Kamishibai Handleiding bibliotheek
Kamishibai Handleiding voor de bibliotheek Accent: voorlezen en vertellen
Colofon © Cubiss Tilburg, 2001 Herz.uitg. Juni 2008
J:\klantenservice\rodedraad\handleiding bibliothecaris \kamishibai bib groep 3\240708
Inhoudsopgave
pagina
1.
Inleiding
5
2. 2.1
Organisatie Werken met de Kamishibai
6 6
3.
Vertelling
7
4.
Verteltechnieken
8
5.
Verwerkingssuggesties
9
1.
Inleiding
In groep 3 leren kinderen lezen. Het zelf leren lezen is een hele belevenis voor de leerlingen en veel kinderen ontwikkelen in deze fase een enorme leeshonger. Juist nu is het belangrijk de voorleestraditie verder door te zetten. Voorlezen is immers geen surrogaat voor niet zelf kunnen lezen, maar het draagt bij tot de ontwikkeling van een goede emotionele band tussen de voorlezer en het kind. Daarnaast is het van belang voor de taalontwikkeling, het stimuleert de creativiteit en bevordert de kennisbehoefte. Een variant op het voorlezen is het vertellen, een oude overleveringsvorm. In de Japanse traditie werd en wordt verteld met behulp van het voorleestheatertje de 'Kamishibai'. Vertellen en interactief voorlezen geven een extra dimensie aan verhalen. Verhalen roepen beelden op, zowel bij de verteller als bij het publiek. Door het gebruik van verschillende vertel- en voorleestechnieken als intonatie, zintuiglijke beschrijvingen, mime en beweging, wordt de beleving van de vertelling versterkt. En daarmee ook de verankering van de begrippen en woorden uit het verhaal. Vertellen en interactief voorlezen zijn een brug naar het abstracte, naar het contextvrije taalgebruik, wat een belangrijke voorwaarde is voor kinderen om te begrijpen wat lezen en schrijven kan zijn. Ze kunnen binnen de schoolloopbaan van kinderen van doorslaggevend belang zijn. Activiteit: Kamishibai Een verhaal vertellen in de klas met behulp van het Kamishibaitheatertje. De Kamishibai is een klein, draagbaar verteltheater, dat oorspronkelijk uit Japan stamt. De naam Kamishibai betekent letterlijk theater van papier. Het theatertje trekt op magische wijze de aandacht van kinderen. In een klein houten theatertje worden gelamineerde platen geschoven en aan de hand daarvan wordt het verhaal verteld. De Kamishibaiverteller brengt de personages tot leven en duikt samen met de kinderen in het avontuur van het verhaal. In vroegere tijden was het vertellen met de Kamishibai een kunstvorm in Japan, waarmee lange, epische gedichten aan volwassen werd verteld. In latere tijden gebruikten snoepverkopers op straat de Kamishibai. De Kamishibai wordt in Japan nog steeds gebruikt bij educatieve programma's binnen scholen en bibliotheken. Met de herwaardering van de vertelcultuuur in Nederland is ook belangstelling ontstaan voor de daarbij te gebruiken hulpmiddelen. Zo werd enkele jaren geleden de Kamishibai in Nederland geïntroduceerd. Doelstelling - Samen met de leerlingen een verhaal beleven. - Leerlingen bekend maken met andere overdrachtsvormen. Doelgroep - Leerlingen van groep 3. - Leerkracht groep 3. Kerndoelen Het project ‘Kamishibai’ sluit aan op de Kerndoelen basisonderwijs (2006): - 9: De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten. Meer informatie over Kerndoelen basisonderwijs en Tussendoelen & leerlijnen: http://tule.slo.nl en www.slo.nl. 5
Suggesties voor het samenstellen van een boekencollectie Het project kunt u voor de school uitbreiden met een collectie boeken rondom de thema’s van het project. Suggesties voor het samenstellen van deze collectie vindt u via www.cubiss.nl (Kies voor productgroepen / Rode Draad). De Boekenlijst ‘Rode Draad producten’ wordt steeds aangevuld met nieuwe, verkrijgbare titels.
2.
Organisatie
De bibliotheek levert aan de school: - 1 Kamishibai; - 1 prentenboek met bijbehorende set vertelplaten en handleiding leerkracht; - 1 handleiding Kamishibai leerkracht (deze handleiding ontbreekt indien er gewerkt wordt met sets vertelplaten waarvan een specifieke lerarenhandleiding beschikbaar is). Cubiss biedt verschillende sets vertelplaten aan zoals: - Kikker is bang (Max Velthuijs). - Vera (Geert de Kockere). - Hopeloos verliefd (Angelika Glitz). - Het begin van de zee (Annemarie van Haeringen). Kijk voor een actueel overzicht op de prijs- en bestellijst Rode Draad: www.cubiss.nl. Bij elke set platen wordt een specifieke handleiding geleverd. Deze handleiding bevat algemene informatie over het werken met de Kamishibai en suggesties voor het introduceren, vertellen en verwerken van het prentenboek tot een kamishibaiverhaal. In onderling overleg met de school kunt u afspreken wie de kamishibaivertelling doet: medewerker bibliotheek of leerkracht. In hoofdstuk 2.1 vindt u suggesties voor het werken met de Kamishibai in de klas. Indien u werkt met de sets vertelplaten van Cubiss dan kunt u de bijbehorende specifieke lerarenhandleidingen gebruiken. 2.1
Werken met de Kamishibai De lesopbouw Vertellen met de Kamishibai is boeiend voor de verteller en de kinderen. Het lokt wederzijdse reacties uit en is daardoor interactief. De hier voorgestelde vaste structuur kan natuurlijk ook naar eigen inzicht gewijzigd worden. Werken met de Kamishibai wordt hier in drie stappen beschreven: de voorbereiding, de vertelling en de verwerking. Tenslotte wordt een aantal andere mogelijkheden genoemd om met de Kamishibai te werken. Eigen voorbereiding 1. Kies de platen die nodig zijn. Welke platen laat ik weg om de kinderen aan te moedigen om het boek zelf uit de kast te pakken? Vertelt u met de platen het hele verhaal of laat u kinderen de ruimte om te fantaseren? 2. Probeer het verhaal niet alleen met de platen te laten zien. Maak ook gebruik van herinneringen en associaties. Zoek de geluiden, dialogen en andere zintuiglijkheden in de gekozen platen en in het verhaal zelf. 6
3. Leg de platen die u wilt gebruiken op de juiste volgorde. Soms is het nodig om een plaat terug te laten komen (herhaling). 4. Kies voor uzelf een beginritueel. Mogelijkheden: een muziekje op de achtergrond; een openingskreet (bv. Kri, kra!) of een zelfgemaakte (bv.: Zip, zep, uit je web), een beweging met of zonder attribuut, een doek, een raadsel, een beginlied of een versje. 5. U kunt achter op de platen geheugensteuntjes, kernwoorden of korte regieaanwijzingen aanbrengen. Dat laat de vertelling vlotter verlopen. 6. U kunt ook een tas, koffer, kist of mand aanleggen met attributen. Voorwerpen die iets te maken hebben met de inhoud of sfeer van de verhalen, zoals kleding, poppen, speelgoeddieren, knuffels en andere voorwerpen. U hoeft zich niet tot de Kamishibaite beperken. 7. Bedenk hoe u het verhaal wilt afsluiten. 8. Draai een proef voor uzelf, met of zonder gewillig publiek. Let hierbij op uw verteltechnieken. Kies vooraf één of meerdere punten, waarmee u extra wil oefenen. 9. Kies een verwerkingsvorm om de vertelling een extra dimensie te geven. In het hoofdstuk verwerking staat hierover een aantal ideeën. De voorbereiding in de klas - Zet de stoeltjes in een halve kring voor de Kamishibai. Eventueel kunnen er ook kinderen op de grond vóór het kastje zitten. - Zet de kinderen die meer aandacht nodig hebben dichter bij de Kamishibai. - Zorg dat u een geschikte tafel hebt. Iets hoger dan de kindertafels en het liefst iets breder, zodat het kastje er helemaal opengeslagen op kan staan. - Kies een voorwerp of attribuut uit de mand/koffer/tas. - Kies boeken met eenzelfde thema/personages/sfeer. Leg ze alvast in de boekenhoek/kast/-plank/-tafel. - Leg alvast tekenbladen (A3-formaat) en tekenspullen of ander verwerkingsmateriaal klaar.
3.
Vertelling
1. Na het beginritueel gaan de deurtjes open en geeft u het publiek de kans om te reageren. Vraag naar wat er te zien is, waar het verhaal zich afspeelt, welke geluiden ze horen, of het er warm of koud is. Kortom laat het publiek in uw verhaalbeeld stappen (zie verteltechnieken). 2. Als de volgende plaat een sprong maakt, overbrugt u die door zelf aan te vullen wat er in de tussentijd heeft plaatsgevonden. 3. Bij sommige platen gebruikt u een flash-back in de gedachten van de personages of door het publiek vragen te stellen. Soms maakt u een flash-forward, bijvoorbeeld om meer spanning of een bepaalde verwachting op te roepen.
7
4. Vertel zo los mogelijk van de plaat, kijk de ruimte in, maak oogcontact met uw publiek. Vergroot de bewegingen uit het verhaal. Laat de gevoelens van uw personages zien met uw mimiek en lichaam. Als er een lied in het verhaal gezongen wordt laat u het publiek meezingen. Als er iemand teruggeroepen wordt, laat ze meedoen. Kortom, maak uw publiek zoveel mogelijk deelgenoot in uw vertelling. 5. Rond het verhaal zinvol af. Misschien met een vraag om over het verhaal na te denken of met de suggestie om het boek te bekijken en lezen. Laat het boek zien en vertel waar het te vinden is.
4.
Verteltechnieken
Oogcontact De verteller houdt oogcontact met het publiek en kan daardoor zien hoe en of de informatie overkomt. De introductie van het verhaal In veel culturen wordt een vertelling ingeleid door een oproep, bv. 'Er tin tin...', het publiek geeft daarop antwoord, zoals: 'Sigri tin, tin...' De intonatie Geeft de hoogtepunten van het verhaal aan en houdt de concentratie van het publiek op peil. Stembereik Probeer uw stem uit in de lokatie, richt u tot de achterste rij en controleer of u verstaanbaar bent. De interactie Bij vertellen is het normaal dat het publiek de verteller onderbreekt met vragen en opmerkingen, voor een raadsel, lied of spreuk. Het gebruik van handelingswoorden en -werkwoorden Gebruik bij uw vertelling woorden en werkwoorden die actie oproepen, bijvoorbeeld: het water spat, bruist; de slang kronkelt, sist; de olifant tettert met zijn slurf. De overdracht van beelden Gebruik uw eigen herinneringen bij het beschrijven van beelden, geluiden, kleuren, geuren, sferen, locaties, relaties en personen. Het gebruik van natuurlijke geluiden (onomatopeeën) Roept sfeer op en plaatst het publiek op de plaats van de gebeurtenis in het verhaal. Tempo en ritme van het verhaal Door langzaam te vertellen als iemand uit het verhaal heel moe is of snel als een personage haast heeft.
8
Gebruik van bewegingen en gebaren Dit kan bijvoorbeeld bij de intro, maar ook ter versterking van het verhaal. U kunt ook een stuk uit het verhaal spelen, mimen, of even een uitstapje maken. Dit is kenmerkend voor het vertellen in sommige culturen. Het effect kan ook bereikt worden door onderbrekingen van het publiek. Eigen interpretatie van het verhaal Vertel niet letterlijk na uit een geschreven verhaal, maar zorg dat u zelf de beelden ziet en uw eigen woorden kiest, die u aanpast aan het niveau, begrip en de taal van het publiek. Inzicht in de verhaalstructuur Ontdek bij de voorbereiding waar de hoogtepunten zijn, hoe en waar u wilt beginnen en eindigen. Dat kan in verband met uw publiek anders zijn dan in het verhaal of boek. Inzicht in de rollen van de personages De verteller doorziet bij de voorbereiding wie de hoofdpersoon is, wie kijkt, wie niet kijkt, wie handelt. De personages kunnen ook de dingen uit het verhaal zijn. Het actualiseren van het verhaal Het vertellen van bepaalde passages in de tegenwoordige tijd bevordert het oproepen van de beelden van het verhaal. Anticiperen en flash-backs plegen Zowel ter verduidelijking als vertelvorm of om de aandacht van het publiek erbij te houden. De inschatting van het publiek Zowel bij de voorbereiding als tijdens het vertellen is het belangrijk dat u uw woordkeus, taal, sfeer, ritme, bewegingen zoveel mogelijk aan je publiek aanpast. Gebruik van attributen Om de nieuwsgierigheid op te roepen of symbolisch. Het gebruik van liedjes en versjes in de vertelling geeft mogelijkheden om het publiek bij het vertellen te betrekken. Ze mogen daarbij meezingen. Het gebruik van een andere (eigen) taal/dialect in de vertelling. Dit is zowel bedoeld voor het kennismaken met andere klanken en talen als voor (h)erkenning van het publiek. Vertelstrategie in verband met leeftijd of stoornis Een indirecte benadering is vaak voor groot en klein minder bedreigend.
5
Verwerkingssuggesties Er is een groot aantal verwerkingsmogelijkheden denkbaar die het verhaal een extra dimensie geven. Enkele voorbeelden: - Praat even na over het verhaal. - Herhaal de personages, de gebeurtenissen, etc. Dat kan in de vragende vorm, door vergelijkingen te maken. Of door vragen te stellen waardoor de kinderen zich in desituatie kunnen verplaatsen, bv. hoe zou jij dat gedaan hebben? 9
-
Zet de platen terug en laat enkele kinderen om de beurt een stukje van het verhaal vertellen, vraag ze naar kleuren, geluiden, etc. - Laat de kinderen de platen op volgorde leggen. - Maak het verhaal anders, begin met een andere plaat. - Laat kopieën kleuren en knippen en laat hiervan puzzels maken. - Laat tekeningen maken en daarna bij de eigen tekening vertellen. - Laat woorden zoeken en aanwijzen die in het verhaal voorkomen. - Laat een stripverhaal maken van het verhaal. - Laat van de eigen tekeningen een boekje maken. - Laat liedjes zingen die op de inhoud of personages slaan. Tekst naar Olga Orman, ABC Amsterdam.
10