Jesaja 43:1,2
Houten, 26 okt. 2008
Gez. votum Vredegroet Z. Ps.100 Ps.147 (Ps.vanNu) GK 147 (Maak muziek) Wetslezing Z. GK 157 (Vader, vol van vrees..) Doopform. III Doop van Imre Matthias Heijstek Z. Gk 124 Jouw leven staat) Gebed L. Jes.43:1-21 Z. Ps.118:1,6, 10 T. Jes.43:1-3a Woordverkondiging Z. Opw.488 Gebed Collecte Z. Ps.106:1,2,22 Zegen
Op de doopkaart die meestal aan de doopouders wordt gegeven na de doop, staan die heel bekende woorden: Ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij! Dat is een prachtige tekst. In dit hoofdstuk kom je meer van die teksten tegen. Woorden die mensen bemoedigen. Opbeuren. Woorden die mensen zoals wij altijd weer nodig hebben. Vanmorgen werd Imre gedoopt. Er werden die woorden gezegd: Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En daarmee klonken al die beloften mee, die God aan mensen doet. Beloften, die voortkomen uit het verbond dat Hij met mensen aanging. Een verbond, zo sterk als God zelf is. Want het zijn Zijn woorden immers. Woorden waarvan we belijden: God laat geen van zijn woorden ter aarde vallen… Je bent van mij. En dat zegt God. Onze Vader in de hemel. De Almachtige. De Schepper van al wat is en was en komen zal. De God die regeert en een nieuwe toekomst aan het voorbereiden is. Die God, onze Vader zegt het: Je bent van mij. Hij zegt het, tot ons en onze kinderen. Ook voor br en zr.Wittekoek is het een bijzondere tekst. 50 Jaar geleden was het hun trouwtekst. En hun hele leven lang is die tekst als het ware het fundament onder hun samenleven geweest. In gezondheid en ziekte, in goed en in slechte tijden… Wat is God goed geweest in zijn liefdevolle zorg. God onze Vader zegt: Je bent van Mij. Hij zegt het steeds opnieuw, tegen ons en onze kinderen. Het is schitterend. Toch, er zitten voor ons gevoel in elk geval twee kanten aan. Een kant die vragen oproept: kan dat zo maar gezegd worden, want raak ik mijn vrijheid dan niet kwijt? Een kritische vraag dus.
Er is ook die kant van geborgenheid: als ik van God ben, ben ik geborgen, onaantastbaar. Het gevoel en de wetenschap dus van: beter kan het niet: er wordt van Bovenaf zorg voor mij gedragen. GODS EIGENDOM ZIJN: EEN GEWELDIG GESCHENK 1. wonderlijk, en 2. vragend om reactie
Het is weliswaar een heel bekende en aansprekende tekst, maar is het allemaal ook wel vanzelfsprekend? Als je het wonder, het verbazingwekkende van deze woorden uit het oog verliest, is het geloof in God waarschijnlijk lauw geworden. Het roept maar weinig meer bij je wakker aan geloof, aan hoop en aan liefde. Terwijl dat juist op de voorgrond staat. De situatie waarin deze woorden klinken is een heel aparte. Het gaat over God en zijn volk. Over hun onderlinge verhouding. Daar waren vanuit het verleden van ver weg en dichtbij heel wat opmerkingen over te maken. In hoofdstuk 42 ligt de nadruk op een geweldig verstoorde verhouding. Er was dat verbond tussen God en zijn volk. Een verbond waarin beloften meeklonken van Gods kant en van de kant van zijn mensen. Beloften van vrede en voorspoed van Gods kant. Beloften van geloof, van hoop en van liefde van de kant van zijn mensen. Zoals dat nog het geval is. Als je goed geluisterd hebt naar het lezen van het formulier van de doop, heb je diezelfde dingen gehoord. Verbond is geen verwennerij van Gods kant. Hij legt zijn volk niet in de watten door te zeggen: wat er ook gebeurd en hoe je ook bent… het is altijd goed, want ik hou van je. Hij is uit op het hart van zijn mensen, groten en kleinen. Hij is uit op liefde en leven in zijn nabijheid. Een vertrouwd omgaan met elkaar in woorden en in daden. Wie zo leeft, heeft het goed met de HEER. In alle dingen. Israël, het volk van God, had dat naast zich neergelegd. Ze waren er tenminste niet langer van onder de indruk. Ze zijn hun eigen weg gegaan. Ze wilden hun eigen vrijheid. Daar paste God niet langer bij. De Heer had hen op allerlei manieren gewaarschuwd. Je leest in het slot van cp. 42, dat ze door wat God had gedaan en gezegd zelfs in brand hadden gestaan, om zo te zeggen, maar ze hadden het genegeerd. Geen boodschap meer aan Boven. Wel boodschap aan zichzelf. God was aan de rand van het leven komen te staan. Je maakt als mens immers zelf je leven? Daar kun je toch voor kiezen? Het gaat om jouw verantwoordelijkheid en het gaat om jouw vrijheid. En meestal is God dan een lastige factor. Zo zie je dat om je heen gebeuren. Nog steeds. Je leeft zoals jij wilt, en daar moet niemand zich tegen aan bemoeien. Er zijn wel eens onzekere dingen en natuurlijk, je gaat ooit een keer dood, maar de tijd die je hebt, moet je uitbuiten. Leven man, zoals jij dat wilt. Wat moet je dan met God en zijn regels? Met zijn normen en zijn waarden? Vrijheid, blijheid. Een goed leven. Dat was toen bij het volk van God niet anders. Maar dat hadden ze geweten! God had zich laten gelden met woorden en straffende daden. Hij wilde zijn mensen niet kwijt. Maar geholpen had het weinig tot niets. Als je je hart dicht doet voor God, kun je als mens ook hard worden voor God. Dan pak je zijn liefde niet meer op, ook niet vanuit de dingen die gebeuren en je in feite aan het denken moesten zetten. Dat zie je hier gebeuren. Wie kiest voor vrijheid zonder God, verliest Hem en raakt zijn waarachtige vrijheid kwijt. Je wordt slaaf van jezelf, je eigen verlangens, begeerten. Slaaf van Gods tegenstander. En waar dat op uit loopt? Op desillusies, verlorenheid. Verbittering en tenslotte de dood.
Zonder God is er geen leven. Nu kon je verwachten dat God in hoofdstuk 43 (onze menselijke indeling hoor, in het Hebreeuws loopt het zonder meer in elkaar over), er voorgoed een einde aan zou maken. Dat Hij zou zeggen: het zwaard erover; weg ermee. Het houdt allemaal eens en voor altijd op. Zoals dat ooit in een heel ver verleden gebeurde in al die jaren voor de zondvloed. Toen kwam ook inderdaad Gods oordeel. Dat zouden we logisch gevonden hebben. Maar dat gebeurt niet. Het lijkt wel alsof God bij zichzelf een knop omdraait. Er klinkt een boodschap van hoop! Niet bang zijn… Ik heb je gemaakt, van oude tijden af ben ik je God en ik heb je bij je naam geroepen; je bent van mij! Het klinkt vol liefde. Zoals geliefden dat tegen elkaar zeggen: “je bent van mij’’. Dat is de toonzetting, Gods niet te verklaren liefde. En dan in zo’n setting! Eerlijk gezegd… daar begrijp ik niks van. Dat God zo kan zijn. Dat is onmenselijk in de goede zin van het woord. Dat is echt goddelijk. Er is maar één woord dat hier past: genade. Goedheid en liefde en trouw die je niet verdiende. Dat gaat zelfs –zou je denken – uit boven de letterlijke woorden van het verbond dat God sloot met zijn volk. God gaat terug naar het begin van zijn volk. Daar stond Hij. Hij gaat verder in de geschiedenis (Jacob) en daar stond Hij. Hij gaat verder in de tijd, mogen wij zeggen, Jezus Christus kwam, en daar stond Hij. Hij ging door tot en met je eigen leven en daar staat Hij! En Hij zegt het: Mijn eigendom ben je. Wees niet bang… Hoor je het goed? Je bent van Mij! Wees niet bang! Niet bang zijn? Niet bang zijn voor God als Hij terecht zo gekwetst is over hoe je met Hem omging? Gods liefde is plotseling overweldigend groot. Zijn liefde bedekt tal van zonden; ze rekent het kwaad niet toe ( 1 Kor.13). Onbegrijpelijk. Hoef je daar niets voor te doen? Nee, aanvankelijk niet. Maar als deze woorden je hart niet doen ontvlammen voor Hem in liefde, dan heeft de angst echt wel een plaats en terecht. God is geen doetje. Geen soort sinterklaas, die wel dreigt, maar nooit zijn dreigement ten uitvoer brengt. Maar God wil er de andere kant mee op. Vs. 21 zegt: Dit is het volk dat Ik me gevormd heb: het zal mijn lof verkondigen. Daar gaat het God altijd weer om. Om zijn lof uit mensenmond. Vanwege zijn trouw aan het verbond dat Hij sloot en zoals Hij dat nog doet met mensen. De doop is daarvan het teken en zegel. Het heet niet voor niets: verbond van Gods genade! Geen mens komt dat toe; niemand kan dat claimen. Het wordt je aangeboden. Beloofd en toegezegd. En daarom: niet bang zijn. Ik heb je bij je naam geroepen. Hardop en luidkeels. God zegt nog steeds: je bent van Mij. 2 En jouw antwoord, wat is dat? Is dat: kan me niet schelen; u ziet maar. Mijn vrijheid is me te lief…? Of laat je je raken tot in het diepst van je hart: Heer, u bent mijn leven, de grond waarop ik sta… Mijn leven vind ik in U. Ik prijs u. U wil ik loven… Uw liefde is zo wonderlijk… Maak me een nieuw mens, uw Geest, Heer, laat die me beheersen… Dan voel ik uw kracht en stijg op als een arend.
Dan zweef ik op de wind, gedragen door uw Geest en de kracht van uw liefde. Hou me vast, heel dicht bij uw hart… Heer, leer mij uw wil, zodat ik U steeds dienen kan en elke dag mag leven door de kracht van uw liefde…. En dan? Maakt dat leven dichtbij God ons tot zulke zweverige mensen? Hoofd in de wolken? Mij kan niets meer overkomen? Nou, nee dus. Want God belooft ons geen rozentuin. Hij belooft ons Zichzelf. Dat lees je ook: al moet je door het water, door het vuur – en lees de geschiedenissen van Israël er maar op na in de Bijbel – Ik ben bij je. Dat is iets om goed over na te denken. Sommige mensen zeggen: het klinkt wel mooi: je bent van Mij, maar wat heb je er dan aan als er toch van alles in je leven over je heen spoelt en je zelf dreigt meegesleurd te worden. Wat moet je met mooie en warme woorden als het niks concreets oplevert? Wat heb je aan God als je toch je kind moet missen, je man of je vrouw, of als je toch in een rolstoel terecht komt? Moet je daarvoor geloven in God? Zijn liefde loven? Kan Hij niks tegen al dat kwaad, die golven van treurigheid, de rampen, de haat en de ontwortelde machten? Waarom laat Hij dat allemaal gebeuren? Heb je daar een antwoord op, Jesaja? Want dat zouden we dan toch wel heel graag willen weten. Het is bijna goedkoop om te zeggen: niet bang zijn, je bent van Mij en tegelijk het kwaad zijn gang laten gaan… Ja, die reactie snappen we. Dat begrijpen we heel goed. Maar tegelijk is dat de belofte van God: Ik ben er bij. Bij jou. Ik trek je er door heen, til je er boven uit. Vertrouw me. Bouw op me. Ik ben je Verlosser. De God van je leven en zelfs van je sterven. Het paradijs… dat komt! God is bezig aan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. En dat Hij Zichzelf aan ons geeft, in Jezus Christus, die de weg tot Gods hart open maakte, dat is genoeg. Dat zal genoeg zijn. Gods genade… dat is het. God zelf! Mijn genade is u genoeg, zei Hij tegen Paulus toen die met dezelfde vragen worstelde (2 Kor.12). Was dat zoethoudertje? Werd de man daarmee afgescheept, om zo te zeggen? Waarachtig niet. God geeft zichzelf. En als Hij voor ons is, wie of wat zal dan tegen ons zijn? Glansrijk overwinnen, meer dan overwinnaars, schrijft diezelfde Paulus, die zoveel lasten droeg dat hij het typeerde als het beuken van de duivel op zijn ziel en op zijn lijf… Dus het antwoord van God is nooit: dit gebeurt hierom of daarom Het antwoord van God is altijd weer: Ik ben er in Jezus Christus. Vertrouw Me. Ik maak leven en toekomst voor je. Ik ben je God, je redder. Dat is het. Je hart blijft onrustig in je, totdat het rust vindt in God. Overgave… ken je dat? Dan ontdek je: Heer als ik aan uw voeten ben Dan wijken trots en twijfel Voor de kracht van uw liefde. En daarom zeggen ook: houd me vast. Alleen red geen mens het.
Maar God zegt: al zou je hele wereld op zijn grondvesten staan te trillen: Ik ben er bij. Ik laat je niet vallen. Dus verkondig mijn lof, waar dan ook, hoe dan ook. Daar heb je toe gevormd, bestemd. In Jezus Christus, onze Heer. En uit monden van mensen als wij blijft het klinken, zelfs vanuit de diepten: Heer, U bent mijn leven. De grond van mijn bestaan. U omsluit me van achter en van voren U legt uw hand op mij, Wonderlijk, zoals u me kent Het gaat mijn begrip te boven (Ps.139) Heer, God, u prijzen wij, U loven we. Wees dichtbij Met die kracht van uw liefde.