Jaarverslag 2010-2011
IRIS, onderwijs met overtuiging
1
Voorwoord IRIS is een relatief kleine organisatie met grote ambities. Die worden vooral zichtbaar in ons streven om de kwaliteit van ons onderwijsaanbod voortdurend te verbeteren. Wij willen bereiken dat ouders, leerlingen, scholen waar onze leerlingen vandaan komen en waar ze later naar toe gaan, en bedrijven in de regio ervaren dat de IRIS-scholen uitblinken op twee punten: schoolklimaat en onderwijskwaliteit. Daarnaast willen wij bereiken dat onze scholen met hun speciale kenmerken, zoals extra aandacht voor bepaalde vakken, ten minste even goed zijn als andere scholen.
2
De trend van de afgelopen jaren, die een voortdurende groei van het aantal leerlingen laat zien, heeft zich ook in het schooljaar 2010–2011 voortgezet. Deze trend bevestigt dat ouders en leerlingen vertrouwen hebben in de IRIS-scholen. Dat vertrouwen is een steun in de rug bij datgene waar IRIS voor staat: het verbinden van onze vijf scholen met elkaar en het versterken van hun positie in de regio. De zoektocht naar deze verbindende en versterkende elementen is zeker niet ten einde, want de kracht van onze gezamenlijkheid kan nog veel beter tot uiting komen. Om onze ambities waar te maken, blijven wij investeren in de professionaliteit van de medewerkers en in het vernieuwen van het onderwijs. Deze publieksversie van ons jaarverslag legt het accent op dat laatste: IRIS investeert in innovatieprojecten van haar scholen. Naast deze publieksversie hebben wij een uitgebreider jaarverslag over het schooljaar 2010–2011 uitgebracht, dat u desgewenst bij onze communicatiemedewerker Nienke Koenders (
[email protected]) kunt opvragen.
Daarin treft u een verantwoording aan over het beleid dat het bestuur en de scholen in het verslagjaar hebben gevoerd. Dat gebeurde voor een deel onder een andere voorzitter van het College van Bestuur. Na ruim tien jaar vol inzet, passie en liefde voor het onderwijs in het algemeen en IRIS in het bijzonder heeft de heer L. Deurloo het voorzitterschap van het bestuur begin december 2010 overgedragen. Via deze weg willen wij hem nogmaals bedanken voor zijn jarenlange inzet. Drs. G.H.H. Vaes Voorzitter College van Bestuur
3
IRIS: bron van innovatie
Leatitia Moeskops (midden), lerares Frans op de Haemstede-Barger: leerlingen actief maken.
4
Verbinden en versterken
Overdraagbare innovatieprojecten
Forse investeringen
De vijf scholen van IRIS verschillen van elkaar in omvang, onderwijsaanbod en schoolcultuur. IRIS geeft ruimte aan die verschillen. De eigenheid en zelfstandigheid van de scholen binnen het grotere geheel komt vooral naar voren in het onderwijsaanbod, de doelgroepen waarop zij zich richten en de omgeving waarin zij zich bevinden. Daar is sprake van diversiteit, maar over de veranderingen in de samenleving en de betekenis daarvan voor de scholen bestaan binnen IRIS geen onderlinge verschillen van inzicht.
De scholen zetten zelf hun innovatieprojecten op en beschrijven die in een projectplan. Daarin staan de doelstellingen, de fasering, de bemensing, de kosten en de beoogde resultaten helder op een rij. IRIS beoordeelt deze projectplannen vooral op twee criteria: zijn ze innovatief, en zijn de resultaten overdraagbaar naar andere scholen? Zo ja, dan neemt IRIS de helft van het aangevraagde bedrag voor haar rekening.
In het schooljaar 2010 – 2011 bedroeg de totale IRIS-bijdrage ruim 90.000 euro. Daarmee komt de totale investering in innovatieprojecten, inclusief de eigen bijdragen van de scholen, gedurende het verslagjaar in de buurt van 200.000 euro. De vijf voorbeelden van scholenprojecten in dit jaarverslag laten zien dat de scholen ook daarnaast nog investeren in innovatie. Niet ieder voorbeeld is namelijk een door IRIS gesubsidieerd project.
Wat verbindt de IRIS-scholen? Het zijn stuk voor stuk professionele onderwijsinstellingen, goed georganiseerd en met een plezierig schoolklimaat. Samen bieden zij in de regio een gevarieerd aanbod van voortgezet onderwijs. Gekenmerkt door een hoge kwaliteit, die in onze hele organisatie terug te vinden is. Want IRIS staat bekend als goede werkgever. Dat het Kaj Munk College in januari 2011 de prijs voor Beste Werkgever in het voortgezet onderwijs heeft gewonnen, onderstreept dit. Alle scholen vormen plezierige werkomgevingen waarin persoonlijk personeelsbeleid en aandacht voor kennisdeling, in de school en tussen de scholen, hoog op de agenda staan. Dit jaarverslag zet vooral de schijnwerper op de innovatieprojecten van de scholen, die een grote stimulans zijn voor kennisdeling op het gebied van onderwijsvernieuwing. Elk jaar investeert IRIS fors in deze projecten, om ook langs die weg de scholen met elkaar te verbinden en hun positie in de regio te versterken.
René van Krieken, directielid van de HaemstedeBarger, ervaart in de praktijk dat er verschillende kanten aan die overdracht naar andere scholen zitten. “Een sterk punt van de IRIScultuur is dat alle vijf scholen volop bereid zijn om van elkaar te leren”, stelt hij. “Iedereen ziet het nut van overdracht wel in. Vaak vindt die plaats op de jaarlijkse onderwijsdag van IRIS. Docenten presenteren namens hun school een project in een workshop en krijgen aan het eind applaus en waarderende reacties. Incidenteel is er daarna nog wel vervolgcontact met een andere school, maar meestal is er geen bredere verspreiding die beklijft.” “Misschien is het goed om al bij de aanvraag van een project na te gaan of er brede belangstelling voor is bij de andere scholen, en om die bredere belangstelling op te nemen als criterium voor goedkeuring. Aan de andere kant: als je eerst met alle andere scholen moet gaan overleggen over een project, dan kan dat weer ten koste gaan van de creativiteit en de snelheid ervan. Maar hoe dan ook: bij de verdere verspreiding van projecten zijn de docenten onmisbaar. De praktijk laat zien dat zij vaak in beslag worden genomen door het werk op hun eigen school. Zij hebben tijd en ruimte nodig om de overdracht van innovatieve projecten handen en voeten te geven.”
Uit die voorbeelden blijkt dat het ook kan gaan om een innovatieve ontwikkeling die jaren geleden met hulp van IRIS op gang is gebracht en nu door de school zelf wordt voortgezet. Of om het concreet uitwerken van een aspect van de onderwijsvisie van de school. Ook het functioneren als opleidingsschool voor studenten kan een project in gang zetten. Kortom: de voorbeelden van projectmatige innovatie zijn talrijk, maar vrijwel altijd is er een duidelijke relatie te leggen met de visie van IRIS en van de scholen op onderwijs.
Innovatie: science-leerlingen van het Kaj Munk College ontwerpen de auto van de toekomst.
De missie en visie van IRIS, die als bijlage bij dit jaarverslag zijn opgenomen, betekenen voor ons onderwijs dat alle IRIS-scholen: • hun leerlingen op deze samenleving voorbereiden door naast aandacht voor kennis ook andere vormen van leren aan te bieden. Voorbeelden hiervan zijn het van en met elkaar leren (samenwerkend leren) en het in en met de praktijk leren;
• hun leerlingen ook vaardigheden bijbrengen als initiatief nemen, creativiteit ontwikkelen en zelfstandigheid ontplooien; • in samenwerking met toeleverend onderwijs, afnemend vervolgonderwijs en bedrijven in de regio nieuwe vormen van onderwijsaanbod maken; • didactische concepten hanteren die aansluiten bij leerlingen en tegelijkertijd mogelijkheden bieden voor genoemde vormen van onderwijs en leren, waarbij ICT een belangrijke rol speelt.
5
Innovatieprojecten van de scholen
Eerste Christelijk Lyceum Brugklassers in een vertrouwde omgeving Op de basisschool leren kinderen in tafelgroepen bij elkaar te zitten, met elkaar samen te werken en zonodig ook zelfstandig aan de slag te gaan. Vaak raken ze die vaardigheden in het voortgezet onderwijs weer snel kwijt. Het Eerste Christelijk Lyceum (ECL) heeft daar iets op gevonden: geef alle brugklassen les in een eigen gebouw met een sfeer van geborgenheid. En richt het onderwijs in op een manier die sterk aan de basisschool doet denken.
6
Al een aantal jaren groeit het aantal leerlingen op het ECL, vooral door de instroom van steeds meer nieuwe brugklassers. Die kunnen niet meer allemaal in het gebouw aan de Zuider Emmakade, en daarom heeft het ECL een deel van het gebouw van de Volksuniversiteit aan de Leidsevaart gehuurd. Met ingang van september 2011 zijn alle acht brugklassen daar gehuisvest. “Bij de werving van deze nieuwe leerlingen hebben we daarover met hun ouders gesproken”, vertelt Corrie Cuperus, afdelingsleider van de eerste twee leerjaren havo. “Vooraf wisten we al dat zij positief gestemd zijn over deze huisvesting. Begrippen als veiligheid en geborgenheid spelen voor ouders een belangrijke rol. Dat zijn pluspunten die voor de leerlingen nog niet zo tellen. We moesten er dus wel goed op letten dat de locatie toch echt voelt als een middelbare school. Dat hebben we onder meer gedaan door kluisjes in de kantine te zetten.”
Corrie Cuperus en Rogier Boer: brugklassers blij met eigen locatie.
Leeftijdgenoten onder elkaar
Nieuwe kennis
“Met de organisatie van de lessen willen we aansluiten bij een aantal waardevolle aspecten uit het basisonderwijs. Zo wisselen de leerlingen niet elk lesuur van lokaal omdat ze een ander vak krijgen. Zij hebben een vast eigen lokaal, dat we stamlokaal noemen. Alleen voor muziek en drama zijn er nog aparte vaklokalen. Er is geen strakke scheiding tussen lesuren, er gaat niet na elk lesuur een bel en er zijn geen grote groepen leerlingen die telkens door de gangen trekken. Dat alles komt de rust ten goede. En op de basisschool zijn ze gewend aan digiborden; ook hier heeft elke klas zo’n bord waarmee de leerlingen nog regelmatig de docenten helpen. Een nieuw verschijnsel is de kantine. Daarin doen de leerlingen corvee, en het schoonhouden daarvan gaat een stuk soepeler nu ze als leeftijdgenoten onder elkaar zijn.”
Op de brugklaslocatie van het ECL werken veel jonge docenten. In combinatie met studenten die hier in opleiding zijn levert dat nieuwe kennis en inzichten over onderwijs op. “Daar doen we duidelijk ons voordeel mee”, geeft Corrie aan. “De lerarenopleidingen van tegenwoordig besteden veel aandacht aan het actief betrekken van leerlingen bij het onderwijs, en aan lesgeven aan verschillende niveaugroepen. Op die gebieden leren we veel van de nieuwe docenten. En hun kennis blijft niet tot onze locatie beperkt, want zij geven tijdens interne scholingsmomenten op het hele ECL workshops aan collega’s met al heel wat jaren onderwijservaring.”
“In de pedagogisch-didactische manier van werken op het ECL nemen zelfstandigheid, samenwerking en het recht doen aan verschillen tussen leerlingen een belangrijke plaats in. De docenten bespreken tijdens scholingsmomenten en afdelingsbijeenkomsten met elkaar hoe je didactisch gezien het beste met niveauverschillen tussen de leerlingen kunt omgaan. Het is de bedoeling dat studenten van de lerarenopleiding de docenten assisteren bij het begeleiden van verschillende groepjes leerlingen. Die ondersteuning is niet specifiek vakgebonden en kan desgewenst ook buiten het lokaal plaatsvinden. Studenten krijgen hier de ruimte om in overleg met hun opleiding niet zozeer vakgericht bezig te zijn, maar meer in de sfeer van mentoraat en begeleiding.”
“Voor de leerlingen levert de eigen locatie duidelijk voordelen op. Het blijkt dat zij zich hier op hun gemak voelen. Ze hebben het idee dat ze elkaar allemaal kennen. Ik verwacht dat de aanpak die we nu ontwikkelen volgend jaar door zal werken in de tweede klassen. Mijn collega Rogier Boer, afdelingsleider van de eerste twee leerjaren vwo, en ik gaan in januari met de lesgevers evalueren wat we willen behouden en doorgeven voor klas twee. Uiteraard ondervinden we ook nadelen van twee locaties: docenten moeten pendelen tussen Kade en Vaart, we hebben hier geen mediatheek en geen trajectgroep. Daar staan weer andere dingen tegenover. Het managementteam van het ECL vergadert hier, de lokalen zijn extra mooi ingericht en niet het geringste pluspunt: de koffie is op de Vaart beter dan op de Kade.”
7
Haemstede-Barger Zelf een lesmethode schrijven In het voortgezet onderwijs zijn de schoolboeken tegenwoordig gratis. Dat wil zeggen: voor de ouders. De scholen betalen de rekening, en krijgen daarvoor een vergoeding van het Rijk die de kosten niet altijd dekt. De HaemstedeBarger maakt van deze nood een deugd. Laetitia Moeskops, in Frankrijk geboren en nu docent Frans op deze school, heeft voor haar vak zelf een werkboek geschreven waarmee zij lesgeeft in de brugklas. Het resultaat: een gevarieerde maar ook gedegen methode, enthousiaste leerlingen en een kostenbesparing van enkele duizenden euro’s per jaar.
8
Kenmerkend voor het nieuwe werkboek is de combinatie van een map met papier, een digibord in het leslokaal en een website met opdrachten om thuis of in het computerlokaal van de school te raadplegen. “Met het gebruik van ict-middelen sluiten we veel beter aan op de leefwereld van de leerlingen dan met alleen maar boeken”, geeft Laetitia aan. “Bovendien wordt de lesmethode er een stuk levendiger en speelser door. Er is meer aandacht voor de Franse cultuur en elk hoofdstuk bevat een daarbij passend Frans liedje. Het enige wat er niet in voorkomt zijn luisterteksten. Daarvoor gebruik ik nog de oude methode.”
Laetitita Moeskops: Eigen lesmethode is didactisch verantwoord.
Methodisch verantwoord
Ervaringen van leerlingen
“Uiteraard sluit dit werkboek aan op de landelijke doelen die met het vak Frans gehaald moeten worden. De opbouw van de lessen is methodisch verantwoord en de grammatica is zoals die behoort te zijn. Alleen de manier van werken en van dingen aanleren is anders. Een stuk minder saai dan de tot nu toe gebruikelijke tekstboeken en werkboeken. De leerlingen zijn veel actiever en meer betrokken. Aan het eind van vorig schooljaar heb ik een enquête gehouden onder alle leerlingen die het nieuwe werkboek gebruiken. Zij zijn enthousiast. Verbeterpuntjes zitten in het nogal zware gewicht van de map en in het losbladig systeem. En verder helpen de leerlingen mij bij kleine taalfouten die nog in mijn Nederlandse teksten zitten.”
Chanice Schotvanger en Marijn van den Bos, twee leerlingen uit klas 2b, hebben in schooljaar 2010 – 2011 in de brugklas ervaring met het nieuwe werkboek opgedaan. Vanaf september 2011 gebruiken zij in het tweede leerjaar weer het oude tekst- en werkboek. Hun vergelijking tussen oud en nieuw valt duidelijk in het voordeel van het nieuwe uit. Chanice: “Vooral de site is heel leuk. Daarop staan opdrachten die weer anders zijn dan in het werkboek, maar er toch heel goed bij passen. En je kunt met de site heel goed de uitspraak van woordjes oefenen. De oude boeken die we nu weer gebruiken zijn heel saai. Er zit geen site bij, je moet alles in het boek opzoeken en er staat heel veel tekst op de bladzijden.”
René van Krieken, directielid van de HaemstedeBarger, benadrukt dat het zelf schrijven van een lesmethode veel meer tijd kost dan vooraf is in te schatten. “Vooral in het begin. Je zou kunnen zeggen dat het eerste hoofdstuk van dit nieuwe werkboek net zoveel energie en tijd heeft gekost als de acht andere hoofdstukken bij elkaar. Laetitia is er honderden uren mee bezig geweest. Daarbij heeft zij ook een docentenhandleiding geschreven, waardoor haar methode ook goed overdraagbaar is naar andere IRIS-scholen die een theoretische leerweg van het vmbo in huis hebben. Het nieuwe werkboek is niet alleen interessant vanwege de opzet en de inhoud, maar ook uit kostenoverwegingen. Onze school bespaart er jaarlijks zo’n tweeduizend euro mee.”
9
Voor Marijn is het enige nadeel van het nieuwe werkboek dat de bladen ervan in het begin nogal vlug loslieten en er uit vielen. Verder ziet hij alleen maar voordelen. “De lessen zijn een stuk leuker en veel duidelijker. In de oude boeken moet je veel opzoeken in veel tekst, met aanwijzingen van kijk daar en daar voor verdere informatie. En als je dat doet, dan staat het er niet. Verder kun je in het nieuwe boek met een bepaald onderwerp langer doorgaan. Het hoeft niet per se in één les af, maar je kunt er meer lessen mee bezig zijn.” Nadat Chanice en Marijn hun zegje hebben gedaan, vult René buiten hun gehoorsafstand nog aan dat beiden niet bang zijn om voor hun mening uit te komen: “Ze zien er niet tegenop om rechtuit te zeggen wat ze van iets vinden.”
Laetitia Moeskops, Chanice Schotvanger en Marijn van de Bos: Vive le Français!
Herbert Vissers College Jonge academici voor de klas Het project Eerst de klas geeft jonge academici de kans na hun studie twee jaar voor de klas te staan in het voortgezet onderwijs, gecombineerd met een lerarenopleiding en een leiderschapsprogramma in het bedrijfsleven. Het Herbert Vissers College (HVC) heeft drie van deze jonge docenten in huis. Eén daarvan is Dionne Zeldenrijk. Samen met haar begeleider Mark van den Brink vertelt zij over haar ervaringen.
10
Na een masteropleiding bestuurs- en organisatiewetenschappen aan de Universiteit van Utrecht en een tweede masteropleiding sociologie aan de Universiteit van Amsterdam gaat Dionne aan de slag als beleidsadviseur onderwijsinnovatie bij het Ministerie van OCW. Daar hoort zij over dit project, en besluit er op in te tekenen voor het vak maatschappijleer. “Een paar jaar eerder had een beroepskeuzetest al aangegeven dat docent maatschappijleer voor mij een passend beroep zou kunnen zijn”, geeft Dionne aan. “Toen liet ik dat advies liggen, maar nu zag ik via Eerst de klas een kans om alsnog die kant uit te gaan.”
Mark van den Brink: Wij investeren bovengemiddeld in begeleiding.
Investeren in begeleiding
Binding met onderwijs
Dionne geeft na een aantal selectieronden een proefles voor de scholen die aan het project deelnemen, waaronder het HVC en een andere IRIS-school, het ECL. Mark van den Brink, als ervaren schoolopleider binnen het HVC gepokt en gemazeld in het begeleiden van nieuwe docenten, is enthousiast over haar presentatie en uitstraling. “Ze is ambitieus met veel groeimogelijkheden, maar staat ook met beide benen op de grond. Staat open voor begeleiding, is bereid om te leren en pakt dingen snel op. Dat geldt ook voor haar twee collega’s uit dit project. Zulke mensen halen we op het HVC graag binnen en we investeren bovengemiddeld in hun begeleiding.”
In haar eerste jaar heeft Dionne haar lerarenopleiding afgerond met een eerstegraads bevoegdheid. In het tweede jaar, vanaf september 2011, geeft zij vier dagen per week les. Het leiderschapsprogramma, met onder meer masterclasses in zo’n twintig verschillende bedrijven, loopt ook door. Het hele traject stopt na twee jaar, en dan zijn alle deelnemers geheel vrij om voor een baan in of buiten het onderwijs te kiezen. Dionne weet nog niet wat zij gaat doen. “Aan het eind van de rit krijg ik, net als alle andere docenten op het HVC, een beoordeling. Die wacht ik eerst maar eens af. En als ik nu niet kies voor een baan als docent, dan doe ik dat misschien over een paar jaar wel. Want ik heb inmiddels wel een binding met het onderwijs. Ik schat in dat veel jongeren uit dit project daar ook zo over denken.”
Een passende vacature blijkt voorhanden en na een gesprek met de sectieleiding begint Dionne in augustus 2010 aan haar eerste jaar als docent maatschappijleer en maatschappijwetenschappen. Drie dagen per week, in klas vier en vijf havo en vwo. “Lesgeven is een vak. Daar zit voor mij natuurlijk de grote uitdaging”, vertelt Dionne. “In het begin doe je veel op gevoel. Dan merk je dat de goede begeleiding op het HVC een groot pluspunt is. Ook de combinatie met maatschappijwetenschappen ervaar ik als een voordeel. Dat is een examenvak. Vakinhoudelijk gaat dat behoorlijk diep, en ik zie er een mooie combinatie in van bestuurskunde en sociologie.”
11
Voor Mark is de keuzevrijheid aan het eind van de rit niet het meest favoriete onderdeel van Eerst de klas. “Natuurlijk zit er een element van algemeen belang in dit project”, stelt hij. “Maar als school investeren wij toch behoorlijk in het aannemen en begeleiden van deze jongeren. Daarom hoop ik dat we ze alle drie vast kunnen houden, en dat de intensieve begeleiding die ze krijgen een stimulans is om te blijven. Maar ook als dat niet lukt, heeft dit project zeker rendement, in de vorm van contacten met lerarenopleidingen en met andere deelnemende scholen. Je bouwt een nuttig netwerk op voor het moment waarop je dringend op zoek bent naar een docent voor een bepaald vak. Want het blijft hoe dan ook moeilijk om goed personeel te vinden.” Isis Butôt is één van de drie jonge academici op het HVC.
Kaj Munk College Zonnepanelen passen bij bètaprofilering In september 2011 heeft het Kaj Munk College (KMC) vijftien zonnepanelen op het dak van de school geplaatst, en ook het dak van de nieuwbouw zal in 2012 met zulke panelen getooid zijn. Subsidies van de provincie Noord-Holland en van de gemeente Haarlemmermeer maken dat mogelijk. De panelen besparen energiekosten, maar belangrijker is hun educatieve betekenis voor de school. Zij passen perfect bij de succesvolle bètaprofilering die het KMC enkele jaren geleden heeft ingezet.
12
Van oudsher is het KMC sterk in bètaonderwijs. Om dat sterke punt beter voor het voetlicht te brengen is de school vijf jaar geleden gestart met scienceklassen in het vwo, en drie jaar geleden met technasiumklassen in het havo. “Momenteel hebben we zes scienceklassen en vijf technasiumklassen”, vertelt Bert van Vliet, die als teamleider bèta nauw betrokken is bij het educatieve gebruik van de zonnepanelen. “Al die klassen vormen een flinke pijler onder de groei van onze school. In het verlengde daarvan zien we dat steeds meer leerlingen daarna, bij hun profielkeuze voor de tweede fase, kiezen voor een N-profiel: natuur en techniek of natuur en gezondheid.”
Science: ontdekken, ontwerpen, onderzoeken.
Steun van IRIS
Verbindingen naar vakken
Maatschappelijke taak
“In ons bètaonderwijs spelen het zelf ontdekken, ontwerpen en onderzoeken van dingen een grote rol. We gaan daarvoor met excursies en opdrachten regelmatig de school uit. Tal van bedrijven werken daaraan mee, maar het is belangrijk dat je ook binnen de school de leerlingen interessante zaken kunt bieden. Twee jaar geleden konden we met steun van IRIS een sterrenkoepel met telescoop op ons dak zetten. Nu staan de zonnepanelen daarnaast, en daarbij heeft IRIS ons met mogelijkheden tot voorfinanciering bijgestaan. Het Natuur- en Milieucentrum Haarlemmermeer gaf ons advies over onze projectaanvraag bij de provincie en bij het selecteren van offertes die bedrijven uitbrachten om de panelen te plaatsen.”
“Daarnaast liggen er voor de bètaleerlingen allerlei verbindingen naar vakken als natuurkunde, scheikunde en biologie. En naar specifieke projecten. Zo loopt er in een scienceklas van het derde leerjaar een project energie, waarin de leerlingen de voor- en nadelen van duurzame energie onderzoeken. Zij zijn het dak op geweest en hebben bij de omvormer gezien – en bij natuurkunde behandeld – hoe je lage spanning omzet in 230 volt. Ze hebben zelf een zonnepaneeltje gemaakt met microscoopglaasjes en hibiscusthee, gas en benzine verbrand om te onderzoeken wat de verschillende verbrandingswaarden zijn, en een website gebouwd om hun onderzoeksresultaten bekend te maken.”
Om de panelen te kunnen zien moet je het dak op, maar hun werking is voor iedereen te volgen via een display die op een strategische plaats in de school hangt. “Vlak bij de ruimte waarin de middagpauze plaatsvindt”, geeft Bert aan. “Je kunt er op zien wat het vermogen op dit moment is en hoeveel energie er vandaag is opgewekt. Maar ook dat de panelen vanaf hun installatie tot aan begin november 556 kWh stroom hebben geleverd en er voor zorgden dat er in die periode 315 kilo CO2 minder is uitgestoten. Heel vaak staan er groepjes leerlingen bij te praten, en zo betrekken we alle leerlingen bij deze vorm van duurzame energie.”
“Ten behoeve van verder onderzoek door leerlingen is bij de omvormer een aparte unit geplaatst. Want een display geeft een momentopname, maar deze unit gaat de gegevens van de panelen over een langere termijn op internet zetten. Daarmee kun je de dagresultaten over de periode van pakweg een jaar vergelijken met gegevens van het KNMI, om zo bijvoorbeeld in beeld te krijgen wat de verschillen in opbrengsten zijn bij zonnig en bij bewolkt weer. Dit soort gegevens komt binnenkort beschikbaar. Ook leerlingen die in de tweede fase onderzoek willen doen voor hun profielwerkstuk kunnen er hun voordeel mee doen.”
Bij verantwoord omgaan met energie ziet Bert een maatschappelijke taak voor de school. “Onderdeel van het energieproject in de scienceklas is het thuis nagaan van het energiegebruik in de eigen woning. Daarmee brengen leerlingen de kwestie van duur zaamheid in hun eigen huiskamer ter tafel. Als docenten kunnen wij hele mooie dingen over de noodzaak van duurzame energie aan onze leerlingen meegeven. Dat heeft alleen effect als de school ook zelf laat zien dat zij bewust omgaat met energie. Want bedenk wel: door geavanceerde klimaatsystemen, steeds meer computers en aanverwante zaken zijn scholen grote energievreters geworden. Ook hier geldt het aloude pedagogische principe: breng zelf in praktijk wat je anderen wilt leren.”
Bert van Vliet: Alle leerlingen betrekken bij duurzame energie.
13
RK Scholengemeenschap Thamen Projecten brengen de praktijk in de school In de onderwijsvisie van Thamen staat het streven naar een betekenisvolle en praktijkgerichte leeromgeving hoog genoteerd. Het is één van de vier speerpunten waarmee deze scholengemeenschap haar leerlingen voorbereidt op een vervolgopleiding en op de samenleving. De projecten Lunchroom en Thamen bouwt een huis laten zien hoe praktijkgericht onderwijs niet alleen via stages buiten de school mogelijk is, maar ook door binnenschoolse activiteiten.
14
Petra van Zijverden is als docent verzorging rechtstreeks bij het project Lunchroom betrokken. “In een deel van het praktijklokaal verzorging is een restaurant met acht plaatsen ingericht, waar wekelijks op dinsdag docenten in de middagpauzes kunnen lunchen”, vertelt zij. “Alles rondom en tijdens deze lunch wordt geregeld en verzorgd door vierdeklassers uit de afdeling verzorging en uit de afdeling handel & verkoop. Leerlingen uit verzorging stellen het menu vast en maken dat bekend, doen de boodschappen en koken, ontvangen en bedienen de gasten, dekken de tafels en ruimen af, doen de vaat en ruimen de keuken op.”
Leren werken in teamverband.
Observatie en zelfreflectie
Regionaal bedrijfsleven
“Leerlingen uit handel & verkoop zetten een pagina op intranet waarop de gasten zich vooraf aanmelden, houden bij wie er komen eten en geven dat door, bepalen vooraf het budget, zorgen voor een kassa inclusief bediening daarvan en maken een nacalculatie. Alle gasten vullen een observatieformulier in. De leerlingen evalueren na afloop en raken zo vertrouwd met zelfreflectie. Voor onze leerlingen, die de basis- en de kaderberoepsgerichte leerweg volgen, is het belangrijk dat zij ook met horeca-aspecten in aanraking komen. Vaak denken zij dat zij in hun latere werk alleen te maken hebben met baby’s en met bejaarden. Maar de zorg is breder. Bovendien heeft elk verzorgingshuis tegenwoordig een eigen restaurant, waar ze bij het stagelopen of in hun latere werk mee in aanraking komen.”
“Dit project werkt duidelijk vakoverstijgend. Bij wiskunde worden bouwtechnische berekeningen gemaakt, en leerlingen elektrotechniek hebben een offerte uitgebracht voor het aanleggen van de elektra. Daarnaast betrekken we via het project het regionale bedrijfsleven bij de school. Acht bedrijven leveren er elk op hun eigen manier een bijdrage aan. Zo heeft een kalkzandsteenbedrijf een voorlichtingsbijeenkomst voor alle leerlingen bouwtechniek georganiseerd. We zoeken dan ook naar manieren om hier mee door te gaan, ook als het huis klaar is. Voor het vervolg denken we aan een dakkapel, een boot of prefab tuinhuisjes voor personeelsleden.”
De Lunchroom is er nog maar kort, vanaf september 2011, en moet dit schooljaar in een wekelijkse of een tweewekelijkse frequentie gaan draaien. Het project Thamen bouwt een huis loopt inmiddels ruim een jaar langer. “In schooljaar 2010-2011 zijn drie derdeklassers van de afdeling bouwtechniek begonnen, en dit jaar zijn drie anderen aan de beurt”, geeft docent bouwtechniek Jaap Stam aan. “Zo leren ze alvast in teamverband te werken. Vorig jaar vervulde de zoon van een aannemer de voortrekkersrol. Door zelf te zoeken op internet en rond te vragen bij bouwbedrijven is dat team zo zelfstandig mogelijk aan de slag gegaan. Er komt voor deze vijftienjarige jongens heel wat kijken, want alles moet wel zo veel mogelijk conform de bouwvoorschriften verlopen.”
Beide projecten vinden plaats naast de gebruikelijke theorie- en praktijklessen op de afdelingen. Om dat alles in goede banen te leiden, helpt per project een onderwijsassistent de betrokken docenten. Op de achtergrond zijn de teamleiders Ibrahim Chidi (techniek) en Carl Kooijman (verzorging, handel & verkoop) er bij betrokken. “Het mooie van deze projecten is dat wij ze wel stimuleren, maar verder vooral aan de zijlijn staan”, zegt Carl daarover. “De betrokken docenten hebben er het initiatief voor genomen en zelf de contacten tussen de verschillende afdelingen gelegd. Een mooi voorbeeld van vakoverstijgend en contextrijk onderwijs, dat helemaal past bij de onderwijsvisie van Thamen en van IRIS.”
15
Project Lunchroom vol in bedrijf.
Onderwijs in cijfers Inschrijvingen brugklas
Aantal leerlingen
Oordeel van de inspectie
Examenresultaten
De aanmelding voor het nieuwe schooljaar 20112012 is weer gestegen. Dit is een voortzetting van de aanmeldingstrend van het afgelopen jaar. Scholen van IRIS staan bekend als goede scholen. De profilering, vertaald in leerlingenaantal, zet voort.
De IRIS-scholen telden op de peildatum van 1 oktober 2010 gezamenlijk 5416 leerlingen. Dit is een toename van 329 vergeleken met 2009. De toename was het grootst bij het Kaj Munk College. Voor het nieuwe schooljaar 2011-2012 neemt het aantal leerlingen verder toe met 370 tot 5786 in totaal.
Het opbrengstenoordeel van de onderwijsinspectie geeft inzicht in het rendement van de onderbouw en de bovenbouw, de resultaten van het centraal examen en het verschil in resultaten tussen schoolexamen en centraal examen. Alle IRIS-scholen scoren voor hun afdelingen een voldoende. Dit betekent dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek van de inspectie.
Voor enkele scholen geldt dat er het afgelopen jaar sprake was van tegenvallende examenresultaten. Als het gemiddeld eindexamencijfer en het verschil tussen het schoolexamencijfer (SE) en het cijfer voor het centraal examen (CE) wordt meegenomen, betreft dit de afdeling vmbo-tl van Haemstede-Barger, de afdelingen vmbo-tl, havo en vwo van Herbert Visser College en de afdeling vmbo-tl van RKSG Thamen. Voor al deze afdelingen geldt dat een verbeterplan wordt opgesteld om ervoor te zorgen dat de dalende trend in de examenresultaten wordt omgebogen.
Inschrijvingen brugklas Eerste Christelijk Lyceum Herbert Vissers College RKSG Thamen Haemstede-Barger Kaj Munk College Totaal
16
2011-2012 2010-2011 2009-2010
Aantal leerlingen (per 1 oktober)
2011
174 333 242 103 324
Eerste Christelijk Lyceum Herbert Vissers College RKSG Thamen Haemstede-Barger Kaj Munk College
1.138 1.751 969 464 1.464
1.043 1.735 941 454 1.243
1.397 1.305 1.176
Totaal
5.786
5.416
267 378 281 90 381
201 351 267 104 382
2010
2009 967 1.724 899 450 1.047 5.087
Opbrengstenoordeel
vmbo b
vmbo k
vmbo (g)t havo
vwo
voldoende voldoende Eerste Christelijk Lyceum Herbert Vissers College voldoende voldoende voldoende voldoende voldoende RKSG Thamen voldoende voldoende voldoende voldoende Haemstede-Barger Kaj Munk College voldoende voldoende voldoende
Examenresultaten
2010-2011 2009-2010 2008-2009
Eerste Christelijk Lyceum havo 88% vwo 90% Herbert Vissers College vmbo b 100% vmbo k 95% mavo 92% havo 77% vwo 85% RKSG Thamen vmbo b 96% vmbo k 95% vmbo t 84% Haemstede-Barger mavo 84% Kaj Munk College vmbo t 96% havo 85% vwo 90%
85% 93% 100% 98% 96% 83% 79% 99% 95% 91% 92% 96% 86% 100%
90% 87% 96% 98% 92% 87% 93% 99% 96% 90% 97% 97% 73% 87%
17
Personeel in cijfers
Financiën in cijfers Aantal medewerkers
Ziekteverzuim
Exploitatieresultaat
Met de verdere groei van het aantal leerlingen is ook het aantal personeelsleden toegenomen. De ratio van het aantal leerlingen per medewerker is voor geheel IRIS iets gedaald. De personeelskosten per fte zijn toegenomen door de functiemix (meer LC en LD-functies).
Ziekteverzuimgegevens zijn een belangrijke graadmeter voor het welzijn en welbevinden van het personeel. Het ziekteverzuimpercentage op de IRIS-scholen is gestegen tot 5,45%.
Het exploitatieresultaat van IRIS over het cursusjaar is 936.000 euro negatief (2% van de baten). Begroot was een tekort van 1.259.000 euro. De sterke vermogenspositie van IRIS is ingezet om groei van de vijf scholen mogelijk te maken. De bekostiging door het ministerie wordt jaarlijks per 1 januari aangepast, terwijl het aantal leerlingen en de personele formatie aan het begin van het schooljaar wijzigen. Vanuit het eigen vermogen is 636.000 euro aangevuld op de achterblijvende bekostiging.
Aantal medewerkers
18
2010-2011 2009-2010 2008-2009
Eerste Christelijk Lyceum Herbert Vissers College RKSG Thamen Haemstede-Barger Kaj Munk College Bestuursbureau
125 126 111 210 199 184 127 120 115 43 43 40 151 124 103 14 15 14
Totaal 2009-2010
670
627
Exploitatie (x € 1.000) Bijdrage ministerie Bijdrage gemeente Overige baten Baten Personeelskosten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige instellingskosten Lasten Bedrijfsresultaat Financiële baten en lasten Exploitatieresultaat in % van de baten (rentabiliteit)
567
Thamen: voorbereiding op de lunch.
Naast de aanvulling van de bekostiging voor de groei van scholen is de opname van gespaarde baporechten (260.000 euro) en de afschrijving van de investering in ICT (133.000 euro) onttrokken aan het eigen vermogen. Voor het opleiden en ontwikkelen van medewerkers in de komende jaren is vanuit de algemene reserve een bedrag van 2 miljoen euro bestemd.
2010-2011 2009-2010 2008-2009 38.790 36.535 32.519 300 470 216 3.619 3.282 3.686 42.708 40.288 36.421 34.206 31.948 28.807 2.311 1.542 1.211 2.758 2.477 2.590 4.710 4.949 3.599 43.985 40.915 36.208 -1.277 -627 213 341 414 584 -936 -213 798 -2,2% -0,5% 2,1%
19
Balans (per 31 juli) bedragen x € 1.000 2011 2010 2011 2010 Materiële vaste activa 12.225 9.524 Eigen vermogen 14.681 15.617 Financiële vaste activa 2.833 3.117 Voorzieningen 2.494 2.546 Totaal vlottende activa 13.562 17.094 Langlopende schulden 16 38 Egalisatierekeningen 2.994 2.171 Kortlopende schulden 8.436 9.364 Totaal
20
28.621 29.735
28.621 29.735
Balans
Kengetallen
Weerstandsvermogen en risicobuffer
In de beginbalans van 2010 is verwerkt dat de voorziening voor gespaarde baporechten van medewerkers is omgezet in een bestemmingsreserve van 1,6 miljoen euro. In de cijfers per 31 juli 2010 is deze verschuiving verwerkt. Het eigen vermogen is door het negatieve resultaat van 936.000 euro afgenomen tot 14,7 miljoen euro. De reservepositie van IRIS is nog ruim en zal de komende jaren door aanvulling van de bekostiging en gerichte uitgaven en investeringen worden verlaagd. De meerjarenbegroting 2011-2015 gaat uit van een afname van het eigen vermogen tot 10 miljoen euro aan het eind van schooljaar 2014-2015.
IRIS hanteert de financiële kengetallen, die de commissie Vermogensbeheer Onderwijsinstellingen (‘commissie Don’) heeft geadviseerd voor vermogensbeheer en budgetbeheer.
Naast de kengetallen van de commissie Don volgt IRIS de ontwikkeling van het vermogen ook aan de hand van de in het onderwijs bekende kengetallen weerstandsvermogen en risicobuffer. De risicobuffer blijkt ook in gebruik om te sturen op de individuele vermogenspositie van de scholen binnen IRIS, omdat het inzichtelijk maakt welk deel van het eigen vermogen beschikbaar (of tekort) is. Het weerstandsvermogen is een indicator voor de hoogte van de reservepositie ten opzichte van de baten. Bij IRIS is het weerstandsvermogen 34%, binnen de signaleringsgrenzen. Met de risicobuffer wordt uitgedrukt welk deel van de reserves niet is vastgelegd in materiële vaste activa en gebruikt kan worden ter opvang van verliezen en ter dekking van risico’s. Het verschil tussen 13% bij IRIS en de signaleringsgrenzen van 5-9% wordt komende jaren benut.
Door investeringen in huisvesting, binnenklimaat, ICT en schoolboeken zijn de activa met 2,7 miljoen euro toegenomen. Met ingang van schooljaar 2010-2011 is IRIS voor alle scholen eigenaar van de schoolboeken geworden. Thamen had al een intern boekenfonds, voor de andere vier scholen is gekozen voor een gefaciliteerd boekenfonds waarbij IRIS eigenaar is van de boeken en de dienstverlening wordt uitbesteed. De afschrijving van de investering in schoolboeken wordt gedekt vanuit de bekostiging van 321,50 euro per leerling. Op alle scholen is geïnvesteerd in een systeem voor luchtbehandeling. Tegenover de investering van 2,4 miljoen euro staat een subsidie van het ministerie van OC&W van 1,1 miljoen euro. Door meerwerk en problemen tijdens de uitvoering is de kosteninvestering ruim drie ton hoger uitgekomen dan gepland.
RKSG Thamen bouwt een huis.
De solvabiliteit geeft aan in hoeverre voldaan kan worden aan financiële verplichtingen. Voor IRIS is dit kengetal 60%, ruim boven de signaleringsgrens van 20%. IRIS heeft nauwelijks langlopende schulden, de verplichtingen bestaan vooral uit voorzieningen (personeel, onderhoud) en verplichtingen op korte termijn. Met de kapitalisatiefactor wordt uitgedrukt of onderwijsinstellingen een deel van hun kapitaal niet of inefficiënt benutten. IRIS heeft een kapitalisatiefactor van 55% en zit daarmee boven de signaleringsgrens. De liquiditeit geeft aan in hoeverre aan de lopende betalingsverplichtingen kan worden voldaan. De liquiditeitspositie is gedaald naar 1,61 maar ligt nog boven de signaleringsgrenzen (0,5 tot 1,5). IRIS zal de komende jaren een licht negatieve rentabiliteit hebben (2,2% negatief in 2010-2011) vanwege aanvulling van de bekostiging door groei van de scholen en investeringen in opleiden en ontwikkelen van medewerkers.
Extra kengetallen Toelichting Weerstandsvermogen eigen vermogen (totaal baten + financiële baten) Risicobuffer
31 juli’11
31 juli ’10 31 juli ’09 grens
34%
34%
38%
10-40%
(eigen vermogen + egalisatierekening -/- materiële vaste activa / (totaal baten + financiële baten) 13%
16%
20%
5-9%
Vermogensbeheer Solvabiliteit Kapitalisatiefactor
Toelichting (eigen vermogen + voorzieningen) / balanstotaal (balanstotaal -/- gebouwen/terreinen) / totale baten
31 juli ’11 60% 55%
31 juli ’10 31 juli ’09 grens 61% 65% > 20% 60% 65% < 35%
Budgetbeheer Liquiditeit Rentabiliteit
vlottende activa / kortlopende schulden (current ratio) exploitatieresultaat / totale baten
1,61 -2,2%
1,83 -0,5%
2,12 2,2%
0,5-1,5 0%-5%
21
Bijlage 1: Missie en visie
Bijlage 2: Organisatie en toezicht
Missie en visie De missie van IRIS is: • leerlingen vertrouwd te maken met onze samenleving en ze te stimuleren om na te denken over de manier waarop zij de wereld ten goede kunnen veranderen; • scholen leefgemeenschappen te laten zijn waarin ruimte is voor diversiteit en openheid en waarin het voor iedereen veilig is; • scholen werkgemeenschappen te laten zijn waarin ieder personeelslid kan en wil worden aangesproken op verantwoordelijkheid en professionaliteit; • scholen leergemeenschappen te laten zijn waarin het leren en ontwikkelen van leerlingen centraal staat en waarin iedere medewerker zich wil blijven ontwikkelen en van en met anderen wil leren.
22
College van Bestuur Visie op onderwijs Alle IRIS-scholen werken op basis van hun missie toe naar het best mogelijke onderwijs voor hun leerlingen. Kernbegrippen van de gezamenlijke onderwijsvisie binnen IRIS zijn: • Veiligheid. Op school, waar in onze samenleving steeds meer sprake is van fysiek en verbaal geweld. Maar ook en vooral veiligheid als behoefte aan bestaanszekerheid: de wetenschap dat je er mag zijn en wordt geaccepteerd met je sterke en zwakke punten. Die veiligheid geldt voor leerlingen en voor medewerkers. • Invloed. De scholen zoeken permanent naar een balans tussen sturen en loslaten. Daarbij is loslaten niet bedoeld als ‘zoek het maar uit’, maar als richting en ruimte geven. IRISscholen stimuleren leerlingen om verantwoordelijkheid te nemen in hun eigen leerproces en geven medewerkers de ruimte zich te ontwikkelen en bij te dragen aan de doelstellingen van de school. • Aandacht. Individuele aandacht voor leerlingen en medewerkers leidt tot erkenning en zelfvertrouwen. IRIS-scholen houden rekening met verschillen in afkomst, aanleg en mogelijkheden. Leerlingen en medewerkers leren te reflecteren op hun werk.
Visie op beleid IRIS verwacht dat het voortgezet onderwijs ook in de toekomst te maken heeft met beleid en beheer dat steeds complexer wordt: • leerlingen, ouders en docenten stellen hogere eisen aan de kwaliteit van het onderwijsaanbod, de werkomstandigheden en het personeelsbeleid; • de overheid scherpt als bekostiger en kwaliteitsbewaker de autonomie en daarmee ook de individuele verantwoordelijkheid van school en schoolbestuur steeds verder aan; • er ontstaat in de komende jaren een groeiend tekort aan goede leraren.
IRIS kent een besturingsmodel met een College van Bestuur (CvB) en een Raad van Toezicht (RvT). Het CvB is verantwoordelijk voor het besturen van IRIS en haar scholen. Ter ondersteuning van het CvB heeft IRIS een aantal bureaumedewerkers in dienst, onder meer op het gebied van personeelszaken en financiën. Zij zijn werkzaam op het bestuurskantoor in Heemstede. Het CvB bestond in de periode van 1 oktober 2010 tot 1 februari 2011 uit twee personen: de heer L. Deurloo MME (voorzitter tot 1 december 2010) en mevrouw drs. G.H.H. Vaes (voorzitter per 1 december 2010). Na het vertrek van de heer Deurloo bestond het CvB uit één persoon: mevrouw drs. G.H.H. Vaes.
Managementteam Bij zijn bestuurstaken wordt het CvB bijgestaan door de directeuren en rectoren van de vijf scholen. Zij vormen samen met het CvB het managementteam van IRIS. Het managementteam bereidt het IRIS-beleid voor. Ook informeren de directeuren en rectoren via het managementteam het CvB over de haalbaarheid en wenselijkheid van beleidsvoornemens die de scholen betreffen.
Tijdens het schooljaar 2010-2011 was het managementteam van IRIS naast de twee CvBleden als volgt samengesteld: • Drs. D. Bruinzeel, rector Kaj Munk College (tot 1 april 2011); • Drs. A. van Steenis, rector Kaj Munk College (per 1 juni 2011); • J. Bart, rector Herbert Vissers College; • G.J.W.N. Jägers, directeur RK Scholengemeenschap Thamen; • F.B. Smelt, directeur Haemstede-Barger; • Mevrouw Drs. L. Thiele, rector Eerste Christelijk Lyceum.
Raad van Toezicht De RvT is werkgever van het CvB en houdt toezicht op het functioneren van dit college. De raad werkt met (ten minste) twee vaste adviescommissies: een Auditcommissie en een Commissie Benoeming en Good Governance. De Auditcommissie bereidt beslissingen van de RvT voor over financiële aangelegenheden en treedt op als gesprekspartner en klankbord van het CvB. De Commissie Benoeming en Good Governance adviseert de RvT over benoemingen en bezoldigingen in ruime zin en over goed bestuur. De RvT van IRIS bestond tot 1 januari 2011 uit de volgende leden: • W.A. Verburg, voorzitter; • Mevrouw drs. A.M. de Groot, vice-voorzitter; • H.A.A. van Bemmelen, tevens voorzitter Auditcommissie; • Drs. J.W. Hordijk, tevens lid Auditcommissie; • Prof. dr. T. Sminia, tevens lid Commissie Benoeming en Bezoldiging; •D. Smit, tevens voorzitter Commissie Benoeming en Bezoldiging;
• Mr. W.J.R.M. Welschen, belast met juridische zaken; • Drs. A. Ter Avest (per 6 oktober 2010), tevens lid Auditcommissie. Sinds 1 januari 2011 is de samenstelling van de RvT als volgt: • Prof. dr. T. Sminia, voorzitter; • Drs. J.W. Hordijk, vice-voorzitter; • H.A.A. van Bemmelen, tevens voorzitter Auditcommissie; • Drs. A. ter Avest, tevens lid Auditcommissie; • Mevrouw drs. A.M. de Groot, tevens voorzitter Commissie Benoeming en Good Governance; • Mevrouw drs. M Verhoef, tevens lid Commissie Benoeming en Good Governance; • Mr. W.J.R.M. Welschen, belast met juridische zaken.
Code Goed Bestuur IRIS hanteert de ‘Code goed onderwijsbestuur in het voortgezet onderwijs’ van de VO-raad. Belangrijk onderdeel van deze code is het transparant opereren van scholen en schoolbesturen. De gegevens omtrent de RvT (zoals het reglement, de profielschets van de leden, benoemingstermijnen, relevante nevenfuncties en honorering) zijn openbaar en bij het secretariaat van IRIS opvraagbaar. Actuele gegevens over de samenstelling van de RvT en het CvB staan vermeld op de website van IRIS.
23
Druk: Noppen druk & print, Leiden Fotografie: Richard Beunk Fotografie, Haarlem
Eindredactie: IRIS, Nienke Koenders
Vormgeving/DTP: Made by Mombers, Haarlem
Dit is een uitgave van IRIS, Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs
Het bestuurskantoor van IRIS • Het bestuurskantoor van IRIS is gevestigd in de voormalige herberg De Dorstige Kuil, Koediefslaan 69, 2101 BT te Heemstede. Telefoon: 023 548 3800; www.iris-cvo.nl
2010-2011
• Eerste Christelijk Lyceum, Haarlem (havo en vwo); www.eclh.nl • Haemstede-Barger, Heemstede (theoretische leerweg vmbo); www.haemstede-barger.nl • Herbert Vissers College, Nieuw-Vennep (alle leerwegen van het vmbo inclusief leerwegondersteunend onderwijs, havo en vwo); www.hvc.nl •K aj Munk College, Hoofddorp (mavo, havo en vwo); www.kajmunk.nl •R K Scholengemeenschap Thamen, Uithoorn (alle leerwegen van het vmbo inclusief leerwegondersteunend onderwijs); www.thamen.nl
Tekst: Ruud Sneller, Harmelen
De vijf scholen van IRIS