Personeelsblad Openbaar Onderwijs aan de Amstel
juli 2011
Nieuws aan de Amstel
1
10
Inhoud
Coverfoto: Basisschool Oostelijke Eilanden
3
Redactioneel
7
VVE = Voor- en vroegschoolse educatie Vroegschool-variant kan taalaanbod positieve impuls geven.
8
Circusproject op school volgens Wisse Booij (groep 8, 15e Montessorischool Maas en Waal) Lees verder op pagina 4 Ook een kind met tekentalent in de klas die een cartoon wil maken voor Nieuws aan de Amstel? Mail naar
[email protected]
2
45 jaar onderwijs. Hoe houd je dat vol? Corry Malta, interim-directeur op de Witte Olifant, verlaat na bijna een halve eeuw het onderwijs.
10 13
Mediawijs met WIDFA Hoe werken media? Leerlingen van de Witte Olifant ondervonden dat aan den lijve tijdens een groots mediaproject.
14
Opmaat: eindelijk echt iets leren Spraak-taalstoornis, autisme, ADHD? Geen probleem in de Opmaat-groep van De Kleine Reus.
18
Medewerkeronderzoek voorjaar 2011 Samenvatting van de uitkomsten.
20
Ronald Steen geridderd
Luisterend oor en wegwijzer Interne contactpersonen krijgen een nadrukkelijke rol in de sociale veiligheid op school.
En verder 4 12 16 21 22 23 24
Afkijken bij Circus Maas en Waal op de 15e Montessorischool Bove-landers: column Peter Bovelander Personeel aan de Amstel: Oplis, afscheid directeur Ellen Koops Bestsellers and hypes DATUM, TIJD, PLAATS Aangeklikt: Roel Zaal In beeld: Basisschool Oostelijke Eilanden
‘Afscheid en plannen’ In het basisonderwijs is juli de maand van de afronding, de overdracht, het afscheid, de terugblik en de plannen voor volgend schooljaar. In dit personeelsblad komen al deze onderdelen terug. Twee gewaardeerde collega’s van ons directieberaad nemen afscheid en blikken terug op hun werkzaamheden. De ene directeur neemt na 45 jaar onderwijservaring afscheid en de andere directeur gaat een nieuwe uitdaging tegemoet. Diverse scholen presenteren bijzondere projecten van dit schooljaar. Deze informatie kan andere scholen ook weer motiveren bij hun planvorming voor komend schooljaar. Maak vooral gebruik van ervaringen die elders zijn opgedaan. Aandacht voor de interne contactpersonen sociale veiligheid. Een compleet sociaal veiligheidsplan dat geldt voor scholen binnen onze stichting is in de maak, maar met alleen papieren documenten en protocollen ben je er niet. Dus zijn er een tweetal bijeenkomsten met de interne contactpersonen van onze scholen geweest. Verantwoordelijkheden en ervaringen werden uitgewisseld en volgend schooljaar zal er een vervolg komen. In het kader van Passend Onderwijs wordt op diverse scholen geëxperimenteerd en de Opmaat-klas van de Kleine Reus is één initiatief dat nader wordt belicht. Mogelijk zal ook dit project navolging krijgen in de aankomende periode.
Nieuws aan de Amstel is het personeelsblad van Stichting Openbaar Onderwijs a/d Amstel Het blad verschijnt vier maal per jaar Eindredactie: Caroline Bink Redactieadres: Postbus 51356 1007 EJ Amsterdam, e-mail:
[email protected] Teksten: OOadA, tekstbureau Heart Feelings Fotografie: Rob Wolthuis en Caroline Bink, tenzij anders vermeld. Opmaak: Toewan Druk: Den Hartog Zie voor een digitale versie van het blad: www.openbaaronderwijsaandeamstel.nl
Tenslotte een samenvatting van het medewerkeronderzoek dat dit voorjaar is gehouden onder alle medewerkers van Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Daarin een samenvatting van de uitkomsten en aanbevelingen. Aanbevelingen die ook meegenomen kunnen worden in de nieuwe planperiode 2011 – 2015 die voor alle scholen van start gaat per 1 augustus 2011. Wij wensen u veel leesplezier en voor straks alvast een goede zomervakantie toegewenst. Peter Bovelander Herbert de Bruijne Algemene directie OOadA
Nieuws aan de Amstel is gedrukt op 100% gerecycled papier en daarom goed voor het milieu.
3
Dinsdagmiddag 22 maart 16.45 uur. Het tentdoek van Circus Maas en Waal in de gymzaal van de 15e Montessorischool gaat open. Onder warme drum- en saxofoonklanken stroomt het publiek (ouders, opa’s en oma’s, broertjes en zusjes van de artiesten) binnen. Over enkele minuten begint de eerste van zes voorstellingen van Circus Maas en Waal, een circusproject waaraan alle leerlingen en leerkrachten meedoen (zie kadertekst). Geschminkte gezichten turen, half verscholen achter donkere doeken, de zaal in. Door een kier tussen de circusgordijnen piepen overvolle kledingrekken en opgestelde attributen. Groepsleerkrachten José Meerman en Louise Ruijs werken nog snel wat schmink bij en trekken kledingplooien recht.
Afkijken bij ... Circus Maas en Waal Bij wie moeten wij echt eens in de klas kijken? Deze vraag stelde Nieuws aan de Amstel aan verschillende OOadA-scholen. Een ouder van de 15e Montessorischool reageerde met: “Bezoek een voorstelling van Circus Maas en Waal, een circusproject voor de hele school.”
Fotografie Roelina Holtrop www.roelinaholtropfotografie.nl
Dan zweept op teken van circusdirecteur Wietze Maandag, vakleerkracht bewegingsonderwijs, de muziek op en gaan de gordijnen open. In een kleurrijke stoet komen de artiesten vrolijk zwaaiend binnen: clowns in ruitjeskostuum, besnorde dompteurs
4
Collectief zelfvertrouwen Elke zes jaar verandert de 15 Montessorischool in Circus Maas en Waal. Drie dagen lang (zes voorstellingen) treedt in de gymzaal een bonte verzameling circusartiesten (leerlingen) op. Het circusproject vergt een enorme organisatie, vertelt Wietze Maandag, vakleerkracht bewegingsonderwijs en lid van de vijfkoppige circuscommissie. Zelf oefent hij tijdens de gymlessen alle e
met leeuwen en beren, goochelaars in zwierige mantels, gespierde sterke mannen, koorddanseressen in tutu’s, koprollende acrobaten, behendige jongleurs en een echt slangenmens. Alles onder aanvoering van twee jonge spreekstalmeesters. Het applaus sterft weg als de technicus, groepsleerkracht Bas Breuker, het zaallicht richt. In de spotlights verschijnen jongleurs met draaiende Chinese bordjes en acrobaten die in de ‘nok’ van het circus op een ladder over elkaar heen klimmen. Zij maken plaats voor de paardendressuur: leerlingen uit de onderbouw huppelen rondjes met ‘stokpaarden’ (bezems) tussen hun benen. Een ‘strenge’ dompteur leidt piepjonge tijgertjes door hoepels. Zodra het laatste wilde dier achter de coulissen is verdwenen, springen twee danseressen het toneel op. Met shawls dansen en draaien ze rond op stevige popmuziek. Schooldirecteur Debbie Keijner geeft vanaf de tribune lachend aanwijzingen als de dames de maat kwijtraken. >>>
bewegingsacts, maakt de draaiboeken en regisseert de pisteactiviteiten. Zijn vakgenoot Richard Daris leidt backstage de op- en afbouw, en bewaakt het budget. Groepsleerkracht Bas Breuker verzorgt de communicatie en de techniek. En José Meerman en Louise Ruijs (groepsleerkrachten) organiseren alle kostuums, de circusmuziek voor de acts en mobiliseren ouders.
Ouders leiden de functiegroepen, waarin kinderen special acts kunnen oefenen, zoals goochelen. Ook regelen functiegroepen de activiteiten achter de schermen, bijvoorbeeld attributen en posters maken, of een goed doel bedenken voor de kasopbrengsten. Verder vormen ouders de circusband en helpen ze met schminken en omkleden. >>>
5
Zodra de gordijnen zich achter de danseressen hebben gesloten, slepen pisteknechten, onder leiding van stalmeester Richard Daris, vakleerkracht bewegingsonderwijs, matten en klimtoestellen de piste in. Ook laten zij een trapezestok zakken. Even later zwieren twee oudere trapezemeisjes samen aan de trapezestok, terwijl zij elkaar hoepels doorgeven. Op de achtergrond glijden acrobaten op hoge ballen en balanceert hun collega-acrobaat op een evenwichtsbalk. Aan de zijkant staan helpers die bij een dreigende valpartij te hulp kunnen schieten. Na de evenwichtskunsten vervangt het pisteteam razendsnel de attributen voor een geheimzinnig tafeltje met kokers. Een minuut later toveren twee goochelaars een fles weg. In de volgende optredens tillen krachtpatsers gewichten van wel ‘1000 ijsjes’ op, zaagt een illusionist een klasgenoot doormidden
>>> Door het circusproject leren kinderen samen iets groots aan te pakken en daarin hun eigen rol te vinden. Wietze: “Wij husselen alle kinderen, jong en oud, door elkaar tot zes circusgroepen. Dat is groepsdoorbrekend en het past binnen de montessorigedachte. Elke groep verzorgt zijn eigen voorstelling. Zo verzinnen kinderen de acts zelf. Belangrijk is dat iedereen gaandeweg een passende rol
6
‘Het geeft een kick om samen vanuit het niets zo’n enorm circus neer te zetten’
vindt en iets kan betekenen. Kunstjes te eng? Word dan gordijnenopener of pisteknecht. Uiteindelijk moeten alle kinderen kunnen terugkijken op een succeservaring. Dat geeft zelfvertrouwen. Dat geldt trouwens ook voor medewerkers. Iedereen werkt tijdens het circusproject met andere leerlingen, andere collega’s en buiten de vertrouwde context. Het geeft een kick om samen vanuit het niets zo’n enorm circus neer te zetten.”
en legt een slangenmens zijn benen in zijn nek. Het publiek houdt daarna de adem in bij de tissue act, waarbij een luchtacrobate op vier meter hoog koprollen maakt. Om vervolgens lekker te lachen om het ‘mislukte’ schietnummer van de clowns. Dan bouwt het pisteteam nog één keer het toneel om. Op een metalen draad proberen koorddanseressen hun evenwicht te vinden. Intussen laat een jongleur onder opzwepende tangomuziek zijn diabolo door de lucht vliegen en over de vloer rollen. “Oef,” zucht het publiek. Bijna foutloos. Stralend neemt de jongen het applaus in ontvangst. Ruim een uur na aanvang zit de voorstelling erop. De artiesten lopen met rode wangen en bezwete voorhoofden nog een ereronde. De band, die non-stop heeft gespeeld, blaast de laatste toon. Dan sluiten de gordijnen. Wietze en Bas geven elkaar een heel hoge high five.
De kasopbrengsten van Circus Maas en Waal gingen dit keer naar de Palestinian Circus School. Leerlingen Isa en Luka, die tijdens een wereldreis met hun ouders in het gebied Palestina waren, overhandigden het bedrag.
Oproepje Bij wie moeten wij ook eens gaan afkijken? Mail je suggestie naar:
[email protected]
Voor- en vroegschoolse educatie binnen OOadA VVE kort De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) moet onderwijsachterstanden (vooral taalachterstanden) bij zeer jonge kinderen (doelgroepkinderen) voorkomen en bestrijden. De gemeente is verantwoordelijk voor de voorschoolse educatie (op peuterscholen en kinderdagverblijven). Scholen moeten de vroegschoolse educatie verzorgen (in groep 1 en 2). Amsterdam heeft de ambitie alle kinderen die dat nodig hebben, VVE aan te bieden. Dit vraagt van besturen om uitbreiding van vroegscholen en koppeling aan meer voorscholen.
Inspanningsverplichting In de wet OKE (ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) is vanaf 2011 een inspanningsverplichting voor besturen van basisscholen opgenomen om alle doelgroepkinderen te bereiken, met een goede spreiding over de stad. Dit leidt soms tot weerstand. Er is bijvoorbeeld wel een potentiële voorschoolgroep maar de nabijgelegen basisschool wil geen vroegschool worden. Redenen: er zijn te weinig financiële middelen. De verplichting om aan VVE-normen te voldoen zoals werken met een vaststaand programma. Ook zijn de gevolgen van de vroegschool voor de onderwijskwaliteit en leerkrachten in de onderbouw onduidelijk.
OOadA De meeste scholen van OOadA hebben relatief weinig gewichtenleerling. Hierdoor en door de nieuwe gewichtenregeling krijgen wij weinig extra financiering om achterstanden bij leerlingen weg te werken. Scholen met minder dan ‘10% gewichten-
leerlingen’ kunnen inmiddels wel een vroegschool-variant aanbieden zonder een erkend VVE-programma. Het accent ligt dan met name op een gericht taalaanbod in de groepen 1 en 2. De 6e Montessorischool Anne Frank en de Notenkraker zijn hiermee een pilot gestart.
Vroegschool-variant In de vroegschool-variant wordt dan in de onderbouw een scan gemaakt van het taalaanbod. Vervolgens vindt een evaluatie gesprek plaats met de leerkracht en de schooldirecteur. Hierna start een professionaliseringtraject, waarbij de leerkracht wordt gecoacht on the job. Er vindt meer afstemming plaats tussen de onderbouwklassen en de samenwerking onderling wordt verbeterd. Verder krijgt de school subsidie voor een voorschoolcoördinator die zorgt voor een warme overdracht tussen de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf en de school. De kwaliteit van het (taal)aanbod in de onderbouw kan met de vroegschool-variant dus een positieve impuls krijgen. En dan niet als VVE in de oude betekenis maar als instrument voor kwaliteitszorg.
7
8
neemt na bijna een halve eeuw afscheid van het onderwijs.
Corry Malta (64), nu directeur bij obs De Witte Olifant,
45 jaar onderwijs, hoe houd je dat vol? ‘45 jaar onderwijs, hoe houd je dat vol? Dat vragen mensen vaak. Nou, door veel plezier te hebben in al die verschillende dingen die je doet en al die mensen die je meemaakt.’ “Omdat ik niet, zoals mijn vader wilde, bij een bank wilde werken, koos ik ‘dan maar’ voor het onderwijs. Ik werd leerkracht op een daltonschool in Osdorp. Ik vond het vak meteen heel breed en afwisselend. Wij herschreven bijvoorbeeld zelf, heel idealistisch, aardrijkskundemethoden omdat die niet pasten bij ons beeld van onderwijs. Ik ben daardoor met daltononderwijs ‘opgegroeid’ en heb ook later altijd geprobeerd zelfstandigheid bij kinderen te bevorderen. Neem het initiatief en durf fouten te maken. Zeker oudere kinderen moeten leren hun eigen ontwikkeling te zien en zich daarvoor verantwoordelijkheid te voelen. Na Osdorp kwam ik als leerkracht op de 2e Daltonschool in Zuid. Vijftien jaar later, ik was intussen adjunct-directeur, vond ik dat het tijd werd zelf directeur te worden en ging naar de Nicolaas Maesschool. Er volgden tien bewogen jaren. Nieuwbouw met tegenwerking van de buurt. Lobbyavonden, mensen mobiliseren, het onmogelijke toch bereiken. Heel interessant. Eenmaal in de nieuwbouw, dacht ik: klaar. Als ik blijf, wordt het meer van hetzelfde. Afwisseling dus, andere problematiek. Mijn eerste interim-opdracht was die van schooldirecteur in Zuidoost. Daarna volgden een ICT-project in Oud-Zuid, een fusieproject voor schoolbestuur Sirius, sanering van het talenonderwijs op de Europaschool, en interimklussen in en rond Zaandam. Ook coachte ik leerkrachten in Oud-Zuid. Sinds drie jaar ben ik directeur op de Witte Olifant. Wat mij het meest is bijgebleven is het ongeluk met twee buurtkinderen op de stoep van de Nicolaas Maesschool. Zij werden gedood toen een handgranaat die zij hadden gevonden, ontplofte. Ontreddering, ongeruste ouders, een bataljon ME’ers in blauwe overalls. Dat beeld verdwijnt nooit. Wat ik ook nooit vergeet, is het mediaproject WIDFA afgelopen voorjaar op de Witte Olifant (zie hiernaast en pagina 10/11, red.). Zo groot, dat ik er weleens wakker van werd. Maar dat dan zo’n succes wordt met inzet van iedereen. Dat is genieten.
Mediaproject WIDFA op obs De Witte Olifant. Een zon in een vierkant? Lees verder op de volgende pagina’s.
Zeker, in het onderwijs wordt veel geëist. Maar ook door jezelf. Alles moet steeds beter, alleen, dat hoeft en kan niet altijd. Als ik merk dat ik ga klagen, leg ik de lat lager. En als ik dan eens een waardeloze dag heb of tegen een rotklus aanhik, dan ga ik even in een kleutergroep zitten. En weg is mijn slechte humeur. Ik kan zo lachen om kleuters. Ze doen zoals ze zich voelen en zijn zo eigen.”
9
Mediawijs met WIDFA Voor één keer als een echte mediaster over de rode loper. Met flitsende camera’s en onder gejoel van enthousiaste fans. Voor leerlingen van obs De Witte Olifant werd het op 28 april in de Mozes en Aäronkerk werkelijkheid. Zij waren allemaal even vip tijdens de afsluiting van hun WIDFA: het Witte Olifant Documentaire- en Filmfestival, een mediaproject dat de school samen met Stichting Mijn Kind Online organiseerde. Twee maanden lang kregen leerlingen hiervoor les van professionele mediamakers (ouders en specialisten van buiten). Het doel: leerlingen mediawijzer maken: niet alleen media consumeren, maar ook zelf produceren, zodat je je bewuster wordt van je eigen creatieve rol. De onderbouw kreeg fotografieles van Yvonne Witte van Stichting Educatieve Projecten. Leerlingen uit de middenbouw bekwaamden zich in interviewtechnieken met filmmaakster Mandra Wabäck en kregen presentatieles van Klokhuis-presentator Bart Meijer. Bovenbouwers maakten met schoolbuurtwerker Jorie Wieriks, het team van Jij en je wijk en leerkracht Peter de Vos korte documentaires. Ook deden zij ‘een week zonder’: een week lang geen games, internet en televisie. Verder verscheen twee maal de WIDFA krant met bijdragen van media-ouders, leerlingen en deskundigen uit de mediawereld.
Naast grote projecten, gericht op zelf media maken, waren er kleinere workshops en uitstapjes. Zo bezochten oudere leerlingen een televisieuitzending van DWDD en fotomuseum het FOAM. De kleuters werkten mee aan het geluidskunstwerk Geluiden in de ruimte van ouder en kunstenares Ankie de Groot. Ook volgden leerlingen workshops computergames en stop-motionfilmpjes (kleipopfilmpjes) maken. En verder waren er veel mediatips van deskundigen uit het veld. Zoals veilig mediagebruik en mediaopvoeding (voor ouders), je Hyves-profiel opleuken, je eigen website maken, beroemd worden via YouTube, televisieprogramma’s en de websites van Z@pp en Z@ppelin analyseren, en de regietrucjes leren kennen van Schooltv. Tijdens een feestelijke afsluiting in de Mozes en Aäronkerk presenteerden de leerlingen hun Bron: widfa.nl werk. Zoals het mediajournaal dat kinderen wekenlang hebben samengesteld en dat dagelijks werd vertoond. Ook was er een fototentoonstelling en waren de documentaires te zien. Bram, Jaimy-Jo, Linn en Jack uit groep 7 maakten de beste documentaire: Onderduikers. Hierin zochten zij antwoord op de vraag: herbergde de school tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduikers? Zij namen de Gouden Olifant mee naar huis. Behalve dit gouden beeld, wonnen zij ook een uitstapje naar het Instituut voor Beeld en Geluid in Hilversum.
Linde en Noor uit de onderbouw maakten de mooiste foto tijdens het mediaproject WIDFA op obs De Witte Olifant. Een zon in een vierkant? Nee, een verkeerskegel die aan de binnenkant is gefotografeerd.
10
11
Druk met werkdruk Tijdens het functioneringsgesprek met een directeur kwam uitvoerig het probleem van de werkdruk aan de orde, zowel die van de medewerkers als die van haarzelf. De directeur maakte zich daar zorgen over en vroeg zich af hoe we daar met zijn allen de komende tijd op een productieve manier over in gesprek konden gaan. Achteraf realiseerde ik mij dat het voeren van een reeks functioneringsgesprekken in een paar weken ook mijn eigen werkdruk aardig omhoog had gejaagd. Dit zette mij aan het denken over mijn eigen werkdruk. Een gesprek over werkdruk heeft immers pas zin wanneer dat start vanuit de eigen ervaring. Het eerste wat mij opviel, was dat ik die druk niet heb ervaren tijdens de gevoerde gesprekken want die waren levendig en zinvol. Kennelijk signaleer je de werkdruk vooral op momenten waarop je bezig bent met zaken die je als minder inspirerend en zinvol ervaart. Ik voel de toenemende werkdruk het sterkst, wanneer ik merk dat ik steeds meer klussen probeer te proppen in mijn werkdag, de pauzes daarvoor opoffer, dingen half ga doen en mijn beloftes niet meer goed nakom. Het uiteindelijke resultaat is dat ik
Bove-landers
de inspiratie en lol in het werk dreig te verliezen. Wat is er dan aan de hand? In de eerste plaats ben ik dan weer eens vergeten prioriteiten te stellen. Dat betekent eigenlijk dat ik niet heb willen of durven schrappen in mijn lopende klussen. Soms is dat omdat ik het niet makkelijk vind om ‘nee’ te verkopen of om terug te komen op een eerder gedane toezegging. Soms komt het ook omdat ik mijn bestaande werkwijze of routine kennelijk niet kan of wil loslaten. Ergens ‘tijd voor maken’ is een mooi principe, maar dat werkt alleen wanneer je tegelijkertijd ook werk kunt ’indikken’ of naar anderen kunt verschuiven. Bij dat laatste moet je dan accepteren dat er een andere taakverdeling en dus ook verantwoordelijkheid ontstaat en je niet helemaal meer de ‘baas’ bent over je werk. Ten slotte is de lastigste oorzaak van werkdruk dat verwachtingen en de eisen vanuit de omgeving toenemen. Daarbij valt te denken aan de overheid, maar ook aan de ouders en de diverse maatschappelijke belangengroepen. Wanneer ik de zin en het belang daarvan inzie of er gewoon niet onderuit kan, dan moet ik dus vervolgens onderzoeken hoe ik deze nieuwe ambities kan inpassen binnen mijn huidige werk. Wanneer ik het er echter niet mee eens ben, dan zal ik een effectieve strategie moeten ontwikkelen om anderen van mijn gelijk te overtuigen. Teruglezend denk ik dat in bovenstaande overpeinzing eigenlijk al een duidelijke agenda ligt besloten voor de gesprekken die we in de komende tijd op alle niveaus moeten gaan voeren over hoe om te gaan met de eigen werkdruk.
12
Interne contactpersoon: luisterend oor en wegwijzer Na de zomervakantie krijgen interne contactpersonen een nadrukkelijke rol in de sociale veiligheid op de OOadA-scholen. José Welten, zelfstandig coach, die de contactpersonen traint, legt uit wat zij kunnen betekenen. Waarom zijn interne contactpersonen nodig? En waarom nu? “Alle scholen moeten wettelijk een klachtenregeling hebben, met daaraan verbonden een externe, bovenschoolse vertrouwenspersoon en klachtencommissie, en zogenoemde ‘interne contactpersonen’. De scholen van OOadA hadden al een klachtenregeling en interne contactpersonen, maar veel klachten belandden rechtstreeks bij het bestuur en een enkele keer bij de klachtencommissie. Via een contactpersoon kunnen diezelfde klachten in een vroeger stadium worden afgehandeld. OOadA wil deze rol van contactpersonen benadrukken en hen beter toerusten op hun taak. Daartoe is recent een training voor de contactpersonen georganiseerd. Met ingang van het nieuwe schooljaar zullen zij de netwerkbijeenkomsten bezoeken.” Wat is en doet een interne contactpersoon? “De contactpersoon is er binnen de school voor iedereen (medewerkers, ouders, kinderen) die een klacht heeft, en die zijn/haar verhaal wil vertellen en steun wil bij het vinden van een oplossing. Klachten kunnen bijvoorbeeld gaan over iemands gedrag of (nalaten van) handelen, of de gang van zaken binnen de school. De contactpersoon is geen mediator, maar staat de klager bij. Hij/zij luistert, neemt het verhaal serieus en helpt de klager de juiste klachtroute te volgen en zelf oplossingen voor het probleem te vinden. In
grensoverschrijdende gevallen (ongewenst gedrag) verwijst de contactpersoon een klager naar de externe, bovenschoolse vertrouwenspersoon. Ook kan hij adviseren om rechtstreeks een officiële klacht in te dienen bij het bestuur en/of de klachtencommissie. De contactpersoon helpt dan de juiste stappen te nemen.” Wanneer klop je bij een interne contactpersoon aan? “Bij alle aan school gerelateerde kwesties (organisatorisch, didactisch, pedagogisch) die iemand niet met de betrokkene kan of durft te bespreken. Bijvoorbeeld ouders van een gepest kind die zich door de leerkracht en directeur niet serieus genomen voelen. Een leerkracht die vindt dat het management hem onvoldoende steunt bij ongewenste bejegening door een collega. Een kind dat denkt dat de leerkracht hem ten onrechte bestraft. En natuurlijk bij grensoverschrijdend gedrag, zoals seksuele intimidatie, agressie, geweld, pesten en discriminatie.” Hoe zijn de contactpersonen ingebed in de school? “De klachtenregeling is een onderdeel van het sociale veiligheidsbeleid van OOadAscholen: om te kunnen leren en werken moeten kinderen en volwassenen zich veilig voelen. Contactpersonen zijn verbonden aan deze klachtenregeling. Zij zijn dan de organen (tastbare personen) waar je sociale onveiligheid binnen de schoolsituatie kunt
aankaarten. Ik raad de schooldirecties aan om interne contactpersonen te laten adviseren over het integreren van sociale veiligheid in het pedagogisch klimaat. Bijvoorbeeld als terugkerend thema tijdens de les, projecten en bewegingsonderwijs. Bij voorkeur spelenderwijs.” Hoe vertrouwelijk zijn de gesprekken met interne contactpersonen? “Contactpersonen zullen nooit, zonder medeweten van een klager, met degene over wie de klacht gaat of met de achterban daarvan praten. Zij kunnen echter nooit strikte geheimhouding beloven. Stel een minderjarig kind vertelt over onzedig gedrag van een leerkracht. Bij een geheimhoudingsbelofte kan de contactpersoon niet handelen in het belang van de veiligheid van minderjarigen. De contactpersonen van OOadA hanteren een code: pas na anoniem overleg met een ander en als hij alles heeft gedaan om de situatie open te gooien, zal een contactpersoon, nadat hij de klager hierover heeft geïnformeerd, de geheimhouding doorbreken.” Wie zijn de contactpersonen binnen de scholen? “Vanaf volgend schooljaar heeft iedere school één of meerdere contactpersonen, die voor deze rol zijn gevraagd. Vaak zijn het IB’ers en leerkrachten die al informeel een soortgelijke rol invullen.” Hoe bereik je contactpersonen? “Scholen moeten zelf een manier vinden die past bij hun cultuur en werkwijze. Het liefst zo laagdrempelig mogelijk.”
13
Spraak-taalstoornis, autisme, ADHD? Geen probleem. In de Opmaat-groep van De Kleine Reus leer je taal, rekenen en lezen, en meedoen in de groep. In een klaslokaal van De Kleine Reus turen zeven leerlingen naar hun SkooleMate-computerscherm. Tom schrijft een werkstuk over zeealen en Abygail rondt een samenvatting van een jeugdboek af. Colin, Lisa en Justin doen spellingoefeningen. Aan de instructietafel geeft leerkracht Ineke Kersten een ‘vijfwoordendictee’ aan Nadim. De deur gaat open en Helene komt binnen. “Heb je fijn verjaardag gevierd in je eigen stamgroep?” informeert Ineke vriendelijk. “Mooi. Ga maar zitten. Je spellingoefeningen staan klaar.” Het zijn dagelijkse taferelen in de Opmaat-groep van de school. In deze speciaal ingerichte, ‘prikkelarme’ onderwijsomgeving krijgen leerlingen (midden- en bovenbouw) met specifieke onderwijszorgvragen, extra ondersteuning. Zij komen hiervoor elke ochtend in een kleine groep bij elkaar (negen leerlingen) en volgen daar ieder hun eigen, individuele traject (groep-in-schoolmodel). Leerkracht Ineke Kersten begeleidt ze hierbij. Tussendoor draaien de kinderen gewoon mee met de activiteiten in hun eigen stamgroep. Zo ontbreken nu twee leerlingen vanwege gymles. Ruim een jaar geleden nam Ineke, toen plaatsvervangend adjunctdirecteur, het initiatief voor de Opmaat-groep. Uit een onderwijszorgenquête bleek namelijk dat groepsleerkrachten graag passend onderwijs wilden bieden, maar dat zij daarvoor onvoldoende kennis en vaardigheden hadden. Ook constateerde Ineke eerder opvang- dan onderwijssituaties. “Soms stonden onhandelbare leerlingen op de gang. Ik moest daar wat mee.” Samen met haar directeur schreef Ineke het projectplan Opmaat, een pilot van twee jaar. Het doel: leerlingen in kleine, veilige omgeving afgestemd onderwijs geven. En dan zodanig dat zij weer in hun eigen stamgroep kunnen meedraaien, zowel cognitief als sociaal-emotioneel. Hun groepsleerkrachten moeten tegelijkertijd de bagage krijgen om deze leerlingen goed te begeleiden.
Rondje lopen Een collega klopt op het raam. Als Ineke het raam opent, drommen alle leerlingen om haar heen. “Concentratiegebrek,” verklaart
14
Ineke, nadat zij de kinderen rustig naar hun werkplekken heeft terug-gestuurd. “Iedereen hier heeft een specifieke onderwijszorgvraag vanwege zeer moeilijk lerend, autisme, ADHD of spraak-taalstoornissen. Drie kinderen hebben een rugzak.” Voordat de kinderen naar de Opmaat-groep kunnen, is er al een specifiek handelingstraject geweest. Zo is er al een pdo (pedagogisch diagnostisch onderzoek) afgenomen, gevolgd door gerichte hulp. Als de leerkracht en de IB’er constateren dat positief resultaat uitblijft, en de ouders zijn akkoord, kunnen de kinderen naar de Opmaat-groep. Daar verlopen de lessen via een strak tijdschema met blokken rekenen, begrijpend lezen, spelling en dictee. Iedereen werkt op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo. Soms individueel, soms in groepjes. Ineke haakt hierbij in op de lesstof (ontwikkelingsgericht onderwijs) uit de stamgroepen van de kinderen en zoekt daar passend materiaal bij. Resultaten en de persoonlijke ontwikkeling houdt zij bij in het leerlingvolgsysteem Parnassys. Ineke: “Ik kijk naar wat iemand nodig heeft, cognitief, en qua gedrag- en leerstijl, om straks weer in de stamgroep te kunnen functioneren. Iemand die bijvoorbeeld dyslectisch is, heeft een hekel aan ontcijferen en kan dus beter woorden leren achter de computer via beelden. Een autist wil zich graag afzonderen. En een ADHD’er moet af en toe een rondje lopen om zich te concentreren.”
‘De Opmaat-groep loopt inmiddels een jaar. Nu is het tijd voor stap twee.’ Druktemaker Maar voor een terugkeer naar de stamgroep is meer nodig dan kinderen die weer aardig in de groep kunnen meedraaien. Hun groepsleerkrachten moeten op hun beurt weten hoe zij hun leerlingen het best kunnen begeleiden. Daarom gaat Ineke met de betreffende collega’s haar ervaringen delen. Ineke: “De Opmaat-groep loopt inmiddels een jaar. Nu is het tijd voor stap twee: de stamgroepen in als co-teacher, om samen met de groepsleerkrachten les te geven. Zo wil ik collega’s leren hoe je de ondersteuning van leerlingen binnen handelingsgericht werken en klassenmanagement kunt oppakken.
■
■
■
■
■
Wat? Individueel onderwijszorgtraject voor leerlingen met leer- en gedragsproblemen in een speciaal ingerichte leeromgeving (groep-in-school-model). Gecombineerd met co-teaching voor hun groepsleerkrachten. Doel. Leerlingen cognitief en sociaal-emotioneel zoveel leren dat zij weer in hun eigen groep kunnen meedraaien. Voor wie? Leerlingen midden- en bovenbouw met een specifieke onderwijszorgbehoefte. Waar? De Kleine Reus. Wanneer? Pilot 2010-2011/2011-2012.
Ook help ik ze met het opstellen van een ontwikkelingsperspectief met eigen leerlijn voor de kinderen uit de Opmaat-groep.” Over de aanpak van Opmaat, krijgt Ineke advies van een begeleidingsgroep met in- en externe deskundigen, onder andere een ambulant begeleider en orthopedagoog. “Zij adviseren bijvoorbeeld over hoe je co-teaching efficiënt kunt plannen. Ook bedachten wij samen een oplossing voor de groepsgrootte. Ik begeleidde namelijk in de Opmaat-groep ook een aantal hoogbegaafde kinderen, maar dat werd te veel. Nu ondersteun ik op woensdagochtend de hoogbegaafden. De kinderen uit de Opmaat-groep werken die ochtend dan aan een individuele opdracht in hun eigen stamgroep,” vertelt Ineke. En werkt het ook? Ineke: “De kinderen gaan vooruit. Zij zijn hier vrijer om dingen op hun manier te doen en werken hard. Hun zelfvertrouwen groeit en de eerste Cito-resultaten zijn heel goed. Ook komen de kinderen graag naar school en zijn zij trots op hun Opmaat-groep omdat zij hier nieuwe dingen leren. Verder vinden zij hier rust. Even niet iemand die de hele dag aan hun hoofd ‘zeurt’. Bovendien heeft de stamgroep rust. Voor andere kinderen is het prettig als die druktemaker er even niet is. Bijkomend voordeel is dat de kinderen nu vijftien uur per week speciale begeleiding krijgen; ambulant begeleiders kunnen minder uren worden ingezet. En nee, niemand vindt Opmaat een vreemd klasje. Sterker nog: andere kinderen uit de stamgroep willen ook, omdat hun groepsgenoten met enthousiaste verhalen terugkomen.”
Fotografie Susanna Wiersma
Opmaat: eindelijk echt iets leren
Opmaat kort
15
Personeel aan de Amstel Wat is OPLIS? Een andere naam voor opleiden in school (OPLIS) zou ‘werkplekleren’ kunnen zijn. De school (opleidingsschool) neemt een deel van de taken van de lerarenopleiding over en biedt studenten een professionele leer-werkplek. Studenten doen dus een groot deel van hun opleiding in school en worden zodoende dichter bij de praktijk opgeleid. Een opleidingsschool is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van deskundigheid in de school om zowel het begeleidingstraject als het beoordelingstraject van de student vorm te geven. De Pabo reikt hiervoor de instrumenten aan. Wat zijn de voordelen? Studenten maken vanaf het begin van hun opleiding intensief kennis met de dagelijkse praktijk in school. Hierdoor wordt de student in een meer realistische onderwijssituatie opgeleid. Uitgangspunt is dat de opdrachten die de student vanuit de opleiding maakt, ten dienste staan van de opleidingsschool. Wanneer een student bijvoorbeeld een praktijkgericht onderzoek moet doen, wordt de onderzoeksvraag in overleg met de opleidingsschool bepaald. Zo kan de school direct profijt hebben van de activiteiten van de student.
16
Lerarenopleidingen zijn enthousiast, omdat zij hun opleidingen beter kunnen laten aansluiten op wat er in de praktijk gevraagd wordt. Ook zijn er binnen het OPLIS-concept meer mogelijkheden om de student op te leiden in het eigen onderwijsconcept van de school. Ook is er als school meer zicht op de kwaliteiten van de studenten en hun functioneren. Dit biedt de mogelijkheid om de studenten als nieuw personeel aan de organisatie te binden. Opleiden in school biedt tevens de mogelijkheid tot taakdifferentiatie binnen de school. Er zijn immers mentoren nodig en opleiders in school.
Ellen Koops vertrekt als directeur van de 9e Montessorischool De Scholekster. Even terugkijken.
Wat gebeurt er al? Op dit moment vindt OPLIS plaats bij de dalton- en montessorischolen. De ervaring op deze scholen en punten ter verbetering zijn aanleiding om OPLIS-beleid voor alle OOadA-scholen te formuleren en verder vorm te geven.
Wat heb je met montessorionderwijs? “Er mogen verschillen zijn. Bijvoorbeeld in tempo. Ook worden leerlingen gestimuleerd zelfstandig te werken. Verder willen wij op onze school kinderen zo hoog mogelijk laten uitstromen door hun verwachtingspatroon zo hoog mogelijk te stellen. Kinderen weten dat en worden er ook op aangesproken. Je doet je werkje niet omdat het moet, maar uit een intrinsieke motivatie, omdat jij graag ‘helikopterpiloot’ wilt worden.” De school heeft nu 205 leerlingen en een goede reputatie. Hoe flik je dat? “Je gaat er samen voor. Het begon met plenaire vergaderingen bij de Griek op de Hobbemakade en veel teambuildingsdagen. Praten over: wat willen wij met onderwijs en zorg? Hoe willen wij dat bereiken? Wat spreken wij af? Gevolgd door planmatig werken met een schoolplan, doelen, planningen, ijkpunten. En die lijn constant in de gaten houden, maar wel flexibel blijven. Nemen wij de A- of de B-route? Waar zit oponthoud, waar moeten wij afremmen? Ook goede communicatie, elkaar blijven informeren en luisteren is zo belangrijk. Als iemand bijvoorbeeld de B-route pakt, denk ik: waarom ga jij door de rimboe? Wij zouden toch die snelweg nemen? Dit nemen we mee in de evaluaties.”
Hoe gaat OPLIS verder? In het nieuwe schooljaar wordt OPLIS uitgebreid. Ook De Nicolaas Maesschool, De Dongeschool, De Merckelbachschool en De Kleine Reus gaan dan werken met OPLIS. De Burghtschool gaat kleinschalig starten met het opleiden van studenten van de Universitaire Pabo van Amsterdam (UPvA), een samenwerkingsverband van de HvA en de UVA. Het is de bedoeling de UPvA -variant uit te breiden naar andere scholen.
Tien jaar geleden werd je directeur op De Scholekster. Waarom? “De school had 97 leerlingen en de onderwijsinspectie keek nauwlettend toe. Het leek mij een uitdaging samen met het team de school op te bouwen. Ook sprak het montessorionderwijs mij aan: de achtergronden en werkwijzen.”
Wat zou je zo weer over willen doen? “Alles. De hele ontwikkeling die het team heeft doorgemaakt. Van negen naar negentien medewerkers, een verbouwing, digitalisering, leerlingengroei, ouderbetrokkenheid. Ook veiligheid en vertrouwen. Dat kunnen wij leerlingen nu meegeven.” Waarom ga je weg? “Mijn werk zit erop. Het loopt. Ik weet zelfs waar de meterkast zit. Het is goed dat er nu een ander komt. Bovendien moet ik mijzelf weer even ontwikkelen. Ik begin na de zomervakantie op een grotere, reguliere basisschool, De Brink, in AmsterdamZuidoost. Ik moet daar een ander soort leider zijn. Misschien wat zakelijker.” Wat gaat in de verhuisdoos? “Mijn montessoriaanse visie op de ontwikkeling van kinderen en de planmatige organisatie daaromheen. Verder verhaaltjes van Toon Tellegen die ik tijdens plenaire vergaderingen voorlas om te focussen op de dag. En mijn roze latexhandschoenen met kraaltjes. Ik boende, als dat nodig was, weleens de wc’s met boterhamzakjes om mijn handen. Het team gaf mij daarop deze handschoenen. De kroontjes op mijn werk.”
Amsterdam Toerisme & Congres Bureau
OPLIS: stand van zaken
‘Je gaat er samen voor’
17
Medewerkeronderzoek voorjaar 2011
In het voorjaar van 2011 is een medewerkeronderzoek
Opzet van het onderzoek
Respons De respons was ongeveer 60% en dat is voor een onderzoek waarbij alle medewerkers persoonlijk zijn benaderd aan de lage kant. Per school is goed zichtbaar wat de respons is.
1.
Binnen een aantal scholen is men van mening dat het computeronderwijs nog onvoldoende ontwikkeld is. Hoewel dit in eerste instantie een onderwerp is dat op schoolniveau dient te worden opgepakt is het denkbaar dat op bovenschools niveau nog eens goed gekeken wordt of in voorwaardelijke zin nadere gemeenschappelijke afspraken gemaakt kunnen worden of dat er vanuit een centrale coördinatie gemeenschappelijke zaken kunnen worden opgepakt. Een goed voorbeeld hiervan is de recente gemeenschappelijke aanschaf van digiborden.
2.
Op een aantal scholen wordt de personeelsruimte als onvoldoende te beoordeeld. Hoewel vrij recent een aantal scholen op dit gebied een grote stap hebben gemaakt is het wellicht mogelijk een inventarisatie te maken van de huidige stand van zaken en bij toekomstige huisvestingsaanvragen dit mee te nemen.
3.
Uit het onderzoek komt naar voren dat er in verhouding op veel scholen onvoldoende afspraken gemaakt worden ten aanzien van de inrichting van het gebouw/de lokalen. Een uitdagende en gestructureerde omgeving is een belangrijke voorwaarde voor de optimale ontwikkeling van kinderen. Overwogen kan worden dit onderwerp met de directeuren te bespreken en waar mogelijk nadere (gemeenschappelijke) afspraken te maken.
Sterke punten ■
uitgevoerd
onder
alle
personeelsleden
van
de
■
Stichting Openbaar Onderwijs a/d Amstel. Doel van
■ ■
het onderzoek was om helder te krijgen hoe men het
■ ■
werken binnen zijn of haar school waardeert. In dit
■ ■
artikel een korte samenvatting van de uitkomsten.
■
Zie
voor
alle
onderzoeksresultaten
Aandachtspunten ■
medezeggenschapsraad
(GMR)
■
en bestuur zal nader gesproken worden over deze
■ ■
uitkomsten. Ook zullen uitkomsten betrokken worden bij
■ ■
de totstandkoming van de schoolplannen en het nieuwe
■ ■
strategisch beleidsplan.
18
Kennis van de eigen taak en men weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Voldoende aandacht besteed aan de basisvakken. Weinig lesuitval. Onze school is voor leerlingen en medewerkers een veilige plek. Bestuursbureau heeft een dienstverlenende houding. Eigen initiatief wordt gestimuleerd. Grote betrokkenheid bij de eigen school. Algemene directie durft mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheden. Taakverdeling directeur en intern begeleider.
www.ooada.nl.
Zowel binnen teams, medezeggenschapsraden (MR), gemeenschappelijke
Aanbevelingen Bij de aanpak van de aandachtspunten is er sprake van verschillende verantwoordelijkheden. De directeuren hebben de verantwoordelijkheid zich te richten op die onderdelen die betrekking hebben op de school. Het apart gegenereerde schoolrapport en een benchmark (onderlinge vergelijking) met de andere scholen vormen de basis voor het gesprek tussen de directie en het team en de vertaling naar het schoolplan. Het bestuur en de algemene directie hebben vanuit hun eindverantwoordelijk de taak zich te richten op de onderwerpen die schooloverstijgend zijn. Hieronder enkele aanbevelingen die worden gedaan ten behoeve van het bestuur en de algemene directie.
Er zijn vier soorten vragenlijsten in samenspraak met het bestuur en de GMR uitgezet, omdat niet iedereen hetzelfde werk verricht: Onderwijsgevend personeel (OP), Onderwijsondersteunend personeel (OOP), Directeuren (Dir) en Medewerkers bestuursbureau (B). De basisvragenlijst is gebaseerd op het schoolkwaliteitsinstrument WMKPO van Cees Bos. Vervolgens zijn er per deelnemersgroep specifieke vragen aan toegevoegd. De meeste vragen konden op een vierpuntsschaal worden beantwoord en een gedeelte bestond uit open vragen.
■
Structureel werken met Persoonlijk Ontwikkelplan en bekwaamheidsdossier. Klassenbezoek en gesprekkencyclus. Taakverdeling mt-leden en schooldirecteur. Elke groep heeft overzichtelijke groepsmap. Afspraken over inrichting van het gebouw. Elkaar aanspreken. Uitvoering functiemix. Betrokkenheid bij verbeteractiviteiten. Informatie aan medewerkers door de GMR.
>>>>>> 19
4.
5.
Ronald Steen geridderd
Aandachtspunt voor de GMR informatieverstrekking aan de teams.
7.
Binnen het bestuursbureau is men van mening dat de balans tussen de capaciteit van het bestuursbureau en de uit te voeren taken scheef is. Dit onderwerp behoeft nader onderzoek, want in drie jaar tijd is het aantal uit te voeren taken onevenredig gegroeid ten opzichte van de bureauformatie.
lijkt
Waarom jij er bent bent om de hele dag te lanterfanten, want volgens de bakker ben je er om vroeg op te staan. En de soldaat denkt dat je er bent om te gehoorzamen. Erlbruch gebruikt veel grijsgroen, okerrood en okergeel in zijn mooie en zeer humoristische illustraties. De vader en moeder hebben, net als in een van zijn andere boeken, die typisch lange, absurd uitgerekte lijven. Verder kom je een heleboel gezellige, dus ronde en mollige, hoofdfiguren tegen. De illustraties vormen een prachtig geheel met de tekst.
De meest belangrijke waaromvraag in het leven - Waarom ben ik er? - wordt in het filosofisch verantwoorde en zeer vriendelijke prentenboek Waarom jij er bent zeker beantwoord. Uiteraard heeft iedereen op deze vraag een ander antwoord. Jarige Job die op de eerste bladzijde zijn vijf kaarsjes uitblaast, vindt dat je er bent om je verjaardag te vieren. De kat heeft weer een heel andere mening: “… om te spinnen. En een beetje voor de muizen natuurlijk.” Oma vindt dat je er bent om je door haar te laten verwennen. Volgens het cijfer drie ben je er zodat je op een dag tot drie kunt tellen.
de
Het consequent uitvoeren van de gesprekkencycli zowel op schoolniveau als bovenschools moet verbeteren. Hoewel dit vaak het gevolg is van tijdgebrek zullen de reeds gemaakte afspraken beter nageleefd moeten worden.
Bestsellers en hypes In de boekenrubriek Bestsellers and Hypes signaleert Marianne Rozendaal, taalcoördinator op De Kleine Reus, leestrends en must haves.
Veel onderwijsgevenden noemen de werkdruk en daaraan gekoppeld de uitvoering van het normjaartaakmodel als aandachtspunt. De werkdruk dient met name op schoolniveau onderwerp van gesprek te zijn. Echter, ook het bestuur dient zich over dit onderwerp te buigen. Op bovenschools niveau is het noodzakelijk de afspraken ten aanzien van de hantering van het normjaartaakmodel aan te scherpen.
6.
8.
20
Passend onderwijs, het inspelen op verschillen tussen kinderen, is een veel genoemd item. Met name onderwijzend personeel geeft aan hier nog veel moeite mee te hebben en het vooralsnog niet als een verrijking te zien. Het geeft wederom aan dat het van het grootste belang is de verdere ontwikkeling van het passender maken van het onderwijs in nauwe samenwerking met de mensen in het veld te laten plaatsvinden.
Zaterdag 25 juni was er een enorme verrassing voor Ronald Steen, directeur van de 14e Montessorischool. Hij werd geridderd als vrijwilliger tot lid van de orde van Oranje Nassau door de burgemeester van Landsmeer. Dit voor al het werk dat hij heeft verricht voor de edities van Kunst op Kamers in De Rijp. Dit kunstevenement organiseerde hij al jaren met kunstenares Sonja Besselink waarbij in een weekeinde inwoners uit De Rijp kamers in hun huis ter beschikking stelde als expositieruimte.
Na het lezen van dit prentenboek is mijn belangrijkste waaromvraag beantwoord: leerkrachten zijn op de wereld om dit soort prentenboeken aan kleuters voor te lezen. Zo geven wij ze niet alleen een warme, maar ook diepzinnige ervaring mee. En dat … is precies waar het in een prentenboek voor deze leeftijdsgroep om draait! Maar ook in de midden- en bovenbouw zal dit boek een belangrijke rol in een discussie of een thema kunnen spelen.
Van elkaar houden speelt een centrale rol in dit boek. Papa’s en mama’s zijn er om van elkaar te houden, zusje merkt op dat je ook van jezelf moet houden en mama eindigt met de opmerking: “Je bent er omdat ik van je hou.” Zelfs de dood krijgt een stem: “Je bent er om van het leven te genieten.” Genieten wil overigens niet zeggen dat je er
Waarom jij er bent
‘leerkrachten zijn op de wereld om dit soort prentenboeken aan kleuters voor te lezen’
Wolf Erlbruch Uitgeverij Querido
ISBN10: 9045101394 ISBN13: 9789045101392
21
Max zit in groep 8 van de 2e Dalton. Vandaag draagt hij een Coca-Cola hoed.
Hoeden op de catwalk Zelf gemaakt voor de hoedenshow op de 2e Daltonschool Pieter Bakkum. Tijdens dit creatieve project beeldende vorming (bevo) ontwerpen en maken de oudste leerlingen hun eigen hoofddeksel. Zij krijgen hierbij hulp van bevo-leerkracht Sjaak Jongejan en hoedenmaakster Tineke Koelewijn. Tijdens twee wervelende shows presenteren zij hun creaties op de catwalk, bewonderd door medeleerlingen en ouders. De leerlingen hangen hun hoedenontwerpen op aan thema’s. Dit jaar zijn dat ‘recycling’ en ‘fotoshoot’. Creëren, samenwerken (de leerlingen werken in tweetallen) en presenteren zijn vaste onderdelen van het hoedenproject. De show draait voor het tiende opeenvolgende jaar.
22
Roel Zaal is bovenbouwleerkracht op de 9e Montessorischool De Scholekster en ICT-coördinator Sinds wanneer werk je op de 9e Montessorischool en in welke groep (en)? “Ik draai al 35 jaar verschillende groepen. Meestal bovenbouw. Ik heb ook beeldende vorming gegeven, en een wereldoriëntatie-, techniek- en computerklas opgezet. Ik werk twee dagen als bovenbouwleerkracht en twee dagen als ICT-coördinator.” Waarom ben je leerkracht geworden? “Ik kom uit een onderwijsfamilie en heb zelf op een montessorischool gezeten.
Wat houden jouw werkzaamheden als ICT-coördinator precies in? “Ik ondersteun alle klassen op ICTgebied en zoek software uit om de leerkrachten te ondersteunen. Onze externe netwerkbeheerder, Skool, levert geweldige software, maar het is wel bewerkelijk alles aan te vragen, uit te zoeken en te onderhouden. Ik ben veel bezig richting passend onderwijs. Ik zoek software, in overleg met de IB’er, voor kinderen met een bepaalde problematiek. De software is helemaal toegespitst op hun situatie. Hiermee kunnen zij dan op hun eigen manier werken. De leerlingen werken met de SkoolMate, een kleine, op kinderen afgestemde laptop met touchscreen en met educatieve software. Zij hebben een eigen werkprogramma dat op hun naam staat. Ik kan per kind instellen waarmee hij/zij gaat werken. Verder maak ik alles digitaal wat nog niet digitaal is.” Waar liggen de uitdagingen voor de 9e op ICT-gebied? “Ik wil graag in de bovenbouw overstappen naar touchscreens. Die zijn kleiner dan de digitale schoolborden die wij nu gebruiken. Touchscreens werken heel goed in een montessorischool. De kinderen zijn namelijk allemaal individueel en zelfstandig met iets anders bezig, en kunnen met z’n tweeën samenwerken.”
Wat zou je graag willen veranderen binnen het onderwijsveld? “Er worden veel eisen gesteld aan werken met methodes. Door de vaste protocollen en streefscores vergeten wij weleens te kijken naar het individuele kind. De laatste tien jaar moeten wij steeds meer verantwoording afleggen over hoe je een kind aflevert en dat kost natuurlijk heel veel tijd. Verder wordt er op van alles bezuinigd en dat is jammer. Dat staat een goede onderwijsontwikkeling in de weg.” Welk vak zou ingevoerd moeten worden in de school? En waarom? “Ik zou verder willen met digitale projecten. Ons leerlingvolgsysteem is al voor een groot deel digitaal. Kinderen doen al veel toetsen op de computer. Deze wil ik nog meer inzetten in de klas. Leerlingen kunnen dan meer en beter informatie opzoeken en bijvoorbeeld leren om te gaan met Wikipedia en zelf websites leren maken. Met het programma Acadin kunnen meerbegaafde kinderen aan de gang. Ik zou voor minderbegaafde kinderen ook met zo’n programma willen werken. Verder maken de kinderen al veel werkstukken digitaal. Al het digitaal gemaakte werk kunnen ze aan het eind van hun school periode mee krijgen op een dvd. Verder vind ik sociale training erg essentieel. De Kanjertraining heeft op de 9e veel succes. ” Wie klikken wij de volgende keer aan en waarom? “Een gymnastiekleerkracht.”
Aangeklikt
12 april 2011 13.00 - 15.00 uur 2e Daltonschool Pieter Bakkum
Fotografie Pien de Graaf, www.pienacolada.nl
datum tijd plaats
Ik wilde weleens kijken of onderwijs iets voor mij was. Ik ben op de 9e Montessorischool gebleven, omdat ik constant de vrijheid kreeg mij verder te ontwikkelen.”
23
In beeld
Basisschool Oostelijke Eilanden 24