O N D E R Z O E K S G I D S VO O R
D E G E S C H I E D E N I S VA N
D E K A ST E E L B E W O N E R S
van grote en kleine komaf
hNeI eE rU sW E R K E R K E N
VA N H A S P E N G O U W
onder zoeksgids voor
d e g e s c h i e d e n i s va n
de k asteelbewoners
in haspengouw
van grote en kleine komaf onderzoeksgids voor de geschiedenis van de kasteelbewoners in haspengouw HEERS
rombout nijssen Katrien Houbey
Erfgoed Haspengouw is een intergemeentelijk samenwerkingsverband tussen Bilzen, Borgloon, Gingelom, Heers, Hoeselt, Nieuwerkerken, Riemst, Sint-Truiden, Tongeren en Voeren
wek ons verleden
voor een dynamische cultureel erfgoedwerking in Haspengouw.
[email protected]
erfgoedhaspengouw.be
Abdij, Diesterstraat 1 3800 Sint-Truiden 011 70 18 30
I n h o u d
5
Voorwoord
7
Inleiding
11
Adressen van archiefdiensten, bibliotheken en andere instellingen
– 14
Batsheers
24
Heers
46
Heks
62
Mechelen-Bovelingen
78
Vechmaal
90
Veulen
3
V o o r w o o r d
Beste lezer Haspengouw is gekend voor zijn geurige bloesems en overladen fruitbomen. Maar ook het verleden van deze streek bevat een uitzonderlijke rijkdom. De tientallen kastelen die het landschap verrijken, vormen slechts één getuige daarvan. Naar deze kastelen werd reeds uitvoerig onderzoek verricht, waarbij het bouwhistorisch onderzoek vaak de meeste aandacht krijgt. Andere aspecten, zoals de bewoners en het leven op deze kastelen, bleven in vele gevallen onderbelicht. Wie woonde en werkte op deze kastelen? Hoe leefden deze mensen? Wat was de relatie van de kasteelbewoners met de dorpe lingen? Het zijn maar een paar vragen die in het verschenen onderzoek vaak niet aan bod komen en waarover de laatste letter zeker nog niet geschreven is. Erfgoedcel Haspengouw, het Rijksarchief Hasselt en de VZW Limburgse Studies sloegen de handen in elkaar om op termijn een betere inkijk te krijgen in het leven op de Haspengouwse kastelen. Dit vormde het startschot voor het project van grote en kleine komaf, of het onderzoek naar de geschiedenis van de kasteelbewoners in Haspengouw. De onderzoeksgidsen die in het kader van dit project worden gerealiseerd, moeten de geschied- en heemkundige, de geschiedenisstudent en elke andere geïnteresseerde stimuleren en een concrete basis bieden om zelf onderzoek te doen naar de geschiedenis van Haspengouwse kasteelbewoners. Met deze overzichten op de bestaande literatuur, het beschikbare archief- en kaartmateriaal, de iconografische voorstellingen, nagelaten monumenten en – vooral – op de onontgonnen gebieden in het onderzoek naar de Haspengouwse kasteelbewoners, ben je aardig snel op weg om je eigen onderzoek aan te vatten. Erfgoed Haspengouw wil het cultureel erfgoed van Haspengouw zo goed mogelijk in kaart brengen, bewaren en ontsluiten voor volgende generaties en hoopt dat deze publicatie hiertoe kan bijdragen. Wij bedanken allen die hun steentje hiertoe willen bijdragen van harte en wensen hen veel succes en voldoening met hun onderzoek. Projectvereniging Erfgoed Haspengouw
5
I n l e i d i n g
M
et zes kastelen op haar grondgebied is de gemeente Heers een perfect prototype van een Haspengouwse gemeente. Hoewel aan de geschiedenis van het merendeel van de in deze brochure besproken kastelen al artikels en bijdragen in verzamelwerken gewijd zijn, is hun volledige geschiedenis lang niet geschreven. Deze zes kastelen bieden nog ruime mogelijkheden voor nieuw historisch onderzoek. Een grondige analyse van de leenverhefregisters van de Leenzaal van Kuringen, van de schepenbankregisters in het Rijksarchief te Hasselt en van de registers van de Staten van Luik en Loon in het Rijksarchief te Luik, zal onge twijfeld meer bijzonderheden over de opeenvolgende bezitters aan het licht kunnen brengen. Voor de periode vanaf de Franse Tijd kan voor deze zes kastelen nieuw onderzoek verricht worden aan de hand van het archief van het hypotheekkantoor van Tongeren, van de minuten van notariële akten en van de bevolkingsregisters. Niet alleen de kasteelbezitters bieden mogelijkheden voor onderzoek. Kastelen worden immers over het algemeen niet alleen bewoond door hun bezitters, maar ook door hun personeel en door de uitbaters van de kasteelboerderij. Voor de periode vanaf 1848 geven de bevolkingsregisters een goed beeld van wie er in het kasteel gedomicilieerd is. Wat was hun leeftijd, van waar waren ze afkomstig en wat waren hun familiebanden? Het archief van het kadaster vormt een goed uitgangspunt voor onderzoek naar de bouwgeschiedenis van deze kastelen, met name de mutatieschetsen en de daarbij horende dossiers die in het archief van de provinciale directie van het kadaster in Hasselt bewaard worden. Voor de bezitsgeschiedenis bieden de archieven van hypotheekkantoren en de minutenregisters van de notarissen de juiste informatie. Informatie over de bewoners is dan weer terug te vinden in de bevolkingsregisters. Deze registers worden in het Rijksarchief te Hasselt en het gemeentearchief van Heers bewaard. De parochiearchieven bevatten gegevens over de deelname van de bewoners aan het katholieke en sociale leven in de gemeente. In deze gids wordt per kasteel een kort overzicht gegeven van wat er tot op heden over dit kasteel gepubliceerd werd, van de archieven die gebruikt kunnen worden voor nieuw onderzoek, van de iconografie van het kasteel, van de landkaarten waarop het
7
kasteel terug te vinden is en van de monumenten die de kasteelbewoners in de dorpen van Heers nagelaten hebben. Dit bronnenoverzicht kan het vertrekpunt vormen voor eigen onderzoek naar de kasteelbewoners in Heers. Het is namelijk onze oprechte overtuiging dat iedereen die in Haspengouw heemkundig onderzoek doet, in staat is om zijn steentje bij te dragen aan onze kennis van de geschiedenis van de kasteelbewoners. Wil je je verdiepen in de paleografie, dan kan je de archieven van de Leenzaal van Kuringen en van de schepenbanken uitpluizen om de geschiedenis van het ancien régime te reconstrueren. Een ander mogelijk onderzoeksonderwerp is de geschiedenis van de negentiende- of de twintigste-eeuwse kasteelbewoners. Speelden zij een rol in de gemeentepolitiek of hielden ze zich daar bewust buiten? Hoorden zij in de negentiende eeuw bij het selecte gezelschap van de verkiesbaren voor de senaat? Bouwden zij een politieke loopbaan uit en hoe verliep die? Ook de herinneringen van mensen in het dorp die nog ‘voor het kasteel’ gewerkt hebben, kunnen het uitgangspunt zijn voor een kort artikel dat een verrassend aspect van het kasteelbestaan belicht. Erfgoed Haspengouw en de medewerkers van het Rijksarchief te Hasselt zijn steeds bereid om je op weg te zetten voor je onderzoek. Rombout Nijssen en Katrien Houbey
8
Postkaart van het interieur van het kasteel van Heks
A d r e s s e n
van archiefdiensten, bibliotheken en andere instellingen
Rijksarchief te Hasselt
Gemeentelijke bibliotheek Heers
Bampslaan 4 | 3500 Hasselt
Steenweg 146 | 3870 Heers
011 22 17 66
011 48 43 05
www.arch.be
www.heers.be/vrije-tijd/bibliotheek
[email protected]
[email protected]
Rijksarchief te Luik
Provinciale bibliotheek
Rue du Chera 79 | 4000 Luik
Historisch Informatiepunt Limburg
04 252 03 93
Martelarenlaan 17 | 3500 Hasselt
www.arch.be
011 29 59 00
[email protected]
www.limburg.be/pbl
[email protected]
Rijksarchief te Brussel Demetskaai 7 | 1070 Anderlecht 02 524 61 15
Académie Royale des Sciences des Lettres et des Beaux-Arts
www.arch.be
de Belgique
[email protected]
Hertogstraat 1 | 1000 Brussel 02 550 22 12
Gemeentearchief Heers
www.academieroyale.be
Paardskerkhofstraat 20 | 3870 Heers
[email protected]
011 48 01 01 www.heers.be
[email protected] Archief van de gewestelijke
Koninklijke Musea
voor Kunst en Geschiedenis, Jubelparkmuseum
Jubelpark 10 | 1000 Brussel
directie van het kadaster
02 741 72 11
Voorstraat 43 | 3500 Hasselt
www.kmkg-mrah.be
011 21 22 32 www.kadaster.be
Nationaal Geografisch Instituut
[email protected]
Abdij Ter Kameren 13 | 1000 Brussel 02 629 82 82 www.ngi.be
[email protected]
11
Archives de l’Évêché de Liège
Regionaal Historisch Centrum Limburg
Rue de l‘Évêché 25 | 4000 Luik
Sint-Pieterstraat 7 | 6211 JM Maastricht
04 230 31 50
Nederland
www.evequesdeliege.be
+31 43 328 55 00
[email protected]
www.rhcl.nl
[email protected]
Onroerend Erfgoed Limburg Hendrik Van Veldekegebouw
Brabants Historisch Informatie Centrum
Koningin Astridlaan 50 bus 1 | 3500 Hasselt
Zuid-Willemsvaart 2 | 5211 NW ’s-Hertogenbosch
011 74 22 20
Nederland
www.onroerenderfgoed.be
+31 73 681 85 00
[email protected]
www.bhic.nl
[email protected]
12
Postkaart van het kasteel van Veulen
13
B a t s h e e r s
Donjon van Batsheers Batsheersstraat 4 | 3870 Batsheers
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
D
e donjon van Batsheers, die dateert van rond 1300, is vandaag geïntegreerd in een hoeve. Oorspronkelijk had deze toren een defensieve functie en het voormalige cijnshof van Andooie of Aenroye was er gevestigd. Over de bezitters van de donjon is weinig geweten. Er wordt van uitgegaan dat het de residentie was van de heren van Batsheers. Volgens J. Daris wordt de eerste heer van Batsheers vermeld in 1295, namelijk Guillaume van Batsheers. Daarnaast is er een ridderlijke familie de Montferrant die resideert in Batsheers en die tijdens de zeventiende eeuw door dezelfde auteur wordt vermeld als de bewoners van een kasteel. Zij bezaten echter nooit de heerlijke rechten over Batsheers, deze behoorden toen aan de Bisschoppelijke Tafel van Luik. In 1619 worden deze rechten in pand gegeven aan Henri de la Rivière d’ Arschot, heer van Heers. Deze verpanding wordt in 1639 vernieuwd. In 1771 neemt kannunik François-Lambert de Stockem van het Sint-Lambertuskapittel van Luik de heerlijkheid Batsheers in pand. Wie ondertussen de opeenvolgende bewoners waren van de donjon is niet geweten. De bezits- en de bewoningsgeschiedenis van de donjon zijn nog een grotendeels onbeschreven blad.
15
Het aantal studies dat gewijd is aan de geschiedenis van de donjon van Batsheers is beperkt. In hun overzichtswerken over donjons, mottorens en kastelen gaan A. Claassen, F. Dopere en W. Ubregts kort in op de historiek en de bouwhistorische kenmerken. Een bouwhistorisch overzicht is eveneens terug te vinden in de bijdrage over het cijnshof van Andooie in Bouwen door de eeuwen heen. J. Daris, C. De Maegd en J. Daenen besteden meer aandacht aan de historiek van de donjon. –– A. Claassen, Van mottoren tot kasteel, (Publicaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum, 14), Tongeren, 1970, p. 47. –– F. Dopere en W. Ubregts, De donjon in Vlaanderen. Architectuur en wooncultuur, (Acta Archaeologica Lovaniensia. Monographiae, 3), Gent, 1991, p. 131–132. –– Cijnshof van Aenroe of Andooie, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 242–243. –– J. Daris, Notice sur Ruckelingen et Batsheers, in Notices sur les églises du diocèse de Liége, 3, Leuven, 1872, p. 131–134. –– Batsheers: Cijnshof van Andooie, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 136. –– J. Daenen, Batsheers, in De Herinnering Blijft, 2011, p. 21–28.
Archieven 16
—In het Rijksarchief te Hasselt—
H
et belangrijkste archief voor de reconstructie van de bezitsgeschiedenis van de donjon van Batsheers is het archief van de schepenbank. Tot 1795–1796, toen onze streek bij de Franse republiek gevoegd werd, was er in de meeste dorpen een schepenbank actief. Zij registreerde akten betreffende het bezit van goederen in haar rechtsgebied en deed rechtspraak in geschillen tussen inwoners van het dorp en over goederen in het dorp. Het archief van de schepenbank van Opheers en Batsheers bestaat uit twee reeksen: de gichtregisters voor de periode 1501– ca.1804 (nr. 1–6, 13–16 en 20) en de rolregisters voor de periode 1501–1775 (nr. 1–3, 7–12 en 17–18). In de gichtregisters werden de akten betreffende goederen in Opheers en Batsheers geregistreerd die aan de griffie van de schepenbank werden voorgelegd. In de rolregisters werden de zittingen geregistreerd
die aan de rechtspraak gewijd werden. Vooral de gichtregisters zijn van belang voor onderzoek naar de opeenvolgende bezitters van een goed. Tegen vonnissen van de schepenen van Opheers en Batsheers kon men in beroep gaan bij de Tongerse griffie van de schepenbank van Vliermaal, één van de opper gerechten in het graafschap Loon. De inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal werd in 2008 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal (1391–1796), (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 94), Brussel, 2008, 142 p. Het archief van de het hof van Aenroye in Batsheers wordt eveneens in het Rijks archief bewaard. Algemeen wordt aangenomen dat het voormalig cijnhof van Aenroye gevestigd was in de donjon van Batsheers. Dit archief bevat gichtregisters voor de periode 1519–1590, 1677–1734 en 1737–1764 (nr. 1, 3–4) en een gicht-, rol- en verhefregister voor de jaren 1586–1628 (nr. 2). In 2000 werd het archief van de parochie Batsheers in het Rijksarchief in bewaring gegeven. Het bevat onder meer het register van dopen, huwelijken en overlijdens voor de jaren 1798–1937 en van de vormelingen voor de jaren 1804–1920 (nr. 5). Het was destijds de gewoonte dat de hele groep kinderen uit één parochie die gevormd werden een speciale vormselpeter en -meter kregen. Meestal werd deze rol opgenomen door notabelen uit de gemeente. Aan de hand van de registratie van de vormsels kan worden nagegaan of de bewoners van de donjon in Batsheers die rol ook opnamen. Dat is vervolgens een goede indicatie voor de mate waarin zij deelnamen aan het plaatselijke sociale leven. Ook het ledenregister van de parochiale broederschappen (Archief van de parochie van Batsheers. Overdracht 2000, nr. 12) kan een indicatie geven over de mate waarin zij aan het leven in het dorp deelnamen. De inventaris van de archieven van de kerkfabriek en van de parochie van Batsheers is in 2002 uitgegeven: –– R. Raskin en R. Nijssen, Inventarissen van de kerkarchieven van Batsheers, Bommershoven, Gors-op-Leeuw, Guigoven, Herten, Kortessem, Kortijs, Kuttekoven, MechelenBovelingen, Mettekoven, Vechmaal en Wellen. Overdrachten 1999–2001, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 66), Brussel, 2002, 83 p. De parochieregisters van Batsheers uit de periode vóór de Franse Tijd worden eveneens bewaard in het Rijksarchief in de verzameling parochieregisters (nr. 38–39). De registers van dopen (1609–1797), huwelijken (1611–1796) en overlijdens (1616–1797) kunnen worden geraadpleegd in de leeszaal van het Rijksarchief te Hasselt en zijn eveneens via de website van het Rijksarchief toegankelijk.
17
Het gemeentebestuur van Batsheers gaf de negentiende-eeuwse bevolkingsregisters in bewaring in het Rijksarchief. Hierin vindt men vanaf 1848 de samenstelling van elk huishouden in het dorp Batsheers, ook die van de bewoners van de donjon. De namen van het hoofd van het gezin en de leden van zijn huishouden, inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden worden onder elkaar vermeld. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. In het archief van de gemeente Batsheers zijn de bevolkingsregisters voor de jaren 1846, 1867 en 1901 (nr. 5–9) bewaard. In de negentiende en de twintigste eeuw werden de akten betreffende het bezit van de donjon, zoals alle akten over het bezit van onroerend goed in deze gemeente, overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Tongeren. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Vanaf 1848 zijn er voor Batsheers kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Batsheers bezaten. Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Zowel de reeksen 12 en 212 als de reeks 209 worden bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt.
—In het Rijksarchief te Luik— 18
D
e drie Staten of Standen: de Kerkelijke Stand, de Adellijke Stand en de Derde Stand, vertegenwoordigden samen het volk van het vorstendom Luik in onderhandelingen met de vorst over het heffen van landelijke belastingen. De inning van de belastingen werd door de Staten georganiseerd. Met het oog op de heffing van een hoofdelijke belasting werd in 1763 de opmaak van een telling van de volwassen inwoners van elke parochie verordend. Ook in Batsheers gebeurde deze telling door de pastoor. Het resultaat van zijn werk maakt nu deel uit van het archief van de Staten van Luik en Loon (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 1465). Een kopie daarvan kan in de leeszaal van het Rijksarchief te Hasselt geraadpleegd worden. –– G. Hansotte, Etats du pays de Liege et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p.
Iconografie
D
e oudst bewaarde iconografische voorstelling van de donjon van Batsheers is een tekening in het zeventiende-eeuwse kaartboek van Averbode. De donjon wordt getoond als een intacte toren bij een hoeve. Een tweede toren in de noord oostelijke hoek wordt als ruïne voorgesteld. Naar verluidt zou deze toren pas volledig verdwenen zijn bij een brand in 1932–1933. –– C. Lowis, kaart Batsheer, in E. Van Ermen, Het kaartboek van Averbode 1650–1680, Brussel, 1997, p. 130–131. Daarnaast is er een afbeelding van de donjon terug te vinden in twee atlassen van goederen van de abdij van Herkenrode. Het oudste exemplaar dateert uit 1670 en wordt bewaard in het bisschoppelijk archief te Luik (Archives de l’Évêché de Liège) en kan geraadpleegd worden via de website van het bisdom. De in het Rijksarchief te Hasselt bewaarde atlas van de goederen van de abdij van Herkenrode in Heers en omgeving dateert uit 1764. Op beide kaarten is de donjon afgebeeld zoals in het kaartboek van Averbode: als een toren omsloten door een hoeve.
Kaarten
O
p de kaart van Ferraris ligt de donjon van Batsheers bij de grootste hoeve in het zuiden van het dorp. –– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 151B. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Voor de donjon vindt men de wijzigingen vanaf dat jaar in: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Batsheers.
19
De donjon van Batsheers in de atlas van de goederen van de abdij van Herkenrode, 1764 (RH, Archief van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode te Kuringen, nr. 58)
De donjon van Batsheers op de kaart van Ferraris, 1777
Het zogenaamde primitieve kadasterplan van Batsheers, uit het begin van de negentiende eeuw, wordt eveneens door deze administratie bewaard. –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Primitieve kadasterplannen van Batsheers. In 1849 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Batsheers op. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Batsheers. Een catalogus met het volledige aanbod aan oude stafkaarten staat op de website van het Nationaal Geografisch Instituut.
Monumenten
V
22
erschillende leden van de familie de Montferrant werden in de kerk van Batsheers begraven. Hun gezamenlijke grafsteen is tot op heden bewaard. Het gaat om het graf van de op 1 september 1672 overleden Jean de Montferrant, zijn zoon Arnold-Jean de Montferrant die overleed op 19 mei 1676 en Guillaume-Arnold de Montferrant die het leven liet op 9 april 1682. Het familiewapen is centraal op de grafsteen afgebeeld, daaronder bevindt zich een cartouche met een opschrift dat niet meer volledig leesbaar is. J. Daris haalt in zijn Notices sur les églises du diocèse de Liège het volledig opschrift aan en dit luidt als volgt: Item noble et généreux Jean de Montferrant, seigneur du dit lieu et d’Abolens, qui trépassa le 1 septembre 1672, et Arnold-Jean de Montferrant, son fils, qui trépassa le 19 mai 1676, et noble seigneur Guillaume-Arnold de Montferrant, seigneur du dit lieu et d’Abolens et Pusey, dernier du nom, qui trépassa le 9 avril 1682. Priez Dieu pour leurs âmes. Requiescant in pace.
23
Grafsteen van de familie de Montferrant in de kerk van Batsheers
H e e r s
Kasteel van Heers Nieuwe Steenweg 69–71 | 3870 Heers
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
I
n 1477 startte Raes II de la Rivière, heer van Heers, met de bouw van het huidige renaissancekasteel in Heers. Tien jaar eerder was zijn kasteel verwoest door troepen van Karel de Stoute tijdens de opstand van de Luikenaren tegen hun bisschop. Het staat vast dat er op deze plaats reeds in de elfde eeuw een vesting stond. De eerste vermelding van het kasteel van Heers vinden we in een oorkonde uit 1274. In deze vroege periode kende het kasteel eveneens een woelige geschiedenis. Verschillende malen werd het belegerd en deels vernield. In de loop van de geschiedenis zullen verschillende adellijke families het kasteel van Heers bewonen. Daris haalt aan dat de oudste vermelding van de heren van Heers is te vinden in een charter uit 1186, waarin een zekere Cuno van Heers wordt vernoemd. De eerste familie die het kasteel van Heers in haar bezit had, was de familie van Heers met als eerst gekende telg Gilbert van Heers. Na het overlijden van Gerard van Heers in 1398 gaat het kasteel, door het huwelijk van Gerards dochter Cecilia met Raes de la Rivière, over naar de familie de la Rivière. Het geslacht de la Rivière is afkomstig uit Gelrode. De bekendste telg uit deze familie is Raes II de la Rivière die een rol speelde in de opstand van de Luikenaren tegen hun bisschop in 1467. Henri de la Rivière slaagt er in 1623 in de titel van graaf van het Heilige Roomse Rijk te verwerven en op 2 maart 1631 wordt hij verkozen tot burgemeester van Luik. Henri Oger is de laatste heer van Heers uit het adellijke geslacht de la Rivière. Het kasteel en de
25
heerlijkheid komen na zijn dood in 1682 in het bezit van de belangrijkste schuldeiser van de familie: de abdij van Saint-Laurent in Luik. Zij verkoopt het goed aan Jean-Herman de Stockem. Deze geeft het bezit door aan zijn broer Nicolas-Erasme de Stockem, die er samen met zijn vrouw Jeanne-Marie de Maisières zijn intrek neemt. Eugénie de Stockem, dochter van Charles-François de Stockem en echtgenote van baron Charles de Wal, erft het kasteel van haar vader. Haar dochter, Valerie de Wal, verwerft het kasteel van haar moeder bij haar huwelijk met de diplomaat Eugène Desmaisières in 1859. Zo komt het kasteel in handen van de huidige bezitters, de familie Desmaisières. –– C. de Borman, Chronologie historique des seigneurs de Heers, in Bulletin de la Société Scientifique et Littéraire du Limbourg, 4, 1859, p. 25–35. –– C. de Borman, Notice sur la seigneurie de Heers, in Le Beffroi, Arts, Héraldique, Archéologie, 1, 1863, p. 23–60. –– C. de Borman, La Seigneurie de Heers, in Les seigneuries du comté de Looz, vol. I, Brugge, 1863. –– J. Daris, Notice sur Heers, in Notices sur les églises du diocèse de Liège, vol. VI, Luik, 1875, p. 12–67. –– E. Wouters, De kasteelhoeve van Heers. Historische hoeksteen en vergeten patrimonium, in Limburg. Het oude land van Loon, 79, 2000, p. 263–278. Over Raes van Heers verscheen een bijdrage in de Biographie nationale: –– A. Le Roy, Raas van Heers, in Biographie nationale, dl. VIII, Brussel, 1884, p. 837–844.
26
Een korte kroniek van de geschiedenis van de familie de la Rivière, die de heerlijkheid bezat van in de veertiende eeuw tot ze na het overlijden van Henri Oger in 1682 in bezit komt van de abdij van Saint-Laurent in Luik, is opgenomen in het werk van Léon de Herckenrode uit 1845 over gearmorieerde graf- en gedenkstenen in Haspengouw: –– [de Riviere], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 624–626. L. Heynens publiceerde in zijn overzichtswerk over de adel in Limburg een notitie over de familie de Stockem: –– [de Stockhem], in L. Heynens, Adel in Limburg of de Limburgse adel. Geschiedenis en repertorium, 1590–1990, Maastricht, 2008, p. 307–308. Een gedetailleerde beschrijving van de grafplaten van Johannes en Gerard van Heers en van Richalt de la Rivière en zijn vrouw Johanna de Merode is te vinden in de volgende studies: –– E. Van Caster en R. Op De Beeck, De grafkunst in Belgisch Limburg. Vloerzerken en -platen met persoonsvoorstellingen (13e tot 17e eeuw), Assen, 1981, p. 86–92.
–– E. Van Caster en R. Op De Beeck, De grafplaat van Johannes de Heere en Gerardus de Heere, in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, 40–42, 1968–70, p. 91–104. De artikels van J. Maenen en S. Vandevelde gaan kort in op de grafmonumenten van de bewoners van het kasteel van Heers in de kerk van Heers. –– J. Maenen, Funerair erfgoed uit Stokkem en de familie von Schwartzenberg-De La Rivière: Zeventiende-eeuwse grafsteen met persoonsvoorstelling ontdekt te Maasmechelen, in De Rode Leeuw, 44, 2, 2013, p. 25–33. –– S. Vandevelde, Merkwaardigheden in de kerk van Heers, in Limburg, 35, 1956, p. 262–268 en 294–298. Een overzicht van de bouwgeschiedenis van het kasteel van Heers is terug te vinden in volgende publicaties: –– L. F. Génicot e.a., Het groot kastelenboek van België, II, Brussel, 1976, p. 142–144. –– Kasteel van Heers, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 224–229. –– P. Arren, Heers, in Van kasteel naar kasteel, Kapellen, 1995, p. 110–115. –– M. Hanssen en S. Schepers, Het unieke kasteel van Heers (Belg. Limburg), in De Band, 1973, 3, 2, p. 6–7. Het interieur van het kasteel krijgt aandacht in de werken van J. de Borchgrave d’Altena en A. Dusar: –– J. de Borhgrave d’Altena, Décors anciens d’interieurs mosans, Luik, 1930, p. 115–117. –– A. Dusar, Limburgs kunstbezit. Van prehistorie tot classicisme, Hasselt, 1970, p. 165. Chris De Maegd behandelt aan de hand van oude kaarten en andere afbeeldingen de evolutie van het kasteelgebouw en van de tuin en het park. –– C. De Maegd, Het kasteeldomein van Heers: een boeiend monument, in Monumenten en landschappen, 22, 2003, nr. 5, p. 4–24. –– Heers: Kasteel van Heers, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 141–153.
27
Archieven —In het Rijkarchief te Hasselt—
D
28
e voornaamste bronnen voor wie de geschiedenis van de bezitters van het kasteel van Heers wil schrijven, zijn de leenverhefregisters en de registers van erkentenis van de nieuwe heer in het archief van de Leenzaal van Kuringen. De Leenzaal van Kuringen is het centrale leenhof van de graven van Loon. Toen het graafschap in 1364–1366 deel ging uitmaken van het vorstendom Luik, behield de Leenzaal van Kuringen zijn taken. De bisschop van Luik nam vanaf dan in de Leenzaal de plaats van de graaf van Loon in. In de leenverhefregisters werden in chronologische volgorde de akten geregistreerd betreffende rechten op lenen die in leen gehouden werden van de graaf van Loon. Volgens het leenrecht was iedere leenman verplicht een eed van trouw aan zijn leenheer te zweren wanneer hij een leengoed of rechten op een leengoed verwierf. Bij die gelegenheid betaalde de leenman een leentaks aan de leenheer. Het bedrag van de leentaks hing af van de jaarlijkse opbrengst van het leen. In de regel bedroeg de taks de helft van de jaarlijkse opbrengst van het leen. Voor een bijzondere categorie van lenen, de zogenaamde grote lenen, gold een speciale forfaitaire leentaks. Het was dus van belang precies bij te houden wie de verschuldigde taks al betaald had. Vandaar dat leenverheffingen, verkopen, verervingen of akten van rentecreatie door de griffier van de Leenzaal in een register ingeschreven werden. Wanneer er een nieuwe leenheer aantrad, nadat de vorige overleden was bijvoorbeeld, moest de leenman zijn trouw bevestigen aan de nieuwe leenheer. Dat werd de erkentenis van de nieuwe heer genoemd. Bij die gelegenheid moest hij geen leentaks, maar wel een registratierecht betalen aan de griffie. De leenverhefregisters zijn bewaard voor de periode van 1361 tot 1793 (Archief van de Leenzaal van Kuringen, nr. 188–228). Registers met erkentenissen van de nieuwe leenheer zijn bewaard voor de jaren 1506–1509, 1513–1522, 1538–1541, 1565, 1689 en vanaf 1695 tot het einde van de achttiende eeuw (nr. 229–239). Omdat de griffiers van de Leenzaal soms opzoekingen moesten verrichten in de oude registers, werden er in de zeventiende en achttiende eeuw indexen gemaakt van de leenverhefregisters. Die indexen zijn nog altijd een goed uitgangspunt voor wie de opeenvolgende leenverheffingen van een bepaald leen wil opzoeken (nr. 241–242). De vier oudste leenverhefregisters van de Leenzaal van Kuringen – die uit de regeerperiodes van Engelbert van der Mark (1361–1364), Jan van Arkel (1364–1378), Arnold van Hornes (1379–1389) en Jan van Beieren (1390–1413) – zijn uitgegeven.
–– A. Hansay, Les fiefs du comté de Looz sous Engelbert de la Marck (1361–1364), in Bulletin de la Commission Royale d’Histoire, 1905, 74, p. 133–178. –– C. de Borman, Le livre des fiefs du comté de Looz sous Jean d’Arckel, Brussel, 1875, XVI, 332 p. –– J. Grauwels, Het Loons leenregister van Arnold van Hornes (1379–1389), in Het Oude Land van Loon, 1978, 33, p. 53–185. –– J. Grauwels, Het Loons leenregister van Jan van Beieren (1390–1413), in Het Oude Land van Loon, 1981, 36, p. 5–149. De Leenzaal van Kuringen was ook het gerechtshof dat geschillen over het bezit van leengoederen afhandelde. Het archief van de Leenzaal bevat verschillende procesdossiers in verband met het kasteel van Heers. Het merendeel van de processen handelt over de betaling van renten op de heerlijkheid Heers in de jaren 1665–1690, 1747–1751, 1755 (nr. 727, 744, 745, 774, 788, 795, 805, 958). Een ander dossier heeft betrekking op de achterstallige betaling van bijdragen aan de adellijke staat op grond van het bezit van de heerlijkheid Heers in 1778 (nr. 1025). De inventaris van het archief van de Leenzaal dateert van 1976: –– H. Coppens, Inventaris van het archief van de Leenzaal van Kuringen, Brussel, 1976, 339 p. Een tweede belangrijk archief is het archief van de schepenbank van Heers. De voornaamste reeksen in dit archief zijn de reeksen gichtregisters en rolregisters. In de eerste plaats zijn er de gichtregisters voor de periode 1525–1796 waarin akten betreffende bezittingen in Heers werden ingeschreven en op basis waarvan gereconstrueerd kan worden hoe de heren een groeiende economische rol gingen spelen in het dorp (Archief van de schepenbank van Heers. Delen en banden, nr. 92–104). De rolregisters, waarin de rechtspraak geregistreerd werd, beslaan de periode 1493–1782 (nr. 66–91). In de registers van de schepenbank worden ook de aanstellingen van schepenen en van medewerkers van de schepenbank door de heer van Heers geregistreerd. Tegen vonnissen van de schepenen van Heers kon men in beroep gaan bij de Tongerse griffie van de schepenbank van Vliermaal, één van de oppergerechten in het graafschap Loon. De inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal werd in 2008 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal (1391–1796), (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 94), Brussel, 2008, 142 p. Terwijl de heerlijkheid Heers een leen was van de Leenzaal van Kuringen, bezat de heer van Heers zelf ook een heerlijk leenhof. In dat hof werden de leenverheffingen en andere akten geregistreerd in verband met de landerijen die ooit door de heren van
29
Heers in leen waren uitgegeven en er werd recht gesproken in geschillen over die goederen. De voornaamste stukken in het archief van het leenhof van Heers zijn de leenverhefregisters voor de jaren 1346, 1376–1380, 1533–1566, 1578–1592, 1584–1596, 1624–1662, 1658 en 1734. (Archief van het leenhof van Heers, nr. 1–4) en rolregisters voor de jaren 1566–1567, 1574–1573 en 1726–1782 (nr. 6–7). Het Rijksarchief te Hasselt bewaart een grote verzameling van 144 oorkonden van de heren van Heers uit de periode van 1351 tot 1747. Bij de oorkonden zijn vooral de huwelijkscontracten en de testamenten belangrijk als bron voor de familiegeschiedenis van de heren van Heers. Daarnaast is het Rijksarchief eveneens in het bezit van het archief van de heren van Heers. Dit archief bestaat uit 51 inventarisnummers die de periode van de veertiende tot de achttiende eeuw beslaan. Het bevat registers met afschriften van oorkonden en allerlei akten (nr. 1–3), testamenten (nr. 4), goederenregisters (nr. 6–11), registers van inkomsten en uitgaven (nr. 12–20) en cijnsinnings- en pachtregisters (nr. 21–47 en nr. 48–49).
—Uit het archief van de heren van Heers—
O
p 16 augustus 1665 laten Henri Oger, graaf de la Rivière d’Arschot en zijn echtgenote Dorothé-Henriette de Cotereau hun testament opmaken in het kasteel van Heers. In dit document leest men wat er na hun dood met hun bezittingen moet gebeuren. 30 RH, Archief van de heren van Heers, nr. 4. A nom de Pere, du filz et du saint Esprit Amen Nous Henrij Oger comte de Riviere D’Arscot du St. Empire et de Heere etc. et nous Dorothe Henriette de Cotereau comtesse de Heere et conioinct, en considerant qu’il ny at rien de si certain que la mort et rien plus incertain que l’heure d’icelle desirant de disposer des biens temporels que le bon Dieu par sa Grace nous at departi, et estant pas la mesme Grace en bon sens, memoire, et entendement, avons convinctement ordonné et par cette ordonnons comme sensuit, et ce en vertu de la faculté nous competante du droit qu’en vertu des octrois nous accordees, tant par son Alteze serenissime l’Electeur de Coulogne notre Prince, que par le Roij Catholique voulant que la presente disposition sorte ses
plains et entiers effects soit pas forme de testament, codecile, donnations ou cause de mort ou en tel autre forme et maniere que faire se peut revocquant tout autre testament ou codicille auparanart fait, premierement recommandons notre Ame a Dieu et a toutte la courte Celeste, [ch]oisisants nos sepultures dans l’Eglise de notre Comte de Heere, en tel lieu que le survivant de nous deux l’ordonnerat, voulant que notre service ij soit fait sans aucunne pompe, et laissons a la fabricque de monsieur St. Lambert a Liege vinct patar Brabant une fois, et quart a tous nous biens en quel lieu ils soijent gigans presens et future de quelle nature ou qualitez qu’ils puissent estre tant feaudaus, censaus, alodiaus etc, et tant meubles qu immeubles etc, en laissons la iouissance la vie durante au survivant de nous deux a condition touttefois que le survivant aura le pouvoire apsolut de partager tous nos onze enfants et le douzieme qui doit nastre et cela selon la volonté du dernier vivant de nous deux, aijant tousiours Esguard a maintenire le chef ou aisné de la maison autant qu’il serat possible, affin que la maison puisse subsister, et entretenir les Enfans comma le survivant le trouverat convenire voulant que chasq’un deux s’en contentent, et si quelq’un diceux soit filz ou filles vient a se manier ou se mal comporter contre la volonte du survivant, nous nous donnons pouvoire reciproquement de le frustrer de tout partage, et tous ceux de nos Enfans qui viendront a mourir sans laisser Enfans ligitime de leur corps procrée, nous voulons que leur partage retourne tousiours a celuij qui possedrat la comte de Heere, Et comme notre second filz Henrij Charle at inclination et pretend d’estre chevalier teuthonicque, si au cas qu’il arrivoit d’avoire fait les veux et professe et que notre filz aisne Raso viendroit a mourir sans laisser Enfants legitime, le dit Henrij Charle n’en teroit pas, ny ne possedrat pas la comte de Heere ny le partage de l’aisne et chef de la maison ains celuij de nos filz qui le survirat et qui ne serat pas lié par veux ou quelque ordre, possedrat le partage de l’aisné et ainsi consecutiement, et si au cas il arrivoit q’aucun de nos enfans se fit religue ou religeuse ils ou elles ne pourront portout porter de leurs biens dans le susdit cloistre ou ils entreront, qu’autant q’uil est necessaire pour y entrer. Et ordonnons aussy bien expressement que la disme tant de Foulogne Vue de Heere et aus environs ne se pourrat alliener pour trois generations du susdit château de Heere, comme aussij notre maison gisant pres de l’Eglise ou les pasteurs de Heere ont demeuré. Outre tout que dessus nous voulons que les vincte cincque mil florins forte monoije que debvons heriter de Mademoiselle de Westmal notre tante pour lesquels le marquis D’Asche s’est Obligé de satisfaire et comme faisant partie de notre dot de mariage soyent applicquées sans delaije au remboursement de la Dotte que la viscontesse de Looz tirre sur la
31
comté de Heere, et comme la susditte rente appartiendroit a la testatrice, elle veut quelle soit partagee entre tous nos enfans ne soit quelle ne soit quelle en dispose autrement a condition que dessus, outre ce donnons plain pouvoir et authorité les uns aus autres de vendre et alliener des biens fons, rentes etc. Comme lon trouverat convenir a la decharge de la maison, voulans aussi tenir pour bon, ferme, et vaillable tout ce qui serat escrij de notre main soit apres soit en forme de codecille, disposition, memoire, ou autrement, laissant a la disposition de notre chere compagne de faire prier Dieu et dire des messes pour mon Ame. Pour verification de cette notre derniere volonté avons la presente escriture signé de notre main et cachetté de nos armes. Fait en notre château de Heere le siesieme D’Aoust mil sixcent soisante sincque.
Een concrete aanwijzing voor de aanwezigheid van de heren van Heers in hun kasteel is te vinden in de registers van dopen, huwelijken en begrafenissen. Deze registers van dopen (1710–1797), huwelijken (1711–1797), overlijdens (1711–1797) en vormelingen (1710–1768) van Heers maken deel uit van de verzameling parochieregisters (nr. 330–331) en kunnen in de leeszaal van het Rijksarchief geraadpleegd worden.
32
Het archief van de abdij van Herkenrode bevat heel wat documenten die betrekking hebben op de bestuursperiode van Barbara de la Rivière, die daar in de tweede helft van de zeventiende eeuw intrad en van 1728 tot aan haar dood in 1744 abdis was. Van het archief van de abdij van Herkenrode is een gedrukte inventaris beschikbaar: –– M. Van der Eycken, Inventaris van het archief van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode te Kuringen, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 82), Brussel, 2005, 248 p. Voor de periode vanaf 1848 zijn we beter ingelicht over de bewoners van het kasteel. Vanaf dat jaar moesten de gemeentebesturen immers bevolkingsregisters aanleggen en bijhouden. Hierin worden de bewoners van elk pand in de gemeente ingeschreven: het hoofd van het gezin en zijn huishouden, inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. De bevolkingsregisters van Heers zijn terug te vinden in het archief van de gemeente Heers (nr. 1–2 en 28) en kunnen geraadpleegd worden in de leeszaal van het Rijksarchief te Hasselt. Geboorten, huwelijken en overlijdens in de families zijn terug te vinden in de parochieregisters en in de registers van de burgerlijke stand. De registers van de burgerlijke
stand (geboorten, huwelijken, overlijdens) van omstreeks 1800 tot 1910 kunnen in het Rijksarchief en in het gemeentearchief van Heers geraadpleegd worden. Zoals in de periode voor de Franse Tijd akten betreffende lenen van de Leenzaal van Kuringen in de verhefregisters van de Leenzaal werden geregistreerd, zo worden in de negentiende en de twintigste eeuw de akten betreffende het bezit van het kasteel of andere landerijen in Heers overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Tongeren. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. De Tabel van klassificatie der grond-eigendommen voor Heers werd in 1843 door de diensten van het kadaster opgesteld. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in dertien klassen. De eerste, de tweede en de derde klasse bestaan telkens uit slechts één woning. Het kasteel vormt de eerste klasse en het wordt getaxeerd op een jaarlijks kadastraal inkomen van 360 gulden: Het kasteel sectie A N° 274 gelegen, toebehoorende aen de erfgenamen van den heer Baron Destockhem, maekt de eerste klasse uit, het is wel ingerigt van eene tamelijke oude schoone bouwkunde, zamengesteld uit drie vleugels, gebouwen, wooning, koetshuizen en stallingen, die eene zeer groote vaste plaets uitmaken; twee schoone gevels naer de gemeente waerts & het veld; de onderste verdieping is zamengesteld uit verscheidene zaelen, eetplaetsen, kabinetten & voorkamers, hebbende voor toegang drie gangen, drie trappen, waer van eenen tamelijken schoonen leidende naer de eerste verdieping, alwaer men aenmerkt eenen zeer schoonen en ruimen zael; een groot getal vertrekken zeer wel verdeeld, vereenigd alle de gemakken van het leven. De lusttoe behoorten zijn groot, veranderlijk en voordeelig. Dit kasteel is gelegen bij het dorp, bij eene groote straet & op een kwartier vers van den steenweg van St. Truyen naer Luik. (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 56). Vanaf 1845 zijn er voor Heers kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Heers bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Borgloon, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Borgloon, nr. 204–210). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt.
33
—In het Rijksarchief te Luik—
D
e heerlijkheid Heers was gedurende het ancien régime een zogenaamd adellijk goed en onderworpen aan de taxe des nobles: de belasting door de Adellijke Stand. Bovendien gaf het bezit van een adellijk goed, samen met een bewijs van adellijke afstamming, het recht om zitting te nemen in de vergaderingen van de afgevaardigden van de adel in de Staten. De drie Staten of Standen: de Kerkelijke Stand, de Adellijke Stand en de Derde Stand, vertegenwoordigden samen de inwoners van het vorstendom Luik in onderhandelingen met de vorst over het heffen van landelijke belastingen. Het feit dat het kasteel een adellijk goed was, betekent dat het kasteel en zijn bezitters voorkomen in het archief van de Staten van Luik en Loon en met name in de belastingregisters en in andere documenten van de Adellijke Stand (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 681–919). Daarnaast bevat het archief van de Staten een lijst van de inwoners van de parochie uit 1763 (nr. 1468). Deze werd door de pastoor van Heers opgesteld in opdracht van de Staten van Luik met het oog op de heffing van een hoofdelijke belasting. Een kopie van deze inwonerslijst kan in de leeszaal van het Rijksarchief in Hasselt geraadpleegd worden. De inventaris van het archief van de Staten van Luik is gepubliceerd: –– G. Hansotte, Etats du pays de Liège et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p.
34
Iconografie
I
n de loop van de achttiende en de negentiende eeuw kwam een mooie verzameling iconografie van het kasteel van Heers tot stand.
In haar artikel uit 2003 publiceerde C. De Maegd de vermoedelijk oudste afbeelding van het kasteel van Heers. Deze is terug te vinden op een perceelsgewijze wandkaart van het graafschap die, zoals de legende vermeldt, gemaakt werd op basis van opmetingen uit 1639–1640 door landmeter Willem van Roy uit Leuven. Op dit plan is het kasteel tweemaal figuratief voorgesteld: eerst vanuit het zuidwesten, te midden Het kasteel van Heers in de altlas van de goederen van de abdij van Herkenrode, 1764 (RH, Archief van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode te Kuringen, nr. 58) >
van alle percelen van de heerlijkheid, en een tweede maal vanuit zuidoostelijk perspectief, als inzetstuk in de linkerrand. Deze laatste voorstelling werd voor het eerst gepubliceerd in 1967 door J. de Borchgrave d’Altena. De voorstelling is gedateerd in 1640. Op deze voorstelling zijn het kasteel, de verschillende waterpartijen, die ondertussen verdwenen zijn, en de tuinen duidelijk zichtbaar. In 1740 maakte Remacle Le Loup, de illustrator van Les délices du Païs de Liège van de Saumery, een tekening van het kasteeldomein. Deze tekening en een beschrijving van het kasteel van Heers zijn opgenomen in het vierde deel van Les Délices du Païs de Liège. De originele uitgave van het werk van de Saumery dateert van 1738–1744. In 1970 verscheen een anastatische herdruk: –– P. L. de Saumery, Le château de Heers, in Les Délices du Païs de Liège ou Description géographique, topographique et chorographique des monumens sacrés et profanes de cet évêché-principauté et de ses limites, deel 4, Luik, 1738–1744, p. 245–246. In de atlas van de bezittingen van de abdij van Herkenrode uit 1762 staat een mooi getekende miniatuur van het kasteel, de hoeve, de schuur, de Engelse tuin en de dreef naar de kapel en de kerk van Heers afgebeeld. (Archief van de cisterciënzerinnenabdij van Herkenrode te Kuringen, nr. 58). In het begin van de negentiende eeuw maakte de Hasseltse aristocraat Philippe de Corswarem een serie aquarellen van kastelen in het zuiden van onze provincie, waaronder een van het kasteel van Heers. R. Van Laere en R. Nijssen publiceerden de bewaarde aquarellen in 2005: –– Ph. de Corswarem, Aquarel Heers, in R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p. 54–55. In 1825 publiceerde J. J. De Cloet een lithografie van de hand van Madou waarop het kasteel van Heers is afgebeeld, gelegen in het nog jonge kasteelpark. –– Madou, Lithografie Château de Heers, prov. de Limbourg, in J. J. De Cloet, Voyage pittoresque dans le Royaume des Pays-Bas, I, Brussel, 1825. Charles Stanislas de Wal maakte in 1828 twee tekeningen van het kasteeldomein van Heers, respectievelijk uit het noorden en uit het oosten. Beide voorstellingen bevinden zich in een privécollectie. Zij werden voor het eerst uitgegeven in een artikel van P. Cnops en nadien door C. De Maegd. –– P. Cnops, Het tekenalbum van baron S. de Wal de Baronville, in NBB, oktober 1975, p. 5–25.
< Portret van Barbara de la Rivière, abdis van Herkenrode, ca. 1728
37
–– C. S. de Wal, Gewassen pentekening Heers coté du jardin, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 144. –– C. S. de Wal, Gewassen pentekening Heers coté du chemi, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 144. Het archief van Onroerend Erfgoed Limburg bewaart een reproductie van een anonieme gravure van het kasteel van Heers die tot stand kwam voor 1913. Deze gravure werd gepubliceerd door C. De Maegd: –– Anoniem, Gravure Château de Heers, in C. De Maegd, Het kasteeldomein van Heers: een boeiend monument, in Monumenten en landschappen, 22, 2003, nr. 5, p. 15. In 1970 publiceerde de Limburgse tekenaar Steven in zijn bundel kasteeltekeningen zijn visie op het kasteel van Heers: –– Steven, Heers, in Kastelen in Limburg, Hasselt, 1970, p. 70–71. In de loop van de twintigste eeuw werden op grote schaal postkaarten gemaakt. In opdracht van drukkers reisden fotografen tot in de kleinste dorpen van het land om er de plaatselijke bijzonderheden vast te leggen. Kerken en kastelen waren daarbij het favoriete onderwerp. Deze kaarten zijn een gegeerd verzamelobject geworden, dus wie een verzamelaar kent, krijgt ze wel te zien. De grootste collectie postkaarten in ons land is die van het voormalige Gemeentekrediet. Zij bevat ruim 77000 kaarten. Zij wordt nu beheerd door de Franstalige tak van de Koninklijke Academie, de Académie Royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. 38 De Sint-Gertrudiskerk te Kuringen bewaart een portret van Barbara de la Rivière, abdis van Herkenrode. Het schilderij, dat omstreeks 1728 gedateerd wordt, toont de abdis gezeten in een armstoel, getooid in zwarte kledij over haar wit cisterciënzerinnenhabijt. In haar linkerhand houdt ze een boekje en haar rechterhand steunt op de schrijftafel voor haar. Rechtsboven op het werk is haar wapen afgebeeld.
Kaarten
O
p de kaart van Ferraris wordt het kasteeldomein erg gedetailleerd voorgesteld. De onderdelen van de gebouwen, tuinen en waterpartijen zijn duidelijk zichtbaar. –– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 151B. Op het primitief kadasterplan, dat dateert van vóór 1830, is het kasteeldomein duidelijk herkenbaar: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Primitief kadasterplan van Heers, voor 1830. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. De wijzigingen aan het kasteel van Heers vanaf 1842 zijn te vinden in: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Heers. In 1849 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Heers op. De kadastrale reducties zijn te beschouwen als voorlopers van de stafkaarten. Zij zijn niet gebaseerd op eigen metingen van de cartografische dienst, maar op gegevens die aangeleverd werden door de diensten van het kadaster. In tegenstelling met de primitieve kadasterkaart, die enkel vijvers en bossen aanduidt, geeft de kadastrale reductie met een kleurencode ook het grondgebruik aan. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Heers. Bij het Nationaal Geografisch Instituut kan men zowel de huidige stafkaarten als alle stafkaarten die sinds 1861 gemaakt zijn bestellen. Op de website van het Instituut staat een catalogus met het volledige aanbod. Het kan boeiend zijn oude stafkaarten te raadplegen, omdat zij tonen hoe het kasteel gesitueerd lag ten opzichte van de toenmalige dorpskern en ten opzichte van andere landschapselementen.
39
Het kasteel van Heers op de kaart van Ferraris, 1777
Het kasteel van Heers op de kadastrale reductie van Heers, 1849
Monumenten
I
n de Sint-Martinuskerk in Heers bevinden zich verschillende monumenten die ons herinneren aan de heren van Heers. In het laatgotische koor staan drie marmeren praalgraven uit de zestiende en de zeventiende eeuw. Rechts van het koor bevindt zich het zwart marmeren grafmonument van Erard de la Rivière en zijn echtgenote Jeanne de Merode. Zij zijn liggend afgebeeld. Oorspronkelijk waren ze omgeven door acht wapenschilden, waarvan er momenteel nog maar vier zichtbaar zijn. Aan de voeten van de liggende figuren bevindt zich een medaillon waarin volgende inscriptie te lezen is: Mors ultima linea rerum. Generosis dd.dno erardo de riviere ac dnae johannae de merode natae in peterhem conjugibus dnis ac baronibus in heer. Etc. Monumentum hoc est positum obiit ille anno a nativitate domini j.c.m.d. lxxxii mensis juli die xx. Haec vero anno m.d. lxxxvii decembris die xv. Necnon praefatorum folio ac nurui generosis dd. Dno richardo de riviere ac dnae antoniae de merode natae in houffalize naronibus in heere ac houffalize etc. Conjugubus fidelissimis. Obiit haec ix octob. Anni m.d.c. ix. Ille vero obiit anno 1613 die 29 aprilis in usum quoque posterorum. Idem monumentum comminicatur; moritur anno salutis 1567 aetatis suae 61 quarto nonas decembris.
42
Aan de rechterzijde van het koor bevindt zich een tweede marmeren grafsteen: die van de dochter van Erard de la Rivière, Catherina de la Rivière en haar eerste en tweede echtgenoot, Pierre de Brandenburg en Jan de Roisin. Centraal op het epitaaf bevind zich het wapenschild van het geslacht de la Rivière dat omgeven wordt door die van Catherina’s echtgenoten. Onder de wapenschilden is volgend grafschrift leesbaar: Madame Catharine de la Riviere fille de heere espousa en ses premieres nopces le XXIX janvier l’an M.D. LVI messire Pierre baron de Brandenbourg seigneur de Chastrau, Thiry, Bioul, Hubines, Herbais, Golar, etc. Qui Trespassa le XI de decembre l’an M.D. LXIX, et en ses secondes nopces le VI d’ aoust l’an M.D.LXXVII messier Jean baron de Roisin, Praet, Woestine, seigneur d’Angre, Montigny, Onnezij, Flamengerie, Saint-Hilaire, Beine, Ommelode, Wychayse, Bemerwaet, etc. Qui trespassa l’an M.D.C VII. Faict ceci mettre ici en sa memoire laquelle trespassa l’an M.D.C.XIII le XII de septembre. Priez dieu qu’il lui plaisse faire a som ame misericorde et la mettre au lieu de repos. In een nis aan de linkerzijde van het koor bevindt zich de graftombe van Jacques de Bette de Schellebelle uit 1616. Hij was de broer van Isabelle de Bette, de echtgenote van Ernest de la Rivière en wordt al liggend op de linkerzijde in wapenuitrusting afgebeeld.
Triptiek met centraal de aanbidding van de herders, die in 1614 aan het altaar van Onze-Lieve-Vrouw werd geschonken door Antoinette de Crohin
Achter het altaar staat een grafsteen van E. Perseus de la Rivière en zijn echtgenote Antoinette de Crohin uit 1612 opgesteld. Hij was de derde zoon van het echtpaar Erard de la Rivière en Jeanne de Merode. Zijn echtgenote schonk een triptiek aan de kerk voor het altaar van Onze-Lieve-Vrouw. Op het linker paneel is de boodschap aan Maria afgebeeld, het middenpaneel toont de aanbidding van de herders en het rechterluik de aanbidding van de koningen. Onderaan het paneel is volgend onderschrift te lezen: En ceste église est en sepuelie noble Damoiselle Anthoinette de Crohin laquelle en décoration de cest autel et à l’honneur de la glorieuse mère de dieu a fait faire ce tableau, pries dieu pour son âme. Décédée en novembre 1613.
De achterzijde van het linkerluik toont een afbeelding van P. Clinquart. Hij was kapelaan in het kasteel van Heers en rector van het Onze-Lieve-Vrouwaltaar in de parochiekerk. Hij knielt op een bidstoel met een open boek en wordt beschermd door zijn partoonheilige Paulus. Hier vinden we ook volgende tekst terug: me fieri curavit D. Paul Clinquart sacellan G.D. Baronis de Heere 1614. Op de achterzijde van het rechterluik staat de Heilige Antonius, eremiet, die voorgesteld wordt met zijn attributen: het zwijn en het boek. Antoinette de Crohin was niet de enige bewoonster van het kasteel van Heers die een schenking deed aan de kerk. Zo schonk Gerard van Heers in 1398 een borstbeeld van de heilige Martinus en liet gravin Isabella de la Rivière in 1711 een beeld van Madonna met kind vervaardigen voor de kerk van Heers. In de zijkapel van het koor, die de privékapel was van de heren van Heers, bevindt zich een grafsteen van de familie de Stockem-de Maisières, die gedateerd kan worden tussen 1800 en 1810. Deze grafplaat toont een sarcofaag waarop de familiewapens staan afgebeeld. Dit geheel wordt omgeven door acht andere wapenschilden die verwijzen naar de families aan vaders- en moederszijde. Het glasraam in deze kapel is een herrinnering aan de eerste communie van Michel Desmaisières en stelt een aanbidding van het heilig sacrament voor.
44
Oorspronkelijk bevatte de kerk nog meer grafmonumenten en epitafen die herinnerden aan de heren van Heers, maar een aantal daarvan ging verloren bij verbouwingswerken aan de kerk. Vaak zijn enkel de grafschriften overgeleverd. Twee van deze grafmonumenten bevinden zich momenteel in de collectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Het eerste is de koperen grafplaat van Gerard en Johannes van Heers, die dateert van omstreeks 1375. Zij werd in 1801 door Charles-François de Stockem, op dat moment eigenaar van het kasteel van Heers, verkocht aan een Antwerps antiquair en nadien gekocht door het Brusselse museum. Beide heren zijn op de grafplaat afgebeeld in een bijna identieke wapenuitrusting en dragen het wapenschild van Heers: een klauwende leeuw. Ze zijn omgeven door spitsbogen en de achtergrond is druk versierd. Daarnaast bewaart het museum een koperen grafplaat van Richalt de la Rivière en zijn vrouw Johanna de Merode. Zij liet de rijk gedecoreerde renaissancistische grafplaat in 1554 vervaardigen en op het graf van haar in 1540 overleden echtgenoot plaatsen. Na haar overlijden in 1567 werd ze naast haar echtgenoot bijgezet. Beide figuren zijn afgebeeld in een biddende houding. Ook in andere kerken in de buurt zijn herinneringen van verwanten aan de heren van Heers terug te vinden. Het meest indrukwekkende is het grafmonument van Barbara de la Rivière, de laatste
telg van het geslacht de la Rivière. Zij was abdis van de abdij van Herkenrode van 1728 tot 1744 en liet een monumentaal grafmonument voor zichzelf maken. Het kan gedateerd worden in 1741 en wordt toegeschreven aan de Antwerpse beeldhouwer Guillaume Ignace Kerricx. Oorspronkelijk stond het monument opgesteld in de abdijkerk te Kuringen, maar het werd in 1803 overgebracht naar de Onze-Lieve-Vrouwkapel te Hasselt. In de kerk van Wilderen in Sint-Truiden is ook een herinnering aan deze abdis terug te vinden. Zij schonk de kerk haar altaar. Haar wapenschild bekroont dit geheel. De Sint-Agathakerk van Berlingen bewaart de grafzerk van Gijsbrecht van Heers. Hij was de jongste van talrijke buitenechtelijke kinderen van Gerard van Heers en overleed in 1441. In de kerk van Alleur is een epitaaf terug te vinden van Mathilde of Mahaut de Wassenberg de vrouw van Walter van Heers die in 1327 overleed. Op de gedenksteen is volgend opschrift te lezen: Chi gist Dame Mahia Dame jadit de Heires ki trespassat de chest morteil siècle lan de grasce M.CCC et XXVII le Tier jour de mois de decembre priees por li. Op het kerkhof rond de Sint-Martinuskerk in Heers bevindt zich het grafmonument van de familie Desmaisières, de familie die het kasteel tot op heden bewoont.
45
Grafmonument van Catherina de la Rivière en haar twee echtgenoten, Pierre de Brandenburg en Jan de Roisin
H e k s
Kasteel van Heks Hekslaan 1 | 3870 Heks
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
H
eks maakte tot de veertiende eeuw deel uit van het domein van de graven van Loon en na de aanhechting van Loon bij het vorstendom Luik, van het domein van de bisschoppen van Luik. Het Luikse bisschoppelijke domein werd beheerd door een organisatie die de Bisschoppelijke Tafel genoemd werd. In 1639 werd de heerlijkheid verpand aan het Luikse Sint-Lambertuskapittel. Omstreeks 1760 kwam zij in het bezit van één van de kanunniken van het kapittel: François-Charles de Velbruck, de latere prins-bisschop van Luik, die eerder al een aantal landerijen in het dorp verworven had. In de jaren 1768–1775 liet hij er een kasteel bouwen en breidde zijn bezit in het dorp verder uit. De bisschop liet zijn bezit in Heks na aan zijn neef JosephRomain de Marchant d’Ansembourg en diens echtgenote Anne-Marie-Victoire de Hayme de Bomal. Tot na de Tweede Wereldoorlog bleef het kasteeldomein in handen van de familie d’Ansembourg. Toen werd het door Alfred II Joseph de Marchant d’Ansembourg en Ghislaine de Bousies overgedragen aan hun neef en adoptiezoon Michel d’Ursel. De familie d’Ursel bewoont het kasteel tot op heden. Over de geschiedenis van het kasteel van Heks en zijn bewoners verschenen doorheen de jaren verschillende publicaties. –– J. Daris, Notices sur Hex, in Notices sur les églises du diocèse de Liège, V, Liège, 1874, p. 1–22. –– J. de Borchgrave d’Altena, Décors anciens d’intérieurs mosans, Luik, 1930, p. 91–101.
47
–– M. d’Ursel, Heks: kasteeldorp in Haspengouw, Antwerpen, 1967, 16 p. –– J. de Gellinck d’Elseghem, Hex, in De Woonstede door de eeuwen heen, 1971, 9, p. 86. –– M.-A. Buyle, Heks, in Het grote kastelenboek van België. Kastelen en buitenplaatsen, Brussel, 1977, p. 137–139. –– P. Arren, Heks, in Van kasteel naar kasteel, 3, Kapellen, 1989, p. 101–104. –– L. Smets, Muurschilderingen in Limburg, Rijkel, 1996, p. 53–55. –– Kasteel van Heks, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 258–261. –– C. De Maegd, Hex. Een prinselijk landgoed ontsluierd, Brussel, 2007 –– J. Valley, Het kasteel van Heks (Hex), in De Herinnering Blijft, 2011, p. 37–43. Daarnaast werden er verschillende studies gewijd aan de tuinen en het landschapspark: –– N. d’Ursel, De tuinen van Hex, in De Woonstede door de eeuwen heen, 1994, 103, p. 27–31. –– N. d’Ursel, Rozen uit de tuinen van Hex, Tielt, 1995, 148 p. –– Heks: Kasteel Hex, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 154–169.
48
Aan prins-bisschop Charles-François de Velbruck, de bouwheer van het kasteel van Heks, werden verschillende bijdragen gewijd: –– P. Harsin, Velbruck, sa carrière politique et son élection à l’épiscopat liégeois, in La Vie wallonne, 1924 en 1925. –– G. De Froidcourt, François Charles Comte de Velbrück, Luik, 1936. –– L. Roppe, Velbruck, François Charles graaf de prins-bisschop, in Nationaal Biografisch Woordenboek, Brussel, 1981, kol. 793–798. –– J. Moons, Karel van Velbrück, prins-bischop van Luik 1772–1784, in Het oude land van Loon, XLIII, 1988, p. 96–115. –– D. Parthoens, La politique intérieure du prince-évêque François-Charles de Velbrück (1772–1784), in Annuaire d’Histoire Liégeoise, 34, 58, 2004, p. 1–174. In zijn artikel uit 1995 gaat L. Pluymers kort in op de rol die de familie d’Ansembourg speelde in de bouw en de decoratie van de kerk van Heks. –– L. Pluymers, De kerk van Heks. Bouw-versiering-zilverwerk-voorwerpen voor de eredienst, in Limburg. Het Oude Land van Loon, 74, 1995, 65–69.
Archieven —In het Rijksarchief te Hasselt—
E
en belangrijk archief voor de bezitsgeschiedenis van de woningen van de vooraanstaande families in Heks en voor de studie van het bezit van die families in Heks, is het archief van de buitenbank van Borgloon, ook wel de schepenbank van Gratem genoemd. Tot 1795–1796, toen onze streek bij de Franse republiek gevoegd werd, was er in de meeste dorpen een schepenbank actief. Heks viel juridisch onder de Loonse buitenbank, die bevoegd was voor de aangrenzende gemeenten Gotem, Heks, Hendrieken en Kuttekoven. Zij registreerde akten betreffende het bezit van goederen in haar rechtsgebied en deed rechtspraak in geschillen tussen inwoners van het dorp en over goederen in het dorp. Het archief van de buitenbank van Borgloon bestaat in grote lijnen uit drie reeksen: de gichtregisters voor de periode 1470–1789 (nr. 26–1789), de rolregisters voor de periode 1600–1776 (nr.1–25) en de procesdossiers uit de periode van de zestiende tot de achttiende eeuw. In de gichtregisters werden de akten betreffende goederen geregistreerd die aan de griffie van de schepenbank werden voorgelegd. In de rolregisters werden de zittingen geregistreerd die aan de rechtspraak gewijd werden. In de gichtregisters kan men volgen welke goederen de kasteelbewoners in het dorp nog meer verwerven, aan welk tempo dat gebeurt en naar welke investeringen hun voorkeur uitgaat. Daarnaast waren in Heks ook laat- en cijnshoven actief. Zo zijn er de gichtregisters van het hof van Herten (1594–1747), de cijnsregisters van het hof van Horn (1608–1679), van het cijnshof van Forkets van Kere (1404 en 1424) en van het hof van Cortijs (1744– 1795), de rolregisters van het Viltershof (1616–1620) en oorkonden van het hof van Heks. Zij kunnen in het Rijksarchief te Hasselt geraadpleegd worden. Tegen vonnissen van de schepenen van de buitenbank van Borgloon kon men in beroep gaan bij de Tongerse griffie van de schepenbank van Vliermaal. De inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal werd in 2008 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal (1391–1796), (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 94), Brussel, 2008, 142 p.
49
De werkelijke aanwezigheid van de kasteelbewoners in Heks kan getoetst worden aan de geboorten, huwelijken en overlijdens die al dan niet zijn terug te vinden in de parochieregisters en in de registers van de burgerlijke stand. De registers van de burgerlijke stand (geboorten, huwelijken, overlijdens) van omstreeks 1800 tot 1910 kunnen in het Rijksarchief en in het gemeentearchief van Heers geraadpleegd worden. De oudere registers van dopen (1614–1793, 1795–1826), huwelijken (1614–1675, 1677–1794, 1806–1826) en overlijdens (1614–1795, 1804–1826) van Heks kunnen ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Zij maken deel uit van de verzameling parochieregisters (nr. 332–340). Deze verzameling is samengesteld uit de parochie registers die in de Franse Tijd van de pastoors opgeëist werden en de voorlopers van de akten van de burgerlijke stand vormden. De inventaris van de parochieregisters in het Rijksarchief te Hasselt uit de periode vóór circa 1800 werd in 1987 uitgegeven: –– J. Grauwels, M. Van der Eycken, Parochieregisters, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 20), Brussel, 1987, 214 p.
50
De parochieregisters van na 1800 maken deel uit van het parochiearchief. De doopregisters, de registers van huwelijken en overlijdens voor de jaren 1827–1903 en van vormsels voor de jaren 1830–1873 (Archief van de parochie Heks. Overdracht 1998–1999, nr. 5–6) werden door de parochie in het Rijksarchief in bewaring gegeven en kunnen daar geraadpleegd worden. Voorts bevat het parochiearchief van Heks de ledenregisters van de parochiale broederschappen die in de negentiende eeuw in de parochie actief waren (Overdracht 1998–1999, nr. 16–19). De inventaris van het parochiearchief van Heks werd in 2000 gedrukt: –– R. Nijssen, Inventarissen van de kerkarchieven van Berlingen, Bommershoven, Gotem, Heks, Hendrieken-Voort, Hoepertingen, Horpmaal, Kerniel en Rukkelingen-Loon. Overdrachten 1998–1999, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 44), Brussel, 2000, 89 p.
—Uit het parochieregister van Heks—
I
n 1780 maakt de pastoor van Heks een afschrift van het huwelijkscontract van Joseph-Romain de Marchant d’Ansembourg en Anne-Marie-Victoire de Hayme de Bomal. Dit contract werd opgesteld door notaris Pierre Guillaume Jacques uit Luik op 15 mei 1779 in de kapel van het kasteel van Heks. Het huwelijk werd ingezegend in het bijzijn van prins-bisschop Charles-François de Velbruck. Het contract werd ondertekend door de verschillende aanwezigen. RH, parochieregister van Heks, nr. 336. Extractum ex registro officij sigilli majoris episcopatus Leodiensis assevato pro anno 1778 in quo folio 166 habetur ut seguitur Le sousigne notaire admis et immatriculé de Liege declare et atteste en faveur de la justice et de la verité, qu’ ajant recü en ma ditte qualité de notaire le 15 mai mil sept cens soixante et dix neuf le contract antenuptial entre haut et puissant seigneur messire Joseph Romain comte de Marchant d’Ansembourg et du Saint Empire, Seigneur du comté d’Ansembourg, des seigneuries d’Useldange sept fontaines, Kahler, Zolin et autres lieux, lieutenant des gardes du corps de son Altesse celsissime monseigneur Francois Charles des comtes de Velbruck eveque et prince de Liege son oncle, et noble et genereuse demoiselle Marie Anne Victoire baronne de Haÿme et de Bomal, je me suis transporté le lendemain saize du dit mois de mai mil sept cent soixante et dix neuf au chateau de Hex, a effet de presenter a sa ditte altesse le susdit contract et en avoir son agreation et aprobation, qu’ elle a signé au pied du dit contract et le muni du scel de ses armes, apres quoi sa ditte altesse se rendis a sa chapelle et revetue de ses habits pontificaux assisté de monsieur le chanoine Delhaille son premier aumonier en surplis, donna la benediction nuptialle solemnellement au dit seigneur comte d’Ansembourg et a la ditte demoiselle baronne de Haÿme et de Bomal en presence de plusieürs personnes notanment du seigneur Charles Arnold Joseph Antoine baron de Hompech de Bulheim trefoncier de Liege et prevot de Fosse, du seigneur Jean Louis baron de Sluze de Beurs trefoncier de Liege et grand chancelier de son altesse regnante, du seigneur comte Charles de Geloes grand prevot du chapitre imperial de Saint-Servais a Mastrick, du seigneur comte de Geloes baron d’Eisden general major et son capitaine des gardes, du seigneur baron de Haÿme et de Bomal pere de la dame mariée, du seigneur Dusmet de
51
Rockenbourg brigardier des armees de sa majesté catholique, major et inspecteur de son regiment aux gardes Walones et du seigneur baron de Graillet et d’Oupere, grand bailli d’illustre chapitre cathedral de Liege, attestant deplus d’avoir eté present a la ceremonie et celebration du dit mariage faite pontificalement par sa ditte altesse. En foi de quoi j’ai signé la presente double dont l’une est restée a mon protocol et les muni de mon cachet pour servir paz tout ou besoin, a Liege ce vingt quatre mars mil sept cens quatre vingt et huit /:signé:/ Pierre Guilleaume Jacques notaire admis et immatriculé de Liege in fidem. Locus Sigilli Le sousigné ajant vu la presente declaration du sieur bailli Jacques notaire, atteste d’avoir en ma qualité de premier aumonier de feu son altesse monseigneur l’eveque et prince de Liege de glorieuse memoire, assisté sa ditte altesse a la benediction nuptiale qu’elle a donné pontificalement en sa chapelle au chateau de Hex le sauze mai mil sept cents soixante et dix neuf au seigneur Joseph Romain comte de Marchant d’Ansembourg son neveu et lieutenant de ses gardes et a mademoiselle Marie Anne Victoire baronne de Haÿme et de Bomal, en presence de plusieurs seigneurs et autres personnes. En foi de quoi j’aÿ signé la presente et la muni de mon cachet a Liege ce vingt quatre mars mil sept cens quatre vingt et huit /:sig.:/ A. S. Nicolas Delhaille ancien chanoine de St Materne. Locus Sigilli 52
Nous sousignés declarons et attestons d’avoir eté presens a la ceremonie de la benediction nuptialle que feu son altesse de glorieuse memoire assisté de monsieur le chanoine Delhaille son premier aumonier, a donné pontificalement le saize mai mil sept cens soixante et dix neuf dans sa chapelle en son chateau de Heks au seigneur Joseph Romain comte de Marchant d’Ansembourg son neveu et lieutenant de ses gardes, et a mademoiselle Marie Anne Victoire baronne de Haÿme et de Bomal, en foi de quoi nous avons signés la presente attestation pour servir par tout ou besoin, et la muni de nos armes, a Liege ce vingt cinq mars mil sept cens quatre vingt et huit /signé/ Charles Arnold baron de Hompesch trefoncier des eglises cathedrales de Liege et Munster, prevot de Fosse. Locus Sigilli Etoit signé Charles comte de Geloes et du Saint Empire Romain, pair du comté de Looz, grand prevot du libre chapitre imperial de Saint Servais a Mastrick, prevot de l’insigne eglise archidiaconale de Notre Dame a Tongres, trefoncier de
la tres illustre cathedrale de Liege, archidiacre du Brabant, seigneur de Mechelen etc. etc. Locus Sigilli Signé le baron de Sluse de Beurs, chancelier de son altesse monseigneur le prince de Liege. Locus Sigilli Signé Guil. comte de Geloes Locus Sigilli Signé Dusmet de Ronckenboürg Locus Sigilli Signé le baron de Haÿme de Bomal Locus Sigilli Bastisati sunt neosponsus in capella castrali d’Ansembourg sub parochia de Tintange ducatus Luxemburgensis et sponsa in ecclesia parochiali B: Mariae viriginis ad Fontes Leody. Signatum erat./ per extractum ut supra quod testor L. Massin, aucté aplica notarius et predicti officij sigilli majoris episcopatus Leodiensis subsecretarius. Locus Sigilli Per copiam conformem attestor F. Maitrejean notarius apostolicus et immatriculatus Leodiensis in fidum subscripit Pariter attestor per copiam conformem F. Moens loci de Hex pastor.
In het oud kerkarchief van Heks wordt een ledenlijst van de broederschap van de heilige Barbara bewaard (Oud kerkarchief Heks, nr. 11). Deze lijst kan een indicatie geven over de mate waarin de bewoners van het kasteel van Heks aan het leven in het dorp deelnamen. Daarnaast bevat het archief van de kerkfabriek van Heks een akte over een schenking van gravin Henriette d’Ansembourg aan de kerk van Heks (Archief van de kerkfabriek van Heks. Overdracht 1998 nr. 23). Voor de periode na 1840 is het archief van het kadaster een voorname bron. In 1842 stelden de diensten van het kadaster, met het oog op het vaststellen van het kadastraal
53
inkomen van gebouwen en landerijen in de gemeente Heks, een zogenaamde Tabel van klassificatie der grond-eigendommen op. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in tien klassen. Het kasteel van gravin d’Ansembourg vormt de eerste klasse en wordt belast op een kadastraal inkomen van 510 gulden. (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 58). Vanaf 1844 zijn er voor Heks kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Heks bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Borgloon, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Borgloon, nr. 225–228 en 230–231). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt.
—In het Rijksarchief te Luik—
H
54
et archief van de Geheime Raad is één van de voornaamste archieven die in het Rijksarchief te Luik bewaard worden en het bevat veel gegevens die van belang zijn voor onze streek. De Luikse Geheime Raad was tot de Franse Tijd de regeringsraad van het vorstendom Luik, waarvan ook het graafschap Loon deel uitmaakte. Daarnaast had de Geheime Raad ook een beperkte gerechtelijke bevoegdheid. In dit archief zijn vooral de documenten die verband houden met de regeerperiode van prins-bisschop Charles-François de Velbruck van belang. Zo bleef onder andere een gedeelte van zijn briefwisseling uit de jaren 1756–1758, 1772–1779, 1777–1783 en 1780–1784 (nr. 206–208) bewaard. –– G. Hansotte, Inventaire des archives du Conseil Privé de Liège, Brussel, 1985, 292 p.
—In het gemeentearchief te Heers—
V
oor de periode vanaf 1848 zijn we beter ingelicht over de bewoners van het kasteel. Vanaf dat jaar moesten de gemeentebesturen immers bevolkings registers aanleggen en bijhouden. Voor een onderzoek naar de kasteelbewoners zijn de bevolkingsregisters de voornaamste bron in het archief van het gemeentebestuur.
Iconografie
E
r zijn verschillende iconografische voorstellingen van het kasteel van Heks bewaard. De oudst gekende voorstelling van het kasteel werd in 1820 door baron Charles Stanislas de Wal vervaardigd. De bewaarplaats van de originele tekening is niet gekend. Maar de door bruggravin Desmaisières gemaakte kopie in 1924 werd uitgegeven door C. De Maegd. Het kasteel was toen nog symmetrisch en er was nog geen park aangelegd.
Aquarel van het kasteel van Heks van de hand van Philippe de Corswarem
–– Burggravin Desmaisières, Hex, 1924, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 158. Ook de Hasseltse aristocraat Philippe de Corswarem bracht het kasteel van Heks in beeld. R. Van Laere en R. Nijssen publiceerden de aquarel in 2005: –– Ph. de Corswarem, Aquarel Hex, in R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p. 56–57. In 1917 vervaardigde Jos Damien twee gouaches van het kasteel van Heks. Zij werden eveneens uitgegeven door C. De Maegd: –– Jos Damien, Twee gouaches van het kasteel van Hex, 1917, in C. De Maegd, Heks. Een prinselijk landgoed ontsluierd, Brussel, 2007, p. 79.
Postkaart van het kasteel van Heks
In 1970 publiceerde de Limburgse tekenaar Steven in zijn bundel kasteeltekeningen zijn visie op het kasteel van Heks: –– Steven, Heks, in Kastelen in Limburg, Hasselt, 1970, p. 78–79. Postkaarten uit de eerste helft van de twintigste eeuw met een afbeelding van het kasteel van Heks vindt men in de collectie van het voormalige Gemeentekrediet. Zij wordt nu beheerd door de Académie Royale des Sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. Naast voorstellingen van het kasteel van Heks zelf zijn er in het kasteel ook portretten bewaard van bewoners. Zo wordt er onder andere een portret bewaard van prinsbisschop Charles-François de Velbruck, van Joseph-Romain de Marchant d’Ansembourg en zijn echtgenote Anne-Marie-Victoire de Hayme de Bomal, van Fanny de Marchant d’Ansembourg, Albert I de Marchant d’Ansembourg en diens echtgenote Henriëtte van Outheusden de Sevenhuysen als jong meisje, van Gustave de Marchant d’Ansembourg en van Alfred II d’Ansembourg en zijn vrouw Ghislaine de Bousies. Dit laatste portret is van de hand van Jos Damien. Naast deze portretten van de adellijke bewoners wordt in het kasteel een portret uit 1775 bewaard van Janvier, één van de tuinmannen die voor prins-bisschop CharlesFrançois de Velbruck werkte. Hij is afgebeeld met de rosa chinesis multipetala in zijn hand. Deze Chinese roos werd door de VOC succesvol geïmporteerd en Janvier kweekte deze in de tuinen van het kasteel. Een reliëfportret van prins-bisschop CharlesFrançois de Velbruck van omstreeks 1784 bevindt zich in de kapel van de familie d’Ansembourg in de kerk van Heks. Daarnaast bestaan er talrijke gravures met de voorstelling van CharlesFrançois de Velbruck als bisschop van Luik. Men vindt ze terug in iconografische verzamelingen van verschillende archieven en wetenschappelijke bibliotheken.
Reliëfportret van prins-bisschop Charles-François de Velbruck, ca. 1784
57
Kaarten
Mutatieschetsen uit 1879 voor en na de verbouwing
O
p de kabinetskaart van Ferraris zijn het rechthoekige kasteel met de Franse tuinen, de dreef naar de Zavelberg en het sterrebos van Velbruck duidelijk herkenbaar. –– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 169A. Op het primitief kadasterplan van Heks van 1828 zijn de aanpassingen aan het kasteelgebouw te zien. Het kasteel is in oostelijke richting verlengd en achteraan werd een vleugel met dienstgebouwen toegevoegd. De plattegrond van het primitieve kadasterplan komt overeen met de voorstelling gemaakt door Phillippe de Corswarem. –– Archief van de gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Primitief kadaster plan van Heks, 1828. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Dat gebeurt door twee schetsen op te maken, waarop respectievelijk de toestand voor en na de wijziging wordt afgebeeld. De wijzigingen kunnen betrekking hebben op het wijzigen van perceelsgrenzen of op het bouwen, vergroten, verkleinen of afbreken van een gebouw. Voor Heks is op de mutatieschetsen van 1879 te zien dat een gedeelte van de oostelijke kasteelvleugel verdwijnt waardoor het kasteel een U-vorm krijgt. Tegenover de oostelijke vleugel wordt een nieuw gebouw opgetrokken, eveneens in U-vorm. Dit zijn de nieuwe dienstgebouwen van het kasteel. Daarnaast wordt er tussen beide gebouwen een klein gebouwtje opgetrokken: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Heks.
60
In 1849 werd de kadastrale reductie voor Heks afgewerkt. Zij toont het kasteel vóór de aanpassing van 1879. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Heks.
Monumenten
I
n de Maria-Tenhemelopnemingkerk te Heks zijn verschillende elementen aanwezig die herinneren aan de kasteelbewoners van Heks. De familie d’Ansembourg was ook nauw betrokken bij de bouw van een nieuwe kerk tijdens de eerste helft van negentiende eeuw. Zo leverde de toenmalige graaf het nodige hout voor de bouw van de kerk. In 1861 kreeg de familie de toelating om boven haar grafkelder een kapel met
uitzicht op het koor te laten bouwen. Deze grafkelder is nog steeds in gebruik. De voorwaarde hiervoor was dat de familie zou bijdragen aan de decoratie van de kerk. Ze liet het stucwerk in de absis aanbrengen en financierde het orgel, de biechtstoelen, het doksaal en de banken. In de kapel bevinden zich zes rouwborden die herinneren aan de familie d’Ansembourg en aanverwanten. Het oudste wapenbord in de kapel dateert van 1784 en is dat van prins-bisschop Charles-François de Velbruck.
Deze leden van de families de Marchant d’Ansembourg en d’Ursel werden begraven in de grafkelder in de Maria-Tenhemelopnemingkerk in Heks: –– Graaf Gustaaf de Marchant d’Ansembourg overleed op 6 februari 1914 en werd begraven op 12 februrai 1914 –– Anne-Marie-Victoire de Marchant d’Ansembourg, begraven op 7 maart 1870 –– Adèla de Marchant d’Ansembourg, begraven op 13 januari 1876 –– Francisca de Marchant d’Ansembourg, begraven op 13 februari 1867 –– Graaf Alfred II de Marchant d’Ansembourg die overleed op 30 september 1944 en zijn vrouw gravin Ghislaine de Bousies, overleden op 19 oktober 1976. –– Graaf Michel d’Ursel en diens echtgenote Ferdinanda Diana –– Amaury d’Ursel overleed op 27 augustus 1955 –– Charles d’Ansembourg, broer van graaf Albert de Marchant d’Ansembourg. Hij sneuvelde tijdens de Eerste Wereldoorlog in Adinkerke en zijn stoffelijk overschot werd in juni 1921 overgebracht naar Heks en bijgezet in het familiegraf. –– Prins-bisschop Charles-François de Velbruck overleed op 30 april 1784 en werd begraven in de crypte van de bisschoppen in de Sint-Lambertuskathedraal te Luik. In 1938 werd zijn lichaam overgebracht naar de grafkelder te Heks.
Niet enkel de graven van de adellijke bewoners van het kasteel van Heks bleven bewaard, ook die van sommige leden van het dienstpersoneel. Wanneer een personeelslid van het kasteel overleed en geen naaste familie meer had, werd de begrafenis in opdracht van de graaf en de gravin georganiseerd. De familie d’Ansembourg liet dan ook verschillende grafstenen voor hun overleden dienstpersoneel maken. Zij werden vlak bij de familale grafkelder begraven. Een personeelslid dat begraven ligt op het kerkhof van Heks is bijvoorbeeld Georges Malcher, de paardenmenner van Gustave d’Ansembourg. Hij was afkomstig van Groot-Brittanië en zou, voor hij in dienst trad in het kasteel van Heks, de paardenmenner van Charles Dickens geweest zijn.
61
M e c h e l e n - B o v e l i n g e n
Kasteel van Bovelingen Altenastraat 39 | 3870 Mechelen-Bovelingen
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
D
e heerlijkheden Kwaadmechelen en Rukkelingen behoorden vanouds tot het domein van de graven van Loon, dat in 1361–1364 in zijn geheel in bezit werd genomen door de bisschoppen van Luik. Deze situatie duurde tot 18 november 1619. Die dag verpandde de Rekenkamer de heerlijkheden Kwaadmechelen en Rukkelingen voor 400 rijksdaalders aan Michiel de Borchgrave. De verpanding van een heerlijkheid hield in dat de vorst, in ruil voor een intrestloze lening met een onbepaalde looptijd, zijn heerlijke rechten en inkomsten afstond aan een particulier. Michiel de Borchgrave was een telg uit het geslacht de Borchgrave uit ’s-Hertogenbosch, dat daar vanaf het midden van de vijftiende eeuw generatieslang verschillende schepenen leverde. Hij was de zoon van Everard de Borchgrave en Johanna Scroots, uit een Sint-Truidense aristocratische familie. Van de familie van zijn moeder erfde of kocht hij de landgoederen van Pepingen en Bovelingen, waardoor hij in de heerlijkheden die hij in pand nam ook één van de grootste landeigenaars was. De familie de Borchgrave bleef in het bezit van het kasteel tot in 1917. Het kasteel werd toen verkocht aan de gebroeders Franz en Paul Wittouck uit Brussel. Zij hielden het in
63
hun bezit tot hun weduwen het in 1934 verkochten aan een lid van de familie Baudouin die eigenaar was van de suikerraffinaderij in Tienen. Een algemene geschiedenis van het kasteel en zijn bewoners is terug te vinden in verschillende publicaties. Zo geeft J. Daris in zijn Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège een overzicht van de opeenvolgende bezitters van het landgoed. J. Schoefs schreef een bijdrage over de geschiedenis van Mechelen-Bovelingen waarin hij ingaat op de geschiedenis van het kasteel. In de tekst over het kasteel in Bouwen door de eeuwen heen wordt vooral ingegaan op de bouwgeschiedenis. Chris De Maegd behandelt aan de hand van oude kaarten, plannen en postkaarten de evolutie van het kasteelgebouw, de tuinen en parken. –– J. Daris, Notices sur Marlinne (Quaedmechelen), in Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, vol. III, Liège, 1873, p. 108–125. –– J. Schoefs, Uit de geschiedenis van Mechelen-Bovelingen: studie en wetenswaardigheden over het dorp en zijn inwoners, Mechelen-Bovelingen, 1984, 122 p. –– Kasteel van Bovelingen, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 288–292. –– Mechelen-Bovelingen: Voormalig kasteel van Bovelingen, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 180–190.
64
Een korte geschiedenis van de familie de Borchgrave, die het kasteel van Bovelingen verwierf in de eerste helft van de zeventiende eeuw, is opgenomen in het werk van L. de Herckenrode uit 1845. Ook L. Heynens publiceerde in zijn overzichtswerk over de adel in Limburg een notitie over de familie de Borchgrave d’Altena: –– [de Borchgrave], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 337–340. –– [de Borchgrave d’Altena], in L. Heynens, Adel in Limburg of de Limburgse adel. Geschiedenis en repertorium, 1590–1990, Maastricht, 2008, p. 159–160. Meer informatie over het interieur van het kasteel van Bovelingen is terug te vinden in: –– J. de Borchgrave d’Altena, Décors anciens d’intérieurs mosans, vol. II, Luik, 1932, p. 104–106.
Archieven —In het Rijksarchief te Hasselt—
I
n het ancien régime, de periode tot aan de inlijving van ons land bij de Franse republiek in 1795–1796, was er in de meeste dorpen een schepenbank actief. Zij was de centrale organisatie in het dorp. Zij was samengesteld uit in principe zeven schepenen, die recht spraken en die akten betreffende goederen in het dorp – akten van verkoop bijvoorbeeld – registreerden. Het archief van de schepenbank van Kwaadmechelen, Rukkelingen en Pepingen bestaat uit twee reeksen. In de eerste plaats zijn er de rol- en gichtregisters voor de periode 1525–1640 (nr. 1–2). De gichtregisters zijn bewaard voor de jaren 1672–1704 en 1792–1795 (nr. 3–4). Hierin werden akten betreffende goederen in Kwaadmechelen, Rukkelingen en Pepingen geregistreerd. Deze registers kunnen bijdragen tot de reconstructie van de groeiende economische rol van de familie de Borchgrave in het dorp. De rolregisters, waarin de rechtspraak geregistreerd werd, zijn bewaard voor de periode 1656–1685 en 1780–1794 (nr. 6–11). Daarnaast bevat het archief van de schepenbank een onderzoeksdossier over een nachtelijke overal op het kasteel van Bovelingen in 1624 (nr. 19). Voorts bevat het schepenbankarchief vooral akten die voor registratie aan de schepenen werden voorgelegd en fragmenten van procesdossiers uit de periode van de zestiende tot de achttiende eeuw (nr. 5). De inventaris van het archief van de schepenbank werd in 2007 gedrukt: –– R. Nijssen, Inventaris van de archieven van de heren van Bovelingen en Pepingen (16de–17de eeuw), van de schepenbank van Kwaadmechelen, Rukkelingen en Pepingen (1624–1795), van het hof van Pepingen (1633–1751), van het laathof van Horion (1519– 1668), van het abtshof (1655–1689), van het Onze-Lieve-Vrouwehof (1613–1643), en het hof van Schalkhoven (1610–1744) aldaar, Brussel, 2007, 30 p.
Tegen vonnissen van de schepenen van Kwaadmechelen, Rukkelingen en Pepingen kon men in beroep gaan bij de Tongerse griffie van de schepenbank van Vliermaal. De inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal werd in 2008 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventaris van het archief van de schepenbank van Vliermaal (1391–1796), (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 94), Brussel, 2008, 142 p. Een tweede belangrijk, maar in dit geval niet omvangrijk, archief voor het onderzoek naar de kasteelbewoners in Mechelen-Bovelingen, is het archief van de heren van Bovelingen en Pepingen. Het hele archief past in één archiefdoos. Het voornaamste onderdeel is een cijnsinningsregister voor de jaren 1651–1682. Voorts bevat het archief
65
diverse bescheiden betreffende de inningen van cijnzen uit de zestiende eeuw. De inventaris van het archief van de heren werd in 2007 samen met de inventaris van het schepenbankarchief gedrukt. De registers van dopen (1593–1608, 1624–1828), huwelijken (1581–1599, 1605–1826) en overlijdens (1717–1826) van Mechelen[-Bovelingen] kunnen in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Zij maken deel uit van de verzameling parochieregisters (nr. 589–593). De inventaris van de parochieregisters in het Rijksarchief te Hasselt uit de periode vóór circa 1800 werd in 1987 uitgegeven: –– J. Grauwels, M. Van der Eycken, Parochieregisters, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 20), Brussel, 1987, 214 p. De parochieregisters van na 1800 maken deel uit van het parochiearchief van Mechelen-Bovelingen. De doopregisters voor de jaren 1826–1925, de registers van vormsel voor de jaren 1827–1951, van huwelijken voor de jaren 1827–1925 en overlijdens voor de jaren 1826–1925 werden door de parochie in het Rijksarchief in bewaring gegeven en kunnen daar geraadpleegd worden (Archief van de parochie MechelenBovelingen. Overdracht 2000, nr. 5–7). Voorts bevat het parochiearchief de leden registers van de parochiale broederschappen die in de negentiende en twintigste eeuw in de parochie actief waren (Overdracht 2000, nr. 19–21). Ook de familie de Borchgrave d’Altena komt voor in de ledenregisters van de broederschappen.
66
In het ledenregister van het Genootschap tot Verlossing der Verlatene Zielen des Vagevuurs wordt vermeld dat volgende leden vijf frank betaalden voor een eeuwigdurend lidmaatschap: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. …
Joannes Hubertus Wynants, pastoor van Marlinne Graaf François de Borchgrave d’Altena † 1902 Gravine Carolina de Borchgrave d’Altena – de Spoelberch † 1917 Graaf Georges de Borchgrave d’Altena Gravinne Henritte de Borchgrave d’Altena Graaf Henri de Brochgrave d’Altena Graaf Guillaume de Borchgrave d’Altena Overleden in 1918 (October) Graaf Adolf de Borchgrave d’Altena Graaf Camille de Borchgrave d’Altena Graaf Robert de Borchgrave d’Altena Gravinne Louise de Borchgrave d’Altena Gravinne Marie de Borchgrave d’Altena (uitgetreden religieuse Jésuitesse) Graaf Albert de Borchgrave d’Altena (Overleden in Januari 1919)
De inventaris van het parochiearchief van Mechelen-Bovelingen werd in 2002 gedrukt: –– R. Raskin en R. Nijssen, Inventarissen van de kerkarchieven van Batsheers, Bommershoven, Gors-Op-Leeuw, Guighoven, Herten, Kortessem, Kortijs, Kuttekoven, MechelenBovelingen, Mettekoven, Vechmaal en Wellen. Overdrachten 1999–2001, (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 66), Brussel, 2002, 83 p. Ook het oud kerkarchief van Mechelen-Bovelingen bevat stukken die betrekking hebben op de kasteelbewoners. Zo bevat het stukken uit 1761 over de ruil van goederen tussen de kerk en graaf de Borchgrave (nr. 5). Vanaf de jaren ’40 van de negentiende eeuw kan de bezitsgeschiedenis van het kasteel van Mechelen-Bovelingen gevolgd worden in de archieven van het kadaster. In 1842 stelden de diensten van het kadaster met het oog op het vaststellen van het kadastraal inkomen van gebouwen en landerijen in de gemeente een zogenaamde Tabel van klassificatie der grond-eigendommen op. De woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in tien klassen.
67
68
Het kasteel alleen vormde de eerste klasse en werd getaxeerd op een kadastraal inkomen van 510 gulden: Het kasteel, toebehoorende aen den heer Graaf DeBorchgraeve, François maakt de eerst klasse uit, het is Bovelingen genaemd, hebbende ene zeer aengename ligging door de lusttuinen en waterwerken, waer mede het zelve omringd is. De controleur beschrijft eveneens de ruimte voor het dienstpersoneel: het onderhuis bevat eene groote keuken en eetplaets voor de dienstboden, eene waschplaets en meerdere kelders; Voor het kasteel is een bassecour, alwaer regts eenen fraeyen stal voor achttien paerden, koesthuis, smederij, koeistal en andere kleine stallen, links heeft men een boerderij afzonderlijk gemeten. Deze hoeve maakte deel uit van de derde klasse en werd getaxeerd op een kadastraal inkomen van 54 gulden (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 100). Vanaf 1873 zijn er voor Mechelen-Bovelingen kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Mechelen-Bovelingen bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Borgloon, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Borgloon, nr. 269–275). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt, net zoals de oudere kadastrale leggers (12 en 212) bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt. In het Rijksarchief kan ook de Mémorial administratif van het provinciebestuur – een administratief mededelingenblad voor de plaatselijke besturen – geraadpleegd worden. In de negentiende eeuw wordt er jaarlijks de lijst van de verkiesbaren voor de senaat in afgedrukt. Die lijst werd opgesteld op basis van de belastingen – vooral grondbelastingen – die men betaalde. Onder meer de graven de Borchgrave komen prominent in deze lijsten voor. Het overzicht van de plaatsen waar zij belastingen betaalden, leert meteen ook hoe hun grondbezit gestructureerd was.
< Beschrijving van het kasteel van Bovelingen in de processen-verbaal van afpaling (RH, Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 100)
69
—In het Rijksarchief te Luik—
H
et archief van de Staten van Luik en Loon bevat interessante documenten die kunnen bijdragen tot de studie van de kasteelbewoners in MechelenBovelingen. Zo wordt er een dossier over de fiscaliteit in Kwaadmechelen tijdens de achttiende eeuw bewaard. Voorts zijn de verslagen van de volkstellingen in Rukkelingen voor de jaren 1748 en 1763 in het archief terug te vinden (nr. 1471). In 1774 diende graaf de Borchgrave bij de Adellijke Stand een aanvraag in om tot de vergaderingen van die Stand toegelaten te worden. Samen met zijn aanvraag legde hij een dossier voor dat zijn aanspraken op het lidmaatschap moest staven. Het dossier bevat onder meer de stukken die zijn adellijke afkomst moeten bewijzen, waaronder afschriften van doopakten, huwelijkscontracten en testamenten van zijn voorouders (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 696). De inventaris van het archief van de Staten van Luik is gepubliceerd: –– G. Hansotte, Etats du pays de Liege et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p.
—In het gemeentearchief van Heers—
V 70
oor de periode vanaf 1848 zijn er bevolkingsregisters beschikbaar. Hierin worden de bewoners van elk pand in de gemeente ingeschreven: het hoofd van het gezin en zijn huishouden, inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. Deze bevolkingsregisters worden bewaard in het gemeentearchief van Heers.
Iconografie
D
e oudste afbeelding van het kasteel van Bovelingen dateert uit 1670 en is terug te vinden in de atlas van de goederen van de abdij van Herkenrode. Op de kaart liggen de gebouwen rondom een binnenkoer. De woonvleugel is afgebeeld in de rechterbovenhoek van de kaart en is duidelijk te herkennen aan zijn groter en hoger volume. De atlas wordt bewaard in het bisschoppelijk archief te Luik (Archives de l’Évêché de Liège) en is online raadpleegbaar.
Het zeventiende-eeuwse kaartboek van Averbode bevat eveneens een afbeelding van het kasteel van Bovelingen. –– C. Lowis, kaart Ruckelingen, in E. Van Ermen, Het kaartboek van Averbode 1650–1680, Brussel, 1997, p. 112–113. Een derde iconografische voorstelling van het kasteel van Bovelingen is van de hand van Remacle Le Loup, de illustrator van Les délices du Païs de Liège van de Saumery. In een eerste fase maakte hij een pentekening van het kasteel. Die werd voorgelegd aan de bezitters of bewoners van het kasteel en tegen betaling verder uitgewerkt tot een kopergravure die dan opgenomen werd in het werk van de Saumery. De beschrijving van het kasteel van Bovelingen is opgenomen in het derde deel. De originele uitgave van het werk van de Saumery dateert van 1738–1744. In 1970 verscheen een anastatische herdruk: –– R. Le Loup, Kopergravure Vue du Chateau de Boveling en hesbaïe, in P. L. de Saumery, Les Délices du Païs de Liège ou Description géographique, topographique et chorographique des monumens sacrés et profanes de cet évêché-principauté et de ses limites, 5 delen, Luik, 1738–1744. In 1993 verzorgden de Vrienden van het Stedelijk Museum Stellingwerff-Waerdenhof in Hasselt een uitgave van de pentekeningen van Le Loup van Limburgse sites, waaronder ook de tekening van het kasteel van Mechelen-Bovelingen: –– R. Le Loup, Pentekening Vue du chateau de Boveling en hesbaïe, in Met Le Loup op reis. Limburg door een 18de-eeuwse bril bekeken, Hasselt, 1993, p. 64. J. J. De Cloet publiceerde in 1830 een lithografie met een voorstelling van het kasteel van Bovelingen van de hand van Jobard die ze vervaardigde naar Madou: –– Jobard naar Madou, Lithografie Château de Bovelingen, in J. J. De Cloet, Châteaux et Monuments des Pays-Bas faisant suite au voyage pittoresque dans le Royaume des Pays-Bas, I, Brussel, 1830. Postkaarten uit de eerste helft van de twintigste eeuw met een afbeelding van het kasteel van Bovelingen vindt men in de collectie van het voormalige Gemeentekrediet. Zij wordt nu beheerd door de Académie Royale des Sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Gravure van het kasteel van Bovelingen van de hand van Remacle Le Loup in Les délices du Païs de Liège >
71
Postkaart van het kasteel van Bovelingen
Kaarten
D
e kaart van Ferraris toont het uitgestrekte kasteeldomein van Bovelingen.
74
–– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 151B. Het primitief kadasterplan van 1810 toont het resultaat van de aanpassingen die aan het kasteel gebeurden rond 1790. Deze aanpassingen gaven het kasteel een classicistisch uitzicht: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Primitief kadasterplan van Bovelingen en Rukkelingen, 1810. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Het kasteel van Bovelingen op de kaart van Ferraris, 1777 >
De wijzigingen aan het kasteel van Bovelingen vanaf 1842 zijn te vinden in: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Mechelen-Bovelingen. In 1849 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Mechelen-Bovelingen op. De kadastrale reducties zijn te beschouwen als voorlopers van de stafkaarten. Zij zijn niet gebaseerd op eigen metingen van de cartografische dienst, maar op gegevens die aangeleverd werden door de diensten van het kadaster. In tegenstelling tot de primitieve kadasterkaart geeft de kadastrale reductie met een kleurencode ook het grondgebruik aan. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, MechelenBovelingen. Bij het Nationaal Geografisch Instituut kan men zowel de huidige stafkaarten als alle stafkaarten die sinds 1861 gemaakt zijn, bestellen. Op de website van het Instituut staat een catalogus met het volledige aanbod.
Monumenten 76
O
p het kerkhof van Mechelen-Bovelingen bevinden zich twee merkwaardige grafstenen. Een eerste is de gedeeltelijk bewaarde grafsteen van Wilhelmus van Warfusée, die overleed in 1369, en zijn echtgenote Elisabeth de Berlo, die in 1361 stierf, en hun twee zonen Wilhelmus en Raso. Naast een gedeelte van de inscriptie is ook het wapenschild van de familie de Berlo zichtbaar. J. Daris en L. de Herckenrode vermelden de familie de Warfusée als bewoners van het kasteel. –– [de Warfusée], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 610–617. De gebroken grafsteen van Jean-Baptiste-Everard de Borchgrave, overleden op 22 maart 1684, en diens echtgenote Catherine de Woelmont, die overleed op 23 oktober 1717, is wat verderop op het kerkhof opgesteld. Hun in 1718 overleden zoon Johannes Baptista de Borchgrave werd onder deze grafsteen begraven. Ook deze grafsteen wordt door L. de Herkenrode vermeld in zijn overzichtswerk. –– L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 618.
Beide grafstenen waren oorspronkelijk ingemetseld in het koor van de oude kerk. Deze kerk werd in 1912 afgebroken en vervangen door de nieuwe kerk. De grafstenen in het koor werden toen vernietigd of verplaatst. Omstreeks 1868 liet de toenmalige kasteelheer van Bovelingen, graaf François-HenriMichel de Borchgrave d’Altena, een kapel met crypte bouwen in Mechelen-Bovelingen. Deze kapel werd toegewijd aan Sint-Martinus en in 1872 door de deken van Borgloon ingezegend. Na de inzegening werden de stoffelijke resten van de familieleden, die rond de oude kapel van Pepingen waren begraven, verplaatst naar de nieuwe grafkelder. Sindsdien worden de leden van de familie hier begraven, ook nog na het vertrek van de familie de Borchgrave d’Altena uit het kasteel in 1920.
Gedeeltelijk bewaarde grafsteen van Wilhelmus van Warfusée en Elisabeth de Berlo en hun zonen Wilhelmus en Raso
V e c h maa l
Kasteel van Heurne Heurnestraat 37 | 3870 Vechmaal
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
O
oit stonden er drie kastelen op het grondgebied van dit dorp, namelijk het kasteel van Hinnisdael of Henisdael, het kasteel de Bellefroid en het kasteel van Heurne of Horne. Enkel dit laatste overleefde de tand des tijds en wordt tot op heden bewoond. In deze onderzoeksgids zal enkel dieper ingegaan worden op de geschiedenis van de bewoners van het kasteel van Heurne. 79 Het kasteel van Heurne was oorspronkelijk een hoeve. Jean Bosch was de bouwheer van de huidige hoeve waarin de oudere gebouwen geïntegreerd werden. De familie Bosch bewoonde de hoeve tot ze na het huwelijk van Anna Elisabeth Bosch met Guillaume Claes in het bezit kwam van de familie Claes. Guillaume Claes was afkomstig uit Hasselt en is vooral bekend als opkoper van zwart goed tijdens de Franse Tijd. Hun kleindochter Marie-Jacqueline en haar echtgenoot baron Louis Joseph de Heusch bewoonden de hoeve met hun twee dochters tot de eerste helft van de negentiende eeuw. Joseph Hermans en zijn echtgenote Marie Angèle Frisch bezaten het complex korte tijd, tot ze het in 1847 verkochten aan baron Louis de Favereau. Het kasteel zelf werd pas gebouwd tijdens de negentiende eeuw. Over de initiatiefnemer voor deze bouw bestaat onduidelijkheid. De twee laatstgenoemde bewoners worden door Chris De Maegd aangehaald als mogelijke bouwheren. In 1900 werd het goed door baron de Calwaert, echtgenoot van de dochter van baron de Favereau, verkocht aan Lambert Emilie Monthulet uit Luik en wordt het geërfd door zijn enige dochter
Antoinette Lekeu-Monthulet. In 1948 kwam het kasteel leeg te staan en werd het van de hoeve gescheiden. In 1994 kwam het in handen van de huidige eigenaars die het tot vandaag bewonen. Aan de geschiedenis van het kasteel van Heurne en zijn bewoners werd een aantal publicaties gewijd. Zo wordt het kasteel besproken in het werk van A. Dewelf, C. Wijnen en J. Kelkeneers. Ze geven een overzicht van de geschiedenis en de opeenvolgende bewoners. Ook J. Daris haalt het kasteel en zijn bewoners aan in zijn Notices sur les églises du diocèse de Liège. –– A. Dewelf, C. Wijnen en J. Kelkeneers, Het dorpsverleden van Vechmaal, Vechmaal, 1978, p. 103–126. –– J. Daris, Notice sur Vechmael, in Notices sur les églises du diocèse de Liège, vol. VI, Liège, 1875, p. 90–114. In Bouwen door de eeuwen heen en Historische tuinen en parken van Vlaanderen wordt eveneens kort ingegaan op de geschiedenis van het kasteel. – – Kasteel van Heurne, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 336–338. –– Vechmaal: Sint-Pieters-Heurne: Kasteel van Horne in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 205–208.
80
A. Dewelf en K. Anciaux bespreken de grafmonumenten in de Sint-Pieterskapel van Horne en gaan ook in op de geschiedenis van het gehucht Sint-Pieters-Horne. –– A. Dewelf en K. Anciaux, De Sint-Pieterskapel van Horne en haar landelijke omgeving, Vechmaal, 1990, 44 p. C. Wijnen bespreekt in zijn artikel uit 1996 de geschiedenis van Horne tijdens de jaren 1832–1836. –– C. Wijnen, Horne-Sint-Pieter wilde zich afscheuren van Vechmaal 1832–1836, in Limburg. Het Oude Land van Loon, 75, 1996, p. 81–114.
Archieven —In het Rijksarchief te Hasselt—
E
en belangrijk archief voor de bezitsgeschiedenis van de hoeve van Heurne is het archief van de schepenbank van Vechmaal. Tot 1795–1796 was er in de meeste dorpen een schepenbank actief. Zij registreerde akten betreffende het bezit van goederen in haar rechtsgebied en zij deed rechtspraak in geschillen tussen inwoners van het dorp en over goederen in het dorp. Het archief van de schepenbank van Vechmaal bestaat in grote lijnen uit twee reeksen: de gichtregisters voor de periode 1773–1796 (nr.1–2) en de rolregisters voor de periode 1612–1797 (nr.4–9). In de gichtregisters werden de akten betreffende goederen in Vechmaal geregistreerd die aan de griffie van de schepenbank werden voorgelegd. In de rolregisters werden de zittingen geregistreerd die aan de rechtspraak gewijd werden. Daarnaast bevat het archief ook verscheidende akten die ter registratie voorgelegd werden en afschriften uit de gichtregister die dateren uit de achttiende eeuw (nr. 3). De inventaris van het archief van de schepenbank van Vechmaal werd in 2007 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventaris van het archief van de schepenbank van Vechmaal (1612–1796), (Inventarissen Rijksarchief Hasselt, 86), Brussel, 2007, 19 p. 81 Naast de schepenen deden ook laathoven in Vechmaal aan registratie van akten betreffende het bezit van goederen en rechtspraak in de gemeente. Een fragment van het archief van Villershof wordt bewaard in het Rijksarchief te Hasselt In 2000 werd het archief van de parochie Vechmaal in het Rijksarchief in bewaring gegeven. Het bevat onder meer het register van dopen, huwelijken, overlijdens en vormelingen voor de jaren 1799–1834, 1835–1888 en 1889–1924 (nr. 26–28). Vermits het vroeger de gewoonte was dat de hele groep kinderen uit één parochie die gevormd werden een speciale vormselpeter en -meter kregen, meestal notabelen uit de gemeente, is dit laatste register een goede bron om na te gaan of de kasteelbewoners in Vechmaal die rol ook opnamen. Daarnaast bevat dit archief de ledenlijsten van de broederschap van het werk der Heilige Kindsheid uit de jaren 1905–1906 (nr. 37), een niet-gedateerde lijst van inwoners van de gemeente (nr. 56) en diverse stukken betreffende de geschiedenis van Vechmaal en Horne (nr. 57). Een analyse van deze
documenten kan een bijdrage leveren tot het onderzoek naar de kasteelbewoners en hun rol in het dagelijks leven in het dorp. De inventaris van de archieven van de kerkfabriek en van de parochie van Vechmaal is in 2000 uitgegeven: –– R. Nijssen, Inventarissen van de kerkarchieven van Batsheers, Bommershoven, Gorsop-Leeuw, Guigoven, Herten, Kortessem, Kortijs, Kuttekoven, Mechelen-Bovelingen, Mettekoven, Vechmaal en Wellen. Overdrachten 1999–2001 (Rijksarchief te Hasselt. Inventarissen, 66), Brussel, 2002, 83 p. De oudere parochieregisters van Vechmaal, uit de periode 1637–1801, worden ook in het Rijksarchief bewaard, in de verzameling parochieregisters (nr. 1000–1002). Zij kunnen via de website van het Rijksarchief worden raadpleegd. In de negentiende en de twintigste eeuw werden de akten betreffende het bezit van het kasteel, zoals alle akten over het bezit van onroerend goed in deze gemeente, overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Tongeren. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. De Tabel van klassificatie der grond-eigendommen voor Vechmaal werd in 1843 door de diensten van het kadaster opgesteld. De woningen in de gemeente werden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in dertien klassen. Het kasteel van Heurne, dat bewoond werd door Louis de Favereau, vormde de eerste klasse en wordt getaxeerd op een kadastraal inkomen van 135 gulden. (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processen-verbaal van afpaling, nr. 162). 82
Vanaf 1844 zijn er voor Vechmaal kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Vechmaal bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Borgloon, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Borgloon, nr. 308–314). Om uit te zoeken wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, kan men de reeks 209 raadplegen. Die wordt bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt.
—In het Rijksarchief te Luik—
D
e drie Staten of Standen: de Kerkelijke Stand, de Adellijke Stand en de Derde Stand, vertegenwoordigden samen de inwoners van het vorstendom Luik in onderhandelingen met de vorst over het heffen van landelijke belastingen. De inning van de belastingen werd door de Staten georganiseerd. Met het oog op de heffing van een hoofdelijke belasting werd in 1763 de opmaak van een telling van de volwassen inwoners van elke parochie verordend. Het resultaat voor de telling in de parochie Vechmaal maakt nu deel uit van het archief van de Staten van Luik en Loon (Archief van de Staten van Luik en Loon, nr. 1473). Een kopie daarvan kan in de leeszaal van het Rijksarchief te Hasselt geraadpleegd worden. –– G. Hansotte, Etats du pays de Liege et comté de Looz, (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 97), Brussel, 1990, 247 p.
—In het gemeentearchief te Heers—
V
oor de periode vanaf 1848 zijn we beter ingelicht over de bewoners van het kasteel. Vanaf dat jaar moesten de gemeentebesturen immers bevolkings registers aanleggen en bijhouden. Voor een onderzoek naar de kasteelbewoners zijn de bevolkingsregisters de voornaamste bron in het archief van het gemeentebestuur.
83
Kaarten
O
p de kaart van Ferraris is de vierkantshoeve van Mathias Bosch terug te vinden.
–– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 169A. Het primitief kadasterplan van 1828 toont dat de opbouw van de hoeve van Heurne onveranderd bleef. –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Primitief kadasterplan van Vechmaal, 1828. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen
opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. De wijzigingen aan het kasteel van Heurne vanaf 1842 zijn te vinden in: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Vechmaal. In 1849 stelde de toenmalige cartografische dienst van het leger de zogenaamde kadastrale reductie voor Vechmaal op. De kadastrale reducties zijn te beschouwen als voorlopers van de stafkaarten. Zij zijn niet gebaseerd op eigen metingen van de cartografische dienst, maar op gegevens die aangeleverd werden door de diensten van het kadaster. In tegenstelling met de primitieve kadasterkaart geeft de kadastrale reductie met een kleurencode ook het grondgebruik aan. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Vechmaal.
Bij het Nationaal Geografisch Instituut kan men zowel de huidige stafkaarten als alle stafkaarten die sinds 1861 gemaakt zijn bestellen. Op de website van het Instituut staat een catalogus met het volledige aanbod. Het kan boeiend zijn oude stafkaarten te raadplegen, omdat zij tonen hoe het kasteel gesitueerd lag ten opzichte van de toenmalige dorpskern en ten opzichte van andere landschapselementen.
Iconografie
84
I
n de loop van de twintigste eeuw werden op grote schaal postkaarten gemaakt. In opdracht van drukkers reisden fotografen tot in de kleinste dorpen van het land om er de plaatselijke bijzonderheden vast te leggen. Foto’s van kerken en kastelen waren daarbij het favoriete onderwerp. Deze kaarten zijn een gegeerd verzamelobject geworden. De grootste collectie postkaarten in ons land is die van het voormalige Gemeentekrediet. Zij bevat ruim 77000 kaarten. Zij wordt nu beheerd door de Franstalige tak van de Koninklijke Academie, de Académie Royale des sciences des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique. In Alden Biesen bevindt zich een beeltenis van Guillaume Claes, die de hoeve kort bewoonde.
Portret van Guillaume Claes, Alden Biesen >
85
86
Vechmaal op de kadastrale reductie, 1849 >
Monumenten
I
n de Sint-Pieterskapel in Horne bevindt zich de achttiende-eeuwse grafsteen van de familie Bosch-Hinnisdael. Bovenaan de grafsteen zijn de wapenschilden van de familie afgebeeld met daaronder volgend opschrift: Hier zyn begraven d’eersaeme Mathias van Hennisdael ende Anna Vaes syne Huysvrouwe, Dionysuis Bosch ende Anna van Hennisdael sune huysvrouwe, Arnoldus Bosch ende Maria Francken syne huysvrouwe Mathais Bosch secretais ende schepen van Horn gestorven den 18 Januari 1723 ende Elisabeth Poilvache syne huysvrouwe gestorven den 24 decembris 1723 Dionysius Bosch jonghman gestorven den 24 X bris 1723 requiescant in pace. Op het kerkhof dat zich rond de Sint-Pieterskapel bevindt, is eveneens een grafmonument van de bewoners van het kasteel van Heurne terug te vinden, namelijk dit van de familie de Calwaert-de Favereau. Baron de Favereau verwierf het kasteel van Heurne in 1847 en zijn dochter huwde met baron de Calwaert.
89
< De achttiende-eeuwse grafsteen van de familie de Bosch-Hinnisdael
V e c h maa l
Kasteel van Veulen Kasteelstraat z/n | 3870 Veulen
– Publicaties over de geschiedenis van het kasteel en zijn bezitters
V
eulen was in het ancien régime een Brabantse enclave in het Land van Loon. Jan van Gutschoven is de oudst gekende heer van Veulen, hij overlijdt in 1376. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon en kleinzoon die dezelfde naam dragen. De laatste Jan van Gutschoven overlijdt op 28 april 1460 in de abdij van Colen in Kerniel, waar hij eveneens begraven ligt. Reeds in 1454 is de heerlijkheid Veulen in leen gegeven aan Jeanne van der Aa en haar echtgenoot Guillaume de Merode. De heerlijkheid blijft in het bezit van de familie de Merode tot aan het overlijden van Jeanne de Merode in 1572. Zij laat haar bezit over aan haar zoon Jan de Berlo. Jan de Berlo en zijn vrouw Marie d’Argenteau sterven kinderloos en de heerlijkheid wordt in 1599 via testament overgemaakt aan hun neef en petekind Florent d’Argenteau. Vervolgens blijft de heerlijkheid in het bezit van de familie d’Argenteau tot de kinderloze Robert Ernest d’Argenteau en zijn echtgenote Agnes de Renesse Veulen in 1690 nalaten aan hun neef Claude Florimond de Mercy. Hij is veldmaarschalk in het Oostenrijkse leger en verkoopt zijn erfenis in 1712 aan Philippe Balthasar de Villers. Lang zal het kasteel niet in het bezit van deze familie blijven, want reeds in 1735 komt het in handen van haar erfgenaam Antoine Ignace Charles Auguste d’Argenteau. Hij plaatst ‘de Mercy’ voor zijn eigen naam en heeft een succesvolle militaire carrière in dienst van de Oostenrijkse Habsburgers. Antoine draagt het kasteel en de heerlijkheid over aan zijn zoon, Florimond Claude Charles de Mercy-Argenteau. Hij wordt in 1767 heer van Veulen en speelt een belangrijke rol in het diplomatieke en politieke leven van de Oostenrijkse
91
Nederlanden. Bij zijn overlijden laat hij zijn bezit na aan zijn neef François Joseph de Mercy-Argenteau d’Ochain. Hij krijgt de eretitel van Groot Kamerheer aan het hof van Oranje. In 1801 verkoopt hij het kasteel aan Joseph André de Donnea uit Luik. Deze behoort tot een familie die sinds 1606 in Luik gevestigd was en die actief was in de ijzerverwerking en -handel. Na zijn dood komt het patrimonium in handen van zijn broer Charles de Donnea. Van hem wordt verteld dat hij na zijn dood aan elk van zijn zes kinderen één kasteel kon nalaten. Veulen kwam in 1836 in handen van zijn oudste zoon Alexis de Donnea. Zijn nakomelingen bewoonden het kasteel tot in 2001. Een overzicht van de opeenvolgende heren van Veulen en van de geschiedenis van het kasteel is terug te vinden in de volgende publicaties: –– J. Daris, Notice sur Fologne, in Notices historiques sur les églises du diocèse de Liège, IV, Liège, 1873, p. 147–154, 214–217 en X, 1882, p. 22–42. –– R. Ulens, Les seigneuries de Fologne, Momalle et Noville au 18e siècle d’après un Registre du Comte de Mercy, in Verzamelde Opstellen, 6, 1930, p. 79–96. –– Château de Fologne, in Annuaire des châteaux de Belgique, 1911–1912, 14, p. 43–44. –– A. Dewelf, Veulen, Haspengouws kasteeldorp, Veulen, 1991, 143 p. –– Ph. Farcy, L’élégance campagnarde de Fologne, in 100 châteaux de Belgique connus et méconnus. I, Brussel 2002, p. 186–187. –– C. De Maegd, Raadsels en rafels rond het kasteel en het park van Veulen in Heers, in Monumenten en Landschappen, 24, 2005, nr. 3, p. 55–74.
92
Over de geschiedenis van de families d’Argenteau en van de familie de Donnea verschenen: –– E. Poswick, Histoire de la seigneurie libre et impériale d’Argenteau, Brussel, 1905. –– D. de Donnea, Les Donnea, Maîtres de Forges et Négoçiants en Fer au Pays de Liège au XVII, XVIII et XIX siècles, in Le Parchemin, speciaal nr., december 1978. In Bouwen door de eeuwen heen en in de publicaties van B. Van Loon en C. De Maegd wordt dieper ingegaan op de bouwgeschiedenis van het kasteel van Veulen: – – Kasteel van Veulen, in Bouwen door de eeuwen heen, 14N4, Turnhout, 1999, p. 342–345. –– B. Van Loon, Restauratie van het kasteel van Veulen, 2001. –– C. De Maegd, Raadsels en rafels rond het kasteel en het park van Veulen in Heers, in Monumenten en Landschappen, 24, 2005, nr. 3, p. 55–74. –– Veulen: Kasteel van Veulen, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 210–219.
C. Düren-Vegnaux gaat in zijn artikel in De woonstede door de eeuwen heen in op het achttiende-eeuwse sierpapier in het kasteel van Veulen. –– C. Düren-Vegnaux, Achttiende-eeuws sierpapier in het kasteel van Veulen, in De woonstede door de eeuwen heen, 104, 1994, p. 27–31. In zijn artikel in Limburg gaat J. Brouwers aan de hand van een dagboek in op het leven van Guillaume Henckaerts. Hij was pachter van de kasteelhoeve van Veulen en diende maar liefst vier kasteelheren. –– J. Brouwers, Dagboek van Guillaume Henckaerts, pachter van de kasteelhoeve van Veulen 1799–1854, in Limburg, 38, 1959, p. 186–197. J. Puraye deed onderzoek naar de briefwisseling van Gilbert-Henri Claes en zijn vader Chrétien Claes. Beiden waren als rentmeester in dienst van de familie d’Argenteau: –– J. Puraye, Paris, ce 10 germinal an V. Lettres de Gilbert Claes à son père à Fologne. 1797–1799, Parijs, 1957. In Limburg verscheen in 1991 een artikel over de bouwgeschiedenis van de kerk van Veulen. Auteur T. Waegeman gaat hierin ook uitgebreid in op de rol van de kasteel bewoners bij de verbouwingen en inkleding van de kerk: –– T. Waegeman, De bouwgeschiedenis van de kerk O.-L.-V. Tenhemelopneming te Veulen (Heers), in Limburg, 70, 1991, p. 135–148. Een korte kroniek van de geschiedenis van de familie d’Argenteau, die het kasteel van Veulen in 1599 verwierf, is opgenomen in het werk van Léon de Herckenrode uit 1845 over gearmorieerde graf- en gedenkstenen in Haspengouw: –– [d’Argenteau], in L. de Herckenrode, Collection des tombes, épitaphes et blasons, Gent, 1845, p. 399–402.
93
Archieven —In het Rijksarchief te Hasselt—
H
et archief van de schepenbank van Veulen bestaat nog slechts uit één gicht register. In dit register werden de akten betreffende goederen in Veulen in de periode 1690–1737 geregistreerd. Daarnaast kan het archief van de heren van Veulen bijdragen tot het onderzoek naar de kasteelbewoners van Veulen. Dit bescheiden archief bevat een inkomstenregister uit de jaren 1557 tot 1580 (nr. 1) en diverse bescheiden betreffende de heren en de heerlijkheid Veulen van de zestiende tot de achttiende eeuw (nr. 2). In het Rijksarchief te Hasselt worden negentien oorkonden die betrekking hebben op de heerlijkheid en de heren van Veulen bewaard. Deze oorkonden beslaan de periode van de veertiende tot de zeventiende eeuw.
94
—Uit de verzameling oorkonden van de heerlijkheid Veulen— Op 11 juli 1584 volgt Jan van Berlo zijn overleden broer Willem van Berlo op als heer van Veulen. Bij zijn aanstelling werd deze akte opgesteld te Maastricht. RH, Verzameling oorkonden van de heerlijkheid Veulen, nr. 9. Op huyden elff daeghen in Julio des Jaers 1584. Voir myn heer Guillam vander Rootaudste Maidt In Brabant als In desen bewaerende die plaetse van myn heer Dedier Trestig Riddher Cancellier van Brabant, als stadhoudere vanden Leenhove zijnder majesteyt goordineert in Brabant, in absentie van Joncker Charles Tisnacq Lieutenant principael etc. ende den Leenmannen naebescreven met naemen heer ende meestere Steven Craesbeecke Raidt ordinaris ende meester Reynier Meydael advocaet vanden Raide in Brabant, Comparerende Joncker Jan
van Berlo heer van Vuelen, Erffborchgrave tot Loon, Grave van Hosemont, heer van Slethinghe, van Keerenbergh, Breffve, Swemeghen etc. heeft aldaer by doode wijlen heer Willems van Berlo zijns broeders als hy leeffde heer van Vuelen, uuyt titule van Successie, te Leen verheven: T dorp, de goeden ende heerenheyt van Vuelen voirscreven, In hoeghe middele, ende leeghe jurisdictien metten gerichtigheden, appendentien ende dependentien van diere In alder vueghen ende manieren ghelyck de zelve vanden Coninck als hertoogh van Brabant In een vol leen wordden gehouden ende de leenregisterren van Brabant breeder daeraff vermellen. Doende hy comparant daertoe manschap, hulde ende eedt van trauwen aen zynen majesteyt als hertoogh van Brabant, ende andere debvoiren in ghelycken cas gerequireert aldus gedaen binnen der Stadt Maestricht, ten daeghe, jaere, maende ende in presentie als boven my daerby zijnde, greffier vanden voirscreven Leenhoue.
Het register van dopen (1673–1801), huwelijken (1674–1800) en overlijdens (1673–1803) van Veulen kan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Het maakt deel uit van de verzameling parochieregisters (nr. 1008). Het oud kerkarchief van Veulen bevat een ledenregister van de broederschap van de Gelovige Zielen uit de periode 1730–1843 (nr. 12). Zulke bron biedt een prachtig inzicht in het belang van de godsdienst in het dagelijks leven van de mensen – kasteelbewoners en anderen – in die periode (Oud kerkarchief van Veulen. nr. 12). Voor de periode vanaf 1848 zijn we beter ingelicht over de bewoners van het kasteel. Vanaf dat jaar moesten de gemeentebesturen immers bevolkingsregisters aanleggen en bijhouden. Hierin worden de bewoners van elk pand in de gemeente ingeschreven: het hoofd van het gezin en zijn huishouden, inwonende familieleden, knechten en dienstmeiden. Voorts wordt in het bevolkingsregister geregistreerd wie verhuist, wie overlijdt en wie er bij komt. Twee bevolkingsregisters van Veulen zijn terug te vinden in het archief van de gemeente Veulen (nr. 20–21) en zijn raadpleegbaar in de leeszaal van het Rijksarchief te Hasselt. Geboorten, huwelijken en overlijdens zijn terug te vinden in de parochieregisters en in de registers van de burgerlijke stand. De registers van de burgerlijke stand (geboorten, huwelijken, overlijdens) van omstreeks 1800 tot 1910 kunnen in het Rijksarchief en in het gemeentearchief geraadpleegd worden.
95
In de negentiende en de twintigste eeuw werden de akten betreffende het bezit van het kasteel, zoals alle akten over het bezit van onroerend goed in deze gemeente, overgeschreven in de registers van het hypotheekkantoor van Tongeren. In zoverre die akten door Limburgse notarissen opgesteld werden en voor zover zij ouder zijn dan honderd jaar, kunnen de minuten ervan ook in het Rijksarchief geraadpleegd worden. Vanaf de jaren ’40 van de negentiende eeuw kan de bezitsgeschiedenis van het kasteel van Veulen gevolgd worden in de archieven van het kadaster. In 1843 stelden de diensten van het kadaster met het oog op het vaststellen van het kadastraal inkomen van gebouwen en landerijen in de gemeente Veulen een zogenaamde Tabel van klassificatie der grond-eigendommen op. De 223 woningen in de gemeente worden naargelang hun grootte en comfort verdeeld in tien klassen. Het kasteel van Charles de Donnéa vormt de eerste klasse. Het kasteel wordt belast op een kadastraal inkomen van 210 gulden (Archief van de provinciale directie van het kadaster. Processenverbaal van afpaling, nr. 165). Vanaf 1876 zijn er voor Veulen kadastrale leggers (reeksen 12 en 212) beschikbaar, aan de hand waarvan men een overzicht kan maken van de onroerende goederen die personen en organisaties in Veulen bezaten. Deze leggers, afkomstig van het controlekantoor van het kadaster in Borgloon, worden in het Rijksarchief te Hasselt bewaard (Archief van het controlekantoor van het kadaster te Borgloon, nr. 324–330). De kadastrale leggers vanaf 1846 worden, net zoals reeks 209 waarin men kan terugvinden wie de opeenvolgende bezitters van een bepaald goed geweest zijn, bewaard door de diensten van de gewestelijke directie van het kadaster in Hasselt. 96
—In het Rijksarchief te Anderlecht— Het voornaamste archief voor wie de geschiedenis van de bezitters van het kasteel van Veulen wil schrijven, is het archief van het Leenhof van Brabant. Het Leenhof van Brabant is het centrale leenhof van de hertogen van Brabant. In de leenboeken werden de akten geregistreerd betreffende rechten op lenen die in leen gehouden werden van de hertog van Brabant. Zij zijn bewaard voor de periode van 1350 tot 1718 (Archief van het Leenhof van Brabant, nr. 1–104), net zoals de registers van ontvangst van de leenverheffingsrechten voor de periode 1447–1795 (nr. 341–395). De inventaris van het archief van het leenhof dateert van 1870: –– L. Galesloot, Inventaire des archives de la cour féodale de Brabant, 2 delen, Brussel, 1870–1884.
—In het Brabants Historisch Informatie Centrum in ’s-Hertogenbosch—
V
eulen maakte deel uit van het door de Verenigde Provinciën bestuurde deel van Brabant. Na de afscheiding van de Noordelijke Nederlanden in 1648 wordt de heerlijkheid niet meer verheven voor het Brusselse leenhof van Brabant, maar voor het zogenaamde Staatse leenhof van Brabant. Dit archief wordt bewaard in het Brabants Historisch Informatiecentrum in ’s-Hertogenbosch.
—In het Rijksarchief te Luik—
H
et archief van de familie de Mercy-Argenteau wordt bewaard in het Rijks archief te Luik. Dit erg uitgebreide archief bevat verschillende documenten die interessant zijn voor het onderzoek naar de periode dat de families d’Argenteau en de Mercy-Argenteau het kasteel van Veulen in hun bezit hadden. Zo bleven het uit 1673 daterende testament van Jean-François d’Argenteau (nr. 36), diverse stukken van rentmeesters Nicolas Le Roy (nr. 1607–1609) en de briefwisseling met rentmeesters Chrétien en Gilbert-Henri Claes (nr. 1632–1643) bewaard. Daarnaast zijn er ook andere stukken met betrekking tot het kasteel en de heerlijkheid van Veulen terug te vinden voor de periode van de zeventiende tot de negentiende eeuw (nr. 2615–2622). –– S. Dubois, Inventaire des archives de la famille de Mercy-Argenteau (1334–1959), (Archives de l’Etat à Liège. Inventaires, 110), Brussel, 2009, 1228 p.
—In het Regionaal Historisch Centrum Limburg te Maastricht—
A
angezien Veulen geen deel uitmaakte van het graafschap Loon kon men tegen uitspraken van de schepenbank van Veulen niet in beroep gaan bij de schepenbank van Vliermaal. De schepenbank van Veulen ressorteerde onder het Maastrichtse Vroenhof. De werking het Maastrichtse Vroenhof is vergelijkbaar met de werking van een schepenbank. Dit archief wordt bewaard in het Regionaal Historisch Centrum in Maastricht.
97
Iconografie
D
e oudst gekende voorstelling van het kasteel van Veulen is terug te vinden in de atlas van de goederen van de abdij van Herkenrode in Heers en omgeving uit 1764. De afbeelding toont het kasteel als een gesloten vierkant voorzien van twee torens en volledig omgeven door water. Philippe de Corswarem (1759–1839), die ook de kastelen van Heers en Heks aquarelleerde, maakte een afbeelding van het kasteel van Veulen. Deze kleurenaquarel werd gepubliceerd in: –– Ph. de Corswarem, Aquarel Fologne, in R. Nijssen en R. Van Laere, Kastelen op papier, Wijer, 2005, p.120–121. De kerk Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopneming in Veulen bezit een portret van Maria d’Argenteau. Op dit werk is de gravin geknield voor een beeld van Sint-Anna-ten-Drieën. Achter de gravin staat Maria met kind. Het werk is te dateren tussen 1626 en 1650.
98
Het kasteel van Veulen in de atlas van Herkenrode, 1764 (RH, Archief van de cisterciënzerzusters van de abdij van Herkenrode te Kuringen, nr. 58)
100
Portret van Maria d’Argenteau in de kerk van Veulen
Kaarten
O
p de kaart van Ferraris uit 1777 is het kasteel van Veulen, weliswaar met een verkeerde oriëntatie van de gebouwen, afgebeeld. De opbouw van het kasteel verschilt weinig met de huidige toestand, maar kreeg niet het bijschrift château. –– De grote atlas van Ferraris. Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik 1777, Brussel, 2009 en 2011, kaart 151B. Er bestaat een anoniem, niet gedateerd tuinontwerp voor het kasteel van Veulen. Dit ontwerp wordt door C. De Maegd gedateerd rond 1780, de periode waarin Florimond Claude Charles de Mercy-Argenteau in Parijs verbleef en heer van Veulen was. Het plan werd gepubliceerd door C. De Maegd: –– Plan et projette des batimant et jardins pour les chateau des Fologne, appartenants a S.E.M. le comte de Mercy Argenteau, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 210. Naast dit plan bestaat er een tweede tuinontwerp voor het kasteel dat ondertekend werd door E. Galoppin. Dit plan werd eveneens gepubliceerd door C. De Maegd. –– E. Galopin, Plan de la propriété appartenant à Monsieur de Donnéa, Château de Fologne, in C. De Maegd en M. Van den Broeck, Historische tuinen en parken van Vlaanderen. Inventaris Limburg. Deel 3: Alken, Borgloon, Heers, Kortessem, Wellen, Brussel, 2007, p. 214. 101 Op het primitief kadasterplan van Veulen van vóór 1830 is eenzelfde opbouw te zien als op de Ferrariskaart. –– Archief van de gewestelijke directie van het kadaster te Hasselt, Primitief kadaster plan van Veulen, voor 1830. Vanaf 1842 worden er door de diensten van het kadaster jaarlijks mutatieschetsen opgemaakt, waarin per gemeente de door de dienst gekende wijzigingen die in dat jaar aan onroerend goed in de gemeente werden aangebracht, worden weergegeven. Voor het kasteel van Veulen vindt men de wijzigingen vanaf dat jaar in: –– Hasselt, Archief van de gewestelijke directie van het kadaster, Mutatieschetsen Veulen. In 1849 werd de kadastrale reductie voor Veulen afgewerkt. Het kasteel en de kasteelhoeve hebben hetzelfde grondplan als op het kadasterplan van 1830. –– Brussel, Nationaal Geografisch Instituut, Kadastrale reducties, Veulen.
Het kasteel van Veulen op de kaart van Ferraris, 1777
Het kasteel van Veulen op de kadastrale reductie van Veulen, 1849
Een overzicht van oude stafkaarten van Veulen vindt men op de website van het Nationaal Geografisch Instituut.
Monumenten
J
an van Gutschoven, de kleinzoon van de eerst genoemde heer van Veulen, ligt begraven voor het altaar in de abdijkerk van het klooster Colen in Kerniel. De grafsteen draagt volgend opschrift: Hier leet begrave joncker Jan van Gutschoven, heer tot Voelen en borchgrave van Loen, die sterfft int jaer M.CCCC. ende LX, op ten XVII dach van aprille. Bidt voer die siele.
104
Zowel Johanna van der Aa als haar echtgenoot Guillaume de Merode werden begraven in de kerk van Veulen. Hun grafstenen bevinden zich nu tegen de muur onder de kerktoren. Die van Guillaume de Merode dateert uit 1483 en draagt als opschrift Hier leet begreve joncker Willem van Mérode, heer tot Voelen, borchgrave tot Loen ende heer van de vochdye van Duffel, die starff int jaer M.CCCC.LXXXIII, op ten XXV dach november. Bidt voor die siele. Zijn echtgenote overleed op 4 juli 1494 en op haar grafsteen staat te lezen Hier leet begrave Janne Van der Aa, vrauwe tot Voelen ende erfborchgravinne tot Loen, wettige huysvrouwe Joncker Willem van Mérode, die sterft int jaer M.CCCC.XCIII den vierde dache julii. Bidt voer die seele. Non vi, sed virtute. Hun zoon Guillaume de Merode overleed op 24 augustus 1525 en zijn grafsteen bevindt zich eveneens in de kerk van Veulen. In de kerk van Veulen herinneren niet enkel grafmonumenten aan de kasteel bewoners. In 1606 stichtte Marie d’Argenteau, voor de zielenrust van haar in 1599 overleden echtgenoot Jan van Berlo, het beneficie van Sint-Jan-Evangelist. Daarnaast gaf zij in 1609 de aanzet voor de restauratie van de kerktoren. Ter ere van Maria liet Marie d’Argenteau in 1627 een ensemble zolderschilderingen op paneel aanbrengen. 24 panelen verbeelden het leven van de Heilige Maagd met daarnaast ook de afbeeldingen van de kerkvaders en de vier evangelisten. Dit alles is geplaatst in een rijke renaissance-ornamentiek. In de omkadering is volgend chronogram leesbaar: eXtrVI CVrat MarIa De ArgenteaV. Het geheel van schilderingen is omgeven door de genealogische kwartieren van de schenkster en haar overleden echtgenoot. Oorspronkelijk werd het geheel bekroond door een blazoen van de families de Berlo en d’Argenteau, dat zich nu aan de noordwestelijke wand van de kruisbeuk bevindt.
Aan het einde van de negentiende eeuw liet de familie de Donnea een kapel en grafkelder in neogotische stijl bouwen bij het kasteel. In de voorgevel van het gebouw is het wapenschild van de familie de Donnea te zien.
105
N o t i t i e s
van grote en kleine komaf. Onderzoeksgids voor de geschiedenis van de kasteelbewoners in Haspengouw – Heers is een uitgave van Erfgoed Haspengouw. Tekst en onderzoek
Rombout Nijssen en Katrien Houbey
Foto’s en reproducties Annemie America, Jan Bellen, Kristof Franken, Jeroen Reyniers, Raf Vanmechelen Eindredactie
Katrien Houbey, Lieve Opsteyn, Véronique Piret
Projectcoördinatie
Erfgoedcel Haspengouw, vzw Limburgse Studies en Rijksarchief te Hasselt
Druk
Drukkerij Leën
Vormgeving
Drukkerij Leën, Miet Marneffe
Wettelijk depot
d/2013/12.931/5
Niets in deze uitgave mag op welke wijze dan ook gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever en de auteur.
Stad Borgloon
wek ons verleden
erfgoedhaspengouw.be