O N D E R Z O E K S G I D S VO O R
D E G E S C H I E D E N I S VA N D E K A ST E E L B E W O N E R S
van grote en kleine komaf
NIEUWERKERKEN
VA N H A S P E N G O U W
van grote en kleine komaf onderzoeksgids voor de geschiedenis van de kasteelbewoners in haspengouw nieuwerkerken
Cover Kasteelbewoners DRUK_Opmaak 1 31/01/13 18:49 Pagina 1
wek ons verleden
erfgoedhaspengouw.be
VAN GROTE EN KLEINE KOMAF - NIEUWERKERKEN
rombout nijssen
v
Erfgoed Haspengouw is een intergemeentelijk samenwerkingsverband tussen Bilzen, Borgloon, Gingelom, Heers, Hoeselt, Nieuwerkerken, Riemst, Sint-Truiden, Tongeren en Voeren
wek ons verleden
voor een dynamische cultureel erfgoedwerking in Haspengouw.
[email protected]
erfgoedhaspengouw.be
Abdij, Diesterstraat 1 3800 Sint-Truiden 011 70 18 30
I n h o u d
5
Voorwoord
7
Inleiding
9
Adressen van archiefdiensten, bibliotheken en andere instellingen
– 10
Binderveld
38
Nieuwerkerken
56
Wijer
3
V o o r w o o r d
Beste lezer Haspengouw is gekend voor zijn geurige bloesems en overladen fruitbomen. Maar ook het verleden van deze streek bevat een uitzonderlijke rijkdom. De tientallen kastelen die het landschap verrijken vormen slechts één getuige daarvan. Naar deze kastelen werd reeds uitvoerig onderzoek verricht, waarbij het bouwhistorisch onderzoek vaak de meeste aandacht krijgt. Andere aspecten, zoals de bewoners en het leven op deze kastelen, bleven in vele gevallen onderbelicht. Wie woonde en werkte op deze kastelen? Hoe leefden deze mensen? Wat was de relatie van de kasteelbewoners met de dorpelingen? Het zijn maar een paar vragen die in het verschenen onderzoek vaak niet aan bod komen en waarover de laatste letter zeker nog niet geschreven is. Erfgoedcel Haspengouw, het Rijksarchief Hasselt en de VZW Limburgse Studies sloegen de handen in elkaar om op termijn een betere inkijk te krijgen in het leven op de Haspengouwse Kastelen. Dit vormde het startschot voor het project van grote en kleine komaf, of het onderzoek naar de geschiedenis van de Kasteelbewoners in Haspengouw. De onderzoeksgidsen die in het kader van dit project worden gerealiseerd, moeten de geschied- en heemkundige, de geschiedenisstudent en elke andere geïnteresseerde stimuleren en een concrete basis bieden om zelf onderzoek te doen naar de geschiedenis van Haspengouwse kasteelbewoners. Met deze overzichten op de bestaande literatuur, het beschikbare archief- en kaartmateriaal, de iconografische voorstellingen, nagelaten monumenten en – vooral – op de onontgonnen gebieden in het onderzoek naar de Haspengouwse kasteelbewoners, ben je aardig snel op weg om je eigen onderzoek aan te vatten. Erfgoed Haspengouw wil het cultureel erfgoed van Haspengouw zo goed mogelijk in kaart brengen, bewaren en ontsluiten voor volgende generaties en hoopt dat deze publicatie hiertoe kan bijdragen. Wij bedanken allen die hun steentje hiertoe willen bijdragen van harte en wensen hen veel succes en voldoening met hun onderzoek. Projectvereniging Erfgoed Haspengouw
5
I n l e i d i n g
M
et drie kastelen op haar grondgebied valt de gemeente Nieuwerkerken niet uit de toon bij de andere gemeenten in Haspengouw. Over de kastelen van Binderveld en van Wijer zijn in de loop der jaren tientallen bladzijden gepubliceerd, terwijl de geschiedenis van het kasteel van Nieuwerkerken een nog zo goed als onbeschreven blad is.
Deze drie kastelen bieden nog ruime mogelijkheden voor nieuw historisch onderzoek. Zowel voor Binderveld als voor Wijer zou een nieuwe en grondige analyse van de leenverhefregisters van de Leenzaal van Kuringen in het Rijksarchief te Hasselt en van de Staten van Luik en Loon in het Rijksarchief te Luik, meer bijzonderheden over de opeenvolgende bezitters aan het licht kunnen brengen. De geschiedenis van de eigenaars van het kasteel van Nieuwerkerken moet nog geschreven worden. Vanaf de Franse Tijd kan voor deze drie kastelen nieuw onderzoek verricht worden aan de hand van het archief van het hypotheekkantoor van Hasselt en van de minuten van notariële akten. Niet alleen de kasteelbezitters bieden mogelijkheden voor onderzoek. Kastelen worden immers over het algemeen niet alleen bewoond door hun bezitters, maar ook door personeel en door de uitbaters van de kasteelboerderij. Voor de periode vanaf 1848 geven de bevolkingsregisters een goed beeld van wie er in het kasteel gedomicilieerd was, welke hun leeftijd was, van waar die mensen afkomstig waren en wat hun familiebanden waren. In deze gids wordt per kasteel een kort overzicht gegeven van wat er tot op heden over gepubliceerd werd, van de archieven die gebruikt kunnen worden voor nieuw onderzoek, van de iconografie van het kasteel, van de landkaarten waarop het kasteel terug te vinden is en van de monumenten die de kasteelbewoners in de dorpen van Nieuwerkerken nagelaten hebben. Het is mijn overtuiging dat iedereen die in Haspengouw met heemkunde bezig is, in staat is om zijn steentje bij te dragen aan onze kennis van de kasteelbewoners. Wie dat wil, kan zich wagen aan een omvattende geschiedenis van honderd jaar kasteelbewoners of zelfs nog verder gaan. Maar het is ook mogelijk – en in veel gevallen aan te raden – om zich te beperken. De analyse van een huwelijkscontract van de zoon of
7
de dochter van een kasteelheer in de zestiende of zeventiende eeuw bijvoorbeeld, biedt meer dan genoeg mogelijkheden om in te gaan op facetten van het familievermogen en de regelingen om dat in stand te houden. Akten van delingen van erfenissen of verkoopsakten uit de negentiende eeuw geven in veel gevallen een gedetailleerd beeld van de samenstelling van een kasteeldomein, van de rijkdom, van de maatschappelijke opgang en van het verval van bepaalde geslachten. Eén enkele verkoopsaffiche van een kasteel of de herinneringen van mensen in het dorp die nog ‘voor het kasteel’ gewerkt hebben, kunnen volstaan als uitgangspunt voor een kort artikel dat een verrassend aspect van het kasteelbestaan belicht.
8
In Nieuwerkerken zijn daarvan de voorbije jaren enkele mooie voorbeelden te zien. Wijlen Jos Verheyden kwam de militaire loopbaan van Theodore de Schrijnmakers op het spoor. Deze laatste woonde omstreeks 1900 in het kasteel van Binderveld en was burgemeester van zijn gemeente. Jos bracht aan het licht dat hij in 1864 deel uitmaakte van het expeditieleger dat prinses Charlotte en haar echtgenoot Maximiliaan van Habsburg vanuit België naar Mexico vergezelde. Dennis Heusdens ging op zoek naar de herinneringen die nog leven aan de fratsen van kasteelheer Jules Jacquelart die meer dan een eeuw geleden, tot ergernis van de pastoor en tot verwondering van de dorpelingen, het kasteel van Wijer gebruikte als uitvalsbasis voor zijn frivole streken. Ludo Raskin toont in een artikel in het blad van Heemkunde Nieuwerkerken aan hoe de notarissen die in 1857 belast werden met de verkoop van het kasteel van Wijer en de bijhorende landerijen, door het goed te beschrijven als een groot onbelast patrimonieel goed, uitmakende de Vryheerlyckheid (Baronny) van Weyer en Cosen, wilden benadrukken dat de koper niet alleen een mooi buitengoed zou verwerven, maar vooral de grandeur die bij het bezit van een oude heerlijkheid hoorde. Rombout Nijssen
A d r e s s e n
van archiefdiensten, bibliotheken en andere instellingen
Rijksarchief te Hasselt Bampslaan 4 | 3500 Hasselt 011 22 17 66 www.arch.be
[email protected]
Stedelijke bibliotheek Sint-Truiden Minderbroedersstraat 25 | 3800 St.-Truiden 011 70 17 80 www.sint-truiden.be
[email protected]
Rijksarchief te Luik Rue du Chera 79 | 4000 Luik 04 252 03 93 www.arch.be
[email protected]
Provinciale bibliotheek Historisch Informatiepunt Limburg Martelarenlaan 17 | 3500 Hasselt 011 29 59 00 www.limburg.be/pbl
[email protected]
Rijksarchief te Leuven Vaartstraat 24 | 3000 Leuven 016 31 49 54 www.arch.be
[email protected] Gemeentearchief van Nieuwerkerken Kerkstraat 113 | 3850 Nieuwerkerken 011 48 03 60 www.nieuwerkerken.be
[email protected] Archief van de gewestelijke directie van het kadaster Voorstraat 43 | 3500 Hasselt 011 21 22 32 www.kadaster.be
[email protected] Vlaamse Erfgoedbibliotheken online www.flandrica.be
Académie royale des Sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique Hertogenlaan 1 | 1000 Brussel 02 550 22 12 www.academieroyale.be
[email protected] Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis Jubelpark 3 | 1000 Brussel 02 737 79 33 www.klm-mra.be
[email protected] Nationaal Geografisch Instituut Abdij Ter Kameren 13 | 1000 Brussel 02 629 82 82 www.ngi.be
[email protected]
9
B i n d e r v e l d
Kasteel van Binderveld Molenstraat | 3850 Binderveld
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel
O
ver de geschiedenis van het kasteel van Binderveld verschenen een vijftal studies. De oudste is van de hand van M. J. Wolters, die in zijn studie uit 1846 over de heerlijkheid Rummen ook een hoofdstuk over Binderveld opnam. Vervolgens wijdde pastoor Bousson van Binderveld in 1897 en 1898 enkele bladzijden in L’Ancien Pays de Looz aan de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters. In 1968, verscheen de studie van Raymond Enckels over de opeenvolgende bezitters van het kasteel in Het Oude Land van Loon. In de tekst over het kasteel in Bouwen door de eeuwen heen wordt vooral op de bouwgeschiedenis ingegaan. De studie van J. Bonneux, uitgegeven door Heemkunde Nieuwerkerken in 1997, ontleent veel gegevens aan het werk van Enckels. – M. J. Wolters, Notice historique sur la commune de Rummen et sur les anciens fiefs de Grasen, Wilre, Bindervelt et Weijer, en Hesbaye, Gent, 1846, p. 207–229. – E. Bousson, Het kasteel van Binderveld, in L’Ancien Pays de Looz, 1897–1898, 2, p. 13, 18, 24–25, 38–39. – R. Enckels, Bijdrage tot de geschiedenis van de heerlijkheid Binderveld, in Het Oude Land van Loon, 1968, 23, p. 5–24. – Kasteel van Binderveld, in Bouwen door de eeuwen heen, 6N1, (He-Z), Gent, 1981, p. 642–644. – J. Bonneux, Het waterkasteel van Binderveld, Nieuwerkerken, 1997, 18 p.
11
— De heren van Binderveld — In zijn bijdrage over de heren van Binderveld vermeldt Raymond Enckels de volgende namen: Jan van Montenaken (1366) Arnold van Hamal (circa 1400) Arnold van Hamal (1456) Willem van Hamal (1480) Hendrik van Grevenbroek (1525) Joannes de Copis (1537) Richard de Copis (1554) Jeronimus de Copis (1635) Christophorus de Copis (1653) Jeronimus de Copis (1679) Jozef Casimir Le Roy (1722) Frans Robert de Nicolaerts en Isabella Maria Arazola de Oñate (1777) Hubert de Succa en Joanna Isabella Arazola de Oñate (circa 1791) Het staat vast dat een grondige analyse van de archieven van de schepenbank van Binderveld, van de Leenzaal van Kuringen en van de Staten van Luik en Loon deze lijst kan vervolledigen.
12 Een korte kroniek van de geschiedenis van de familie de Hamal, die de heerlijkheid bezat van in de eerste helft van de vijftiende eeuw tot in 1486, is opgenomen in het werk uit 1845 van Léon de Herckenrode over gearmorieerde graf- en gedenkstenen in Haspengouw: – [de Hamal dit d’Elderen], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 176–177. In hetzelfde werk geeft de auteur nog de historiek van de familie van Grevenbroeck, die Binderveld verwierf in de eerste helft van de zestiende eeuw en het behield tot Joannes de Copis het in 1537 erfde van zijn grootvader Hendrik van Grevenbroeck: – [de Grevenbroeck], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 246–248. Bij deze laatste familiegeschiedenis is een tekening opgenomen van een deel van de grafsteen van Hendrick van Grevenbroeck, heer van Binderveld, en zijn echtgenote Everardina de Chockier. Deze grafsteen bevindt zich nu in de buitenmuur van de kerk van Achel.
Voorts neemt de Herckenrode in zijn werk een korte geschiedenis op van de familie de Copis. Karel de Copis volgde Hendrik van Grevenbroeck op als heer van Binderveld, door het huwelijk met diens dochter Maria van Grevenbroeck in 1534. Het kasteel zou in bezit blijven van de familie de Copis tot aan de dood van Jeronimus de Copis in 1721. – [de Copis], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 109–111. Hij neemt ook een familiegeschiedenis op van de familie van Ryckel, waarvan Maria van Ryckel huwde met Joannes de Copis die de heerlijkheid Binderveld sinds 1537 bezat: – [de Ryckel], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 544–547. Deze publicatie is online te raadplegen op www.flandrica.be/items/show/548. L. Heynens publiceerde in zijn overzichtswerk over de adel in Limburg een notitie over de familie Arrazola de Oñate. Elisabeth Maria Arrazola de Oñate verwierf het kasteel na het overlijden van haar echtgenoot Jozef Casimir Le Roy in 1766 en liet het zelf na aan haar nicht Joanna Isabella Arazola de Oñate. Joanna Isabella overleed in 1795 in het kraambed van haar eerste kind: – Arrazola de Oñate, in L. Heynens, Adel in Limburg of de Limburgse adel. Geschiedenis en repertorium, 1590–1990, Maastricht, 2008, p. 138–139. Een gedetailleerde beschrijving van de grafsteen van Hendrik van Grevenbroeck en zijn echtgenote is te vinden in de studie van E. Van Caster en R. Op De Beeck: – Grafzerk van Hendrik van Grevenbroek en zijn vrouw Everardina Surlet de Chokier, in E. Van Caster en R. Op De Beeck, De grafkunst in Belgisch Limburg. Vloerzerken en -platen met persoonsvoorstellingen (13de tot 17de eeuw), Assen, 1981, p. 136–137. 13 In 2005 publiceerde Heemkunde Nieuwerkerken twee brochures die elk aan een andere kasteelheer van Binderveld gewijd zijn. De brochure van Rombout Nijssen behandelt het optreden van Louis de Succa (1795–1833) in het dorp waarvan zijn vader in het ancien régime nog heer geweest was en waar Louis het moeilijk had zich aan te passen aan zijn nieuwe status van citoyen met niet meer rechten dan eender welke inwoner van het dorp. Jos Verheyden behandelt leven en werk van Theodore de Schrijnmakers (1832–1903), die van 1896 tot 1903 burgemeester van Binderveld was. Hij verwierf vooral roem als officier in het Belgische vrijwilligerskorps dat in 1864 prinses Charlotte en haar echtgenoot Maximiliaan van Habsburg naar Mexico vergezelde om er hun aanspraken op de keizerskroon helpen hard te maken: – R. Nijssen, Binderveld 1790–1850: van kasteelkapel naar parochiekerk, Binderveld, 2005, 32 p. – J. Verheyden, De Schrijnmakers Theodore. Burgemeester en kasteelheer van Binderveld. Limburgse vrijwilligers in Mexico, 1864–1867, Nieuwerkerken, 2005, 18.
Archieven — In het Rijksarchief te Hasselt —
V
14
oor wie de geschiedenis van de bezitters van het kasteel van Binderveld wil schrijven, zijn de voornaamste bronnen de leenverhefregisters en de registers van erkentenis van de nieuwe heer in het archief van de Leenzaal van Kuringen. De Leenzaal van Kuringen is het centrale leenhof van de graven van Loon. Toen het graafschap in 1364–1366 deel ging uitmaken van het vorstendom Luik, behield de Leenzaal van Kuringen zijn taken. De bisschop van Luik nam van dan af in de Leenzaal de plaats van de graaf van Loon in. In de leenverhefregisters werden in chronologische volgorde de akten geregistreerd betreffende rechten op lenen die in leen gehouden werden van de graaf van Loon. Volgens het leenrecht was iedere leenman verplicht een eed van trouw aan zijn leenheer te zweren wanneer hij een leengoed of rechten op een leengoed verwierf. Bij die gelegenheid betaalde de leenman een leentaks aan de leenheer. Deze leentaksen vormden de enige inkomsten die de graaf nog haalde uit de bezittingen die hij in leen had uitgegeven. Het bedrag van de leentaks hing af van de jaarlijkse opbrengst van het leen. In de regel bedroeg de taks de helft van de jaarlijkse opbrengst van het leen. Voor een bijzondere categorie van lenen, de zogenaamde grote lenen, waaronder het kasteel en de heerlijkheid van Binderveld, gold een speciale forfaitaire leentaks van tien gouden guldens (zeventiende eeuw) of van vijftig gulden (achttiende eeuw). Het was dus van belang precies bij te houden wie de verschuldigde taks al betaald had. Vandaar dat leenverheffingen, verkopen, verervingen of akten van rentecreatie door de griffier van de Leenzaal in een register ingeschreven werden. Wanneer een leenverhef of een andere akte geregistreerd werd, was de leenman aan de griffie ook een registratierecht verschuldigd. Die registratierechten kwamen grotendeels aan de griffier van de Leenzaal toe. Wanneer er een nieuwe leenheer aantrad, nadat de vorige overleden was bijvoorbeeld, moest de leenman zijn trouw bevestigen aan de nieuwe leenheer. Dat werd de erkentenis van de nieuwe heer genoemd. Bij die gelegenheid moest hij geen leentaks, maar wel een registratierecht betalen aan de griffie. De leenverhefregisters zijn bewaard voor de periode van 1361 tot 1793 (Archief van de Leenzaal van Kuringen, nr. 188–228). Registers met erkentenissen van de nieuwe leenheer zijn bewaard voor de jaren 1506–1509, 1513–1522, 1538–1541, 1565, 1689 en vanaf 1695 tot het einde van de achttiende eeuw (nr. 229–239). Omdat de griffiers van de Leenzaal soms opzoekingen moesten verrichten in de oude registers, werden er in de zeventiende en achttiende eeuw indexen gemaakt op de leenverhefregisters. Die indexen zijn
nog altijd een goed uitgangspunt voor wie de opeenvolgende leenverheffingen van een bepaald leen wil opzoeken (nr. 241–242). Het nadeel van deze indexen is dat zij enkel de voornaamste lenen – de kastelen, heerlijkheden, laathoven en dergelijke – bevatten. De vier oudste leenverhefregisters van de Leenzaal van Kuringen – uit de regeer periodes van Engelbert van der Mark (1361–1364), Jan van Arkel (1364–1378), Arnold van Hornes (1379–1389) en Jan van Beieren (1390–1413) – zijn uitgegeven. – A. Hansay, Les fiefs du comté de Looz sous Engelbert de la Marck (1361–1364), in Bulletin de la Commission Royale d’Histoire, 1905, 74, p. 133–178. – C. de Borman, Le livre des fiefs du comté de Looz sous Jean d’Arckel, Brussel, 1875, XVI, 332 p. – J. Grauwels, Het Loons leenregister van Arnold van Hornes (1379–1389), in Het Oude Land van Loon, 1978, 33, p. 53–185. – J. Grauwels, Het Loons leenregister van Jan van Beieren (1390–1413), in Het Oude Land van Loon, 1981, 36, p. 5–149. Voorts bevat het archief van de Leenzaal van Kuringen een dossier betreffende een proces over de afhankelijkheid van de heerlijkheid Binderveld van de Leenzaal uit de jaren 1652–1654 (nr. 662), een dossier betreffende een proces over het ruimen van de beken in Binderveld, 1692–1694 (nr. 816) en een dossier betreffende een proces over het bezit van de heerlijkheid en het kasteel van Binderveld, 1767–1781 (nr. 991). De inventaris van het archief van de Leenzaal dateert van 1976: H. Coppens, Inventaris van het archief van de Leenzaal van Kuringen, Brussel, 1976, 339 p. Een tweede belangrijk archief voor de bezitsgeschiedenis van het kasteel van Binderveld is het archief van de schepenbank van Binderveld. Tot 1795–1796, toen onze streek bij de Franse republiek gevoegd werd, was er in de meeste dorpen een schepenbank actief. Zij registreerde akten betreffende het bezit van goederen in haar rechtsgebied en zij deed rechtspraak in geschillen tussen inwoners van het dorp en over goederen in het dorp. De dorpsheer – die in Binderveld ook de bezitter van het kasteel was – stelde de schepenen en de gerechtsofficieren aan. De zeven schepenen vormden samen de schepenbank. Zij waren de rechters. De drossaard en de schout waren de gerechtsofficieren, die een taak hadden die vergelijkbaar is met die van de procureur en zijn substituten vandaag de dag. Het archief van de schepenbank van Binderveld bestaat in grote lijnen uit drie reeksen: de gichtregisters voor de periode 1440–1795 (Archief van de schepenbank van Binderveld, nr. 12–22), de rolregisters voor de periode 1559–1761 (nr. 1–13) en de procesdossiers (nr. 23–32). In de gichtregisters werden de akten betreffende goederen in Binderveld geregistreerd die aan de griffie van de schepenbank werden voorgelegd. In
15
de rolregisters werden de zittingen geregistreerd die aan de rechtspraak gewijd werden. De nummers 13–18, met de gichtregisters voor de periode 1440–1618, zijn omwille van de slechte staat waarin zij zich bevinden aan raadpleging onttrokken. Het belang van de heer in een dorp als Binderveld wordt geïllustreerd door het feit dat ongeveer de helft van de in de jaren 1627–1795 in de gichtregisters ingeschreven akten te maken hebben met de kasteelheren. Van alle dossiers van processen die in de loop der eeuwen behandeld werden door de schepenbank van Binderveld, bleven er in het archief slechts een achttal bewaard (nr. 24–32). De inventaris van het archief van de schepenbank werd in 1998 gepubliceerd: – Binderveld. Schepenbank, in M. Van der Eycken, Inventaris van de bescheiden van de plaatselijke gerechtelijke instellingen. Deel I. Gemeenten A – B, (Rijksarchief te Hasselt. Toegangen in beperkte oplage, 8), Brussel, 1994, p. 113–114.
— Uit het archief van de schepenbank van Binderveld —
16
Op 2 maart 1638 registreerden de schepenen dat de toenmalige heer, Jeronimus de Copis, het kasteel en de kasteelhoeve voor zes jaar verhuurde aan de Luikse edelman Jan Geraert van Velpen. De veestapel, die toen bestond uit vier paarden, 28 koeien en wat cleijne bestiaelen, verkocht hij aan zijn huurder. Deze akte geeft niet alleen een beeld van het kasteel, zij toont vooral aan dat de kasteelbezitter niet altijd ook de kasteelbewoner is: RH, Archief van de schepenbank van Binderveld, nr. 19, f° 61 v°. Begevinghe des huijs van Bilrevelt Op heeden desen [2 den] martij 1638 soe is voer ons Lambrecht Croechs, Geerdt Broeckmans ende Leonardt Bollis, respective schepenen der heerlyckheijt Bilrevelt gecompareert den eedelen ende welgebooren heer mijn heer Jeronimus de Copis, heer temporeel der voorsscreven heerlijckheijt Bilrevelt, der welcke heeft in hueringhe uuijtgegeven soe hij uuijtgeft mits desen syn casteel, huijs, hoff met sijnen aenhanck soe ’t selve gelegen is tot Bilrevelt voersscreven, ende dat in een getauste van ses jaeren, d’een d’ander sonder middel achtervolgende, ende dat
aen joncker Jan Geraert van Velpen, eedelman van sijne hoocheijt prince van Luijck ende aldaer gebooren, present ende selve accepterende voer ende omme jaerlijcx tweehondert guldens Brabants. Item soe heeft den voersscreven heer opgedraghen ende vercocht soe hij opdraecht ende vercoopt mits desen tot oirboir ende behoeffve der voersscreven joncker Jan Geraert van Velpen, inden iersten vier perden, twee bruijne ende twee schemmelen, 28 coijen ende voerts alle cleijne bestiaelen die daer tegenwoordich sijn, die selve accepterende voer ende omme seeckere somme van penninghen tusschen hun overcoemen, dwelck altemael soe voersscreven is nae voergaende stipulatie voer ons gedaen is in hoyden van recht gekeert. Een ander voorbeeld van de inkijk die het schepenbankarchief soms geeft in het bestaan van de kasteelbewoners is de registratie van het huwelijkscontract van Jozef Benoit Casimir Le Roy, heer van Binderveld, en Isabella (of Elisabeth) Maria Arrazola de Oñate. Hoewel het contract dateert van 1742, werd het pas in 1766, enkele maanden voor het overlijden van haar echtgenoot, op verzoek van Isabella Maria door de schepenen van Binderveld geregistreerd: RH, Archief van de schepenbank van Binderveld, nr. 21, f° 110 v° – 112 v°. Voor mevrauwe van Beendervelt Desen tweeden maij 1700 sestigh ses voor ons J. N. Vanheijst en Laurent Hubar, schepenen der justitie en vreijheerlijcheijt Beendervelt ende laethen der hoven onder ons sorterende, comparerende de hoogheedele vrauwe J.M. Arazola d’Onate gemalinne van den hoogheedelen heere baron Le Roy, heere deser heerlijcheijt, heeft geexhibeert het naervolgenden acte notariael, versuechende realisatie en approbatie des selven, in wiens versouck condescenderende hebben het selven gerealiseert en geapprobeert soo wij doen mits desen en is ( jure cujuslibet salvo) in hoijden gekeert. Tenor actus sequitur Locus + sigilli seu tijmbri Aujourd’huij le trente juin mil sept cent quarante et deux comparurent pardevant moij soubsigné notair admis par le conseil souverajn de Brabant, residant en la ville de Brusselles et en presence des temoins apres nommés messire Joseph Benoit Chasimire baron Le Roij, libre seigneur de Bindervelt, Libertange etc. d’une part, et dame Isabelle Marie Arazola d’Onate, douariere de
17
18
feu messire Joseph Succa de Bouverie d’autre part, les quels comparants ont declaré d’avoir projecte conclu et arreté un futur mariage a celebrer a l’honneur de Dieu et de la permission de notre mere la Sainte Eglise, et avant de le celebrer ont stipulé et conditioné ce qui suit : Premierement les susdits futurs conjoints ont promis et promettent par cettes de parte et d’autre de porter en subside de ce futur mariage tous et quelconques leurs biens tant meubles qu’immeubles, rentes et autres en quelconques provinces, villes, places et quartiers qu’ils sojent scitues et trouves et de quelles conditions et nature qu’ils puissent etre. Secondement que le survivant des futurs conjoints aura et profiterat en pleine proprieté tous les meubles tant argent comtent, joijaux, que tout ce qui peut etre reputé pour meuble comme aussij tous les arrerages qui se trouveront etre dus au jour de la dissolution du future mariage, ensemble, usufruit des biens immeubles. Plus le survivant des dits futurs conjoints aura la garde noble et tutelle de l’enfant ou enfans a procrées de ce mariage. Que les conquêts qui pouront se faire pendant le dit mariage seront et appartienderont seul au profit de la ditte dame future epouse a l’exclusion du seigneur premier comparant. Deplus declare ledit seigneur futur epoux qu’en cas qu’il n’ij ait point enfant du futur mariage ou qu’ils vienent a mourir en leur minorennité, il donne des a present pour lors en faveur du dit futur mariage a la ditte dame future epouse la seigneurie et terre de Bindervelt avec chateau, brassinne bannale, moulin bannale, livre censal, feodal et avec toutes autres appendices et dependances et generalement tous les biens trouves sous icelle, et tous autres resortissants du comté de Loos, comme aussij ceux scitues en Brabant et nommement la seigneurie de Libertange et tous autres seigneuries a acquerir pendant le futur mariage comme aussij tous ses autres biens presents et futurs, rentes, cens, maisons et biens en fonds scituez en cette ville de Bruxelles, Anvers, Nevel et autres lieux respectivement gisants en la province de Brabant, Flandres, et tout aillieurs et generallement tous ses biens, de quelle nature et scituation ils puissent etre, nuls reservés a charge neanmoins d’accomplir la fundation ordonnés par le seigneur premier comparant jointement feu la dame sa premiere epouse par act passé pardevant le notaire Laurent Hubar a Saint Trond le onze novembre mil sept cent trengt huit, comme aussij celle ordonné par le baron Copis son premier marit a son testament fait au chateau de Bindervelt sous signature, le cincq janvier dix sept cent deux.
Si declare la ditte deuxieme comparante qu’au cas de non enfants, qu’elle donne aussij des a present pour lors en faveur du seigneur premier comparant une rente qu’elle leve sur la terre et baronnie de Liederkercke, une autre sur les epies d’Allost et encor une autre sur les tonlieux de la ville de Louvain. Toutes les quelles promesses et conditions les susdits seigneur et dame futurs conjoints ont promis d’entretenir et accomplir en la forme et maniere que dessus et les ont reciproquement stipules promis et accepte. Constituant a cet effect irrevocablement N. et tous porteurs du present trajté de mariage ou de son double authenticque pour en leur nom et de leur parte comparoir pardevant touttes cours feodales ou autres loix et tribunaux de justice qu’il appartienderat, et illecq reconnoitre, renouveller et realiser tout ce que dessus avec toutes les formalités de loij a ce requises et necessaires, promettant et obligeant etc. Ainsij fait et passé en la ville de Brusselles le jour, mois et an que dessus en presence de monsieur Jacque Corneile Bosschaert conseillier et maitre de la chambre des comptes de sa majeste et messire Guilliaume Francois Joseph comte de Limminghe, eschevin de cette ville, temoins a ce speciallement requis, etant la minutte de cette a la quelle est joint une timbre de quinze florins par le seigneur et dame comparans et temoins jointement, moij notaire soubsigné quod attestor. Etoit signé J.H.E. Basserode notaire 1742.
Een ander belangrijk, maar in dit geval niet omvangrijk archief, is het archief van de heren van Binderveld. Het hele archief past in twee archiefdozen. Het belangrijkste onderdeel ervan zijn de twee oorkondenregisters die baron Le Roy in 1732 liet opstellen. In twee registers (Archief van de heren van Binderveld, nr. 1) liet hij door notaris Laurentius Hubar van Sint-Truiden de akten kopiëren die betrekking hadden op zijn bezittingen in Binderveld en in de omliggende dorpen. Vooral de testamenten van opeenvolgende kasteelheren en van hun verwanten, die te vinden zijn in het tweede register, zijn hier van belang. Voorts bevat het archief dossiers van processen waarbij de heren van Binderveld in de loop van de zeventiende en de achttiende eeuw betrokken waren (nr. 2–7) en rekeningen van de rentmeester van het kasteel van omstreeks 1700 (nr. 8). Een oorkonde uit 1726 heeft betrekking op de registratie door de Raad van Brabant van een huurovereenkomst van landerijen van de heer van Binderveld in Zoutleeuw (Oorkonde van de heren van Binderveld, nr. 1). Een concrete aanwijzing voor de aanwezigheid van de heren van Binderveld in hun kasteel is te vinden in de registers van dopen, huwelijken en begrafenissen. Aangezien
19
de kapel van Binderveld geen volwaardige parochiekerk was, moesten de parochianen voor dopen, huwelijken en begrafenissen in de parochiekerk van Wilderen terecht. Het is in de parochieregisters van deze kerk dat dopen, huwelijken en begrafenissen van mensen uit Binderveld ingeschreven werden. Op 24 augustus 1766 lezen wij dat Josephus Casimirus Leroij, dominus temporalis de Bindervelt, overleed in Binderveld, na eerst de laatste sacramenten ontvangen te hebben. Maar ook als er heuglijke gebeurtenissen te vieren waren, waren sommige kasteelbewoners er graag bij: het doopregister van Wilderen vermeldt bijvoorbeeld dat op 19 november 1765 Judocus Leonardus Ablus gedoopt werd. Zijn vader was Martinus Ablus van Binderveld en zijn moeder was Anna Maria Noel. Peter van de kleine Ablus was kanunnik Judocus Leonardus Arrazola de Oñate van Aken en zijn meter was Elisabeth Maria Arrazola de Oñate, de kasteelvrouwe van Binderveld. Op 31 november 1795 werd in het begrafenisregister van Wilderen geregistreerd dat Joanna Isabella Josepha Arrazola de Oñate, de echtgenote van de kasteelheer, die dag in Binderveld overleden was en nog dezelfde dag in de kasteelkapel begraven was.
20
Tot in 1842 was Binderveld geen zelfstandige parochie. Tot omstreeks 1800 konden de mensen van Binderveld de mis bijwonen in de kapel bij het kasteel. Deze kapel behoorde toe aan de kasteelheren, maar voor haar onderhoud en voor het bekostigen van de eredienst was er wel een kerkfabriek. Het rekeningenregister van die kerk fabriek voor de jaren 1737–1793 maakt deel uit van het archief van de kerkfabriek van Binderveld en wordt in het Rijksarchief bewaard (Archief van de kerkfabriek van Binderveld. Overdracht 2000, nr. 1). Een ander document dat licht werpt op de rol van de kasteelheer in het afbreken van de kasteelkapel en op zijn relatie met de inwoners van het dorp, is te vinden in de aantekeningen die in de jaren 1820–1840 werden aangebracht in het achttiende-eeuwse inkomsten- en goederenregister van de kapel (Oud kerkarchief van Binderveld, nr. 1). In het jaar 2000 werd het archief van de parochie Binderveld in het Rijksarchief in bewaring gegeven. Voor de studie van de rol van de kasteelbewoners is vooral de parochiekroniek van belang. Zij werd in de negentiende eeuw aangelegd door de pastoors van Binderveld, maar zij behandelt ook de voorgaande eeuwen (Archief van de parochie van Binderveld, nr. 1). De negentiende-eeuwse status animarum speelde voor de parochie dezelfde rol als het bevolkingsregister voor de gemeente (nr. 2). Het is een overzicht van de bewoners van elke woning in het dorp met opgave van de gegevens die de pastoor nuttig vond voor zijn pastoraal werk. Ook het kasteel en zijn bewoners zijn erin opgenomen. In 1842 werd Binderveld een zelfstandige parochie. Vanaf 1843 werden er eigen registers van dopen, huwelijken en begrafenissen aangelegd. De registers voor de periode 1843–1933 worden in het Rijksarchief bewaard (nr. 3–7).
De inventaris van de archieven van de kerkfabriek en van de parochie van Binderveld is in 2001 uitgegeven: – R. Nijssen, Inventarissen van de kerkarchieven van Binderveld, Kozen en Nieuwerkerken. Overdrachten 1999–2000, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 47), Brussel, 2001, 48 p.
Affiche van een diefstal in de kapel van Binderveld, 1793 (RH, Archief van de kerkfabriek van Binderveld)
Zoals in de periode voor de Franse Tijd akten betreffende lenen van de Leenzaal van Kuringen in de verhefregisters van de Leenzaal werden geregistreerd, zo worden in de negentiende en de twintigste eeuw de akten betreffende het bezit van het kasteel of andere landerijen in Binderveld overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Hasselt. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Voor de periode na 1840 is het archief van het kadaster een voorname bron. In 1842 stelden de diensten van het kadaster, met het oog op het vaststellen van het kadastraal inkomen van gebouwen en landerijen in de gemeente Binderveld, een zogenaamde Tabel van klassificatie der grond-eigendommen op. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in acht klassen. De eerste klasse bestaat uit slechts één gebouw, het kasteel van de weduwe de Schrijnmakers: De eerste klasse bestaet uit een huis genaemd het kasteel, hecht en sterk van kareelen gebouwd, met schalien gedekt, hebbende vier beneden en vier boven plaetzen, dienende tot woning van gemiddelde persoonen. De tweede klasse bestaat eveneens uit slechts één woning. Deze was in het bezit van de familie de Succa: De tweede klasse is een nieuw en groot huis, waervan den voorgevel in kareelen, en het overige in hout en leem getimmert, met pannen gedekt, is bevattende zes beneden plaetsen, dienende te gelijkertijd tot herberg en tot pachthoeve (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 14).
22
Vanaf 1842 zijn er voor Binderveld kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Binderveld bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Sint-Truiden, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Sint-Truiden, nr. 110–112). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt. Voor de periode vanaf 1848 zijn we beter ingelicht over de bewoners van het kasteel. Vanaf dat jaar moesten de gemeentebesturen immers bevolkingsregisters aanleggen en bijhouden. Voor een onderzoek naar de kasteelbewoners zijn de bevolkings registers de voornaamste bron in het archief van het gemeentebestuur. In Binderveld werd het kasteel in 1848 bewoond door Maria Francisca Lijnen, weduwe de Schrijnmakers, haar kinderen Maria Juliana, Joseph Alfons, Jean Leonard Gustaaf en Theodore Arsène de Schrijnmakers, haar broer Petrus Joannes Lijnen, twee knechten en een dienstmeid en pastoor Petrus Lambertus Stasseyns die in het kasteel gedomicilieerd
was omdat er nog geen pastorij was. Vervolgens wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie het kasteel verlaat en verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. Het oudste bevolkingsregister, voor 1848 en volgende jaren, wordt in het Rijksarchief bewaard (Archief van het gemeentebestuur van Binderveld. Blok 1, nr. 5). De daaropvolgende bevolkingsregisters worden in het gemeentehuis van Nieuwerkerken bewaard.
—In het Rijksarchief te Luik —
D
e heerlijkheid Binderveld was gedurende het ancien régime een zogenaamd adellijk goed en onderworpen aan de taxe des nobles: de belasting door de Adellijke Stand. Bovendien gaf het bezit van een adellijk goed, samen met een bewijs van adellijke afstamming, het recht om zitting te nemen in de vergaderingen van de afgevaardigden van de adel in de Staten. De drie Staten of Standen: de Kerkelijke Stand, de Adellijke Stand en de Derde Stand, vertegenwoordigden samen het volk van het vorstendom Luik in onderhandelingen met de vorst over het heffen van landelijke belastingen. Het feit dat het kasteel een adellijk goed was, betekent dat het kasteel en zijn bezitters voorkomen in het archief van de Staten van Luik en Loon en met name in de belastingregisters en in andere documenten van de Adellijke Stand (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 681–919). In 1792 diende Francois-Maximilien-Henri-Bernard de Copis bij de Adellijke Stand, één van de drie Standen in de volksvertegenwoordiging van het vorstendom Luik, een aanvraag in om tot de vergaderingen van die Stand toegelaten te worden. Samen met zijn aanvraag legde hij een dossier voor dat zijn aanspraken op het lidmaatschap moest staven. Het dossier bevat onder meer de stukken die zijn adellijke afkomst moeten bewijzen, waaronder afschriften van doopakten, huwelijkscontracten en testamenten van zijn voorouders, waaronder de heren van Binderveld uit de familie de Copis en van Grevenbroek (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 694). De inventaris van het archief van de Staten van Luik is gepubliceerd: – G. Hansotte, Etats du pays de Liege et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p. Het archief van de Geheime Raad is één van de voornaamste archieven die in het Rijksarchief te Luik bewaard worden. Het bevat veel gegevens die van belang zijn voor Haspengouw. De Luikse Geheime Raad was tot de Franse Tijd de regeringsraad van het vorstendom Luik, waarvan ook het graafschap Loon deel uitmaakte. Daarnaast had de
23
Geheime Raad ook een beperkte gerechtelijke bevoegdheid. Met name Jozef Casimir Le Roy, echtgenoot van barones de Copis, wendde zich in 1722 en 1729 tot de Geheime Raad voor een uitspraak in diverse geschillen (Archief van de Geheime Raad, nr. 1900, 2115, 2123). Vooral het dossier van het proces van Le Roy en zijn echtgenote tegen Antoinette Catherine de Copis over de erfenis van de voormalige heer van Binderveld, Jeronimus de Copis, bevat interessante gegevens voor de geschiedenis van de heren van Binderveld (nr. 1900). De inventaris van het archief van de Geheime Raad werd in 1985 gedrukt: – G. Hansotte, Inventaire des archives du Conseil Privé de Liège, Brussel, 1985, 292 p.
Iconografie
I
n de loop van de achttiende en de negentiende eeuw kwam een kleine maar mooie verzameling iconografie van het kasteel van Binderveld tot stand.
24
De oudste gekende aquarel van het kasteel is in origineel te vinden in het Rijksarchief te Hasselt, waar zij deel uitmaakt van het archief van de schepenbank van Vliermaal. De schepenbank van Vliermaal was destijds het oppergerecht voor het grootste deel van de plaatselijke schepenbanken in het graafschap Loon. Ook de schepenen van Binderveld moesten zich bij het behandelen van strafzaken bij elke stap in de procedure houden aan de bindende adviezen die zij daarvoor van de schepenen van Vliermaal kregen. Partijen die in een proces voor de schepenbank van Binderveld verwikkeld waren en beroep wilden aantekenen tegen een vonnis, moesten daarvoor bij de schepenen van Vliermaal terecht. De schepenen van Vliermaal leverden op verzoek van andere rechters in hun gebied ook resoluties af: in een resolutie gaven zij een authentieke interpretatie van een rechtsregel of gaven zij aan hoe de rechtsregels in een concreet geval geïnterpreteerd moesten worden. In 1727 gaven zij op die manier een resolutie over de toepassing van de rechtsregel die stelde dat de oudste zoon bij het delen van de erfenis van zijn ouders recht had op de woning van zijn ouders, met minimaal zoveel grond als nodig was om een ladder te kunnen plaatsen waarlangs hij zijn dak zou kunnen bereiken. In 1727 rees de vraag hoe dat geïnterpreteerd moest worden in het geval van het kasteel van Binderveld met al de bijhorende gebouwen, Aquarel van het kasteeldomein van Binderveld (RH, Archief van de schepenbank van Vliermaal) >
muren en andere afsluitingen. Om hun resolutie te verduidelijken lieten de schepenen een aquarel op papier maken met een voorstelling van het kasteel en de bijhorende gebouwen en landerijen. Een exemplaar ervan bleef bewaard in het resolutieregister van de schepenen (Archief van de schepenbank van Vliermaal, nr. 10, resolutie 1727). Een tweede afbeelding van het kasteel is van de hand van Remacle Le Loup, de illustrator van Les délices du Païs de Liège van de Saumery. In een eerste fase maakte hij een pentekening van het kasteel. Die werd voorgelegd aan de bezitters of bewoners van het kasteel en tegen betaling verder uitgewerkt tot een kopergravure die dan opgenomen werd in het werk van de Saumery. De beschrijving van het kasteel van Binderveld staat op de bladzijden 231–232 van het vierde deel. In de meeste originele exemplaren is de gravure vlak voor of vlak na deze bladzijden ingebonden. De originele uitgave van het werk van de Saumery dateert van 1738–1744. In 1970 verscheen een anastatische herdruk: – R. Le Loup, Kopergravure Vue du Chateau de Bindervelt. In P.-L. de Saumery, Les Délices du Païs de Liège ou Description géographique, topographique et chorographique des monumens sacrés et profanes de cet évêché-principauté et de ses limites, 5 delen, Luik, 1738–1744. In 1993 verzorgden de Vrienden van het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof in Hasselt een uitgave van de pentekeningen van Le Loup van Limburgse sites, waaronder ook de tekening van het kasteel van Binderveld: – R. Le Loup, Pentekening Vue du chateau de Bindervelt Comté de Loos. In Met Le Loup op reis. Limburg door een 18de-eeuwse bril bekeken, Hasselt, 1993, p. 76. 26
In het begin van de negentiende eeuw maakte de Hasseltse aristocraat Philippe de Corswarem een serie aquarellen van kastelen in het zuiden van de provincie Limburg, waaronder een van het kasteel van Binderveld. Raf Van Laere en Rombout Nijssen publiceerden de bewaarde aquarellen in 2005: – Ph. de Corswarem, Aquarel Binderveld. In R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p. 16–17. Chris De Maegd bespreekt in deel één van haar werk over historische tuinen en parken in Limburg uitgebreid de voorstelling van de tuinen en de omgeving van het kasteel op de gravure van Le Loup en op de aquarel van de Corswarem: – Nieuwerkerken (Binderveld): Kasteel van Binderveld, in C. De Maegd en H.-J. Van den Bossche, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken en Sint-Truiden, Brussel, 2003, p. 105–106.
27
Portret van Theodore de Schrijnmakers © Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis
In 1846 publiceerde J. Wolters in zijn werk over Rummen, Grazen, Wilderen, Binderveld en Wijer, een anonieme, op de gravure van Remacle Le Loup gebaseerde lithografie van het kasteel van Binderveld: – Lithografie Château de Bindervelt. In M. J. Wolters, Notice historique sur la commune de Rummen et sur les anciens fiefs de Grasen, Wilre, Bindervelt et Weijer, en Hesbaye, Gent, 1846, p. 206, en in Messager des sciences historiques, 1846, 20, p. 358. In de loop van de twintigste eeuw werden op grote schaal postkaarten gemaakt. In opdracht van drukkers reisden fotografen tot in de kleinste dorpen van het land om er de plaatselijke bijzonderheden vast te leggen. Foto’s van kerken en kastelen waren daarbij het favoriete onderwerp. Deze kaarten zijn een gegeerd verzamelobject geworden, dus wie een verzamelaar kent, krijgt ze wel te zien. De grootste collectie postkaarten in ons land is die van het voormalige Gemeentekrediet. Zij bevat ruim 77000 kaarten. Zij wordt nu beheerd door de Franstalige tak van de Koninklijke Academie, de Académie Royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
30
Postkaart van het kasteel van Binderveld
Een bijzonder stuk iconografie is het geschilderd portret van Theodore de Schrijnmakers. De kasteelheer is erop afgebeeld in majoorsuniform. Het schilderij wordt bewaard in het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis in het Jubelpark in Brussel (inventarisnummer 506870). < Gravure van het kasteel van Binderveld van de hand van Remacle Le Loup, in Les Délices du Païs de Liège
Kaarten
O
p de kaart van Ferraris staat het kasteel als een dichtgebouwd gebouwencomplex, terwijl de gravure van Remacle Leloup een complex toont dat open is aan de oostzijde. – De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 150A. Op het primitief kadasterplan van 1824 is de noordelijke vleugel van het complex afgebroken en vervangen door een nieuwe vleugel aan de oostzijde. De zuidwestelijke hoek van de kasteelgracht is gedempt: – Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Primitief kadasterplan van Binderveld, 1824. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. De wijzigingen aan het kasteel van Binderveld vanaf 1842 zijn te vinden in: – Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Binderveld. In 1845 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Binderveld op. De kadastrale reducties zijn te beschouwen als voorlopers van de stafkaarten. Zij zijn niet gebaseerd op eigen metingen van de cartografische dienst, maar op gegevens die aangeleverd werden door de diensten van het kadaster. Op de kadastrale reductie van Binderveld is het grondplan van het kasteel identiek aan dat op het primitief kadasterplan van 1824. In tegenstelling met de primitieve kadasterkaart, die enkel vijvers en bossen aanduidt, geeft de kadastrale reductie met een kleurencode ook het grondgebruik aan. Voorts is deze kaart speciaal omdat men het centrale punt van het dorp, dat men elders in de kerktoren plaatst, in Binderveld in het poortgebouw van het kasteel plaatst. De vroegere kasteelkapel waar de inwoners van Binderveld de eucharistieviering konden bijwonen was immers al afgebroken en de nieuwe parochiekerk zou pas in 1848 gebouwd worden. – Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, kadastrale reducties, Binderveld.
31
Het kasteeldomein van Binderveld op de kaart van Ferraris, 1777
Het kasteeldomein van Binderveld op het primitief kadasterplan, 1824 (Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Hasselt)
Bij het Nationaal Geografisch Instituut kan men zowel de huidige stafkaarten of topografische kaarten als al de stafkaarten die sinds 1861 gemaakt zijn, bestellen. Op de website van het Instituut staat een catalogus met het volledige aanbod. Het kan boeiend zijn oude stafkaarten te raadplegen, omdat zij tonen hoe het kasteel gesitueerd lag ten opzichte van de toenmalige dorpskern en ten opzichte van andere landschapselementen.
Monumenten
E
34
en aantal monumenten herinneren aan verschillende generaties kasteelheren van Binderveld en aan de wijze waarop zij zich ervan wilden verzekeren dat zij later herinnerd zouden worden. Een eerste monument is de stenen grafplaat van de in 1526 overleden Hendrik van Grevenbroeck en zijn echtgenote Everardina Surlet de Chokier. Deze zware steen bedekte oorspronkelijk hun graf in de kasteelkapel. Toen de kapel in het begin van de negentiende eeuw werd afgebroken, bleef hij bewaard. Na de bouw van de pastorij kwam hij in de voortuin van de pastorij terecht, waar hij in de jaren 1970 opgemerkt werd door E. H. Adriaan Claasen, inspecteur van het onderwijs en drijvende kracht achter de heemkring van Achel. E. H. Claasen, die in Achel zoveel mogelijk documentatie over de heren van de heerlijkheid Grevenbroek verzamelde, liet de steen – die niets te maken heeft met de geschiedenis van Achel – uit Binderveld naar Achel overbrengen. Daar siert hij nu de buitenmuur van de kerk. Een tweede monument in dezelfde sfeer, maar van ruim drie eeuwen later, is het grafmonument van de familie Blanc-Meunier. Auguste Blanc en Caroline Meunier waren de ouders van Adela Blanc, de echtgenote van Theodore de Schrijnmakers. Auguste Blanc is in Binderveld overleden op 2 mei 1899, nadat hij eerder eigenaar van het kasteel zou geworden zijn, aldus Jef Bonneux in Het waterkasteel van Binderveld. Zijn echtgenote overleed in 1900 in Schaarbeek en werd op verzoek van haar dochter naast haar echtgenoot op het kerkhof van Binderveld begraven. Hun grafmonument, van twee mensen die slechts zijdelings met de kasteelgeschiedenis te maken hebben, is nu het grootste op het oude kerkhof.
Grafmonument van de familie Blanc-Meunier >
Tot slot kunnen we ook de wapenschilden in hout in de kerk van Binderveld als bescheiden herdenkingsmonumenten voor de kasteelbewoners beschouwen. Veel van het oude houtwerk dat nu de binnenzijde van de kerk van Binderveld siert, is afkomstig van het kasteel of van de kasteelkapel. Zo staat er boven de beide deuren van de bergruimten achteraan in de kerk het alliantiewapen van Frans Robert de Nicolaerts en zijn echtgenote Isabella Maria Arrazola de Oñate. Boven de biechtstoel staat het familiewapen van Antoon Vermylen, kanunnik in het Onze-Lieve-Vrouw kapittel te Tongeren, hoofdrentmeester van de abdij van Herkenrode in de tweede helft van de achttiende eeuw en bedienaar van het Sint-Jansaltaar in de kasteelkapel.
Alliantiewapen van het echtpaar de Nicolaerts-Arrazola de Oñate in de kerk van Binderveld
Familiewapen van kanunnik Antoon Vermylen met wapenspreuk ‘non•voce•sed•re’ (geen woorden maar daden), boven de biechtstoel in de kerk
Ni e u w e r k e r k e n
Kasteel van Nieuwerkerken Oude Processieweg | 3850 Nieuwerkerken
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel
D
e geschiedenis van het kasteel van Nieuwerkerken is tot op heden niet geschreven. Het feit dat de archiefbronnen, die licht zouden kunnen werpen op de geschiedenis van Nieuwerkerken, zo verspreid zitten, is daar wellicht niet vreemd aan. Het grondgebied van de gemeente Nieuwerkerken, zoals die voor de fusie van 1970 bestond, bestaat immers uit de heerlijkheid Nieuwerkerken, de heerlijkheid Tichelrij en de enclave Schelfhei van de heerlijkheid Gorsem. Registraties van bezitsoverdrachten van goederen die tot de heerlijkheid Nieuwerkerken behoren, moeten gezocht worden in het archief van de schepenbank van Attenhoven. Voor Tichelrij zijn die te vinden in het slechts gedeeltelijk bewaarde archief van de schepenbank van Tichelrij en voor Schelfhei moet het archief van de schepenbank van Gorsem onderzocht worden. Eén en ander wordt nog bemoeilijkt doordat de grenzen tussen die oude gebieden niet altijd met zekerheid gereconstrueerd kunnen worden. Het gebouw zelf levert weinig aanwijzingen omtrent zijn geschiedenis: boven een staldeur aan de achterzijde van het complex zit een sluitsteen met het jaartal 1648 en
39
boven de schuurpoort is op de sluitsteen het jaartal 1734 aangebracht. Meer over de bouwgeschiedenis staat te lezen in: – Kasteel van Nieuwerkerken, in Bouwen door de eeuwen heen, 6N1, (He-Z), Gent, 1981, p. 638–640. Voorlopig blijft onze kennis van de bezitsgeschiedenis van het kasteel van Nieuwerkerken beperkt tot de negentiende en de twintigste eeuw. In dat kader is de oudste met zekerheid gekende bezitter van het kasteel van Nieuwerkerken Eugène de Stenbier (1803–1875), zoon van Etienne de Stenbier de Wideux (1753–1835) en Maria de Sluse (1756–1835). Hij bezat het goed in 1842, toen in Nieuwerkerken het grondbezit door de diensten van het kadaster geregistreerd werd. Eugène de Stenbier en zijn echtgenote Stéfanie van Willigen hebben één dochter, Marie de Stenbier (1846–1898), die huwt met Paul de Brigode Kemlandt (1841–1914). Marie de Stenbier en haar echtgenoot overlijden kinderloos en laten het kasteel van Nieuwerkerken na aan Carl de Moffarts (1877–1952). Vervolgens vererft het domein op diens oudste dochter Marie-Edmée de Moffarts (1922–1998), echtgenote van Alain de Massol de Rebetz. Het kasteel wordt nu bewoond door de familie Moreau de Bellaing – de Massol de Rebetz.
40
In de Franse Tijd zou, na de afschaffing van de abdijen door de invoering van de Franse revolutionaire wetgeving, Margaretha Régine, één van de zusters van de abdij van Nonnemielen in Sint-Truiden, de laatste jaren van haar leven in het kasteel van Nieuwerkerken hebben doorgebracht. Zij verwierf vooral enige bekendheid omdat door haar toedoen een deel van de meubels van de door de Franse overheid afgeschafte abdij van Nonnemielen in het bezit kwam van de stichters van het cisterciënzerinnenklooster van Kolen in Kerniel. Het meest bekende van deze objecten is de stoel van de heilige Lutgardis. Willem Driesen en Kamiel Stevaux namen in Wie was wie? een bijdrage over haar op: – de Musiel, Margaretha Régine, in W. Driesen en K. Stevaux, Wie was wie in SintTruiden?, Sint-Truiden, 2011, p. 70.
Paul de Brigode Kemlandt en Marie de Stenbier >
Archieven — In het Rijksarchief te Leuven —
H
et blijft zoeken naar sporen van de geschiedenis van het kasteel in de periode van het ancien régime. Akten van overdracht van goederen in Nieuwerkerken of van renten op die goederen werden geregistreerd in de gichtregisters van de schepenbank van Attenhoven. De heerlijkheid Nieuwerkerken was in het ancien régime in het bezit van het Luikse Sint-Lambertuskapittel, dat onder meer ook de heerlijkheden Bevingen en Attenhoven bezat. Liever dan in deze drie heerlijkheden aparte schepenbanken te installeren, stelde het kapittel haar schepenen in Attenhoven ook tot schepenen voor Bevingen en Nieuwerkerken aan. Het archief van de schepenbank van Attenhoven wordt in het Rijksarchief te Leuven bewaard en kan daar geraadpleegd worden. De gichtregisters bleven bewaard voor de periode 1617–1796, met vooral in de zeventiende eeuw veel hiaten (Rijksarchief Leuven, Archief van de schepenbank van Attenhoven, nr. 2–16). De rolregisters, met de registratie van de aan de rechtspraak gewijde zittingen, zijn bewaard voor de periode 1691–1789 (nr. 20–26). De inventaris van dit archief werd in 2003 gepubliceerd: – R. Nijssen, Archief van de schepenbank van Attenhoven – Bevingen – Nieuwerkerken (1617–1796), (Rijksarchief te Leuven. Inventarissen, 29), Brussel, 2003, 28 p.
42
— In het Rijksarchief te Hasselt —
V
oorlopige gegevens lijken erop te wijzen dat Eugène of Etienne de Stenbier het kasteel van Nieuwerkerken verworven zouden hebben van Hubert de Masny. Wie het wil uitzoeken kan in het Rijksarchief te Hasselt de archieven van de families de Stenbier en de Masny raadplegen. Deze familiearchieven zijn niet geïnventariseerd. Dat hoeft dappere onderzoekers echter niet af te schrikken: het archief de Masny past in één archiefdoos en het archief de Stenbier bestaat uit drie archiefdozen met goed leesbare stukken uit de achttiende en de negentiende eeuw.
Fragment van de boedellijst van de kasteelhoeve, achttiende eeuw (RH, familiearchief de Masny) >
Vanaf de jaren ’40 van de negentiende eeuw kan de bezitsgeschiedenis van het kasteel gevolgd worden in de archieven van het kadaster. In 1842 stelden de diensten van het kadaster met het oog op het vaststellen van het kadastraal inkomen van gebouwen en landerijen in de gemeente Nieuwerkerken een zogenaamde Tabel van klassificatie der grond-eigendommen op. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in zeven klassen. De eerste en de tweede klasse bestaan telkens uit slechts één gebouw: het kasteel en de kasteelhoeve: De eerste klasse is een steenen huis genaemd het kasteel, hebbende vijf beneden en vijf boven plaetsen, met schaliën gedekt, zedert eenige jaeren onbewoont en in middelmatige staet. De tweede klasse is een steenen huis aen het voorgaende hegt, insgelijks met schaliën gedekt, hebbende vier beneden plaetsen met aenzienelijke landelijke gebouwen, en dienende tot eene pachterswooning. De eigenaar van beide woningen is baron Eugène de Stenbier (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 120). Vanaf 1842 zijn er voor Nieuwerkerken kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Nieuwerkerken bezitten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Sint-Truiden, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Sint-Truiden, nr. 126–138). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van het kasteel geweest zijn, biedt de reeks 209 van het kadaster de snelste weg. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt.
44
In de negentiende en de twintigste eeuw werden de akten betreffende het bezit van het kasteel in Nieuwerkerken, zoals alle akten over het bezit van onroerend goed in deze gemeente, overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Hasselt. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan 100 jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Geboorten, huwelijken en overlijdens in de families die in het bevolkingsregister worden aangetroffen, zijn terug te vinden in de parochieregisters en in de registers van de burgerlijke stand. De registers van de burgerlijke stand (geboorten, huwelijken, overlijdens) van omstreeks 1800 tot 1910 kunnen in het Rijksarchief en in het gemeentearchief geraadpleegd worden. De parochieregisters (dopen, huwelijken, begrafenissen) voor de jaren 1801–1932 maken deel uit van het parochiearchief en worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van de parochie Nieuwerkerken, nr. 1–5). Het archief van de parochie Nieuwerkerken bevat ook de parochiekroniek voor de jaren 1845–1969, waarin onder meer verslag gedaan wordt van de vrijgevigheid van
de families de Stenbier en de Brigode bij bouwwerken aan de kerk (Archief van de parochie Nieuwerkerken. Overdracht 1999, nr. 12). Ook de Sint-Vincentiusconferentie van Nieuwerkerken, actief vanaf 1866, mocht zich jaarlijks in een milde gift van graaf de Stenbier, en later van zijn schoonzoon graaf de Brigode, verheugen. De graven werden overigens zelf geen lid van het genootschap. Dat lieten zij over aan Eduard en Edmond Whettnall van het kasteel van Nieuwenhoven (Archief van de Sint-Vincentiusconferentie van Nieuwerkerken, nr. 3–4).
— In het gemeentearchief van Nieuwerkerken —
V
oor de periode vanaf 1848 zijn er bevolkingsregisters beschikbaar. Hierin worden de bewoners van elk pand in de gemeente ingeschreven: het hoofd van het gezin en zijn huishouden, inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. De bevolkingsregisters van Nieuwerkerken worden in het gemeentehuis bewaard.
45
Uit het jaarverslag van de Sint-Vincentiusconferentie van Nieuwerkerken, 1881 (RH, Archief van de Sint-Vincentiusconferentie van Nieuwerkerken) >
Iconografie
E
en aquarel van het kasteel van Nieuwerkerken van de hand van Philippe de Corswarem (1759–1839) werd in 2005 uitgegeven: – Ph. de Corswarem, Aquarel Nieuwerkerken. In R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p. 90–91.
Aquarel van het kasteel van Nieuwerkerken van de hand van Philippe de Corswarem
Postkaarten uit de eerste helft van de twintigste eeuw met een afbeelding van het kasteel van Nieuwerkerken vindt men in de collectie van het voormalige Gemeentekrediet. Zij wordt nu beheerd door de Académie Royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Postkaart van het kasteel van Nieuwerkerken
Zowel in het kasteel van Wideux in Sint-Lambrechts-Herk als bij de Stichting de Moffarts in Lummen wordt een bescheiden verzameling foto’s van het echtpaar Paul de Brigode Kemlandt en Marie de Stenbier bewaard. De foto’s werden vooral genomen wanneer het koppel gasten ontving of wanneer zij zelf bij kasteelheren in de omgeving op bezoek gingen. Van een andere categorie zijn de foto’s waarop de graaf en de gravin geportretteerd staan in de kledij waarin zij naar een verkleed bal gingen.
Graaf en gravin Brigode klaar voor een verkleed bal >
49
Kaarten
O
p de kabinetskaart van Ferraris ziet het grondplan van de kasteelgebouwen er indrukwekkend uit. De gebouwen liggen op een rechthoekig omgracht perceel dat via een brug bereikbaar is. Het complex bestaat uit twee delen, respectievelijk aan de noordzijde en de zuidzijde van een centrale koer. – De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 149A. Op een plan van de gemeentegrens tussen Nieuwerkerken en Gorsem Schelfhei, dat in 1823 werd opgemaakt door de diensten van het kadaster om gevoegd te worden bij het proces-verbaal der grensbepaling van het grondgebied der gemeente Nieuwerkerken, staat het kasteel schematisch met een vierkante plattegrond voorgesteld (Rijksarchief Hasselt, Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processenverbaal van afpaling, nr. 120). Op het primitief kadasterplan van 1824 is de noordwestelijke hoek van de gracht gedempt. Het complex bestaat uit vijf grote volumes rond een binnenkoer die bereikbaar is over een brug. Ook langs de noordgevel van het woonhuis kan men de binnenkoer bereiken. – Archief van de gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Primitief kadaster plan van Nieuwerkerken, 1824. 52
Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Dat gebeurt door twee schetsen op te maken waarop respectievelijk de toestand voor en na de wijziging wordt afgebeeld. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op het wijzigen van perceelsgrenzen of op het bouwen, vergroten verkleinen of afbreken van een gebouw. Voor Nieuwerkerken bijvoorbeeld, is op de mutatieschetsen van 1885 te zien dat in dat jaar een klein gebouwtje ten noorden van het woongedeelte van het kasteel werd afgebroken en dat in dat jaar het poortgebouw werd opgetrokken: – Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Nieuwerkerken, 1885. Grens van Nieuwerkerken en Gorsem Schelfhei, 1823, met de situering van het kasteel (RH, Processen-verbaal van afpaling) >
In 1845 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Nieuwerkerken op. Zoals dat ook in Binderveld het geval was, is het grondplan van het kasteel identiek aan dat op de primitieve kadasterkaart: – Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, kadastrale reducties, Nieuwerkerken. Ook voor de geschiedenis van het kasteel van Nieuwerkerken kan het boeiend zijn de oude stafkaarten of topografische kaarten te bekijken en te zien hoe het kasteel vroeger gesitueerd was ten opzichte van de andere woningen in het dorp en ten opzichte van de gemeentegrenzen. – Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, topografische kaarten en historische kaarten en cartotheek.
Monumenten
D
54
e glasramen in de zijkapellen, naast de altaren van Onze-Lieve-Vrouw en van Sint-Antonius in de kerk van Nieuwerkerken, werden in 1889 betaald door graaf Paul de Brigode Kemlandt. Op het linker glasraam staat een afbeelding van de Maagd Maria, de patroonheilige van zijn echtgenote Marie de Stenbier, met daaronder het alliantiewapen van het echtpaar. Op het glasraam aan de rechterzijde van de kerk is de heilige Stefanus afgebeeld, de patroonheilige van Stéphanie van Willigen, de moeder van Marie de Stenbier. Beneden op het glasraam staat het alliantiewapen van de ouders van Marie de Stenbier: Eugène de Stenbier en Stéphanie van Willigen.
Glasramen in de kerk van Nieuwerkerken, met de wapenschilden van de bezitters van het kasteel >
56
Wi j e r
Kasteel van Wijer Grotestraat | 3850 Wijer
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel
H
et kasteel van de heren van Kozen ligt niet op het grondgebied van Kozen maar net over de gemeentegrens in Wijer. Deze situatie heeft vaak tot misverstanden geleid. Meerdere geschiedschrijvers hebben verkeerdelijk aangenomen dat Wijer en Kozen samen één heerlijkheid vormden die aan de heer van Kozen toebehoorde. In werkelijkheid blijft het territorium waarin de heer van Kozen zijn heerlijke rechten kan laten gelden beperkt tot Kozen zelf. Op zijn bezittingen in Wijer heeft hij niet meer rechten dan iedere andere particuliere bezitter van onroerend goed. Wijer is in het ancien régime een gehucht of een wagen van Herk-de-Stad. Net zoals de overige aanhorigheden van Herk-de-Stad is het een heerlijkheid die behoort tot het domein van de bisschop van Luik. Het kasteel van de heren van Kozen in Wijer maakt samen met de heerlijkheid Kozen wel één leen uit, dat afhangt van de Leenzaal van Kuringen. Vanaf het midden van de veertiende eeuw is het achtereenvolgens in het bezit van de families van Wezemaal, van Diest (omstreeks 1400) en de Kerckhem (1476). De landcommanderij van Alden Biesen van de Duitse Orde verwerft het in 1688. Omstreeks de jaarwisseling 1698–1699 wordt het door de Duitse Orde verkocht aan een particuliere heer: Ernest van Afferden, die op 5 januari 1699 voor de Leenzaal van Kuringen officieel bezit neemt van de heerlijkheid Kozen en van het kasteel te Wijer. De kleindochter
57
van zijn broer, Johanna Jozefina van Afferden, verkoopt het kasteel in 1782 aan de familie de Heijster.
58
Over de geschiedenis van het kasteel van Wijer verschenen verschillende studies. De oudste is van de hand van M. J. Wolters, die in zijn studie over de heerlijkheid Rummen uit 1846 ook een hoofdstuk over Wijer opnam. Jan Paquay nam in zijn artikel over de heerlijkheid Kerkom uit 1935 ook een overzicht van de bezitsgeschiedenis van de heerlijkheid Kozen en het kasteel van Wijer op. In de tekst over het kasteel in Bouwen door de eeuwen heen wordt vooral op de bouwgeschiedenis ingegaan. In 1995 gaf Heemkunde Nieuwerkerken het werk van voormalig schepen Jef Bonneux over de heren van Kozen en kasteelheren van Wijer uit. Luc Carlens gaf in 2002 een verzamelwerk uit, waarin hij reeds gepubliceerde gegevens samenbrengt met de resultaten van zijn eigen onderzoek in de archieven van Kozen. Chris De Maegd behandelt aan de hand van oude landkaarten en postkaarten de evolutie van het kasteelgebouw en van de tuin en het park. – M. J. Wolters, Notice historique sur la commune de Rummen et sur les anciens fiefs de Grasen, Wilre, Bindervelt et Weijer, en Hesbaye, Gent, 1846, p. 221–228. – J. Paquay, Kerkom, in Verzamelde Opstellen, 1935, 11, p. 351–366. – Kasteel van Wijer, in Bouwen door de eeuwen heen, 6N1, (He-Z), Gent, 1981, p. 653–655. – Wijer, in F. Doperé en W. Ubregts, De donjon in Vlaanderen. Architectuur en woon cultuur, Brussel-Leuven, 1991, p. 250–251. – J. Bonneux, Het kasteel van Wijer, Nieuwerkerken, 1995, 27 p. – L. Carlens, Geschiedenis van Kozen en Wijer, Diepenbeek, 2002, 261 p. – Nieuwerkerken (Wijer): kasteel van Wijer, in C. De Maegd en H.-J. Van den Bossche, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 1: Gingelom, Halen, Herk-de-Stad, Nieuwerkerken en Sint-Truiden, Brussel, 2003, p. 106–109. Voorts zijn er een aantal publicaties waarin bezitters of bewoners van het kasteel aan bod komen. In 1644 drukte Leonard Streel uit Luik een boekje van de hand van pastoor Paulus van Hove van Kozen over de wonderlijke gebeurtenissen in 1636 bij de Mariakapel daar: Onse L. Vrovvve van Cortenbosch gesontheyt der siecken. De oorspronck, voortganck, en de miraculen […] in het dorp van Cosen, in het graefschap van Loon, anno 1636, Luik, drukkerij Leonard Streel, 1644. Hierin gaat de pastoor onder meer in op het aandeel van Arnold de Kerckhem in de uitbouw van het heiligdom van Kortenbos. Deze publicatie is online te raadplegen op www.flandrica.be/items/show/586. Léon de Herckenrode geeft in zijn werk over gearmorieerde graf- en gedenkstenen in Haspengouw uit 1845 een genealogie van de families:
– [de Wijer ou de Kerckem], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 221–222; en – [van Afferden], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 649–651. Bij deze laatste notitie is een afbeelding opgenomen van een – nu verdwenen – glasraam uit de kerk van Wijer met het wapen van Ernest Jozef Franciscus van Afferden die overleed in 1752. Deze publicatie is online te raadplegen op www.flandrica.be/items/show/548. E. Poswick besteedt in zijn overzicht van de familiewapens van de leden van de Luikse Gewone Raad enkele bladzijden aan Adam en Willem de Kerckhem, heren van Kozen: – E. Poswick, Recueil héraldique des membres du conseil ordinaire de la principauté de Liège, Luik, 1884, p. 43–44, 47–48. Over de familie van Afferden verscheen in 1904: – A. Pety de Thozée, La famille Van Aefferden. Notice historique et bibliographique, Luik, 1904. L. Heynens neemt in zijn overzichtswerk over de adel in Limburg notities op over de families de Kerckhem en van Afferden: – de Kerkem / van Kerkom, in Adel in Limburg of de Limburgse adel. Geschiedenis en repertorium, 1590–1990, Maastricht, 2008, p. 225–226. – van Aefferden, in L. Heynens, Adel in Limburg of de Limburgse adel. Geschiedenis en repertorium, 1590–1990, Maastricht, 2008, p. 136–137. In een artikel in L’Ancien Pays de Looz uit 1900 geeft Polydoor Daniëls onder meer een summiere beschrijving van de plechtige inhaling van Ernest van Afferden als nieuwe heer van Kozen in 1763: – P. Daniëls, Quelques notes historiques sur Cosen, in L’Ancien Pays de Looz, 1900, 4, p. 76–77. de Herckenrode geeft ook een summiere afstammingslijn van de familie vanden Bosch, waarvan Elisabeth Marie vanden Bosch de echtgenote werd van Robert de Kerckhem, kasteelheer in Wijer en heer van Kozen: – [vanden Bosch dit Mopertingen], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 301–303. De grafplaat van het echtpaar van Kerckhem-Horion alias van Ordingen (tweede helft zestiende eeuw) in de kerk van Neerharen wordt afgebeeld en uitvoerig besproken in: – Grafzerk van Adam van Kerckhem en zijn vrouw Walburgis van Ordingen, in E. Van Caster en R. Op De Beeck, De grafkunst in Belgisch Limburg. Vloerzerken en -platen met persoonsvoorstellingen (13de tot 17de eeuw), Assen, 1981, p. 176–177.
59
Dennis Heusdens wijdde in het tijdschrift van Heemkunde Nieuwerkerken een bijdrage aan Jules Jacquelart, die het kasteel aan het einde van de negentiende eeuw bewoonde: – D. Heusdens, Jules Jacquelart – de kleurrijke kasteelheer van Wijer, in Info Heemkunde Nieuwerkerken, 2010, 6, 1, p. 4–5. In dezelfde jaargang verscheen een bijdrage over een aankondiging van een verkoop van het kasteel en over de opeenvolgende bezitters en bewoners van het kasteel na 1800: – L. R., Verkoop van het kasteel van Wijer in 1857, in Info Heemkunde Nieuwerkerken, 2010, 6, 4, p. 6–8.
Archieven
Z 60
oals het kasteel van Binderveld, is ook het kasteel van Wijer samen met de heerlijkheid Kozen een leen van de Leenzaal van Kuringen. De leenverhef registers (Archief van de Leenzaal van Kuringen, nr. 188–228) en de registers van erkentenis van de nieuwe heer (nr. 229–239) in het archief van de Leenzaal zijn de voornaamste bronnen voor de bezitsgeschiedenis van het kasteel tot 1794. De indexen op de leenverhefregisters (nr. 241–242) vergemakkelijken het onderzoek. De referenties voor de gedrukte uitgaven van de eerste vier leenverhefregisters staan bij het bronnenoverzicht voor het kasteel van Binderveld. Uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw en het begin van de achttiende eeuw (jaren 1678–1688 en 1711) bevat het archief van de Leenzaal van Kuringen zes dossiers van processen over de betaling van renten waarmee de heerlijkheid Kozen en het kasteel van Wijer gehypothekeerd waren (nr. 765, 767, 773, 779, 793, 880). Van 1782 tot 1788 werd er door Frans Heysters voor de Leenzaal geprocedeerd tegen Louis-Joseph Vuegs, over het recht op terugkoop van een deel van de heerlijkheid Kozen en van het kasteel van Wijer (nr. 1039); terwijl Jeanne-Joseph-Antoinette van Afferden in dezelfde periode (1782–1794) Vuegs het vuur aan de schenen legde met een proces waarin zij de geldigheid van de verkoop van het kasteel en de heerlijkheid door haar broer aan de orde stelde (nr. 1040).
— Uit het archief van de Leenzaal van Kuringen — In 1698 kocht Ernest van Afferden de heerlijkheid Kozen en het kasteel van Wijer en de Elsartmolen in Stevoort van de landcommandeur van Alden Biesen. De Elsartmolen was de banmolen voor de inwoners van Kozen. Hij was in het bezit van de heren van Kozen en de inwoners van Kozen waren verplicht hun graan in deze molen te laten malen. Nadat de koop geregeld was tussen van Afferden en de rentmeester van Alden Biesen, moest de nieuwe bezitter door de griffie laten registreren dat hij de nieuwe eigenaar was en de bisschop van Luik als graaf van Loon als zijn leenheer erkennen. Van Afferden had het wellicht te druk als raadsheer in de Rekenkamer van Gelderland en zond Raijmundus Jaupen, een Hasseltse advocaat, om in zijn naam de nodige verrichtingen te doen. Die bood zich op 5 januari 1699 bij de griffie aan en deed er in aanwezigheid van Ferdinand van In- en Kniphuijsen, stadhouder van de Leenzaal, en van twee leenmannen leenverhef in naam van van Afferden. Aangezien de heerlijkheid en het kasteel zowel als de molen grote lenen waren, moest hij een speciaal verhefrecht van twintig goudguldens en vier goudguldens registratierechten betalen. RH, Archief van de Leenzaal van Kuringen, nr. 220 Eerentfesten heer van Afferden Heerlijckheijt Cosen ende Wijer Anno 1699 den 5 januarij voor ons Ferdinand vrijbanderheere van Inhuijsen, Kniphuijsen, Elter ende des Landts Vogelsang, stadthelder S.C.F.D. Loonscher Leensaele van Curingen, J. R. Sigers ende H. Vanden Clooster Loonsche leenmannen, is gecompareert sieur Raijmundus Jaupen, den welcken voor ende in naeme van den eerentfesten heer van Afferden, heere van Cosen ende Wijer, heeft versoecht te releveren de selve heerlijckheden van Cosen ende Wijer met hooge, leege ende middele jurisdictie, met landen, bosschen, ceijnssen ende voorders allen andere henne toebehoorten. Item noch de molen Ten Elshaut, gelegen onder Stevordt, ende sulcks achtervolgens verkrijgh uijt handen van den hooghwerden hooghgeboren heer Henrick vrijheere van Wassenaer, Duijts Oordens ridder ende landtcommandeur etc. Wij tot des comparants versoeck
61
condescenderende hebben den selven tot het versoecht relieff geadmitteert, voorbehaudens S.C.F.D. ende een ieders goedt recht, ende hebbende in naeme als boven den behoorlijken eedt gedaen, is alles in hoeden gekeert. Pro domino 20 gaudt guldens Camera 4 gaudt guldens
62
Aangezien de kasteelheren van Wijer ook heren van Kozen waren en een deel van de hoevegebouwen op het grondgebied van Kozen liggen, gaven zij er de voorkeur aan gerechtelijke zaken in verband met de verhuring en het onderhoud van de hoeve zoveel mogelijk voor hun eigen schepenbank in Kozen af te handelen. Het archief van de schepenbank van Kozen is ook van belang omdat het de kasteelheren waren die in Kozen de schepenen en de gerechtsofficieren aanstelden. Soms kozen de heren of kasteelvrouwen er ook voor om zelf de functie van gerechtsofficier in hun heerlijkheid uit te oefenen, zoals de vrouwe van Afferden dat in 1711 deed toen zij Gilis Michiels en Tilman Gijskens vervolgde voor messentrekkerij, beledigingen en dreigementen (Archief van de schepenbank van Kozen, nr. 16). De voornaamste stukken in het schepenbankarchief in dit verband zijn de gichtregisters, die helaas slechts in goede staat bewaard bleven voor de jaren 1562–1584 en 1730–1751 (nr. 31–32, 34) en de rolregisters die – met hiaten – bewaard bleven voor de periode van 1654 tot 1778 (nr. 5–11). Het archief van de schepenbank bevat ook een dossier van het hierboven vermelde proces van de vrouwe van Afferden tegen de Turnhoutse koopman Vueghs, dat in eerste aanleg van 1782 tot 1787 voor de schepenbank van Kozen gevoerd werd (nr. 29). Terwijl de heerlijkheid Kozen een leen was van de Leenzaal van Kuringen, bezat de heer van Kozen zelf ook een heerlijk leenhof. In dat hof werden de leenverheffingen en andere akten geregistreerd in verband met de landerijen die ooit door de heren van Kozen in leen waren uitgegeven en werd er recht gesproken in geschillen over die goederen. De voornaamste stukken in het archief van het leenhof van Kozen zijn de gicht- en verhefboeken voor de jaren 1491–1617, 1633–1686 en 1719–1740 (Archief van de heerlijke leenzaal van Kozen, nr. 1–4) en twee dossiers van processen over leengoederen in Stevoort, die afhingen van het leenhof van Kozen uit 1708–1709 en 1741–1743 (nr. 6–7). Voor de registratie van overeenkomsten betreffende goederen die ooit door de heren van Kozen in cijns waren uitgegeven, stond het heerlijk cijnshof in. Het archief van het heerlijk cijnshof bestaat uit drie cijnsinningsregisters: één uit de zestiende eeuw en twee andere die samen de jaren 1718–1795 omvatten (Archief van het heerlijk cijnshof van Kozen, nr; 1–3).
De inventaris van de archieven van de schepenbank en van de leen- en laathoven in Kozen werd in 1998 gepubliceerd: – R. Nijssen, Inventaris van de archieven van de schepenbank van Kozen, van de heerlijke leenzaal en van het heerlijk cijnshof aldaar en van de cijnshoven van Waelhoven te Kozen en van Averbode te Rummen, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 25), Brussel, 1998, 37 p.
— Uit het archief van de schepenbank van Kozen — Halverwege maart 1718 nam een nieuwe pachter, Peeter Quintiens, zijn intrek op de kasteelhoeve. Hij trof de gebouwen in deplorabele staat aan. Daarom vroeg hij de schepenen een officiële vaststelling te komen doen van de staat van de gebouwen. De schepenen van Kozen stelden het volgende verslag op van hun bevindingen: RH, Archief van de schepenbank van Kozen, nr. 9, f° 8 r° – 10 r° Op heden den 23 meert 1718 compareerde voor ons scholtus ende schepenen der iustitie Cosen Peeter Quintiens, moderne pachter van het neerhoff Weijer onder Cosen gelegen, toebehoerende den eedelen heere Francois Adam van Afferden, heere der heerlijckheijt Cosen voorsscreven, den welcken alsoo hij nu eerst half meert lestleden op het voorsscreven neerhoff is comen woonen heeft van ons versocht visitatie der gesteltenisse van het voorsscreven neerhoff ende annexe goederen voor soo veel onder onse iurisdictie sijn gelegen, versueckende de precise annotatie der gesteltenisse der selve neerhoff. Voor eerst gecomen sijnde tot op het voorsscreven neerhoff tot in de keucken, al waer alleenlijck maer gevonden eenen houten waterbanck, enckelijck dienende om de scotelen aff te wassen, oock bevonden in de voorsscreven keucken te manqueren eene gelase venster, aen de twee andere vensters bevonden te manqueren aen elck eene rote, die haute venster tegens den mesthoff bevonden sonder grendel, ende die onderste leet des selve venster in stucken, die deure der keucken sonder sleutel ende grendel. Die metsereije neffens die voorsscreven deure tegens die sulle ende die metserije tegens den deursteyl naer den warmoeshoff bevonden voor een deel uijtgevallen.
63
64
In de camer gecomen sijnde hebben gevonden een audt ende heel ruïneus scaperae sonder bodem, ende oock een audt bedstede, ende den wandt tegens de spinne oock ruïneus, die deure des selve camer sonder slot oft grendel. Gecomen sijnde tot in de spune, bevonden drij groote berden ende drij cleijne dienende om de melck daer op te setten, item een kleijn stellinxken van ontrent vijff voet dienende voor steunsel van den trap denwelcken oock is bevonden daer op te staen, die deure der voorsscreven spinde sonder slot oft grendel, die hoff deure bevonden sonder slot oft grendel, item die huijsdeure tegens den mesthoff bevonden geheel delabereert sonder slot ende sonder grendel, oock den solder over de keucken, kamer, stallingen etc. bevonden vol gateren, den welcken noodtsaeckelijck moet gerepareert worden. Gecomen sijnde tot in het paenhuijs alwaer bevonden is eenen oven in den welcken het eerste oveneijser is uijtgebroken ende veel steenen sijn manquerende, bevonden in ’t selve paenhuijs een haverkist ende een bedtstede voor die knechten. Gecomen tot in den koestal, bevonden twee koekribben in goeden staet, ende den hinnen polder heel gedelabereert, die deure oock des voorsscreven stal sonder sleutel oft grendel. Komende tot in den peerdtstal, die deure bevonden sonder sleutel, slot ende grendel, die muragie in den voorsscreven stal rontom voor een deel uijtgevallen, den scaepstal bevonden sonder slot en sleutel. Gecomen tot aen de verckensstallen, hebben die selve bevonden in numero drij, d’een neffens d’ander gelegen achter den voorsscreven scaepstal, die muragie rontom ingevallen, die wanden van die voorsscreven drij stallen heel desolaet. Gecomen tot in de scure bevonden den vorst heel ontdeckt, item bevonden in den winckel tegens het casteel vier hauters ende vijff stucken in den grondt, item bevonden die stallingen van allebij die kanten den eenen tegen het casteel maer enckelijck gedeckt, die meerrest ongevitst ende ongeplackt, maer op den selven over die balcken eenige bruggen ende hauters tot 24 in numero, item die timmeragie tegens den hooftwandt van die voorsscreven scure aldernaest bij die straet oft tegens de selve over ongevits, ongeplackt ende ongedeckt, item bevonden ontrent een voeder orten stroije van alles wes den anderen pachter daer gelaeten heeft, liggende noch tegenwoordigh onder den blauwen hemel, uijtgenomen nochtans eenige scooren orten liggende in den stal neffens die voorsscreven scure tegen den vijver voor het meesten deel van die verckens doorvruelt, voorder en is niet gevonden van den affgaenden pachter daer gelaeten, item het backhuijs bevonden sonder oven ende voor het meestendeel
ontplackt, item die deure sonder slot oft grendel. Item door den voorsscreven wenne ons geleijdt op den mausel langs den kant van Stevort, alwaer bevonden eenen beck affgecapt te sijn, item hebben voorders op de selve plaetse genaempt de mausel tegen Stevort eenige de scoonste tacken uijtgekapt te sijn, ende bevonden het haut op die voorsscreven plaetse oudt ontrent twee oft drij iaeren, item op den selven mausel tegens die weijde oft bosch toebehoerende de eedele vrauw abdisse ende convent van Herckenrode, bevonden het ardt haudt ontrent vijff iaeren audt, maer bevonden alle boomen ende kanten affgewinckt. Item gecomen op den boomgaert achter het voorsscreven neerhoff bevonden in den selven tegen het seijp tot aen die slange hage, alles seer nau affgekapt, soo datter niet en is gebleven dienende tot eenen mutsaert. Ende gecomen sijnde tot op de weijde genaempt de Slange hage, oock gedaen sijnde den omganck der selve, al waer wij bevonden hebben tegen den sijpe van de aude rote de selve seer onbevrijdt van hegge, ende voorts gecomen sijnde tegens die hoeffve toebehoerende den voorsscreven eedelen heere van Afferden, ende tot op het hooft van de Slange hage regenooten de goederen der erffgenaemen van wijlen ioncker Henrick Menten, bevonden het besten haut uijtgecapt te sijn, ende comende tot aen de dreffte een deel affgecapt te sijn niet vindende haut capabel oft bequaem om die selve weijde te vreen tegen allen oploop der beesten, en alles wes voorsscreven is in hoeden gekeert. Na de tussenkomst van de schepenen schoot de rentmeester van de heer van Kozen in actie en liet een groot aantal herstellingen uitvoeren. Op 9 november 1718 verzocht hij de schepenen de gebouwen opnieuw te bezoeken en opnieuw een officieel verslag over de staat van de gebouwen op te stellen. RH, Archief van de schepenbank van Kozen, nr. 9, f° 18 r° – v°. Op heden desen negensten novembris des iaers 1718 compareerde voor ons scholtus ende schepen der iustitie Cosen sieur Herman Germijs, onsen metschepen ende rentmeester van den eedelen heere Frans Adam van Afferden, heere der heerlijckheijt Cosen voorsscreven, den welcken heeft versoekt visitatie der reparatie gedaen sedert de gerichtelijcke visitatie ter instantie van Peeter Quintiens modernen pachter des neerhoff Wijer onder Cosen gedaen op den 23 meert lestleden. In den eersten bevonden het scalien dack van den geheelen
65
bauw soo tegens mesthoff als moeshoff int geheel gerepareert, den solder boven de camer ende aude brauwerije voor een deel gerepareert, in de keucken de gelaese vensters alle vernieuwt, de haute vensters tegens den mesthoff met bedden voorsien, die metserije van de keucke deur hermaeckt ende gesloten, soo naer den mesthoff als naer den moeshoff aen, den herdt daer men het vier op stockt met careelen int geheel vernieuwt, de hoffdeure bevonden met een slot ende sleutel, de deure tegens den mesthoff is versien onder met eenen grendel, de deure van den koijestal voorsien met grendel, ende die uijtgevallen muragie is rontom gerepareert, insgelijx in den peerdtstal ende scaepstal de deure des perdtsstal is versien met eenen grendel, de verkens stallen bevonden het dack met de leeme wanden ende muragie gerepareert, gecomen tot aen de scure bevonden de selve van dack voorsien, mits den vorst is gerepareert, die stallingen van alle bijde die kanten de welcke te vooren ongeplackt ende ontdeckt waeren, bevonden in het geheel geplackt ende gedeckt, mede voorsien van deuren, item het backhuijs int geheel van nieuw dack, wanden ende nieuwen hoven, met eijseren dexsels versien, ende de backhuijs deure versien met een grendelslot ende is in hoijden gekeert.
66
Een concrete aanwijzing voor de aanwezigheid van de heren in hun kasteel, is te vinden in de registers van dopen, huwelijken en begrafenissen. Het parochieregister van Wijer met de registraties van dopen (1631–1797), huwelijken (1632–1797) en overlijdens (1631–1797) kan geraadpleegd worden in het Rijksarchief te Hasselt (Verzameling parochieregisters, nr. 1088). In 1653 bijvoorbeeld schreef de pastoor in het parochieregister het doopsel in van Maximilianus Henricus Baltasar, filius generosi domini temporalis de Wyer, Coesen, Muysen et Moppertinghen et generosae dominae Mariae Annae a Kerchem ejusdem uxoris. In 1672 moest hij op 7 februari het overlijden van de toen negentienjarige Maximilianus filius perillustris ac generosi domini Arnoldi a Kerckhem et Mariae Annae a Kerckem inschrijven.
De registratie van het overlijden van Maximilianus a Kerkhem in het parochieregister van Wijer (RH, parochieregisters)
In de verzameling Kleine Familiearchieven in het Rijksarchief te Hasselt zit een anoniem aantekeningenboekje, uit 1816, met een summiere geschiedenis van het kasteel van Wijer (Kleine Familiearchieven, nr. 1930). De Tabel van klassificatie der grond-eigendommen voor Wijer werd in 1843 door de diensten van het kadaster opgesteld. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in zeven klassen. Twee woningen worden bij de eerste klasse ingedeeld: het kasteel en de schans: De eerste klasse bevat twee huizen, te weten: Het eerste is een oud kasteeltje, smal, met uitstekende hoeken en kanten, tamelijk hoog gebouwd van steenen en met schaliën gedekt, hebbende 4 beneden en 3 bovenplaetzen van verscheide grootte. Alles, zoo de aanhoorigheden, bestaende in pachthoeve, vijvers etc., in slegten staet. Het tweede is vrij goed in steenen gebouwd en met pannen gedekt, hebbende behalven de keuken, vijf goede beneden en twee schone bovenplaetzen. De aenhoorigheden, schuer, stallingen, enz. zijn in middelmatigen staet. De eigenaar van het kasteel is Joseph Eugène De Heister, de eigenaar van de tweede woning is de weduwe van Nicolas Joseph de Heusch (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 178). Vanaf 1842 zijn er voor Wijer kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Wijer bezaten (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Sint-Truiden, nr. 140–145). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt. Zoals in het ancien régime akten betreffende het bezit van het kasteel van Wijer in de verhefregisters van de Leenzaal van Kuringen werden geregistreerd, zo worden in de negentiende en de twintigste eeuw de akten betreffende het bezit van het kasteel of andere landerijen in Wijer overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Hasselt. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden.
67
— In het Rijksarchief te Luik —
H
et kasteel van Wijer en de heerlijkheid Kozen waren gedurende het ancien régime goederen die onderworpen waren aan de zogenaamde taxe des nobles: de belasting door de Adellijke Stand. Bovendien gaf het bezit van deze goederen, samen met een bewijs van adellijke afstamming, het recht om zitting te nemen in de vergaderingen van de afgevaardigden van de adel in de Staten. De drie Staten of Standen: de Kerkelijke Stand, de Adellijke Stand en de Derde Stand, vertegenwoordigden samen het volk van het vorstendom Luik in onderhandelingen met de vorst over het heffen van landelijke belastingen. Het feit dat het kasteel zoals dat van Binderveld een adellijk goed was, betekent dat het kasteel en zijn bezitters geregeld voorkomen in de belastingregisters en in andere documenten van de Adellijke Stand (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 681–919). De inventaris van het archief van de Staten van Luik en Loon is gepubliceerd: – G. Hansotte, Etats du pays de Liege et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p.
— In het gemeentearchief van Nieuwerkerken — 68
V
oor de periode vanaf 1848 zijn er bevolkingsregisters beschikbaar. Hierin worden de bewoners van elk pand in de gemeente ingeschreven: het hoofd van het gezin en zijn huishouden, inwonende familieleden en de knechten en dienstmeiden. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. De bevolkingsregisters van Wijer worden in het gemeentehuis van Nieuwerkerken bewaard.
Iconografie
P
hilippe de Corswarem (1759–1839), die ook de kastelen van Binderveld en van Nieuwerkerken aquarelleerde, maakte ook de oudste gekende afbeelding van het kasteel van Wijer. Deze kleurenaquarel werd gepubliceerd in: – Ph. de Corswarem, Aquarel Coesen. In R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p. 124–125.
Aquarel van het kasteel van Wijer van de hand van Philippe de Corswarem
In 1970 publiceerde de Limburgse tekenaar Steven in zijn bundel kasteeltekeningen zijn visie op het kasteel van Wijer: – Steven, Wijer, in Kastelen in Limburg, Hasselt, 1970, p. 28–29. Voor postkaarten met de afbeelding van het kasteel van Wijer kan men zoeken in de collectie van het voormalige Gemeentekrediet, die nu beheerd wordt door de Académie Royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Postkaart van het kasteel van Wijer
70
Kaarten
V
an 1745 tot 1747 werkte een landmeter in opdracht van de toenmalige stads magistraat van Herk-de-Stad aan het opmeten van de landerijen in de vijf wagens of gehuchten van Herk-de-Stad, waarvan Wijer er toen één was. De kaart die hij op basis van zijn opmetingen vervaardigde, is de oudste kadasterkaart van de gemeente. De voorstelling van het kasteel op deze kaart is meteen ook de oudste gekende voorstelling ervan. De kaart maakt deel uit van de Kaartenverzameling in het Rijksarchief te Hasselt, nr. 150. Op de kabinetskaart van Ferraris staat het kasteel op een vierkant omgracht perceel. Het kasteel bestaat uit verschillende gebouwen rond een kleine binnenkoer. De oppervlakte van de hoevegebouwen is veel kleiner dan die van de kasteelgebouwen. – De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 149B. Op een plan van de gemeentegrens tussen Wijer en Kozen, dat in 1827 werd opgemaakt door de diensten van het kadaster om gevoegd te worden bij het procesverbaal der grensbepaling van het grondgebied de gemeente Weijer, wordt het kasteel voorgesteld als een gebouw met een vierkante plattegrond, in het midden van een vijver, dat met een brug verbonden is met het voorplein. In vergelijking met de kaart van Ferraris en het primitief kadasterplan, lijkt het erop dat de grond tussen het kasteel en de gracht is weggegraven, waardoor een bredere vijver gevormd werd. Ten zuiden van het kasteel liggen op de Winterbeek nog drie vijvers, die er op de kaart van Ferraris nog niet zijn. In één daarvan ligt een eilandje met midden daarop een boom. Het middelpunt van de grondvesten van de brug vormt het grenspunt tussen de gemeenten Wijer, Stevoort en Kozen. Het kasteel zelf ligt in Wijer, de noordelijke hoevegebouwen liggen op het grondgebied van Stevoort en de zuidelijke vleugel van de hoeve ligt op het grondgebied van Kozen (RH, Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 178).
Grens van Wijer en Kozen, 1823, met de aanduiding van het kasteel in zijn slotgracht (RH, Processen-verbaal van afpaling) >
71
Kadastrale reductie van Wijer, 1845 © Nationaal Geografisch Instituut
Op het primitief kadasterplan van Wijer van 1828 lijkt het kasteelgebouw voor het eerst realistisch weergegeven te zijn en teruggebracht te zijn tot zijn werkelijke grootte: – Archief van de gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Primitief kadaster plan van Wijer, 1828. De hoevegebouwen staan ingetekend op het primitief plan van Kozen uit 1824: – Archief van de gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Primitief kadaster plan van Kozen, 1824. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Voor het kasteel van Wijer vindt men de wijzigingen vanaf dat jaar in: – Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Wijer. Voor de hoevegebouwen moet men de mutatieschetsen van Kozen en van Stevoort raadplegen. In 1848 werd de kadastrale reductie voor Wijer afgewerkt. De kleurencode voor bossen was in 1848 anders dan die in 1845 nog voor Binderveld en Nieuwerkerken gebruikt werd. Ten opzichte van het primitief kadasterplan worden de vijvers ten zuiden van het kasteel anders getekend: – Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Wijer. De hoevegebouwen zijn te vinden op de kadastrale reducties van Kozen en van Stevoort. 74
Een overzicht van oude stafkaarten of topografische kaarten, waarop men kan zien hoe het kasteel gesitueerd is ten opzichte van de dorpskern van Wijer, van Kozen of van Stevoort vindt men op de website van het Nationaal Geografisch Instituut.
Monumenten
I
n een van de gevels van de kasteelhoeve is een gedenksteen ingemetseld met het jaartal 1648 en de voorstelling van de wapenschilden van het echtpaar Arnold de Kerckhem en Maria Anna de Kerckhem. Boven de ingang van de kasteeltoren is eveneens een gearmorieerde steen, deze keer met jaartal 1657, ingemetseld.
Gedenksteen met het jaartal 1648 en de voorstelling van de wapenschilden van het echtpaar Arnold de Kerckhem en Maria Anna de Kerckhem
Op een glasraam in de kerk van Kortenbos wordt de eerste-steenlegging van de kerk voorgesteld: Paulus Van Hove van de norbertijnenabdij van Averbode legt de eerste steen, met links van hem de dochter van Elisabeth van Oeteren en rechts Arnold de Kerckhem, de twee weldoeners die de bouw van de nieuwe kerk mogelijk maakten.
76
Glasraam in de basiliek van Kortenbos. Links reikt Arnold de Kerkhem een baksteen aan voor de bouw van de kerk >
77
N o t i t i e s
van grote en kleine komaf. Onderzoeksgids voor de geschiedenis van de kasteelbewoners in Haspengouw – Nieuwerkerken is een uitgave van Erfgoed Haspengouw. Tekst en onderzoek Rombout Nijssen Foto’s
Jan Bellen
Eindredactie
Katrien Houbey, Lieve Opsteyn en Véronique Piret
Projectcoördinatie Erfgoedcel Haspengouw en Limburgse Studies Druk
Drukkerij Leën
Vormgeving
Drukkerij Leën, Miet Marneffe
Cover
Smets & Ruppol
Wettelijk depot
D/2013/12.931/1
Niets in deze uitgave mag op welke wijze dan ook gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever en de auteur.
wek ons verleden
erfgoedhaspengouw.be