Achtergrondinformatie
5
Bij bijna alles wat mensen bouwen, gebruiken ze gereedschappen en machines. Ook dieren bouwen. Hun bek en hun poten zijn het enige gereedschap. Daarmee verzamelen ze het bouwmateriaal. Sommige dieren produceren het bouwmateriaal zelf: spindraad, was of zijde. Andere dieren gebruiken een bestaande plek als tijdelijk onderkomen: een grot, struik of holle boom. Soms pikken ze het onderkomen van een ander dier in, zoals spreeuwen ongevraagd het nest van een specht inpikken voor eigen gebruik en zoals de heremietkreeft bescherming zoekt in de lege schelp van een ander dier. Schelpdieren, waaronder huisjesslakken, en schildpadden dragen hun ‘huis’ altijd bij zich. Hoe een bouwwerk eruitziet, hangt af van de levenswijze van het dier.
Blauwe reigers bouwen hun nesten hoog in de bomen. Reigers leven solitair, maar broeden in kolonies. Vandaar dat je vaak meerdere reigernesten bij elkaar ziet. Wevervogels, die voorkomen op de Afrikaanse savanne, vlechten hun nesten aan boomtakken. Daar hangen ze als een bal aan een touwtje. Deze nesten zijn kunstig gevlochten van lange grasstengels, die zorgvuldig zijn uitgekozen en op maat gescheurd. Aan de onderkant zit een smalle ingang. Zo zijn eieren en kuikens beschermd tegen roofdieren en slangen. Door een speciale constructie vallen de eieren er niet uit. Het grootste vogelnest dat we kennen, wordt gebouwd door de zeearend. De nesten van deze vogel zitten vaak op rotsrichels tegen steile afgronden, waardoor ze perfect beschermd zijn. Kolibries bouwen de kleinste nesten, vaak niet groter dan een halve walnoot. Met spindraad bevestigen zij het nestje aan een tak.
Nesten van vogels
Dammen en burchten
Iedere vogelsoort bouwt haar eigen nest. Zwaluwen bouwen meestal komvormige nesten van modder en speeksel, vermengd met wat gras en stro. Dit materiaal wordt heel hard en biedt dus een goede bescherming tegen roofdieren en het weer. De binnenkant wordt met zachte veertjes bekleed. Zwaluwnesten zitten vaak onder de dakrand van een huis of een ander gebouw, wat weer goed beschermt tegen regen. Van oorsprong bouwen ze hun nesten onder rotsrichels, maar blijkbaar is er voor zwaluwen weinig verschil met het stenen landschap van de moderne maatschappij. Meerkoeten bouwen hun nest meestal tussen het riet, maar soms ook midden op het water. Het is duidelijk dat zo’n eiland bescherming biedt tegen rovers als vossen en dassen. Het nest van een kievit is vaak niet meer dan een eenvoudige kom in een weiland of op een akker. Bescherming ontleent de kievit, net als andere weidevogels, aan de schutkleur van haar eieren en haar jongen. Bij onraad drukt een jonge kievit zich doodstil tegen de grond. Door haar perfecte schutkleur is het vogeltje vrijwel onzichtbaar voor de scherpe ogen van een buizerd, kiekendief (de naam zegt het al!) of kraai.
De bouwwerken van bevers zijn technische hoogstandjes. Van boomstammen en takken bouwen zij een stevige dam over een sloot of rivier. Met hun lange scherpe voortanden knagen ze in tien minuten een kleine boom door. Ze knagen altijd aan één kant van de boom, zodat deze in de richting van het water valt. Met modder en stenen wordt de dam waterdicht gemaakt. Zo ontstaat er een soort meertje, waarin het water altijd op hetzelfde peil blijft. De langste beverdam ligt in de staat Montana in Noord-Amerika. Die is wel 700 meter lang. Als de dam af is, bouwen de bevers in het meer een eilandje van boomstammen en takken: een burcht. In het midden van dit hol komt een centrale kamer: de ketel. De vloer ligt ongeveer 15 centimeter boven het wateroppervlak. Soms heeft de kamer twee niveaus, één om te eten en één om te slapen en jonkies te krijgen. De muren worden dichtgesmeerd met modder. Zo blijft het binnen warm. De buitenkant wordt bedekt met takken. Bovenin zit een opening voor ventilatie. De ingang van een beverburcht is altijd onder water, zodat roofdieren als de poema en de wolf niet binnen kunnen komen. Meestal zijn er meerdere ingangen.
Dieren die bouwen
223906_HL_5_WDDN.indb
43
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
Kleine en grote bouwers
43
05-06-2009
14:21:52
Een mierenhoop Veel insecten zijn uitstekende bouwers. Vooral insecten die in grote groepen (kolonies) leven, bouwen indrukwekkende nesten. Een mierennest ziet er van buiten minder indrukwekkend uit dan een wespen- of bijennest, maar is minstens zo ingewikkeld. Bosmieren bouwen nesten van takjes en dennennaalden. Ze kunnen nestmateriaal verslepen dat 400 maal zo zwaar is als zijzelf. Onder de grond graven ze talloze gangen en kamers. Eitjes, larven en poppen hebben eigen kamertjes. In de buurt van mierenhopen vind je altijd paadjes die mieren gebruiken om voedsel aan te voeren. Daarbij maken mieren gebruik van geursporen. Veeg maar eens met de hand het zand van zo’n mierenpaadje weg. Er ontstaat dan kortstondig paniek, en mieren beginnen alle kanten op te rennen, op zoek naar het geurspoor. Al gauw wordt dit hersteld en rennen de mieren weer verder. Let ook eens op het achterlijf van mieren die naar het nest lopen en van mieren die ervandaan komen. De eerste groep heeft suikerwater gehaald bij bladluizen in de bomen en struiken. Het achterlijf is gezwollen. Daarin zit de krop, waarin de mieren tijdelijk het suikerwater opslaan. Mieren die van het nest komen, hebben hun krop geleegd en hebben een kleiner achterlijf. Je kunt dit ook goed waarnemen bij mieren die op een boomstam lopen. In een groot mierennest wonen honderdduizenden mieren. Termieten zijn geen echte mieren, hoewel ze wel foutief witte mieren worden genoemd. Het zijn vrij primitieve insecten die niet bestand zijn tegen zonlicht. Er zit geen beschermend pigment in hun huid, vandaar de bleke kleur. Het nest van termieten bevindt zich grotendeels onder de grond. Het bestaat uit talloze gangen en kamers. Boven op het nest bouwen deze insecten een metershoge heuvel van modder en spuug. Die heuvel is zo sterk dat vijanden, zoals de Zuid-Amerikaanse miereneter, het nest alleen kunnen openbreken met enorm sterke klauwen. Termieten, en ook mieren, bouwen hun nesten zo, dat het binnenin niet te warm of te koud wordt. Australische kompastermieten bouwen een plankvormig nest op de noord-zuidrichting. Daardoor vangt het nest rond het middaguur de minste zonnewarmte op. Bosmieren in Europa bouwen in een schaduwrijk bos hogere nesten dan langs de zonniger bosrand. Op die manier regelen ze enigszins de temperatuur.
het schoteltje af glijden, het oortje mag niet te klein of te glad zijn. Het materiaal moet sterk zijn en het moet bestand zijn tegen vaatwasser en magnetron. Hetzelfde geldt voor de stoelen in de aula van een school. De vorm is van belang, want de stoelen moeten niet alleen lekker zitten, maar vooral ook stapelbaar zijn. Het materiaal is ook belangrijk, want de stoelen moeten tegen een stootje kunnen. En om ervoor te zorgen dat de stoelen betaalbaar zijn, moet de vorm snel en gemakkelijk machinaal vervaardigd kunnen worden. Ook mag het materiaal niet te duur zijn. Een superproduct
Over een goed product is dus lang nagedacht. En wat maakt een simpele legosteen zo’n goed product, dat het na ruim zestig jaar nog steeds populair is? Een legosteen is van plastic en eenvoudig van vorm, zodat hij goedkoop en snel in grote hoeveelheden te produceren is. Bovendien is plastic onbreekbaar en goed schoon te maken. De vorm is goed doordacht. De noppen zorgen ervoor dat de stenen goed op elkaar blijven zitten, maar ook weer gemakkelijk van elkaar te halen zijn. Daarbij zijn de stenen eenvoudig in verschillende groottes en kleuren te produceren.
Een goed product
44
Een ontwerper denkt goed na voor hij iets ontwerpt. Belangrijk in een ontwerp is het samenspel van functie, vorm en materiaal. Tegenwoordig speelt ook mee dat producten snel, goedkoop en machinaal vervaardigd moeten kunnen worden. De functie bepaalt meestal de vorm en het materiaal. Denk maar aan een kopje: het mag niet van
223906_HL_5_WDDN.indb
44
05-06-2009
14:21:52
1 Zes poten en vier vleugels Informatieblok Leskern Insecten hebben zes poten en een lijf dat bestaat uit een kop, borststuk en achterlijf. In tegenstelling tot gewervelde dieren hebben insecten een uitwendig skelet, een soort stevige huid dus. Ze hebben voelsprieten en meestal vleugels. De meeste insecten ondergaan een metamorfose van ei via larve en pop tot volwassen insect. Andere insecten lijken al op hun ouders als ze uit het ei kruipen.
kenmerken. Wellicht is al te constateren dat veel kenmerken overeenkomen (de kop, twee voelsprieten, aantal vleugels en poten). Vertel de kinderen dat de diertjes allemaal tot de groep insecten horen. Daar gaat het in deze les om. Als alternatief voor de potjes met insecten kunt u met de kinderen een woordveld maken rond het woord insect.
2 Lezen en bespreken
De
kinderen kunnen enkele insecten noemen. Ze kunnen de belangrijkste onderdelen van een insect aanwijzen en benoemen. Ze kunnen vertellen hoe de ontwikkeling van een insect verloopt.
Bekijk de afbeeldingen op bladzijde 68. Bespreek de vragen in het onderschrift. (Hetzelfde: zes poten, twee tot vier vleugels, ze hebben allemaal een kop en achterlijf; poten en vleugels zitten aan het borststuk vast. Anders: kleur, vorm, grootte.) Lees vervolgens samen met de kinderen de teksten op bladzijde 69 en 70 en bekijk de overige afbeeldingen. Vraag naar aanleiding van afbeelding 11: maken sprinkhanen ook een metamorfose door? (Nee, niet als rups of larve; zij lijken direct al een beetje op hun ouders.)
Activiteiten
3 Opdrachten maken en bespreken
1 introductie 10 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 20 minuten
De kinderen maken de opdrachten op bladzijde 34 van het werkboek zelfstandig of samen met u. Bespreek de antwoorden.
Lesdoelen
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 68-70 2 werkboek bladzijde 34 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 1 4 voor de introductie: potjes met daarin een of meer insecten (één soort per potje) en wat vergrootglazen.
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Geef van tevoren aan of de kinderen opdracht 4 mogen uitvoeren of dat u deze op een ander tijdstip gezamenlijk doet. U kunt ook de diertjes uit de potjes laten natekenen.
Extra activiteiten 1 Informatiehoek inrichten Laat de kinderen zelf een informatiehoek over kleine beestjes maken. Ze gaan op zoek naar boekjes en artikelen met informatie over insecten. Ze zoeken in het documentatiecentrum, in de bibliotheek van de school, of thuis.
Neem
Sleutelbegrippen insect, borststuk, achterlijf, skelet, voelspriet, larve, vervellen, pop, metamorfose
2 Insecten tekenen De kinderen maken midden op een vel papier een grote tekening van een insect. Vanaf het beestje laten ze pijlen lopen naar de zijkanten van het papier. Daarbij schrijven ze de naam en enkele gegevens over het beestje, bijvoorbeeld over de onderdelen, zoals de poten, de vleugels, de ogen, de voelsprieten, en over wat opvallend of bijzonder is.
3 Filmpje over de metamorfose © © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
Lesbeschrijving
Bekijk met de kinderen het filmpje Van larve tot lieveheersbeestje (1:48 minuten) op de Schooltv-beeldbank. Daarin is te zien hoe de metamorfose van een lieveheersbeestje verloopt.
1 Introductie Zet de potjes met insecten neer. Laat de kinderen met behulp van de vergrootglazen de verschillende insecten bekijken. Weten ze hoe ze heten? Maak een inventarisatie op het bord. Schrijf steeds achter de naam de kenmerken van het insect. Na afloop vergelijkt u de
223906_HL_5_WDDN.indb
45
45
05-06-2009
14:21:52
2 Dieren bouwen Informatieblok Leskern Dieren bouwen nesten en holen om hun jongen in groot te brengen, of als bescherming tegen kou en vijanden. Honingbijen maken raten van was. De bijen bewaren daarin honing en de koningin legt er eitjes in. Spinnen maken een web met spindraden, die uit hun spintepels komen.
Lesdoelen De
kinderen kunnen enkele dieren noemen die bouwwerken maken. Ze kunnen vertellen wat de functie van de bouwsels is. Ze kunnen globaal uitleggen hoe bijen raten maken. Ze kunnen vertellen hoe een spin een web maakt.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 71-73 2 werkboek bladzijde 35-36 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 1
Aandachtspunten Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Mogen de kinderen opdracht 7 direct gaan doen als ze klaar zijn met de overige opdrachten?
2 Lezen en bespreken De kinderen lezen zelfstandig de teksten op bladzijde 71 tot en met 73 en bekijken de afbeeldingen. Controleer na afloop of ze de teksten begrepen hebben.
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen kunnen de opdrachten op bladzijde 35 en 36 zelfstandig maken. Ze kunnen de antwoorden zelf nakijken met het antwoordenboek. Bespreek de antwoorden eventueel samen. Opdracht 5: welk woord lezen de kinderen? (koningin) Opdracht 7: hebben de kinderen informatie gevonden over het nest van wevervogels? Laat ze erover vertellen en hun tekening tonen.
Extra activiteiten 1 Een boekje maken De kinderen maken een eenvoudig boekje (een gevouwen A4’tje) over een dier en zijn woning. Ze schrijven korte teksten en maken er tekeningen bij.
2 Vragen bedenken voor een imker Maak een excursie naar een imker of nodig een imker uit in de klas. Hij of zij kan vertellen hoe een bijenvolk leeft en hoe het honing produceert. Laat de kinderen vragen bedenken die ze aan de imker kunnen stellen.
3 Recepten bedenken De kinderen bedenken in groepjes een recept voor een gerecht of lekkernij waarbij ze honing nodig hebben, bijvoorbeeld gebakken banaan met honing, honingkoekjes, kwark met honing en noten. Zo mogelijk maken ze het gerecht thuis. Ze brengen later verslag uit. (Is het gelukt? Was het lekker?)
4 Filmpjes over vogelnesten Sleutelbegrippen nest, hol, bescherming, honingbij, raat, was, web, spindraad, spintepel
Lesbeschrijving 1 Introductie
46
Houd een korte introductie op deze les. Vraag de kinderen waarvoor mensen een woning hebben. Schrijf de antwoorden in steekwoorden op het bord. (Om te slapen, te eten, te spelen, te schuilen bij slecht weer of felle zon, enzovoort.) Bespreek dat dieren (klein en groot) ook plaatsen nodig hebben om net als mensen te slapen, te eten, te schuilen enzovoort. Daarom maken ze bouwwerken, ieder op zijn eigen manier. Daarover gaat deze les.
223906_HL_5_WDDN.indb
46
Kijk met de kinderen naar enkele filmpjes op de Schooltv-beeldbank: Vogelnesten (0:55 minuten) en Zwaluwen bouwen een nest (2:40 minuten). Daarin zien de kinderen dat iedere vogel op zijn eigen manier een nestje bouwt.
Aandachtspunten volgende les Voor de introductie van de volgende les hebt u blokken nodig om torens mee te bouwen (bij de kleuters vaak aanwezig). Voor extra activiteit 1 hebt u (veel) rietjes en plakband nodig.
05-06-2009
14:21:52
3 Mensen bouwen Informatieblok Leskern Een gebouw staat steviger, als het zwaartepunt laag boven het grondvlak ligt, als het diep in de grond verankerd is en als het op heipalen staat. Hoge gebouwen hebben vaak een stalen geraamte. Staal is sterk en je kunt er snel mee bouwen.
Lesdoelen De
kinderen kunnen vertellen dat een toren steviger is, naarmate het grondvlak groter is en de toren zo veel mogelijk binnen het grondvlak blijft. Ze kunnen uitleggen waarom heipalen gebruikt worden. Ze kunnen twee redenen noemen waarom wolkenkrabbers een stalen skelet hebben.
laatste in de klas gesimuleerd worden! Welke toren begeeft het het eerst? Hadden de kinderen van tevoren kunnen zien welke toren het eerst zou omvallen? Hoe zagen ze dat? Vertel dat deze les gaat over hoe mensen hoge torens bouwen.
2 Lezen en bespreken Lees vervolgens samen met de kinderen de tekst op bladzijde 74. Zien de kinderen waarom de toren van Sem steviger is? Waar lijkt zijn toren op? (Een piramide.) Wat betekent het woord ‘stabiel’? (Stevig.) Beantwoord samen met de kinderen de vraag onder afbeelding 2. (De stoel is steviger, want die heeft een groter grondvlak.) Kunnen de kinderen zich voorstellen dat de kruk minder stevig staat? Begrijpen ze wat een grondvlak is? Wijs het aan bij een stoel. Het is alles wat binnen de lijnen ligt wanneer je van poot tot poot een lijn trekt of wanneer je er een touwtje omheen spant. Lees vervolgens samen de tekst op bladzijde 75 en 76 en bespreek de afbeeldingen. Stel vragen als: is jullie huis ook op palen gebouwd?
Activiteiten 1 introductie 10 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 20 minuten
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 74-76 2 werkboek bladzijde 37-38 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 1 4 voor de introductie: blokken 5 voor extra activiteit 1: (veel) rietjes en plakband
Aandachtspunten met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door. Geef van tevoren aan of de kinderen opdracht 8 mogen (of kunnen) uitvoeren of dat u deze op een ander tijdstip gezamenlijk laat doen.
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen maken de opdrachten op bladzijde 37 en 38 van het werkboek zelfstandig of samen met u. Ze kunnen de antwoorden zelf nakijken met het antwoordenboek. Bespreek eventueel een aantal antwoorden samen. Wat vinden ze van het huisje bij opdracht 5? Dit soort huisjes staat nog wel hier en daar in het Hollandse laagveengebied. Een enkel huisje wordt nog bewoond! Vroeger had men niet de mogelijkheden om hier lange heipalen te slaan. Op veel plaatsen zit de stevige zandondergrond meer dan 13 meter diep.
Neem
Extra activiteiten 1 De Eiffeltoren nabouwen Laat de kinderen met rietjes én plakband de Eiffeltoren proberen na te bouwen.
Sleutelbegrippen
Lesbeschrijving
2 Voeten uiteen Laat twee kinderen tegenover elkaar staan. De een moet zijn voeten tegen elkaar houden, de ander gaat wijdbeens staan. Ze proberen elkaar uit evenwicht te brengen en omver te duwen. Wie lukt het? Wat is het voordeel van met voeten uit elkaar, dus wijdbeens staan? Is dat te vergelijken met wat ze over het grondvlak van torens en stoelen hebben geleerd?
© © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
wolkenkrabber, grondvlak, heipaal, geraamte, skelet, staal
1 Introductie Laat twee kinderen elk binnen twee minuten een zo hoog mogelijke toren bouwen. Na afloop bespreekt u de bouwwerken. Wie heeft de hoogste toren gebouwd? Maar is die ook het stevigst? Hoe kun je dat controleren? In het echt gaat het om stormen en aardbevingen. Door de kinderen te laten stampen en springen kan dat
223906_HL_5_WDDN.indb
47
Aandachtspunten volgende les Wilt u Extra opdracht 1 doen? Dan hebt u allerlei lege verpakkingen van producten nodig.
47
05-06-2009
14:21:53
4 Chocolade strooien Informatieblok Leskern Over de vorm en het materiaal van voorwerpen is door de ontwerper goed nagedacht. Een voorwerp van plastic bijvoorbeeld is licht, roest niet en is toch sterk. Voertuigen hebben vaak een gestroomlijnde vorm. Daardoor gaan ze sneller en gebruiken ze minder brandstof.
Lesdoelen De
kinderen kunnen vertellen dat over de vorm en het materiaal van een product goed is nagedacht. Ze kunnen bij een of meer voorbeelden aangeven waarom gekozen is voor een bepaalde vorm en een bepaald materiaal. Ze kunnen twee redenen noemen waarom voertuigen vaak een gestroomlijnde vorm hebben. Ze kunnen voorbeelden geven van voertuigen met een gestroomlijnde vorm.
Activiteiten 1 introductie 5 minuten 2 lezen en bespreken 15 minuten 3 opdrachten maken en bespreken 25 minuten
Materiaal 1 leerlingenboek bladzijde 77-79 2 werkboek bladzijde 39-40 3 kopieerblad Lastige woorden 5, blad 2 4 voor Extra opdracht 1: allerlei lege verpakkingen van producten
Aandachtspunten Neem
met de taalzwakke kinderen van tevoren de lastige woorden door.
Sleutelbegrippen vorm, materiaal, gestroomlijnd
Lesbeschrijving
48
een voorwerp of laat een kind iets pakken. Bespreek waarom dat voorwerp die vorm heeft en waarom het van dat materiaal gemaakt is. Concludeer dat over vorm en materiaal van voorwerpen lang wordt nagedacht. Het moet immers handig zijn. Daarover gaat deze les.
2 Lezen en bespreken De kinderen lezen zelfstandig de teksten op bladzijde 77 tot en met 79. Controleer eventueel na afloop of ze de teksten begrepen hebben. Bespreek samen de vraag bij afbeelding 1 (het breken gaat makkelijker) en 2 (oortje om vast te houden, kuiltje zodat het kopje niet kan verschuiven). Het lijkt allemaal zo ‘gewoon’, maar er is over nagedacht!
3 Opdrachten maken en bespreken De kinderen maken de opdrachten op bladzijde 39 en 40 van het werkboek zelfstandig. Ze kunnen de antwoorden zelf nakijken met het antwoordenboek. Bespreek de antwoorden eventueel samen. Opdracht 1: wat hebben de kinderen geantwoord? Kunnen ze nu zelf meer voorbeelden bedenken? Laat ze maar rondkijken. Opdracht 2: waarom hebben de kinderen de klomp verbonden met veilig? (Je raakt niet gewond wanneer er iets op je voet valt of als je hem stoot.) En waarom zou een sportschoen vaak van kunststof zijn en een laars van rubber? (Sportschoenen moeten licht en verend zijn, een laars vooral waterdicht.)
Extra activiteiten 1 Verpakkingen beoordelen Leg verpakkingen van verschillende producten klaar, bijvoorbeeld melkpakken, sappakken met verschillende sluitingen, ananasblikjes, frisblikjes, kwarkbekers, glazen groentepotjes, flessen, snoepuitdeelzakjes, kartonnen enveloppen, ribkarton, bubbeltjesplastic. Laat de kinderen de verpakkingen vergelijken: wat zit er in een pak, wat in een fles, wat in bekers, wat in papier of folie? Vinden ze de verpakkingen handig? Zijn de verpakkingen gemakkelijk open te krijgen? Laat de kinderen na afloop verslag uitbrengen. Let op: bij de verdiepingsopdrachten staat een soortgelijke opdracht.
1 Introductie
2 Handige verpakkingen
Pak een voorwerp uit de klas, bijvoorbeeld de bordenwisser. Gebruikt u een ander voorwerp, dan moet u uiteraard uw vragen iets aanpassen. Vraag de kinderen om het voorwerp te beschrijven. (Houten handvat, vilten kussen.) Waarom is voor die materialen gekozen? (Hout is stevig, gemakkelijk te bewerken, redelijk licht, het voelt niet koud aan en het geeft een goede grip; vilt veegt gemakkelijk krijt van het bord en het laat zich makkelijk uitkloppen.) Pak nog
Bekijk met de kinderen het filmpje Bijzondere verpakkingen (1:49 min) op de Schooltv-beeldbank. Daarin zien de kinderen hoe kwetsbare producten, zoals eieren, ingepakt worden. Het filmpje Golfkarton (1:30 minuten) laat zien hoe van papier golfkarton wordt gemaakt.
223906_HL_5_WDDN.indb
48
05-06-2009
14:21:53
5 Toets Informatieblok
U kunt de samenvatting ook op een ander tijdstip door de kinderen laten leren als voorbereiding op de toets.
Doel
2 Toets maken
De kinderen tonen hun kennis van en inzicht in de leerstof van hoofdstuk 5 over de bouw en ontwikkeling van insecten, bouwwerken van dieren en mensen, en de relatie tussen vorm en materiaal.
Deel de toets uit. De kinderen maken de toets zelfstandig. U vindt de antwoorden op kopieerblad Antwoorden toets 5, blad 1 en 2.
Activiteiten 1 samenvatting maken 2 toets maken 3 toets bespreken
20 minuten 20 minuten 10 minuten
Materiaal 1 werkboek Samenvatting (blz. 41) 2 leerlingenboek les 1 t/m 4 (blz. 68-79) 3 leerlingenboek ‘Kijk je mee terug?’ (blz. 80-81) 4 kopieerblad Samenvatting 5, blad 1 en 2 5 kopieerblad Toets 5, blad 1 en 2 6 kopieerblad Antwoorden toets 5, blad 1 en 2
Elke toets heeft tien opdrachten; de eerste zeven gaan uitsluitend over de stof van de samenvatting, de laatste drie vragen gaan ook over behandelde stof die niet in de samenvatting staat. Daardoor is het gemakkelijker om differentiatie aan te brengen. U bent in principe vrij om een normering bij de toets te kiezen. Daarbij kunt u de volgende normering als leidraad gebruiken. Antwoorden goed 8-10 6-7 minder dan 6
Beheersing goed voldoende onvoldoende
3 Toets bespreken Aandachtspunten Geef
de kinderen als voorbereiding op de toets een of meer dagen van tevoren het kopieerblad met de samenvatting mee naar huis om die te leren, of neem met hen de samenvatting op bladzijde 80 en 81 van het leerlingenboek door. Laat u na de toets de verdiepingsopdrachten van les 6 maken? Lees dan vast door welke materialen daarvoor nodig zijn, zoals een glazen potje voor opdracht 1 en lege verpakkingen voor opdracht 4.
Bespreek de toets meteen of op een later tijdstip, wanneer u hem hebt nagekeken. Besteed aandacht aan zaken die u bij het nakijken zijn opgevallen. Geef ook aan hoe u de antwoorden hebt gewaardeerd. Ga in op zaken waar veel kinderen nog problemen mee hebben. Laat de kinderen ook aan het woord over de opdrachten. Wisten ze alle onderdelen bij opdracht 1? Welke opdrachten vonden ze gemakkelijk? En welke vonden ze lastiger? Hoe hebben ze geredeneerd? Waar zijn ze het niet mee eens?
Sleutelbegrippen alle sleutelbegrippen uit les 1, 2, 3 en 4
Lesbeschrijving 1 Samenvatting maken © © Noordhoff Noordhoff Uitgevers Uitgevers bv bv
Laat de kinderen aan de hand van de opdrachten zelfstandig de samenvatting in het werkboek maken. Ze mogen daarbij les 1 tot en met 4 van het leerlingenboek gebruiken. Lees daarna samen met de kinderen de samenvatting in het leerlingenboek door, zodat ieder kind zijn antwoorden kan controleren. Geef de kinderen de gelegenheid om vragen te stellen. Eventueel vat u de lesstof nog even samen. De samenvatting van het leerlingenboek (bladzijde 80-81) kunt u samen met de kinderen doorlezen. Ook kunt u het kopieerblad met de samenvatting als huiswerk meegeven.
49
223906_HL_5_WDDN.indb
49
05-06-2009
14:21:53
6 Themales en herhaling Informatieblok Leskern A Kinderen die de toets goed of voldoende hebben gemaakt, gaan aan de slag met een verdiepingsopdracht uit de themales (volg de aanwijzingen onder A). B Na de herhalingsles tonen de kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, alsnog hun kennis van en inzicht in de leerstof van hoofdstuk 5 (volg de aanwijzingen onder B).
Activiteiten A verdiepingsopdrachten maken 50 minuten B herhalingsopdrachten maken en samenvatting doornemen 20 minuten verdiepingsopdrachten maken 30 minuten
Materiaal A leerlingenboek Themales (blz. 82-83) kopieerbladen Verdiepingsopdrachten 5, opdracht 1 t/m 4 voor de verdiepingsopdrachten (zie ook de betreffende opdrachten): – glazen potjes met deksel – zoekkaarten Insecten – vergrootglazen – karton – kosteloos materiaal, zoals eierdozen, bakjes, potjes, touw, kralen, knopen – eventueel verf – stroken karton of niet te dun papier – lege verpakkingen (bijv. melkpakken, ketchupflessen, hagelslagdozen, tandpastatubes) – sterke lijm, plakband
Daarna hebt u de gelegenheid om met de kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, de herhalingsopdrachten door te nemen. U kunt er ook voor kiezen om dit op een ander tijdstip te doen.
B Herhalingsopdrachten maken De kinderen die de toets onvoldoende hebben gemaakt, maken de herhalingsopdrachten van kopieerblad Herhaling 5. Ze hebben hierbij bladzijde 68 tot en met 79 van het leerlingenboek nodig. Daarna nemen ze de samenvatting op bladzijde 80 en 81 van het leerlingenboek nog eens door. Vervolgens controleert u of de kinderen de stof nu wel voldoende beheersen. Stel mondeling nog enkele vragen, zoals: Uit welke onderdelen bestaat een insect? Wat gebeurt er bij een metamorfose? Leg uit hoe de metamorfose van een vlinder gaat. Noem drie dieren en hun bouwwerken. Waarom bouwen dieren? Waarvan bouwen bijen hun raten? Hoe kun je ervoor zorgen dat een toren stevig staat? Waarom is de Eiffeltoren van staal gebouwd en niet van steen? Waarom zijn melkpakken vierkant? Waarom zijn veel voertuigen gestroomlijnd? U kunt er ook voor kiezen om de toets nog een keer af te nemen. Hierna kunnen ook deze kinderen met een korte verdiepingsopdracht aan de gang gaan.
B leerlingenboek les 1 t/m 4 (blz. 68-79) leerlingenboek ‘Kijk je mee terug?’ (blz 80-81) kopieerblad Herhaling 5
Lesbeschrijving A Lezen en opdracht kiezen
50
Lees samen met de kinderen bladzijde 82 en 83 van het leerlingenboek en laat ze kijken naar de afbeeldingen. Vertel de kinderen dat ze een van de verdiepingsopdrachten mogen maken. De kinderen kiezen een opdracht en gaan daarmee zelfstandig aan de slag. Aanwijzingen vinden ze op de bijbehorende kopieerbladen (kopieerbladen Verdiepingsopdrachten 5, opdracht 1 t/m 4).
223906_HL_5_WDDN.indb
50
05-06-2009
14:21:54
Lastige woorden
5
Blad 1
Les 1 Zes poten en vier vleugels
het dekschild Hard schild dat de rug van een kever bedekt.
Les 2 Dieren bouwen
het speeksel Spuug.
de voorraadkamer Kamer waar je iets bewaart.
Les 3 Mensen bouwen
stabiel Stevig. Het wiebelt niet. Dit zeg je bijvoorbeeld van een toren.
de balk Langwerpig blok hout of staal.
de wolkenkrabber Heel hoog flatgebouw.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_WDDN.indb
58
05-06-2009
14:21:58
Lastige woorden
5
Blad 2
Les 4 Chocolade strooien
het staal Heel hard ijzer.
het aluminium Zilverkleurig, licht metaal.
de romp Deel van een boot of vliegtuig. Het blijft over als je de uitstekende delen weghaalt. Aan de romp van een mens zitten de armen en benen vast.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_WDDN.indb
59
05-06-2009
14:21:58
Samenvatting
0 5
Blad 1
Kleine en grote bouwers Les 1 Zes poten en vier vleugels Insecten hebben allemaal zes poten. Ze hebben een kop, een borststuk en een achterlijf. De buitenkant van hun lijf is het skelet. Insecten hebben ook voelsprieten. En meestal hebben ze twee of vier vleugels. De meeste insecten komen als larve uit een eitje. Een rups is de larve van een vlinder. Na een paar keer vervellen, verandert de larve in een pop. Daaruit komt het volwassen insect tevoorschijn. Deze verandering heet metamorfose.
Les 2 Dieren bouwen Veel dieren bouwen nesten of holen om hun jongen in groot te brengen. Of als bescherming tegen kou en vijanden. Honingbijen maken raten van was. Raten bestaan uit zeshoekige cellen. Daarin legt de koningin eitjes. Bijen bewaren er ook honing. Veel spinnen maken een web. Daarmee vangen ze insecten. De kleverige spindraden komen uit hun spin-tepels.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_WDDN.indb
69
05-06-2009
14:22:05
Samenvatting
0 5
Blad 2 1
Les 3 Mensen bouwen Een toren of een wolkenkrabber staat pas stevig als hij een groot grondvlak heeft. Maar hij staat nog steviger als hij op heipalen staat. Die gaan diep de grond in. In Nederland worden huizen op heipalen gebouwd, als de bodem zacht is. Wolkenkrabbers en andere hoge gebouwen hebben meestal een stalen geraamte of skelet. Staal is niet alleen sterk, maar je kunt er ook snel mee bouwen.
Les 4 Chocolade strooien Over de vorm en het materiaal van voorwerpen is goed nagedacht. Een voorwerp van plastic breekt niet gemakkelijk, en is toch licht. Een blikje van aluminium is niet alleen licht. De ronde vorm maakt het ook sterk. Karton kun je goed vouwen. Daarom zijn melkpakken vierkant. Die pakken kun je ook goed stapelen. Voertuigen hebben vaak een gestroomlijnde vorm: glad, zonder uitsteeksels. Daardoor gaan ze sneller en verbruiken ze minder brandstof.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_WDDN.indb
70
05-06-2009
14:22:06
5
Antwoorden herhaling Herhaling
0
Naam:
Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5.
1
ladzijde 69 > bafbeelding 7
Vul in. Alle insecten hebben Hun lijf heeft een
poten. , een
en een
2
ladzijde 70 > bafbeelding 10
3
ladzijde 71 > bafbeelding 1 t/m 5
Kleur het rondje voor de goede volgorde. pop – eitje – vlinder - rups eitje – rups – pop – vlinder rups – vlinder – pop - eitje Waarom bouwen dieren nesten? Noem twee redenen. 1
2
4
ladzijde 74 > bafbeelding 2
Welke staat het stevigst: de kruk of de stoel?
Waarom is dat zo?
5
ladzijde 78 > bafbeelding 3 en 4
Waarom is het blikje frisdrank niet vierkant, maar rond?
Waarom is een melkpak niet rond, maar vierkant?
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_7 Herhaling.indd
95
05-06-2009
14:31:15
Antwoorden herhaling
0 5
Beantwoord de vragen. Voor elke vraag staat aangegeven naar welke afbeelding(en) in het leerlingenboek je moet kijken. Zoek de afbeeldingen op in hoofdstuk 5.
1
ladzijde 69 > bafbeelding 7
Vul in.
6 poten. Hun lijf heeft een kop , een borststuk en een achterlijf Alle insecten hebben
2
ladzijde 70 > bafbeelding 10
3
ladzijde 71 > bafbeelding 1 t/m 5
Waarom bouwen dieren nesten? Noem twee redenen.
ladzijde 74 > bafbeelding 2
Welke staat het stevigst: de kruk of de stoel?
4
Kleur het rondje voor de goede volgorde. pop – eitje – vlinder - rups eitje – rups – pop – vlinder rups – vlinder – pop - eitje
Om eieren in uit te broeden en jongen in groot te brengen. 2 Om zich te beschermen tegen kou of vijanden.
1
De stoel. Waarom is dat zo?
Die heeft een groter grondvlak. 5
ladzijde 78 > bafbeelding 3 en 4
Waarom is het blikje frisdrank niet vierkant, maar rond?
Dan is het sterker. Waarom is een melkpak niet rond, maar vierkant?
Zo kun je melkpakken goed stapelen.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_8 Herhaling_antw.indd
101
05-06-2009
14:31:39
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 1
Onderzoek insecten Wat ga je doen? Insecten kunnen er heel verschillend uitzien. Maar sommige dingen hebben ze hetzelfde. Je gaat op zoek naar verschillende insecten en onderzoekt ze. Wat hebben ze hetzelfde? En wat is anders? Dit heb je nodig een glazen potje met deksel zoekkaart Insecten een vergrootglas een potlood en papier kleurpotloden Aan de slag 1 Ga naar buiten met het glazen potje. 2 Zoek een insect. Doe het voorzichtig in het potje. 3 Dek het potje af met de deksel. (Je hoeft er geen gaatjes in te prikken. Er zit voldoende lucht in de pot.) 4 Gebruik de zoekkaart om de naam van het insect te weten te komen. 5 Teken het insect zo precies mogelijk na. Teken het zo groot mogelijk. 6 Gebruik je vergrootglas om te zien hoe de poten, ogen, kaken en voelsprieten eruitzien. Teken wat je ziet! 7 Kleur het. 8 Klaar? Laat je insect weer vrij op de plaats waar je het gevonden hebt. 9 Heb je nog tijd over? Zoek dan op internet informatie over jouw insect. Schrijf de informatie bij jouw tekening. Wil je meer weten? Zoek op internet. Zoek bij Afbeeldingen. Typ insecten in. Lees van Mini Informatie Enge beestjes (N53).
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_9 Verdieping.indd
129
05-06-2009
14:32:14
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 2
Bouw een insect Wat ga je doen? Je gaat nu een zelfgekozen insect knutselen. Kijk goed en probeer het dier zo goed mogelijk na te bouwen. Dit heb je nodig karton eierdozen, bakjes, potjes, touw, kralen, knopen enzovoort stiften schaar sterke lijm eventueel verf Aan de slag 1 Zoek in je boek naar plaatjes van insecten. 2 Kies een insect dat je wilt namaken. 3 Kijk goed hoe het insect eruitziet. Bouw het na. 4 Maak het zo mooi mogelijk, met grote poten en ogen. 5 Heeft jouw insect vleugels? Heeft het grote of korte voelsprieten? En heeft het felle of saaie kleuren? 6 Ben je klaar? Hang je insect dan ergens op. Wil je meer weten? Zoek op internet. Zoek bij Afbeeldingen. Typ insecten in.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_9 Verdieping.indd
130
05-06-2009
14:32:15
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 3
Bouw je eigen Eiffeltoren Wat ga je doen? Je bouwt een stevige toren van papieren stroken. Wie bouwt de hoogste toren? Dit heb je nodig stroken karton of niet te dun papier lijm of plakband (met plakband werk je sneller) een schaar Aan de slag 1 Bekijk de tekening. 2 Bouw je toren zoals op de tekening. Natuurlijk mag je ook zelf een ontwerp bedenken. 3 Enkele tips: • Vouw de stroken in de lengte dubbel. Dat geeft meer stevigheid. • Knip een aantal stroken doormidden, zodat ze korter worden. • Plak je stroken zo veel mogelijk in driehoekige vormen. Ook dat geeft veel stevigheid. • Denk aan een groot grondvlak; alleen dan staat je toren stevig. 4 Bouw je toren zo hoog mogelijk. 5 Bekijk tot slot elkaars werk. Wie heeft de hoogste toren gebouwd? Is hij ook stevig? Wil je meer weten? Lees van Junior Informatie Bruggen bouwen ( 37). Kijk naar het filmpje De constructie van bruggen op www.schooltv.nl/beeldbank.
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_9 Verdieping.indd
131
05-06-2009
14:32:15
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 4, blad 1
Vieze doppen en handige tuitjes Wat ga je doen? Je onderzoekt een aantal verpakkingen. Je bedenkt wat er goed is en wat beter kan. Dit heb je nodig kopieerblad Verdiepingsopdrachten 5, opdracht 4, blad 2: Verpakkingen een aantal lege verpakkingen (bijv. melkpak, ketchupfles, hagelslagdoos, tandpastatube) een pen een potlood Aan de slag 1 Zet de verpakkingen voor je neer. 2 Bekijk een verpakking. 3 In de tabel staat waarop je moet letten. Schrijf erachter wat je ontdekt. 4 Bij de laatste invulregel kun je iets opschrijven wat jou opvalt. 5 Bedenk hoe je de verpakking kunt verbeteren. 6 Dit mag je opschrijven. Maar je mag het ook tekenen. 7 Maak een tentoonstelling van de verpakkingen. 8 Als meer kinderen deze opdracht doen, kunnen jullie samenwerken. 9 Leg bij elke verpakking een kaartje. Daarop schrijf je wat er goed is aan de verpakking en wat beter kan. Wil je meer weten? Lees van Informatie Verpakkingen (N106).
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_9 Verdieping.indd
132
05-06-2009
14:32:16
Verdiepingsopdrachten
5
Opdracht 4, blad 2
Verpakkingen Naam van het product: Is de verpakking aantrekkelijk? Valt de verpakking op? Is ze handig in gebruik? Is de verpakking sterk? Staat er voldoende informatie op? Is ze veilig voor peuters? Is ze gemakkelijk te openen? Is ze goed af te sluiten? Wat kan er beter? Wat is er slecht aan? Eigen opmerkingen: Naam van het product: Is de verpakking aantrekkelijk? Valt de verpakking op? Is ze handig in gebruik? Is de verpakking sterk? Staat er voldoende informatie op? Is ze veilig voor peuters? Is ze gemakkelijk te openen? Is ze goed af te sluiten? Wat kan er beter? Wat is er slecht aan? Eigen opmerkingen:
Wijzer door natuur en techniek 5 © Noordhoff Uitgevers bv
223906_HL_5_9 Verdieping.indd
133
05-06-2009
14:32:16