Koers Kiezen voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel Richtinggevende beleidsnotitie
College van gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel
juli 2005
Colofon
Datum
juli 2005 Auteur
College van Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel Adresgegevens
Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 425 25 25 Fax 038 425 26 50 www.prv-overijssel.nl
[email protected]
Inhoudsopgave
Inleiding
5
Leeswijzer
7
Achtergrond en maatschappelijke relevantie
8
Negen bestuurlijke wensen uit het veld
10
Beoordelingcriteria
12
Uitgangspunt Uitgangspunt Uitgangspunt Uitgangspunt Uitgangspunt Uitgangspunt
13 14 15 16 18 19
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Welke Groene en Blauwe Diensten waar? Financieringsconstructies Betalingsgrondslagen Regeling Groene en Blauwe Diensten Organisatie van de uitvoering Besluitvorming en Planning
Aandachtspunten
21
Bijlage 1 Welke Groene en Blauwe Diensten waar? (Uitgangspunt 1)
22
Bijlage 2 Financieringsconstructies (uitgangspunt 2)
26
Bijlage 3 Betalingsgrondslagen (Uitgangspunt 4)
30
Bijlage 4 Rekenvoorbeeld Fondsvorming
33
Bijlage 5 Relevante documenten
35
Inleiding
Voor u ligt een richtinggevend document over Groene en Blauwe Diensten getiteld 'Koers kiezen voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel’. Het beheer van natuur, landschap, water en de recreatieve ontsluiting ervan wordt aangeduid als Groene en Blauwe Diensten. Met de uitgangspunten in dit document wordt richting gegeven aan de koers van de beleidsontwikkeling Groene en Blauwe Diensten. Tevens wordt hiermee richting gegeven aan het verfijnen en uitwerken (tweede helft 2005) van dit nieuwe provinciale beleid. Tegelijkertijd ligt er nog een proces van maatschappelijke en verdere bestuurlijke agendering voor ons waaronder een statenexcursie rondom Groene en Blauwe Diensten op 7 september 2005, informatiemomenten voor gemeenteraden en een symposium in november 2005. Begin volgend jaar zullen wij Provinciale Staten voorstellen het nieuwe Groene en Blauwe Dienstenbeleid vast te stellen. De uitgangspunten zijn gebaseerd op het door ons op 22 maart 2005 vastgestelde Plan van Aanpak Project Groene en Blauwe Diensten, de ontwikkelingen in de pilots Groene en Blauwe Diensten binnen en buiten Overijssel, twee recent verschenen kennisrapporten (KPMG en Landschap Overijssel / Bureau Eelerwoude), verschillende bestuurlijke en ambtelijke consultaties (www.prv-overijssel.nl/gbdiensten). Het voorliggende document is zowel intern als extern besproken. Leden van de Provinciale Adviescommissie Landelijk Gebied, een interne en externe ambtelijk overleggroep van bij de zes pilots betrokken organisaties en de programmaleiders gebiedsgericht werken zijn geconsulteerd en hun reacties verwerkt. Koers Kiezen wordt nu als richtinggevende beleidsnotitie ter advisering voorgelegd aan de Provinciale Commissie Landelijk gebied, de Provinciale Raad voor Recreatie en Toerisme en de vijf Bestuurlijke GebiedsOverleggen (BGO’s) en twee stuurgroepen.
Gedeputeerde Staten Zwolle, 12 juli 2005
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
5
Leeswijzer
‘Koers Kiezen’ begint met de achtergrond en bestuurlijke relevantie van Groene en Blauwe Diensten. Waarom willen we deze diensten ontwikkelen. En waarom nemen wij als provincie het voortouw? Wat zijn Groene en Blauwe Diensten en wat gebeurt er in de zes pilots? Het achtergrondverhaal wordt gevolgd door negen wensen ten aanzien van het te ontwikkelen provinciale beleid die bestuurders en deskundigen op 28 april 2005 tijdens de tweede bestuurlijke werkbijeenkomst hebben uitgesproken. Dat de bestuurders elkaar hier en daar tegenspreken onderstreept de noodzaak voor het geven van richting aan de ontwikkeling van het beleidskader. Om te komen tot een nadere afbakening van de verschillende mogelijkheden om het beleid nader in te vullen zijn er zes richtinggevende uitgangspunten in dit document voorgelegd. Per uitgangspunt is de informatie zo veel mogelijk gerubriceerd naar drie vragen: • wat is de vraag? • welke antwoorden en alternatieven zijn er? • welke koers stellen we voor? • Voor de onderbouwing van de uitgangspunten 2, 3 en 4 verwijzen we naar de bijlagen. Voor de verdere besluitvormingsprocedure en planning verwijzen we naar pagina 19. Tot slot presenteren we nog enkele punten aandachtspunten die bij de verdere uitwerking van belang zijn. Voor meer achtergrondinformatie verwijzen we naar onze provinciale website (www.prv overijssel.nl/gbdiensten).
Achtergrond en maatschappelijke relevantie
In de provinciale perspectiefnota’s 2004 en 2005, de programmabegroting 2005 en het Reconstructieplan Salland-Twente van september 2004 is het belang aangegeven om Groene en Blauwe Diensten te ontwikkelen binnen en vooral ook buiten de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Het beheer van natuur, landschap, water en de recreatieve ontsluiting ervan wordt aangeduid als Groene en Blauwe Diensten.
Waarom willen we Groene en Blauwe Diensten ontwikkelen? De provincie is samen met vooral gemeenten verantwoordelijk voor een duurzaam beheerd en toegankelijk landelijk gebied. Als het om water gaat zijn vooral de waterschappen in beeld. Het beheer staat onder druk. De toegankelijkheid wordt als onvoldoende ervaren. De vermeende tegenstelling tussen economische ontwikkeling en behoud van natuur en landschap en waterbeheer kan meer worden omgezet in een win-win situatie. Een duurzaam beheer van het landelijke gebied is belangrijk voor het behoud en de ontwikkeling van natuur en landschap en daarmee van de streekeigen identiteit van Overijssel. Ook is een duurzaam beheerd en ontsloten landelijk gebied belangrijk voor de regionale economie. KPMG heeft voor de provincie Overijssel berekend dat een omzet van circa een half miljard euro per jaar aan natuur en landschap gerelateerd kan worden evenals 6000 arbeidsplaatsen. De kwaliteit van het Overijsselse landschap is een belangrijke factor die bijdraagt aan een goed woon-, werk- en leefklimaat van Overijssel. Verder biedt de verbreding van de agrarische bedrijfsvoering met het leveren van Groene en Blauwe Diensten een kans op behoud van de werkgelegenheid in de agrarische sector. In de Agenda Vitaal Platteland geeft het Rijk aan dat zij de ambities voor natuur en landschap beperkt tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en de Nationale Landschappen. Het kabinet wil buiten deze gebieden geen middelen meer beschikbaar stellen voor Groene Diensten. De verantwoordelijkheid voor behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit buiten de EHS en de Nationale Landschappen wordt neergelegd bij provincies en gemeenten. De kosten voor de levering van Groene en Blauwe Diensten bedragen vele miljoenen euro's per jaar (zie bijlage 1). De huidige beschikbare middelen voor het beheer van landschapselementen zijn niet toereikend om in het beheer van alle aanwezige landschapselementen te voorzien. Voor het landschapsbeheer zijn op dit moment alleen middelen beschikbaar gesteld door het Programma Beheer. In de nabije toekomst worden deze middelen enkel ingezet voor de PEHS en de Nationale Landschappen (NL). De provincie stelt voor aanleg en achterstallig onderhoud jaarlijks circa 350.000 euro beschikbaar (ROLO). Met gemeentelijke en Europese middelen wordt dit bedrag vermeerderd tot ongeveer een miljoen euro uitvoeringsbudget per jaar. Vooruitlopend op de definitieve invulling van het beleidskader hebben Provinciale Staten enkele miljoenen euro’s voor Groene Diensten beschikbaar gesteld ten behoeve beheer, aanleg en achterstallig onderhoud. De verantwoordelijkheid ligt niet alleen bij de provincie maar ook bij gemeenten, waterschappen en andere mogelijke partners. Op basis van het op te stellen beleidskader worden zij ook ingeschakeld bij de cofinanciering.
8
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Zes pilots als bouwstenen Om te komen tot een beleid voor Groene en Blauwe Diensten ondersteunen wij een zestal pilotprojecten: Blauwe Diensten Olst-Wesepe, Waterland Wierden, Buurtschap Zwolle, Enschede, Boeren voor Natuur Twickel en Hardenberg. De drie meest belangrijke knelpunten waar deze pilots tegen aan lopen zijn: onvoldoende middelen, nog geen goede beloningsstructuur en onduidelijkheid over mogelijkheden binnen EG-regelgeving (staatssteuntoets).
Startdocument Plan van Aanpak Om invulling te geven aan de beleidsontwikkeling en oplossingen aan te dragen voor de geconstateerde knelpunten hebben wij op 22 maart 2005 het startdocument ‘Plan van Aanpak Project Groene en Blauwe Diensten” vastgesteld. Een Plan van Aanpak met het doel om een provinciaal beleidskader te ontwikkelen en afspraken te maken over de mogelijkheden om Groene en Blauwe Diensten te financieren. Het plan is op 25 mei 2005 besproken in de Statencommissie Ruimte en Groen. Maatschappelijke agendering Voor het welslagen van het Plan van Aanpak is het nodig dat zo veel mogelijk partijen het maatschappelijke belang van Groene en Blauwe Diensten onderschrijven. Het Plan van Aanpak voorziet daarom in een brede maatschappelijke agendering van en communicatie over Groene en Blauwe Diensten. De zes pilotprojecten spelen daarbij een centrale rol. Uiteindelijk doel is de ondertekening van een intentieverklaring waarin de vragers naar Groene en Blauwe Diensten hun bereidheid uitspreken te zoeken naar structurele middelen voor financiering van deze diensten (voorjaar 2006). Het brede maatschappelijke belang van Groene en Blauwe Diensten is bevestigd door medeoverheden, diverse maatschappelijke organisaties in Overijssel en provinciale adviesraden. Genoemde partijen worden geïnformeerd en geconsulteerd op zogenaamde bestuurlijke werkbijeenkomsten. Op de eerste bestuurlijk werkbijeenkomst (juni 2004) bleek dat er draagvlak bestaat om een duurzaam financieringssysteem van Groene en Blauwe Diensten op te zetten. Op de tweede bijeenkomst (april 2005) werden negen bestuurlijke wensen voor de verdere invulling van een provinciaal beleidskader Groene en Blauwe Diensten geïnventariseerd (zie volgende hoofdstuk).
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
9
Negen bestuurlijke wensen uit het veld1
Op 28 april 2005 organiseerde de provincie Overijssel de tweede2 bestuurlijke werkbijeenkomst over Groene en Blauwe Diensten. Uitgenodigd waren bestuurders en deskundigen van de provincie, gemeenten, waterschappen, landbouworganisaties, agrarische natuurverenigingen, natuur en landschaporganisaties, organisaties van grondeigenaren en betrokkenen bij de zes Overijsselse pilots voor de ontwikkeling van Groene en Blauwe Diensten. Tijdens deze werkbijeenkomst werd gevraagd welk beleid de provincie zou moeten formuleren om vraag en aanbod van Groene en Blauwe Diensten bij elkaar te brengen. Zodat natuur en landschap structureel - dwz voor een langere termijn - betaald kunnen worden. Of zoals gedeputeerde Jansen het formuleerde: "Volgens het KPMG-rapport is het van wezenlijk belang om natuur en landschap in stand te houden en er in te blijven investeren. Niet alleen vanwege het belang voor de gezondheid, rust en ruimte, maar ook omdat het economisch kapitaal blijkt te zijn. Als natuur en landschap aan kwaliteit inboeten zal dat ten koste gaan van de regionale economie en werkgelegenheid. Dan boeren we letterlijk en figuurlijk achteruit". De bestuurlijke wensen die op de bijeenkomst werden geformuleerd zijn: 1.
Wat voor beleid hebben we nodig?: Het provinciale beleidskader moet vooral niet te vrijblijvend
zijn. Er staan grote economische belangen op het spel en dus zal de provincie haar nek moeten durven uitsteken om van de Groene en Blauwe Diensten serieus werk te maken. De provincie zou moeten faciliteren in vraagstukken over fondsvorming en grondexploitatie. 2.
Partijen in het veld moeten het doen: Alle partijen vinden dat de provincie weliswaar betrokken moet zijn, goed beleid moet hebben, maar dat uiteindelijk de partijen in het veld het toch moeten doen. "Het is ontzettend belangrijk dat we gaan werken op basis van vertrouwen in plaats van regels. En dan maar gewoon beginnen en niet eindeloos wachten op alles. Want iedereen roept dat de schop de grand in moet. Dus ik zeg, laten we met mensen die er vertrouwen in hebben, mensen die elkaar vertrouwen, aan de slag gaan", aldus wethouder Leloux van Enschede.
3.
Gebiedsgerichte bundeling van de vraag: De provincie kan heel belangrijk zijn bij het bundelen
van de vraag, vergelijkbaar met wat de gemeente Enschede doet. Het meest logisch is om die vraag dan vlakdekkend te bundelen. Dus niet proberen vraag en aanbod op een van de thema's, bijv. randenbeheer, te bundelen maar juist richten op een heel gebied. En daar dan proberen om vraag en aanbod expliciet te maken, spelers te identificeren, herkenbaar te maken en te enthousiasmeren om mee te doen. Het ligt voor de hand om aan te sluiten bij de landschapsontwikkelingsplannen waar een aantal gemeenten al voortvarend mee aan de slag zijn. Ook is het helemaal niet erg als er tien projecten in de streek draaien. Want kleine projecten zijn vaak eenvoudiger te managen en de betrokkenheid van partners is groot. 4.
Regionale schaal: Het gaat er dus vooral om om ruimte te laten voor regionale initiatieven en een voor die situatie toepasselijke organisatie. Een organisatie die vraag en aanbod bij elkaar kan brengen op regionale schaal. De pilot Boeren voor Natuur op Twickel toont aan dat het werkt. Daarbinnen zijn dan weer tal van mogelijkheden om maatwerk te leveren. Want bedenk: ondernemers willen niet in een keurslijf geperst worden. Ondernemers zullen alleen zaken willen doen op het moment en op de manier zoals hen het uitkomt. Dus probeer niet alles te regelen in een provinciale regeling maar laat voldoende ruimte voor maatwerk. En maak een regeling
1 De resultaten van deze werkbijeenkomst staan in het tweede en geïllustreerde procesdocument 'De betekenis van Groene en Blauwe Diensten
voor Overijssel' (www.prv-overijssel.nl/gbdiensten). 2 Voor de resultaten van de eerste bestuurlijke werkbijeenkomst verwijzen we naar het eerste procesdocument ‘Greep op Groene Diensten’ (www.prv-overijssel.nl/gbdiensten)
10
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
met een aanhakingsconstructie voor regionale initiatieven. Differentiatie, maatwerk, marktgericht en snel kunnen handelen zijn daarbij de sleutelwoorden. Dat er afspraken over Groene en Blauwe Diensten op lokaal niveau gemaakt moeten worden was dan ook de eensluidende mening op de bijeenkomst. Gedeputeerde Jansen riep partijen op met nieuwe initiatieven te komen en niet op elkaar te wachten. 5.
Ruimte voor ondernemerschap en dus diversiteit: Zorg dat het provinciale kader ruimte biedt voor ondernemerschap en dus diversiteit zonder het principe van rechtmatigheid uit het oog te verliezen. Diversiteit kun je niet regelen in een provinciaal kader. Daar waar organisatorische warmte is en vertrouwen is, wordt snel zaken gedaan en komen vraag en aanbod bijeen.
6.
Transparante financiering Het moet helder zijn wie welk bedrag heeft betaald en waaraan het
geld wordt besteed. Bij het opschalen van projecten wordt het steeds moeilijker om geld te labelen. En als dat het geval is zullen partijen afhaken: financiers willen nu eenmaal dat het zichtbaar is wat er met hun geld is gebeurd. Kortom, ook hier is maatwerk nodig: niet een project zal hetzelfde zijn omdat spelers en belangen verschillen. 7.
Organisatie financiering en link met Europese middelen: Bij dat bundelen van de vraag kan de
provincie proberen aan te geven hoe een en ander gefinancierd kan worden en welke bijdrage verwacht wordt van betrokken partijen. De provincie heeft dan een soort loketfunctie voor de vragen die er leven in de streek. Want het is natuurlijk voor alle partijen van enorm belang dat het bij het maken van afspraken ook duidelijk is wie er wat gaan betalen voor welke dienst. Als de financiën onduidelijk zijn, zal er niets van de grond komen. Daarom kan de provincie initiatiefnemers helpen om duidelijkheid te krijgen over beschikbaar geld, subsidies, fiscale regelingen etc. Door fiscalisten en andere financiële specialisten in de projecten te betrekken kan ook winst geboekt worden. Zeker als het gaat om fondsvorming en grondexploitatie is het van essentieel belang om financiële kennis in te zetten. 8.
Succes communiceren en leren van pilots: De Overijsselse pilots werken goed. Daar wordt in de
praktijk gebracht wat we eigenlijk allemaal willen. De provincie moet die successen uitdragen en proberen anderen enthousiast te krijgen om met een dergelijke aanpak aan de slag te gaan. Enthousiaste trekkers van projecten zijn van eminent belang. Maar let op: de pilots zijn allemaal uniek en kunnen nooit dienen als blauwdruk voor andere projecten. Vooral het enthousiasme uit de pilots en de durf om wat te proberen zijn elementen die de provincie moet proberen op anderen over te dragen. 9.
Oog voor continuïteit en lange termijn: Tot slot is het voor het provinciale kader van groot belang
om voortdurend het onderscheid te maken tussen korte en lange termijn. Aankoop, startfinanciering, projectfinanciering is nog niet het moeilijkst. Maar een project draaiende te houden, het beheer fatsoenlijk kunnen uitvoeren en tegelijkertijd oog houden voor de lange termijn, dat is de grote uitdaging. Want het moet duidelijk zijn wie over tien jaar het beheer uitvoert, in welke organisatievorm dat gebeurt en hoe de financiering dan geregeld is.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
11
Beoordelingcriteria
Bij de ontwikkeling van het beleidskader voor Groene en Blauwe Diensten en de beoordeling van alternatieven worden vier uitgangspunten gehanteerd: stimulerend, kosteneffectief, beheersbaar en duurzaam. Deze criteria zijn ontleend aan het onderhandelingsakkoord ”Ruimte voor Actie”, het door Provinciale Staten in maart 2005 vastgestelde Plan van Aanpak Project Groene en Blauwe Diensten en aan de bestuurlijke werkbijeenkomst Groene en Blauwe Diensten van 28 april 2005. Bij elk criterium wordt een korte toelichting gegeven. Wij zullen, aan de hand van deze criteria, nog extern advies inwinnen over het uitgewerkte beleidskader. Het is van groot belang de uitvoering zo te regelen dat het geheel enerzijds beheersbaar en controleerbaar wordt en anderzijds niet onder zware regelgeving en bureaucratie gaat bezwijken.
1.
Stimulerend • • • • • •
2.
Kosteneffectief •
3.
Beleidsmatig effectief en doelmatig (provinciale doelen met betrekking tot landschap, natuur, water, recreatie en sociaal-economische ontwikkeling).
Beheersbaar • •
4.
Publieke en private financiering ('aanhaakmogelijkheden') Laagdrempelig en gericht op groot aantal deelnemers Gedeelde perceptie van Groene en Blauwe Diensten bij betrokken partijen Herkenbare en zichtbare resultaten Innovatief en stimuleert tot ondernemerschap Reële vergoeding voor beheer
Lage administratieve lastendruk Controleerbaar op beleidsrealisatie
Duurzaam • •
12
Langjarige afspraken en financiële continuïteit voor vrager en aanbieder van Groene en Blauwe Diensten. Waarborgt de rechtmatigheid en rechtsgelijkheid.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Uitgangspunt 1. Welke Groene en Blauwe Diensten waar? Groene en Blauwe Diensten zijn activiteiten op het gebied van natuur, water, landschap, cultuurhistorie en recreatie die de kwaliteit van het landelijk en stedelijk gebied verhogen en die verder gaan dan waartoe een burger wettelijk verplicht is. Groene en Blauwe Diensten zijn niet verplicht en kunnen zowel betaald als onbetaald zijn (definitie Raad voor Landelijk Gebied). Leveranciers van Groene en Blauwe Diensten zijn particuliere grondeigenaren en grondgebruikers: landbouwers, landgoederen, recreatiebedrijven en andere particulieren. De overheid heeft wel een belangrijke maar niet de enige opdrachtgeverrol waar het gaat om Groene en Blauwe Diensten. De overheid kan Groene en Blauwe Diensten inzetten om waar nodig de kwaliteit in het landelijk gebied verder te ontwikkelen. De vraag die bestuurders feitelijk wordt voorgelegd is "welke diensten wil de provincie betalen?". Beantwoording van deze vraag moet in ieder geval ingaan op vijf aspecten: • aan welke diensten wil de provincie een bijdrage leveren; • in welke gebieden wil de provincie een bijdrage leveren; • wil de provincie middelen vrijmaken voor de gebieden waarvoor het Rijk de verantwoordelijkheid heeft genomen: PEHS en Nationale Landschappen (NL); • tot welk subsidiepercentage wil de provincie bijdragen; • wat vindt de provincie een reële vergoeding;
Uitgangspunten (zie ook bijlage 1) Landschapsbeheer: het beleidskader Groene en Blauwe Diensten richt zich in hoofdzaak op beheer
van natuur en landschap en herstel van achterstallig onderhoud door particulieren. De regeling sluit bijdragen aan het beheer van erfbeplantingen uit. Bijdragen voor aanleg blijven mogelijk, ook voor erfbeplantingen. 1. Kiezen voor een vergoeding die meer dan de feitelijke beheerskosten dekt waardoor het voldoende aantrekkelijk wordt voor particulieren. 2. Voor landschapsbeheer willen we een reële vergoeding betalen. 3. Kiezen voor Groene Diensten is kiezen voor het principe dat beheerskosten bestaan uit feitelijke beheerskosten (kosten voor arbeid, machines en materiaal), overige kosten en een binnen EG regels toelaatbare stimuleringspremie van 20%. Wat onder overige kosten wordt begrepen vraagt nog om een afweging. 4. Kiezen voor het landschapsbeheer buiten de PEHS, met prioriteit voor Nationale Landschappen en kleinschalige landschappen. Provinciale bijdragen variëren van 25 tot 50% van de kosten afhankelijk van provinciale prioritering en verwachte inbreng van andere partijen (= optie 3 uit bijlage 1). 5. Kiezen voor een bijdrage van maximaal 25% voor Nationale Landschappen. 6. Goede afspraken met het Rijk over inzet in EHS en NL. 7. Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor landschapsbeheer. Weidevogelbeheer: kiezen voor verbreding van de huidige provinciale inzet door uitbreiding van ons
koploperproject. Aandachtspunt hierbij is om boeren te betalen naar beheersinspanning en prestatie in plaats van het stellen van een plafond per bedrijf. Toegankelijkheid (ommetjes en paden): kiezen voor een bijdragepercentage in beheerskosten van
maximaal 50%. Randenbeheer: kiezen voor nader onderzoek naar locaties en de ervaringen van een regeling randenbeheer die in de provincie Noord-Brabant is ingevoerd. Binnen de PEHS is randenbeheer geregeld. Blauwe Diensten: De eerste verantwoordelijkheid voor Blauwe Diensten ligt bij de waterbeheerders.
De provincie zoekt naar combinaties van Groene en Blauwe Diensten. De provincie kan wel bijdragen aan Blauwe componenten voor zover het om inrichtingskosten gaat.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
13
Uitgangspunt 2. Financieringsconstructies De systematiek van Groene en Blauwe Diensten kan worden onderscheiden in een financieringsdeel en een betalingsdeel. Dit hoofdstuk behandelt de financieringsconstructies inclusief de bundeling van gelden in beheer- en revolverende fondsen. In hoofdstuk 3 worden de betalingsgrondslagen behandeld.
Financiering
Betaling
Subsidie Grondgebruiker
Provincie
Grondgebruikers
Gemeenten Fonds Andere co-financiers
Grondgebruikers
Globaal schema financiering en betaling van Groene en Blauwe Diensten
Uitgangspunten (zie ook bijlage 2) 1. Gebundelde financieringsstromen voor Groene en Blauwe Diensten worden ondergebracht in bij voorkeur een beheerfonds(en) met publieke en private cofinanciering (zie ook tabel met overzicht financieringsconstructies in bijlage 2). Daarbij wordt ook voorzien dat EU gelden als cofinanciering kunnen worden ingezet. 2. Fondsen zijn geen doel maar een middel om beleidsdoelen te realiseren. 3. Indien er geen medefinanciers te vinden zijn kan een beheersubsidie met langjarig contract worden afgesloten. De subsidie wordt verstrekt voor 20 tot 30 jaar tenzij dit onmogelijk is in verband met EU regels (de goedgekeurde Programma Beheer regeling hanteert een periode van 6 jaar). 4. Het kapitaal van het beheerfonds wordt in 30 jaar besteed en niet eeuwigdurend vastgelegd om de benodigde inleg te beperken. Hierdoor kunnen gedurende een lange termijn aanzienlijke jaarlijkse bedragen voor beheer worden aangewend. 5. Voor investeringen (aanleg en achterstallig onderhoud) kan een revolving deel aan het fonds worden toegevoegd (cf. voorstel DLV in pilot Enschede).
14
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Uitgangspunt 3. Betalingsgrondslagen In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de wijze waarop betaling van Groene en Blauwe Diensten kan plaatsvinden.
Financiering Provincie
Betaling
Subsidie Grondgebruiker
Grondgebruikers Gemeenten
Fonds Andere co- financiers
Grondgebruikers
Co-financiers Globaal schema Financiering en betaling van Groene en Blauwe Diensten
Uitgangspunten (zie bijlage 3): 1. Bij het samenbrengen van vraag en aanbod en de prijsstelling van diensten geniet een systeem op basis van marktwerking de voorkeur. Echter ook andere betalingsgrondslagen (en vooral die gebaseerd op vooraf vastgestelde normkostenvergoedingen) worden open gehouden zodat in elke specifieke situatie de meest effectieve oplossing kan worden gekozen. 2. De provincie hanteert bij Groene en Blauwe Diensten het beginsel van cofinanciering. In de contracten dienen de doelen van de provincie en alle overige financiers echter zichtbaar te zijn zonder dat dit leidt tot vermindering van flexibiliteit in besteding van de fondsen. 3. Gestreefd wordt naar een eenvoudige, transparante en tevens controleerbare betalingsgrondslag. Om tot standaardisatie te komen kan, zij het met terughoudendheid, worden overgegaan tot het opstellen van een stelsel van vergoedingspakketten. De ervaringen met de bedrijfspakketten van de twee pilots Boeren voor Natuur (Twickel en Delfland) worden daarom met belangstelling gevolgd.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
15
Uitgangspunt 4. Regeling Groene en Blauwe Diensten Tot welk detailniveau gaat uitwerking van de op te stellen regeling Groene en Blauwe Diensten? Twee mogelijkheden worden beschouwd. De eerste is een parapluregeling waarmee de financiering en betalingswijze voor locale initiatieven wordt voorgeschreven en die de staatssteuntoets heeft doorlopen. De tweede bestaat uit een meer algemene stimuleringsregeling met (op beleidsdoelen gerichte) randvoorwaarden voor stimulering van lokaal en regionaal initiatief. Belangrijk bij de verdere uitwerking is de vraag in hoeverre we een regeling wensen die zodanig specifiek en gedetailleerd is dat deze Brussel-proof is. De alternatieven zijn in navolgend overzicht naast elkaar gezet. Stimuleringsregeling
Parapluregeling
Kenmerken: § Beknopte regeling welke door omschrijving van doelen, type diensten, zoekgebieden en overige randvoorwaarden (bv. financieel, organisatorisch, administratief) de provinciebelangen (beleidsrealisatie) borgt en stimuleert tot besteding van beschikbare budgetten
Kenmerken:
Voordelen: § Biedt ruimte om in locale/ regionale initiatieven de wijze van financieren en betalen aan te passen aan de specifieke lokale wensen § Flexibel § Mogelijkheden om gebruik makend van toekomstige ervaringen met pilots verschillende modellen te experimenteren § Lokaal maatwerk
§ Goedgekeurde regeling waarvan lokaal gebruik kan worden gemaakt § Stimulerend voor initiatieven die passen binnen gekozen financieringsmodel/betalingsgrondslag Nadelen
Nadelen: § ieder project moet apart goedkeuring aanvragen (indien wordt afgeweken van het reeds goedgekeurde PB-subsidiestelsel en evt Boeren voor Natuur indien goedkeuring wordt verkregen)
16
§ Specifieke en gedetailleerde regeling waarin de financieringsconstructies en vergoedingsgrondslagen (beheerpakketten) zijn uitgewerkt § EU heeft ‘parapluregeling’ goedgekeurd § Voorbeeld van een dergelijke regeling is de subsidieregeling SN/SAN in Programma Beheer waarvoor afzonderlijke staatssteunaanvragen achterwege kunnen blijven. Zo zou ook (indien toestemming wordt verkregen) het Boeren voor Natuur-model als standaardaanpak in de regeling opgenomen kunnen worden Voordelen
§ Nodigt niet uit tot innovatief toepassen van GB § diensten § Kent vooralsnog beperkingen t.a.v. fondsvorming en beloningstoeslagen § Kan als harnas worden ervaren § Gedetailleerd en intensief in uitwerking § Loopt vooruit op ervaringen van pilots met staatssteuntoets
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Uitgangspunten Regeling:
1. Op grond van de beoordelingscriteria is er vooralsnog een voorkeur om te starten met een stimuleringsregeling. Op deze manier kan beter bepaald worden welke mogelijkheden er zijn binnen de regels van de Europese staatssteuntoets. Na verloop van tijd kan alsnog worden overwogen om de regeling tot een parapluregeling te verfijnen. Dit geeft de gelegenheid om de ervaringen met de pilots en de invoering van het ILG (eventueel met provinciale verantwoordelijkheid voor de Programma Beheerregeling) hierbij te betrekken. 2. In overleg met de lokale en overige publieke partijen zal echter moeten worden vastgesteld, hoe het belangrijkste nadeel van dit model wordt ervaren, namelijk dat per project staatssteun moet worden aangevraagd. 3. In de verdere uitwerking zal advies worden ingewonnen over de sluitendheid van de regeling op de Europese staatssteunregels. 4. Voorzover er in de regeling sprake is van subsidiëring zal de uitvoering binnen de bestaande provinciale subsidiekaders plaatsvinden, getoetst aan onder meer de Stroomlijning en sturingsfilosofie.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
17
Uitgangspunt 5. Organisatie van de uitvoering Vraag Hoe wordt de uitvoering van Groene en Blauwe Diensten georganiseerd en welke rol speelt de provincie in het geheel?
Overwegingen •
•
•
•
Het kunnen herkennen van investeringen en inspanningen in een gebied is een belangrijke factor om afspraken over de uitvoering te maken. Het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van Groene en Blauwe Diensten zal daarom zoveel mogelijk gebiedsgericht georganiseerd worden. Aandachtspunt is echter het schaalniveau waarop de uitvoering kosteneffectief georganiseerd kan worden. In het gebiedsgericht werken Noordoost Twente wordt hiernaar onderzoek verricht. Het organisatieniveau zal daarom zowel op regionaal (BGO/stuurgroep), subregionaal (deelgebied) als lokaal niveau kunnen liggen. De provincie heeft via het gebiedsgericht werken vooral in de initiatieffase een blijvende stimulerende en aanjagende rol. In de vervolgfase(s) ligt het trekkerschap regionaal. De rol van de provincie is dan die van deelnemer en facilitator en indien nodig stimulator. In de beheerfase houdt de provincie een nauwe betrokkenheid met in achtname van de verantwoordelijkheden van gemeenten en andere betrokken partijen. Aanbieders en vragers van Groene en Blauwe Diensten staan (nog) ver van elkaar. De gebiedsmakelaar, gemeentelijke landschapscoördinator of districtsmedewerker van terreinbeherende natuurorganisaties is intermediair tussen vragers en aanbieders. Deze kan (op verzoek van geïnteresseerde aanbieders of op eigen initiatief) met aanbieders de mogelijkheden voor het leveren van Groene en Blauwe Diensten bespreken en bekrachtigen. In de uitvoering is een scheiding noodzakelijk in organisatorisch fondsbeheer, vermogensbeheer en betalingen waarbij de respectievelijke taken over verschillende organisaties kan komen te liggen (resp. beheerorganisatie, bancair en erkend betaalorgaan). In de pilot Twickel wordt hiermee ervaring opgedaan.
Alternatieven • •
De provincie kan blijvend kiezen voor een trekkersrol. Op deze wijze is haar betrokkenheid weliswaar gegeven maar het initiatief van partijen uit het veld gaat hiermee verloren. De provincie laat het initiatief in de ontwikkelfase bij anderen. De kans bestaat dat projecten dan onvoldoende van de grond komen.
Uitgangspunten: 1. De provincie heeft in de initiatieffase een trekkersrol. In de vervolgfase(s) ligt het trekkerschap in de gebieden. De rol van de provincie is dan die van deelnemer en facilitator en indien nodig stimulator. Het gebiedsgericht werken heeft een belangrijke signalerende functie in de initiatieffase. Verder organiseert de provincie de uitwisseling van informatie tussen pilots en nieuwe projecten (procesdocumenten, symposium, Overijssels Buiten). 2. Voor de uitvoering wordt een beheersorganisatie gekozen waarbinnen partijen, ook de provincie, op het juiste schaalniveau zijn vertegenwoordigd. Monitoring en evaluatie berust bij de beheerorganisatie. Het vermogensbeheer en het betalingsverkeer liggen bij een bancaire instelling (bijvoorbeeld Groenfonds) respectievelijk een erkend betaalorgaan (DLG/LASER). Voor de uiteindelijke keuze zullen de resultaten uit de pilot Twickel en de onderzoeksresultaten van het Groenfonds voor ondermeer het gebiedsgericht werken Noordoost-Twente worden betrokken. 3. Het afstemmen van vraag en aanbod van Groene en Blauwe Diensten vindt plaats op gebiedsniveau. Voor het organiseren van dit proces zullen in dit beleidskader middelen worden gereserveerd. Gemeenten kunnen voor het concreet samenbrengen van vraag en aanbod op bedrijfsniveau hun eigen landschapscoördinatoren, de gebiedsmakelaars of districtsmedewerkers van terreinbeherende natuurorganisaties inzetten.
18
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Uitgangspunt 6. Besluitvorming en Planning Vraag Hoe kan de besluitvorming worden georganiseerd gericht op vaststelling van het beleidskader Groene en Blauwe Diensten?
Overwegingen •
•
•
•
Bestuursorganen zijn (Awb) verplicht om bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen. Om aan deze zorgvuldigheidseis te voldoen, kan het noodzakelijk zijn in de voorbereiding (een vorm van) inspraak te organiseren. Aan inspraak kan op zeer uiteenlopende manieren vorm worden gegeven. In Overijssel geldt de Inspraakverordening Overijssel. Deze bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van de eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van een provinciaal besluit. Op de inspraak is, voorzover een wet hiertoe niet of tot een andere procedure verplicht, de voorbereidingsprocedure van de Awb van toepassing. Het bestuursorgaan kan voor een beleidsvoornemen een andere inspraakprocedure vaststellen. Inspraak voorziet niet in een morele of juridische binding. Om partijen te binden, zal iets geregeld moeten worden (intentieverklaring, convenant/overeenkomst). De keuze voor een van deze overeenkomsten hangt af van het doel dat behaalt dient te worden (gaat het bijvoorbeeld om een juridische verplichting mee te werken aan de financiering of alleen om medewerking). PS maken de verordeningen die zij in het belang van de provincie nodig oordelen. GS zijn bevoegd beslissingen van PS voor te bereiden en uit te voeren, tenzij bij of krachtens de wet de commissaris hiermee is belast. GS kunnen besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, verenigingen, etc. nadat PS een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van GS te brengen. Een dergelijk besluit moet door de minister van BZK worden goedgekeurd (aldus de Provinciewet).
Alternatieven •
•
•
Het instrumentarium is de bevoegdheid van GS. PS autoriseren op basis van hun budgetrecht bij de begrotingsbehandeling de (bijdrage aan de) financiering. Zij controleren GS die op hun beurt de resultaten verantwoorden. Op deze basis is het niet nodig dat PS besluiten over een beleidskader/regeling voor Groene en Blauwe Diensten. Voor wat betreft de inspraak wordt volstaan met het betrekken en informeren van partijen op het moment dat de contouren van het beleidskader/de regeling duidelijk zijn. Door uitvoerige betrokkenheid in het beginstadium kan een zorgvuldige voorbereiding voldoende worden gewaarborgd. Van een formele inspraakprocedure kan worden afgezien wat tijdwinst oplevert in de besluitvormingsprocedure. Partijen (medeoverheden en maatschappelijke organisaties) worden in een vroegtijdig stadium gebonden aan de medewerking aan de uitvoering. Omdat in dit stadium het beleidskader/de regeling nog niet voldoende is uitgewerkt, is deze binding lichter dan in een uitgewerkt stadium. Voor gemeenten geldt dat 2006 een verkiezingsjaar is.
Uitgangspunten: 1. PS stellen een beleidskader en kaderregeling voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel vast. GS stellen ter uitvoering hiervan de nodige uitvoeringsregelingen vast. 2. In de verdere uitwerking zal bij de huisadvocaat juridisch advies worden ingewonnen. 3. Partijen (medeoverheden en maatschappelijke organisaties) werken in een vroegtijdig stadium mee aan de opstelling/uitwerking van de regeling. Op deze wijze wordt voldoende kennis verkregen over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Een zorgvuldige voorbereiding is hiermee voldoende gewaarborgd. Om deze reden besluiten PS en GS gebruik te maken van de mogelijkheid uit de Inspraakverordening Overijssel om geen inspraak te verlenen op de voorbereiding van hun besluit(en). 4. Partijen (medeoverheden en maatschappelijke organisaties) verklaren op basis van de uitgewerkte en vastgestelde regeling mee te werken aan de uitvoering. Hiertoe sluiten zij een intentieverklaring of bestuursakkoord.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
19
Planningsschema
Planning procedure vaststelling instrumentarium Groen en Blauwe Diensten Overijssel Datum: 27 juni 2004 Uitgangspunt: kaderregeling Provincie Staten vakantieperiode Maand/Weeknummer juli Activiteit
augustus
september
november december
27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52
Projectgroep Ambtelijk Overleg GS-bespreking Koers Kiezen Informeren PS Uitwerken KK in beleidskader en regeling Informatieronde alle betrokken partijen PCLG PRRT BGO/stuurgoep Symposium 23 of 30 nov GS-vaststelling concept-beleidskader/regeling PS-vaststelling beleidskader/regeling Inwerkingtreding regeling
1 2
1
1
1
1
1
1
1
2006 januari 1
2
februari 3
4
5
6
1
3
4
4 4
4
4
4
Ondertekening intentieverklaring partijen
1. Projectgroep GB-diensten 2. PO-LNL 4/7 3. GS 12/7 4. Advisering/informeren betrokken partijen bvk via BGO's/Stuurgroepen, PCLG en PRRT 5. PO-LNL 31/10 en 12/12 6. GS 8/11 + 20/12 7. Cie R&G januari 2006 8. PS ca. februari 2006 9. 1 dag na publicatie in Provinciaal Blad 10. Bestuurlijk moment na PS-vaststelling 20
oktober
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
4
4
4
4 5
6
4
4
4
4
4
4
4
4 5
6 7
8 9 10
7
8
5
Aandachtspunten
•
Relatie reële vergoeding landschapsbeheer en Programma Beheer; o Programma Beheer niet voldoende aantrekkelijk voor het beheer van bestaande landschapselementen.
•
Verhouding ROLO regeling tot beleidskader Groene en Blauwe Diensten;
•
Risico van bureaucratische stagnatie in Brussel zodra er meerdere projecten de staatssteuntoets aanvragen;
•
Relatie met Europese Kaderverordening Plattelandsbeleid, Kaderrichtlijn water en Grondwaterrichtlijn;
•
Inzet Koopmansgelden en landschapsbeheer (brief minister Veerman aan de Tweede Kamer). o Bij de uitwerking van het provinciale beleid voor Groene Diensten wordt een relatie gelegd met het beleid voor de inzet van de zogenaamde Koopmansgelden voor landschapsbehoud in kwetsbare gebieden, waaronder de kleinschalige zandlandschappen. Deze Koopmansgelden worden deels via een probleemgebiedregeling ingezet; o Een dergelijke probleemgebiedregeling kan een goed (basis) element zijn van een gebiedsgericht pakket voor Groene Diensten in dergelijke gebieden.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
21
Bijlage 1 Welke Groene en Blauwe Diensten waar?
(Uitgangspunt 1)
Per dienst is een inschatting gemaakt van de omvang, de ambitie, het zoekgebied en de kosten voor de levering van de verschillende diensten: A. landschapsbeheer; B. weidevogelbeheer; C. toegankelijkheid; D. randenbeheer en E. Blauwe Diensten.
A.
Landschapsbeheer
De provincie is, samen met vooral gemeenten, medeverantwoordelijk voor het beheer van het landschap, met wellicht een uitzondering voor het beheer van erfbeplanting. De mate waarin de provincie een bijdrage wil en/of kan leveren wordt hierna behandeld. Landschap Overijssel heeft onderzoek gedaan naar de beheerkosten van landschapselementen. Bij de beoordeling waar en in welke mate de provincie een bijdrage wil leveren aan landschapsbeheer heeft de provincie de volgende mogelijkheden: Optie 1: Alleen bijdragen buiten PEHS en NL. Het Rijk is verantwoordelijk voor beheer, achterstallig onderhoud en aanleg in PEHS en NL. Voordeel: initiatieven kunnen overal in Overijssel worden beloond en maximaal worden benut, heldere taakverdeling tussen Rijk en provincie. Nadeel: geen garantie dat provinciale prioriteiten voldoende aan bod komen, geen zekerheid over voldoende inzet binnen PEHS en NL vanwege beperkingen in het Rijksinstrumentarium voor wat betreft achterstallig onderhoud en aanleg. Optie 2: Alleen bijdragen in Besloten kleinschalig landschappen buiten PEHS en NL. Voordeel: beperkte kosten, provinciale middelen komen maximaal ten goede aan prioriteiten. Nadeel: goede initiatieven buiten de provinciale prioriteiten kunnen niet worden ondersteund, geen zekerheid over voldoende inzet binnen PEHS en NL vanwege beperkingen in het Rijks instrumentarium voor wat betreft achterstallig onderhoud en aanleg. Optie 3: Kiezen voor het landschapsbeheer buiten de PEHS, met prioriteit voor Nationale Landschappen en kleinschalige landschappen. Provinciale bijdragen variëren van 25 tot 50% van de kosten afhankelijk van provinciale prioritering en verwachte inbreng van andere partijen. Kiezen voor bijdrage van maximaal 25% voor Nationale Landschappen. Voordeel: initiatieven kunnen overal in Overijssel worden beloond en maximaal worden benut, toch een provinciale focus op enkele prioritaire gebieden, heldere taakverdeling tussen Rijk en provincie. Nadeel: keuze blijft tussen kansrijke initiatieven en prioritaire gebieden waarmee er geen volledige garantie is dat provinciale prioriteiten voldoende aan bod komen, verkrijgen cofinanciering moeilijker voor niet-prioritaire gebieden vanwege lagere provinciale bijdrage.
22
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Kosten landschapsbeheer In de rapportage van Landschap Overijssel zijn de kosten voor achterstallig onderhoud, beheer, stimuleringspremie, inkomstenderving en overige kosten opgenomen (zie tabel 1). In de voorstellen wordt uitgegaan van het principe van Groene Diensten dwz dat beheerskosten meer inhouden dan de kosten voor feitelijk regulier beheer. Wat onder overige kosten wordt begrepen vraagt nog om een afweging. Tabel 1. Kosten landschapsbeheer (regulier beheer, overige kosten en stimuleringspremie van 20 %) achterstallig onderhoud en gedifferentieerd naar type element) in miljoenen Euro’s 17,4
Landschapsbeheer totaal per jaar: - regulier beheer
7,7
- overige kosten
6,8
Achterstallig onderhoud per jaar
5,2
Totaal
22,6
Aanleg totaal (schatting)
0-2,5
Gedifferentieerd naar type element Lijnvormige elementen (houtwal / singel /knotbomen)
8,8
Solitairen en boomgroepen
1,6
kleine natuurgebieden/ bos/ hakhout/ heide
2,3
Erfbeplanting
3,6 (circa 20% van totaal)
Boomgaarden
0,6
poelen / vennen / water
0,4
Cultuurhistorie
0,1
Overig
0,1
Erfbeplanting: de kosten voor het beheer van erfbeplanting zijn substantieel (circa 20% van de totale beheerskosten). De vraag is of dit een dienst is die door de overheid of door de eigenaar van het erf zou moeten worden bekostigd. Argumenten voor een bijdrage van de provincie zijn: erfbeplanting levert een belangrijke bijdrage aan de aantrekkelijkheid van het landschap; erfbeplantingprojecten blijken succesvol en dragen bij aan de leefbaarheid; het stellen van nadere eisen is mogelijk. Argumenten tegen zijn: vooral voordelig voor bewoner; niet kosteneffectief. Uitgangspunt: wel meefinancieren in aanleg van erfbeplantingen maar niet in het beheer ervan. De totale kosten kunnen worden beperkt door erfbeplantingen niet als Groene dienst te beschouwen (zie tabel 2)
Tabel 2. Kosten totaal landschapsbeheer met en zonder erfbeplanting naar gebieden (in miljoenen euro’s)
Met erfbeplanting
Zonder erfbeplanting
Totaal
22,6
18,1
Buiten PEHS
16,9
13,5
Buiten PEHS en NL
15,1
12,1
binnen PEHS en NL
7,5
6,0
Besloten kleinschalig landschap buiten PEHS en NL
3,1
2,5
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
23
Uitgangspunten: het beleidskader Groene en Blauwe Diensten richt zich in hoofdzaak op beheer van natuur en landschap en herstel van achterstallig onderhoud door particulieren. Bijdragen voor aanleg blijven mogelijk. • Kiezen voor een vergoeding die meer dan de feitelijke beheerskosten dekt waardoor het voldoende aantrekkelijk wordt voor particulieren. • Kiezen voor Groene Diensten is dan ook kiezen voor het principe dat beheerskosten bestaan uit feitelijke beheerskosten (kosten voor arbeid, machines en materiaal), overige kosten en een binnen EG regels toelaatbare stimuleringspremie van 20%. Hoeveel meerkosten dit uiteindelijk zijn vraagt nog om een afweging. • Kiezen voor optie 3 . • Wel meefinancieren in aanleg van erfbeplantingen maar niet in het beheer ervan. • Goede afspraken met het Rijk over inzet in EHS en NL. • Gemeenten zijn medeverantwoordelijk voor landschapsbeheer. B.
Weidevogelbeheer
Ten aanzien van de Groene dienst weidevogelbeheer noemen we twee opties: 1. Uitbreiding van het bestaande koploperproject door instapeisen iets te verlichten (minimaal 15 paar kritische weidevogels per 100 ha i.p.v. minimaal 20 paar) waardoor meer boeren (ruim 200) kunnen meedoen. Maximale vergoeding per bedrijf verhogen tot € 6.000. 2. Koploperproject mogelijk maken in alle beheersgebieden voor weidevogels (circa 20.000 ha). Ongeveer 800 boeren kunnen meedoen op ca. 6400 ha. Max. vergoeding per bedrijf € 6.000. De geraamde kosten voor weidevogelbeheer bestaat uit het vergoeden van productieverlaging door aanpassingen in de agrarische productie (zoals later in het seizoen maaien). Tabel 4. Kosten weidevogelbeheer in miljoenen (in miljoenen euro’s) Optie 1: uitbreiden bestaande koplopersproject
1.2
Optie 2: koploperproject mogelijk maken in alle beheersgebieden
4.8
Uitgangspunten: kiezen voor optie 1 dat wil zeggen het bestaande koploperproject in de beste weidevogelgebieden voortzetten en uitbreiden . Aandachtspunt hierbij is om boeren te betalen naar beheersinspanning en prestatie in plaats van het stellen van een plafond per bedrijf.
C.
Toegankelijkheid
Toegankelijkheid is belangrijk voor private medefinanciering en om de burger optimaal te laten genieten van het landschap. Het betreft vooral onverharde voetpaden. De kosten van 500 km ommetjes in de buurt van kernen/steden en 500 km op het platteland zijn geraamd op 1.2 miljoen euro. Uitgangspunten: bijdrage provincie in beheerskosten maximaal 50%.
D.
Randenbeheer
Er is geen nauwkeurig beeld van de omvang van bestaande akkerranden en natuurvriendelijke oevers. Synergie met beleidsdoelstellingen liggen voor de hand. Uitgangspunten: kiezen voor nader onderzoek naar locaties en de ervaringen van de regeling randenbeheer die de provincie Noord-Brabant kent. Binnen de PEHS is randenbeheer geregeld.
24
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
E.
Blauwe Diensten
In de gehele provincie is het mogelijk om een vorm van Blauwe Diensten te vestigen (waterconservering, waterberging, grondwater van een goede kwaliteit). De exacte invulling hangt af van de mogelijkheden ter plaatse. Het gaat daarbij om zowel de fysieke mogelijkheden als de bereidheid om een Blauwe dienst te leveren. Blauwe Dienstverlening die op zichzelf staat, kan erg duur uitpakken. Er kan daarom mogelijk winst worden behaald door goed te zoeken naar combinatiemogelijkheden om een win-win situatie te bereiken. Mogelijke combinaties van Blauwe Diensten met: verbetering van waterkwaliteit of de aanvulling van water via buffergebieden; relatie tussen waterberging en andere natuur- of landschapsdoelen; toegankelijkheid en andere vormen van recreatie. De eerste verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het regionale waterbeleid ligt bij de waterschappen. Voor zover het gaat om het enkel realiseren van een Blauwe Dienst zou het waterschap ook volledig financieel verantwoordelijk moeten zijn Het gaat hierbij om de kosten voor een Blauwe dienst. Voor investeringen om een Blauwe dienst mogelijk te maken (bijvoorbeeld voor de noodzakelijke inrichtingskosten die aan waterberging voorafgaan) kan de provincie wel bijdragen via de subsidieverordening Water of de subsidieverordening Besteding Grondwaterheffing. De waterdoelen van de provincie Overijssel zijn in het waterhuishoudingsplan opgenomen. Deze doelen zijn al gekoppeld aan landschappelijke of natuurdoelen. In deze gebieden is het zeker mogelijk om een Blauwe aan een Groene Dienst te koppelen. In de volgende gebieden zal de provincie Overijssel Blauwe Diensten zeker stimuleren, voor zover het Rijk dat nog niet doet in het kader van PEHS en NL: 1. wateraandachtsgebieden natuur (speelt in PEHS); 2. veenweidegebieden, hogere grondwaterstanden combineren met waterberging; 3. kwaliteitswater: randenbeheer en conservering van schoonwater. Uitgangspunten: De eerste verantwoordelijkheid voor Blauwe Diensten ligt bij de waterbeheerders. De provincie zoekt naar combinaties van Groene en Blauwe Diensten. De provincie kan wel bijdragen aan Blauwe componenten voor zover het om inrichtingskosten gaat.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
25
Bijlage 2 Financieringsconstructies
(uitgangspunt 2)
De systematiek van Groene en Blauwe Diensten kan worden onderscheiden in een financieringsdeel en een betalingsdeel. Dit hoofdstuk behandelt de financieringsconstructies inclusief de bundeling van gelden in beheer/vermogensfondsen en revolverende fondsen. In uitgangspunt 3 worden de betalingsgrondslagen behandeld.
Financiering
Betaling
Subsidie Grondgebruiker
Provincie
Grondgebruikers
Gemeenten Fonds Andere co-financiers
Grondgebruikers
Globaal schema financiering en betaling van Groene en Blauwe Diensten
Financieringsconstructies Er zijn voor de financiering van Groene en Blauwe Diensten verschillende mogelijkheden denkbaar: 1. Subsidieregeling (eenmalig) 2. Subsidie op basis van langjarige contracten (Programma Beheer (PB) systematiek) 3. Revolverend fonds 4. Beheerfonds( Vermogensfonds) Subsidies op grond van PB kennen op dit moment nog een maximale contracttermijn van 6 jaar.
Revolverende fondsen Revolverende fondsen worden vooral toegepast voor voorfinanciering en leningen ten behoeve van investeringen. Dit betreffen de aanleg en inrichting en andere investeringen waarvoor een groenverklaring van het Ministerie van VROM is afgegeven. Beheerfondsen en revolverende fondsen kunnen mogelijk worden gecombineerd (cf. voorstel pilot Enschede) maar i.v.m. comptabiliteitseisen en risicobeheersing zal een transparant onderscheid tussen het beheerdeel en het revolving deel nodig zijn.
26
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Beheerfondsen en groeimodel Beheerfondsen bundelen gelden (publiek/privaat) ter betaling van beheerdiensten. De budgetten kunnen worden gebruikt om te beleggen en het rendement gebruikt voor betaling van de beheerkosten voor bijvoorbeeld 30 jaar. In feite vormt deze constructie een vermogensfonds. Vermogensfondsen kunnen indien gewenst in 30 jaar worden uitgeput (ten behoeve van een hogere jaarlijkse uitkering). Het is ook mogelijk tussentijds aanvullende gelden voor het fonds te verwerven en het startbudget (gedeeltelijk) in stand te houden. Een vermogensfonds biedt de continuïteit op langjarige betaling zoals die veelal door de grondgebruikers gewenst wordt maar vraagt een bijzonder hoog kapitaalbeslag. Indien de middelen voor het beheer worden ingezet in een vermogensfonds moeten in de beginperiode grote bedragen vrijgemaakt worden. Er wordt immers vanuit gegaan dat de middelen voldoende rendement opbrengen voor betaling van de beheerkosten voor 30 jaar. Er zijn echter mogelijkheden om hiervoor een financieringsregeling te treffen met en bank (evt. Groenfonds) en betaling over langere termijn te spreiden. De vulling van de benodigde fondsen kan in de eerste 10 jaar geleidelijk plaatsvinden vanwege de opstartfase van de toepassing van het systeem en de onzekerheden over Brusselse regelgeving. Tussentijds zal een evaluatiemoment worden ingebouwd om het benodigde eindkapitaal vast te stellen. Ter indicatie: In de pilot Boeren voor Natuur op Twickel zal in eerste instantie voor 10 boeren (3 natuurgerichte bedrijven en 7 landschapsgerichte bedrijven) 3 miljoen euro in een fonds worden gestort zodat de boeren het beheer langdurig kunnen uitvoeren. Inventarisatie geeft aan dat ca 90 % van de pachters interesse heeft in deelname. Naar huidig inzicht zal er op termijn 10 miljoen nodig zijn om het landschap en natuur beheer voor 4000 hectare agrarisch cultuurlandschap "eeuwigdurend" te garanderen. Zie ook de voorbeeld berekeningen van fondsvorming in bijlage 4. Een alternatieve mogelijkheid is dat de jaarlijkse bijdragen aan het fonds niet worden belegd maar direct worden ingezet ter betaling van beheerdiensten. Voordeel van deze constructie is dat niet direct grote bedragen beschikbaar moeten zijn voor het generen van voldoende rendement. Nadeel is dat langjarige (20-30 jaar) continuïteit aan de aanbieders van diensten meer afhankelijk wordt van beleidsprioriteiten.
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
27
Overzicht financieringsconstructiesA. Alternatieve financieringsconstructies voor inrichting, aanleg, achterstallig onderhoud Revolving fonds Voordelen
Nadelen
•Meerjarige continuïteit voor
• Op korte termijn onduidelijkheid
leveranciers •Stimuleert ondernemerschap •In beginsel blijft budget in stand •Sluit aan bij groene beleggingen •Mogelijkheden voor cofinanciering/multipliereffect
staatssteun
•Laag rendement à beperkt
risicodragend •Verstoring marktwerking (bancaire financiering)
Eenmalige subsidie Voordelen •Democratische legitimiteit •Financiering en gebruiker 1 op 1 gekoppeld (niet risicodragend) •Sluit aan bij bestaande en bekende ROLO aanpak •In kort tijdbestek te realiseren •Niet risicodragend
Nadelen •Geen lange termijn continuïteit •Geen multipliereffect
Toepassingsgebieden
Toepassingsgebieden
Laagrentende leningen (10 jr. na groenverklaring VROM)
Afkoop bv voor grondwaardedaling door functieverandering
Voorfinanciering
Vergoeding voor achterstallig onderhoud
Aankoop /doorlevering grond
Bijdrage Inrichtingskosten Vb : ROLO
B. Alternatieve Financieringsconstructies voor beheer Beheerfonds Voordelen
Nadelen
•Langjarig continuïteit voor
•Onduidelijkheid staatssteun
leveranciers
•Stimuleert marktwerking en
ondernemerschap •In beginsel blijft budget gedurende minimaal 30 jaar in stand (vermogenfonds) •Sluit aan bij groene beleggingen •Mogelijkheden voor cofinanciering/multipliereffect •Koppeling publiek – privaat
t.a.v. publieke gelden tbv beheer en exploitatie •cofinanciering EU niet mogelijk: •Risicodragend (afhankelijk van risicoprofiel beleggingen) •Besteed budget wordt niet direct aangewend voor beoogd doel •Democratische controle op besteding door fondsbeheerder moet geregeld worden •Legt relatief groot beslag op financiële middelen (vermogenfonds) •Kosten beheer
Toepassingsgebieden •Langjarige vergoeding voor levering diensten(landschap, natuur, water) •Vergoeding opbrengstderving en beheer •Stimuleringspremie > 20 % (EU toestemming onduidelijk) Vb Boeren voor Natuur
28
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Langjarige subsidiëring Voordelen •Langjarig continuïteit voor leveranciers •Niet risicodragend •Besteed budget wordt direct aangewend voor het beoogde doel •Sluit aan bij subsidieregime LNV PB/SAN •In kort tijdbestek te realiseren •Geleidelijke budgetaanwending
Nadelen •Onduidelijkheid staatssteun bij langjarige contracten anders dan Programma Beheer •Geen aanhaakmogelijkheden •Geen langdurige beleidscontinuïteit gewaarborgd •Vaak ingewikkelde subsidieprocedures •Belemmerd innovatie en ondernemersschap
Toepassingsgebieden
•Langjarige vergoeding van (beheer-)kostenvoor levering diensten(landschap, natuur, water)
•Vergoeding opbrengstderving •Stimuleringspremie tot max. 20 % Vb :Programma beheer SN/ SAN, Stimuleringsregeling Noord-Brabant
Schaalniveau Gestreefd wordt naar een fonds met een omvang die de beleidseffectiviteit en kostenoptimalisatie bevordert. De in de pilotprojecten ontstane lokale fondsen kunnen worden opgeschaald naar regionaal niveau waardoor de organisatiekosten kunnen worden beperkt. Door het Groenfonds wordt in het najaar nog een onderzoek naar opschaling tot een fonds voor de regio Noordoost Twente uitgevoerd. Belangrijk aspect voor lokale en private financiers is dat er een relatie tussen de financiering en de aanwending is. Maar dit kan ook binnen een fonds op bovenlokaal niveau worden vormgegeven. Flexibiliteit van aanwending is essentieel. In beginsel vindt geen 'labeling' van de middelen plaats. Waarschijnlijk is het nodig om private en publieke middelen in het fonds te scheiden in verband met comptabiliteits- en EU regels. Private middelen zijn immers niet onderhavig aan staatssteunregelgeving.
Financiering In de Regeling Groene en Blauwe Diensten kunnen gelden uit verschillende provinciale budgetten worden gebundeld (bijvoorbeeld Reconstructiegelden, voortzetting ROLO, etc.). Door middel van een verdergaande inventarisatie worden de daarvoor in aanmerking komende budgetten bij de uitwerking van de regeling in kaart gebracht. Cofinanciering kan worden verkregen uit budgetten van Rijk, gemeenten, waterschappen, uit donaties en sponsoring, groene beleggingen etc. In overleg met het Innovatienetwerk van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. wordt een voorstel ontwikkeld waarmee op creatieve wijze nagegaan wordt op welke wijze nieuw geld vrijgemaakt kan worden voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel. Hierbij worden een aantal deskundigen en betrokkenen bij een goed beheerd landschap uit Nederland betrokken.
Maximale bijdragepercentages Provincie De provincie hanteert bij Groene en Blauwe Diensten het beginsel van cofinanciering. De bijdrage van de provincie is afhankelijk van locatiespecifieke situaties. Als maxima worden echter de volgende percentages aangehouden. • Onderzoek en advies: eenmalige bijdrage tot max. 50 % • Achterstallig onderhoud: eenmalige bijdrage van 25 tot max. 50 % • Beheer en exploitatie: bijdrage in een langjarige voorziening van 25 tot max. 50 % van jaarlijks beheer- en exploitatiekosten + 20% stimuleringspremie van de bijdrage In het geval van Blauwe Diensten zal de financieringsverhouding met name met het waterschap nader moeten worden vastgesteld.
Financieel Fondsbeheer In beginsel kunnen alle banken het fonds (financieel) beheren op basis van constructies zoals bij het Groenfonds worden gehanteerd. Daarbij zal rekening worden gehouden met de expertise die het Nationaal Groenfonds heeft opgedaan bij het financiële beheer van diverse regelingen in het Landelijk gebied. Tevens is de comptabiliteitsregelgeving van het Rijk van belang. Het Nationaal Groenfonds beheert de overheidsmiddelen bij s'Rijks schatkist en voldoet aan het vereiste kasstelsel. Hierdoor zijn stortingen door LNV in het fonds mogelijk geworden.
Uitgangspunten: •
• •
Gebundelde provinciale gelden voor Groene en Blauwe Diensten worden ondergebracht in bij voorkeur regionale beheerfonds met publieke en private cofinanciering. Indien het een vermogensfonds betreft wordt het fondskapitaal in 30 jaar uitgeput zodat hogere jaarlijkse gelden beschikbaar zijn. Na 20 jaar dienen de consequenties daarvan te worden bezien. De provincie wil niet zelf gaan beleggen. Het kapitaal van het vermogensfonds wordt in 30 jaar besteed, waardoor gedurende een lange termijn aanzienlijke jaarlijkse bedragen voor beheer kunnen worden aangewend. Voor investeringen (aanleg en achterstallig onderhoud) kan een revolving deel aan het fonds worden toegevoegd (cf. voorstel DLV in pilot Enschede).
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
29
Bijlage 3 Betalingsgrondslagen
(Uitgangspunt 3)
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de wijze waar betaling van Groene en Blauwe Diensten kunnen worden betaald.
Financiering Provincie
Betaling
Subsidie Grondgebruiker
Grondgebruikers Gemeenten
Fonds Andere co- financiers
Grondgebruikers
Co-financiers Globaal schema Financiering en betaling van Groene en Blauwe diensten
Betalingsgrondslagen Bij het contracteren van Groene en Blauwe Diensten streven we naar de meest kosteneffectieve vorm om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De hoogte van de betaling kan worden vastgesteld op basis van drie betalingsgrondslagen (info: onderzoek uitgevoerd in opdracht van Innovatienetwerk Groene Ruimte):
Kostenmodel • • • •
Vergoedingen voor productie- en inkomstenderving Vergoedingen voor beheer op basis van (genormeerde) uitvoeringskosten Betaling gekoppeld aan grondwaardedaling Betaling van uitgespaarde kosten
Ter stimulering kan een premie tot 20 % van de kosten worden betaald
Batenmodel • • •
Betaling op basis van resultaten Betaling op basis van maatschappelijke waarde/waardering Betaling op basis van economische betekenis.
Marktmodel • •
Tenderen/(openbare) aanbesteding Beursmodel
30
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Het Kostenmodel is breed toepasbaar en vooral geschikt in geval van een locatiespecifieke vraag, een (te) beperkt aantal potentiële aanbieders, beperkte dynamiek in het gebied, etc. Tevens is dit model vooral geschikt voor maatregelen waarvan de kosten eenvoudig zijn vast te stellen. Deze grondslag stimuleert echter niet tot innovatie, samenwerking en kostenoptimalisatie en geniet daardoor niet per definitie de voorkeur. Overigens zal aan het deelnamepercentage bij een bepaalde prijsstelling afgeleid kunnen worden of de prijsstelling te hoog of te laag is. Anderzijds is deze vergoedingsvorm in de Programma Beheer regeling Brussel-proof gebleken. Voorbeelden: Programma Beheer/SAN, Boeren voor Natuur Het Batenmodel is in haar uitwerking lastig omdat de hoogte van de maatschappelijke waarde en economische betekenis niet eenvoudig valt te kwantificeren. Daarnaast is een uitgebreide controlesystematiek noodzakelijk. Vooral kan worden gedacht aan een koppeling met inkomsten uit horeca, recreatie en toerisme, hoewel de baten ook hier slechts indirect door grondgebruikers beïnvloedbaar zijn. Het Marktmodel heeft veel voordelen. Het sluit aan bij de behoefte om marktwerking te stimuleren en problemen met EU regelgeving inzake staatssteun te voorkomen (staatssteun: economisch voordeel dat onder normale marktomstandigheden niet zou zijn verkregen). In gevallen waarin de kosten van de noodzakelijke maatregelen moeilijk zijn vastte stellen of sterk afwijken naar specifieke situaties is dit model aan te bevelen. Naar verwachting zal deze aanpak echter lang niet in alle gevallen naar behoren functioneren vanwege een imperfects marktsituatie. Zo moet er in een perfecte marktsituatie sprake zijn van schaarste (veel potentiële aanbieders), weinig locatiespecifieke vraag (in verband met mededingingsregels) en marktconforme prijsstelling. Een ander aspect is van meer procesmatige aard. Aanbieders missen veelal de ervaring om op professionele wijze in te schrijven op een aanbesteding en moeten in de praktijk vaak geholpen worden met het opstellen van aanbiedingen. Dit brengt extra proceskosten met zich mee. Voorbeeld: Langbroekerwetering
Aanbieders en contracten De potentiële aanbieders van Groene en Blauwe Diensten zijn grondeigenaren en gebruikers zoals: • Boeren • Particuliere grondeigenaren • Landgoedeigenaren • Recreatieondernemers We gaan er hierbij vanuit dat we geen betalingen verrichten voor Groene en Blauwe Diensten uitgevoerd door overheden (bv. Domeinen, Defensie e.d.). De aanbieders dienen zich bij voorkeur te organiseren ten behoeve van belangenbehartiging, informatie-uitwisseling, ondersteuning in contractfase etc.
Vergoedingen kunnen betrekking hebben op • • • • • • •
Beheer, aanleg en achterstallig onderhoud Procesgeld (nodig om proces in gang te zetten en te houden totdat contracten zijn getekend en uitvoeringsorganisatie is ingericht (ook onderzoek en advies, communicatie, plannen etc.) Organisatiekosten (bv. bestuurskosten van een fondsbeheerstichting) Vermeden kosten (bv. waterzuivering) Vestigen van erfdienstbaarheden en rechten op gronden Compensatie van natuurlijke handicaps Stimuleringspremie. Een premie tot 20 % is toegestaan. Evt. extra vergoeding uit privaat deel van het fonds
Vergoedingen zijn altijd vraag gestuurd. Met andere woorden er moet behoefte zijn aan een dienst voordat tot vergoeding kan worden overgegaan. De behoefte van de vragende partijen is steeds geconcretiseerd in een gebiedsplan of landschapsontwikkelingsplan (LOP)
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
31
Vergoedingsnormen volgens het kostenmodel • Landelijke normvergoeding per eenheid/m2 (Programma Beheer) • Eigen provincie specifieke normvergoedingen • Locatiespecifieke normvergoeding De Vergoedingen kunnen worden opgenomen in pakketten vlakdekkend, bedrijfsdekkend, lijnelementen etc. Vergoeding op basis van pakketten leiden echter tot een ingewikkelde regeling (valkuil Programma Beheer). Indien op basis van het kostenmodel wordt vergoed zal vooral naar concreet te realiseren doelen gekeken moeten worden.
Contracten Het in contracten regelen van de ontkoppeling van hoofdfunctie (agrarische activiteiten) en nevenfunctie (landschaps - en natuurbeheer) is erg belangrijk. In de pilot Ooijpolder onderzoekt men een model waarbij door middel van het recht van opstal het fonds eigenaar wordt van bepaalde landschapselementen. De pilot Boeren voor Natuur op Twickel onderzoekt een model waarbij erfdienstbaarheden (een zakelijk recht) worden gevestigd en diensten worden betaald met behulp van een landschapsbedrijfspakket of een natuurbedrijfspakket (randvoorwaarden voor beheer met grote flexibiliteit voor maatwerkinvulling bedrijf). De grondgebruikers worden betaald voor grondgebruik, onderhoud en beheer.
Fiscale aspecten van contracten: Bij de uitwerking dient rekening te worden gehouden met een aantal fiscale aspecten. Deze kunnen afhankelijk van de te leveren dienst en fondsbeheerconstructies zijn: • Overdrachtsbelasting • Omzetbelasting • Belastingplicht fonds zoals opbrengsten uit beleggingen • Vennootschapsbelasting fonds
Uitgangspunten: •
•
•
Bij het samenbrengen van vraag en aanbod en prijsstelling van diensten geniet het Introduceren van marktwerking de voorkeur. Echter ook andere betalingsgrondslagen (en vooral die gebaseerd op vooraf vastgestelde normkostenvergoedingen) worden open gehouden zodat in elke specifieke situatie de meest effectieve oplossing kan worden gekozen. De provincie hanteert bij Groene en Blauwe Diensten het beginsel van cofinanciering. In de contracten dienen de provinciale doelen echter zichtbaar te zijn zonder dat dit leidt tot vermindering van flexibiliteit in besteding van de fondsen. Gestreefd wordt naar een eenvoudige en transparante, en tevens controleerbare betalingsgrondslag. Om tot standaardisatie te komen kan, zij het met terughoudend, worden overgegaan tot het opstellen van een stelsel van vergoedingspakketten. De ervaringen met de bedrijfspakketten van de Boeren voor Natuur- pilots worden daarom met belangstelling gevolgd.
32
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe diensten in Overijssel
Bijlage 4 Rekenvoorbeeld Fondsvorming
Ter indicatie van de benodigde middelen is een berekening gemaakt van een vermogensfonds waarbij de betaling van diensten uit het rendement van het fondskapitaal wordt gefinancierd. Er is uitgegaan van een belegging met laag risico en een verwacht rendement van 4 % Onderstaand rekenvoorbeeld gaat uit van een geleidelijke groei van het aanbod van diensten in 10 jaar. Na 10 jaar is ca. €3 miljoen. Daarna is de te betalen vergoeding jaarlijks verhoogd met een aangenomen inflatiepercentage van 2 % (figuur 1). Figuur 1
Uitgangspunt berekeningen jaar
beloning
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
NCW
€ € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
750.000 900.000 1.080.000 1.296.000 1.555.200 1.866.240 2.239.488 2.687.386 3.224.863 3.289.360 3.355.147 3.422.250 3.490.695 3.560.509 3.631.719 3.704.354 3.778.441 3.854.009 3.931.090 4.009.711 4.089.906 4.171.704 4.255.138 4.340.241 4.427.045 4.515.586 4.605.898 4.698.016 4.791.976 4.887.816
€ €
100.409.788 51.001.379
Beleggingsrendement Inflatie
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel
33
4% 2%
In dit geval dient een startkapitaal beschikbaar te zijn van ruim € 50 miljoen. Na 30 jaar is het eindvermogen nihil indien tussentijds geen nieuwe stortingen in het fonds worden gedaan. Indien de provincie niet het bedrag van ruim 50 miljoen ineens maar gespreid wil betalen kan dit startkapitaal worden geleend (bij voorbeeld bij het Groenfonds). (figuur 2)
Benodigde Fondsvermogen € 51.000.000 € 52.290.000 € 53.481.600 € 54.540.864 € 55.426.499 € 56.088.359 € 56.465.653 € 56.484.791 € 56.056.797 € 55.074.206 € 53.987.814 € 52.792.180 € 51.481.617 € 50.050.186 € 48.491.685 € 46.799.633 € 44.967.265 € 42.987.515 € 40.853.006 € 38.556.036 € 36.088.566 € 33.442.203 € 30.608.188 € 27.577.377 € 24.340.232 € 20.886.796 € 17.206.681 € 13.289.050 € 9.122.596 € 4.695.524
34
Beheerfonds Vergoeding per Rente jaar vanuit fonds fondsvermogen € 750.000 € 2.040.000 € 900.000 € 2.091.600 € 1.080.000 € 2.139.264 € 1.296.000 € 2.181.635 € 1.555.200 € 2.217.060 € 1.866.240 € 2.243.534 € 2.239.488 € 2.258.626 € 2.687.386 € 2.259.392 € 3.224.863 € 2.242.272 € 3.289.360 € 2.202.968 € 3.355.147 € 2.159.513 € 3.422.250 € 2.111.687 € 3.490.695 € 2.059.265 € 3.560.509 € 2.002.007 € 3.631.719 € 1.939.667 € 3.704.354 € 1.871.985 € 3.778.441 € 1.798.691 € 3.854.009 € 1.719.501 € 3.931.090 € 1.634.120 € 4.009.711 € 1.542.241 € 4.089.906 € 1.443.543 € 4.171.704 € 1.337.688 € 4.255.138 € 1.224.328 € 4.340.241 € 1.103.095 € 4.427.045 € 973.609 € 4.515.586 € 835.472 € 4.605.898 € 688.267 € 4.698.016 € 531.562 € 4.791.976 € 364.904 € 4.887.816 € 187.821
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel
Eindvermogen € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € € €
52.290.000 53.481.600 54.540.864 55.426.499 56.088.359 56.465.653 56.484.791 56.056.797 55.074.206 53.987.814 52.792.180 51.481.617 50.050.186 48.491.685 46.799.633 44.967.265 42.987.515 40.853.006 38.556.036 36.088.566 33.442.203 30.608.188 27.577.377 24.340.232 20.886.796 17.206.681 13.289.050 9.122.596 4.695.524 4.471-
Bijlage 5 Relevante documenten
• • • • • •
Perspectiefnota 2005 en 2006 Plan van Aanpak Project Groene en Blauwe Diensten (maart 2005) Verslag Overleg met de Provinciale Raad voor Recreatie en Toerisme (2005) Boeren voor Natuur op Twickel Plan eerste fase (Alterra, 2005) Overijssel (kans)rijk met groen (KPMG, 2005) Uitgerekend Groene en Blauwe Diensten (Landschap Overijssel/Bureau Eelerwoude, 2005)
Relevante brochures • • •
Brochure Boeren voor Natuur op Twickel (februari 2005) Brochure Boeren met Water (2005) Nieuwsbrieven Even buurten van Pilot Buurtschap Zwolle
Procesdocumenten Project Groene en Blauwe Diensten • •
Greep op Groene Diensten: bestuurlijke werkbijeenkomst 2004 De betekenis van Groene en Blauwe Diensten: bestuurlijke werkbijeenkomst 2005
Koers Kiezen voor Groene en Blauwe Diensten in Overijssel
35