Personeelsblad Openbaar Onderwijs aan de Amstel
juni 2009
Nieuws aan de Amstel
5
Coverfoto: Olympiaschool Nationale Balletacademie
Inhoud Nieuws aan de Amstel is het personeelsblad van stichting Openbaar Onderwijs a/d Amstel Het blad verschijnt drie maal per jaar Eindredactie: Stafbureau OOadA Redactie en opmaak: Kees van Veen Redactieadres: Postbus 51356 1007 EJ Amsterdam E-mail:
[email protected] Het blad is ook digitaal beschikbaar www.openbaaronderwijsaandeamstel.nl Volgende nummer: najaar 2009
2
4/5
Alles ademt ballet De Olympiaschool en de Nationale Balletacademie
7
Er gaat hier geen geschreven rapport de deur meer uit Digitaal schoolrapport voor Theo Thijssen
8/9
Dilemma’s De Scholekster op bezoek in de Bunker
12/13 Taal Drukken Boekmanschool presenteert derde Boekman Boek 14/16 Denken in mogelijkheden Amerikareis van directeuren in woord en beeld 17
Groene kleutervingers Schooltuintjes voor de kleuters van de 14e Montessorischool
18/19 Hoog inzetten Taco Stroo over het leesonderwijs en de biblioheek op de Dongeschool 22/23 OOadA in de MEdiA Nieuws 3 10/11 13 24
En verder... In beeld Personeel aan de Amstel Bovelanders Aangeklikt
De Witte Olifant 3
Alles ademt ballet [Redactie] Op het prikbord in de gang hangt de mededeling dat ‘alle soorten blauwe pakjes’ in de aanbieding zijn: ‘Van mooi tot goed te gebruiken’. Daarnaast een foto van hoog-huppelendehaasjes. Aan de kapstok hangt een ‘tutu’ tussen de jassen en op een tafel liggen gevonden balletschoenen. Het is waar: alles in deze school ademt ballet.
In een tijd dat scholen de verantwoordelijkheid voor dagarrangementen opnemen, blijken er scholen te zijn die dat al jaren in praktijk brengen - zij het op een bijzondere en gespecialiseerde manier. Het gaat hier niet meer om snuffelen of verdiepen, maar om bekwamen en topprestatie – de derde en vierde trap van Brede Talentontwikkeling die Amsterdam zijn kinderen wil bieden.
De vooropleiding In Nederland zijn twee klassieke balletopleidingen, in Den Haag en Amsterdam. De Olympiaschool aan de Agamemnonstraat in Amsterdam Zuid herbergt de eerste twee jaar van de vooropleiding van de Nationale Balletacademie – onderdeel van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, die wordt voortgezet op buurschool Gerrit van der Veen. Dat is een school voor HAVO/ VWO. In Den Haag is de vooropleiding ook gekoppeld aan een VMBO. Het leerniveau is niet doorslaggevend voor de toelating er wordt vooral gekeken naar doorzettingsvermogen, wilskracht en temperament, want in de praktijk blijkt dat gemotiveerde kinderen heel ver kunnen komen. De ‘balletschool’ van de Olympia huist in een apart gebouw naast de hoofdschool
aan de Stadionkade. Het is een typisch Amsterdamse School-gebouw met veel baksteen, metaalversieringen, geelmarmeren traptreden en hoge klaslokalen. Woensdagochtend, vijf over negen. Buiten schijnt de ochtendzon, binnen verschijnen de eerste druppels op de voorhoofden van gespannen gezichten. Vandaag beginnen de kinderen van het derde en vierde jaar met balletles in de grote zaal. “Niet stommel, stommel, stommel, maar gewoon een echte plié,” roept balletmeester Fred met een vriendelijk doch keurend oog. De kinderogen zijn gericht op hun spiegelbeeld in de wand achter de pianist. De school “Het is een heel bijzondere baan,” beaamt Theo Schilperoord, leerkracht van klas 7B. “Het zijn kinderen die iets willen bereiken en daarvoor knokken. Dat is niet gemakkelijk; het zijn intensieve dagen. De kinderen zijn geselecteerd voor de dansopleiding en komen vaak niet uit Amsterdam. Den Bosch is op dit moment geloof ik het verst. Het ‘Ik heb de bus gemist’ is hier nu eens wel een geldige reden om te laat te komen. Maar dat vinden de kinderen zelf nog het meest verschrikkelijk, want ze zijn supergemotiveerd.” “Doordat ik een zelf een ziek kind had, werd destijds de druk van het lesgeven me te groot en dacht er zelfs over om ermee te stoppen. Toen werd mij gevraagd om met deze kinderen te gaan werken. Dat werd eerlijk gezegd mijn redding. Had ik daarvoor vaak zo’n donderdaggevoel van ‘Nog maar één dagje en dan is het weekend’, nu pak ik alles op wat zich aandient. Je moet hier flexibel zijn, want er gebeurt van alles onverwacht.
4
Ik ben waanzinnig verknocht aan onze kinderen. Je betekent veel voor ze, het is een beetje een tweede huis. Ik heb geleerd dat als kinderen iets heel graag willen, ze alles aankunnen. Het heeft me zelf ook veranderd. Ik ben nooit ziek. Dit is mijn hobby.” “Vandaag doen ze de Entreetoets,” zegt Theo even later. “Daar ben ik eigenlijk wel blij mee – hebben we even een rustpunt in het programma. Het is de hele week al een gekkenhuis. Vanavond hebben ze presentaties van ‘Eigen Werk’ voor de ouders. Dus moet er telkens geoefend worden”. De kinderen De meeste kinderen van 10 of 11 hebben wel een idee wat ze later willen gaan doen. Dierenarts is nog steeds een hoog scorend beroep. De kinderen van de balletschool hébben al beslist; ze brengen hun ideaal al
Ballet ziet er nogal gemakkelijk uit als je het goed doet in de praktijk. Ze weten waaraan ze beginnen; van veel leuke dingen moeten ze afzien: skiën, schaatsen, paardrijden, skelteren, hockey. Muriël: “Maar je moet er heel vroeg bij zijn, want anders red je het niet. En je weet dat je op je dertigste moet stoppen met ballet. Dan kun je misschien choreograaf worden, maar dan verdien je niet veel meer.” Het rooster van groep zeven loopt alle dagen van negen tot na vieren. Eerst twee uur school, dan anderhalf uur ballet, daarna pauze en dan weer school. Maandags en donderdags is er een fysiotherapeut op school en die geeft de kinderen advies en
oefeningen. Vandaag is daar groeimeting. “Je geeft al je energie aan de dans,” verduidelijkt Isabel en zes keer per jaar meten ze of je wel genoeg groeit. Anders mag je niet alles dansen: bijvoorbeeld geen Grand Plié.” Nog maar een half jaar geleden hoorden ze dat ze ‘door’ waren. Anna: “Toen ik de eerste dag naar school moest, was ik kapot van de zenuwen dat ik er te laat zou zijn. Toen was er een treinstoring en kwam ik écht te laat. Ik schaamde me helemaal dood.” Hoe is het leven op de balletschool? Muriël: “Best zwaar hoor. Maar ook héél erg leuk. We hebben pas meegewerkt aan een voorstelling van het Nationaal Ballet, de Notenkraker & Muizenkoning. Dat was zwaar, vooral het omkleden van meisje naar muis. Je moest met een kromme rug trippelen – ze wilden tenslotte een echt spannende muis zien.” Word je door andere kinderen wel eens geplaagd? “Soms,” geeft Anna toe. “Maar als je dan eens voor de groep een keer een pirouette laat zien, vinden ze dat toch wel interessant. De andere kinderen van school weten niet wat het is. Ballet ziet er nogal gemakkelijk uit als je het goed doet.” Sara: “Er zijn kinderen die best respect hebben hoor, die vragen dingen. De directeur Paul Blankestijn is sinds 1 januari 2008 directeur van de school. Ook hij ziet wat motivatie doet met kinderen: “Amsterdam wil dat talenten van kinderen ontwikkeld worden en dat gebeurt hier op een bijzondere manier. De kinderen maken al vroeg een keuze en dat geeft ze de mogelijkheid om een hoog niveau te halen. Het is dan ook niet
5
vreemd dat juist de ‘Russian School of Arts’ graag met ons zou willen samenwerken om een talentherkennings- en ontwikkelingstraject te starten bij onze kinderen in groep 3 of 4. Daarmee kunnen kinderen ontdekken of ze talentvol zijn in andere kunstvormen. Uit oogpunt van brede talentontwikkeling lijkt me dat een uitdagend concept. Het talentherkenningstraject zou dan voor rekening van de school komen. De mogelijkheid dit talent verder te ontwikkelen zou uitgewerkt kunnen worden binnen dagarrangementen en naschoolse activiteiten. Het vroeg ontdekken van kwaliteiten brengt kinderen motivatie en plezier, maar het brengt ook beperkingen mee. De balletgroepen hebben op dit moment geen gym en dat vind ik jammer. We gaan in overleg met de leerkrachten en de balletacademie ook bekijken of dat, in ieder geval voor wat betreft de spellessen, niet anders kan.” “Ik zie hoeveel plezier het deze kinderen geeft een bijzonder talent te ontwikkelen, voor een ideaal te gaan en te ervaren dat je daar iets voor over moet hebben. En dat je daar offers voor moet brengen, zelfs al ga
Ouders verliezen flink wat controle je daar uiteindelijk niet mee door. De leerkrachten die deze groepen begeleiden weten dat allemaal ook heel goed. Ze hebben niet zomaar een groep met kinderen. Talent is soms grillig en daar moet je als leerkracht goed mee om kunnen gaan. Ik maak me daar geen zorgen over; ze doen dat heel goed vind ik.” De ouders Marinus Holman, ook groepsleerkracht:
6
“De ouders zijn heel erg betrokken. Een leerkracht zorgt hier voor een tweede huis. Als om de een of andere reden na een voorstelling een kind niet wordt opgehaald, dan breng ik het zelf naar huis. Het is belangrijk dat ze niet ondergebracht worden in een apart wereldje van een kostschool. Je moet toch ook met andere mensen dan dansers om kunnen gaan. De kinderen zijn aangewezen op elkaar. Dat moet je leren, anders drijft de balletwereld je later uit elkaar. Als je te arrogant bent, laten mensen je vallen. Het ballet vindt een individu belangrijk, maar teamvorming ook. Theo: ”Je hoort wel eens dat mensen denken dat ouders hun kinderen naar zo’n school drijven. Maar dat komt eigenlijk nooit voor. Dan redden de kinderen het niet. Ze moeten er zélf voor gaan. Ouders hebben het er aanvankelijk zelfs moeilijk mee. Hun kind begint in groep 7 van een nieuwe school, die vaak in een andere stad staat dan waar ze wonen. De kinderen willen het waarmaken en als ouder kun je dan alleen maar toezien. Hun kinderen gaan opeens met de trein en ‘zouden ze wel goed eten?’ Ouders verliezen flink wat controle. Als ze merken dat het goed gaat, ontspannen ze wel. We hebben veel contact met elkaar; je moet op elkaar kunnen rekenen.” De Balletmeester Fred Berlips regelt alles rondom het dansen. Hij doet de scountingsprocedure, organiseert en geeft met andere docenten de kinderen les. Daarvoor volgde hij een opleiding aan de Vaganova-academie in Sint Petersburg. “We eisen veel van de kinderen. Dat is zwaar, maar het hoort bij de discipline. Naast de basis, artisticiteit en de passen willen we ze vooral ook het plezier van het dansen laten ervaren.”
Zijn er afvallers? “Ja. Daar ontkom je niet aan en dan is het een enorme teleurstelling. Je ziet dat samen wel aankomen: we hebben elke week overleg met de groepsleerkrachten. Als je idealen hebt, ontkomt niemand aan teleurstellingen. Ja, we praten veel met ze.” Binnen OOadA neemt jullie balletacademie wel een bijzondere positie in. “Zeker,” antwoordt Fred, “Het lastige is dat we onder onderwijs vallen, maar een kunstopleiding zijn. Je ontkomt daar niet aan omdat je met ballet zo vroeg moet beginnen. Tot vorig jaar hoorden we bij het Stadsdeel, nu maken we deel uit van OOadA. Gelukkig hebben we onze zaken goed op orde, we hebben iets heel moois opgebouwd in al die jaren, waar we érg trots op zijn.” “Dit werk is fantastisch. Niet altijd even gemakkelijk. Leuke klassen zijn niet altijd vanzelfsprekend. Er zitten heel wat typetjes bij. Maar als ze van school gaan vind ik het toch altijd moeilijk: je trekt intensief met elkaar op en kent elkaar door en door. Vijf jaar geleden maakte ik dat voor het eerst mee – een drama. Nu bereid ik dat beter voor. De kinderen verdwijnen niet uit het gezichtsveld, want we blijven in contact, ook als ze doorgaan in de Jodenbreestraat in het gebouw van de Theaterschool. Mits ze niet naar het buitenland gaan – dat voorkom je niet: de grenzen zijn open, de spoeling dun en het niveau hoog.” Op de gang huppelt Isabel terug naar de klas 7B. Staat die B van groep 7B eigenlijk voor ballet? roep ik haar toe. “Ja,” lacht Isabel, “en de A voor abnormaal.”
Er gaat hier geen geschreven rapport meer de deur uit
[Redactie] Het team van de Theo Thijssenschool vierde een feestje: na twee jaar overleg en programmeren is het handgeschreven rapport ter ziele en een digitaal rapport ingevoerd. Een rapport aanpassen lijkt makkelijk, maar is het niet. Als je het grondig aanpakt, moet je vergaande keuzes maken en daar moet iedereen het dan nog over eens worden. Wat wil je vertellen en aan wie? Wil je veel of weinig informatie opnemen? Schrijf je gericht aan het kind of de ouder? Neem je toetsuitslagen op? Is het de aanzet van een portfolio? De Theo Thijssen is toch bijna twee jaar bezig geweest om van een papieren rapport naar een digitale versie te komen, die via internet beheerd wordt. Er is een keuze gemaakt voor een bolletjesrapport met vijf items: goed, ruim voldoende, voldoende, matig en onvoldoende, en een tekstvak om dit toe te lichten. “We beginnen bij goed”, zegt Judith van Sambeek, locatieleidster van de Theo Thijssen. “Dat is ook zo’n keuze waar we bewust bij stil hebben gestaan.” Judith leidde de werkgroep en kijkt met tevredenheid terug: “De leerkrachten vullen nu het rapport in op internet en de ouders krijgen een uitdraai daarvan. De ouders krijgen eenmalig een multomap en daar kunnen ze de aanvullingen in opbergen. Ze hebben dit jaar voor het eerst ons digitaal rapport gekregen en waren daar heel enthousiast over. We ontdekten eigenlijk maar weinig tekortkomingen en die hebben we al snel kunnen aanpassen. We zijn heel trots dat we het nu goed hebben afgerond; er gaat geen geschreven rapport meer de deur uit.”
ma ‘Signumsoftware’. Judith: “Daar hoefde je alleen nog maar de opmaak te ontwerpen. Eén van de wensen van het team was dat er twee rapporten naast elkaar in beeld kunnen staan, zodat de vorderingen van dat jaar duidelijk zijn. Het bleek dat de programmeurs dit net mogelijk hadden gemaakt. Edwin Schouten, de man die ook onze website onderhoudt, heeft echter nog heel wat uren gestoken in het ontwerpen van het rapport naar onze wensen. Zonder hem was het niet mogelijk geweest om dit jaar de invoering van het digitaal verslag te realiseren.” Is het systeem veilig? “Ja hoor,” bevestigt Judith. “Leerkrachten kunnen er alleen in met een inlognaam en wachtwoord en dan kun je de gegevens van je eigen groep aanpassen. Je kunt ook de bestaande rapporten van alle kinderen inzien. Met het programma van Signumsoftware kun je als school zelf bepalen wie waartoe toegang heeft. Wij hebben ervoor gekozen dat alleen de schoolleiding en de systeembeheerder overal in kan.” Willen jullie nog verder uitbreiden met bijvoorbeeld onderzoeksgegevens of dossiers? “Nee, voorlopig niet. We denken wel voorzichtig na over wat we in de richting van een portfolio kunnen doen, maar dat zal nog wel even duren. We zien de multomap met het digitaal verslag als een kans voor ouders en kinderen om een groeidocument van 8 jaar te maken over de schooltijd die het kind op de Theo Thijssenschool heeft gehad.”
De school heeft gekozen voor het program-
77
Dil emm a’s school komen”, en je fietst door? Je stopt en probeert het meisje te helpen. Dan maar te laat op school en misschien een boze juf? Je rent naar het dichtstbijzijnde huis, en hoopt dat iemand thuis is om te helpen? Of heb je geen idee wat je zou doen? Wie meer dan vier keer het ‘Ik weet het nietantwoord’ aankruist, wordt bij de nabespreking dringend verzocht alsnog een besluit te nemen. Bij een dilemma móet je kiezen. Want – staat in het lespakket - als je nooit durft te kiezen, kiest een ander voor jou.
[Redactie] Wat zou je doen als – in de Tweede Wereldoorlog - een Joodse jongen zich bij jou in huis wil verstoppen voor de Duitsers? Je weet dat het gevaarlijk is en dat maakt de keuze moeilijk. “Je leven is belangrijker dan vriendschap,” zegt een meisje. “Je kunt ook doen of je niet thuis bent,” zegt een jongen vertwijfeld. “Je maakt het wel heel moeilijk voor ons, hoor,” verzucht een ander. De kinderen van de bovenbouw van basisschool De Scholekster worden in het project ‘De Bunker’, geconfronteerd met dilemma’s van de Amsterdamse bevolking in oorlogstijd. Laat je de buurjongen bij je thuis onderduiken of wil je je eigen familie daarmee niet in gevaar brengen? Blijf je bevriend met de zoon van een NSB-er? Meld je je aan bij de Duitsers als ze je oproepen om voor ze te komen werken of niet?
8
De interactieve expositie ‘De Bunker’ stond tot begin april naast de Stopera. De kinderen luisterden naar de dilemma’s, typten hun antwoorden in op computers en waren verrast toen ze hoorden hoe weinig mensen tegen de Duitsers in durfden te gaan. Aansluitend was er een wandeling langs de Dokwerker, de Waterloopleinmarkt en nog meer plekken die herinneren aan het Joodse verleden van de buurt. De kinderen vonden het bijzonder: een synagoge, Joodse letters. “Een Joods zebrapad,” zei een jongen en stak over naar de Joodse markt. Verhalen Nog maar 1 op de 6 Nederlanders heeft de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. De persoonlijke herinneringen aan deze periode dreigen hiermee te verdwijnen. Die verhalen hebben een plaats gekregen in het lespakket en worden bewaard op pas gelanceerde websites.
“Onze spreekbeurt gaat over het verzet,” zeggen de twee meiden gelijk. Daarna wisselen ze elkaar af: “We hebben een dagboek gemaakt van een jongen die moest onderduiken.” “We lezen er een stuk uit voor.” Ze laten een zelfgebouwde kartonnen maquette zien, met in een verstopt kamertje hun onderduiker. Met bommen in de hoek. “Bommen?” vraagt hun leerkracht Stef van Dijk verwonderd. “Ja,” antwoorden de dames in koor, “want het is oorlog.”
“Ik kan er geen een bedenken hoor,” zegt een meisje, “Ik heb nog nooit een dillema gehad.” “Ik wel!” roept een ander enthousiast. Ze vertelt over twee jongens waarmee ze bevriend was en waarmee ze problemen kreeg omdat ze elkaar niet konden uitstaan. En nog een mooi voorbeeld komt boven tafel: “Ik was pas jarig en toen ik zei dat ik het kleinste stuk taart wilde, kwam er een dilemma. Want de anderen die zeiden dat ook. En toen kreeg ik dus toch het grootste
stuk. Dat vond ik echt moeilijk!” Een van de meiden luistert wat benepen en als ik haar aankijk zegt ze dat ze wel een dilemma heeft, maar er niet over wil vertellen. Dat is iets voor een tweegesprek daarna. www.tweedewereldoorlog.nl www.wo2online.nl/ www.anno.nl
De dilemmatest Bij de voorbereiding van het project hoorde ook een ‘dilemmatest’. Vragen over de oorlog en over gewone situaties: ‘Je bent op weg naar school. Je bent een beetje zenuwachtig: je moet zo een spreekbeurt houden. Vlak voor je rijdt een klein meisje met haar fiets tegen een stilstaande auto. Ze huilt vreselijk, en haar fiets is kapot. Wat doe je? Je denkt: “Ik mag niet te laat op
99
Nieuw in dienst bij onze Stichting Op het bestuursbureau is vanaf 1 juni een nieuwe algemeen beleidsmedewerker gestart in de vacature van Annetta Klaassen. Een deel van die vacature was al opgevuld door Harriët Kollen en voor het andere deel is Caroline Bink aangesteld. Caroline heeft reeds een lange ervaring in het basisonderwijs, het beroepsonderwijs en de laatste jaren als zelfstandig communicatieadviseur. Zij is werkzaam op maandag, dinsdag en donderdag. Op de 3e Daltonschool Alberdingk Thijm zal na de zomervakantie Karin Borst starten als nieuwe directeur. Zij volgt Tom Vossenberg op die per 1 januari met pensioen ging. Karin is voor veel mensen geen onbekende, want zij werkt momenteel als directeur van de school voor Speciaal Basisonderwijs De Ruimte in Oud Zuid. Op de 1e Montessorischool De Wielewaal zal na de zomervakantie Ineke van Woensel starten als nieuwe directeur. Zij volgt Carin Dijkzeul op die per 1 januari directeur werd op de 2e Daltonschool Pieter Bakkum. Ineke van Woensel heeft de afgelopen jaren gewerkt als leerkracht en lid managementteam op een Jenaplanschool in Diemen. Daarvoor heeft zij ook lange tijd als leerkracht gewerkt op de 6e Montessorischool Anne Frank. Per 1 oktober zal Ronald Steen als nieuwe directeur starten op de 14e Montessorischool De Jordaan. Hij volgt Eduard de Joode op die directeur is geworden van SBAO Het Universum in Amsterdam Noord. Ronald Steen werkt momenteel nog als directeur van de Montessorischool in Landsmeer. Op de Nicolaas Maesschool zal na de zomervakantie Francesca Hand starten als nieuwe directeur na het vertrek van Wouter Klok. Francesca Hand heeft lange tijd gewerkt als Intern-begeleider op de Nicolaas Maesschool, maar is daarnaast ook werkzaam geweest als bovenschools zorgcoördinator. Momenteel is zij interim Intern Begeleider op Kunstmagneetschool De Parel.
Kinderopvang op school Op enkele scholen zijn er leerkrachten die meerdere keren per week´s middags hun eigen kinderen tussen 15.00 en 17.00 structureel opvangen in het eigen lokaal of op het plein. Dit is soms oogluikend toegestaan, maar niet acceptabel. Veel leerkrachten regelen zelf opvang of een plaats op de NSO. Daardoor ontstaat er ongelijkheid. Incidenteel is opvang mogelijk, maar uitgangspunt moet zijn, dat iedereen professionele opvang regelt voor zijn eigen kinderen.
10 10
Invoering Functiemix Op 1 juli 2008 hebben het ministerie en de bonden het ‘Convenant LeerKracht van Nederland’ ondertekend. Daarbij is afgesproken dat de schoolbesturen de komende jaren meer geld krijgen, onder andere voor de invoering van de ‘functiemix’. De functiemix moet zorgen voor een beter loopbaanperspectief voor leerkrachten en voor kwaliteitsverbetering in de school.
Wat moet ik doen bij...? Op het bestuursbureau krijgen we vaak de vraag voorgelegd - zowel van directeuren als personeelsleden - wat ze moeten doen als er sprake is van bijvoorbeeld zwangerschap of de wens om BAPOverlof op te nemen. In dit stukje wil ik iedereen informeren over de te volgen handelwijze bij bijvoorbeeld opname van ouderschapsverlof of bij een verhuizing.
Promotie Het is al langer mogelijk om een medewerker een extra periodiek toe te kennen voor een goede prestatie. Dat heet beloningsdifferentiatie. Bij de functiemix gaat het om een nieuwe mogelijkheid voor leraren: een aanstelling krijgen in een hogere salarisschaal. Er zijn straks drie functies voor leerkrachten in het basisonderwijs met de benaming LA, LB en LC. Elke ‘trede’ hoort bij een hogere salarisschaal. De financiële middelen daartoe zijn beperkt.
Voor het aanvragen van de diverse soorten verloven moet er altijd een schriftelijk verzoek, met akkoord van de directeur, aan de afdeling P&O worden gezonden. Het gaat om de volgende verlofsoorten: BAPO, betaald- en onbetaald ouderschapsverlof, kort- en lang buitengewoon verlof, spaarverlof en Levensloop. Verzoeken voor zwangerschaps- en bevallingsverlof moeten ook schriftelijk worden aangevraagd bij de afdeling P&O en dienen altijd vergezeld te gaan van een verklaring van een verloskundige.
Functie-eisen De functiemixregeling geldt uitsluitend voor leerkrachten, ook als die in deeltijd werken. Voor de nieuwe LB-functie of LC-functie zijn een aantal eisen vastgesteld: • minimaal 50% van de aanstelling les geven; • HBO-plus denk- en werkniveau door het volgen van relevante cursussen of masterclasses; vooral op de gebieden rekenen, taal, zorg en onderwijs-achterstanden (bij zo’n scholing kan de Lerarenbeurs worden ingezet: de overheid stelt daarvoor eenmalig een bedrag van € 3500,- beschikbaar). • de functie moet beschreven zijn in het functieboek van het schoolbestuur. • kandidaten moeten solliciteren om in aanmerking te komen voor een functie LB of LC. Planning De invoering van de functiemix begint op 1 augustus 2010. De voorbereidingen vinden plaats in 2009. Op 1 augustus 2014 moet de hele operatie voltooid zijn. Dan is op bestuursniveau de verhouding tussen de verschillende aanstellingen als volgt: 58% LA, 40% LB en 2% LC.
Personeelsleden die gebruik willen gaan maken van FPU of de pensioenregeling dienen dit ook schriftelijk aan ons kenbaar te maken. Datzelfde geldt voor personeelsleden die ontslag willen nemen. Vergeet niet rekening te houden met de opzegtermijn. Tot slot wijs ik nog op het belang van het tijdig doorgeven aan de afdeling P&O of aan ons administratiekantoor OOG van mutaties zoals een verhuizing, geboorte van een kind, wijziging in burgerlijke staat of het wijzigen van een bank- of girorekeningnummer. Deze mutaties worden door ons administratiekantoor direct verwerkt in het personeels- en salarisadministratiesysteem.
Blijven er nog vragen over? Bel of mail: 020–5776047, e-mail:
[email protected] Tima Baar, Afdeling P&O
Personeel aan de Amstel
Beleidskeuzes Elk team krijgt dus te maken met nieuwe functies. Die worden vastgesteld door het bestuur, in overleg met de (G)MR. De personeelsgeleding daarvan kan gebruik maken van het instemmingsrecht op het bestuursformatieplan, het aanstellingsbeleid en de scholingsregeling. Het bestuur kan de functies overnemen zoals die al door de bonden bedacht zijn, maar kan ook zelf functies vaststellen op grond van ‘erkenning van verworven competenties’, de EVC-procedure. Het zijn beleidskeuzes die in het aankomend schooljaar gemaakt moeten worden, want op 1 augustus 2010 moet duidelijk zijn wie de speciale functies gaan innemen. De schoolbesturen kunnen daarbij richting geven aan hun beleid, bijvoorbeeld door een school een extra impuls te geven door middel van een groter aantal LB-functies. Ook andere vragen moeten worden beantwoord: of de leeftijd een rol speelt bij de nieuwe aanstelling, of invallers ook een LB-functie kunnen krijgen en hoe de afvloeivolgorde moet worden aangepast. Er is zelfs een voorbehoud: op dit moment is nog niet duidelijk of de geplande invoering van de financiële functiemix haalbaar blijft.
Wie meer wil weten over de functiemix kan kijken op de speciale website van het ministerie van onderwijs: http://functiemix. minocw.nl/. Daar kun je de school kiezen en dan zie je hoeveel formatie er nu is en op hoeveel mensen met een andere salarisschaal je straks kunt rekenen.
11
Taal Drukken 12
[Redactie] Vertellen wat je ziet of hebt meegemaakt, dat proberen te onthouden en aan elkaar doorgeven is in veel landen de meest gebruikelijke manier van leren. Van die vertelcultuur zie je aspecten terug in de taalvorming in de Boekmanschool. Taalvorming gaat uit van de eigen ervaringen van het kind. Door te vragen aan de kinderen iets precies te beschrijven worden gewone belevenissen bijzonder. Vertellen over iets eenvoudigs geeft houvast, zeker voor meertalige groepen. Limograaf Het doorgeven van taal een beelden gebeurt door reproductie. Dat kan op allerlei manieren: van stempelen tot stencillen. Scholen die zich bezig houden met taaldrukken gebruiken ook een ‘limograaf’: een soort stencilmachine. Een klein stencil wordt tegen de onderkant van een klapraampje, waarop een gaasje zit, geplakt. Met een roller wordt de stencilinkt aangebracht. De kinderen kunnen het zelf doen. Van de afdrukken worden boekjes gemaakt die dienst doen in de leeshoek of door kinderen worden voorgelezen aan de groep. Suzanne: “De verwondering van kinderen zit hem in de reproductie. Ze snappen het proces, maar ze voelen het toch als een ander product.” Het Boekman Boek Op een instructieavond van Taaldrukken voor ouders werd enkele jaren geleden het idee geboren om nog een stap verder te gaan en een eigen ‘BoekmanBoek’ samen te stellen. Daarvan verschijnt dit schooljaar zelfs al het derde exemplaar – dit keer met het thema ‘de buurt’. Anneko: “Er wordt nu aan de opmaak gewerkt en het team weet nog niet hoe het er uit gaat zien. Ze zijn wel nieuwsgierig en
speculeren over de kleur van de omslag. Dit keer gaat het er echter heel anders uitzien, dikker en kleiner, dus ze zullen verrast zijn.” “Alle kinderen van de school vinden iets van zichzelf terug in het boek, vertelt Suzanne, “Elk kind heeft een eigen pagina. We weten hoe trots ze daar op zijn. Het boek ligt naast het bed en ouders lezen er graag uit voor.” De productie is gemakkelijk “We vragen de klas om teksten en tekeningen,” gaat Suzanne verder. “De teksten worden digitaal gemaakt, de ouders scannen de tekeningen, en intussen wordt het contact gelegd met de drukker, die even enthousiast is als wijzelf. Wij zorgen zelf voor de eindredactie. Spelfouten mogen, kromme zinnen niet. Tot slot maken we het boek op. Daarna checken we tien keer de namenlijsten van de kinderen, want het zal je toch niet gebeuren dat je een kind vergeet!” De ouders hebben het boek altijd moeten kopen. “Anders krijg je er de kosten nooit uit,” aldus Anneko. “We laten de ouders vooraf inschrijven, en daardoor weten we zeker dat de oplage niet te groot is. Als je de werkzaamheden dus goed verdeelt en je weet een enthousiaste drukker te vinden, is het écht een haalbaar initiatief.” “Ik zou willen dat ik als kind zo’n boek had gekregen,” verzucht Suzanne met tevredenheid.
Naar een nieuwe strengheid? Minister Plasterk schreef recent een pleidooi voor meer in het onderwijs. Daarin suggereerde hij ‘dat je al het onplaatsen op een as tussen twee uitersten: het ontplooiingsmoinstructiemodel’. Hij bepleitte in dat kader de terugkeer naar een derwijs waarbij de instructie vanuit de leerkrachten centraal staat. zwakkere leerlingen zou dit van groot belang zijn. Zij leren meer nen een heldere structuur bij de hand worden genomen en duigeïnstrueerd. Hij sloot daarbij aan bij constateringen van de inhet huidige onderwijs niet altijd uit het kind gehaald wordt wat vaak ontbreekt aan een taakgerichte werksfeer en er teveel tijd lesvormen verloren gaat. Tenslotte signaleerde hij in op ontplooiderwijssystemen dat leerlingen te weinig worden aangesproken op en hun gedrag. Dit artikel riep de volgende reacties in mij op.
strengheid derwijs kunt del en het vorm van onVooral voor de wanneer zij bindelijk worden spectie dat er in er in zit, het te door inefficiënte ingsgerichte onhun prestaties
Bove-landers
Twee ouders van de Boekmanschool tekenen opnieuw voor de uitgave van het ‘Boekman Boek’. Al voor het derde jaar verschijnt een boek met taaldrukken van - en voor - alle kinderen. Suzanne Holtzer is hoofdredacteur Nederlandse literatuur bij De Bezige Bij en Anneko Feiz grafisch ontwerpster. Beiden hebben dus ervaring met het maken van publicaties. Maar ze geven aan dat het voor élke school een haalbaar initiatief is.
Enerzijds betrapte ik mijzelf op een regelmatig ja-knikken bij het lezen van het pleidooi voor meer structuur, duidelijke instructie en effectief gebruik van de onderwijstijd. Het bevestigde mijn eigen ervaringen met verbetertrajecten. Daarbij bleek dat het gedrag van leerkrachten essentieel is voor de kwaliteit van de onderwijsprestaties. Daarvoor moet de leerkracht een helder beeld hebben van het doel van de onderwijsactiviteiten, weten welke vorm van instructie voor welke leerlingen effectief is en hoe een taakgerichte werksfeer te organiseren. Tenslotte is de leerkracht cruciaal voor het scheppen van een pedagogisch klimaat waarbij heldere afspraken en een duidelijke bewaking daarvan leiden tot een stimulerende leersituatie. Bij mijn bezoeken aan scholen overvalt ook mij soms wel het gevoel dat ons onderwijs op deze punten verbetering behoeft. Anderzijds beviel me ook iets helemaal niet aan het betoog van onze minister. Hij vervalt opnieuw in een simplistisch model-denken, waarbij zaken tegenover elkaar worden gesteld die elkaar mijns inziens helemaal niet uitsluiten. Want effectief onderwijs bestaat niet alleen uit duidelijke en herhaalde instructie. Het vraagt ook om een bevordering van eigen initiatief, verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de leerling. Het gaat in het onderwijs immers niet alleen om kennis en vaardigheden maar ook om houding en gedrag. Die laatste twee aspecten bevorder je niet met instructie maar door een pedagogische aanpak die gericht is op de brede ontwikkeling van de individuele leerling. En daar zit mijn tweede bezwaar tegen het betoog van Plasterk. Hij maakt een eenzijdige karikatuur van het begrip ‘ontplooiing’. Daarbij kijkt hij alleen naar die onderwijssystemen waarbij het kind wordt beschouwd als een ‘zaadje’ dat bij voldoende positieve omstandigheden vanzelf uit zal groeien tot een bloeiende plant. Dat is een vrijblijvende onderwijsvisie die niet de basis is en ook niet kan zijn van ons onderwijsaanbod. Wat mij betreft gaan we uit van een vorm van ontplooiing waarbij de leerkracht door het geven van het goede voorbeeld, het inspireren en kritisch bevragen en het bieden van uitdagende werkvormen, de leerling in staat stelt een eigen invulling te geven aan de geboden ruimte. Die creatieve ruimte voor de leerling moet er dan in ons onderwijs wel blijven.
13
Maart 2009 reisden 23 directeuren van OOadA naar New York en Milwaukee. Met het Strategisch Beleidsplan in het achterhoofd keken ze hoe de scholen in Amerika hún doelen trachten te bereiken.
Op bezoek bij de scholen Thérèse: “Ze zaten voor ons klaar met een vlammend verhaal. Onder de indruk van het enthousiasme en de gedrevenheid. ‘Show and Tell’ ten voeten uit!”
Aandachtspunten voor de studiereis waren er genoeg: kwaliteitszorg, het schoolprofiel, personeelsbeleid, huisvesting, voor- en vroegschoolse educatie, taakbeleid, arbeidsvoorwaarden, ouderbetrokkenheid, passend onderwijs, kleurrijke scholen, segregatie, gezonde financiën, dagarrangementen, brede scholen. De onderwerpen werden tijdens het directieoverleg verdeeld en elk onderzoeksteam zorgde na afloop van de studiereis voor verslaggeving. De deelnemers waren onder de indruk van wat ze meemaakten en dat resulteerde in 23 met ideeën gevulde hoofden, een Powerpointpresentatie, een lijvig rapport en vele gigabytes foto’s. Jacqueline Bosma (De Parel) en Thérèse Heine (12e Montessori De Stern) kozen 12 markante foto’s.
Denken in mogelijkheden
Achieve Thérèse: “Dit zegt wel zo’n beetje alles over het organiseren van zo’n reis met elkaar, het beleven ervan en de stimulerende bezoeken die we hebben afgelegd.
14 14
Trots Thérèse: “De kinderen, alle medewerkers, iedereen straalt trots uit. Trots op wat je kunt, trots op je eigen achtergrond en op de school waar je werkt. Dat is geweldig, maar het roept ook wel iets van ‘kromme tenen’ op. Ik heb daar echt over zitten denken. Ik vind wel dat je heel positief mag zijn over jezelf en dat mogen we best meer uitdragen dan we doen.” Jacqueline: “Ook de directeur is trots en verwacht dat ook van zijn kinderen. Dat doet wat met ze; dat motiveert. Het gaat om het belang van ‘je gewaardeerd voelen’. Wij benoemen vaak de dingen die niet goed gaan. Daar buiten ze uit wat goed gaat en genieten daar van. Je ziet dat allemaal terug aan de presentaties op de muren. Enorme aantallen prikkels in de klaslokalen en gangen nodigen uit om gewoontes in te slijpen.” Thérèse: “Presentaties aan de wanden vind ik prachtig, maar al de regels en afspraken, dat zou ik niet willen. Dat voelt echt als overkill. Het is soms een beetje veel van het goede: je benoemt het positieve, maar als je telkens hoort ‘Hee, wat een goede vraag!’ dan ontkom je er niet aan dat je denkt ‘Doe normaal...’”
Presentatie Jacqueline: “De ontvangst was overal vriendelijk, maar ook heel officieel. Je merkte dat er aandacht aan was besteed. Dat is een logisch gevolg van het wervende karakter dat de scholen uitstralen: ze willen laten zien hoe goed ze het doen. Er wordt enorm veel energie gestoken in het presenteren; ook de kinderen leren dat. Dat is dus gelijk iets wat ik meenam: één spreekbeurt is wel erg weinig.”
Complimenten Jacqueline: “Leerkrachten reageren ook verschillend op complimenten. Complimenten moet je ook kunnen ontvangen, dat kan ook nog lastig zijn.” Thérèse: “Complimenten geven is iets dat je kunt leren. Je kunt dat op een natuurlijke manier doen, en daarna zul je dat moeten blijven oefenen. Het zit niet zo in onze manier van doen.” Jacqueline: “Of daar nou een Nederlandse vorm voor te bedenken valt... Ik vind het leuk dat mensen daar zo blij zijn met kleine succesjes. Wij richten ons zo op het eindresultaat. Wij willen eerst bedenken of iets wel zal werken; zij hebben iets in hun hoofd en gaan er mee aan de slag.”
15
Financiën Jacqueline: “Er is op scholen iets van een gelijkheidsbeginsel; alles moet er voor iedereen zijn. Maar er zijn wel drie soorten uitstapjes waarbij geselecteerd wordt op talenten van kinderen en het inkomen van de ouders. Zo kun je dus als kind in Europa terecht komen, in een andere stad, of in dezelfde stad.” Thérèse: “Ik wil zeker iets gaan doen met ‘Fundraising’, dat is ook in Nederland aantrekkelijk. Er wordt daar veel geld geschonken aan scholen. Er hangen overal schenkingsbordjes, zo van ‘dit is de Mr. and Mrs. Harrisonroom’.
Kennis maken Jacqueline: “Er was al een tweedaagse geweest voor de directeuren, maar daar was ik toen nog niet bij. Ik heb ze nu betere leren kennen en dat maakt het makkelijker om contact met elkaar te leggen.” Thérèse: Met z’n allen op reis, in vliegtuig, metro, auto, bus en zelfs boot, in allerlei combinaties en settings. Gezellig en leerzaam. Je leert elkaar kennen en spreekt elkaar op een heel andere manier dan ‘thuis’. Grappig is dat je tijdens zo’n reis merkt dat mensen altijd weer anders zijn dan je ze inschat. Je moet daar voorzichtig mee zijn.”
Toetsen Jacqueline: “Er is een flinke toetsdruk: elk jaar is er een landelijke toets. En die heeft consequenties. Leerkrachten en directeuren kunnen ontslagen worden als de resultaten niet goed zijn. Haal je je targets niet, dan vlieg je er uit.” Thérèse: “Het wonderlijke is, dat het lijkt of die toetsen het onderwijs nauwelijks beïnvloeden. We hebben niet kunnen ontdekken of er wat gedaan wordt met die toetsresultaten. Er is wel gezegd dat er extra hulp wordt ingehuurd als het niet goed gaat, maar wij onderzoeken toch meer hoe je in de klas je resultaten kunt verbeteren. Dat doen we Amsterdam dus zo gek nog niet.”
Mogelijkheden Thérèse: “Je ziet dat er veel gerealiseerd kan worden door meer handen in de klas. Ik vind het leuk dat we dat ook daar weer tegenkwamen.” Jacqueline: “Je vraagt je wel af hoe ze het allemaal voor elkaar krijgen met al die medische voorzieningen, ouderkamers. We moeten toch echt op zoek naar extra financiële middelen.”
Groene kleutervingers
De binnenstad versteent, maar achter de 14e Montessorischool in de Jordaan groeit en bloeit het volop!
vrijwillige basis doet. Zo leren ze hoe erwten, worteltjes, uien en sierbloemen groeien.
Spontaan hebben de onderbouwleerkrachten daar, op een ongebruikt pleintje, schooltuinen aangelegd voor hun zes groepen. Omdat we het belangrijk vinden dat stadskinderen in aanraking komen met de natuur en dat ze weten waar hun voedsel vandaan komt. Omdat natuurbeleving een belangrijke plaats inneemt bij Montessorionderwijs en omdat het leuk en gezond is om samen buiten te werken.
Ze weten al dat je zaad zaait, maar aardappels poot. Ze ervaren dat koemest raar ruikt en dat je je klokhuis op de composthoop kan gooien. We maken leermateriaal over bloemen, planten en groenten voor in de klas. In het atrium van de school is een permanente tuintentoonstelling ingericht en wie die niet kan bezoeken, kan de foto’s op de schoolsite bekijken.
Elke kleuterklas heeft een eigen tuin. Zoals overal in de binnenstad is de grond vervuild, daarom hebben we grote bakken getimmerd. De afdeling Groen stortte, na een paar telefoontjes, gratis een berg tuinaarde voor de deur. Een buurman legde de buitenkraan aan. De ouderraad doet een duit in het zakje en we hopen op subsidie van het NME (Natuur en Milieu Educatie).
Verder houden we een logboek bij, waar alle buitenlessen over het zaaien, planten, verzorgen en oogsten in staan, evenals de lessen die in de klas gegeven zijn en fotomateriaal. Alles wat we oogsten gaan we in de klassen verwerken en samen met zoveel mogelijk buurtbewoners opeten tijdens een feestelijke picknick rond de zomervakantie.
Elke week krijgen de kinderen een tuinles van een schooltuinmedewerker, die dat op
Wil je komen kijken of meer informatie? Leuk! Mail dan naar:
[email protected].
Thérèse: “We wilden juist kijken in Amerika, omdat de problematiek daar zo groot is. Wat we hebben gezien bleek echt heel nuttig, juist omdat we ons Strategisch Beleidsplan als uitgangspunt hebben genomen. Je krijgt niet alleen nieuwe ideeën, maar je wordt ook bevestigd in wat we hier goed doen. Ik denk dat dat daar lukt omdat ze het samen doen. Wij bewaken nog vaak te veel onze eigen Toko. Je hebt duurzame partners nodig, net zoals we hier in Nederland merken bij het organiseren van dagarrangementen. Je moet samen iets opbouwen.”
16
17
Hoog inzetten Oftewel: Hoe een trendanalyse van een cognitief vakgebied leidt tot een breed gedragen verbetering van het leesonderwijs...
Taco Stroo, directeur van de Dongeschool: “Iedereen droeg dat ‘zesje’ met zich mee. We hebben een trendanalyse gedaan en daaruit bleek dat het probleem zowel in het aanvankelijk–, als het voortgezet lezen zat, met een dip in groep 4. We waren het op school al snel eens dat we daar eens grondig naar moesten kijken. Om je te kunnen uiten en je blikveld te vergroten moet je kunnen lezen. Als we ze dat niet goed aanleren, belemmeren we het welzijn van het kind. Kinderen moeten met technisch lezen zo snel mogelijk op niveau zitten, zowel met De inspectie zet al jaren met kracht in op het versterken van het technisch lezen. Eén op de vier kinderen die de basisschool verlaat, leest niet goed. Slechts 25% van de Amsterdamse kinderen verlaat groep acht met een AVI-niveau 9. ”Dat ligt vooral aan de leraren,” vindt leesdeskundige Kees Vernooy. “Zij moeten verplicht op bijles om de huidige leescrisis te bedwingen.” Uit een inspectiebezoek op de Dongeschool kwam naar voren dat het technisch lezen daar ‘een voldoende scoorde’, maar die beoordeling werd door het team opgepakt als uitdaging.
18
de leesontwikkeling als de woordenschat.” De Dongeschool organiseerde een studiedag met een leesdeskundige, Lucy Spreij. Haar boodschap is praktisch: laat kinderen zoveel mogelijk leeskilometers maken en gooi alle inkleur- en plakopdrachten die in de methode zitten er uit. Het gaat hem om het technisch lezen: het leren decoderen van woorden en het vervolgens vlot kunnen lezen van een tekst. Hij heeft het dus niet over begrijpend lezen: “Je kunt nooit goed begrijpend leren lezen, als je niet eerst goed
technisch kunt lezen.” Als je vooruitgang boekt met technisch lezen, vertaalt zich dat voor een belangrijk deel naar betere prestaties bij andere vakken. Taco: “Het was voor ons team zo’n leuke studiedag, het werd een echte stimulans om de zaken aan te pakken. De methode die we gebruikten liep goed in groep 3, maar in groep 4 waren onduidelijkheden. Ook ontbrak daar oefenmateriaal. We pakten niet alleen de zaken in vier aan, maar ook de overgang van 2 naar 3. Kinderen lopen nu mee met groep 3 en er worden oefeningen van 3 in groep 2 gedaan.” Het hele team verdiept zich nu in het leesonderwijs. De IB’ers en een aantal leerkrachten lezen boeken van Kees Vernooy. Die geven heel praktische aanwijzingen tot op weekniveau. Inmiddels wordt er met geëxperimenteerd met tutorlezen en met ‘Ralfilezen’. Daarbij werk je volgens een vast stramien met een zelfde tekst. Die moet kinderen aanspreken en een stapje boven hun niveau zijn. Met die tekst oefenen de kinderen een paar keer, ook op de ouderwetse manier van ‘koorlezen’ in een groepje. Na een week volgt een testje en zien de kinderen gelijk hoe ze vooruit zijn gegaan.” Ook de biebcommissie reageerde. Goed leesonderwijs vraagt om een uitdagende schoolbibilotheek die meer is dan een paar boekenkasten. Taco: “In de biebgroep zitten ouders en één leerkracht. Het is echt een commissie met gezag. Ik werd uitgenodigd voor een vergadering. Vijf procent van de boekencollectie is minder dan 5 jaar oud, 30% ouder dan twintig jaar en de rest tussen de vijf en de twintig jaar. Er was dus geld nodig om nieuwe boeken aan te schaffen en ik stelde voor dat de commissie een plan zou opstellen. Eigenlijk had ik gedacht dat ik dan wel een A4tje zou krijgen, maar er lag al snel een complete beleidsnota op mijn bureau met aanbevelingen hoe geld moest worden gevonden. Voor dat plan heb ik een goede financiering gezocht.
NOG HOGER, IN DE KLEINE REUS Na 6 maanden stofhappen, gehak en geboor, werd onze gymzaal opgeleverd. Er was veel opwinding, want naast de basket een schommel en electrisch bedienbare touwen, hadden we ineens ook een echte klimwand. De animo om gelijk tot aan het plafond te klimmen was erg hoog. Het liefst willen de kinderen elke gymles klimmen. Nu klimmen de kinderen nog halverwege; op alle steunen, alleen de gele of de rode, hoe moeilijk ze het zelf willen. Als de gymleerkrachten volgend jaar een klimcertificaat hebben, mogen de kinderen met tuigjes helemaal naar boven. Anja Goossens
Martijn Stormmesand, van het bestuursbureau, hoorde dat en sprong daar weer op in. Het leek hem goed als álle directeuren daar samen afspraken over zouden maken. In plaats van dat iedereen zo zijn eigen potjes zoekt, zouden er 23 kwaliteitsbibliotheken moeten zijn. De directieleden zullen nu afspraken maken hoe er geld kan worden gereserveerd en de aanschaf en afschrijving geregeld kan worden. Taco: “Grappig hè, hoe zo’n bal verder rolt in de organisatie?”
19
Elke jonge generatie kent zo zijn eigen problemen. Vaak lossen die problemen zich in een periode van 10 jaar vanzelf op, maar soms blijven ze ook hardnekkig aan een generatie kleven. Zo behoort een deel van de huidige Amsterdamse basisschoolleerlingen tot de ‘wachtlijstgeneratie’. Vanaf het moment dat een kind geboren wordt en zelfs al daarvoor staan veel meer kinderen dan je zou wensen op één of meerdere wachtlijsten. En eigenlijk is dat onbegrijpelijk in een moderne stad als Amsterdam. In onderstaand artikel geef ik u een kort verslag van hetgeen ik in de afgelopen 10 jaar heb waargenomen als leraar, directeur en bestuurder in het Amsterdamse basisonderwijs. Om te beginnen zie je vanaf begin jaren ´90 een grote toename van het aantal gezinnen in de Amsterdamse binnenstad, maar zeker ook in de stadsdelen daar direct omheen. Kijk bijvoorbeeld naar de samenstelling van buurten zoals het Oostelijk Havengebied, De Watergraafsmeer, De Jordaan, De Pijp, Westerpark, Oud West, De Rivierenbuurt en nu IJburg. Veel meer hoger opgeleide ouders kozen voor de stad, terwijl men in de jaren daarvoor bij gezinsuitbreiding verhuisde naar de tuinsteden of nog verder weg. Er zijn veel verklaringen voor die verandering, maar belangrijkste is dat het leefklimaat in de stad sterk was verbeterd en er meer (koop)woningen kwamen voor gezinnen. De Gemeente droeg daar zeker aan bij en voerde een actief beleid om deze jonge gezinnen in de stad te houden. Nu lijkt het alsof er tot die tijd helemaal geen kinderen in de stad woonden. Natuurlijk was Amsterdam ook daarvoor al behoorlijk kinderrijk, maar de groei van het aantal gezinnen in
20
bovenstaande buurten had behoorlijk wat gevolgen voor de voorzieningen zoals opvang en onderwijs. Zo kreeg menig ouder al ruim voor de geboorte van zijn/haar kind te maken met de wachtlijsten voor een kinderdagverblijf. Om die wachtlijst te trotseren moest een ouder langer verlof opnemen, een dagverblijf kiezen dat ver buiten de eigen buurt lag of een oppas aan huis regelen. Daarmee was het nog niet voorbij, want nauwelijks bekomen van de bevalling werden ouders al opgeschrikt door het volgende probleem: de basisschoolkeuze. Normaal gesproken doe je dat als een kind 2 à 3 jaar is. Dan oriënteer je je op de scholen in de buurt en probeert een keuze te maken die bij het kind past. Een flinke groei van basisscholen in bovenstaande buurten was het gevolg en helaas ontstonden er ook wachtlijsten. Dat werd mede veroorzaakt omdat veel basisscholen buurtgebonden zijn en zich houden aan een postcodegebonden plaatsing. In de praktijk kwam ik ouders tegen die mij vol ongeloof aankeken in 2000 toen ze met hun 3-jarige peuters tijdens een Open Dag op basisschool De Achthoek in het Oostelijk Havengebied hoorden dat er wellicht de komende drie jaar geen plaats zou zijn. De ruimte en groeimogelijkheden voor scholen in de stad is beperkt en bijbouwen kost tijd. Gelukkig zijn veel basisscholen in de gelegenheid gesteld om uit te breiden of worden op dit moment verbouwd, maar daar heeft een deel van huidige basisschoolgeneratie geen profijt meer van. Als kinderen eenmaal op de basisschool zitten doemt er alweer een nieuwe wachtlijst op en wel bij de naschoolse opvang. Veel ouders werken allebei meerdere dagen
per week en zijn dus aangewezen op die naschoolse opvang. Nu geldt die wachtlijst natuurlijk niet voor alle dagen en is ook niet overal even lang, maar over het algemeen is zeker in bovenstaande buurten nog een aanzienlijk tekort aan plaatsen. De toenmalige minister zag ook dat dit landelijk een groter probleem werd en heeft in al haar wijsheid de scholen toen maar medeverantwoordelijk gemaakt voor deze opvangtaak. Daarmee is het probleem niet zomaar opgelost. Dat scholen in toenemende mate actief meedenken over dagarrangementen en naschoolse activiteiten leidt zeker tot verbetering, maar de grootste knelpunten zijn toch dat de meeste schoolgebouwen niet geschikt zijn voor naschoolse opvang en er onvoldoende geschoold personeel is voor het opvangwerk. Overigens heeft deze generatie na schooltijd last van nog meer wachtlijsten, want ook bij zwemles, voetbal, muziek of andere activiteiten is er vaak onvoldoende capaciteit. En als je dan zo´n beetje alle wachtlijsten hebt gehad ontstaat aan het eind van de basisschool een nogal ernstig probleem en dat is de zoektocht naar een geschikte school voor voortgezet onderwijs. Het zoeken van die school is vaak niet het probleem, maar de plaatsingsregels leiden wel degelijk tot steeds groter wordende problemen in Amsterdam. En dat beperkt zich niet tot die nieuwe groeigebieden, maar dat is een stedelijk probleem aan het worden. Tot begin jaren ´90 was het zo dat basisscholen en het voortgezet onderwijs gezamenlijk overleg voerden over het schooladvies van een leerling en zo kon iedereen redelijk naar wens geplaatst worden. Er waren toen nog veel voortgezet onderwijsscholen met een breed aanbod van VMBO-T (MAVO) tot Gymnasium. Toenmalige brugklassen
De WACHTLIJST GENERATIE van Amsterdam Herbert de Bruijne
boden kinderen de gelegenheid om zich in één of twee jaar verder te ontwikkelen en daarna maakte men een weloverwogen keuze voor de vervolgrichting. Onder aanvoering van de toenmalige wethouder Van der Aa wilde het voortgezet onderwijs het basisschooladvies en de aannameprocedure beter structuren en vooral ook objectiveren. Basisscholen waren daar niet tegen en conformeerden zich aan de nieuwe afspraken. Daarmee was de huidige kernprocedure een feit. Afspraak was ook dat alle scholen de Cito-eindtoets zouden afnemen, maar het schooladvies zou bindend blijven. Alleen bij een grote afwijking tussen schooladvies en uitslag zou, in onderling overleg, aanvullend getoetst worden. Die kernprocedure heeft een aantal jaren redelijk gefunctioneerd. Helaas leidt de procedure in toenemende mate, in combinatie met een groei van het aantal basisschoolleerlingen o.a. in bovenstaande gebieden, tot meer selectieve plaatsing, meer wachtlijsten en meer lotingen. Deze laatste wachtlijstproblematiek wijkt echter wel af van de eerdere voorbeelden. Het aantal leerlingplaatsen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs is namelijk niet te klein, maar men is zich in de afgelopen vijf jaar in toenemende mate gaan specialiseren waardoor er minder keuze is. We zien een toename van het aantal categorale gymnasia en zelfs ook atheneumscholen. Deze scholen voorzien in een groeiende behoefte naar meer VWO-onderwijs in Amsterdam. Als reactie daarop zien we dat de brede scholengemeenschappen zich ook meer willen toeleggen op uitbreiding van hun specifieke VWO-afdelingen, maar dit gaat vaak wel ten koste van hun HAVO- en VMBO-T afdelingen. Is die groeiende vraag naar meer VWO, maar ook HAVO onver-
wacht? Nee, zeker niet als je kijkt naar het toenemend aantal leerlingen met hogere Cito-eindtoetsresulaten de afgelopen jaren. Maar niet elke leerling is geschikt voor zo´n categorale school en het basisonderwijs wil leerlingen graag een passend advies geven. Zo´n advies kan ook uitkomen op: VMBOT/HAVO of HAVO/VWO met alle gevolgen van dien: De kernprocedure voorziet wel in het onderling overleg, maar als het erop aankomt selecteren VO-scholen in toenemende mate de beste VWO-leerlingen. Regels van de kernprocedure worden door het voortgezet onderwijs steeds vrijer geïnterpreteerd en men stelt eigen aanvullende regels op. Daarmee brengen zij ouders en basisscholen in grote problemen. Er wordt steeds meer druk uitgeoefend op leraren in groep 8 om toch vooral ongedeelde VWOadviezen te geven. Kans op meeloten wordt daarmee vergroot. Met een HAVO-advies werd het de laatste jaren al moeilijker om een plaats vinden, maar zelfs met een HAVO-VWO advies is het dit jaar lastig om een school naar keuze te vinden terwijl er feitelijk genoeg leerlingplaatsen zijn. Verzoek aan het voortgezet onderwijs is dus om zo spoedig mogelijk vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen. Creëer meer mogelijkheden voor HAVO en VWO in deze stad. Liefst in combinatie met VMBO-T en beter verspreid over de stad. Leerlingen voortgezet onderwijs zijn niet zo buurtgebonden als basisschoolleerlingen, dus waarom geen dependance van het Barlaeusgymnasium in Bos en Lommer of een dependance van het Fons Vitea op IJburg?
singen of misschien zelfs stopzetting van de huidige kernprocedure. Veel basisscholen in Amsterdam houden zich nog strikt aan de regels van de kernprocedure, maar de behoefte om evenals het Voortgezet Onderwijs eigen aanpassingen te maken is groot. Alternatief is bijvoorbeeld dat basisscholen medio groep 8 een voorlopig advies geven, begin mei doen de kinderen de Cito-eindtoets en daarna volgt eind mei een definitief advies. Dan volgt automatische toelating door het Voortgezet Onderwijs en indien gewenst voert men daar incidenteel toelatingstoetsen in. Kritiek van scholen van voortgezet onderwijs hierop is dat het advies dan te laat komt, in verband met de planning. Ik kan niet beoordelen of dat zo is, maar in het MBO, HBO of de universiteit lukt het wel om na de uitslag van de examens (is zelfs later dan eind mei) de plaatsing af te ronden voor de zomervakantie. De wachtlijstgeneratie bestaat nu zo´n beetje 12 jaar en dat is voor een moderne stad als Amsterdam eigenlijk al veel te lang. Oproep aan de gemeente en de partners is dan ook om de groep wachtenden de komende jaren niet uit te breiden, maar vooral te verkleinen door beter in te spelen op veranderingen in bevolkingsopbouw.
De huidige wachtlijstproblematiek en de onzekere lotinguitslagen zijn uiterst onwenselijk en zullen ook leiden tot aanpas-
21
PAROOL: AMSTERDAM - Bijlesklas voor hoogbegaafd kind
OOadA in de MEdiA
Venster sluiten
Bijlesklas voor hoogbegaafd kind
PAROOL: MEDIA - Zwart en wit op de Oscar Carréschool
04-06-09 16:50
Venster sluiten
Zwart en wit op de Oscar Carréschool De dag in groep 8 van juf Lieke begint met een kringgesprek. Denken de kinderen wel eens over wat ze over 25 jaar zullen doen? Lara wil advocaat worden, Annas arts en Elijah zakenman. Honkballen in het park, elkaar portretteren bij tekenles en een huilende Mathilde omdat ze door twee klasgenoten aan haar haar is getrokken. De Oscar Carréschool in De Pijp is een school als alle andere. Alleen bij de voorbereidingen voor het kerstdiner valt op dat het hier om een 'gemengde' school gaat, met allochtone en autochtone leerlingen: na beraad besluiten de leerlingen dat het varkensvlees op een aparte tafel komt te staan.
Hoogbegaafde kinderen hebben het in normale basisscholen vaak moeilijk. Zij doorlopen de lesstof veel sneller dan anderen, vervelen zich en vinden vaak ook geen aansluiting bij hun klasgenootjes. Foto ANP
De basisschool waar Bregtje van der Haak voor haar documentaire Groep acht gedurende vier maanden opnamen heeft gemaakt, is niet toevallig gekozen. Zoon Louis zit daar in groep twee.
Hoogbegaafde kinderen hebben het in normale basisscholen vaak moeilijk. Zij doorlopen de lesstof veel sneller dan anderen, vervelen zich en vinden vaak ook geen aansluiting bij hun klasgenootjes. Een hoge intelligentie lijkt een luxeprobleem, maar kan tot schooluitval, gedragsproblemen, onderpresteren en depressie leiden.
Van der Haak had een genuanceerd beeld over moslims en de Koran overgehouden aan documentaires die ze over de Arabische wereld had gemaakt. Na berichten in de media dat de kloof tussen 'witte en zwarte scholen' was toegenomen, besloot ze deze documentaire te maken. Hij wordt als eerste in een drieluik over onderwijs, diversiteit en excelleren uitgezonden in Tegenlicht. ''Ik wil laten zien hoe het is. Er zijn veel meer verschillen tussen de leerlingen dan hun huidskleur. Dat is niet echt een issue. Het beeld dat van gemengde scholen bestaat, is volgens mij vaak veel te simpel. We moeten misschien het idee loslaten dat een school met veel allochtone leerlingen dús een achterstandsschool is, waar het onderwijs dús slechter is en waar zwarte en witte kinderen dús als twee kampen tegenover elkaar staan.'' De Oscar Carréschool reageerde voorzichtig toen Van der Haak met haar idee aanklopte. ''Vroeger waren het twee achterstandsscholen met vooral allochtone kinderen. De directrice heeft zich erg ingezet om witte ouders te trekken. Ze was dus heel behoedzaam. Maar uiteindelijk heeft de school alle medewerking verleend.'' Ouders en leerlingen hebben de uitzending onlangs al gezien. ''Na afloop vertelden ouders me dat ze het mooi vonden te zien hoe goed hun kinderen met elkaar omgaan. De nieuwe generatie past zich aan.'' Ze merkt dat ook aan haar zoon. ''Hij schr eeuwt gerust naar zijn overblijfjuf die vijfhonderd meter verderop staat: 'Fatimaaaaa!' Hij schrikt niet van een hoofddoek.'' (ELINE BESSELINK)
22
Tegenlicht: Groep acht, Ned. 2, 20.55 uur. HET PAROOL. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN.
AMSTERDAM - Negentig hoogbegaafde basisschoolleerlingen in Zuid en Noord kunnen de komende drie jaar één dag in de week naar een speciale school. De proef met deze Day a Week School moet in januari beginnen.
Onderwijsadviesdienst ABC, de gemeente, de katholieke scholenkoepel Asko en de stichting Openbaar Onderwijs Aan de Amstel besloten subsidie aan te vragen voor een project, waarbij superslimme leerlingen van verschillende basisscholen elkaar één dag in de week in een aparte klas ontmoeten. Ze krijgen daar, is het plan, niet alleen nieuwe, uitdagende lesstof, maar leren er ook hoe ze moeten leren als de lesstof wél moeilijk wordt. Ook treffen de hoogbegaafde leerlingen er gelijkgestemden en leren ze omgaan met de niveauverschillen in het normale leven. Door geen aparte basisscholen op te richten, maar de leerlingen vier dagen in de week in de eigen school te houden, willen de betrokkenen een tweedeling in het onderwijs tegengaan. Vooralsnog gaat de proef voor bovenbouwleerlingen van start met zes klassen, twee in stadsdeel Noord en vier in de zuidelijke stadsdelen Oud-Zuid en Zuideramstel. Per klas is plaats voor ongeveer vijftien kinderen. Als de proef in de zo van elkaar verschillende stadsdelen een succes is, willen de betrokken PAROOL: AMSTERDAM - Bijlesklas voor hoogbegaafd kind partijen de Day a Week School ook in andere wijken en voor kinderen van alle scholen realiseren. http://www.parool.nl/parool/article/print/detail.do?language=nl&navigationItemId=4&componentId=243341&title=&navigation=
Vorige week spraken docenten, schoolleiders en deskundigen op het gebied van hoogbegaafde leerlingen met elkaar in de Rode Hoed over de nieuwe Day a Week School. Ook de bedenkers, Aileen Hoare en Carol Cummings waren aanwezig om uit te leggen wat het vijf jaar geleden in Engeland bedachte concept precies inhoudt. (MARIEKE MONDEN) HET PAROOL. ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN.
23
Rianne van Ham gaf de cursor door aan Inge Kaczmarek. Zij werkt op de Notenkraker als groepsleerkracht. Je werkt op een vreedzame school. Is dat een keuze van je? Ik ben absoluut erg gecharmeerd van de methode ‘de vreedzame school’. Toch is dat niet doorslaggevend voor mij geweest om op de Notenkraker te gaan werken. Wat deze school voor mij extra aantrekkelijk maakt is de inzet van de ‘kunstdocenten’ en de samenwerking daarmee. Wat vind je het leukst tijdens je werk? Het leukst tijdens mijn werk blijft toch nog altijd de interactie met de kinderen. Ook leuk en inspirerend is het werken met al de collega’s, oude rotten in het vak maar ook de net startenden.
Wie zou je graag nog een keer willen spreken? Ik zou heel erg graag één van mijn grootouders (vader van vaders kant) willen spreken. Als jonge jongen te voet uit Polen gekomen en in de mijnbouw terecht gekomen. Ik had hem willen vragen naar zijn familieherinneringen en naar zijn herinneringen aan Polen. Tja dat zoeken naar de roots... Over welk boek kun jij enthousiast vertellen? Ik lees op dit moment een werkelijk prachtig boek van Amos Oz, ‘Een verhaal van liefde en duisternis’. Ik heb het nog niet uit maar kan nu al vertellen dat dit een boek is die je niet mag overslaan. Een autobiografie die je veel leert over de eerste generaties joden die in Israël zijn komen wonen. Waar heb je nog altijd moeite mee? Ik heb nog altijd moeite met besluiten/ uitingen die gemotiveerd worden met: ”Zo doen we dat nu eenmaal altijd”. Mijn motto is: Niets is voor altijd. Elke (nieuwe) situatie vraagt om een eigen (nieuw) antwoord.
Wat zit er in je lunchtrommeltje? In mijn lunchpakket zitten altijd boterhammetjes (volkoren met zonnepit) met vegatarisch broodbeleg. Fruit, tomaten en komkommer. Wat heb je onlangs voor het eerst gedaan? Ik ben onlangs voor het eerst bij een manueel therapeut geweest. Ik vrees dat dat alles te maken heeft met het feit dat ik schijnbaar niet meer ongestraft van alles tegelijk kan blijven doen. (Naast mijn lesgeven werk ik sinds kort ook als tuinvrouw op een monumentale begraafplaats) In welk restaurant kom je graag terug? Dat is nu typisch iets voor mij om niet te weten hoe dat ontzettend leuke, gezellige en authentieke tapasbarretje ook alweer heet. In ieder geval zit het in een zijstraat van de Elandsgracht (eerste of tweede Looiersdwarsstraat?). Een echte tapasbar waar de kok ofwel luidkeels zingt of tussen de bedrijven door de gitaar pakt. Allemaal erg Spaans, vooral aan te bevelen op regenachtige Nederlandse grauwe dagen. Wie klikken we de volgende keer aan en waarom? Ik wil graag Anja Goossens aanklikken, zij is adjunct op De Kleine Reus. Zij is ooit op de Burghtschool als stagiaire bij mij in de klas terecht gekomen en sindsdien een erg goede vriendin van mij gebleven.
Aangeklikt
Welk kind speelt een rol in je leven? Na bijna 25 jaar in het onderwijs weet ik het nu wel zeker : elk kind is uniek; ook al lijken sommige aspecten steeds weer terug te komen. Welk kind een rol in mijn leven speelt? Als eerste natuurlijk mijn eigen twee kinderen en daarnaast al de kinderen die op dat moment in mijn klas zitten, spelen, werken, klieren en lachen.