisvesting en de vragen vanuit de communiteiten. Het sluiten van communiteiten heeft van alle betrokkenen veel energie en tijd gevraagd. Er is veel overleg met alle bewoners over de wensen ten aanzien van de mantelzorg, maar ook over de spirituele samenkomsten en recreatieve mogelijkheden. Frater-zijn Na een wat moeizame periode met gezondheidsperikelen, voelt Wilfried zich weer prima. Naast zijn diverse bestuurlijke taken levert hij een substantiële bijdragen aan het runnen van het huishouden; hij doet de boodschappen en kookt. Graag bakt hij appeltaarten, een vorm van vrijetijdsbesteding waarmee je vrienden voor het leven maakt. En was hij vroeger een enthousiast voetballer,
tegenwoordig ontleent hij nog steeds veel plezier aan het kijken naar voetbalwedstrijden. In 2008 vierde Wilfried drie jubilea: hij maakte 25 jaar (zilver) deel uit van het bestuur van de congregatie, was 40 jaar (robijn) in het klooster en werd 60 jaar. Wilfried: Toen ik indertijd de keuze maakte om frater te worden waren voor mij de jeugd en de missionaire beweging de twee steunpilaren die ik voor ogen had. Daar wilde ik iets mee. Als de grootste kracht van het frater-zijn ervaar ik nog steeds het leven en werken vanuit de gemeenschap. Het is belangrijk om samen te delen wat je bezighoudt. Op die momenten voel je echt dat je je geloof deelt. Het diep-religieuze gevoel waarmee ik begon, is altijd gebleven. Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart spreekt me nog steeds aan vanwege het relationele aspect. Het gaat er om je te laten raken in het contact met de ander, om je hart te laten spreken. Mijn religieuze inspiratie wordt op verschillende manieren gevoed. Ik ga al jaren achtereen twee keer per jaar naar een bezinningsgroep die voortkomt uit de Werkgroep Religieuzen Oost-Gelderland. Verder probeer ik jaarlijks een retraitemoment in te bouwen. Dat zijn toch momenten waarin je bijtankt. En thuis in de Fazantenlaan bidden Leo en ik dagelijks de getijden. Fr Leo Ruitenberg, jarenlang het ‘’gezicht’’ van de SBCN is confrater, huisgenoot en vriend van Wilfried. Daarnaast is er natuurlijk de aansluiting met de communiteit van St.Jozef waar we de Eucharistievieringen en de diverse bezinningsmomenten kunnen bijwonen - samen met medebroeders. Voor die gemeenschap heb ik gekozen en daar heb ik nooit spijt van gehad.
WvdV
k nr bu l let in 4 | 2010
21
religieus leven
religieus leven
Onderweg naar een Huis van de Roeping Woord vooraf
Onder de titel Tot elkaar geroepen, verscheen in het juli-nummer van dit blad een artikel over de spiritualiteit van het Huis van de Roeping. Daarin werden de perspectieven geschetst van waaruit op de platformdag van 7 oktober 2010 de ontwikkeling van dit initiatief aan de orde wordt gesteld. In dit nummer presenteren we het overzichtsdocument dat op die dag besproken wordt. Daarin wordt in hoofdlijnen de gedachtevorming over de opbouw en de werkwijze van het Huis van de Roeping geschetst. Het betreft hier een groeidocument. De reacties van de deelnemers aan het platform – en eventuele andere reacties – zullen door de Commissie Roepen worden meegenomen in haar verdere afwegings- en besluitvormingsproces. Na afronding daarvan zal het als voorstel worden ingebracht bij het bestuur. Opmerkingen en suggesties zijn dus welkom. 1 Inleiding: een Huis van de Roeping Basis voor dit document is het raamwerk dat ter discussie stond op de platformbijeenkomst van 9 oktober 2009. De verdere uitwerking daarvan, ideeën in ontwikkeling, voorstellen en al genomen besluiten, zijn hierin gebundeld. Doel van het Huis van de Roeping Het Huis van de Roeping is een initiatief van de Commissie Roepen tot Religieus leven. Het biedt een gestructureerd begeleidingsaanbod aan voor personen die zich met een roepingsvraag wenden tot de KNR, haar leden of verwante organisaties. 1) Met dit Huis van de Roeping staat ons niet een fysiek huis voor ogen, maar een traject dat iemand kan doorlopen. Het aanbod zal deels ook digitaal zijn. Het blijft daarbij primair de verantwoordelijkheid van de leden om met kandidaten in gesprek te gaan en die eventueel in hun ingroei als lid te begeleiden. Doel van dit project is vooral de begeleiding van de voorafgaande oriëntatiefase.
22
k nr bu l let in 4 | 2010
We hoeven dit initiatief niet van de grond af aan te beginnen. Er gebeurt al veel, maar dat bleef tot nu toe voor de buitenwacht vaak – vooral qua samenhang – onzichtbaar. In eerste instantie zullen we daarom vooral uitgaan van dat wat er nu al is en gedaan wordt. Onze eerste stap zal zijn dit opnieuw te structureren, te versterken en als één geheel publicitair onder de aandacht te brengen. Onze oriëntatiedagen kunnen hierin bijvoorbeeld hun plaats krijgen. Die reiken een laagdrempelige toegang aan en bieden de mogelijkheid tot een primair contact rond de eigen roeping. Doel van dit Huis van de Roeping is het begeleiden van de geroepenen in het gaan van de weg. Het wil daarvoor een begeleidingstraject bieden. De manier waarop wij zelf aan dit project werken willen we niet anders laten zijn. Ook wij zullen de weg moeten gaan en niet al tevoren de route en de vormgeving van het eindresultaat mogen vaststellen. Ook om die reden zijn vorm en status van dit initiatief als een ‘virtueel huis’ ons dierbaar.
2 Voorbeelden uit het buitenland Ook zijn er internationaal voorbeelden, waar we van kunnen leren. Ik laat er hier bij wijze van voorbeeld enkele van volgen in de bewoordingen waarmee zij zichzelf presenteren. Het is opvallend dat daarbij soms ook in andere talen de term Huis van de Roeping gebruikt wordt.2) −− Haus der Berufung Nazareth – “In unserem Haus der Berufung können suchende Menschen (18 - ca. 45 Jahre) mit der Sehnsucht nach Gott und nach Intensivierung des Lebens Hilfestellung und Klärung für ihren Weg finden.” [ www.hausder-berufung.de ] −− Haus Subiaco - Haus der Berufung – “Jugendliche ab 16 Jahren und Männer und Frauen, die den Fragen nach dem tieferen Sinn Ihres Lebens nachgehen wollen im benediktinischen Rhythmus von Gebet und Arbeit (ora et labora), von Gemeinschaft und Alleinsein.” [ www.kloster-st-lioba.de/haus-der-berufung/ haus-der-berufung.html ] −− Het Britse Compass Project – “Have you ever wondered whether life in a religious order - as a nun, monk, sis-
ter or brother - might just be the life for you? (…) COMPASS will help you explore the call of Christ in your life. [ www.compass-points.org.uk ] −− Vocations Placement – “an organization with one mission: to assist those who are investigating a call to religious life in the Roman Catholic Church.” Zie: [ www.VocationsPlacement.org ] −− In Oostenrijk heeft het aartsbisdom als beeld een dorps-marktplein genomen: www.berufungen. at. Daar zijn onder meer een bakker te vinden (met levend brood, een bibliotheek, een aanplakzuil met “events”, etc. Deze site verliest wel veel aan zijn uitnodigende kracht doordat diverse elementen niet meer functioneren. 3 Huis van de Roeping: ruimte voor oriëntatie In deze oriëntatiefase staat het verhelderen van de persoonlijke roepingsvragen centraal. Als kernvraag werd door de Commissie Roepen geformuleerd: “Hoe leer ik mijn roeping verstaan en waar kan ik daarmee terecht?” Dit is waar de oriëntatiefase van het “Huis van de Roeping” zich op richt. Van daaruit verwijzen wij door. Wij willen mensen helpen hun verlangen of roeping te verstaan. Vanuit de helderheid die zodoende ontstaat, dragen wij de begeleiding – wanneer de conclusies daartoe aanleiding geven – uiteindelijk over aan een religieus instituut of gemeenschap. Er is eventueel nog wel contact, want we blijven graag op de hoogte van het verdere verloop, maar voor de Commissie Roepen houdt het dan qua oriëntatiefase en begeleiding daarin op. Een goede conclusie kan ook zijn dat het antwoord op iemands roeping of
mogelijkheden meer in een andere richting gezocht moet worden. Ook in dat geval eindigt dit traject.
schappen die verenigd zijn in de KNR en gelegenheid willen bieden met hen kennis te maken.
Deze oriëntatiefase kan lang of kort duren. Dit is afhankelijk van ieders persoonlijke weg in deze fase van tot helderheid komen. Dat betekent ook dat het moment waarop dit traject ophoudt, niet per se het moment is waarop iemand aan een noviciaatstijd begint of een andere levenskeuze maakt.
4 Opbouw, regels en structuur Het traject van het Huis van de Roeping kent een aantal samenhangende elementen: −− Een secretariaat fungeert als contactpunt, als ‘deur om bij aan te kloppen’ (brievenbus, mailadres, website, telefoon, etc.). −− Een intake, waarbij aandacht is voor nadere informatie over dit huis en voor het aftasten of dit het juiste adres is voor deze persoon. (Meestal eerst telefonisch of via mail, gevolgd door een oriënterend gesprek.) De intaker registreert wie deelneemt, door wie deze persoon – eventueel – begeleid wordt en hoe de voortgang en uiteindelijk de afronding verloopt. −− In principe beslist de intaker over toelating tot het Huis van de Roeping en/of de toewijzing van een begeleider. −− Er is een pool van begeleiders, waaruit iemand een bij hem of haar passende trajectbegeleider krijgt toegewezen. Hierover wordt contact onderhouden met ‘Gaandeweg’, de vereniging van Geestelijk Begeleiders in België en Nederland. Haar gedragsregels gelden als leidraad voor onze trajectbegeleiders en intakers.4) Ook uit eigen kring (leden van religieuze instituten) worden begeleiders geworven. −− Begeleiders die we aantrekken zullen tevoren goed geïnstrueerd worden. Voor de begeleiders zijn er zo nu en dan gestructureerde contacten vormingsmomenten. −− Het eindpunt van de begeleidingsgesprekken wordt in principe bepaald door de begeleider, in overleg met de begeleide. De begeleider
Een belangrijk uitgangspunt voor het Huis van de Roeping, is het ‘klantgerichte’ perspectief: Hoe vind jij jouw weg met Hem? Hoe vind jij jouw plek? 3) Dit uitgangspunt heeft ingrijpende consequenties. −− Stellen we de vraag van de zoeker centraal (hoe vind jij jouw weg met Hem?), dan ligt het in onze geseculariseerde samenleving niet voor de hand dat de geraaktheid die iemand doet zoeken naar zijn of haar roeping, meteen een (traditioneel) katholieke of zelfs christelijke gestalte aanneemt. Dat vraagt ruimte en openheid, zowel om groei en rijping mogelijk te maken, als voor het omgaan met andersheid. −− Roeping valt niet samen met roeping tot religieus gemeenschapsleven. We stellen dit Huis van de Roeping ook open voor mensen die (nog) niet (bij voorbaat) willen incorporeren in een standaard religieus instituut. Is het er ook voor mensen die meer aansluiten bij religieus leven als leek? Op dezelfde manier en voorwaarden? −− De weg van de zoekenden staat dus voorop, maar tegelijk moet duidelijk zijn dat dit alles wordt aangeboden door de religieuze gemeen-
k nr bu l let in 4 | 2010
23
religieus leven
draagt zorg voor terugkoppeling naar de intaker. −− Bij het aanbod horen één of meer groepscontactmomenten. −− Het Huis van de Roeping draagt zorg voor een ‘bibliotheek’, een (digitaal) overzicht van snuffelplekken, van primair vormingsaanbod en van gemeenschappen die nog nieuwe leden aannemen. Ook biedt deze bibliotheek toegang tot informatiemateriaal, relevante literatuur en ervaringsverhalen. In overleg met de intaker of trajectbegeleider wordt daarvan gebruik gemaakt, al naar gelang dit voor het proces wenselijk is. −− Het ‘Huis van de Roeping’ kan tezijnertijd een eigen stuurgroep krijgen onder verantwoordelijkheid van de Commissie Roepen en het bestuur KNR. Voorlopig functioneert de Commissie Roepen als zodanig. −− Bij klachten en andere situaties waarin zich problemen voordoen, kan een beroep gedaan worden op de Commissie Roepen. Het Bestuur KNR geldt als hoogste beroepsinstantie. −− De kosten van het Huis van de Roeping worden gedekt uit middelen die het bestuur van de KNR ter beschikking heeft gesteld. Voor bepaalde elementen uit het aanbod
kan eventueel toch een eigen bijdrage gevraagd worden. 5 Met welke religieuze instituten en gemeenschappen kunnen we hierin samenwerken? Allereerst moet wat dat betreft natuurlijk gezegd worden dat het Huis van de Roeping er als KNR-orgaan is voor alle leden. In een fase van oriëntatie is het echter onmisbaar dat op een gegeven moment een afgewogen advies gegeven wordt: ga daar eens kijken, vraag bij die, die en/of die gemeenschap eens een gesprek aan.5) Dat vraagt zorgvuldigheid ten opzichte van de gemeenschappen en ook ten aanzien van zoekenden. Een vraag die we daarbij zullen moeten aangaan is: wie beoordeelt ‘levensvatbare plekken’ waarnaar kan worden doorverwezen? In eerste instantie leggen we die verantwoordelijkheid uiteraard bij de religieuze instituten zelf. Vooral hun zelf-evaluatie moet duidelijkheid bieden over wat kandidaten eventueel wel en niet kunnen verwachten. Tegelijk ligt daar een verantwoordelijkheid bij de begeleiders om – gegeven die zelfevaluaties – prudent te handelen op grond van hun overzichtkennis van religieus Nederland en van gemeen-
schappen daarbuiten. Factoren die dan kunnen meewegen zijn bijvoorbeeld: −− Of bepaalde KNR-leden / gemeenschappen de laatste jaren al eerder een of meer nieuwe leden hebben gekregen en/of door andere factoren een basis van vitaliteit laten zien. −− Religieuze instituten / gemeenschappen die ‘ja’ kunnen zeggen op vragen als: −− Kunnen jullie werkelijk nog jonge mensen begeleiden? −− Doen jullie dat ook? −− Doen jullie dat op een manier die hen ook vrij laat? −− Religieuze instituten met een internationaal noviciaat. In een ander document zal dit verder worden uitgewerkt. Een aantal religieuze instituten en gemeenschappen is – ofwel op eigen initiatief, ofwel op hun verzoek – het afgelopen jaar bezocht om hun mogelijkheden tot participatie of betrokkenheid verkennend te bespreken. Andere zullen wat dat betreft nog volgen.
Pierre Humblet namens de Commissie Roepen
1 Tjeu Timmermans, ex-voorzitter van de KNR, pleitte vorig jaar in vergelijkbare zin voor “een overkoepelend vormingsinstituut voor mensen die geïnteresseerd zijn in het religieuze leven”. [ www.katholieknederland.nl, 18 januari 2009.] 2 Deze en andere voorbeelden kunt u terugvinden via www.huisvanderoeping.nl onder de menuknop “internationaal”. 3 Dit in onderscheid tot het perspectief van de religieuze instituten, die van nature soms eerder geneigd zijn te denken in termen van: ‘zou deze bij ons passen?’ 4 Deze gedragsregels staan op de website van de vereniging gaandeweg: www.gaandeweg.org/over-ons/gedragsregels/gedragsregels-maart-2008.htm 5 Uitgangspunt bij dergelijke verwijzingen is steeds een zo open mogelijke benadering. Om ongewenste sturing of beïnvloeding te voorkomen wordt in de huidige praktijk steeds een advies gegeven dat een verkenning bij meerdere gemeenschappen omvat. Welke daarvan eventueel het meest passend is, kan een zoekende beter zelf ontdekken.
24
k nr bu l let in 4 | 2010
Column Best wel goed ‘De ziel gaat te voet’ - ik schreef er ooit een korte boekrecensie over. En nu struin ik hier door het bos in volle herfst, waterige middagzon, paddenstoelen, beukennootjes en kastanjes onder mijn voeten, en ineens komen die woorden in mijn hoofd, ik herken hun betekenis in mijn langzaam lopen. Sneller dan mijn eigen stappen gaat het verstaan van mijn ziel op dit moment namelijk niet. De woorden komen traag en ik pas mijn stappen erop aan. Met het verlagen van de temperatuur lijkt ook mijn bewegen, mijn eigen verwoorden, langzamer te gaan. Fietste ik drie maanden geleden nog in grote snelheid en vreugde Limburgse heuvels in stralende zon tegemoet, nu slenter ik het liefst door stille paadjes of pak de auto met de verwarming hoog. Uren pruts ik in mijn huis, om de lelies van de markt bij te knippen, mijn boekenkast opnieuw in te richten, mijn nieuwe houten bed op te maken. Kookte ik drie maanden geleden nog snel gegrilde forel, een makkelijke maaltijdsalade of een opbakschotel uit de supermarkt, nu richt ik me op rodekoolstamppot die twee uur stooft, Hongaarse goulash waar ik ’s middags mee begin, zuurvlees dat uren suddert, of het summum: stoofpeertjes, vijf uur pruttelend op zacht vuur. Het maakt me onzeker. Niet het langzaam lopen, het tutten in mijn
huis en zeker niet die stoofpeertjes, maar dat de woorden uit mijn hart ook maar zo moeizaam losweken. Als mensen me vragen hoe het gaat, zeg ik: best wel goed. En dat is denk ik ook het dichtste bij de waarheid. Maar in ‘best wel goed’ ben ik geloof ik niet zo goed. Het is zo half, zo net niet uitgesproken, zo´n net niet heldere kleur, net geen heldere hemel en net geen storm. En als ik in de spiegel kijk, zie ik mezelf net niet helemaal. Ik leef met onvervulde verlangens. En het zijn niet de verlangens zelf, maar de weg ernaar toe die me nu zo onzeker maakt. Want die weg is een weg vol twijfel, vol onzekerheid, kwetsbaarheid, met kans op falen want het antwoord staat niet vast. Hoe kan ik leven in verlangen met slechts de vraag als richtlijn. En wat als antwoord uitblijft. De verlangens die blijven en sterker worden door de tijd, zijn verlangens door God gegeven, zei iemand me ooit. Ik geloof dat de mijne van U komen. Dat ze waar zijn, en dat U verlangt dat ik ernaar leef. En is niet mijn hele leven een verlangen naar U, dat pas volledig vervuld wordt op het eind. Maar ik ben een klein mens die bang is te falen en er niet van houdt zich zwak te voelen. Mijn drang naar perfectie laat maar moeilijk ruimte voor die stuntelige zoektocht die een nogal lange adem vraagt. Toch is dat uw vraag: mij over te geven aan Uw
weg. En misschien herinner ik me daarom nu zo goed hoe heerlijk het was om te fietsen zonder doel, onderweg naar de volgende slaapplaats zonder te weten waar die zijn zou. En telkens weer een herberg, een bakker of een mens te vinden om te praten, wanneer het nodig was. En nooit een lekke band of erger. Het was het tastbare onderweg zijn, het gedwongen overgeven, en steeds die bevestiging dat U voorziet. Dus hier, in dit lopen door dit net niet bloeiend, net niet kale bos vol nog van herfstbladeren vind ik mijn ziel weer. En hij gaat te voet. Hij spreekt van verlangens en van zoeken. En de zon, die staat niet half maar schijnt fel en voluit tussen de takken op mijn wangen. En mijn Vader, Hij loopt niet halfjes, maar voluit met mij mee. Niet even nu toevallig, maar heel mijn leven lang. En dat te voelen is zoveel meer dan ‘best wel goed’.
Evelien Meijs
k nr bu l let in 4 | 2010
25
religieus leven
religieus leven
Beweging van Barmhartigheid In gesprek met Fie Gommers De Beweging van Barmhartigheid wil mensen samenbrengen die verlangen te leven en te werken vanuit een spiritualiteit van barmhartigheid. Het is de vrucht van een initiatief van de fraters van Tilburg in de jaren negentig. Veel mensen reageerden op de oproep van de fraters en de belangstelling voor barmhartigheid neemt toe. De Beweging telt anno 2010 ruim 1600 bondgenoten: mensen die barmhartigheid gestalte willen geven in hun leven en elkaar daarbij willen inspireren. Heel bekend is daarin de drieslag ZIEN | BEWOGEN WORDEN | IN BEWEGING KOMEN. Fr Wim Verschuren was vanaf het begin van de Beweging voorzitter en tevens coördinator. Inmiddels heeft hij twee opvolgers. Marius Buiting trad vijf jaar geleden aan als voorzitter. En coördinator Fie Gommers is een tweede belangrijke pijler van de Beweging. ‘Iets met mensen’ Fie (van Sophie) Gommers (Alkmaar, 1954) wilde na de middelbare school de zorg in, maar ontdekte al snel dat ze daar minder geschikt voor was. Fie: Ik huilde bij iedere patient die pijn had. Dus ging ze aan de slag op diverse andere plekken: de Rabobank, het Diocesaan Pastoraal Centrum in Den Bosch, een Christelijke vakbond in Den Haag. Toen het automatiseringstijdperk aanbrak, bleek ze daar heel vaardig in te zijn en ze ontpopte zich tot applicatie- en netwerkbeheerder. Een ernstige ziekte van haar oudste broer zorgde voor Fie’s terugkeer naar Brabant, waar ze snel een baan als netwerkbeheerder vond. Dat was echter niet bevredigend, want ze wilde ‘iets met mensen’. Die gelegenheid deed zich voor toen ze bij een parochiereceptie de deken tegen het lijf liep, die haar een baan bood als secretaresse. Ze organiseerde studiedagen en cursussen voor vrijwilligers en het pastoresberaad in dekenaat Veghel. Wim Verschuren hield een inleiding voor genoemd beraad over de zeven werken van barmhartigheid. Hij vertelde over de teleurstellingen in de geloofsopvoeding, over de geloofscrisis en de daaropvolgende zoektocht die re-
26
k nr bu l let in 4 | 2010
sulteerde in de Beweging van Barmhartigheid. Wat Wim vertelde raakte Fie; zij voelde zich vooral erkend in haar desillusie over de kerk. Fie: Nu snapte ik waarom ik zo boos was. Ze hebben ons allemaal zo klein gehouden. Ik gaf me op voor de leerroute waar Wim over sprak. Dat was een manier om het heft weer in handen te krijgen. De leerroute bracht haar het inzicht dat je er ook anders in kunt staan, dat je weer nieuwe paden kunt bewandelen. Fie: Barmhartig zijn is vooral bevrijdend voor jezelf. Ik ben wel alert, maar ik ben me er steeds van bewust dat ik geen wapens op zak hoef te hebben. Dat is nieuw voor me. Ik kan er elke keer weer voor kiezen om nieuw te zijn, ook voor mezelf. Ik hoef niet altijd te presteren, me beter voor te doen dan ik ben. Oude patronen houden me nog wel ’s bezig. Een paar jaar terug had ik barmhartigheid in mijn tas, nu zit het in mij en ik zal het nooit meer loslaten. Barmhartigheid is niet meer weg te denken uit Fie’s leven. Fie: Het heeft me meer inzicht, mildheid en rust gebracht. Ik kan niet echt meer ruzie maken met anderen, wel heb ik soms woorden met dierbaren. Onze familie was onderling verdeeld door een grote ruzie. Als een wrat, als een eksteroog had het kwaad zich naar binnen gewroet. Voor mijn fa-
milie is het woord barmhartigheid te beladen. Maar mildheid en loslaten begrijpen ze goed. Ik probeer hen duidelijk te maken dat ze zichzelf straffen wanneer ze die wrok blijven vasthouden. Voor Fie smaakte de kennismaking met de Beweging van Barmhartigheid naar meer. Door een samenloop van omstandigheden kon ze dat verlangen een meer structurele plek in haar leven geven. Geven en ontvangen Sinds 1 augustus 2009 heeft Fie een aantal coördinerende taken van Wim overgenomen. Fie: Het is spannend om iemand als Wim op te volgen. Ik bouw op mijn manier voort op het fundament dat hij heeft gelegd. Er is me gevraagd om het kantoor te professionaliseren. Ik coördineer de organisatie van de landelijke dagen, de leerroutes, de ondersteuning van de vrijwilligers. We organiseren regelmatig verdiepingsbijeenkomsten. Op een brede en uitnodigende wijze willen we mensen handvatten bieden om barmhartigheid te integreren in hun leven. Het is fijn dat er een zeer actief bestuur is met veel ideeën. We waren al actief met het handen en voeten geven van barmhartigheid in de zorg en in organisaties. Onze
Barmhartig zijn is vooral bevrijdend voor jezelf
achterban vraagt nu om naar mogelijkheden te zoeken om barmhartigheid in buurten en wijkverenigingen gestalte te geven. Volgens Fie gaat barmhartigheid ook over ruimte geven aan jezelf én de ander. Fie: Die ruimte is aanvankelijk doodeng, want je opvoeding is gericht op rekening houden met de ander. Maar het hoeft niet egoïstisch te zijn wanneer je voor jezelf kiest. Alle belang is eigenbelang. Als je iets doet voor een ander, dan doe je het ook voor jezelf. Vier jaar geleden bleek dat mijn nicht ernstig ziek was en een donornier nodig had. Ik besloot om een nier af te staan, maar was slecht voorbereid op de reacties, die dat opriep. Het maakte me eenzaam, want ik werd op een troon gezet. ‘Dat is echt barmhartigheid’ en ‘Wat nobel’ riepen ze, maar ik zag het zelf heel anders. Het heeft mij goed gedaan. Het heeft mij veel opgeleverd, de hersteltijd gebruikte ik om over mezelf na te denken. Het voelde als een sabbatical. Ik heb ontdekt dat je lichaam alles weet en kan er nu beter naar luisteren. Ik ben gewoon stil geworden in die tijd. Elk jaar in augustus vier ik het leven samen met mijn nicht. Het is heel positief geweest voor haar en voor mij. Het is een bevestiging dat de omslag – begonnen
bij de leerroute – klopt. Je kunt het niet invullen voor een ander. Het kwam voor mij op het juiste moment; ik kon een pas op de plaats maken. Zelf heb ik me afgevraagd of ik zelf een donorhart of een donornier zou kunnen ontvangen. Van een overleden donor ontvangen is heel anders. Mijn nicht zei: Ik kon het, omdat jij zo resoluut was. De meeste mensen hebben meer moeite met ontvangen dan met geven. Ik ook. Binnenkort is het thema van onze landelijke dag op 27 november: de kunst van het geven en het ontvangen. Ik ben heel benieuwd wat dat allemaal weer in beweging zal brengen. WvdV w w w.barmhar tigheid.nl (ook voor het archief van de fraaie nieuwsbrieven)
k nr bu l let in 4 | 2010
27
boeken & brochures
Boeken & brochures Ex Caritate Volgende maand verschijnt Ex Caritate. Kloosterleven, apostolaat en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19 e en 20 e eeuw. Dit boek is geschreven in opdracht van de Stichting Samenwerking Nederlandse Vrouwelijke Religieuzen (SNVR) door Annelies van Heijst en Marjet Derks in samenwerking met Marit Monteiro. We legden de auteurs een aantal vragen voor over hun lijvige werk. Wat ging er vooraf aan het schrijven van deze dikke pil? We hebben er met drie auteurs aan gewerkt: de historica dr Marjet Derks en ik zijn eraan begonnen en in een later stadium is de historica prof dr Marit Monteiro erbij gekomen. Mijn achtergrond is de theologie en ik zat bij zusters op de lagere school, de middelbare school en de kweekschool (toen Pedagogische Academie geheten). Voor mijn afstudeerscriptie koos ik als onderwerp de geschiedenis van Nederlandse zustercongregaties, in 1985 uitgekomen als een boek onder de titel Zusters, vrouwen van de wereld. Daardoor werd ik in 1982 aangenomen als studiesecretaris van de SNVR, waar ik tot 1992 werkte. Marjet Derks werkte zes jaar lang als bestuursadviseur van het generaal bestuur van de Zusters van Liefde van Tilburg en Marit Monteiro schreef de geschiedenis van de Franciscanessen van Oirschot en van de Nederlandse dominicanen. Zij hebben ook samen in de jaren negentig, met José Eijt, de stichting Echo opgericht, voor historisch onderzoek naar religieuzen. Zijn jullie tijdens het werken aan dit boek tot nieuwe inzichten gekomen?
28
k nr bu l let in 4 | 2010
Ja, we hebben een ander beeld gekregen. We merkten hoe onze kijk is gekleurd door hoe de huidige generatie zusters over het verleden spreekt. Speur je in de archieven, dan zie je geleidelijk een ander beeld ontstaan. Zo was het in de negentiende eeuw vaak al veel minder provisorisch en juist veel zakelijker geregeld dan religieuzen nu weten. Er zat toen al een hele organisatie achter en voor een deel zijn de liefdewerken gefinancierd met overheidsgeld van gemeentes, de provincie of de rijksoverheid. Die gaven bijvoorbeeld bijdragen voor de opvang van arme zieken en ouderen en van krankzinnigen. Zo kregen de liefdewerken een financiële bodem, van waaruit ze konden gaan ondernemen. We hebben zulke nieuwe inzichten zo nauwkeurig mogelijk gedocumenteerd. Onze opdracht was om wetenschappelijk verantwoord te werken en dat dan toegankelijk op te schrijven. Het was geen kwestie van neerpennen wat we al wisten, maar open kijken hoe zaken in elkaar zitten, door in de archieven te spitten en mensen te interviewen. Het Algemeen Bestuur van de SNVR was bij het verstrekken van de opdracht heel duidelijk. Toen is gezegd: het
moet geen heiligenportret worden: het moet realistisch zijn en ook schaduwkanten mogen worden belicht. We hebben zaken gevonden waaruit blijkt hoe groots zusters zijn geweest, maar ook minder positieve dingen. Het was er allebei. Moest het echt zo’n omvangrijk boek worden? Kunnen jullie iets zeggen over de structuur? Een dik boek? Als je weet hoeveel materiaal er bestaat over de ruim tachtig zustercongregaties die in Nederland actief waren, dan is het met zijn 1180 pagina’s nog een dun boek! Het ging immers niet alleen om zusters van congregaties die in Nederland gesticht waren (zoals wel de - beperktere - invalshoek was van de dissertatie van zuster Alix Alkemade Vrouwen XIX). Wij moesten recht doen aan werkelijk alle zusters, dus ook van Duitse en Franse herkomst, die op Nederlands grondgebied hebben gewerkt, dat wil zeggen in Nederland en in de koloniën, en ook nog in andere missiegebieden. De grote werkvelden die we in Deel I behandelen zijn: onderwijs, verpleging, zorg voor hulpbehoevenden, en de missie. Aspecten van het religieuze leven komen in
Deel II aan de orde. Dat zijn: geestelijke (bege)leiding, intreden, uittreden, vernieuwing en vergrijzing, claustrumgeest en nieuwe spirit. Een reden waarom het boek zo dik werd, is dat we hebben geprobeerd alle congregaties, ook de kleine, op de een of andere manier te vernoemen. Het boek is echter geen encyclopedie van congregatiegeschiedenissen. Het is een nieuw verhaal over de grote achterliggende en onderliggende patronen en lijnen. Vooral het SNVR-archief bleek een goudmijn. In de jaren zestig kwam men daar niet uitgeënquêteerd. Dat kwam nu goed van pas. In vele tabellen hebben we cijfermateriaal opgenomen over hoeveel zusters, met welke opleiding, waar en hoe aan het werk waren. Daarnaast vonden we grote vragenlijsten over de beleving van het religieuze leven: de gehoorzaamheid, de biecht, de verstervingen. In de tijd van de vernieuwing werd ook gevraagd naar de besteding van eigen geld, vrije tijd, nieuw engagement. Zo wordt duidelijk hoe groot de maatschappelijke en kerkelijke invloed van zusters was in de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw. Welke hoofdstukken (onderwerpen) (be) schreven jullie relatief moeiteloos? Er was geen enkel hoofdstuk dat we moeiteloos schreven, want bijna alles bleek anders te zitten dan we eerst dachten. Een voorbeeld uit de verpleegwereld is het volgende. Vaak is in katholieke kring gezegd dat zusters de weg hebben geplaveid voor vrouwelijke leken om als beroepskracht in de verpleging te gaan werken. Dat bleek deels onjuist en bovendien een halve waarheid. Er waren al sinds 1878 in Nederland ge-
diplomeerde lekenverpleegkrachten present, en daaronder waren ook katholieke lekenvrouwen, toen de eerste groep religieuzen in 1901 hun verpleegexamen haalde. Het kostte tijd om dit feit scherp te krijgen, want we verwachtten dit niet. Een ander voorbeeld is het aandeel van de religieuzen in de Nederlandse bejaardenzorg. Eerst zagen we dat simpelweg niet, omdat we het niet verwachtten. De cijfers lieten het zien. Eind jaren vijftig van de vorige eeuw zaten zo’n 3000 zusters in het onderwijs, een ongeveer even grote groep zat in de ziekenverpleging (met inbegrip van de psychiatrie en de zwakzinnigenzorg), ook zo’n groep zat in de missie, maar er zaten ook een kleine drieduizend zusters in de bejaardenzorg. Dat waren de verzorgings- en verpleeghuizen van toen. Zij deden dat bejaardenwerk met veel toewijding, maar kregen voor de voeten gegooid dat ze onvoldoende geschoold waren. Kijk je naar de huidige situatie, dan zijn er in de verpleeghuizen amper meer verpleegsters te vinden en is een groot deel van het personeel amper geschoold. Bovendien is daar veel verloop, zeker in de Randstad. De situatie is nu slechter dan in de jaren vijftig en toch kregen die zusters toen het stempel van ‘onvoldoende opgeleid’, terwijl niemand dat zegt over de huidige situatie. Een derde voorbeeld is dat congregaties altijd erg hun eigen (spirituele) identiteit hebben onderstreept, terwijl als je vergelijkend kijkt, de overeenkomsten veel groter zijn dan de verschillen. Per tijdvak zie je alle congregaties min of meer dezelfde ontwikkeling doormaken (op het gebied van ledenontwikkeling, werkzaamheden, spirituele kernwoorden). Een Ursuline ten tijde van Vaticanum II heeft meer gemeen met een Franciscanes uit diezelfde
periode, dan met een Ursuline van rond 1850. Welke thema’s waren het lastigst? Niet zozeer thema’s waren lastig, maar andere zaken. Neem bijvoorbeeld de grote verscheidenheid aan zustergroeperingen, waarvan sommige onder wel drie of vier verschillende namen bekend hebben gestaan en waarvan sommige hun moederhuis hebben verplaatst, waardoor ze anders zijn gaan heten. (Zo heetten de Augustinessen van Heemstede vroeger de Augustinessen van Delft, en dat is dan een simpel voorbeeld). Het kostte grote moeite om ze uit elkaar te houden. Verder waren de archiefbronnen waarmee we moesten werken beperkt. Bepaalde typen van stukken zijn goed bewaard, andere bijna niet, en lang niet alles wat wij nu van belang vinden is indertijd aan het papier toevertrouwd. Netelige zaken zijn ofwel niet opgeschreven, of het archief is geschoond. Omdat in het verleden zoveel nadruk is gelegd op uniformiteit en omdat emoties taboe waren, zijn er bijna geen persoonlijke documenten zoals dagboeken of brieven van zusters bewaard gebleven uit oude tijden. Daardoor weten we bijna niet hoe ‘gewone’ zusters zelf hun leven hebben beleefd. Gelukkig hebben we wel een paar parels gevonden van dagboeken en briefwisselingen! Een uitzondering daarop vormt de Tweede Wereldoorlog, waarvan relatief veel dagboekachtige zaken bewaard zijn gebleven. We hopen dat materiaal in een aparte bronnenuitgave te kunnen publiceren. Het is indrukwekkend hoe zusters in die oorlogstijd te hulp zijn geschoten, op allerlei manieren.
k nr bu l let in 4 | 2010
29
boeken & brochures
Niet gemakkelijk was ook dat de meeste congregaties, vanwege hun familiekarakter, de archieven geschoond hebben, zodat je weinig vindt over minder prettige zaken. Menselijk gezien is dat heel begrijpelijk maar het geeft toch een vertekening. Als onderzoeker weet je natuurlijk nooit welke stukken er waren en zijn verdwenen. In de huidige discussie over mishandeling en misbruik door priesters en religieuzen is dat een punt. Dat is nooit met zoveel woorden beschreven, hooguit tussen de regels door. We gaan wel op onderwerp in, want we proberen een eerlijk beeld te geven. Welke factoren verklaren de voortrekkersrol (in internationaal perspectief) van Nederlandse onderzoekers in de geschiedschrijving over (vrouwelijke) religieuzen?
boeken & brochures
Als auteurscollectief hebben wij alle drie het nodige op dit gebied gedaan, maar ook andere Nederlandse onderzoekers als José Eijt, Joos van Vugt, Gian Ackermans. Helaas is het Nederlands een klein taalgebied. Sinds 2009 zijn wij drieën in Duitsland ‘ontdekt’ en komt de internationale onderzoekssamenwerking steeds meer op gang, ook met Engeland. Voor wie is jullie boek bestemd? Ons boek is zo toegankelijk mogelijk geschreven en uitgeverij Verloren heeft er alles aan gedaan om er ook uiterlijk een mooi boek van te maken, ingebonden en met een leeslint! De lezer vindt daarin de grote historische lijn, die soms wat droger is, maar ook foto’s, tabellen en veel ‘cursiefjes’: pakkende verhalen over mensen en situaties. Het boek is voor iedereen die het maar weten wil. In de Klank-
bordgroep, die ons als schrijvers zeer geholpen heeft bij het schrijfproces, zaten niet alleen zusters, maar ook twee leken. Het moest immers ook voor niet-religieuzen begrijpelijk zijn. Voor de lezersgroep van zusters geldt wel dit. Gaan ze koortsachtig op zoek naar passages ‘over ons’, dat wil zeggen over hun eigen congregatie, dan worden ze misschien teleurgesteld. We moesten een algeheel beeld neerzetten - dat is samengesteld uit puzzelstukjes van alle congregaties bijeen. We nodigen zusters uit om zich te willen herkennen in hetgeen over al die zustercongregaties samen geschreven staat. Daarnaast hopen we op een veel breder lezerspubliek, zeker nu religieuzen zo in het nieuws zijn en er vlug geoordeeld wordt. Het boek is voor alle lezers die zich in de achtergronden van zusters willen verdiepen en open staan voor de complexiteit en de nuances.
Van pater tot parochie De nieuwe uitgave van het PWN Van pater tot parochie. Een eeuw woonwagenpastoraat in Nederland geeft een indruk van de pastorale zorg vanuit de katholieke Kerk. Priesters en religieuzen van orden en congregaties, de paters, fraters en zusters, maar ook talloze vrijwilligers trokken zich het bestaan van de reizende bevolkingsgroepen aan. Ook de reiziger zelf zocht naar veilige plekken om zijn geloof te beleven, in kerken, kloosters en bedevaartsoorden. De pastorale zorg bleef tot ver in de twintigste eeuw categoriaal. Dopen, eerste communies en vormsels gingen buiten de parochiekerk om. Aalmoezeniers en zusters waakten over
de godsdienstigheid van de wagenbewoners. Heilige missen vonden plaats in eigen kapelletjes. Toen eenmaal duidelijk werd dat deze periode door de deconcentratie van de meeste grote woonwagencentra ten einde liep en de wagens met hun bewoners zich verspreidden over stad en dorp, werd de zorg langzaam maar zeker overgedragen aan het reguliere pastoraat, de parochie dus. De brochure Van pater tot parochie is bedoeld om de reguliere parochies, pastores en pastorale werkers kennis te laten nemen van de geschiedenis van de pastorale zorg voor woonwagenbewoners, Sinti en Roma, en een inzicht te geven in de religiositeit en de eigen geloofsbeleving van deze bevolkingsgroepen.
Van pater tot parochie. Een eeuw woonwagenpastoraat in Nederland. ISBN 978 90 814 0942 1. Te bestellen bij
Stichting Media PWN, Emmaplein 19 B, 5211 BVZ ’s-Her togenbosch. T: 073- 6921399 /
[email protected] Annelies van Heijst, Marjet Derk s en Marit Monteiro. Ex caritate. Kloosterleven, apostolaat en liefdewerken van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e eeuw. ISBN:9789087041533. Uitgeverij Verloren.
Geroepen en toegewijd Berichten vanuit de Filippijnen Zestien weken bracht zr Lies Alkemade door in de krottenwijken van Manila en op het platteland van Cebu. Wekelijks stuurde zij een uitvoerig mailbericht over haar ervaringen aan haar medezusters in Nederland, aan familie, vrienden en bekenden. Deze berichten zijn nu gebundeld tot een handzaam boekje. Geïnteresseerden
kunnen dit boekje bestellen bij de Nederlandse Provincie van de Dochters van O.L. Vrouw van het H. Hart. De publicatie van ervaringen van zr Lies Alkemade maakt deel uit van een sponsorproject. De opbrengst komt ten goede aan armoedebestrijding en studiemogelijkheden voor jongeren uit arme gezinnen op de Filippijnen.
Het boekje is te bestellen via het provincialaat. Gif ten zijn welkom op: ING (Postbank) Rekening nr. 306830 t.n.v. Nederlandse Provincie Dochters van O.L.Vrouw van het H. Har t, Bredaseweg 291, 5037 LA TILBURG. E:
[email protected] W: w w w.fdnsc.org
30
k nr bu l let in 4 | 2010
Dat is de titel van het boek over de geschiedenis van de Dochters van Maria en Joseph oftewel de Zusters van de Choorstraat. De congregatie werd in 1820 opgericht om de vele armen en kansarmen onder de Bossche bevolking weer perspectief te bieden. Vooral tussen 1890 en 1940 maakte de zustergemeenschap een enorme groei door, zo staat in het boek. In steeds meer dorpen en steden werden afdelingen opgericht, vaak om onderwijs- en zorgtaken uit te voeren. Bijzonder aan de werkzaamheden van de zusters was vooral het pi-
onierswerk op onderwijsinternaten voor dove en slechthorende kinderen, kinderen met een verstandelijke beperking, kinderen met gedragsproblemen en kinderen met een lichamelijke beperking. In deze instellingen behoorden de zusters tot de grondleggers van diverse onderwijs-, zorg-, behandel- en pedagogische methoden. Ook de missies in het buitenland (Brazilië, China, Indonesië en Congo) worden uitgebreid beschreven. Het boek besluit verrassend en hoopvol, met een serieuze doorstart in Nederland.
Andries Molengraaf. Geroepen en toegewijd. ISBN: 9789081564816. w w w.congregatiedmj.nl
k nr bu l let in 4 | 2010
31
Agenda
2010
7 oktober 13 oktober 15 oktober 15 oktober 27 oktober 11 november 13 november 18 november 27 november 2 december
Platform Toekomst van Religieus Leven — ‘S-HERTOGENBOSCH Toekomst kloostergebouwen Limburg — HEERLEN Presentatie boek J. Jacobs — ‘S-HERTOGENBOSCH Platformdag Missionaire Oversten: Urban Mission — TILBURG AMA-dag — SCHIJNDEL Algemene Ledenvergadering KNR — ’S-HERTOGENBOSCH Kleurrijk Religieus Leven — ‘S-HERTOGENBOSCH Boekpresentatie — ‘S-HERTOGENBOSCH Roepingen-oriëntatiedag — NADER TE BEPALEN Platformbijeenkomst Internationalisering — TILBURG
2011
13 januari Platformdag Missionaire Oversten 22 februari Besturendag WRGV over de kracht van propaganda in Overloon 9 juni + 10 nov. Algemene Ledenvergadering KNR — ’S-HERTOGENBOSCH
32
k nr bu l let in 4 | 2010