Jaarverslag leerplicht
schooljaar 2007—2008
1
Jaarverslag leerplicht Inhoudsopgave INLEIDING Hoofdstuk 1 taken van de gemeente 1.1 Algemeen Maatschappelijke zorgfunctie 1.2 1.2.1 Registrerende en controlerende functie 1.2.2 Justitiële functie 1.2.3 Voorlichtende functie 1.2.4 Preventieve en curatieve functie 1.2.5 Signalerende functie 1.2.6 Beleidsontwikkelende functie 1.2.7 1.3 specifieke taken van de leerplichtambtenaar Besluitvormende functie inzake vervangende leerplicht (art 3) 1.3.1 Besluitvormende functie inzake verlof voor meer dan 10 schooldagen 1.3.2 Opsporingsbevoegdheid 1.3.3 1.4 Taakbeschrijving en regeling bevoegdheden Ambtsinstructie 1.4.1 Mandaatregeling 1.4.2 Hoofdstuk 2 Inhoudelijke beschrijving rechten en plichten leerplicht 2.1 Vrijstelling van de plicht tot inschrijving Lichamelijke of psychische ongeschiktheid 2.1.1 Bedenkingen tegen de richting van het onderwijs 2.1.2. Onderwijs in het buitenland 2.1.3 Trekkend bestaan 2.1.4 Leerplichtigen die ander onderwijs volgen 2.1.5 2.2 Toelating, schorsing en verwijdering Toelating 2.2.1 Schorsing 2.2.2 Verwijdering 2.2.3 Voortgezet onderwijs 2.2.3.1 Primair onderwijs 2.2.3.2 Doubleren 2.2.4 2.3 Vervangende leerplicht en speciale trajecten Vervangende leerplicht 14 jarigen en ouder 2.3.1 Vervangende leerplicht 16 jarigen 2.3.2 Leerwerktraject VMBO 2.3.3 VAVO 2.3.4 2.4 Vrijstelling tot geregeld schoolbezoek Ziekte 2.4.1 Religieuze feestdagen 2.4.2 Vakantie buiten de schoolvakantie 2.4.3 Andere gewichtige omstandigheden 2.4.4 Bijzondere talenten: Sport en kunst 2.4.5 Regeling 5 jarigen 2.4.6 2.5 Verzuim en sanctiemogelijkheden Absoluut verzuim 2.5.1 Relatief verzuim 2.5.2 Zorgverzuim 2.5.3 Luxe verzuim 2.5.4 Extra vakantie 2.5.5 Ziekteverzuim 2.5.6. Overtreding arbeidsverbod 2.5.7 Sancties 2.5.8 Nalatigheid schooldirecteuren en de gevolgen 2.5.9
schooljaar 2007—2008
2
Jaarverslag leerplicht Hoofdstuk 3 OVERLEGSTRUCTUREN, NETWERKEN EN SAMENWERKINGSVERBANDEN 3.1 Ingrado 3.2 Regionale samenwerking leerplichtambtenaren regio Noord Kennemerland 3.3 Regionaal Meld- en Coördinatiepunt 3.4 ZAT Berger scholengemeenschap en Adriaan R. Holstschool , Petrus Canisius college 3.5 Jeugdveiligheidsoverleg 3.6 Buurtnetwerk Bergen, Egmond en Schoorl,Groet 3.7 Justitieel casusoverleg 3.8 Trajectbegeleider, Jongerenloket, CWI 3.9 Rebound voorzieningen 3.10 Inspectie Hoofdstuk 4 LEERPLICHTBELEID 4.1 Landelijk specifiek leerplichtbeleid Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) 4.1.1 Landelijk Werkverband Voortijdig Schoolverlaten 4.1.2. Handhaven op niveau 4.1.3 Extra maatregelen tegen schooluitval 4.1.4 Aanpassing Leerplichtwet 2007 4.1.5 Invoering centrale registratie verzuimmeldingen 4.1.6 4.2 Landelijk jeugdbeleid gerelateerd aan leerplicht Taskforce Jeugdwerkloosheid 4.2.1. Operatie Jong 4.2.2. Zorgstructuren in en om de school 4.2.3 Landelijk project ZioS 4.2.4 Onderwijsnummer 4.2.5 Elektronisch Kinddossier en Verwijsindex 4.2.6 Wet op de jeugdzorg en Wet Maatschappelijke Ondersteuning 4.2.7 4.3 Overzicht aandachtpunten landelijk beleid Hoofdstuk 5 REGIONALE ONTWIKKELINGEN 5.1 Zorg Advies Team Primair Onderwijs 5.2 Samenwerking VO/SVO Noord Kennemerland 5.3 Afstemming leerplicht, RMC Noord Kennemerland 5.4 ROC Opleidingen 5.5 Regionalisering Leerlingenadministratie voortgezet onderwijs 5.6 Verzuimregistratie 5.7 Bureau Halt 5.8 Openbaar Ministerie Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8 6.9 6.10 6.11
AANDACHTPUNTEN LEERPLICHTBELEID BERGEN Inschrijving 4-jarigen In- en uitschrijving en op scholen Verzuimmeldingen (Buitengewoon) verlof aanvragen Invoering ZAT’s in het basisonderwijs Reboundvoorzieningen, opvang zorgleerlingen, alternatieve leer/werktrajecten Preventie jeugd Functioneren RMC Invulling nieuw landelijk leerplichtbeleid Ambtsinstructie Knelpunten
BIJLAGEN
Leerplicht in cijfers Leerplicht en geschiedenis Leerplichtwet 1969 per 01-08-2008 Ambtsinstructie leerplichtambtenaar gemeente Bergen 2006
schooljaar 2007—2008
3
Jaarverslag leerplicht INLEIDING Voor u ligt het jaarverslag over het schooljaar 2007-2008 van de gemeente Bergen. Het leerplichtbeleid staat niet op zichzelf. Net als het onderwijs en de zorgstructuur rond het onderwijs is ook leerplicht een wezenlijk aandachtgebied voor het gemeentelijke jeugdbeleid. In het jaarverslag zijn veel onderwerpen toegelicht die specifiek te maken hebben met de invulling van de Leerplichtwet. Het doel van dit jaarverslag is primair om deze specifieke leerplicht onderwerpen te verhelderen en uit te werken naar actiepunten. Een groot aantal onderwerpen en ontwikkelingen heeft weliswaar een sterke samenhang met leerplicht maar is vooral ook onderdeel van het algemene landelijke beleid en de koers rondom jeugd/jongeren. Een strikte scheiding tussen leerplicht en jeugdbeleid is niet te maken. Bij leerplicht gaat het altijd om jeugd en bij jeugd gaat het grotendeels over leerplichtige kinderen of jongeren waarvoor een nieuwe kwalificatieplicht dan wel leer/werkplicht geldt. Dit jaarverslag moet daarom in samenhang gelezen worden met de kaders die opgenomen zijn in het WMO (wet maatschappelijke ondersteuning) beleidsplan zijn opgenomen. In artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 staat beschreven dat burgemeester en wethouders jaarlijks (vóór 1 oktober) aan de gemeenteraad verslag uitbrengen over het in het laatst afgesloten schooljaar gevoerde leerplichtbeleid. Dit jaarverslag geeft een inzage in de activiteiten met betrekking tot de leerplicht en geeft de cijfers en resultaten van het afgelopen schooljaar weer. Ter vergelijking zijn de gegevens van de voorgaande schooljaren indien mogelijk ook opgenomen in de tabellen. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe de leerplichtambtenaren aan. De leerplichtambtenaar heeft de belangrijke taak het recht op onderwijs dat iedere jongere heeft, te bewaken. De aanwijzing als toezichthouder geeft aan de leerplichtambtenaar de bevoegdheden die een toezichthouder heeft op grond van afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht, toezicht op de naleving. De taken van de leerplichtambtenaar zijn neergelegd in een ambtsinstructie (vastgesteld in februari 2006). In het jaarverslag wordt nader ingegaan op leerplichtorganisatie, de formatie en de taken van de leerplichtambtenaar. De leerplichtadministratie in Bergen is geautomatiseerd en gekoppeld aan de gemeentelijke bevolkingsadministratie (GBA). Er wordt gebruik gemaakt van het programma LLA4all voor de registratie van de leerplichtgegevens. In de bijlage worden leerplichtgegevens betreffende aantallen leerlingen en verzuim gepresenteerd. Het leerplichtjaarverslag wordt besloten met een hoofdstuk over (regionale) ontwikkelingen en beleidsvoornemens. Leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot 18 jaar. Vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind 5 jaar wordt tot het einde van het schooljaar waarin het 16 jaar is geworden is een kind leerplichtig. Direct na de leerplicht begint de kwalificatieplicht. Hier zit geen dag tussen. De kwalificatieplicht eindigt pas als een leerling een startkwalificatie heeft gehaald of 18 is geworden.
schooljaar 2007—2008
4
Jaarverslag leerplicht 1. TAKEN VAN DE GEMEENTE 1.1 Algemeen Het uitgangspunt van de Leerplichtwet 1969 is “de leerplicht dient een garantie in te houden dat jongeren goed worden voorbereid op hun functioneren in de samenleving van nu en morgen”. Het doel van de leerplichtwet is de borging van het leerrecht van jongeren en in het verlengde daarvan de bestrijding van absoluut en relatief schoolverzuim. Enerzijds is het streven van de overheid erop gericht om ten behoeve van jongeren een geschikt onderwijsaanbod te scheppen aansluitend op hun mogelijkheden en beperkingen, anderzijds is er de verplichting om dit aanbod te benutten. Een strikt toezicht op de leerplichthandhaving is noodzakelijk. Het toezicht op de naleving van de leerplichtwet heeft primair het karakter van maatschappelijke zorg, gericht op het beschermen en bewaken van het recht op onderwijs van leerplichtige jongeren. Er zijn 2 vormen van inbreuk op dit recht op onderwijs te onderscheiden. Te weten: • Absoluut schoolverzuim. Daarvan is sprake als een leerplichtige niet is ingeschreven op een school. • Relatief schoolverzuim. Daarvan is sprake als een leerplichtige wel op een school staat ingeschreven maar, zonder erkende reden de les- of praktijktijd verzuimt. 1.2 Algemene functies . 1.2.1 Maatschappelijke zorgfunctie. In de memorie van de toelichting op de Leerplichtwet 1969 is nadrukkelijk opgenomen dat het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 het karakter dient te dragen van maatschappelijke zorg (maatschappelijke zorgfunctie). Jongeren en ouders worden begeleid en eventueel doorverwezen. Preventie en vroegtijdige signalering van probleemsituaties zijn hierin speerpunten. Voor de invulling van deze zorgtaak wordt op diverse manieren samengewerkt met scholen en hulpverlenende instanties. In dit kader is het “samenwerken in de keten” een belangrijk item in alle plannen om ongeoorloofd schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten aan te pakken. De leerplichtambtenaar neemt deel aan diverse netwerken voor de aanpak van probleemgezinnen en –leerlingen. De school blijft primair verantwoordelijk voor de leerlingen. Het is dus van groot belang dat de leerplichtambtenaar goede en regelmatige contacten onderhoud met de “partners” binnen het veld en daarnaast “voeling” heeft met de doelgroep jongeren en hun ouders. 1.2.2 Registrerende en controlerende functie. De gemeente moet een leerplichtadministratie bijhouden (registrerende functie) waarin alle leerplichtige leerlingen zijn opgenomen die woonachtig zijn in de gemeente Bergen. Met behulp van de registratie van inen uitschrijvingen van de jongeren (en de gemeentelijke basisadministratie) kan worden gecontroleerd of alle leerplichtigen op een school of onderwijsinstelling staan ingeschreven (controle op absoluut schoolverzuim) (controlerende functie). In dit kader zijn de volgende verslagleggingen verplicht: Jaarlijks leerplichtverslag aan de gemeenteraad. Burgemeester en wethouders moeten jaarlijks vóór 1 oktober verslag uitbrengen aan de gemeenteraad over het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid en de ontwikkelingen. Verzuimopgave aan ministerie OCW: Ook moeten zij jaarlijks een opgave zenden aan de minister over de omvang en de behandeling van het aan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeente. 1.2.3 Justitiële functie. Onderzoek absoluut verzuim: De Leerplichtwet bevat een opdracht aan het college tot onderzoek naar absoluut verzuim. Deze taak is gemandateerd aan de leerplichtambtenaar. Aanspreken ouders/leerlingen op overtredingen van de Leerplichtwet: De leerplichtambtenaar heeft de bevoegdheid om personen te horen, ook wanneer deze buiten zijn ambtsgebied woon- of verblijfplaats hebben. Bij absoluut schoolverzuim of ongeoorloofd schoolverzuim dat aan de gemeente wordt gemeld, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in. Blijkt na gesprekken met de ouders/ verzorgers dat zij weigeren hun kind (of kinderen) op een school in te laten schrijven of om hen regelmatig de school te laten bezoeken, dan zendt de leerplichtambtenaar, in het uiterste geval zijn bevindingen in de vorm van een proces verbaal naar de officier van Justitie. De officier van Justitie beslist of er tot vervolging wordt overgegaan.
schooljaar 2007—2008
5
Jaarverslag leerplicht Aanspreken schooldirecties op overtredingen van de Leerplichtwet: Tegen de directeur van een school kan proces-verbaal worden opgemaakt indien hij niet voldoet aan zijn verplichtingen opgelegd in de artikelen 18 en 21, onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een leerling gedurende meer dan 10 schooldagen per jaar verlof verleent. De leerplichtambtenaar heeft toegang tot de scholen en is bevoegd om personen te horen, ook wanneer deze buiten het ambtsgebied woon- of verblijfplaats hebben. 1.2.4 Voorlichtende functie. Voor een goede uitvoering van de Leerplichtwet 1969 is voorlichting aan alle betrokkenen van essentieel belang. Betrokkenen zijn in dit geval jongeren, ouders/ verzorgers, scholen, hulpverlenende instanties, werkgevers en andere beleidsmedewerkers binnen de gemeente zelf. De leerplichtambtenaar moet op de hoogte zijn van scholingsmogelijkheden voor jongeren, opleidingen en maatschappelijke voorzieningen binnen de gemeente en binnen de regio en soms zelfs binnen de provincie. De leerplichtambtenaar is beschikbaar voor leerlingen en ouders als informatiepunt en zo nodig als vertrouwensfunctionaris. Daarvoor is leerplichtambtenaar ook feitelijk gemakkelijk bereikbaar en werkt ook outreachend. 1.2.5 Preventieve en curatieve functie. De leerplichtambtenaar tracht vooral preventief te werken door middel van structureel overleg met het brede onderwijsveld en diverse instanties als de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdzorg, jeugdhulpverlening, de (jeugd)politie enzovoorts. Schoolverzuim is in de meeste gevallen een niet op zichzelf staand probleem. Het is over het algemeen een signaal dat er meer met een jongere aan de hand is. Naar aanleiding van een melding vanuit het onderwijs of andere discipline of consultatie van de leerplichtambtenaren aan een school voor wat betreft verzuim en/of problemen gaat de leerplichtambtenaar contact zoeken en leggen met de desbetreffende jongere en de ouders/ verzorgers. De leerplichtambtenaar consulteert vroegtijdig de school bij dreigende probleemsituaties en dreigend schoolverzuim en pleegt overleg met de betrokkenen. Tevens adviseert de leerplichtambtenaar de schooldirecties en besturen een adequate leerlingbegeleiding binnen de school op te zetten. 1.2.6 Signalerende functie. Spijbelgedrag wordt gezien als een signaal, een symptoom van dieper gelegen oorzaken. De leerplichtambtenaar signaleert knelpunten die belemmerend kunnen werken voor jongeren en instellingen/ voorzieningen. Uit gesprekken verzamelt de leerplichtambtenaar zo veel mogelijk signalen en bundelt deze om tot een adequate aanpak van de problematiek te komen. Zoals: adviseren ouders en/of jongeren en eventueel doorverwijzen. Bij doorverwijzing naar bijvoorbeeld de hulpverlening worden de bevindingen van de leerplichtambtenaar besproken en wordt een hulpverleningstraject ontwikkeld. Als de leerplichtambtenaar merkt dat een jongere in strijd met de Arbeidswet 1919 werkt, dan wordt deze informatie doorgegeven aan de Arbeidsinspectie. 1.2.7 Beleidsontwikkelende functie. De werkzaamheden van de leerplichtambtenaar zijn gericht op het voorkomen van, dan wel bestrijden van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. De leerplichtambtenaar maakt daartoe voorstellen die van belang zijn voor de naleving en de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en aanverwante beleidsterreinen en adviseert belanghebbenden hierover. Op grond van het jaarverslag, maar ook op andere momenten gedurende het schooljaar worden (beleids)voorstellen gedaan tot verbetering en aanpassing van het gevoerde (leerplicht)beleid. Tevens maakt de leerplichtambtenaar voorstellen en afspraken binnen het onderwijsveld om tot betere afstemming met elkaar te komen (bijvoorbeeld met betrekking tot verzuimregistratie en aanpak, verlofregelingen, preventieve en curatieve aspecten ten aanzien van de uitvoering van de leerplichtwet). De leerplichtambtenaar adviseert scholen en besturen tot verbetering van hun verzuimregistratie en hun meldingsgedrag aan de leerplichtambtenaar.
schooljaar 2007—2008
6
Jaarverslag leerplicht 1.3 Specifieke taken van de leerplichtambtenaar. 1.3.1 Besluitvormende functie inzake vervangende leerplicht (art 3). Bij vervangende leerplicht (mogelijk vanaf 14 jaar) en bij vervangende leerplicht van het laatste schooljaar hoort de leerplichtambtenaar: • degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf • de directeur van de school waar de jongere staat ingeschreven en bij vervangende leerplicht van het laatste schooljaar de directeur van de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden en de instellingen van maatschappelijke zorg die bij de begeleiding van de jongere betrokken zijn Burgemeester en wethouders (in casu de leerplichtambtenaar) kunnen in bijzondere omstandigheden vrijstelling van de leerplicht verlenen aan kwalificatie leerplichtigen indien aangetoond wordt dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet. 1.3.2 Besluitvormende functie inzake verlof voor meer dan 10 schooldagen. De directeur neemt zelf een besluit over een verlofaanvraag voor een periode van maximaal 10 schooldagen. Als een aanvraag voor verlof vanwege ‘‘andere gewichtige omstandigheden’’ meer dan 10 schooldagen beslaat, wordt de aanvraag doorgestuurd naar de leerplichtambtenaar van de woongemeente. In de meeste gevallen zal deze zich door de schoolleiding laten adviseren alvorens een besluit te nemen. Over het algemeen zal er sprake zijn van een medische of sociale indicatie en geldt dat een verklaring van een arts of sociale instantie noodzakelijk is waaruit blijkt dat verlof noodzakelijk is. Deze beslissingsbevoegdheid wordt door de wet rechtstreeks toegekend aan de leerplichtambtenaar (attributie). Het betekent dat de leerplichtambtenaar hierbij zelf als bestuursorgaan in de zin van de Awb optreedt. Dus ook bij behandeling van een bezwaar. Het is niet zo dat de ambtenaar dan zonder aanwijzing zou kunnen handelen; hij blijft onderdeel van de ambtelijke organisatie en valt onder de normale gezagsverhoudingen. 1.3.3 Opsporingsbevoegdheid. Voor een adequate uitvoering van de juridische functie is het dus noodzakelijk dat de leerplichtambtenaar de wettelijke opsporingsbevoegdheid heeft als Buitengewoon Opsporingsambtenaar (boa). De Leerplichtwet gaat in feite uit van de aanwezigheid van de opsporingsbevoegdheid door te bepalen dat de leerplichtambtenaar bij overtredingen proces-verbaal opmaakt. De leerplichtambtenaar die tevens de bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar heeft, blijft voor zijn hele functieomvang onderdeel uitmaken van de gemeentelijke organisatie. Waar het gaat om de specifieke activiteiten in het kader van de opsporing van strafbare feiten (overtreding van de leerplichtwet) gelden de regels die het Wetboek van Strafvordering en de Politiewet aan boa’s opleggen; de officier van justitie kan in dit verband aanwijzingen geven en is toezichthouder op het functioneren als boa. 1.4 Taakbeschrijving en regeling bevoegdheden leerplichtfunctie Bergen. 1.4.1 De ambtsinstructie. In de ambtsinstructie die burgemeester en wethouders verplicht moeten vaststellen, wordt expliciet aangegeven hoe de leerplichtambtenaar de aan hem opgedragen taken moet uitvoeren. Binnen de kaders van deze instructie neemt de leerplichtambtenaar wel zelf een besluit over concrete zaken (verlofaanvragen en proces-verbaal bij overtredingen). De beslissingsbevoegdheid ligt bij deze zaken nadrukkelijk bij de leerplichtambtenaar en niet bij een ander (niet bij de sectordirecteur, de portefeuillehouder of burgemeester en wethouders). Het is niet zo dat de ambtenaar dan zonder aanwijzing zou kunnen handelen; hij blijft onderdeel van de ambtelijke organisatie en valt onder de normale gezagsverhoudingen. De speciale positie als bestuursorgaan in deze situaties betekent ook dat de leerplichtambtenaar bij een eventueel bezwaarschrift zelf een beslissing op het bezwaar moet nemen. Zie bijlage voor ambtsinstructie.
schooljaar 2007—2008
7
Jaarverslag leerplicht 1.4.2 Mandaatregeling. Bij mandaatbesluit (in de zin van de Awb) is vastgesteld dat de leerplichtambtenaar besluiten genoemd in de leerplichtwet 1969 mag nemen en ondertekenen namens het college. Onderstaand een overzicht van de artikelen en bevoegdheden volgens de Leerplichtwet 1969. In de mandaatregeling van de gemeente Bergen zijn bevoegdheden met betrekking tot de leerplichtambtenaar vastgelegd. Artikel Artikel 1, erkenning van een particuliere school
Beschikking in de zin van artikel 3a, 3b en 15 (vrijstelling van inschrijvingsplicht/ vervangende leerplicht) Afhandeling van beroep op vrijstellingen artikel 5 onder a,b,c en 5a (vrijstelling van geregeld schoolbezoek) Beschikking in de zin van artikel 11 onder a lid 2 Beschikking in de zin van artikel 11f of 11g (extra verlof vanwege de aard van het beroep van één der ouders, of vanwege gewichtige omstandigheden) voor ten hoogste 10 dagen. Beschikking in de zin van artikel 11g (extra verlof vanwege gewichtige omstandigheden) voor meer dan 10 dagen. Heroverwegingsbesluit artikel 11g (extra verlof vanwege gewichtige omstandigheden). Controle artikel 19 (controle op absoluut verzuim).
Bevoegdheid Leerplichtambtenaar (vraagt advies aan de onderwijsinspecteur) College, mandaat aan LPA College, mandaatregeling Directeur onderwijsinstelling Directeur onderwijsinstelling
Leerplichtambtenaar Attributie Leerplichtambtenaar Attributie College, mandaat aan LPA Uitnodiging gesprek op grond van vermoedelijke overtreding van artikel 21 Leerplichtambtenaar (ongeoorloofd schoolverzuim). Melding Raad voor de Kinderbescherming op grond van artikel 22, lid 4 of Leerplichtambtenaar zorgmelding (inzending proces verbaal bij recidive). Waarschuwing ouders in verband met ongeoorloofd schoolverzuim Leerplichtambtenaar Proces-verbaal op grond van overtreding artikel 2, 4a, 4c of 27 Leerplichtambtenaar met BOA bevoegdheid. Attributie Vaststellen ambtsinstructie College
schooljaar 2007—2008
8
Jaarverslag leerplicht 2 INHOUDELIJKE BESCHRIJVING RECHTEN EN PLICHTEN LEERPLICHT. 2.1 Vrijstelling van de plicht tot inschrijving. In de Leerplichtwet is een aantal situaties beschreven waarin ouders voor een bepaalde periode vrijstelling krijgen van de verplichting om hun kind in te schrijven. Als de kennisgeving van de ouders voldoet aan de eisen van de wet, dan leidt dit van rechtswege tot vrijstelling. De vrijstellingsgrond is dan wettelijk aanwezig. Als de ouders hun kind thuishouden, terwijl er geen vrijstelling is, is er sprake van absoluut verzuim en maakt de leerplichtambtenaar proces-verbaal op. Hieronder een opsomming van de gronden (bijzondere omstandigheden) voor vrijstelling van de plicht tot inschrijving van een kind: 2.1.1 Bij lichamelijke of psychische ongeschiktheid. Jongeren die op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt zijn om tot een school te worden toegelaten, hoeven niet te worden ingeschreven. Ouders kunnen een beroep op deze grond voor vrijstelling doen. Vrijstelling van de leerplicht wegens ongeschiktheid wordt pas verleend als een deskundige heeft verklaard dat hij deze jongere niet geschikt acht om tot een school of instelling te worden toegelaten. Deze deskundige kan een arts, pedagoog of psycholoog zijn. 2.1.2 Als ouders bedenkingen hebben tegen de richting van het onderwijs. Ouders die overwegende bedenkingen hebben tegen de richting van het onderwijs van alle scholen of onderwijsinstellingen die binnen een redelijke afstand van hun woning liggen, kunnen een beroep doen op vrijstelling van de leerplicht. Als de ouders zich beroepen op deze vrijstellingsgrond, dan moeten ze een verklaring afleggen over hun bedenkingen. De leerplichtambtenaar stelt vast of de kennisgeving voldoet aan de eisen van de Leerplichtwet. Die eisen houden het volgende in: De kennisgeving bevat de verklaring dat ouders overwegende bedenkingen hebben tegen de richting van het onderwijs op alle scholen of instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, binnen redelijke afstand van de woning. Als de ouders geen vaste verblijfplaats hebben, moet de kennisgeving gelden voor alle in aanmerking komende scholen binnen Nederland. De ouders moeten op zijn minst aannemelijk maken dat ze in een behoorlijke regio rond hun woonplaats alle scholen hebben onderzocht. De verklaring is niet geldig als de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school of een instelling van de richting waartegen de ouders bedenkingen hebben geuit. 2.1.3 Als er sprake is van het volgen van onderwijs in het buitenland. Voor kinderen die in het buitenland een school bezoeken maar als inwoner in een Nederlandse gemeente staan ingeschreven, moet door de ouders een verklaring van de buitenlandse school overlegd worden aan de leerplichtambtenaar. Ouders en leerplichtambtenaar moeten vóór het vertrek naar een school in het buitenland afspraken met elkaar maken over inschrijving en schoolbezoek. 2.1.4 Als het gezin een trekkend bestaan leidt. Er zijn twee specifieke situaties, waarin ouders op basis van hun beroep een verzoek tot vrijstelling kunnen doen: als de ouders de beroepen kermisexploitant of circusmedewerker uitoefenen. Werken allebei de ouders of werkt een van de ouders als kermisexploitant of als circusmedewerker, dan geldt van rechtswege vrijstelling van geregeld schoolbezoek voor de maanden maart tot en met oktober. De eerste voorwaarde daarbij is dat allebei de ouders tijdens die periode rondreizen en hun kind of kinderen met hen meereizen. Een tweede voorwaarde is dat de afstand tussen de standplaats en de standplaats van de ‘rijdende school’ van invloed is op de bereikbaarheid voor de leerling. Op deze vrijstelling kunnen ouders een beroep doen tot en met het schooljaar waarin het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of een startkwalificatie heeft behaald. 2.1.5 Kwalificatie leerplichtigen die ander onderwijs volgen. Kwalificatie leerplichtige jongeren die opleidingen volgen die niet onder het regulier onderwijs vallen, kunnen in bijzondere omstandigheden vrijstelling van de leerplicht krijgen. Ouders en/of de jongere moeten aantonen dat het onderwijs een voldoende alternatief is voor een gewone school of opleiding. De leerplichtambtenaar neemt een besluit over de aanvraag van de ouders of de jongere. Het besluit is vatbaar voor bezwaar en beroep (Leerplichtwet, artikel 15).
schooljaar 2007—2008
9
Jaarverslag leerplicht 2.2 Toelating, schorsing en verwijdering. De meeste leerlingen worden probleemloos tot een school toegelaten en krijgen nooit met schorsing of verwijdering te maken. Maar soms wordt een leerling niet toegelaten op een school, of ziet het bevoegd gezag (het schoolbestuur) geen andere uitweg dan een leerling te schorsen of zelfs te verwijderen. Het is dan in het belang van alle partijen - de leerling, zijn ouders, het bevoegd gezag en de school - dat de regels en procedures die de onderwijswetten voorschrijven, zorgvuldig worden uitgevoerd, en worden ingekaderd in beschreven schoolbeleid. Het bevoegd gezag van een school heeft de bevoegdheid leerlingen toe te laten, te schorsen en te verwijderen. Vaak is deze bevoegdheid echter overgedragen aan de schooldirecteur. 2.2.1. Toelating. Toelating is normaal gesproken geen probleem, maar het kan gebeuren dat een schooldirecteur (namens het bevoegd gezag) een leerling weigert toe te laten, bijvoorbeeld als deze verwezen is naar het (voortgezet) speciaal onderwijs en de school niet de juiste zorg en het juiste onderwijs kan bieden aan een leerling. Een besluit een leerling niet toe te laten moet schriftelijk aan de ouders meegedeeld worden. Het bijzonder onderwijs mag in beginsel kinderen weigeren van ouders die de grondslag van de school niet onderschrijven. Het openbaar onderwijs is in de regel algemeen toegankelijk. Voor de meeste scholen is toelating het uitgangspunt en weigering een uitzondering. Het bevoegd gezag van elke school, openbaar of bijzonder, moet helder en schriftelijk motiveren waarom een leerling niet tot de school kan worden toegelaten. De school moet een toelatingsbeleid hebben en dit consequent uitvoeren. Het beleid moet aan de ouders bekendgemaakt zijn in de schoolgids, maar in elk geval op het moment van inschrijving. De rechter hecht daar grote waarde aan. 2.2.2 Schorsing. Schorsing houdt in dat een leerling tijdelijk geen toegang heeft tot de school waar hij is ingeschreven. Een schorsing duurt - volgens de regels van het Inrichtingsbesluit wet op het voortgezet onderwijs - maximaal vijf schooldagen. De leerling moet daarna in beginsel weer toegelaten worden op school. De gedachte achter het maximum van vijf dagen is dat voortdurend serieus moet worden bekeken of de omstandigheden nog steeds zo zijn als toen de schorsing werd uitgesproken, of dat ze, bijvoorbeeld na de ‘afkoelingsperiode’ of bemiddelingsgesprekken, zijn gewijzigd waardoor de schorsing kan worden beëindigd. De invalshoek is primair het belang van de, zo veel mogelijk ononderbroken, schoolloopbaan van de leerling. Als de leerling opnieuw wordt geschorst of als de schorsing wordt verlengd, moet de schooldirecteur hiervoor een nieuw besluit nemen. Een uitzondering op de maximale duur van een schorsing vormt de schorsing die ingaat, terwijl er overleg gaande is over de definitieve verwijdering van een leerling. De schorsing duurt in dat geval net zo lang als de tijd die nodig is om over de eventuele verwijdering te beslissen. Het is wel de bedoeling van de wetgever dat ook hier het belang van de leerling steeds in het oog wordt gehouden. De directeur (het bevoegd gezag) informeert de leerling (en wanneer de leerling nog geen 18 jaar is, ook de ouders) in ieder geval schriftelijk. 2.2.3. Verwijdering. Een leerling verwijderen is een uiterste maatregel die door de wetgever aan strikte voorwaarden is gebonden. In deze paragraaf wordt daar nader op ingegaan. Voordat het bevoegd gezag het besluit tot verwijdering kan nemen, moet de leerling (ouder dan 12 jaar) en de ouders gehoord worden. Voor een leerling van het primair onderwijs moet ook de groepsleerkracht gehoord worden. Voor het voortgezet onderwijs is overleg met de Inspectie van het Onderwijs vereist, voordat er een besluit genomen wordt. Zodra het besluit tot verwijdering genomen is, informeert het bevoegd gezag de leerling/ouders en de inspectie en leerplichtambtenaar schriftelijk hierover, inclusief de redenen. 2.2.3.1 Voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs geldt een strikt uitgangspunt. Verwijdering is alleen maar mogelijk wanneer de plaatsing op een andere school geregeld is. Voor probleemleerlingen die verwijderd gaan worden, moeten oplossingen worden gezocht binnen het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs/voortgezet speciaal onderwijs. Een leerling kan in beginsel alleen definitief verwijderd worden wanneer het bevoegd gezag een andere school bereid heeft gevonden de leerling toe te laten. Voor de duur van deze zoektocht is geen wettelijk voorschrift gegeven. De redelijkheid en het primaire belang - een zo goed mogelijke schoolloopbaan van de jongere - vereisen dat de school met een behoorlijk tempo een andere school zoekt. Ouders kunnen overigens weigeren hun kind te laten inschrijven op de school die door de oude school is gevonden. De primaire verantwoordelijkheid voor inschrijving (en dus de keuze van school waar de leerling wordt ingeschreven) ligt nu eenmaal bij de ouders.
schooljaar 2007—2008
10
Jaarverslag leerplicht Dat neemt - volgens de wet - niet de plicht van de oude school weg om te (blijven) zoeken, maar het legt de verantwoordelijkheid natuurlijk wel zwaarder op de schouders van de ouders. Het kan in theorie uiteindelijk zo ver gaan dat de ouders alle mogelijke andere scholen weigeren. Er staat niet in de wet of de school in die situatie haar zoektocht kan staken, maar dit kan wel worden getoetst in een eventuele bezwaarprocedure. Overigens is verwijdering in de loop van een schooljaar op grond van onvoldoende vorderingen niet toegestaan. 2.2.3.2. Primair Onderwijs. In het primair onderwijs (en het beroepsonderwijs) geldt de regel dat de leerling verwijderd kan worden als de school zonder succes acht weken lang heeft gezocht naar een andere school. De school moet die zoektocht maken op grond van een inspanningsverplichting, en de inspanning moet daarbij aantoonbaar zijn. Zodra een andere school bereid is gevonden om de verwijderde leerling op te nemen of na acht weken, vervalt deze inspanningsverplichting. 2.2.4 Doubleren. De regels rond definitieve verwijdering van een leerling gelden ook als de leerling te lang over het onderwijs heeft gedaan en of opnieuw zou moeten doubleren. Een leerling mag na vijf jaar voortgezet onderwijs- te rekenen vanaf het ogenblik dat hij is begonnen met voortgezet onderwijs- te hebben gevolgd, geen vmbo of de onderbouw (eerste drie leerjaren) van Havo of VWO meer volgen. In artikel 27 van de Wet op het voortgezet onderwijs is dit geregeld. In hetzelfde artikel wordt een aantal uitzonderingen genoemd. 2.3 Vervangende leerplicht en speciale trajecten. Het is niet aan alle jongeren gegeven in het gangbare onderwijstraject een startkwalificatie te halen. Voor hen kan vervangende leerplicht of een speciaal traject een mogelijkheid zijn om het zicht op een startkwalificatie te houden. In dit hoofdstuk bespreken we een aantal van deze trajecten. In de artikelen 3a en 3b van de Leerplichtwet is de vervangende leerplicht voor 14-, 15- en 16-jarigen geregeld. Naast deze algemene mogelijkheid van vervangende leerplicht, is sinds 15 augustus 2003 het leerwerktraject binnen de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo in de Wet op het voortgezet onderwijs (en de Wet educatie en beroepsonderwijs) opgenomen. 2.3.1 Vervangende leerplicht 14 jaar en ouder. Vervangende leerplicht voor 14 jaar en ouder is een combinatie van onderwijs en arbeid die individueel wordt gecreëerd voor jongeren vanaf 14 jaar die niet in staat zijn het reguliere onderwijs te volgen. De Leerplichtwet spreekt in artikel 3a, lid 1 van: ‘arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs’ (geen arbeidsovereenkomst maar praktijktijd). Vervangende leerplicht voor 14- en 15- jarigen is alleen mogelijk onder de volgende voorwaarden: • Het past binnen de onderwijswetgeving. • De jongere is 14 of 15 jaar. • De leerplichtambtenaar vaststelt dat de jongere niet ( meer) geschikt is om volledig dagonderwijs te volgen. • Aan het einde van het traject de jongere toegerust is om zinvol deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer of dat hij is ingeschreven bij een vervolgopleiding waar hij/zij een startkwalificatie kan halen. De leerplichtambtenaar toetst het traject niet inhoudelijk, hij geeft toestemming dat de jongere een afwijkend traject (minder lessen) volgt. Een wezenlijk onderdeel van het traject is dat de jongere onderwijs volgt aan een school die voor het traject verantwoordelijk is (Leerplichtwet, artikel 3a.) Het traject wordt opgesteld op initiatief en verantwoordelijkheid van de huidige school van de leerling. Het traject bevat een plan van aanpak en een begeleidingsprogramma. De onderwijsdoelen en de praktijktijd zijn hierin beschreven. De leerplichtambtenaar bespreekt de voorgestelde aanpak met de school, de ouders en de jongere zelf. 2.3.2 Vervangende leerplicht 16 jarigen. Voor jongeren in het laatste jaar van de volledige leerplicht is een alternatief leertraject in een iets andere vorm mogelijk. Artikel 3b van de Leerplichtwet beschrijft een combinatie van onderwijs in deeltijd - aan een instelling voor beroeps- en volwassenenonderwijs (ROC of AOC) - met arbeid van lichte aard. De procedure die gevolgd moet worden, lijkt sterk op die van de vervangende leerplicht bij jongere leerlingen, zij het dat hier zowel de oude school als de instelling voor beroeps- en volwassenenonderwijs en de betrokken zorginstelling gehoord moeten worden. De onderwijsinstelling is hier echter, anders dan bij de jongere leerlingen, niet verantwoordelijk voor het arbeidsdeel van het leertraject.
schooljaar 2007—2008
11
Jaarverslag leerplicht De leerplichtambtenaar geeft voor deze categorie jongeren een beschikking, op basis van een verzoek tot toestemming voor vervangende leerplicht, dat door de ouders is ondertekend. De leerplichtambtenaar stelt (op grond van artikel 5 van de Leerplichtregeling) de Arbeidsinspectie op de hoogte van het feit dat de betrokken jongere een deel van de week mag werken. Voor de duidelijkheid: De leerplicht eindigt op het moment dat een leerling een startkwalificatie heeft behaald. 2.3.3 Leerwerktraject vmbo. Het leerwerktraject is een volwaardige leerroute binnen de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo. Het traject wordt met een diploma afgesloten en de leerling kan hiermee doorstromen naar een vervolgopleiding op een ROC of een AOC. Deze doorlopende leerroute moet zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen een vmbo-school en een ROC of een AOC (artikel 10b7 van de Wet op het voortgezet onderwijs). Het leerwerktraject is bedoeld voor leerlingen van 14 tot 16 jaar die door hun leerstijl niet in staat zijn het in het reguliere programma van de basisberoepsgerichte leerweg succesvol te volgen. Het leerwerktraject geeft hun de mogelijkheid een diploma te behalen in een passende leerroute. De manier van leren is praktijkgericht, zowel op school als in het bedrijfsleven, waardoor het onderwijs voor de leerling wellicht aantrekkelijker wordt. Het leerwerktraject biedt de leerling een pedagogisch-didactisch klimaat waarin wordt ingespeeld op zijn specifieke mogelijkheden, capaciteiten en belangstelling. Onderwijs op maat dus, waardoor de kans kleiner wordt dat de leerling de school voortijdig verlaat en hij eerder een startkwalificatie behaalt. 2.3.4 Vavo. (Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs). Wat betreft vavo als tweede kans onderwijs voor potentiële uitvallers uit het voortgezet onderwijs maakt de recente wettelijke regeling ‘Samenwerkingsconstructies vo-mbo’ het per 1 januari 2006 mogelijk dat een voschool bij een mbo-instelling vavo inkoopt. De jongere blijft hierbij formeel ingeschreven in het voortgezet onderwijs. Met invoering van deze wettelijke regeling is het niet meer mogelijk om uit het Educatiebudget vavo te bekostigen voor 16- en 17-jarigen. Zo wordt er voor gezorgd dat potentiële uitvallers hun diploma binnen het voortgezet onderwijs halen (voorkómen van voortijdig schoolverlaten) in plaats van als uitvaller vavo te moeten volgen ten laste van de (gemeentelijke) Volwasseneneducatie. Om in aanmerking te kunnen komen om vavo te volgen moet worden voldaan aan een viertal criteria. Deze criteria zijn regionaal afgesproken. 2.4 Vrijstelling van de plicht tot geregeld schoolbezoek. Als kinderen op een school staan ingeschreven, wordt van hen verwacht dat ze die school dagelijks bezoeken. Bij bepaalde omstandigheden – die in dit hoofdstuk worden omschreven - hoeven zij dit niet te doen. Ouders kunnen hiervoor bij de directeur van de school vrijstelling van geregeld schoolbezoek of verlof aanvragen. De leerplichtambtenaar heeft hierin slechts een adviserende rol. Gaat het om verlof voor de zogenoemde andere gewichtige omstandigheden voor meer dan tien dagen in een schooljaar (in een keer of bij elkaar opgeteld), dan is de leerplichtambtenaar bevoegd tot een besluit. In de vierde paragraaf van dit hoofdstuk vindt u voorbeelden van deze andere gewichtige omstandigheden. De wetgever heeft in de in 1994 hernieuwde Leerplichtwet nadrukkelijk níet de mogelijkheid van snipperdagen opgenomen (om bijvoorbeeld een dag eerder met wintersport te gaan om de files voor te zijn). Jongeren hebben in een schooljaar voldoende vakantie. Het staat de school uiteraard vrij een van de vakantiedagen voor dit doel in te leveren. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders terughoudend om te gaan met verlof aanvragen, en om niet meer verlof aan te vragen dan echt noodzakelijk is: in het algemeen is het niet in het belang van het kind lestijd te moeten missen! 2.4.1. Ziekte. Bij ziekte is een leerling vrijgesteld van de plicht de school geregeld te bezoeken. De ouders, of de jongere zelf als hij niet meer bij zijn ouders woont, geven aan de school binnen twee dagen kennis van de ziekte (Leerplichtwet, artikel 12). De wetgever gaat uit van de goede trouw, en dus van de geloofwaardigheid van de ziekmelding. Als de school vermoedt dat de ziekmeldingen niet kloppen, kan zij de leerplichtambtenaar vragen nader onderzoek te doen. Om uit te zoeken hoe de situatie in elkaar zit, kan deze contact leggen met de schoolarts of een gesprek voeren met de ouders.
schooljaar 2007—2008
12
Jaarverslag leerplicht 2.4.2 Religieuze feestdagen. Wanneer een leerling plichten moet vervullen die voortvloeien uit godsdienst of levensovertuiging, heeft hij recht op verlof. Per verplichting geeft de school in principe één dag vrij. In verreweg de meeste situaties is dit voldoende om aan religieuze verplichtingen te kunnen voldoen. Als de leerling gebruik wil maken van deze vorm van extra verlof, moeten zijn ouders - of de leerling zelf als hij niet meer bij zijn ouders woont - dit minimaal twee dagen van tevoren schriftelijk melden bij de directeur van de school. 2.4.3 Vakantie buiten de schoolvakantie. Voor vakantie onder schooltijd kan alleen een uitzondering op de hoofdregel (als kinderen op een school staan ingeschreven, wordt van hen verwacht dat ze die school dagelijks bezoeken) gemaakt worden als het kind tijdens de schoolvakanties niet op vakantie kan gaan door de specifieke aard van het beroep van (een van) de ouders. In dat geval mag de directeur eenmaal per schooljaar het kind vrij geven (voor maximaal 10 schooldagen), zodat het gezin toch op vakantie kan. Deze vrijstelling kan maar één keer per schooljaar worden gegeven. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat we bij die ‘specifieke aard van beroep’ vooral moeten denken aan seizoensgebonden werkzaamheden, of aan werkzaamheden in bedrijfstakken die in de vakanties een piekdrukte kennen. Ouders die vakantie buiten de schoolvakantie aanvragen, moeten verklaren dat het door de specifieke aard van het beroep van (een van) de ouders onmogelijk is in (een van) de schoolvakantie(s) van hetzelfde schooljaar met hun kind(eren) op vakantie te gaan. De ouders moeten een werkgeversverklaring overleggen (als er sprake is van loondienst) waarin de werkgever van (een van) de ouders aantoont dat hij al het mogelijke heeft gedaan de vakantie van medewerkers met leerplichtige kinderen samen te laten vallen met (een van) de schoolvakantie(s) van hetzelfde schooljaar van het kind of de kinderen en waaruit de verlofperiode van de betrokken ouder(s) blijkt. Ouders die eigen ondernemers zijn moeten een soortgelijke verklaring overleggen, waaruit blijkt het grootste deel van het inkomen in de schoolvakantie periode wordt verdiend. 2.4.4 Andere gewichtige omstandigheden. Er zijn andere gewichtige omstandigheden denkbaar waaronder de leerling vrijgesteld moet (kunnen) zijn van de plicht tot schoolbezoek. Het gaat hierbij om eenmalige gezins- en familiesituaties die buiten de wil en de invloed van de ouders en/of de jongere liggen. Wanneer de vrijstelling om ten hoogste tien dagen in een schooljaar gaat (in een keer of bij elkaar opgeteld), dan is de directeur van de school bevoegd om een besluit te nemen over een dergelijk verzoek van de ouders. Gaat het om meer dan tien dagen in een schooljaar (in een keer of bij elkaar opgeteld) dan is de leerplichtambtenaar bevoegd tot een besluit. De leerplichtambtenaar neemt pas een besluit als hij de directeur heeft gehoord. Bij een beslissing moeten de directeur van de school en/of de leerplichtambtenaar het algemeen onderwijsbelang afwegen tegen het persoonlijk belang van de jongere en zijn gezin. Uitgangspunt bij aanvragen van verzoeken om extra verlof op grond van andere gewichtige omstandigheden is dat dit verlof kan worden gegeven als hiermee een onredelijke situatie wordt voorkomen. Voorbeelden van andere gewichtige omstandigheden met een absoluut maximaal aantal schóóldagen verlof, als de dag van het feit op (een) schooldag(en) valt: • Om het huwelijk bij te wonen van bloed- of aanverwanten tot en met de 3e graad: 2 dagen. • Bij 12½ - en 25-jarige huwelijksjubileum van ouders: 1 dag. • Bij 12½ -, 25-, 40-, 50-, 60-jarige huwelijksjubileum van grootouders: 2 dagen. • Bij 25-, 40- en 50-jarig ambtsjubileum van ouders of grootouders: 1 dag. • Bij ernstige ziekte van ouders of bloed- of aanverwanten tot en met de 3e graad: duur in overleg met directeur. • Bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de 1e graad: 4 dagen. • Bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de 2e graad: 2 dagen. • Bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de 3e of 4e graad: 1 dag. • Voor verhuizing van het gezin: 1 dag.
schooljaar 2007—2008
13
Jaarverslag leerplicht 2.4.5 Bijzondere talenten: sport en kunst. Het kan voorkomen dat een jongere met bijzondere talenten op het gebied van sport en/of de kunsten geregeld de lessen moet verzuimen om iets met deze talenten te doen. De Leerplichtwet 1969 biedt hiervoor geen vrijstellingsmogelijkheid. Binnen de reguliere onderwijswetgeving kan de school afspraken maken met ouders en/of jongeren over vrijstelling van verplichte deelname aan bepaalde onderwijsactiviteiten (Wet op het primair onderwijs, artikel 41 en Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 11e). Dit zijn structurele afspraken die jaarlijks bij het begin van het schooljaar worden gemaakt. Spontane en/of incidentele verzoeken om te mogen verzuimen vallen hier niet onder. Het is belangrijk dat de jongere onderwijs volgt en een startkwalificatie haalt, en dit belang staat voorop. De school meldt aan de leerplichtambtenaar welke afspraken zijn gemaakt. Voor jongeren met uitzonderlijke talenten zijn er scholen VO die cultuur en/of sport als speerpunt hebben met een specifiek aanbod. Bijvoorbeeld: LOOT-school. Dit is een topsportschool die aangesloten is bij de stichting Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport. Op een LOOT-school kunnen leerlingen voortgezet onderwijs volgen met een aangepast programma (sportplan). LOOT-scholen maken de combinatie studie en topsport mogelijk in het voortgezet onderwijs (vmbo-havo-vwo). LOOT-scholen houden rekening met de sportieve ambities van de leerlingen door extra onderwijsvoorzieningen aan te bieden. 2.4.6 5-jarigen. Ouders van een 5-jarige leerling mogen, in goed overleg met de directeur van de school, hun kind maximaal vijf uur per week thuishouden. Mocht dit niet genoeg blijken te zijn, dan mag een directeur daar nog vijf extra uren per week bovenop doen. Deze mogelijkheid voor vrijstelling is uitsluitend bedoeld om overbelasting van het kind te voorkomen. Zodra een kind 6 jaar is, geldt de vrijstellingsmogelijkheid niet meer. 6-jarige leerlingen moeten het volledige onderwijsprogramma volgen. 2.5 Verzuim en sanctiemogelijkheden. Als een leerling de school niet bezoekt, is er sprake van verzuim. In de eerste plaats wordt een onderscheid gemaakt tussen absoluut en relatief verzuim. Binnen het relatief verzuim kan weer een onderscheid worden gemaakt tussen zorgverzuim en luxeverzuim.
2.5.1.Absoluut verzuim. Absoluut verzuim wil zeggen dat een leerling niet op een school staat ingeschreven. Om een goed inzicht te krijgen in het aantal leerplichtige leerlingen en de school die zij bezoeken houdt de leerplichtambtenaar een registratiesysteem bij. Om absoluut verzuim goed in beeld te kunnen brengen, is het van belang dat scholen in- en uitschrijvingen en mutaties tijdig (binnen 7 dagen) aan de leerplichtambtenaar doorgeven. De school houdt een registratiesysteem bij. Hierin staat naast de naam, adres, woongegevens en geboortedatum ook BSN-nummer, klassenaanduiding, achterstandscategorie, etniciteit ouders. Nadat de leerplichtambtenaar het absoluut verzuim geconstateerd heeft, onderneemt hij de volgende acties:Hij stelt een nader onderzoek in. Blijkt daaruit dat er geen grond voor vrijstelling is dan leidt dit tot een proces verbaal.
schooljaar 2007—2008
14
Jaarverslag leerplicht 2.5.2.Relatief verzuim. Van relatief verzuim is sprake wanneer een leerplichtige wel op een school staat ingeschreven maar, zonder geldige reden op grond van de Leerplichtwet, de les- of praktijktijd verzuimt. In principe moet de schooldirectie iedere vorm van relatief verzuim melden bij de leerplichtambtenaar. Er moet in ieder geval melding worden gedaan indien het verzuim plaatsvindt: * op drie achtereenvolgende schooldagen of meer; * langer dan 1/8 van de lestijd van 4 weken (Deze mogelijkheid betreft met name verzuim dat is verspreid over een langere periode). In geval van relatief verzuim worden de volgende acties ondernomen: • De schooldirectie maakt hiervan binnen drie schooldagen melding bij de leerplichtambtenaar. • De schooldirectie neemt contact op met de ouders. • Indien van toepassing geeft de schooldirectie weigering tot medewerking door aan de leerplichtambtenaar van de woongemeente. Het handelen van schooldirectie en leerplichtambtenaar is vervolgens afhankelijk van de duur en de oorzaak van het verzuim: zorg dan wel luxe. 2.5.3 Zorgverzuim. Dit type verzuim wordt ook wel signaalverzuim genoemd: ongeoorloofde afwezigheid zich uitend in spijbelgedrag zonder dat er sprake is van vakantie, maar veelal met een problematische achtergrond (b.v. problemen thuis of op school). Vooral de zorgteams vervullen een belangrijke rol in het analyseren van de oorzaken van het zorgverzuim en de oplossing ervan. Als er sprake is van zorgverzuim, worden de volgende acties ondernomen: • De schooldirectie informeert de ouders zo spoedig mogelijk en verricht onderzoek naar het schoolverzuim met als doel de leerling weer naar school te krijgen. • De schooldirectie stelt de leerplichtambtenaar van de woongemeente binnen drie dagen op de hoogte van het verzuim en de door school ondernomen acties. • De leerplichtambtenaar registreert het verzuim. Bemiddelt zonodig tussen ouders, leerling en school. Schakelt zonodig hulpverlenende instanties in. Indien nodig hoort de leerplichtambtenaar de ouders, de leerling en de schooldirectie. Weigering tot medewerking van de ouders en/of de leerling kan leiden tot een proces verbaal. De leerplichtambtenaar informeert de schooldirectie en ouders over de te ondernemen en ondernomen acties en vice versa. De afwezigheid van leerlingen kan geoorloofd zijn door een geldige reden zoals ziekte. Afwezig zijn zonder een geldige reden is ongeoorloofd schoolverzuim of spijbelen.
schooljaar 2007—2008
15
Jaarverslag leerplicht 2.5.4. Luxeverzuim. Er is sprake van ongeoorloofde afwezigheid (veelal door de ouders veroorzaakt) wanneer de leerplichtige buiten de schoolvakanties op vakantie gaat en hiervoor geen vrijstelling is gegeven In dit geval worden de volgende acties ondernomen: • De schooldirectie meldt zowel mondeling als schriftelijk binnen drie dagen ieder geval van luxeverzuim aan de leerplichtambtenaar (onder vermelding van naam, tijdvak, duur en reden verzuim). • De leerplichtambtenaar registreert het verzuim, hoort ouders, leerling en schooldirectie en maakt zonodig proces verbaal op. De leerplichtambtenaar informeert de schooldirectie en ouders over de te ondernemen en ondernomen acties en vice versa. 2.5.5. Extra vakantie Verder moet rekening worden gehouden met de volgende voorwaarden: • Om tijd te creëren voor overleg en of een eventuele bezwaarprocedure moeten ouders de vrijstelling ten- minste acht weken van tevoren bij de directeur aanvragen, tenzij ze kunnen aangeven waarom dat niet mogelijk was. Als de vakantie al is besproken en de koffers bij wijze van spreken zijn gepakt, is er geen sprake meer van open overleg. • De verlofperiode mag niet in de eerste twee weken van het schooljaar vallen. Helaas komt het wel eens voor dat een leerling of een gezinslid tijdens de vakantie ziek wordt, waardoor de leerling pas later op school kan terugkomen. Er is dan sprake van ziekte of van andere gewichtige omstandigheden. Het is heel belangrijk dat de ouders dan een doktersverklaring uit het vakantieland meenemen, waaruit de duur, de aard en de ernst van de ziekte blijkt. De eigen huisarts (of de schoolarts) moet deze verklaring toelichten en/of aanvullen. Op die manier worden mogelijke misverstanden voorkomen. De directeur van de school meldt aan de leerplichtambtenaar de toegestane of niet toegestane extra vakantie van het kind. • Een vakantie buiten de schoolvakantie kan nooit langer dan tien schooldagen per schooljaar zijn. 2.5.6 Ziekteverzuim. Als een leerling ziek is, wordt dit in de regel door zijn ouders gemeld bij school volgens de daarvoor door de schooldirectie opgestelde regels. De leerplichtambtenaar hoeft hiervan niet op de hoogte te worden gesteld. Het kan voorkomen dat er twijfel bestaat of de leerling daadwerkelijk ziek is. Met name als er vermoedens bestaan dat de ziekmelding niet terecht is en een uitvlucht is voor spijbelen dan wel dat er bepaalde problematiek achter deze ziekmelding schuilgaat. Wanneer hiervan sprake is, worden de volgende acties ondernomen: • De schooldirectie vraagt de schoolarts een onderzoek in te stellen. • Blijkt daaruit dat er sprake is van ongeoorloofd verzuim dan neemt de schooldirectie contact op met de leerplichtambtenaar. • Blijkt dat er sprake is van zorgverzuim dan legt de schooldirectie dit voor aan het zorgteam. Wij adviseren de scholen van ouders te verlangen dit eerder te doen: op de eerste schooldag dat de ziekte het kind verhindert naar school te komen. Een dergelijke termijn sluit beter aan bij de realiteit. Onder het begrip 'ziekte' valt ook het bezoeken van een arts, tandarts of ziekenhuis voor het kind zelf, voor zover dat niet buiten schooltijd kan. 2.5.7 Overtreding arbeidsverbod. Als de directeur van een school of de leerplichtambtenaar merkt dat een jongere arbeid verricht, in strijd met voorschriften die hiervoor gelden, dan laten zij dit onmiddellijk weten aan de Arbeidsinspectie. 2.5.8 Sancties. Er zijn diverse mogelijkheden om leerlingen (en ouders) aan te pakken bij verzuim. De school kan een leerling de gemiste uren laten inhalen en/of een melding doen van verzuim bij de leerplichtambtenaar. Bij een eerste verzuim wordt meestal volstaan met een waarschuwingsbrief. Mocht het verzuim aanhouden dan wordt de leerling met zijn ouders uitgenodigd voor een gesprek. Als uiterste sanctie wordt er een proces verbaal opgemaakt. Indien er sprake is van luxeverzuim wordt altijd een proces verbaal opgemaakt tegen de ouders.
schooljaar 2007—2008
16
Jaarverslag leerplicht Proces Verbaal. Proces-verbaal wordt opgemaakt als de leerling (12 jaar of ouder) en /of de ouders: • de eerste twee weken na de zomervakantie verzuimen; • niet bereid zijn mee te werken aan een oplossing van het verzuim; • er bewust aan meewerken dat het verzuim voortduurt; • zich niet houden aan gemaakte afspraken; • hun kind zonder toestemming thuishouden; • hun kind ziek melden terwijl het kind niet ziek is; • hun kind voor extra vakantie van school houden (luxe verzuim); • hun kind van school houden als verlof aanvraag niet is toegestaan. 2.5.9 Nalatigheid van directeuren en de gevolgen daarvan De directeuren van de scholen en de instellingen moeten zich aan wettelijke regels houden, als het gaat om de leerplicht en de RMC-meldingen (Regionaal Meld en Coördinatiefunctie). Wanneer zij dit niet doen, dan gaat de leerplichtambtenaar in eerste instantie na of hierbij sprake is van een vergissing of een onbedoelde fout. Als dit het geval is, geeft de leerplichtambtenaar de directeur aanwijzingen om te voorkomen dat deze vergissing of fout wordt herhaald. Wanneer echter blijkt dat een directeur bewust de regels van de Leerplichtwet overtreedt, dan maakt de leerplichtambtenaar proces-verbaal op en informeert hij de Inspectie van het Onderwijs over zijn bevindingen.
schooljaar 2007—2008
17
Jaarverslag leerplicht 3 OVERLEGSTRUCTUREN, NETWERKEN EN SAMENWERKINGSVERBANDEN. 3.1 Ingrado In 2005 is de Landelijke Vereniging voor Leerplicht Ambtenaren, de LVLA, opgegaan in een nieuwe vereniging: INGRADO. De nieuwe vereniging wil een brancheorganisatie voor haar ketenpartners zijn. Een overkoepelend ADVIES EN BELEIDS orgaan voor alle betrokkenen bij leerplicht en de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie. Regionaal overleg georganiseerd door Ingrado vindt twee maal per jaar plaats. Dit overleg is toegankelijk voor alle leerplichtambtenaren uit het arrondissement Alkmaar. De leerplichtambtenaar van de gemeente Hoorn neemt namens alle leerplichtambtenaren van het arrondissement Alkmaar deel aan dit overleg. In dit overleg informeert het bestuur van Ingrado haar leden over landelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen binnen de vereniging. Daarnaast wordt dit overleg gebruikt voor themabijeenkomsten (bv de Wereldschool) en collegiale consultatie. 3.2 Regionale samenwerking leerplichtambtenaren regio Noord Kennemerland Gemiddeld 4 keer per jaar vindt een regionaal leerplichtoverleg plaats onder voorzitterschap van de gemeente Alkmaar. Hieraan nemen de leerplichtambtenaren van Alkmaar, Bergen, Heiloo, Castricum, Langedijk, Heerhugowaard, Graft-de Rijp en Schermer, deel. De laatste twee gemeenten worden vertegenwoordigd door de leerplichtambtenaren van de gemeente Alkmaar. Middels dit overleg wordt gestreefd naar een eenduidige aanpak van het schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten in de regio. Er worden afspraken gemaakt over het te voeren leerplichtbeleid. Hierdoor ontstaat een eenduidig beleid en wordt rechtsongelijkheid voor ouders en leerlingen voorkomen. Het overleg biedt de mogelijkheid tot collegiale consultatie, het delen van deskundigheid en intervisie. Daarnaast worden instellingen uitgenodigd om presentaties te geven. Dit betreft instellingen die raakvlakken hebben met jeugd (bv. ROC, jongerenloket) 3.3 Regionaal Meldpunt- en Coördinatiepunt (RMC). De wettelijke taken op het gebied van melding en coördinatie begeleiding voor leerplichtige voortijdig schoolverlaters van 16 jaar en ouder, zijn regionaal ondergebracht bij de gemeente Alkmaar. Deze gemeente heeft voor de regio de taak gekregen om het RMC-beleid en de uitvoering daarvan te coördineren. De rijksmiddelen voor VSV/RMC worden via deze gemeente regionaal ingezet. De scholen melden alle VSV-ers bij het RMC. Voor Bergen verzorgt de gemeente Alkmaar de registratie en begeleiding van leerplichtige voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar (leerlingen zonder startkwalificatie). Meldingen van leerplichtige VSV-ers worden vanuit het RMC naar de woongemeente doorgegeven voor verdere actie. 3.4 ZAT Adriaan Roland Holst en Berger scholengemeenschap en Petrus Canisius college. Het ZorgAdviesTeam vormt een onderdeel van de leerlingenzorg. Het ZAT is een multidisciplinair team dat complementair is aan de zorgstructuur in het onderwijs. In het ZAT komen signalen over problemen van/rond leerlingen aan de orde die vragen om een bredere aanpak dan de schoolinterne zorg en/of waar de school aanvullende ondersteuning/hulp nodig acht. Daarmee heeft het ZAT een koppelfunctie tussen onderwijs en jeugdzorg/hulpverlening. De school kan dan een beroep doen op de expertise die verzameld aanwezig is in het ZAT. Het ZAT kan vervolgens de interne zorgstructuur en de aanwezige expertise binnen de school verder versterken door o.a. een terugkoppeling van de uitkomsten van het ZAT-overleg met de school te communiceren. In de ZAT-samenwerkingsovereenkomst wordt dan ook een aantal afspraken gemaakt op grond waarvan zowel de school als het ZAT zelf houvast heeft en krijgt om de hulpvragen zo goed mogelijk uit te voeren en helderheid te verschaffen over de rol, taak, werkwijze van het ZAT zelf en de verbinding met de school-interne begeleiders. In het ZAT team van de Adriaan Roland Holstschool (ARH), Berger scholengemeenschap (BSG) en Petrus Canisius college (PCC) nemen onderstaande personen/instanties, al naar gelang behoefte, deel: zorgcoördinator, afdelingsleiders, vertegenwoordiger schooldirectie, politie, GGD-arts, Bureau Jeugdzorg, leerplichtambtenaar, Rima (maatschappelijk werk), schoolpsycholoog. Per school en schooljaar vindt dit overleg circa 5 á 6 keer plaats.
schooljaar 2007—2008
18
Jaarverslag leerplicht 3.5 Jeugdveiligheidsoverleg Dit overleg behandelt en bespreekt zaken die buiten de reikwijdte van het ZAT liggen en is op lokaal niveau gericht op jongeren met problemen en het optimaliseren van kansen voor risicojeugd. Iedere deelnemer (jeugdcoördinator politie, coördinator jongerenwerk, beleidsmedewerker jeugd, ambtenaar openbare orde en veiligheid en leerplichtambtenaar)van het overleg kan vanuit zijn professie jongeren of kwesties inbrengen. Deze worden dan besproken zodat iedereen van elkaar weet wat te doen en eenduidigheid te scheppen zodat niet diverse instanties met een jongere/zaak bezig zijn zonder dit van elkaar te weten. In dit netwerk worden jongeren besproken die bijvoorbeeld in een andere gemeente op school zitten, maar overlast en zorg geven in de woongemeente. Het overleg is school overstijgend en heeft betrekking op de (vrije) tijdsbesteding van jongeren in de leeftijd van 0 tot 21 jaar. Eind 2006 is het jeugdveiligheidsoverleg gestart met als doel de overlast gevende en leerplichtige jongeren in beeld te krijgen en met behulp van alle partijen grip te krijgen op deze jongeren, zodat voortijdig schoolverlaten wordt voorkomen. 3.6 Buurtnetwerk. In het schooljaar 2005-2006 is er een buurtnetwerk <12 jaar gestart in Egmond, in het schooljaar 2006-2007 is gestart met het buurtnetwerk <12 jaar in Schoorl/Groet en tenslotte is in het schooljaar 2007-2008 gestart met het buurtnetwerk in Bergen. In dit overleg nemen alle disciplines deel, die met jongeren beneden de leeftijd van12 jaar werken. Leerlingen ouder dan12 jaar kunnen wel besproken worden, als hiertoe aanleiding is. De leerplichtambtenaar neemt deel aan dit netwerk met als doel om problemen van jeugdige leerplichtige leerlingen in een vroeg stadium te signaleren en voortijdig schooluitval te voorkomen of tot een minimum te beperken. Daarnaast is het overleg bedoeld om alle betrokken deelnemers te informeren en de informatie op elkaar af te stemmen, zodat een goed functionerend vangnet ontstaat. Deelnemers buurtnetwerk zijn: Buro Jeugdzorg, Politie, Leerplichtambtenaar, schooldirecteuren basisonderwijs, GGD, stichting kinderopvang, peuterspeelzalen, opvoedsteunpunt, Rima, Thuiszorg, jongerenwerk, bibliotheek, Brijderstichting, vereniging dorpsbelangen, huisartsen en beleidsmedewerker gemeente. Overleg vindt 3 keer per jaar plaats. 3.7 Justitieel casusoverleg. In het justitieel casusoverleg worden individuele zaken besproken van jongeren tussen de 12 en 18 jaar die met politie in aanraking zijn gekomen. Als regel komen alleen de zaken aan de orde die door de officier van justitie worden afgedaan, geen Halt- afdoeningen. Deelnemers aan het overleg zijn onder andere het Openbaar Ministerie, de politie en de Raad voor de Kinderbescherming. De leerplichtambtenaar stemt met de casusregisseur van Raad voor de Kinderbescherming af over de wenselijke aanpak en rolverdeling. Door de werkwijze en de frequentie van het casusoverleg kan de jongere sneller worden bestraft en de ondersteuning krijgen die hij nodig heeft. 3.8 Trajectbegeleiders, jongerenloket en CWI De leerplichtambtenaar heeft als eerste de zorg voor de aangemelde leerplichtige voortijdige schoolverlaters. Is voor de leerplichtige voortijdige schoolverlater de route ‘terug naar onderwijs’ niet aan de orde, dan wordt de jongere door de leerplichtambtenaar overgedragen aan trajectbegeleiding. De trajectbegeleiders van het RMC zijn er voor jongeren van 16 tot 23 jaar, die zonder ‘startkwalificatie’ het onderwijs hebben verlaten. Zij bieden intensieve begeleiding en leiden hen met behulp van diverse instrumenten, terug naar een vorm van onderwijs. Dat kan een full time onderwijs traject zijn, maar ook een werkend leren traject. Jongeren die niet (meer) onderwijsgericht zijn maar over onvoldoende vaardigheden beschikken om zonder hulp de arbeidsmarkt te betreden èn geen uitkering hebben, kunnen ook begeleid worden door de RMC. De hulp is een praktische vorm van ondersteuning aan de jongere bijvoorbeeld bij het maken van een scholings- of arbeidskeuze, het regelen van tussentrajecten of een training gericht op het aanleren van (beroeps)vaardigheden, het opstellen van CV’s en begeleiding bij sollicitatiegesprekken. De trajectbegeleider heeft als eerste de zorg voor de aangemelde niet leerplichtige voortijdige schoolverlaters. De jeugdwerkloosheid is gerelateerd aan de economische groei. Het zijn met name de laagopgeleide jongeren en jongeren zonder startkwalificatie die meer moeite ondervinden zich een plaats te verwerven op de arbeidsmarkt. Een startkwalificatie is een vereiste voor duurzame arbeidsinpassing.
schooljaar 2007—2008
19
Jaarverslag leerplicht Om te voorkomen dat er een generatie jongeren ontstaat die langdurig afhankelijk is van een uitkering is het van belang dat de gemeente alles in het werk stelt om schooluitval te voorkomen. Daarbij is het realistisch te erkennen dat voor een deel van deze groep het behalen van een startkwalificatieniveau te hoog gegrepen zal zijn. Begeleiding van jongeren is dan ook een belangrijk instrument om jongeren te betrekken bij de arbeidsmarkt. De begeleider binnen het jongerenloket heeft als eerste de zorg voor de aangemelde niet leerplichtige voortijdige schoolverlaters. Dit betreft dan de onderwijsgerichte jongeren. Jongeren die een wens in de richting van de arbeidsmarkt hebben worden overgedragen aan CWI tenzij er sprake is van ontheffing van de leerplicht. In dat geval blijft de leerplichtambtenaar verantwoordelijk voor de betrokken jongeren tot het einde van het schooljaar / het vervallen van de leerplicht. De RMC coördinator houdt als deelnemer aan de werkgroep Jongerenloket mede de vinger aan de pols bij optredende knelpunten in de taakuitvoering van het jongerenloket. De jongerenadviseur van het CWI biedt een intensieve begeleiding aan jongeren met en zonder startkwalificatie in de leeftijd van 16 tot 23 jaar. De jongerenadviseur kan hierbij gebruik maken van meerdere instrumenten, waaronder diverse workshops gericht op solliciteren, het inzetten van competentietesten die jongeren helpen bij hun verdere keuze ten aanzien werken en leren. Verder organiseren zij regelmatig banenmarkten en themabijeenkomsten gericht op werken en/of leren ofwel op maat bemiddeling naar regulier werk binnen Nederland en Europa. ROC Horizon College, Deelnemers Informatie & Advies (DIA) Deelnemers Informatie & Advies verstrekt informatie over opleidingen binnen en buiten het Horizon College van MBO tot HBO. Potentiële en zittende deelnemers kunnen een advies krijgen over een te volgen (vervolg)opleiding. Daarnaast heeft DIA een taak in de ondersteuning van deelnemers met een handicap, leerproblemen en/of psycho- sociale problematiek. In het Informatiecentrum zijn diverse materialen beschikbaar over opleidingen binnen heel Nederland en kan er getest worden op beroepskeuze, capaciteiten en dyslexie. Sociale Zaken staat voor het regelen van werk, inkomen en zorg voor de burger, die van deze diensten afhankelijk zijn, binnen de wet en het gemeentelijk beleid. Het principe werk boven inkomen wordt op maat toegepast bij iedere klant die werken kan. De gemeente wil met name alle jongeren (18-23 jaar) die zonder begeleiding dreigen langdurig werkloos te blijven met voorrang op een re-integratietraject plaatsen. De gemeente legt zichzelf de verplichting op deze doelgroep binnen zes maanden na doorverwijzing naar de gemeente een traject aan te bieden, gericht op werk. In de wet werk en bijstand (WWB) wordt deze sluitende aanpak niet dwingend voorgeschreven. De klantmanagers van de deelnemende gemeenten begeleiden de jongeren in hun re-integratieperiode en zijn voor hen gedurende deze periode het aanspreekpunt op het gebied van uitkering en begeleiding naar werk. Daarbij is maatwerk zeer belangrijk. De klantmanagers handelen in principe alle werkzaamheden ten behoeve van de jongere af. Die werkzaamheden betreffen de tijdige en juiste aanvragen om een uitkering, re-integratie onderzoek en terugvordering.
schooljaar 2007—2008
20
Jaarverslag leerplicht 3.9 Rebound voorzieningen. Een Reboundvoorziening is een extra zorgvoorziening voor bepaalde leerlingen van het samenwerkingsverband. Het project heeft als doel om leerlingen in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar, die spijbel-, omgangs- of andere gedragsproblemen hebben, in een periode van ongeveer tien schoolweken voor te bereiden (indien nodig een langere periode) op een terugkeer binnen het voortgezet onderwijs. Sinds de start van de Opvangklas in 1994 en later het Keerpunt is in de regio Noord Kennemerland afgesproken dat leerlingen voor deze time out voorzieningen aangemeld moeten worden via het RMC adviesteam. In de praktijk is het bijna altijd de leerplichtambtenaar van de woongemeente van de leerling die de aanmelding verzorgt. Sinds de start van Opvangklas en Keerpunt is er veel veranderd. De time out voorzieningen zijn sinds het schooljaar 2006-2007 overgedragen aan het samenwerkingsverband en zijn omgevormd tot rebound voorzieningen. Daarin hebben ook Herstart en Op de Rails leerlingen een plek gekregen. De Permanente Commissie Leerlingenzorg (PCL) heeft de wettelijke taak gekregen zorg te dragen voor de leerlingen die een orthopedagogische aanpak nodig hebben. Een deel van deze PCL, de PCL smal, adviseert en bemiddelt voor dreigende schooluitvallers, waarbij de rebound voorzieningen regelmatig in beeld komen. Voorkomen moet worden dat het RMC adviesteam en de PCL smal zich bezig houden met dezelfde leerlingen. De RMC functie heeft zich in het begin vaak bezig gehouden met de preventie van schooluitval van leerlingen in het VO o.a. door het opzetten van zorgteams en de time out voorzieningen. Het samenwerkingsverband heeft deze taken overgenomen. De RMC taken zijn verlegd naar hulp voor de langdurige thuiszitters, naar de leerlingen die meer arbeidsmarktgericht zijn en zonder extra hulp die stap niet kunnen regelen, vaak de leerlingen van 15 jaar of ouder. Met ingang van 1 november 2006 is de zorgcoördinator van de VO school primair verantwoordelijk voor het verzorgen van de toe leiding naar de voorzieningen en houdt zicht op de voortgang van het traject. In het zorgteam van de school wordt altijd eerst de optie Rebound voor de leerling besproken. Na een positief advies vraagt de zorgcoördinator de leerplichtambtenaar van de woongemeente in een gesprek met leerling en ouders dit advies te bespreken. De motivatie tot verandering van gedrag wordt gepeild en het openstaan voor hulpverlening bij ouders en leerling zowel op school als in de thuissituatie. De leerplichtambtenaar verzorgt een verslag van het gesprek en de gemaakte afspraken en stuurt dat in overleg met de zorgcoördinator naar het de PCL smal voor aanmelding en bespreking. 3.10 Inspectie. De Inspectie van het Onderwijs ziet toe op de kwaliteit van het onderwijs en valt organisatorisch onder het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De inspectie beoordeelt de kwaliteit van het onderwijs van (bijna) alle onderwijsinstellingen in Nederland. Dit doen zij onder andere door op de scholen een onderzoek te houden. Leerplicht en de inspectie hebben contact over zaken als verwijdering van leerlingen, toelaatbaarheid van leerlingen, erkennen van scholen ( momenteel dient een leerplichtambtenaar een school te erkennen in de zin van de Leerplichtwet. In de nieuwe wijziging van de leerplichtwet is gesteld dat de inspectie van het onderwijs de leerplichtambtenaar adviseert, die vervolgens het advies overneemt.
schooljaar 2007—2008
21
Jaarverslag leerplicht 4 LEERPLICHTBELEID 4.1 Landelijk specifiek leerplichtbeleid Sinds het begin van de jaren negentig heeft de bestrijding van het schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten prioriteit in het regeringsbeleid. Het voortijdig schoolverlaten wordt gezien als een belangrijke oorzaak voor maatschappelijke problemen waaronder werkloosheid, vervreemding van de maatschappij en zelfs criminaliteit. Teveel jongeren maken hun entree op de arbeidsmarkt zonder een opleiding te hebben afgerond. Een betere toerusting vergroot de kans op een baan en een stabiele maatschappelijke positie. Het beleid dat door de landelijke overheid wordt gestimuleerd richt zich op het volgende doel: Elke leerling dient bij toetreding tot de arbeidsmarkt ten minste te beschikken over de kwalificatie van “beginnend beroepsbeoefenaar”. Schoolverzuim (spijbelen) is vaak een eerste signaal cq opstap voor risico’s en eventueel voortijdig schoolverlaten. De aanpak van (kort) schoolverzuim heeft een preventief effect op het voortijdig schoolverlaten doordat problemen vroegtijdig onderkend worden. De Leerplichtwet is niet het enige middel om schoolverzuim en voortijdig schooluitval tegen te gaan. In de afgelopen jaren zijn op landelijk niveau diverse beleidsplannen ontwikkeld om genoemde problematiek te bestrijden. Dit beleid is specifiek ook opgenomen in bijvoorbeeld de RMC-wet, Operatie Jong, het OnderwijsAchterstandenBeleid (OAB), diverse beleidsnota’s van de ministeries OCW en VWS (Koersnotities) maar ook in meer algemene wetten zoals Wet op de jeugdzorg en WMO. 4.1.1 De Regionale Meld- en Coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten (RMC) In 1999 bracht het ministerie het “Plan van Aanpak Voortijdig Schoolverlaten” uit. Dit plan is bedoeld om voortijdig schoolverlaters terug te laten keren in het onderwijs, waar alsnog een startkwalificatie (een afgeronde opleiding op minimaal HAVO-, VWO-of MBO-2-niveau) behaald kan worden of om hen te begeleiden naar de maximaal haalbare positie op de arbeidsmarkt. De drie hoofdlijnen van dit plan van aanpak zijn: • Preventie in het onderwijs, met nadruk op versterking van de leerplichthandhaving, op doorlopende leerwegen in het vmbo en het mbo en op beroepsvoorbereidende trajecten; • Versterking van de RMC-functie en regeling van de meld- en registratieplicht van voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar; • Aanpak van risicojongeren in de grote steden, waar veelal sprake is van een cumulatie van sociaalmaatschappelijke problemen. De functie RMC is op 1 januari 1994 wettelijk ingesteld om in regionaal verband voortijdig schoolverlaten te voorkomen en te bestrijden. De centrumgemeente is verantwoordelijk voor het invullen van de RMC-taken. De taken van de RMC functie zijn: • Melding en registratie van voortijdig schoolverlaten: Registratie is een middel om de problematiek rondom voortijdig schoolverlaten in beeld te brengen en gericht te kunnen aanpakken. • Systeem van doorverwijzing: Voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) zoveel mogelijk terugleiden naar het onderwijs door middel van gerichte benadering en begeleiding. • Coördinerende taken: Zorgdragen voor de totstandkoming van een regionaal netwerk om krachten te bundelen teneinde een sluitende aanpak voortijdig schoolverlaten te realiseren. De belangrijkste punten, die in deze wetgeving zijn vastgelegd, zijn: • scholen zijn wettelijk verplicht om ook niet-leerplichtige voortijdig schoolverlaters te melden bij de woongemeente van de jongere; • de definitie van voortijdig schoolverlaten is aangepast voor wat betreft de duur van het verzuim zonder geldige reden. Deze is verkort tot een aaneengesloten periode van tenminste een maand. De wetgeving is een instrument om te voorzien in een sluitende tracering, registratie en terugleiding naar school van niet-leerplichtige schoolverlaters tot 23 jaar zonder startkwalificatie en die langer dan een maand zonder geldige reden het onderwijs niet meer hebben gevolgd. De RMC-wet sluit aan op de LPW en er is een gezamenlijk doel, namelijk het terugdringen van voortijdig schoolverlaten. Het verschil tussen de LeerPlichtWet en de RMC-wet is dat deze laatste alleen geldt voor niet-leerplichtigen en de RMC-wet kent ten aanzien van de doelgroep geen dwingende bepalingen.
schooljaar 2007—2008
22
Jaarverslag leerplicht 4.1.2 Landelijk Werkverband Voortijdig Schoolverlaten. Op 21 maart is in Utrecht besloten om een nieuwe landelijke organisatie op te richten, die zich sterk wil maken voor een effectieve aanpak van voortijdig schoolverlaten: het Landelijk Werkverband Voortijdig Schoolverlaten. De problematiek van voortijdig schoolverlaten staat op dit moment terecht hoog op de politieke en publieke agenda. Initiatiefnemers voor het Werkverband zijn de RMC-coördinatoren (Regionale Meld- en Coördinatiepunten voortijdig schoolverlaten) in samenwerking met de Taskforce Jeugdwerkloosheid. De RMC's voeren de taak uit om zicht te krijgen en houden op schooluitval en hebben een coördinerende taak ten aanzien van het scala aan instanties waar een voortijdig schoolverlater mee te maken kan krijgen (bijvoorbeeld scholen, CWI, sociale dienst, jeugdhulpverlening). Doel is ervoor te zorgen dat de jongere zo mogelijk alsnog zijn of haar school afmaakt, omdat jongeren zonder diploma zwak staan op de arbeidsmarkt. Speerpunten zijn een warme overdracht van VMBO naar MBO, betere loopbaanbegeleiding, betere zorg op school, meer aandacht voor doe-scholieren, maatwerk. In alle RMC regio’s is het convenant ‘aanval op de uitval’, zijnde het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters van kracht. In de regio Alkmaar is dit convenant inmiddels door alle partijen ondertekend. 4.1.3 Handhaven op niveau. Handhaven met Effect is een programma van het Ministerie van Justitie, dat kan worden gezien als een vervolg op het actieprogramma Handhaven op Niveau. Na de professionaliseringsslag van de afgelopen jaren ligt nu het accent op de effectiviteit van het handhavingsbeleid. Handhaven met Effect ondersteunt met een praktijkgerichte aanpak. Het programma omvat vier lijnen: de bevordering van het gebruik bvan informatiegestuurde handhavingsmethodieken, de ontwikkeling van kwaliteitscriteria voor handhavingsprogramma, het verbeteren van de samenwerking tussen verschillende overheden, praktische ondersteuning van decentrale overheden bij handhavingsvraagstukken. De Handhaving van de leerplicht is een belangrijk instrument bij het voorkomen van schoolverzuim en schooluitval. Wanneer leerlingen veel spijbelen is het risico van schooluitval groter met alle negatieve gevolgen voor de jongeren van dien. In het project Leerplicht van Handhaven op Niveau staan de registratie van schoolverzuim en een goede en intensieve samenwerking tussen scholen, bestuur, justitie, politie en (jeugd)zorg-instellingen centraal. 4.1.4 Extra maatregelen tegen schooluitval. Het aantal voortijdig schoolverlaters begint te dalen, van 64.000 in 2004 naar 57.000 vorig jaar. De ministerraad heeft op voorstel van minister Van der Hoeven en staatssecretaris Rutte van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met een pakket extra maatregelen om ervoor te zorgen dat in 2010 de schooluitval is teruggebracht tot de helft van 2002 (maximaal 35.000). Zo is de leerplicht verlengd, komen er duizenden extra stageplaatsen en wordt (is) de nazorg geregeld voor leerlingen die van VMBO naar MBO overstappen. Er zijn afspraken met de twaalf regio’s met de meeste uitval om die uitval nog dit jaar met tien procent terug te dringen. Voor het pakket aan maatregelen is in 2006 81 miljoen euro extra beschikbaar. De maatregel die het meeste resultaat oplevert in de strijd tegen de uitval is de verlenging van de leerplicht tot 18 jaar, tenzij een leerling al een diploma op het niveau van een startkwalificatie heeft gehaald. Naar verwachting levert dit een daling op van het aantal uitvallers van 13.000 leerlingen per jaar. Uit onderzoek blijkt dat 17-jarigen de grootste groep uitvallers vormen. De verlenging van de leerplicht is ingegaan op 1 augustus 2007. Deze verlenging betekent niet dat leerlingen elke dag in de schoolbanken hoeven te zitten. Praktijkleren is voor hen ook een optie. Daarbij wordt het makkelijker om tussentijds in te stromen in een opleiding. Binnen het ROC (regionaal opleidingscentrum) voor deze regio bekend als het Horizon college is sinds 1 mei 2008 een leerplichtambtenaar (kwalificatieambtenaar) actief voor alle leerlingen die onderwijs volgen aan het ROC of AOC (agrarisch opleiding centrum). Het doel is om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen. Een van de middelen is het opzetten van een zorg en adviesteam (ZAT) op te zetten.
schooljaar 2007—2008
23
Jaarverslag leerplicht 4.1.5 Aanpassing Leerplichtwet 2007. Op 1 augustus 2007 is de Leerplichtwet gewijzigd. Enkele belangrijke punten uit de nieuwe wet zijn: 1. Tot en met het schooljaar waarin de leerling de leeftijd van 16 jaar bereikt, blijft deze volledig leerplichtig. In dit opzicht is er nog niets veranderd. 2. Direct na het schooljaar waarin de jongere de 16 jarige leeftijd heeft bereikt, geldt een kwalificatieplicht. Deze loopt af op de dag dat de jongere de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of wanneer hij\zij een startkwalificatie heeft behaald. Een startkwalificatie is een diploma VWO, HAVO of MBO op minimaal niveau 2. Hiermee is dus de regeling dat een leerling minimaal 12 volledige schooljaren moet hebben gehad, voordat hij\zij de school mag verlaten, vervallen. 3. De kwalificatieplicht geldt niet voor leerlingen die in het bezit zijn van een getuigschrift of schooldiploma praktijkonderwijs als bedoel in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs en jongeren die een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs hebben bezocht als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder j en n van de Wet op de expertisecentra (ZMLK en scholen voor meervoudig gehandicapten). De partiële leerplicht die we in de oude wet kenden, is dus per 1 augustus 2007 vervangen door de kwalificatieplicht. Overgangsmaatregel: Jongeren, die voor 1 augustus 2007 de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt, hoeven per 1 augustus 2007 niet meer verplicht naar school. Alle leerlingen geboren op of na 1 augustus 1990 vallen onder de nieuwe kwalificatie wet. Met een startkwalificatie op zak zal een jongere eerder aan het werk komen en een betere positie op de arbeidsmarkt hebben dan zonder startkwalificatie. 4.1.6. Invoering centrale registratie verzuimmeldingen. De Onderwijsinspectie gaat in het schooljaar 2008-2009 strenger controleren of scholen hun verplichtingen ten aanzien van de registratie en melding van spijbelen en voortijdig schoolverlaten (vsv) goed nakomen. Als een school niet binnen een bepaalde periode haar verzuimbeleid op orde heeft grijpt de inspectie en mogelijk ook de minister in. Scholen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs zijn wettelijk verplicht om leerlingen bij langdurige, ongeoorloofde afwezigheid en bij voortijdig schoolverlaten te melden bij de gemeente en bij de IB-groep. Uit een eerder gepubliceerd onderzoek blijkt dat niet alle scholen daar even zorgvuldig en consequent in zijn. De VO-raad heeft eerder kenbaar gemaakt dat de procedures rondom het melden omslachtig en niet altijd duidelijk zijn. Er komt één loket voor het melden van verzuim, dat beheerd gaat worden door de IB-groep. Met ingang van 1 augustus 2008 gaat de centrale registratie gefaseerd van start en zal de landelijke invoering per 1 september 2009 zijn afgerond. Dat betekent dat voor regio Noord Kennemerland medio oktober 2008 afspraken worden gemaakt met de RMC coördinator. Aansluiting van onderwijs instellingen en gemeente bij het éénloket verzuim en voortijdig schoolverlaten past in het convenant ‘aanval op de uitval 2008-2010’. Dit convenant is inmiddels in de regio Noord Kennemerland afgesloten. Volledige en tijdige melding van verzuim en uitval aan gemeenten maakt deel uit van het programma van maatregelen dat in het kader van het convenant door de regio is opgesteld. Voorlopig betreft het verzuim en uitval meldingen in het voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs 4.2 Landelijk jeugdbeleid gerelateerd aan leerplicht. 4.2.1 Taskforce Jeugdwerkloosheid heeft in de afgelopen drie jaar ruim 44 duizend jongeren aan het werk of aan een opleiding geholpen. Een deel van het werk wordt door het Oranjefonds overgenomen. Het Oranje Fonds heeft hiervoor in de komende vier jaar zestien miljoen euro vrijgemaakt. Ministerie voor Jeugd en Gezin bereidt in samenspraak met het ministerie van Justitie een wetswijziging voor die het mogelijk maakt jongeren die niet werken, geen opleiding volgen en regelmatig voor overlast zorgen, weer in de samenleving te krijgen. Mogelijk zal er een nationaal netwerk van campussen opgezet worden, waar deze jongeren worden opvangen. Het landelijke netwerk moet in 2011 gereed zijn. Ook binnen het ministerie van Onderwijs blijft men zich inzetten voor het terugdringen van het aantal scholieren dat voortijdig de school verlaten. Ook is de wens dat de school en de arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten. De Taskforce Jeugdwerkloosheid is inmiddels ontbonden.
schooljaar 2007—2008
24
Jaarverslag leerplicht 4.2.2 Operatie Jong Na 3 jaar heeft het projectbureau Operatie Jong zijn deuren gesloten. De opdracht van het projectbureau Operatie Jong was tijdelijk en is beëindigd op 1 januari 2007. 4.2.3 Zorgstructuren in en om de School (ZioS) Kinderen en jongeren in het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben vaak niet alleen problemen op school. Hun handicap of stoornis geeft ook problemen buiten de school. Dat geldt zeker voor leerlingen met gedragsproblemen, ook wanneer deze jongeren in het regulier onderwijs verblijven. Kinderen hebben ook problemen die de school niet zelf kan oplossen: sommige problemen zijn te zwaar en vergen specialistische hulp van bijvoorbeeld de jeugdzorg. De inzet van het Jong-traject ZioS is geweest om zowel in het regulier als het speciaal onderwijs tot een sluitende aanpak voor samenhangende zorg te komen waarin het kind en zijn ontwikkeling centraal staat en niet de wijze waarop het hulpaanbod is georganiseerd. Het moet niet zo zijn dat ouder en kind maar moeten zien in welk aanbod zij passen. Het aanbod moet zo georganiseerd zijn dat flexibel en op maat ingespeeld kan worden op de hulpvraag van het kind. Ook de zorg die het onderwijs biedt en de zorg die buiten het onderwijs geboden wordt en beschikbaar is, moeten op elkaar worden afgestemd. Inzet is: één kind één plan. In de Operatie Jong is hard gewerkt aan een betere afstemming tussen onderwijszorg en zorg buiten het onderwijs, zowel in het ZioS-programma als in het Jong-thema Harmonisatie Indicatiestelling. De resultaten van het ZioS-programma betreffen in het bijzonder het stimuleren van de oprichting en kwaliteitsverbetering van zorg- en adviesteams (ZAT’s). 4.2.4 Landelijk project ZioS. In 2007 hebben alle scholen voor voortgezet onderwijs een Zorgadviesteam, kortweg ZAT, van hoge kwaliteit. Dat is een belangrijk resultaat van het project ‘Zorg in en om School’. Jongeren krijgen daarmee een vangnet binnen hun eigen vertrouwde schoolomgeving. ‘Zorg in en om School’ is een project dat in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt uitgevoerd en is onderdeel van Operatie Jong. Het Kabinet wil met Operatie Jong het jeugdbeleid versterken en ontkokeren. Het Kabinet hecht daarbij grote waarde aan een 'sluitende keten'. De verschillende organisaties die met jeugd te maken hebben moeten goed van elkaar weten welke expertise beschikbaar is en wie op welk moment de regie voert als het met een kind of jongere niet goed dreigt te gaan. Scholen krijgen daarbij de regie over de uitvoering. Gemeenten faciliteren het uitvoerende niveau en krijgen de bestuurlijke regie. Doelstelling van het Kabinet: een structurele basisvoorziening
Aanpak zorgstructuren in en om school Met het project Zorg in en om School (ZioS) wil het ministerie van OCW de zorg voor leerlingen verbeteren. Een van de doelen is dat in 2007 alle scholen in het voortgezet onderwijs een eigen zorgadviesteam (ZAT) hebben. Inmiddels hebben alle scholen in de gemeente Bergen een ZAT. Goed werkende ZAT’s verzekeren snellere en betere hulp voor jongeren bij problemen, zodat zij kunnen rekenen op een vangnet binnen de eigen schoolomgeving. In het ZAT werkt de school samen met de leerplichtambtenaar, het (school)maatschappelijk werk, bureau Jeugdzorg, de Jeugdgezondheidszorg en de politie. De school regisseert de uitvoering van deze samenwerking. De bestuurlijke regie ligt bij de gemeente. 4.2.5 Invoering Onderwijsnummer Het persoonsgebonden nummer is ingevoerd in het voortgezet onderwijs en in de sector beroepsonderwijs en volwasseneneducatie. De invoering in het primair onderwijs moet in 2009 zijn afgerond. Met de Wet Onderwijsnummer krijgt iedere leerling die bekostigd onderwijs volgt een persoonsgebonden nummer, ook wel het onderwijsnummer genoemd. Met het onderwijsnummer komt er meer en betere informatie beschikbaar over bijvoorbeeld het aantal leerlingen op een school, verschuivingen in die aantallen of het percentage achterstandsleerlingen op een school of in een stad. Ook de resultaten van het beleid kunnen beter en sneller getoetst worden. Is het aantal jongeren dat zonder diploma de school verlaat daadwerkelijk gedaald, bijvoorbeeld. Deze informatie dient als onderbouwing voor nieuwe beleidsvoornemens en, waar nodig, aanpassing van bestaand beleid. Op termijn vermindert door het onderwijsnummer ook het administratief werk op scholen omdat ze minder vaak lastig worden gevallen met de vraag om gegevens te leveren. Tenslotte kan door het onderwijsnummer de rechtmatigheid van de bekostiging beter gecontroleerd worden. Het Basisregister Onderwijsnummer van de IB-groep wordt namelijk gebruikt als basis voor de bekostiging van het onderwijs.
schooljaar 2007—2008
25
Jaarverslag leerplicht 4.2.6 Invoering Elektronisch kinddossier (EKD) Er is een herziene aanpak rond het Elektronisch Kinddossier in de jeugdgezondheidszorg (EKD JGZ). Er is een stuurgroep geïnstalleerd die bestaat uit gemandateerde vertegenwoordigers van de VNG, ActiZ en GGD Nederland, onder voorzitterschap van het programmaministerie. De stuurgroep heeft tot taak om het traject van digitalisering van de JGZ-instellingen te begeleiden en het vormgeven van de landelijke kop voor uitwisseling van informatie binnen de JGZ en het mogelijk maken van landelijke analyse van gegevens. De regie ligt bij het programmaministerie. Doelstelling is digitalisering van de jeugdgezondheidszorg uiterlijk per 1-1-2009 en het mogelijk maken om informatie uit te wisselen en verhuisbewegingen te volgen en te zijner tijd de EKD’s aan te kunnen sluiten aan het Elektronisch Patiëntendossier. Ieder kind dat in Nederland wordt geboren, krijgt vanaf 2008 een elektronisch kinddossier. Per 1 januari 2009 is het gebruik van het elektronisch kinddossier (EKD) in de jeugdgezondheidszorg wettelijk verplicht. In het EKD komt informatie te staan over het kind, de gezinssituatie en de omgeving. Het motto: geen kind buiten beeld. Artsen en verpleegkundigen van de jeugdgezondheidszorg houden het EKD bij. Verschillende instanties kunnen signalen aan het dossier toevoegen zonder dat ze het dossier kunnen inzien. De privacy van het kind wordt zo bewaakt terwijl de jeugdgezondheidszorg snel weet heeft van problemen en snel hulp kan bieden. Het EKD geeft inzicht in de gezondheidssituatie en de gezondheidsrisico's van groepen kinderen. Hulpverleners kunnen snel en eenvoudig nagaan hoe de situatie en de ontwikkeling van een kind is. Alle individuele kinddossiers leveren samen een schat aan informatie over normaalwaarden van gezonde kinderen. Daarmee ontstaat een meer accuraat beeld van wat wel en niet gezond is. Deze kennis helpt mee de jeugdgezondheidszorg te verbeteren. Dit dossier is toegankelijk voor hulpverleners binnen en rond de jeugdgezondheidszorg (niet toegankelijk voor derden) en bevat persoonlijke, medische en inhoudelijk hulpverleningsgegevens en zorgt ervoor dat kinderen waarmee het misloopt of kan mislopen, sneller en beter hulp krijgen. Verwijsindex (VIR) Informatie-uitwisseling in de jeugdketen vormt een probleem. Organisaties werken soms langs elkaar heen en delen informatie over jongeren onvoldoende. Soms omdat de organisaties uit verschillende disciplines komen, soms omdat jongeren naar een andere gemeente verhuizen. De Verwijsindex Risicojongeren brengt risicomeldingen van hulpverleners, zowel binnen gemeenten als over gemeentegrenzen heen, bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij jongeren. De Verwijsindex Risicojongeren (VIR) wordt ontwikkeld, de VIR moet ervoor zorgen dat de informatieuitwisseling en samenwerking tussen instanties verbetert. Van beroepskrachten (in jeugdgezondheidszorg, onderwijs, jeugdzorg, veiligheid, werk en inkomen) wordt verwacht dat zij een melding doen als zij bij een jeugdige problemen vaststellen die een risico vormen voor diens ontwikkeling. De VIR dient wettelijk in 2009 in gebruik te zijn. 4.2.7 Wet op de Jeugdzorg en Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De gemeente voert de regie ten aanzien van het lokale jeugdbeleid. Ze heeft hierin een preventieve en signalerende rol. Zij moet met hulp van algemene voorzieningen ernstige opgroei- en opvoedproblemen zo veel mogelijk voorkomen en anders tijdig signaleren. Te denken valt hierbij aan het bestrijden van het voortijdig schoolverlaten, de functie opvoedingsondersteuning, de jeugdgezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk. Hoofdtaken daarbij zijn: • Informatie aan ouders en kinderen over opvoeden en opgroeien; • Signaleren van problematiek door jeugdgezondheidszorg en onderwijs; • Toegang tot een passend (gemeentelijk) hulpaanbod aan de hand van de “sociale kaart”; • Pedagogische hulp (advies en “lichte” hulpverlening) zoals maatschappelijk werk en het coachen van jongeren; • Coördineren van zorg in het gezin op lokaal niveau. Deze taken zijn ook verwerkt in de prestatievelden die voor de gemeenten opgenomen zijn in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en met name het prestatieveld: “ondersteuning voor jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden”. 4.3 Overzicht aandachtpunten landelijk beleid: De landelijke aandachtspunten inzake leerplicht worden vertaald in de hoofdstukken 5 en 6. Aan de orde komen o.a. de afstemming RMC/leerplicht, de zorgstructuren rondom school en de inpassing van de Leerplichtwet 2007.
schooljaar 2007—2008
26
Jaarverslag leerplicht 5 REGIONALE ONTWIKKELINGEN. 5.1 Zorg Advies Team Primair Onderwijs. Ter uitvoering van de kabinetsdoelstellingen en ook in navolging van de ZAT teams voor het Voortgezet Onderwijs is er in het schooljaar 2007-2008 een aanzet gegeven naar de start van een ZAT voor het Primair Onderwijs waarin ook de leerplichtambtenaar een rol heeft krijgen. Op dit moment nemen directeuren vanuit het basisonderwijs 4 x per jaar deel aan het buurtnetwerk, waarin signalen van zorgleerlingen worden besproken. 5.2 Samenwerking VO/SVO Noord-Kennemerland Een dekkend netwerk voor onderwijszorg in de regio voor leerlingen van 12-20 jaar. In het samenwerkingsverband VO/SVO werken alle scholen voor Voortgezet Onderwijs en Speciaal Onderwijs in de regio Alkmaar samen ten behoeve van het realiseren van zorg op maat voor alle leerlingen in de leeftijd van 12-18/20 jaar. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het nieuwe beginsel van brede onderwijszorg binnen het beleid van OCW (alle leerlingen krijgen het onderwijs op maat geboden). Er zijn leerlingen die ondanks de onderwijszorgstructuur niet goed binnen het reguliere onderwijs geholpen kunnen worden. Op dit moment zijn daarvoor in de regio de volgende voorzieningen aanwezig: • Reboundvoorziening, zoals opvangklas, keerpunt, herstart en op de rails. • Voor opvang van leerlingen die een gemiddelde intelligentie hebben maar door een of meerdere oorzaken ( bv. ADHD, PDD-NOS, ASS) het niveau, dat op grond van hun intelligentie verwacht mag worden, niet halen, kunnen vaak door inschakeling van herstart (voorlopig) geplaatst worden binnen het bestaande speciale onderwijs. • Internationale schakelklas Alkmaar voor opvang van allochtone nieuwkomers. De maatschappelijke ontwikkelingen zijn van dien aard dat het aantal leerlingen, dat dreigt uit te vallen, toeneemt. Er blijven leerlingen die tijdelijk een intensieve corrigerende alternatieve opvang nodig hebben (reboundvoorziening). Het aantal leerlingen met een gedrags/ZMOK problematiek neemt toe, terwijl deze leerlingen niet of nog niet geplaatst kunnen worden op de VSO ZMOK school, in verband met wachtlijsten. Er is dus behoefte aan meer tussenvormen van opvang voor leerlingen met gedrags- of ontwikkelingsstoornissen die niet handhaafbaar zijn op de reguliere onderwijsvormen en tevens niet plaatsbaar zijn op het speciaal onderwijs. 5.3 Afstemming leerplicht, RMC Noord-Kennemerland. Sinds 2006 is er een overleg tussen bovenstaande partijen. Doel is een betere samenwerking en afstemming. Er is nog veel onduidelijkheid over wat elke partij nu doet en wat men voor elkaar kan betekenen. In 2007 is de samenwerking met CWI, RMC en leerplicht verbetert Sinds 1 maart 2008 is een medewerker jongerenloket aangesteld en actief. 5.4 ROC opleidingen. Er zijn afspraken gemaakt met het ROC betreffende in- en uitschrijvingen, verzuimmeldingen, RMC meldingen, opleidingen, trajecten, aansluiting VMBO-MBO, VAVO etc. De RMC functionaris van de gemeente Alkmaar is voorlopig contactpersoon. In het schooljaar 2007-2008 is per 1 mei 2008 een leerplichtambtenaar (kwalificatieambtenaar) aangesteld, die belast is met leerplichtigen binnen het ROC onderwijs. De bekostiging komt ten laste van het RMC, die extra middelen van het Rijk ontvangt in verband met de verlening van de leerplichtige leeftijd. 5.5 Regionalisering Leerlingen administratie. Leerlingenadministratie gegevens worden gekoppeld aan de gegevens die door de Informatie Beheer groep (Ib-groep) worden aangeleverd. Scholen voor voortgezet onderwijs zijn verplicht alle leerlingen te melden aan de Ib-groep. De Ib-groep meldt vervolgens na controle terug aan de scholen en eveneens aan de RMC’s (regionaal meld- en coördinatie punt)). De gemeente Bergen zal deze gegevens weer doorgemeld krijgen van de RMC. In het schooljaar 2008-2009 zal de wijze van doormelden, digitale koppelingen met in achtneming van de privacy regels verder vorm krijgen en nader uitgewerkt worden. Dit betreft vooralsnog alleen de scholen voor voortgezet onderwijs. De basisscholen volgen over enkele jaren. De koppeling zal naar verwachting een tijdsbesparing betekenen voor de medewerker leerlingenadministratie.
schooljaar 2007—2008
27
Jaarverslag leerplicht 5.6 Verzuimregistratie Met ingang van 1 augustus 2008 is een landelijk meldpunt verzuimregistratie, te weten de Ib-groep. De gemelde gegevens zullen worden doorgekoppeld aan de gemeenten. Medio oktober zal vanuit de Ib-groep een gesprek plaats vinden met de gemeente Alkmaar over het hoe en wat aangaande deze registratie. De gemeente Bergen heeft aangegeven alle verzuim gemeld te krijgen ongeacht of er sprake is van geoorloofd dan wel ongeoorloofd verzuim. 5.7 HALT Regelmatig spijbelen kan tot gevolg hebben dat jongeren een leerachterstand oplopen en de ontwikkeling van een positief zelfbeeld remmen. Het huidige kabinet zet zich dan ook in voor een forse vermindering van schoolverzuim in de komende jaren. Een van de maatregelen die getroffen kan worden is een verwijzing naar Halt. Halt levert een bijdrage aan de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit. Ongeveer de helft van de jongeren die de politie aanhoudt, gaat naar Halt voor een Halt-afdoening of een Stop-reactie. Daarnaast is Halt actief op het gebied van advisering, voorlichting en de ontwikkeling en uitvoering van preventieprojecten.
In het schooljaar 2008-2009 wordt in het arrondissement Noord-Holland Noord een start gemaakt met Haltafdoening in leerplichtzaken. Dit houdt dat leerlingen die 1 schooldag of meer dan 8 lesuren in een periode van 4 weken hebben verzuimd naar Halt kan worden doorverwezen. Het voordeel van een Halt-afdoening is snelle actie met als doel herhaling te voorkomen. 5.8 Openbaar Ministerie Aanleiding tot de samenwerkingsafspraken met het Openbaar Ministerie is de behoefte van de betrokken partnerorganisaties om te komen tot een effectief en samenhangend beleid ten aanzien van de doelgroep jeugdigen van 5 tot 18 jaar, waarbij sprake is van ongeoorloofd schoolverzuim of dreigende schooluitval en de ouders/verzorgers die hier verantwoordelijk voor zijn. Spijbelen kan een signaal zijn voor achterliggende problematiek. Uit onderzoek blijkt dat criminele jongeren hun loopbaan vaak beginnen met spijbelen en schoolverzuim. Bovendien is schoolverzuim gerelateerd aan het risico van het ontbreken van startkwalificaties en dus aan toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Aanpak van schoolverzuim heeft slechts effect als zij integraal plaatsvindt, dat wil zeggen dat er een betere afstemming plaatsvindt tussen de repressieve en preventieve mogelijkheden. Zo kan krachtig beleid worden gevoerd in de strijd tegen schoolverzuim en het achterhalen van eventueel daaraan ten grondslag liggende problematiek. De samenwerking dient te leiden tot vroegsignalering van schoolverzuim en een vroegtijdige, snelle en consequente (al dan niet strafrechtelijke) interventie. De meerwaarde van strafrechtelijk optreden is gelegen in het feit dat het waar nodig kan dienen als “stok achter de deur” bijvoorbeeld in gevallen waar vrijwillige hulpverlening niet wordt aanvaard of gezocht. Het voornaamste doel is de jongere weer naar school te krijgen.
schooljaar 2007—2008
28
Jaarverslag leerplicht Uitgangspunten bij de samenwerking zijn: • Een kind heeft recht op onderwijs (artikel 28 in het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind). • Op de jeugdige rust de plicht tot het volgen van onderwijs en de ouders zijn verplicht hun kind onderwijs te laten volgen. • Genoemde plichten leiden tot een strafrechtelijke aansprakelijkheid van ouders en/of jeugdigen. • Frequent of langdurig schoolverzuim vormt een bedreiging voor de ontwikkeling van het kind. Structureel verzuim is vaak een voorbode van ernstige gedragsproblematiek die vaal leidt tot criminaliteit. • Elke interventie is er op gericht om het ongeoorloofd schoolverzuim te laten stoppen. De aanpak moet leiden tot het weer naar school gaan van het kind of de jeugdige, of als dit niet mogelijk blijkt, tot een acceptabel alternatief. Waar nodig wordt zorg afgedwongen. • Een goede samenwerking in de keten is een noodzakelijke voorwaarde om schoolverzuim aan te pakken. Door middel van de samenwerkingsafspraken willen de partnerorganisaties een sluitende aanpak creëren ten aanzien van kinderen onder de 12 jaar en jeugdigen boven de 12 jaar die van school verzuimen. De aanpak betreft een zo spoedig mogelijke en consequente reactie gericht op het terugleiden naar school. Zo nodig wordt zorg afgedwongen (bemoeizorg). De betrokken organisaties zullen hun primaire processen zodanig (laten) uitvoeren dat de afgesproken stappen goed op elkaar aansluiten en onnodig tijdverlies wordt voorkomen. De organisaties zullen elkaar op de afgesproken wijze op de hoogte stellen van (het resultaat van) de gezette stappen.
schooljaar 2007—2008
29
Jaarverslag leerplicht 6 AANDACHTPUNTEN LEERPLICHTBELEID BERGEN. 6.1 Inschrijven 4 jarigen. Taak: Steeds meer 4 jarigen gaan tegenwoordig naar school. De leerplicht begint in de maand nadat een kind 5 jaar is geworden. Om een goed inzicht te krijgen welke kinderen reeds op 4 jarige leeftijd een school bezoeken is het van belang dat ze zodra ze de school gaan bezoeken gemeld worden bij de leerplichtambtenaar. Aandachtspunt : De ouders van 4 jarigen krijgen een schijven van de gemeente als blijkt dat hun kind niet als leerling staat ingeschreven op school. Aan de ouders wordt verzocht om aan te geven waar hun kind onderwijs volgt. Actiepunten : • Jaarlijks worden de 3-jarigen aangeschreven voor inschrijving in het komende schooljaar. • De ouders van alle 4-jarigen ontvangen een brief van de gemeente waarin wordt aangegeven waar en wanneer ze hun kind(eren) kunnen inschrijven op een school. 6.2 In- en uitschrijvingen op scholen. Taak: De controle door de leerplichtambtenaar op in- en uitschrijvingen heeft tot doel vast te stellen of ten aanzien van leerplichtige jongeren aan de inschrijvingsplicht is voldaan (controle op absoluut verzuim). De basis ligt in feite bij de leerlingenadministratie van de scholen. Deze behoort waar het leerplichtige leerlingen betreft parallel te lopen aan de leerplichtadministratie van de gemeente. Volgens de Leerplichtwet dienen mutaties binnen 7 dagen gemeld te worden bij de leerplichtambtenaar. Met ingang van 01-08-2008 zal Ib-groep een belangrijk rol spelen in registratie van verzuimmeldingen in het voortgezet onderwijs. (Voor de regio Alkmaar zal dat in het najaar 2008 verder vorm krijgen). Aandachtspunt : Mutaties worden niet of te laat doorgegeven door de scholen. Vooral de scholen buiten de gemeente vergeten in- en uitschrijvingen door te geven aan de gemeente waarin de leerling woont. Actiepunten: • Goede afspraken maken met alle scholen met leerlingen uit de gemeente Bergen. • Scholen VO in Bergen gaan komend schooljaar2008-2009 melden aan de Ib-groep • Voor het primair onderwijs zal in 2010 mogelijk ook het verzuim melding systeem via de Ib-groep ingevoerd worden.
schooljaar 2007—2008
30
Jaarverslag leerplicht 6.3 Verzuimmeldingen. Taak: Volgens de leerplichtwet dient de directeur van de school/instelling de gemeente onverwijld in kennis te stellen zodra deze leerling zonder geldige reden les of praktijktijd heeft verzuimd boven de wettige drempel. Het is belangrijk dat de directeuren tijdig melden vanuit het besef dat de leerplichtambtenaar over een instrumentarium beschikt dat aanvullend kan werken op de inspanningen van de school. De leerplichtadministratie geeft immers inzicht in de schoolloopbaan van het betreffende kind en andere kinderen in het gezin. De status van leerplichtambtenaar geeft toegang tot het gezin en organisaties en informatiebronnen. Aandachtspunt: Verzuim wordt niet altijd gemeld, te laat gemeld of alleen gemeld als het ernstige vormen aanneemt. Het is op zich begrijpelijk dat scholen zelf of intern actie ondernemen bij verzuim. Binnen de schoolorganisaties wordt echter niet consequent omgegaan met de verplichte melding van verzuim. De indruk bestaat dat vooral bij het basisonderwijs meldingen achterwege blijven. Scholen worden steeds vaker geconfronteerd met het feit dat leerlingen te pas en onpas ziek worden gemeld. Ziekmelding worden door leerlingen en ouders gebruikt als “dek”mantel voor ongeoorloofd verzuim. Dit is een absoluut ongewenste ontwikkeling. Ziek melden kan duiden op schoolweigering. In het kader van preventie is het raadzaam dat al het verzuim wordt gemeld bij de leerplichtambtenaar. In overleg met de scholen kan dan bepaald worden welke acties te ondernemen zijn. Dit bevordert de dossiervorming en geeft meer inzicht in mogelijke risicogroepen. In alle gevallen van vermoedelijk ongeoorloofd verzuim is melding en overleg met de leerplichtambtenaar gewenst. Het is aan de leerplichtambtenaar om te onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van ongeoorloofd verzuim en daarop de leerling/ouders aan te spreken. Actiepunten: • Afspraken maken met schooldirecties hoe te handelen bij vermoedelijk ongeoorloofd verzuim. • Een ziekmelding die niet voldoet aan de afspraken geldt als ongeoorloofd verzuim en wordt gemeld aan de leerplichtambtenaar. • Voor de ARH, Bsg en Pcc zijn vanuit het ZAT afspraken gemaakt met betrekking tot het verzuim, in het kader van de preventieve aanpak. Soortgelijke afspraken kunnen ook gemaakt worden voor het primair onderwijs. • Op basis van bevoegdheden kan een leerplichtambtenaar actie ondernemen bij vermeend (of veelvuldig) ziekteverzuim. • Afspraken maken over heldere en consistente lijn bij ziekmeldingen, zoals: een leerling moet thuis zijn als hij ziek is, als hij dan afwezig blijkt te zijn is dit ongeoorloofd en kan de LPA ouders en leerlingen oproepen, mogelijke inschakeling van de schoolarts, melding verdacht/veelvuldig ziekteverzuim vanuit de schooladministratie aan de schoolarts (afspraken in verband met eenduidige doormelding van ziekmeldingen). 6.4 (Buitengewoon) verlof aanvraag. Taak: In de leerplichtwet is aangegeven op welke gronden buitengewoon verlof mag worden verleend. De schooldirecteuren verlenen dit verlof tenzij er een aanvraag komt voor verlof van meer dan tien dagen; dan beslist de leerplichtambtenaar. Buitengewoon verlof mag verleend worden indien er sprake is van gewichtige omstandigheden; te denken valt aan een huwelijk, begrafenis etc. Eerder of later op vakantie valt niet onder deze gewichtige omstandigheden ( luxe verzuim). Verzuim als er geen sprake is van gewichtige omstandigheden wordt dus aangemerkt als ongeoorloofd verzuim. Aandachtspunten: Schooldirecties gaan zeer divers om met deze regels, op de ene school krijgt men probleemloos een of enkele dagen extra vrij. Op de andere school houdt de directie zich aan de wettelijke regels. De indruk bestaat dat de geldende regels onvoldoende bekend zijn. Er is in 2007-2008 een begin gemaakt met de aanpak van de rechtsongelijkheid. Aan alle basisonderwijs scholen is een brief gezonden met aanbevelingen hoe om te gaan met verlof verzoeken.
schooljaar 2007—2008
31
Jaarverslag leerplicht Actiepunten: • Verdergaand overleg met de schooldirecteuren over eenduidigheid in het toekennen van verlof. • Overleg met de schoolbesturen om een eenduidig protocol te maken over het verlenen van verlof (wanneer mag wel en wanneer mag niet verlof verleend). • Steekproefsgewijs enkele scholen per jaar controleren op de gemaakte afspraken. • Scholen de mogelijkheid aanreiken om via de schoolgids meer aandacht voor de verlofregelingen op te nemen. 6.5 Invoering ZAT’s in het basisonderwijs. Taak: De gemeenten hebben de regietaak om te zorgen voor een adequate zorgstructuur rond het onderwijs. Aandachtspunten: De zorgverbreding primair onderwijs in Bergen, Egmond en Schoorl en Groet wordt ingevuld via het samenwerkingsverband WSNS (weer samen naar school). Daarnaast is een buurtnetwerk operationeel (zie ook punt 3.6) in alle kernen van de gemeente Bergen. Actiepunten: • Voortzetting van het buurtnetwerk overleg en deze verder ontwikkelen richting een centrum jeugd en gezin. 6.6 Reboundvoorzieningen, opvang zorgleerlingen, alternatieve leer/werktrajecten. Taak: De kabinetsdoelstelling voor het onderwijs gaat uit van een verbrede onderwijszorg. Aandachtspunten: In dat kader moeten regionaal adequate onderwijsvoorzieningen gerealiseerd en geborgd worden voor de opvang en begeleiding van zorgleerlingen en voor de invulling van leer/werk combinaties .Te weten: reboundvoorzieningen zoals Time-Out, internationale schakelklas, zorglocaties voor specifieke opvang, uitbreiding/verbreding ZMOK locaties, leer/werktrajecten, herstart, op de rails. De regionale toegankelijkheid van deze voorzieningen is van belang. Actiepunten: • Participatie in het regionale overleg VO/SVO om te komen tot een netwerk voor onderwijszorg voor leerlingen van 12 – 20 jaar. • Start met competentie gericht onderwijs binnen het voortgezet onderwijs en opleidend tot een volwaardig diploma. Een opleiding die zowel theorie en praktijk bevat. T
T
6.7 Preventie jeugd Taak: Preventie vindt plaats in de vorm van voorlichting geven aan leerplichtigen, ouders, scholen en instellingen over de Leerplichtwet en de gevolgen van ongeoorloofd schoolverzuim. Deelname van de leerplichtambtenaar aan zorgadviesteams op scholen en buurtnetwerk valt ook onder preventie. Daarnaast is preventie als het gaat om het voorkomen (verminderen) van ongeoorloofd schoolverzuim. Ongeoorloofd schoolverzuim kan soms ook overlast veroorzaken. Het verminderen van het aantal overlast meldingen. Overlast is vaak gerelateerd aan drank en drugsgebruik. Voorlichting aan ouders en jongeren over alcohol en drugs is preventie. Aandachtpunten: Vanuit de politiek is aangegeven om beleid te vormen aangaande het terugdringen van overlast meldingen en drank- en drugsgerelateerde overlast en vandalisme. Vanuit de taakstelling leerplicht en het terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlater is het belangrijk signaal afgevende jongeren snel terug te begeleiden richting de juiste vorm van onderwijs met de eventueel benodigde hulpverlening. Actiepunten: • Voorlichting geven aan leerlingen in het basisonderwijs en eerste jaar voortgezet onderwijs over verslavingen. • Adequate aanpak van verzuim meldingen met regelmatig (individueel) overleg met alle scholen.
schooljaar 2007—2008
32
Jaarverslag leerplicht 6.8 Functioneren RMC. Taak: Het RMC heeft een wezenlijke taak bij het bestrijden van voortijdig schoolverlaten. Het landelijke beleid op dit onderwerp legt nieuwe verantwoordelijkheden bij de gemeenten en dus ook bij het RMC. Het RMC is ondergebracht bij de gemeente Alkmaar zijnde de centrumgemeente. Aandachtspunten: De regionale afspraken over de invulling van de RMC functie worden regelmatig onder de loep genomen. De taken voor RMC vanuit het rijksbeleid worden zonodig bijgesteld in overleg met de regio gemeenten. Actiepunten: • Overleg met de regiogemeenten en de centrum gemeente voor RMC om afspraken actueel te houden.
6.9 Invulling nieuw landelijk leerplichtbeleid. Taak: De gemeente heeft taak om de leerplichtwet uit te voeren. De aandacht voor voortijdig schoolverlaten is de afgelopen jaren sterk toegenomen. Landelijke (en regionale) ontwikkelingen wijzen op een verschuiving van het ambitieniveau met betrekking tot leerplicht. De ambitieverschuiving legt de lat voor de uitvoering hoger. Niet alleen moet de curatieve zorg en handhaving op orde zijn. Daarnaast krijgt leerplicht steeds meer een preventieve en proactieve functie. Nederland is in internationaal verband de doelstelling aangegaan (Lissabon-doelstelling) dat in 2010 een reductie van 50% is bereikt in het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters ten opzichte van 2002 (zie 4.1.4.). Extra middelen en maatregelen (door het Rijk) zijn ingezet om de doelstelling als nog te behalen. De maatregelen hebben ondermeer te maken met zorg(adviesteams) in het middelbaar beroepsonderwijs; kwalificatieplicht voor jongeren tot 18 jaar; leerwerkplicht voor 18-23-jarigen. Aandachtspunten: De wijzigingen rond de regelgeving voor leerplicht legt nieuwe taken bij de gemeente met name gericht op het voorkomen van schooluitval. Actiepunten: • In overleg met het onderwijsveld en eventuele andere kernpartners invulling geven aan nieuwe kaders en opdrachten binnen de leerplichttaak • Beschikbare instrumenten optimaliseren en nieuwe instrumenten implementeren. (leerplichtregistraties, onderwijsnummer, schooladministraties, kwalificatieplicht jongeren tot 18 jaar, informatie/meldingsplicht en leer/werkplicht 19- 23, verwijsindex) 6.10 Ambtsinstructie en jaarverslag. Taak: De gemeente heeft de taak een ambtsinstructie voor de leerplichtambtenaar vast te stellen en de raad jaarlijks te informeren middels een jaarverslag leerplicht. Aandachtspunten: De huidige ambtsinstructie is vastgesteld in 2006. Actiepunten: • Jaarlijks een jaarverslag leerplicht aanbieden aan de Raad.
schooljaar 2007—2008
33
Jaarverslag leerplicht 6.11 Knelpunten. Taak: Zoals uit het voorgaande blijkt, kan de leerplichtambtenaar een belangrijke rol spelen in het totale veld van professionals die zich bezighouden met jeugdzorg en onderwijs van leerplichtige leerlingen. Het gezamenlijke doel is om - in samenwerking met de ouders - jongeren zo goed mogelijke kansen en ontplooiingsmogelijkheden te bieden, zodat zij als volwassenen goed kunnen participeren in onze steeds ingewikkelder en veeleisender wordende maatschappij. De leerplichtambtenaar heeft een specifiek aandachtsveld hierin en richt zich in het bijzonder op de risicoleerlingen en treedt - in samenwerking met het onderwijsveld en de jeugdhulpverleningsinstanties - daar waar mogelijk steunend/verwijzend/adviserend, dan wel corrigerend op in preventieve of curatieve zin. Met name waar het andere spelers in het veld soms ontbreekt aan specifieke bevoegdheden heeft de leerplichtambtenaar een essentiële rol. Aandachtspunten: Om de rol van leerplichtambtenaar goed te kunnen vervullen dient gelet te worden op de volgende situaties: • Scholen moeten erop gewezen worden dat zij zich dienen te houden aan de wettelijke termijnen voor het inzenden van mutaties van leerlingen. • Ook het afgelopen schooljaar werd de leerplichtambtenaar geconfronteerd met wachtlijsten bij Bureau Jeugdzorg en ander hulpverleningsinstanties. Deze zorgelijke ontwikkeling is een voortdurend aandachtspunt in zowel het ambtelijk als het bestuurlijk overleg met de provincie. Ook de wachtlijsten voor het speciaal onderwijs, waardoor jongeren soms langdurig thuiszitten, zijn een probleem. Ook hiervoor zal op diverse fronten blijvend aandacht gevraagd moeten worden. • Het aantal tijdelijke opvangmogelijkheden voor jongeren, die om welke reden dan ook vastlopen tijdens hun opleiding, is beperkt. Het verdient aanbeveling om dit regionaal aan te pakken. • Door uitbreiding van taken en het groeiend aantal dossiers is de formatie onder druk komen te staan. Dit heeft op een aantal momenten tijdens het verslagjaar geleid tot een wachtlijst. De groei van het aantal gemelde leerplichtigen en hiermee de vergroting van de werkdruk van de leerplichtambtenaar is een landelijk erkend probleem. De landelijke vereniging Ingrado heeft hiertoe een formatie berekening aan alle gemeente toegezonden. (1 fte op 3800 leerplichtige leerlingen). De gemeente Bergen heeft op 4810 leerplichtigen (situatie 01-08-2007). Actiepunten: • Blijvend contacten onderhouden met scholen in de gemeente over onderwerpen als verzuimmelden,. • In samenspraak met de regio het probleem wachtlijsten bespreekbaar maken ten einde het probleem wachtlijsten hulpverlening als speciale scholen op te lossen. • Binnen de afdeling de problematiek van de formatie leerplicht onder de aandacht brengen.
BIJLAGE: Leerplicht in cijfers. Leerplicht en geschiedenis Leerplichtwet 1969 per 01-08-2007 Instructie Leerplichtambtenaar 2006 gemeente Bergen.
schooljaar 2007—2008
34
Jaarverslag leerplicht Leerplicht in cijfers. Onderstaand een beknopte weergave van de meldingen schoolverzuim en de diverse contacten. Een uitwerking en uitsplitsing van de meldingen van scholen en aanvullende informatie zal worden beschreven in het jaarverslag leerplicht 2006-2007. Aantal leerlingen gemeente Bergen schooljaar leerplichtigen 4 jarigen ( nog niet leerplichtig) : leerplichtige kinderen (5-16 jaar) partieel leerplichtige ( 17 jarigen) Verzuim Relatief (signaal) verzuimmeldingen ( spijbelen): Relatief (Luxe) verzuimmeldingen (vakantie): Absoluut verzuim ( niet ingeschreven) : Proces Verbaal: Zorgmelding (AMK) Vrijstellingen leerplicht: Artikel 3 a en b Artikel 4 Artikel 5 a Artikel 5 b Artikel 5 c Artikel 15 Artikel 11 (verlof gewichtige omstandigheden) Verzoeken inzake VAVO ( volwassenen onderwijs): Verwijzing naar Reboundvoorziening opvangklas, keerpunt, Herstart, op de rails. Contacten met leerlingen, scholen, zorginstellingen,etc.: Totaal aantal leerlingendossiers Preventieactiviteiten vanuit diverse overleggen Bemiddeling Te laat komen ZAT overleg: Pcc, Bsg, ARH Regio-overleg leerplichtambtenaren buurtnetwerk formatie Leerplichtambtenaar leerlingenadministratie applicatiebeheerder
2004-2005
2005-2006
2006-2007
2007-2008
4776 387
01-08-2006 324 4410 343
01-08-2007 308 4478 331
45 1 3 -
69 3 1 6 3
69 2 2 5 2
68 9 1 13 2
0 1 2 2
2 8 0 0 13 3 0
3 4 0 0 8 3 0
4 0 0 0 0 5 4
1
7
5
14
5
8
78 -
125 8 31
167 26 55
4 -
8 4
9 4 8
210 20 84 7 11 4 10
0,78 0,19 0,08
0,78 0,19 0,08
0,78 0,19 0,08
Opmerking Om een indicatie te geven wat één verzuimmelding kan betekenen volgt onderstaand een opsomming van de acties welke allemaal ondernomen( kunnen) worden . - school meldt verzuim - contact tussen de leerplichtambtenaar en school in verband met aanpak - uitnodigingsbrief naar ouders en leerling - informatie inwinnen bij diverse instanties (Bureau Jeugd, reclassering, school etc.) - gesprek met ouders en leerling - terugkoppeling school, hulpverlening etc. - multidisciplinair overleg - proces verbaal - zoeken naar nieuwe school/opleidingsmogelijkheden - alternatieve trajecten bespreken.
schooljaar 2007—2008
35
Jaarverslag leerplicht LEERPLICHT EN GESCHIEDENIS 1.1 Geschiedenis van De Leerplichtwet . In de Tweede Kamer vindt op 30 maart 1900 een belangrijke stemming plaats. De liberale minister Goeman Borgesius heeft een voorstel tot wet ingediend waarmee leerplicht voor kinderen van zeven tot dertien jaar wordt ingevoerd. Er is veel verzet tegen het wetsvoorstel vooral uit de confessionele hoek. Het ouderlijke gezag wordt door de leerplicht ondermijnd en nuttige bijverdienste gaat verloren. Daarenboven speelt dat door gebrek aan christelijke en katholieke scholen veel kinderen noodgedwongen naar de openbare school moeten. Op de dag van de stemming zijn 99 van de 100 kamerleden aanwezig. Alleen baron Schimmelpenninck van de Oye, tegenstander van de invoering van leerplicht, ontbreekt. Hij is van zijn paard gevallen en ligt in bed. De uitslag van de stemming is 50 voor en 49 tegen. De wet haalt het met de kleinst mogelijke meerderheid. Zou de baron niet van zijn paard zijn gevallen dan was er sprake geweest van staken der stemmen en zou de wet niet zijn aanvaard. Binnen de kortste keren circuleert door het land het volgende volksrijmpje: Baron Schiimelpenninck van de Oye en zijn biek Doen beide aan politiek; De baron zij: ‘Tegen, zonder manco’, De schimmel zij: ‘Wij stemmen blanco’. Zo werd Borgesius’ Leerplichtwet Door paarde-politiek gered. In 1969 werd een nieuwe leerplichtwet ingevoerd, de leerplichtperiode verlengd naar 9 jaar. Verder werd bij wet een toezichthouder aangesteld (de zogenaamde leerplichtambtenaar), die op naleving van de leerplichtwet moest toezien, ter vervanging van de vroeger bestaande commissies tot wering van schoolverzuim. In 1994 is de Leerplichtwet grondig herzien. De wetswijziging was vooral bedoeld om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan en beter te kunnen optreden tegen spijbelen. Scholen kregen in 1994 voor het eerst medeverantwoordelijkheid in het voorkómen van voortijdig schoolverlaten. Ook de gemeenten hebben meer verantwoordelijkheid gekregen. Zij moeten leerplichtambtenaren duidelijk instrueren over het omgaan met verlofaanvragen en schoolverzuim. Ook zijn er strengere regels gekomen voor verlof buiten de schoolvakanties. In juni 2006 heeft het kabinet ingestemd met een wetsvoorstel tot een aangepaste leerplichtwet 2007. Op 12 juni 2007 is in Staatsblad 2007( nr 203), de "Wet van 24 mei 2007 tot wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet inburgering in verband met onder meer de invoering van een kwalificatieplicht" gepubliceerd. Daarmee geldt per 1-8-2007 een kwalificatieplicht tot 18 jaar. Een belangrijk voorstel is handhaving van de leerplicht voor alle jongeren, zolang zij nog geen startkwalificatie hebben behaald. Deze kwalificerende leerplicht, die geldt tot 18 jaar, moet in de plaats komen van de partiële leerplicht die nu nog alleen geldt voor jongeren die geen volledig dagonderwijs volgen. 1.2 Leerplicht in Nederland. De Leerplichtwet (1969) is een instrument om het recht op onderwijs voor iedereen te garanderen en een optimale deelname aan het onderwijs te verzekeren. In Nederland is iedereen wettelijk verplicht om vanaf vijfjarige leeftijd tot en met het schooljaar waarin men 18 jaar wordt, ingeschreven te staan bij een onderwijsinstelling en deze geregeld te bezoeken. Wanneer men een startkwalificatie heeft behaald eindigt de leerplicht. Een startkwalificatie is een Havo, Vwo of Mbo niveau 2 diploma. Doel van de Leerplichtwet is om jongeren zo goed mogelijk toe te rusten met kennis en vaardigheden. Het is de bedoeling dat zij met deze bagage een zelfstandige plek in de samenleving verwerven. Daarmee zijn zowel de individuele jongeren als de samenleving beter af. Om het recht op onderwijs te garanderen, zijn in de Leerplichtwet de plichten van jongeren, ouders/verzorgers en scholen omschreven.
schooljaar 2007—2008
36
Jaarverslag leerplicht Het toezicht op de naleving van de Leerplicht is opgedragen aan de gemeente waarin een jongere als woonachtige is ingeschreven. De gemeente heeft als gevolg van de leerplichtwet de controle taak op de naleving van de leerplichtwet door ouders/leerlingen en scholen. Bij overtreding van de regels dient de gemeente op te treden. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke zorg werkt de gemeente in overleg met het onderwijsveld ook aan preventie van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten en maakt daarover lokaal en / of regionaal afspraken. De scholen hebben een meldingsplicht voor schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Gemeente en scholen zijn dus partners voor de invulling van het lokale en regionale leerplichtbeleid. Ingrado (de landelijke organisatie voor leerplichtbeleid) pleit voor het handhaven van de leerplicht voor alle jongeren, zolang zij onderwijs moeten volgen en nog geen startkwalificatie hebben behaald. Deze plicht noemen wij “kwalificerende leerplicht”. Deze kwalificerende leerplicht, die geldt tot 18 jaar en is in de plaats gekomen van de partiële leerplicht. In de nieuwe leerplichtwet is de kwalificerende leerplicht opgenomen. Daarmee sluit de wet beter aan op de dagelijkse praktijk van de leerplichtambtenaar en maakt maatwerktrajecten voor jongeren mogelijk.
schooljaar 2007—2008
37
Jaarverslag leerplicht LEERPLICHTWET 1969 geldig per 31-07-2007 § 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen Artikel 1a. Aanwijzing scholen en instellingen Artikel 1b. Meerderjarige leerplichtigen Artikel 1c. Verstrekking gegevens jongere Artikel 1d. Maatregelen § 2. Leerplicht Artikel 2. Verantwoordelijke personen Artikel 3. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving Artikel 3a. Vervangende leerplicht Artikel 3b. Vervangende leerplicht laatste schooljaar Artikel 4. Begin en einde van de verplichting tot geregeld schoolbezoek § 2a. Kwalificatieplpicht Artikel 4a. Inschrijving Artikel 4b. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving Artikel 4c. Begin en einde van de verplichting tot geregeld schoolbezoek § 3. Vrijstellingen Artikel 5. Gronden voor vrijstelling van inschrijving Artikel 5a. Trekkend bestaan Artikel 6. Kennisgeving Artikel 7. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid Artikel 8. Bedenkingen tegen richting van school Artikel 9. Bezoeken van school in buitenland Artikel 10. Afschrijving Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek Artikel 11a. Leeftijd leerling Artikel 12. Ziekte van leerling Artikel 13. Plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging Artikel 13a. Vakantie Artikel 13b. Kennisgeving bij beroep op vrijstelling Artikel 14. Andere gewichtige omstandigheden Artikel 15. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs § 4. Toezicht op de naleving van de wet Artikel 16. Leerplichtambtenaren Artikel 17. Gemeenschappelijke regeling betreffende toezicht Artikel 18. Kennisgeving in- en afschrijvingen Artikel 19. Controle absoluut schoolverzuim door burgemeester en wethouders Artikel 20. (vervallen) Artikel 21. Kennisgeving relatief schoolverzuim Artikel 22. Onderzoek door leerplichtambtenaar Artikel 23. Overtreding arbeidsverbod Artikel 24. Bevoegdheden politie Artikel 25. Jaarverslag gemeente en verstrekking statistische gegevens § 5. Strafbepalingen Artikel 26. Strafbedreiging verantwoordelijke personen Artikel 27. Strafbedreiging hoofd Artikel 28. Overtreding § 6. Slot- en overgangsbepalingen Artikel 29. Nadere voorschriften Artikel 30. Citeertitel
schooljaar 2007—2008
38
Jaarverslag leerplicht § 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen Deze wet verstaat onder: a. "Onze minister": Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; b. "school": 1. een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs; 2. een ingevolge artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs aangewezen bijzondere dagschool voor voortgezet onderwijs; 3. een andere dagschool die, wat de inrichting van het onderwijs en de bevoegdheden van de leraren betreft, overeenkomt met een van de onder 1 genoemde scholen; 4. een andere krachtens artikel 1a, onder a, voor de toepassing van deze wet als school aangewezen onderwijsinstelling; c. "instelling": 1. een instelling voor educatie en beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs; 2. een andere krachtens artikel 1a, onder b , voor de toepassing van deze wet als instelling aangewezen cursus of instelling, waar onderwijs of vorming wordt gegeven; d. "hoofd": 1. hij die met de leiding van de school is belast; 2. hij die met de leiding van de instelling is belast; e. "de ambtenaar": de ambtenaar, bedoeld in artikel 16; f. «startkwalificatie»: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs. Artikel 1a. Aanwijzing scholen en instellingen 1. Bij ministeriële regeling dan wel bij beschikking van Onze minister kunnen: a. onderwijsinstellingen dan wel groepen daarvan worden aangewezen als school bedoeld in artikel 1, onderdeel b onder 4, en b. cursussen of instellingen waar onderwijs of vorming wordt gegeven dan wel groepen daarvan worden aangewezen als instelling bedoeld in artikel 1, onderdeel c, onder 2. Aan de aanwijzing kunnen voorwaarden worden verbonden. 2. Onze minister kan de aanwijzing intrekken indien het hoofd of het personeel van de school of instelling in strijd handelt met artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 1b. Meerderjarige jongeren Indien een leerplichtige jongere of een jongere die kwalificatieplichtig is meerderjarig is rusten de verplichtingen en bevoegdheden die in deze wet zijn toebedeeld aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen op de jongere zelf. Artikel 1c. Verstrekking gegevens van de jongere Binnen dertien weken na de datum waarop een jongere de leeftijd van drie jaar en zes maanden bereikt verstrekt de rijksbelastingdienst aan degene die het gezag over de jongere uitoefent kosteloos een afschrift van de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en sociaal-fiscaalnummer. Artikel 1d. Maatregelen 1. Indien de kwaliteit van het niet uit 's Rijks kas bekostigde onderwijs ernstig of langdurig tekortschiet, kan Onze minister op verzoek van het hoofd van een school of instelling of uit eigen beweging in overeenstemming met het hoofd maatregelen treffen. 2. Tot de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, behoort de mogelijkheid het hoofd van een school of instelling te laten bijstaan door een extern deskundige. Ook kunnen onder voorwaarden extra financiële middelen aan de school of instelling ter beschikking worden gesteld.
schooljaar 2007—2008
39
Jaarverslag leerplicht § 2. Leerplicht Artikel 2. Verantwoordelijke personen 1. Degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijke verzorging van een jongere heeft belast, zijn verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet te zorgen, dat de jongere als leerling van een school is ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Bij de inschrijving wordt een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en sociaal-fiscaalnummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Indien de in de eerste volzin bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen. 2. De in het eerste lid bedoelde verplichtingen gelden niet voor zover de daarin bedoelde personen kunnen aantonen dat zij daarvoor niet verantwoordelijk kunnen worden geacht. 3. De jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, is verplicht overeenkomstig de bepalingen van deze wet de school waaraan hij als leerling is ingeschreven, geregeld te bezoeken, onverminderd het bepaalde in het eerste lid. 4. Tot het tijdstip, bedoeld in artikel XIa, eerste, tweede, onderscheidenlijk derde lid, van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681), kan, in afwijking van de tweede volzin van het eerste lid, inschrijving van een jongere als leerling van een school plaatsvinden zonder overlegging van het onderwijsnummer en, indien de in het eerste lid bedoelde personen aannemelijk maken dat zij geen sociaal-fiscaalnummer van de jongere kunnen overleggen, eveneens zonder overlegging van het sociaal-fiscaalnummer. Tot dat tijdstip is de derde volzin van het eerste lid uitsluitend van toepassing met betrekking tot het sociaal-fiscaalnummer. 5. Het eerste lid, tweede en derde volzin, en het vierde lid zijn ten aanzien van scholen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs van toepassing met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, artikel II, onderscheidenlijk artikel III, van de wet van 6 december 2001 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs (Stb. 681). Artikel 3. Begin en einde van de verplichting tot inschrijving 1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school is ingeschreven, begint op de eerste schooldag van de maand volgende op die waarin de jongere de leeftijd van vijf jaar bereikt, en eindigt: a. aan het einde van het schooljaar na afloop waarvan de jongere ten minste twaalf volledige schooljaren een of meer scholen heeft bezocht; b. aan het einde van het schooljaar waarin de jongere de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt. 2. Een jongere die een basisschool in minder dan acht schooljaren heeft doorlopen, wordt voor de toepassing van het eerste lid onder a geacht reeds acht schooljaren een school te hebben bezocht. Artikel 3a. Vervangende leerplicht 1. Indien het betreft een jongere die tenminste de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt en waarvan naar hun oordeel is komen vast te staan, dat hij niet geschikt is volledig dagonderwijs aan een school te volgen, kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, in overeenstemming met het bevoegd gezag van de school, toestaan dat gedurende een bepaald schooljaar, voor zover nodig, in afwijking van het bepaalde in de artikelen 11a, tweede lid, 11c , 11d en 11e van de Wet op het voortgezet onderwijs de jongere aan de school een programma volgt, dat naast algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs tevens praktijktijd bevat, bestaande uit arbeid van lichte aard, te verrichten naast en in samenhang met het onderwijs. 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de school en dat tenminste bevat een beschrijving van de onderwijsdoelen en van de praktijktijd.
schooljaar 2007—2008
40
Jaarverslag leerplicht 3. Alvorens burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouders in elk geval: a. degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf, en b. het hoofd van de school waar de jongere staat ingeschreven. 4. Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen. 5. Indien de jongere nog steeds niet geschikt is volledig dagonderwijs als bedoeld in het eerste lid aan een school te volgen, kunnen de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen burgemeester en wethouders ten minste acht weken voor het verstrijken van de periode waarvoor toestemming is verleend, verzoeken de toestemming voor het daaropvolgend schooljaar te verlengen. Het verzoek gaat vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere is ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, te ontraden is, alsmede dat voortzetting van het programma bijdraagt aan de ontwikkeling van de jongere. Het tweede en derde lid zijn van toepassing. Artikel 3b. Vervangende leerplicht laatste schooljaar 1. Op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, toestaan dat de inschrijving van de jongere aan een school voor het laatste schooljaar, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of b , wordt vervangen door de inschrijving als leerling van een instelling als bedoeld in paragraaf 2a . 2. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van plan van aanpak dat voorziet in een begeleidingsprogramma ten behoeve van de jongere dat is opgesteld door de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden. Het begeleidingsprogramma bevat ten minste een beschrijving van de onderwijs- en vormingsdoelen, waaronder algemeen vormend onderwijs en op het beroep gericht onderwijs, alsmede de wijze waarop arbeid van lichte aard zal worden verricht, naast het volgen van onderwijs aan een instelling als bedoeld in paragraaf 2a doch niet in samenhang met het onderwijs. Indien het betreft een jongere, die ten tijde van de indiening van het verzoek een programma als bedoeld in artikel 3a, eerste lid, volgt, gaat het verzoek tevens vergezeld van een verklaring van het hoofd van de school waar de jongere is ingeschreven, waarin een overzicht is gegeven van de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het programma en waaruit blijkt dat een terugkeer van de jongere naar het onderwijs, bedoeld in de artikelen 11a tot en met 11d van de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een voortgezette toepassing van artikel 3a, eerste lid, te ontraden is. 3. Alvorens burgemeester en wethouder besluiten op het verzoek, bedoeld in het eerste lid, horen burgemeester en wethouder in elk geval: a. degene die het verzoek heeft ingediend en de jongere zelf; b. het hoofd van de school waar de jongere het laatst stond ingeschreven en het hoofd van de instelling waar de jongere ingeschreven wenst te worden, en c. de instellingen van maatschappelijke zorg die reeds bij de begeleiding van de jongere betrokken zijn. 4. Burgemeester en wethouders besluiten binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en zenden binnen 2 weken na het nemen van het besluit daarvan afschrift aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen. Artikel 4. Begin en einde van de verplichting tot geregeld schoolbezoek 1. De verplichting om te zorgen, dat een jongere de school waar hij als leerling is ingeschreven, geregeld bezoekt, begint op de dag waarop hij na inschrijving op die school kan plaats nemen, en eindigt tegelijk met de verplichting om te zorgen, dat hij als leerling van een school is ingeschreven. 2. Het schoolbezoek vindt geregeld plaats, zolang geen les of praktijktijd wordt verzuimd.
schooljaar 2007—2008
41
Jaarverslag leerplicht § 2a. Kwalificatieplicht Artikel 4a. Inschrijving 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn verplicht te zorgen dat de jongere overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf is ingeschreven als leerling of deelnemer bij een school of instelling die volledig dagonderwijs dan wel een bij de wet geregelde combinatie van leren en werken verzorgt en dat hij deze school of instelling na inschrijving geregeld bezoekt, als: a. ten aanzien van de jongere de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet is geëindigd, en b. de jongere geen startkwalificatie heeft behaald. 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van jongeren die in het bezit zijn van een getuigschrift of een schooldiploma praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs en jongeren die een school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs hebben bezocht als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder j en n, van de Wet op de expertisecentra. 3. Artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid. 4. Als de inschrijving, bedoeld in het eerste lid, plaats vindt aan een andere school of instelling dan daarvoor door de jongere werd bezocht, wordt bij de inschrijving een van overheidswege verstrekt document of een bewijs van uitschrijving van een andere school of instelling overgelegd waarop de gegevens van de jongere betreffende zijn geslachtsnaam, voorletters, geboortedatum, geslacht en sociaal-fiscaalnummer of bij gebreke daarvan zo mogelijk zijn onderwijsnummer zijn vermeld. Als de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen bij de inschrijving aannemelijk hebben gemaakt dat zij geen sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere kunnen overleggen, leggen zij het sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere over aan de school zodra zij daarvan kennis hebben verkregen. 5. Tot het tijdstip, bedoeld in artikel XIa, vijfde lid, van de wet van 6 december 2001, Stb. 681, tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs, kan, in afwijking van de eerste volzin van het vierde lid, inschrijving van een jongere als deelnemer aan een instelling plaatsvinden zonder overlegging van het onderwijsnummer en, indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen aannemelijk maken dat zij geen sociaalfiscaalnummer van de jongere kunnen overleggen, eveneens zonder overlegging van het sociaalfiscaalnummer. Tot dat tijdstip is de tweede volzin van het vierde lid uitsluitend van toepassing met betrekking tot het sociaal-fiscaalnummer. 6. Het vierde en vijfde lid zijn van toepassing met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IV van de wet van 6 december 2001, Stb. 681, tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de invoering van persoonsgebonden nummers in het onderwijs. Artikel 4b. Begin en einde verplichting tot inschrijving De verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, vangt aan direct na het einde van de leerplicht, bedoeld in paragraaf 2 van deze wet, en eindigt zodra de jongere de leeftijd van 18 jaar bereikt of een startkwalificatie heeft behaald. Artikel 4c. De invulling van de verplichting tot geregeld schoolbezoek 1. De jongere die als leerling of deelnemer van een school of instelling is ingeschreven op grond van artikel 4a, eerste lid, is verplicht het volledige onderwijsprogramma respectievelijk het volledige programma van de combinatie leren en werken te volgen dat door die school of instelling wordt aangeboden. 2. De jongere voldoet aan de verplichting, bedoeld in artikel 4a, eerste lid, om de school of instelling na inschrijving geregeld te bezoeken, zolang hij geen les of praktijktijd verzuimt anders dan op een van de gronden, bedoeld in artikel 11.
schooljaar 2007—2008
42
Jaarverslag leerplicht § 3. Vrijstellingen Artikel 5. Gronden voor vrijstelling van inschrijving De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school onderscheidenlijk een instelling is ingeschreven, zolang a. de jongere op lichamelijke of psychische gronden niet geschikt is om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten; b. zij tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, indien zij geen vaste verblijfplaats hebben, op alle binnen Nederland - gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen hebben; c. de jongere als leerling van een inrichting van onderwijs buiten Nederland is ingeschreven en deze inrichting geregeld bezoekt. Artikel 5a. Trekkend bestaan De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting om te zorgen, dat een jongere als leerling van een school is ingeschreven, zolang zij een bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven trekkend bestaan leiden waarbij de jongere hen vergezelt. De algemene maatregel van bestuur kan bijzondere regelen bevatten betreffende de vrijstelling in verband met: a. de leeftijd van de jongere waarop de verplichting ingaat om te zorgen dat een jongere als leerling van een school is ingeschreven; b. de omstandigheden waarin de personen bedoeld in de eerste volzin, verkeren die van invloed zijn op de bereikbaarheid van een passende school voor de jongere. Artikel 6. Kennisgeving 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen kunnen zich slechts beroepen op vrijstelling, indien zij aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, hebben kennis gegeven, voor welke jongere en op welke grond zij daarop aanspraak menen te mogen maken. 2. Deze kennisgeving moet worden ingediend: a. ten minste een maand voordat de jongere leerplichtig wordt, indien zij betrekking heeft op de aanvang van de leerplicht, en b. zolang nadien aanspraak op vrijstelling wordt gemaakt, elk jaar opnieuw voor 1 juli. 3. Het tweede lid onder b is niet van toepassing, indien uit de in artikel 7 bedoelde verklaring blijkt, dat de jongere nooit geschikt zal zijn een school onderscheidenlijk een instelling te bezoeken. Artikel 7. Lichamelijke of psychische ongeschiktheid Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder a kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring van een door burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de jongere als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, aangewezen arts niet zijnde de behandelende arts - of van een door hen aangewezen academisch gevormde of daarmede bij ministeriële regeling gelijkgestelde pedagoog of psycholoog is overgelegd, waaruit blijkt, dat deze de jongere niet geschikt achten om tot een school onderscheidenlijk een instelling te worden toegelaten. Deze verklaring mag niet ouder zijn dan drie maanden. Artikel 8. Bedenkingen tegen richting van school 1. Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder b kan slechts worden gedaan, indien de kennisgeving de verklaring bevat, dat tegen de richting van het onderwijs op alle binnen redelijke afstand van de woning - of, bij het ontbreken van een vaste verblijfplaats, op alle binnen Nederland gelegen scholen onderscheidenlijk instellingen waarop de jongere geplaatst zou kunnen worden, overwegende bedenkingen bestaan. 2. Deze verklaring is niet geldig, indien de jongere in het jaar, voorafgaande aan de dagtekening van de kennisgeving, geplaatst is geweest op een school onderscheidenlijk een instelling van de richting waartegen bedenkingen worden geuit. Artikel 9. Bezoeken van school in buitenland Een beroep op vrijstelling op grond van artikel 5 onder c kan slechts worden gedaan, indien bij de kennisgeving een verklaring is overgelegd van het hoofd van de inrichting van onderwijs waaruit blijkt, dat de jongere als leerling van deze inrichting is ingeschreven en haar geregeld bezoekt.
schooljaar 2007—2008
43
Jaarverslag leerplicht Artikel 10. Afschrijving Op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen wordt een jongere binnen de in artikel 3, eerste lid, en artikel 4b omschreven tijdvakken door het hoofd slechts van de lijst der leerlingen of deelnemers afgevoerd a. wegens inschrijving van de jongere op een andere school of instelling; b. wegens vrijstelling op een der gronden, genoemd in artikel 5, nadat aan het hoofd gebleken is, dat aan de artikelen 6 tot en met 9 is voldaan; c. wegens de vrijstelling, bedoeld in artikel 5a of artikel 15. Artikel 11. Gronden voor vrijstelling van geregeld schoolbezoek De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn vrijgesteld van de verplichting te zorgen dat de jongere de school waarop hij is ingeschreven, geregeld bezoekt, en de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt alsmede de jongere die kwalificatieplichtig is, zijn vrijgesteld van de verplichting de school of de instelling geregeld te bezoeken, indien a. de school onderscheidenlijk de instelling is gesloten of het onderwijs is geschorst; b. bij of op grond van algemeen verbindende voorschriften het bezoeken van de school onderscheidenlijk de instelling is verboden; c. de jongere bij wijze van tuchtmaatregel tijdelijk de toegang tot de school onderscheidenlijk de instelling is ontzegd; d. de jongere wegens ziekte verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken; e. de jongere wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken; f. de jongere vanwege de specifieke aard van het beroep van één van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen slechts buiten de schoolvakanties met hen op vakantie kan gaan; g. de jongere door andere gewichtige omstandigheden verhinderd is de school onderscheidenlijk de instelling te bezoeken. Artikel 11a. Leeftijd leerling 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen zijn met betrekking tot de jongere die nog niet de leeftijd van zes jaar heeft bereikt, voor ten hoogste 5 uren per week vrijgesteld van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij is ingeschreven, geregeld bezoekt. Van een beroep op deze vrijstelling wordt mededeling gedaan aan het hoofd. 2. Naast de vrijstelling bedoeld in het eerste lid, kan het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen ten behoeve van de jongere bedoeld in het eerste lid, tot ten hoogste 5 uren per week vrijstelling verlenen van de verplichting om te zorgen dat deze de school waarop hij is ingeschreven, geregeld bezoekt. Artikel 12. Ziekte van leerling Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere kan slechts worden gedaan, indien daarvan binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven, zo mogelijk met opgave van de aard van de ziekte. Artikel 13. Plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging Een beroep op vrijstelling wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging kan slechts worden gedaan indien daarvan uiterlijk twee dagen vóór de verhindering aan het hoofd kennis is gegeven. Artikel 13a. Vakantie 1. Een beroep op vrijstelling wegens vakantie van de jongere, bedoeld in artikel 11, onder f, kan slechts worden gedaan indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend dat de jongere voor de duur van het verlof de school onderscheidenlijk de instelling niet bezoekt. 2. Verlof als bedoeld in het eerste lid kan door het hoofd slechts eenmaal voor ten hoogste tien dagen per schooljaar worden verleend en kan geen betrekking hebben op de eerste twee lesweken van het schooljaar. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen.
schooljaar 2007—2008
44
Jaarverslag leerplicht Artikel 13b. Kennisgeving bij beroep op vrijstelling Een beroep op vrijstelling wegens ziekte van de jongere, wegens vervulling van plichten voortvloeiend uit godsdienst of levensovertuiging wordt gedaan door middel van kennisgeving aan het hoofd door de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen, tenzij de leerplichtige jongere of de jongere die kwalificatieplichtig is niet meer woonachtig is bij deze personen, in welk geval de kennisgeving wordt gedaan door de jongere zelf. Artikel 14. Andere gewichtige omstandigheden 1. Een beroep op vrijstelling wegens andere gewichtige omstandigheden bedoeld in artikel 11 onder g kan slechts worden gedaan, indien het hoofd op verzoek van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen verlof heeft verleend, dat de jongere de school onderscheidenlijk de instelling tijdelijk niet bezoekt. 2. Indien geen verlof is gevraagd, kan het hoofd alsnog verlof verlenen, indien hem binnen twee dagen na het ontstaan van de verhindering de redenen daarvan worden medegedeeld. 3. Het hoofd kan ten aanzien van dezelfde jongere wegens de in het eerste lid bedoelde omstandigheden voor ten hoogste tien dagen per schooljaar verlof als bedoeld in dat lid verlenen. Indien het verlof ten aanzien van dezelfde jongere wordt gevraagd voor meer dan tien dagen per schooljaar, besluit de ambtenaar van de woongemeente van de jongere, het hoofd gehoord. Het verlof, bedoeld in de eerste volzin, kan aan de jongere die kwalificatieplichtig is slechts worden verleend tot een evenredig deel van het aantal dagen dat hij op grond van artikel 4c verplicht is onderwijs te volgen. Artikel 15. Vrijstelling wegens het volgen van ander onderwijs In andere gevallen dan genoemd in artikel 5 kunnen burgemeester en wethouders op grond van bijzondere omstandigheden vrijstelling verlenen van de in artikel 4a opgelegde verplichtingen, indien wordt aangetoond, dat de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet. § 4. Toezicht op de naleving van de wet Artikel 16. Leerplichtambtenaren 1. Het toezicht op de naleving van deze wet is opgedragen aan burgemeester en wethouders. Zij wijzen daartoe een of meer ambtenaren aan. 2. Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen deze ambtenaren in handen van de burgemeester de eed of de belofte af, waarvan het formulier bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. 3. Deze ambtenaren zijn bevoegd hun taak uit te oefenen ten aanzien van leerlingen die in Nederland woon- of verblijfplaats hebben. 4. Burgemeester en wethouders stellen een instructie vast voor deze ambtenaren, die ten minste bevat: a. de wijze waarop de ambtenaren aan de in de artikelen 14, derde lid, 22 en 23 bedoelde taken uitvoering geven; b. de wijze waarop de gevallen van schoolverzuim die ter kennis van de gemeente worden gebracht, worden behandeld; c. de wijze waarop de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken overleg plegen en samenwerken met hun ambtgenoten van de omliggende gemeenten; d. de aanwijzing van de diensten en instellingen waarmee de ambtenaren bij de uitvoering van hun taken dienen samen te werken. 5. De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, tweede volzin, zijn belast met de opsporing van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering. Artikel 17. Gemeenschappelijke regeling betreffende toezicht Gemeenschappelijke regelingen betreffende het toezicht op de naleving van deze wet, alsmede wijziging of intrekking daarvan, worden mede ter kennis gebracht van Onze minister en van de hoofden in de gemeenten die bij de regeling zijn aangesloten.
schooljaar 2007—2008
45
Jaarverslag leerplicht Artikel 18. Kennisgeving in- en afschrijvingen 1. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders binnen zeven dagen kennis van de in- en afschrijving van leerlingen ten aanzien van wie deze wet van toepassing is. Een beslissing tot verwijdering van een leerling wordt terstond gemeld. 2. Het hoofd van een instelling geeft aan burgemeester en wethouders zodra hij daarvan in kennis is gesteld, bericht van een door de jongere gesloten leerovereenkomst als bedoeld in artikel 4c, eerste lid, onderdeel b of deelname door de jongere aan een combinatie van leren en werken als bedoeld in artikel 4c, eerste lid, onderdeel c. 3. De hoofden geven aan burgemeester en wethouders en aan de ambtenaar alle inlichtingen die deze in verband met de uitvoering van deze wet verlangen. 4. In de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, en in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk mede het sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere. Artikel 19. Controle absoluut schoolverzuim door burgemeester en wethouders Burgemeester en wethouders controleren, of de jongeren die als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven en nog leerplichtig of kwalificatieplichtig zijn, overeenkomstig de bepalingen van deze wet als leerling of deelnemer zijn ingeschreven. Artikel 20 [Vervallen per 01-10-1994] Artikel 21. Kennisgeving relatief schoolverzuim 1. Indien een ingeschreven leerling van een school ten aanzien van wie deze wet van toepassing is, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim plaatsvond op drie achtereenvolgende schooldagen, dan wel het verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken meer dan 1/8 deel van het aantal uren les- of praktijktijd bedraagt, geeft het hoofd van de school hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft. 2. Indien een ingeschreven leerling van een instelling ten aanzien van wie deze wet van toepassing is, zonder geldige reden gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken meer dan 1/8 deel van de lestijd heeft verzuimd, geeft het hoofd van de instelling hiervan onverwijld kennis aan burgemeester en wethouders van de gemeente waar de leerling woon- of verblijfplaats heeft. 3. In de kennisgeving, bedoeld in het eerste en tweede lid, vermeldt het hoofd zo mogelijk mede het sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer van de jongere. Artikel 22. Onderzoek door leerplichtambtenaar 1. Indien blijkt, dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling of deelnemer is ingeschreven, zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, of indien een kennisgeving is ontvangen, als bedoeld in artikel 21, stelt de ambtenaar vanwege burgemeester en wethouders een onderzoek in. Hij hoort de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen en tracht hen ertoe te bewegen hun verplichtingen na te komen. 2. Blijkt aan de ambtenaar dat de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen weigeren de jongere als leerling van een school onderscheidenlijk als deelnemer bij een instelling te laten inschrijven, zonder dat zij op grond van artikel 5, 5a of 15 van deze verplichting zijn vrijgesteld, of dat zij niet zorgen, dat de leerplichtige jongere de school of de jongere die kwalificatieplichtig is de school of instelling geregeld bezoekt, zonder dat zij op grond van artikel 11 van deze verplichting zijn vrijgesteld, dan zendt hij proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 3. Blijkt aan de ambtenaar, dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is het onderwijs aan de school of aan de instelling niet geregeld volgt zonder dat de jongere op grond van artikel 11 van deze verplichting is vrijgesteld, dan hoort hij de jongere en tracht hem ertoe te bewegen zijn verplichtingen na te komen. Indien blijkt dat de leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt, of de jongere die kwalificatieplichtig is, weigert deze verplichtingen na te komen, zendt de ambtenaar proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 4. Indien de in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen reeds eerder zijn veroordeeld wegens het niet nakomen van de verplichtingen, opgelegd in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a, zendt de ambtenaar een afschrift van het proces-verbaal aan de raad voor de kinderbescherming.
schooljaar 2007—2008
46
Jaarverslag leerplicht Artikel 23. Overtreding arbeidsverbod Indien aan het hoofd of aan de ambtenaar blijkt, dat een jongere in strijd met de terzake geldende voorschriften arbeid verricht, geven zij hiervan terstond kennis aan een daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen onder hem ressorterende ambtenaar. Artikel 24. Bevoegdheden politie Ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, zijn bevoegd een jongere die zij onder schooltijd op een voor het publiek toegankelijke plaats aantreffen, te brengen naar het hoofd van de school waarop de jongere als leerling is ingeschreven. Afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing. Artikel 25. Jaarverslag gemeente en verstrekking statistische gegevens 1. Burgemeester en wethouders brengen jaarlijks vóór 1 oktober verslag uit aan de raad over het in het laatst afgesloten school- of cursusjaar in de gemeente gevoerde beleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan. 2. Burgemeester en wethouders doen jaarlijks een opgave aan Onze minister van de omvang en behandeling van het aan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeente. 3. Het hoofd doet jaarlijks een opgave aan Onze minister van de omvang van het schoolverzuim aan zijn school of instelling. § 5. Strafbepalingen Artikel 26. Strafbedreiging verantwoordelijke personen 1. De in artikel 2, eerste lid, bedoelde personen die de in artikel 2, eerste lid, of artikel 4a opgelegde verplichtingen niet nakomen, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. 2. De leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt of de jongere die kwalificatieplichtig is, die de verplichting tot geregeld volgen van het onderwijs niet nakomt, wordt gestraft met een hoofdstraf als genoemd in artikel 77h, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat de geldboete een geldboete van de tweede categorie is. Artikel 27. Strafbedreiging hoofd Met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft het hoofd dat: a. in strijd handelt met artikel 13a, tweede lid, of artikel 14, derde lid, eerste volzin, b. niet voldoet aan een der verplichtingen, opgelegd in de artikelen 18 en 21, of c. bij de uitvoering van deze wet onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt. Artikel 28. Overtreding De bij deze wet strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als overtredingen. § 6. Slot- en overgangsbepalingen Artikel 29. Nadere voorschriften 1. Bij ministeriële regeling worden nadere voorschriften gegeven voor de uitvoering van deze wet en worden de modellen vastgesteld van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 6, 18, 21 en 25, tweede en derde lid. Bij deze regeling kan tevens worden bepaald dat de in artikel 25, tweede of derde lid, bedoelde opgave niet wordt gedaan aan Onze minister maar aan het Centraal Bureau voor de Statistiek. 2. De formulieren van de kennisgevingen en mededelingen, bedoeld in de artikelen 6, 18 en 21 zijn voor de belanghebbenden kosteloos ter gemeentesecretarie verkrijgbaar. De formulieren voor de opgaven van gegevens ten behoeve van statistisch onderzoek als bedoeld in artikel 25, tweede en derde lid, worden door het Rijk verstrekt. Artikel 30. Citeertitel Deze wet kan worden aangehaald als "Leerplichtwet 1969". Zij treedt in werking op 1 januari 1969.
schooljaar 2007—2008
47
Jaarverslag leerplicht Instructie voor de leerplichtambtenaar van de Gemeente Bergen 2006 Als bedoeld in artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 Inhoudsopgave Artikel 1. Begripsbepalingen Artikel 2. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim Artikel 3. Leerling-dossier Artikel 4. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden Artikel 5. Relatief verzuim van leerplichtige jongeren Artikel 6. Absoluut verzuim Artikel 7. (Dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren (met inbegrip van verwijdering) Artikel 8. Vervangende leerplicht Artikel 9. Vrijstelling van partiële leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs Artikel 10. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht Artikel 11. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet is Artikel 12. Aanwijzing deskundige Artikel 13. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming Artikel 14. Melding aan Bureau Jeugdzorg (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)) Artikel 15. Melding aan de Arbeidsinspectie Artikel 16. Ontheffing toelatingsleeftijd VAVO Artikel 17. Jaarverslag Artikel 18. Samenwerking in de regio Artikel 19. Samenwerking met diensten en instellingen Artikel 20. Beleidsontwikkeling Artikel 21. Slotbepalingen Bijlage 1. Toelichting op de instructie Bijlage 2. Diensten en instellingen waarmee wordt samengewerkt Artikel 1. Begripsbepalingen In deze instructie wordt verstaan onder: a. de wet: de Leerplichtwet 1969; b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen; c. ambtenaar: de ambtenaar, door het college van de gemeente Bergen benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte als bedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd; d. administratief medewerker, een door het college aangewezen administratief ambtenaar; e. directeur: hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast; f. de ouders: de in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoelde personen; Artikel 2. Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim (artikel 19 Leerplichtwet; artikel 3 Leerplichtregeling) 1. Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de administratief medewerker. 2. In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen personen in de leeftijd van 3 tot en met 17 jaar (en 18 t/m 23 jaar). 3. Jaarlijks voor 1 augustus verstrekt de afdeling Burgerzaken een volledige lijst van de in lid 2 bedoelde personen en voert de administratief medewerker een volledige controle uit op de juistheid van de leerlingenadministratie. 4. De mutaties in de basisadministratie persoonsgegevens met betrekking tot de in lid 2 bedoelde personen worden twee wekelijks door de afdeling Burgerzaken doorgeven aan de administratief medewerker. 5. De administratief medewerker neemt namens het college de in- en afschrijvingen van scholen en instellingen als bedoeld in artikel 18 van de wet in ontvangst. De ambtenaar doet zonodig voorstellen aan het college voor het geven van nadere aanwijzingen aan de directeuren, met het oog op een doelmatige uitwisseling van gegevens.
schooljaar 2007—2008
48
Jaarverslag leerplicht 6. De administratief medewerker controleert jaarlijks of de leerlingenlijsten van de scholen en instellingen ontvangen zijn. Hij onderneemt onverwijld actie naar directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn. 7. Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan roept de ambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij het proces-verbaal van zijn bevindingen aan de officier van justitie. 8. De ambtenaar kan het college een voorstel doen tot het opleggen van bestuursdwang of een last onder dwangsom jegens de directeur, indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. 9. De administratief medewerker controleert namens het college binnen vier weken na aanvang van het schooljaar en telkens binnen twee weken na ontvangst van een mutatiebericht van de afdeling Burgerzaken of alle leerplichtigen en partieel leerplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven. Indien dit niet het geval is, geeft de administratief medewerker de gegevens onverwijld in handen van de ambtenaar, die de acties onderneemt als omschreven in artikel 6 (Absoluut verzuim). 10. De administratief medewerker controleert of een bericht van afschrijving van de ene school gekoppeld is aan een bericht van inschrijving op een andere school. Indien binnen twee weken geen bericht van inschrijving is ontvangen, neemt de administratief medewerker contact op met de ouders van de (partieel) leerplichtige of de directeur van de ‘oude’ school. 11. De administratief medewerker draagt zorg voor een goede overdracht van de relevante gegevens aan de nieuwe woongemeente als hij bericht ontvangt van inschrijving van een jongere in de basisadministratie persoonsgegevens van een andere gemeente. De ambtenaar bepaalt zonodig welke gegevens uit het leerling-dossier worden overgedragen aan de ambtenaar in de nieuwe woongemeente. Artikel 3. Leerling-dossier 1. De ambtenaar legt slechts een leerling-dossier aan over een jongere indien de ambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden omtrent diens: a. vervangende leerplicht; b. vrijstelling van inschrijving; c. vrijstelling van schoolbezoek; d. (vermoeden van) absoluut verzuim; e. (vermoeden van) relatief verzuim; f. gedrag dat leidt tot bespreking in een zorgadviesteam; g. gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing; h. schoolverlaten zonder startkwalificatie. 2. In de leerlingenadministratie wordt een aantekening gemaakt van het openen van een leerlingdossier. 3. In het leerling-dossier neemt de ambtenaar de volgende gegevens op: a. sociaal-fiscaal nummer, onderwijsnummer of administratienummer; b. voornamen en achternaam; c. geslacht; d. geboortedatum en -plaats; e. nationaliteit; f. etniciteit; g. naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers; h. school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort; i. kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht; j. kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim; k. aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek; l. afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere; m. verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere; n. aantekeningen en notities met betrekking tot de jongere. 4. De ambtenaar verstrekt slechts gegevens uit het leerling-dossier aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.
schooljaar 2007—2008
49
Jaarverslag leerplicht Artikel 4. Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden (artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet) 1. De gemeente bevestigt de ontvangst van een aanvraag terstond, dat wil zeggen uiterlijk de volgende dag. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de ambtenaar dit zo spoedig mogelijk aan de aanvrager mee en wijst hij de aanvrager op de mogelijkheid dat de aanvrager de wet overtreedt indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd. 2. De ambtenaar geeft de aanvrager een termijn van ten minste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. 3. De ambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd. 4. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de zienswijze van de aanvrager bij een voorgenomen beslissing die geheel of gedeeltelijk van de aanvraag afwijkt, schriftelijk wordt vastgelegd. 5. De ambtenaar kan de jongere in de gelegenheid stellen zijn zienswijze kenbaar te maken. 6. De ambtenaar kan bepalen op welke plaats aan de directeur, de aanvrager of de jongere de gelegenheid wordt geboden om zienswijzen aan hem kenbaar te maken. 7. De ambtenaar legt de behandeling van de aanvraag zorgvuldig vast in het leerling-dossier. 8. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de behandeling en beoordeling van een aanvraag verlof te verlenen wegens andere gewichtige omstandigheden voor een periode van 10 schooldagen of minder. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar de beslissing op de aanvraag mee. 9. De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor 10 schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid. Artikel 5. Relatief verzuim van leerplichtige jongeren (artikelen 21 en 22 Leerplichtwet) 1. De ambtenaar neemt namens het college de kennisgevingen van (ongeoorloofd) schoolverzuim in ontvangst. Hij legt van de leerling op wie de kennisgeving betrekking heeft een leerling-dossier aan, of voegt de kennisgeving in het reeds aanwezige leerling-dossier. 2. Binnen een week meldt de ambtenaar aan degene die een kennisgeving heeft gedaan welke acties hij naar aanleiding van de kennisgeving onderneemt. Indien de kennisgeving niet door een directeur is gedaan, neemt de ambtenaar binnen een week contact op met de betrokken directeur. 3. De ambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgeving binnen een week contact met de ouders, stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de ambtenaar in beginsel ook contact met de jongere zelf. 4. Zowel van het gesprek met de ouders/verzorgers als met de jongere maakt de ambtenaar een verslag. De ambtenaar verstrekt aan de ouders en/of de jongere op hun verzoek een kopie van het gespreksverslag. Van de gemaakte gespreksverslagen maakt de ambtenaar een notitie in het leerling-dossier. 5. De ambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig, op eigen initiatief dan wel op verzoek, contact met de directeur van de school of de door de directeur aangewezen functionaris(sen) belast met de begeleiding van de jongere, met medewerkers van de instelling voor jeugdzorg die met de jongere en/of de ouders contact hebben, en met andere personen waarmee het contact van belang kan zijn om de verzuimsituatie zo vlot mogelijk te beëindigen. 6. De ambtenaar legt een huisbezoek af wanneer hij dat nodig acht. 7. De ambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute. 8. De ambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. Ter afronding van de afhandeling zendt de ambtenaar in ieder geval een bericht aan degene die de kennisgeving heeft gedaan. De ambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken.
schooljaar 2007—2008
50
Jaarverslag leerplicht 9. Blijkt uit de gesprekken als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan maakt de ambtenaar proces-verbaal op van zijn bevindingen en zendt dit naar de officier van justitie. Indien hij voornemens is proces-verbaal op te maken, roept de ambtenaar de ouders, de jongere van 12 jaar of ouder en de directeur op voor een gesprek, waarbij hij de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar maakt dat hij voornemens is een proces-verbaal op te maken. 10. De ambtenaar is bevoegd het laten opmaken van proces-verbaal achterwege te laten als de ouders en/of de jongere een schriftelijke waarschuwing te geven indien sprake is van - verwijtbaar handelen of nalaten, doch geen kennelijke opzet tot het plegen van de overtreding; én - een eerste overtreding; én - verzuim van lichte aard is (niet meer dan vijf schooldagen). 11. De ambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. 12. Zodra de ambtenaar kennisneemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de ambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de ambtenaar de directeur horen en proces-verbaal opmaken, waarbij een relaas van de bevindingen van de ambtenaar wordt gevoegd, en dit naar de officier van justitie te zenden. 13. De ambtenaar kan aan het college een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom jegens de directeur indien hij van mening is dat deze maatregel kan bijdragen tot het opheffen van de overtreding dan wel het voorkomen van herhaling daarvan. 14. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het verzuim van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat. 15. De ambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven omtrent het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De ambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding. Artikel 6. Absoluut verzuim (artikelen 3 en 4b Leerplichtwet) 1. Indien hem blijkt dat een leerplichtige of partieel leerplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat een grond voor vrijstelling aanwezig is, onderzoekt de ambtenaar onmiddellijk, doch in ieder geval binnen één week, of wegens een administratieve onvolkomenheid een bericht van inschrijving ontbreekt. 2. Indien van een administratieve onvolkomenheid niet is gebleken, zoekt de ambtenaar onverwijld contact met de ouders en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het achterwege blijven van een inschrijving te geven. In ieder geval indien het een jongere betreft die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, zoekt de ambtenaar tevens contact met de jongere. 3. Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de ambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim. 4. Artikel 5, leden 4 tot en met 11, is van overeenkomstige toepassing. Artikel 7. (Dreigend) voortijdig schoolverlaten van leerplichtige en niet-leerplichtige jongeren (met inbegrip van verwijdering) (artikel 18, eerste lid, Leerplichtwet, artikelen 28 en 118h WVO, artikelen 47a en 162b WEC, artikelen 8.1.8 en 8.3.2 WEB) 1. De ambtenaar neemt namens het college kennis van een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling, van een kennisgeving van afschrijving en van de melding van voortijdig schoolverlaten. 2. Als het bericht betrekking heeft op een jongere die niet meer leerplichtig is, draagt de ambtenaar de informatie onverwijld over aan de betrokken RMC-functionaris. In dat geval zijn de overige leden van dit artikel niet van toepassing. 3. De ambtenaar onderzoekt of van de jongere een leerling-dossier aanwezig is. Zonodig draagt de ambtenaar er zorg voor dat een leerling-dossier wordt aangemaakt en dat de melding in het dossier wordt opgenomen.
schooljaar 2007—2008
51
Jaarverslag leerplicht 4. Artikel 5, leden 3 tot en met 11, zijn van overeenkomstige toepassing. 5. Zodra de ambtenaar kennisneemt van verwijdering die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt de ambtenaar een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de ambtenaar de directeur op voor een gesprek en zendt hij proces-verbaal (van bevindingen) aan de officier van justitie. 6. De ambtenaar kan aan een directeur op diens verzoek advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering van een bij de school ingeschreven jongere. Indien de ambtenaar een dergelijk advies geeft, deelt de directeur aan de ambtenaar mee op welke wijze hij met het advies omgaat. Artikel 8. Vervangende leerplicht (artikelen 3a en 3b Leerplichtwet) 1. De ambtenaar besluit namens het college over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de wet. 2. Blijkt aan de ambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de wet, dan draagt de ambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b) binnen een zo kort mogelijke periode worden gevoerd. 3. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd. Hij draagt er zorg voor dat de vastgelegde afspraken in het leerlingdossier worden opgenomen en hij draagt er zorg voor dat degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard tijdig over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd. 4. De ambtenaar draagt er zorg voor dat het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de jongere wordt uitgelegd en hij draagt er zorg voor dat de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen. 5. De ambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor vervangende leerplicht die op grond van artikel 3b is verleend. Artikel 9. Vrijstelling van partiële leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs (artikel 15 Leerplichtwet) 1. De ambtenaar besluit namens het college op een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de wet. 2. Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de ambtenaar acht op: - de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het bereiken van een startkwalificatie; en - de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs bij een programma krachtens de partiële leerplicht. Artikel 10. Vrijstelling van de inschrijvingsplicht (artikel 5 aanhef en onder a, b en c, artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet). 1. De ambtenaar neemt namens het college de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de wet in ontvangst. De gemeente zendt de ouders een ontvangstbevestiging waarin zij meedeelt op welke termijn de ouders een bericht zullen ontvangen over de ontvankelijkheid van het beroep op vrijstelling. 2. Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, draagt de ambtenaar er zorg voor dat de aangewezen deskundige op zo kort mogelijke termijn de jongere onderzoekt en een schriftelijke verklaring omtrent de geschiktheid van de jongere geeft. 3. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder a, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders niet langer dan twee weken na ontvangst van de verklaring van de deskundige. 4. Indien de ouders een beroep willen doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste vier weken. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de ambtenaar deze termijn binnen vier weken aan de ouders mee.
schooljaar 2007—2008
52
Jaarverslag leerplicht 5. Indien de ouders een beroep doen op de grond bedoeld in artikel 5 onder b, dan onderzoekt de ambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest. 6. In een bericht aan de ouders, deelt de ambtenaar aan de ouders mee of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de wet. 7. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de wet voldoet, geeft de ambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer zal zijn dan vier weken, om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling. 8. Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de wet voldoet, deelt de ambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt en voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen. 9. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond bedoeld in artikel 5 onder c, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de ambtenaar aan de ouders mee op welke wijze, en op welk moment, door hen zal moeten worden aangetoond dat de jongere in het buitenland onderwijs heeft genoten. 10. De ambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de vrijstelling van de inschrijvingsplicht als deze betrekking heeft op jongeren die 16 jaar of ouder zijn. Artikel 11. Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet is (artikelen 19 en 1, aanhef en onder b, ten derde, Leerplichtwet) 1. Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet doordat hun kind gebruikmaakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de ambtenaar contact op met de onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet. 2. De ambtenaar geeft aan de ouders dan wel aan degene die de onderwijsvoorziening instandhoudt de gelegenheid hun zienswijze op het advies van de inspectie te geven. 3. In de periode dat het onderzoek plaatsvindt, beschouwt de ambtenaar de onderwijsvoorziening als een school in de zin van de Leerplichtwet. 4. De ambtenaar beslist gemotiveerd, mede gezien het advies van de onderwijsinspectie en de eventueel daarnaast ingebrachte zienswijzen, of naar zijn oordeel sprake is van een school in de zin van de Leerplichtwet. Artikel 12. Aanwijzing deskundige (artikel 7 Leerplichtwet) De ambtenaar doet aan het college telkens wanneer dat nodig is een voorstel tot aanwijzing van een arts, pedagoog of psycholoog die een verklaring omtrent de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling afgeeft. Artikel 13. Melding aan de Raad voor de Kinderbescherming (artikel 22, lid 4 Leerplichtwet) Indien de ambtenaar proces-verbaal aan de officier van justitie zendt met betrekking tot ouders dan wel een jongere die reeds eerder zijn respectievelijk is veroordeeld wegens overtreding van de wet, dan zendt hij een afschrift van het proces-verbaal naar de Raad voor de Kinderbescherming. Artikel 14. Melding aan Bureau Jeugdzorg Indien de ambtenaar bij een onderzoek tot het vermoeden komt van verwaarlozing van de belangen van een kind, kan hij een rapport van zijn bevindingen naar het Bureau Jeugdzorg (AMK) sturen met het verzoek om een onderzoek te doen. Hij deelt zijn beslissing om een rapport aan het Bureau Jeugdzorg te zenden mee aan de betrokken ouders. Hij neemt het rapport op in het leerling-dossier.
schooljaar 2007—2008
53
Jaarverslag leerplicht Artikel 15. Melding aan de Arbeidsinspectie (artikel 23 Leerplichtwet) De ambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan de Arbeidsinspectie met betrekking tot: a. jongeren waarvoor vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3b van de wet; b. jongeren waarvoor vrijstelling van de inschrijfplicht bestaat op grond van artikel 5, onder a of b, van de wet, en die 16 jaar of ouder zijn; c. jongeren waarvan hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten. Artikel 16. Ontheffing toelatingsleeftijd VAVO (Tijdelijke regeling toelating voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (VAVO), artikel 2) 1. De ambtenaar neemt namens de gemeente de aanvragen tot ontheffing van de leeftijdsgrens in ontvangst die krachtens de Tijdelijke regeling toelating voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (Uitleg Gele Katern 31a, 17 december 1997, nadien gewijzigd) bij de gemeente worden ingediend. 2. De ambtenaar gaat na of het verlenen van ontheffing in het belang is van de jongere (in termen van de tijdelijke regeling: de aspirant-deelnemer), mede gezien de informatie die in het leerling-dossier over de jongere aanwezig is. Zonodig neemt de ambtenaar hiertoe contact op met de jongere of met de school die de jongere laatstelijk bezocht. De ambtenaar vraagt advies over het verlenen van ontheffing aan het RMC-adviesteam 3. De ambtenaar neemt namens de gemeente een besluit op de aanvraag en verzorgt de correspondentie met de instelling en de jongere. Artikel 17. Jaarverslag (artikel 25 Leerplichtwet) 1. De ambtenaar doet ieder jaar een voorstel aan het college voor het jaarlijks voor 1 oktober uit te brengen verslag aan de gemeenteraad over het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid. 2. De ambtenaar kan overleg voeren met de instanties en organisaties wier handelen (mede) in het voorstel voor het jaarlijkse verslag aan de orde wordt gesteld. 3. De ambtenaar en de administratief medewerker dragen er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim voor 16 oktober, volgend op het schooljaar, beschikbaar zijn. Artikel 18. Samenwerking in de regio (artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet) 1. De ambtenaar voert ten minste driemaal per jaar overleg met de ambtenaren van de andere gemeenten in de regio over de uitvoering van de taken krachtens de Leerplichtwet. De ambtenaar neemt zonodig het initiatief tot het bijeenroepen van het bedoelde overleg. Hij neemt een samenvatting van hetgeen in het overleg is besproken op in zijn voorstel voor het jaarlijkse verslag over het gevoerde beleid. 2. De ambtenaar draagt bij aan een optimaal toezicht op de naleving van de wet door in het regionale overleg voorstellen in te brengen over onderwerpen waarvoor regionale afspraken bijdragen aan een doelmatige bestrijding van schoolverzuim en/of voortijdig schoolverlaten. Tot deze onderwerpen behoren in ieder geval: - afspraken over het onderhouden van contacten met scholen in de regio waar leerlingen uit meerdere gemeenten uit de regio zijn ingeschreven; - afspraken over de beleidsregels met betrekking tot de scholen in de regio; - afspraken over de adviezen met betrekking tot het beleid die leerplichtambtenaren uit de regio geven aan de scholen in de regio; - afspraken over de organisatie en inhoud van de contacten met de regionaal werkende instellingen op het gebied van jeugdzorg en de aansluiting tussen onderwijs en arbeid; - afspraken over de organisatie en inhoud van het overleg met het Openbaar Ministerie.
schooljaar 2007—2008
54
Jaarverslag leerplicht 3. De ambtenaar doet in het regionale overleg zonodig voorstellen over: - de toepassing van artikel 14 van de wet (vrijstellingsgronden); - de richtlijnen op regionaal niveau inzake het verlenen van verlof op grond van artikel 11 aanhef en onder f en g van de wet (extra vakantieverlof respectievelijk andere gewichtige omstandigheden); - de wijze waarop contact wordt onderhouden met de officier van justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de wet (onderzoek door de ambtenaar). 4. De ambtenaar pleegt overleg met de ambtenaar van de woongemeente van een jongere indien de ambtenaar in zijn contacten met scholen, instellingen of instanties bemerkt dat sprake kan zijn van een overtreding van de wet of een bedreiging van de schoolloopbaan van de jongere die niet is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente. Artikel 19. Samenwerking met diensten en instellingen (artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet) De ambtenaar werkt samen met een of meer van de instellingen opgenomen in bijlage 2, zo vaak hij, de betrokken ouders of jongere dat nuttig of wenselijk acht met het oog op een zo goed mogelijk verlopende schoolloopbaan van de jongere. Artikel 20. Beleidsontwikkeling 1. De ambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen de gemeente, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en zorgt voor de verwerking hiervan in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid. 2. De ambtenaar blijft goed op de hoogte van de regionale, provinciale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en zorgt voor de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid. Artikel 21. Slotbepalingen 1. Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit Bergen staan ingeschreven en aan de in bijlage 2 genoemde instellingen, door toezending van dit besluit. 2. Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking in het plaatselijke weekblad ‘De Duinstreek’. Op dat tijdstip vervalt het besluit van 1 januari 2001. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de ambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk overeenkomstig deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden. 3. De regeling wordt aangehaald als ‘Instructie voor de leerplichtambtenaar van de gemeente Bergen 2006.’
schooljaar 2007—2008
55