‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ JAARVERSLAG 2010 Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
[email protected] – www.kindinnood.be Laarbeeklaan 101 – 1090 Jette
je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Inhoud ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
I.
VOORWOORD ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 3
II.
HET VERTROUWENSCENTRUM KINDERMISHANDELING BRUSSEL‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 5
III.
MISSIE , VISIE EN CONCRETISERING‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 10
IV.
CIJFERGEGEVENS
A. MELDINGEN‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 16 B. KINDEREN‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 28 C. GEVOLGGEVING EN DIAGNOSTIEK‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 31 D. RISICO‐INSCHATTING BIJ MELDING EN NA DIAGNOSTIEK‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 35
V.
VISIEONTWIKKELING EN AANPAK VAN KINDERMISHANDELING IN DE BRUSSELSE MULTICULTURELE CONTEXT‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 39
VI.
ONZE PARTNERS‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ p. 45
2 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ I. Voorwoord ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ In 2010 kreeg VK Brussel 666 meldingen over een totaal van 965 individuele personen. In vergelijking met het jaar voordien is dit een toename van ongeveer 5%. Als we enkel naar de meldingen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) kijken dan is de stijging zelfs 7%. Van de gemelde kinderen uit het BHG registreerden we 65% met een Belgische afkomst omdat ze de Belgische nationaliteit hebben of hier geboren zijn. Bij benadering 80% van hen groeit op in gezinnen waar de ouders een niet‐Belgische afkomst hebben. Deze kinderen groeien dus op in gezinnen met een allochtone cultuur en taal. Dit gegeven kleurt het werk van VK Brussel en betekent een extra uitdaging: in nagenoeg alle gevallen dienen we rekening te houden met cultuureigen betekeniskaders van de gezinnen en veelal moeten we beroep doen op tolken en intercultureel bemiddelaars. De door ons gehanteerde omschrijving van kindermishandeling blijft in de dialoog met deze gezinnen overeind, maar er zijn geregeld cultuureigen gevoeligheden waarmee rekening dient gehouden te worden: de positie van de ouders in deze gezinnen en deze van de kinderen,
gender‐bepaalde rolpatronen, de
visie op opvoeding, eigen
oplossingsstrategieën, de verwachtingen ten aanzien van de maatschappij, de specifieke achtergrond van de gezinnen, het balanceren tussen twee culturen… Hulpverlening op een VK, met inbegrip van confrontatie en diagnostiek, is maar mogelijk als er recht gedaan wordt aan deze realiteit. Dit vraagt geduld, fijngevoeligheid, inzet en openheid van alle betrokkenen. Dat de diversiteit van ons publiek ook andere en meer praktische gevolgen heeft, illustreert het tevredenheidsonderzoek dat zich op de gezinnen zelf richt. Bij dit onderzoek schrijven we de respondenten in hun eigen taal aan. Dit resulteerde in documenten in vijf verschillende talen (Nederlands, Frans, Engels, Turks en Arabisch). Voordien leerden we bij de realisatie van onze nieuwe folder tijdens de zomer 2010 dat onze Westerse computers en software niet overweg kunnen met de Arabische taal. Net voor het in druk gaan, werd duidelijk dat de Arabische vertaling, ongewild en ongewenst verhakkeld door de tekstverwerker, een samenraapsel van nietszeggende tekens was geworden. De folder kreeg ruime verspreiding en werd bijzonder goed onthaald. 3 je staat niet alleen
Binnen het project “Visieontwikkeling en aanpak van kindermishandeling in de Brusselse multiculturele context” proberen we zicht te krijgen op cultuurgevoelige mechanismen bij kindermishandeling, ze te begrijpen en er consequenties op het gebied van hulpverlening aan te verbinden. Dit blijft een ambitieus project dat veel vraagt van het gehele team en van de projectgroep in het bijzonder. Daarnaast keerden we in 2010 met 3 interne werkgroepen terug naar de basis van ons werk: inzake fysieke, emotionele en seksuele mishandeling/misbruik brachten we recente onderzoeksliteratuur in kaart en evalueerden we de implicaties voor de gehanteerde methodieken. De ingebruikname van het nieuwe elektronische registratiesysteem (“e‐dossier”) op 8 januari 2010, betekende een aanzienlijke verbetering in de registratie. Helaas vertoonde het systeem heel wat kinderziektes die binnen een overvolle agenda geregeld voor frustratie zorgden. Omwille van de eenvormigheid van de registratie over de zes vertrouwenscentra heen blijft er nood aan een handleiding die een aantal begrippen en parameters binnen het systeem eenduidiger omschrijft. Daarnaast werd er samen met K&G, onderzoeksgroep Lucas en de vijf andere vertrouwenscentra gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuw risicotaxatiesysteem. Toenemende professionalisering, een betere kwaliteit van de risico‐inschatting en een betere registratie kunnen de meerwaarden zijn van dit systeem. “Kunnen”, want intussen is duidelijk dat de tijdsinvestering die dit systeem vraagt binnen de huidige werkomstandigheden niet mogelijk is. 2010 was immers ook het jaar waarin wij samen met andere vertrouwenscentra meer dan ooit de nood aan extra middelen voelden , willen we de kwaliteit van de hulpverlening op peil kunnen houden. De unieke positie van de VK’s, aanklampende hulpverlening en zorgverantwoordelijkheid bij een vermoeden van kindermishandeling, wordt immers door geen enkele andere instantie waargemaakt. Na een jaar waarin de gedurende decennia gedoogde mistoestanden binnen de kerk aan het licht kwamen, de publieke opinie verontwaardigd reageerde en het thema hoog op de politieke agenda verscheen, lijkt het niet meer dan billijk dat er eindelijk extra middelen worden vrijgemaakt voor ondersteuning en verdere ontwikkeling van de werking van de vertrouwenscentra. Dit moet innoverende en tegelijk rationaliserende initiatieven op basis van onderzoek, nieuwe inzichten en good‐practices mogelijk maken. 4 je staat niet alleen
Bemoedigend in 2010 was dat er schot kwam in het Vipa‐dossier waardoor de vertrouwenscentra sinds begin 2011 aanspraak kunnen maken op de middelen van dit fonds. Voor VK Brussel is dit noodzakelijk omdat dit de financiële haalbaarheid van een nieuwe locatie dicht bij het Brusselse centrum dichterbij brengt. Ook de “revival” binnen het Brusselse netwerk Integrale Jeugdhulp juichen we toe met in het bijzonder de succesvolle doorstart van het crisisnetwerk waarmee we intussen een efficiënte samenwerking opbouwden. Vele uitdagingen blijven: de oprichting van de toegangspoort en de taken voor de vertrouwenscentra als gemandateerde centra ‘maatschappelijke noodzaak’. Binnen de eigen Raad van Bestuur vond er een reorganisatie plaats met verwelkoming van een aantal nieuwe leden. De uitdagingen voor de toekomst worden er niet eenvoudiger op en een meer performant bestuursorgaan is daarin een belangrijke hulp. Als directeur wens ik ook mijn appreciatie uit te drukken voor de gedrevenheid, de inzet en het professionalisme van de medewerkers van VK Brussel. Binnen het kader van de aangeboden middelen zijn het vooral zij die de kwaliteit van de dienst‐ en hulpverlening bepalen en het is hun verdienste dit optimaal te doen. Een oprechte dankbetuiging ook aan de collega’s en partners uit de diverse sectoren waarmee we in 2010 goed en perspectiefvol konden samenwerken. Niet in het minst en namens alle medewerkers en bestuursleden ook heel veel dank aan alle gezinnen, ouders en kinderen, die ons in 2010 hun vertrouwen gaven om de soms moeilijke weg van openheid en herstel te gaan. Erik Van Dooren
5 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ II. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐
In 2010 maakten de volgende mensen deel uit van de Raad van Bestuur: Prof. Dr. Benjamin Van Camp, voorzitter Dr. Jan Schots, ondervoorzitter Ingrid Steens, penningmeester Katelijne Delmal Monica Minner Lieve Pellens Chris Schotte Elly Van Assche Johan Van Der Sypt Frans Van Stappen
het team: Erik Van Dooren, directeur An Buckinx, secretaresse Sarah Cornelis, hulpverlener Liselot Desmet, hulpverlener Karolien De Ruyck, hulpverlener Johan Galle, hulpverlener Goedele Keymolen, hulpverlener Krista Vander Meûlen, secretaresse Deborah Van Tournhout, hulpverlener Evi Verdoodt, hulpverlener
de groep stagiaires: Charlotte Boënne, 2de master management en beleid van gezondheidszorg, VUB Yana De Cock, 2de master psychologie, VUB Karolien François, 2de master orthopedagogische wetenschappen, RUG Robert Lescornez, 2de bachelor maatschappelijk assistent, Sociale Hogeschool Gent Charlotte Wouters, 3de bachelor maatschappelijk assistent, VUB 6 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ III. Missie, visie, concretisering ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Missie De missie van het VK Brussel wordt bepaald door het besluit van de Vlaamse Regering inzake de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (zie: “Besluit van de Vlaamse Regering betreffende erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling” van 17/05/2002 en het “Ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in de vertrouwenscentra kindermishandeling” van 10/06/2002). Het VK is hierbij een ankerpunt voor het melden van (vermoedens van) kindermishandeling. Het VK heeft vanuit deze opdrachten een aantal specifieke taken: •
het geven van deskundig advies aan de melder (hulpverlener en/of andere),
•
coördinatie en ondersteuning van bestaande hulpverlening,
•
gerichte diagnostiek van kindermishandeling (door het VK, door anderen of samen met
anderen), •
het opstarten van hulpverlening door het VK,
•
het doorgeven van eigen deskundigheid en ervaring aan andere hulpverleners door middel
van informatie, sensibilisering en vorming. De missie is dus duidelijk gericht op het organiseren en het coördineren van hulpverlening inzake kindermishandeling in al zijn vormen. Vanuit de maatschappelijke positie die het VK door haar missie inneemt, is het eveneens de taak om knelpunten aan de overheid te signaleren.
7 je staat niet alleen
Visie Kinderen groeien in onze maatschappij het best op in de liefdevolle en steunende omgeving van hun ouders. Kindermishandeling interfereert hiermee op drastische wijze en kan zorgen voor blijvende schade bij het kind als ze niet stopt. Het is de visie van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) dat verandering brengen in deze negatieve intrafamiliale interacties de verdere ontwikkeling van het kind binnen zijn gezin mogelijk kan maken. De door ons gehanteerde definitie van mishandeling:
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ “Kindermishandeling‐ en verwaarlozing is elke vorm van actieve of passieve geweldpleging of verzuim dat kinderen overkomt, niet door ongeval maar door daden of nalatigheden van ouders, verzorgers, andere personen, instellingen of de maatschappij, en waarbij afwijkingen bij het kind ontstaan of redelijkerwijze mag verwacht worden dat ze zullen ontstaan of waarbij hun optimale ontwikkeling in het gedrang komt” (A. Koers).
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ De kerngedachte in de visie van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling is dan ook pluridisciplinaire, confidentiële en vrijwillige doch aanklampende hulpverlening voor mishandelde kinderen en hun omgeving (ouders, familie, opvoeders) met als centraal uitgangspunt het kind en zijn veiligheid, zijn lichamelijke en geestelijke ontwikkeling, zowel op korte als op lange termijn. Er wordt gedacht vanuit de positie van het kind, omdat men weet dat kindermishandeling zijn kansen op een normale ontwikkeling, zowel lichamelijk, als geestelijk, als maatschappelijk ernstig kan belemmeren. Er wordt echter ook gedacht vanuit de positie van zijn opvoeders (meestal zijn ouders) omdat zij verantwoordelijk zijn voor het opgroeien van hun kinderen. Wij delen deze verantwoordelijkheid met de ouders (of de opvoeders), wat betekent dat wij het kind centraal stellen. Wij proberen om de kinderen en hun ouders een nieuwe kans te bieden op een betere, gezondere en beschermende leefsituatie. Indien dit onmogelijk blijkt gaan de belangen van het kind voor op deze van hun omgeving. 8 je staat niet alleen
De kernelementen, die deze hulpverlening bepalen zijn: •
vrijwilligheid
•
confidentialiteit
•
multidisciplinariteit
•
deskundigheid
•
verantwoordelijkheid
•
duidelijkheid
•
aanklampende houding
Het multidisciplinair aspect van het team van het VK moet een garantie betekenen voor onze cliënten, maar ook voor de leden van het team zelf dat deze kernelementen realiseert binnen een maatschappijkritisch, empathisch en humanistisch karakter. Het VK Brussel legt ook een aantal accenten in zijn werking: •
nauwe samenwerking met preventieve en curatieve gezondheidszorg,
•
de noodzaak aan een eigen diagnostische evaluatie van kind(eren) en hun context in
een groot aantal van de aangemelde situaties, •
het uitbreiden van deskundigheid door het volgen en organiseren van vorming,
•
hulpverlening voor de Nederlandstalige bewoners en hulpverleners van Brussel en
voor die anderstaligen die kinderen hebben in het Nederlandstalig onderwijs •
aanhoudend overleg met alle andere sectoren betrokken in de aanpak van
kindermishandeling (hulpverlening en justitie). 9 je staat niet alleen
Een concretisering Voor diegenen die minder vertrouwd zijn met de werking van een vertrouwenscentrum kindermishandeling blijven bovenstaande missie en visie waarschijnlijk te abstract. In het “Brussels Welzijnsnieuws”, het driemaandelijks tijdschrift voor welzijn en gezondheid van de Brusselse Welzijns‐ en Gezondheidsraad verschijnt in de zomer van 2011 volgend artikel dat deze uitgangspunten verduidelijkt en concretiseert.
“Voorstelling Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel What’s in a name? Een vader werd op het VK uitgenodigd om het mogelijk incestueus misbruik van zijn 11‐jarige dochter te bespreken. Volgens hem was dat misbruik echter onmogelijk: hij was afkomstig uit een ver land en hij betoogde dat er in zijn land niet eens een term bestaat voor dit soort gedrag. Als er geen woorden voor zijn, dan bestaat het ook niet en kon hij het dus nooit gedaan hebben. De reactie van deze vader zal bij velen op gefrons en afkeuring onthaald worden. Begrijpelijk en terecht. Anderzijds is het taboe rond incest ook hier nog niet zo lang doorbroken. Ook het concept kindermishandeling zoals we het nu kennen is van veel recentere datum dan velen vermoeden. We zijn veel schatplichtig aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind dat dateert van 1989 – niet toevallig dezelfde periode dat de eerste vertrouwenscentra in Vlaanderen erkend werden. De invulling van het begrip kindermishandeling is nog volop in beweging. De ontoelaatbaarheid en desastreuze gevolgen van fysieke en seksuele mishandeling van kinderen wordt door niemand in vraag gesteld. Emotionele mishandeling, dikwijls veel moeilijker te vatten en bespreekbaar te stellen, maar niet minder schadelijk in de gevolgen, wordt stilaan beter erkend en herkend. Nieuw bewustzijn groeit over de even schadelijke gevolgen van het getuige zijn van partnergeweld op de ontwikkeling van kinderen: denk aan de vele vechtscheidingen maar ook aan de mishandelende partnerrelaties. Recent ook zien we een toename van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen van dezelfde leeftijd, dikwijls nog zeer jong. Wie had dit 50 of zelfs 25 jaar geleden durven denken? De reactie van de vader in het voorbeeld valt te begrijpen: hij wil zich verdedigen, is bang voor de gevolgen van de onthulling. Toch zegt ze ook iets over ons allen: onrecht wordt maar gezien als we het willen zien, hulp kan er pas komen als er verantwoordelijkheid genomen wordt. Daarvoor kiezen, verantwoordelijkheid nemen en hulp en verandering mogelijk maken: dat is waarvoor je bij een VK terecht kan. 10 je staat niet alleen
Een wereld van verschil Toen zo’n 25 jaar geleden de eerste initiatieven voor hulpverlening bij kindermishandeling in het leven werden geroepen was de maatschappelijke gevoeligheid voor het thema in weinig te vergelijken met de huidige situatie. De pioniers dienden de wereld te overtuigen van het bestaan van kindermishandeling. Er was weinig over geweten en de interesse voor het thema was gering. Midden jaren ’90 brachten de zaken Dutroux en Pandy het thema op een onthutsende manier aanwezig in het maatschappelijk bewustzijn. Recent kenden we een gelijkaardig maatschappelijk ontwaken naar aanleiding van de dossiers binnen de kerk (ook dit “wisten” we). Vandaag de dag weet iedereen dat kindermishandeling geen marginaal verschijnsel is en dat behoorlijk wat kinderen ook slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Uit onderzoek weten we dat minstens 3% van de kinderen slachtoffer zijn van één of andere vorm van mishandeling. En het is nu voor het eerst in Vlaanderen dat het kinderrechtencommissariaat een grootschalig onderzoek uitvoert bij zo’n 2000 kinderen waarvan de resultaten in september 2011 zullen bekend gemaakt worden. Het maatschappelijk debat gaat nu veeleer over wie welke verantwoordelijkheid opneemt bij de aanpak van de problematiek. Dat een goede samenwerking van alle betrokkenen, d.w.z. hulpverlening, ouders, kinderen, indien nodig samen met een VK, de best mogelijke aanpak is wordt door velen onderschreven. Daarnaast is er ook de toenadering tussen hulpverlening en justitie. Voor de pioniers van een kwart eeuw geleden was dit nog ondenkbaar. Hun pleidooi voor een niet‐ gerechtelijke aanpak van kindermishandeling stuitte op veel verzet. Intussen is er de consensus dat beide benaderingen hun bestaansrecht hebben en dat hulpverlening en een gerechtelijke aanpak elkaar niet noodzakelijk in de weg staan maar elkaar zelfs kunnen versterken. Het VK contacteren: de doos van Pandora openen? Maandag 10u30: Elke van het CLB belt met een medewerker van het VK. Zij overlegde eerst met een collega en samen besloten ze om het VK te contacteren voor een melding: Luca, een jongen van 10 heeft verscheidene striemen op de armen. Hij zegt dat papa hem met een stok geslagen heeft omdat hij gelogen had, dit zou niet de eerste keer zijn. Het VK stelt voor om intern te overleggen en nadien het CLB terug te bellen met een voorstel. Maandag 11u: na kort overleg stelt de VK‐medewerker het CLB voor dat de schoolarts de letsels vast zal stellen. Deze vaststellingen geven meer garanties voor het bespreekbaar maken van de ongerustheden en zijn een basis voor doorverwijzing naar het VK. Maandag 11u15: Het VK contacteert het CLB en Elke kan zich in dit voorstel vinden. Zowel Elke als de medewerker van het VK hebben elk nog enkele vragen. Er wordt overlegd over mogelijke problemen en mogelijkheden om deze situatie zo goed mogelijk aan te pakken. Daarbij wordt met alle betrokkenen rekening gehouden maar staat de veiligheid van het kind voorop. Maandag 13u: de CLB‐arts doet vaststellingen van de blauwe plekken, beschrijft nauwkeurig de grootte en de locatie in haar verslag en faxt dat door naar het VK. Het CLB nodigt de ouders om 16u uit op school voor een gesprek. Maandag 16u30: Elke van het CLB belt samen met de ouders naar het VK. De ouders krijgen dinsdag om 10u een afspraak voor een gesprek op het VK, zij gaan akkoord om Luca dan mee te brengen. Elke zal hen vergezellen. 11 je staat niet alleen
Dinsdag 9u: op de dagelijkse briefing van het VK wordt deze melding besproken en afgesproken wie de ouders om 10h zal ontvangen. Vanuit het VK zal er zowel een ouderwerker als een kindwerker bij de intake aanwezig zijn. Het VK stelt voor om Luca onmiddellijk bij het gesprek aanwezig te laten tenzij ouders dit niet wensen of wanneer dit voor hem of ouders te moeilijk zou zijn. Dinsdag 10u: gesprek met het gezin en Elke op het VK. Er wordt uitgebreid stilgestaan bij de bezorgdheden en hoe elke partij daar mee omgaat. Ouders beseffen dat er een probleem is en staan open voor hulp. Er worden verdere afspraken gemaakt om beter zicht te krijgen op het gezinsfunctioneren en op de pedagogische hulpvraag. Dit moet leiden tot een hulpaanbod dat is aangepast aan de mogelijkheden en noden van dit kind en dit gezin. De komende weken zullen er gesprekken zijn met beide ouders en zal ook Luca individueel gezien worden. Een draaischijf in de hulpverlening De principes van vrijwilligheid en vertrouwelijkheid deelt het VK met vele andere organisaties. Zo ook is het VK gevat door de bepalingen van IJH en dus ook door het decreet op de rechtspositie van de minderjarige in de IJH. Specifiek voor een VK is het aanklampende (niet vrijblijvende) aanbod in die situaties van maatschappelijk noodzakelijk geachte hulp bij kindermishandeling. Iedereen, hulpverleners of andere personen die zich zorgen maken over een kind omwille van een vermoeden van mishandeling, kan het VK contacteren voor advies of hulp. Bij de contactname schatten we de ernst en dringendheid in alsook op welke manier er best hulp kan geboden worden. Het VK biedt vijf vormen van dienstverlening: 1. Een adviesgesprek of consult: we zoeken samen met jou uit hoe ernstig je ongerustheid is en welke hulp er eventueel nodig is. Bij zo’n adviesgesprek blijft de zorgverantwoordelijkheid bij jou liggen. Gezien het anonieme karakter van een adviesvraag dien je het betrokken kind en het gezin hiervan niet op de hoogte te brengen. Deze werkwijze is volledig in regel met alle bepalingen inzake beroepsgeheim en privacywetgeving. 2. Bij coaching bieden wij jou een grondige ondersteuning bij jouw aanpak en zoeken we samen doorheen het traject welke de meest aangewezen keuzes zijn. 3. Het VK wordt soms ook gecontacteerd met een vraag tot coördinatie,waarbij we de betrokken diensten samen brengen om tot een gecoördineerde aanpak te komen. Gezien de actieve betrokkenheid van het VK en de onmogelijkheid om zo’n overleg in de anonimiteit te doen dient het gezin hiervan vooraf op de hoogte te zijn. 4. Het VK kan ook een actief hulpverlenende rol op zich nemen: wij gaan de dialoog aan met het betrokken gezin. Wanneer andere hulpverleners al betrokken zijn (C.L.B., K&G, bijzondere jeugdzorg…) wordt best afgesproken hoe er samengewerkt wordt. Een belangrijke rol voor het VK zal zijn om op een grondige manier de problemen die de mishandeling mogelijk maken in kaart te brengen, en de ouders te motiveren om zichzelf of hun kind door therapie of andere begeleidingen te laten bijstaan waar nodig om de mishandeling te voorkomen en de gevolgen ervan op te heffen. 5. Daarnaast heeft het VK ook een beperkte vormingsopdracht. 12 je staat niet alleen
Een probleem zoals een ander? De hulpverlener met zijn gevoelens in de knoop Kindermishandeling is en blijft een beladen begrip waarbij de onveiligheid van de meest kwetsbaren ons dwingt om zelf stelling te nemen. Ook professionele hulpverleners krijgen het vaak moeilijk wanneer ze met (een vermoeden van) kindermishandeling te maken krijgen. Indien de kindermishandeling zich afspeelt binnen het gezin wordt dit nog complexer want het gezin wordt door ons allen toch beschouwd als de veilige thuishaven. De hulpverleningsprincipes, die ons anders zo duidelijk lijken, bieden ons dan schijnbaar onvoldoende houvast voor de keuzes die zich opdringen: Wat is het probleem? Is dit wel kindermishandeling? Of is het een problematische opvoedingssituatie? Moeten de ouders gecontacteerd worden, door wie? Wat zeggen we hen, wat niet? Is het aanspreken van ouders niet hetzelfde als hen beschuldigen van kindermishandeling? Welk effect zal dit hebben op het kind? Op het gezin? Welke gevolgen zal dit hebben voor mijn vertrouwensrelatie met de ouders en/of het kind? Moet de politie ingeschakeld worden? Hoe zal mijn baas reageren? Wat als ik niets doe? Is dit schuldig verzuim? … De koe bij de horens: advies vragen of melden! Ook al ben je er nog niet helemaal uit of het om kindermishandeling gaat, welke interventies nodig zijn, of VK Brussel aangewezen of noodzakelijk is, je kunt de situatie steeds anoniem voorleggen aan een van de medewerkers. De medewerker kan samen met jou een inschatting maken van de (psychische en fysieke) veiligheid van het kind en nadenken over de meest adequate hulpverlening voor dit kind én zijn gezin. Ook voor het VK is de samenwerking met andere hulpverleners van groot belang zowel bij het inschatten van onze adviesvragen en meldingen als bij het uitwerken van een geschikte hulpverlening. Daarom wordt vaak, binnen het gedeelde beroepsgeheim, contact gezocht met andere partners. Wanneer het VK informatie opvraagt bij andere diensten dan gebeurt dat liefst met akkoord van het gezin. Soms kan dit echter nog te delicaat zijn voor het kind in kwestie. Het VK kan dan gedurende korte tijd binnen een “exploratiefase” informatie verzamelen zonder medeweten van de betrokkenen. Er zal zo vlug mogelijk getracht worden om dit proces transparant met het gezin op te nemen. Je neemt best telefonisch contact op met het centrum op een werkdag tussen 9h en 17. De organisatie van de dienst is er op gericht om je onmiddellijk te woord te staan. Buiten de diensturen blijven wij beschikbaar voor noodoproepen. 13 je staat niet alleen
Hoe vertrouwelijk is een vertrouwenscentrum kindermishandeling? Vertrouwelijkheid kent vele aspecten. Het betekent onder andere dat zowel op niveau van het kind als op niveau van de ouders bekeken wordt ‐ wat wel en niet mag gecommuniceerd worden, ‐ wat eventueel moet gecommuniceerd worden, ‐ aan wie gecommuniceerd wordt. De medewerkers van een VK zijn zoals alle hulpverleners gebonden door het beroepsgeheim. Dat betekent dat zij de hen toevertrouwde gegevens niet aan anderen kunnen doorgeven behalve in de door de wet voorziene uitzonderingen: 1. er is gedeeld beroepsgeheim dat hulpverleners toelaat de strikt noodzakelijke gegevens voor een zelfde (hulpverlenings‐)doel te delen. Een beroepsgeheim kan dus niet gedeeld worden met gerechtelijke instanties en politie, of met niet‐hulpverleners 2. er is spreekrecht wanneer de hulpverlener zelf heeft vastgesteld dat een kind in nood verkeert, en dat er geen andere manier is om veiligheid te verzekeren. Dan kan je spreken met het gerecht (art. 458bis SW). Als hulpverlening voldoende veiligheid kan brengen dan kan je dus geen gebruik maken van het spreekrecht 3. wanneer de hulpverlener zichzelf dient te verdedigen in een rechtszaak Het gevolg is dat strafbare zaken zoals kindermishandeling door het VK vertrouwelijk kunnen behandeld worden. Het VK zal dat doen zolang er voldoende garanties bestaan voor de veiligheid van het kind, dit staat in de hele aanpak centraal. Sinds operatie Kelk weet iedereen dat het gerecht door het in beslag nemen van dossiers aan informatie van de hulpverlening kan komen. Dit is echter geen gebruikelijke gang van zaken, en is onderworpen aan heel specifieke spelregels en controle. Ook Justitie is zich ten volle bewust van het belang van een goede hulpverlening en zal het vertrouwen dat nodig is om te kunnen werken enkel schenden als daar zeer gegronde redenen voor zijn. VK Brussel Brusselt Het is een hele evolutie geweest: ooit, meer dan 20 jaar geleden, werkte het VK Brussel in haast heel Vlaanderen, Brussel en zelfs in Wallonië. We waren toen het tweede opgerichte Vlaamse centrum naast het VK van Antwerpen. Vandaag is een duidelijke keuze gemaakt om enkel nog in Brussel te werken voor families met een Nederlandstalige link. Deze keuze moet het mogelijk maken om kwaliteitsvol te blijven werken en om de Brusselse populatie, met zijn specifieke kenmerken zoals armoede en culturele diversiteit, beter te bereiken. Meldingen van buiten de regio en Franstalige gezinnen worden met gepaste zorg naar het juiste centrum doorverwezen. Om recht te doen aan de culturele smeltkroes van de hoofdstad werkt VK Brussel samen met de universitaire wereld in onderzoek naar de impact ervan op de hulpverlening: hoe kan hulpverlening bij (een vermoeden van) kindermishandeling zo efficiënt en effectief mogelijk verlopen gezien de verschillen in culturele betekeniskaders inzake opvoeding en wat er toelaatbaar is? 14 je staat niet alleen
Een kind van 25 Op 17 oktober 1986 werd het Vertrouwensartscentrum ‘Kind in Nood’ boven de doopvont gehouden door de nog piepjonge Minister Guy Verhofstad. Wij waren toen het tweede centrum in Vlaanderen dat officieel opstartte. Pas anderhalf jaar later voorzag de Vlaamse Regering in de subsidiëring van 1 “Centrum voor Hulpverlening bij Kindermishandeling” per provincie, en 1 voor Brussel. De belangrijkste principes van toen gelden ook nu nog: laagdrempeligheid, multidisciplinariteit, kindgerichtheid, aanklampendheid en vertrouwelijkheid. Het VK bevindt zich al sinds het begin in het kinderziekenhuis van het UZ‐Brussel. Samen met de recente keuze om zich regionaal enkel op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te richten is onze dienst op zoek naar een aangepaste locatie meer naar het centrum van de hoofdstad. Het huidige team bestaat uit 9 medewerkers:Sarah Cornelis, Liselot Desmet, Karolien De Ruyck, Johan Galle, Goedele Keymolen, Hilde Van Daele, Krista Vander Meûlen, Erik Van Dooren en Evi Verdoodt. Op dit ogenblik wordt hard gezocht naar een arts die het team kan versterken met zijn specifieke inbreng. Er wordt ook uitgekeken naar één of meer vrijwilligers om gedurende één dag in de week het onthaal van het centrum te verzorgen. Ondanks het thema van het werk blijft het bijzonder leuk werken op het VK. Wij hopen dat dit afstraalt op onze samenwerking met de collega’s. Suggesties zijn steeds welkom op het volgende adres: Laarbeeklaan 101 te 1090 Jette, tel. 02/477 60 60 of via
[email protected] .”
15 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ IV. Cijfergegevens ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ A. Meldingen In 2010 werd er 666 keer gemeld bij het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel. In vergelijking met 2009 is dit een stijging van meer dan 5%. Het aantal gemelde kinderen bedroeg 965, een stijging van bijna 7%. Tabel 1: meldingen en gemelde kinderen over de voorbije werkingsjaren
Aantal gemelde kinderen
Aantal meldingen
10/86 – 12/87
445
1988
366
1989
369
1990
411
1991
513
1992
590
1993
556
1994
706
1995
581
435
1996
710
542
1997
699
517
1998
622
457
1999
657
455
2000
678
506
2001
742
528
2002
868
621
2003
877
615
2004
887
622
2005
1091
746
2006
997
694
2007
1027
723
2008
969
708
2009
905
631
2010
965
666
TOTAAL
16265
9466 16
je staat niet alleen
Grafiek 1: aantal meldingen en gemelde kinderen van 1989 tot heden
1200 1100
1091
1000
997
900
868
877
887
615
622
1027 969
965 905
800 710
706
700 600
590
581
556
513
500 400
369
622 542
657
517
694
678 621 506
457
435
411
746
742
699
723
708 631
666
528
455
300 200 100 0 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 aantal kinderen
aantal meldingen
Tabel 2 geeft een regionaal overzicht van de meldingen. VK Brussel heeft nog te veel meldingen van buiten de eigen regio: 58,4%. Meldingen uit andere regio’s vragen heel wat inspanningen op het vlak van onthaal, registratie en zorgzame doorverwijzing ten koste van de eigen regio. De stijging van het aantal meldingen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) is verhoudingsgewijs iets groter dan de algemene toename. Ter vergelijking: in 2006 kreeg VK Brussel 189 meldingen uit het BHG, vorig jaar waren dit er 277. Dit is een toename met 47%. Ondanks de sterkere regioafbakening daalt het aantal meldingen uit de provincie Vlaams‐Brabant slechts gering. Als we kijken naar het arrondissement Halle‐Vilvoorde dan valt op dat het aantal meldingen uit deze regio in 2010 zich stabiliseerde op 179. Dit is nog steeds 26.9% van het totaal. De ligging van het centrum en het ingebed zijn in de structuren van UZ Brussel spelen hierin een rol. Tabel 2: geografische indeling van de meldingen
2009
%
2010
%
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
259
41
277
41.6
Provincie Vl.‐Brabant
212
33.6
204
30.6
Provincie Antwerpen
26
4,2
35
5.3
Provincie Oost‐Vlaanderen
53
8,4
42
6.3
Provincie West‐Vlaanderen
11
1.7
15
2.2
Provincie Limburg
7
1.1
12
1.8
Wallonië
8
1.3
12
1.8
Onbekend
48
7.6
66
9.9
Buitenland
7
1.1
3
0.5
631
100
666
100
TOTAAL
17 je staat niet alleen
Onderstaande grafiek vat een aantal parameters samen. Duidelijk te zien is dat de meldingen uit Brussel gestaag blijven stijgen maar deze uit Halle‐Vilvoorde op het niveau van het jaar voordien bleven , ondanks de duidelijke regioafbakening. Grafiek 2: Evolutie aantal meldingen/kinderen Bxl ‐ H‐V Evolutie aantal meldingen/kinderen 1995-2010 BXL - H-V 1200
350
Totaal m eldingen/kinderen
250 800
200 600 150
400 100
200
M eldlingenBrussel/Halle-Vilvoord
300
1000
50
0
0 1995
1996
1997
1998
1999
Totaal meldingen
2000
2001
2002
2003
Totaal kinderen
2004
2005
2006
Meldingen Brussel
2007
2008
2009
2010
Meldingen Halle-Vilvoorde
Tabel 3: meldingen per maand in 2010 Maand
2009
%
2010
%
Januari
59
9.4
44
6.6
Februari
64
10.2
40
6.0
Maart
80
12.6
68
10.2
April
57
9.0
47
7.1
Mei
59
9.4
44
6.6
Juni
59
9.4
72
10.9
Juli
19
3.0
55
8.3
Augustus
36
5.7
69
10.4
September
52
8.3
73
11.0
Oktober
42
6.7
48
7.2
November
61
9.6
49
7.4
December
43
6.7
55
8.3
TOTAAL
631
100
666
100
De zomervakantie betekende vroeger altijd een “dip” in het aantal meldingen: 8,7% van de meldingen in 2009. In 2010 was dit absoluut niet het geval. De zomerperiode was voor VK Brussel zelfs de drukste periode: 29,7% van de meldingen kwamen toe in de periode van juli t.e.m. september. 18 je staat niet alleen
Samen met de vakantieperiode van een aantal partners in de hulpverlening en van een aantal medewerkers op de dienst, vroeg dit een extra inspanning en compliceerde dit de veiligheidsinschatting van de gemelde kinderen. Het aanhouden van de meldingen tijdens de zomervakantie werd ons ook vanuit andere VK’s gemeld. Tabel 4: Hermeldingen
2010 e
19
e
Aantal hermeldingen met 1 melding voor 2010
56
Totaal
75
Aantal hermeldingen met 1 melding binnen 2010
Omwille van de ingebruikname van een nieuw registratiesysteem begin 2010 zijn een aantal cijfers niet vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Dit is o.a. het geval voor het aantal hermeldingen. Vorig jaar bedroeg het aantal hermeldingen 11%. Er zijn uiteenlopende redenen voor een hermelding. Het kan zijn dat een melder na een eerste keer advies gekregen te hebben, nadien terugbelt met een concrete vraag om hulp. Het minst wenselijke is een hermelding omwille van een blijvende of nieuwe onveiligheid van een kind nadat er al hulpverlening werd opgestart. Vanaf 1 maart 2009 werd er een nieuw wachtsysteem opgezet om de permanentie buiten de kantooruren te regelen. Indien men belt na 17 uur ‘s avonds en voor 9 uur ’s ochtends krijgt men volgende boodschap te horen: “U bent verbonden met het antwoordapparaat van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling te Brussel. Wenst u een afspraak te maken met één van onze medewerkers, hebt u een vraag of wenst u een melding te doen dan kan u ons op weekdagen bereiken tijdens de kantooruren van 9 tot 17 uur. Wenst u uitzonderlijk een dringende melding te doen of adviesvraag te stellen dan kunt u nu terecht op het nummer 0474/49 38 06. Vous êtes bien connecté avec la boîte vocale du Vertrouwenscentrum Kindermishandeling de Bruxelles. Si vous désirez un rendez‐vous, si vous avez une question ou vous voulez signaler une suspicion de maltraitance, vous pouvez nous joindre au numéro 0474/49 38 06.” 19 je staat niet alleen
Tabel 5: tijdstip meldingen
2009
%
Binnen de kantooruren
591
93.6
605
90.8
Buiten de kantooruren
40
6.4
61
9.2
631
100
666
100
TOTAAL
2010
%
Deze nieuwe wachtregeling laat ons toe om een analyse te maken van de contactnames met het wachtnummer van het VK. Tabel 6: analyse wachtmeldingen AANTAL AARD VAN DE OPROEP
Regio Brussel
Andere regio Totaal Algemeen totaal
WERKTIJD
Dringende
Niet dringende
Meldingen
meldingen
9u05’
20
17
11u55’
2u55’
5
8
4u35’
25
25
50
18u30’
Bijna 10% van de melders contacteren ons buiten de reguliere kantooruren (09u tot 17u). Daarvan zijn er 50 contactnames via het telefonische wachtsysteem, de 11 andere betreffen meldingen via email. De tijdens de wachtregeling aan deze meldingen bestede tijd bedraagt 18u30’: de “telefoontijd” en het nota nemen, dit is registratie en follow‐up niet inbegrepen. In de helft van de contactnames ging het om een situatie die een dringend advies of interventie nodig had. Anders dan bij de totaliteit van de meldingen kwamen deze wachtmeldingen voor 74% uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor een relatief groot deel van de spoedafdeling pediatrie van UZ Brussel.
20 je staat niet alleen
Tabel 7: meldende instanties (n = 666)
2009
%
2010
%
1. GEZONDHEIDSZORG
1.1 Preventieve gezondheidszorg
29
37
K&G (huisbezoeken door regioverpleegkundigen, consultatie‐ bureaus, ,…) Andere preventieve gezondheidszorg
1
1.2 Curatieve gezondheidszorg
3
18
12
Thuisverpleging
‐
1
Andere algemene gezondheidszorg
1
3
Algemene gezondheidszorg Huisarts
Gespecialiseerde gezondheidszorg niet verbonden aan een ziekenhuis
CGG Algemeen
‐
2
Daderhulp binnen CGG
3
4
CGG: convenant kindermishandeling
‐
‐
CGG: andere
‐
‐
CGG: kinderdienst
‐
6
CGG: volwassendienst
1
‐
Psychiater (volw) niet verbonden aan een ziekenhuis
2
‐
Kinderpsychiater niet verbonden aan een ziekenhuis
1
1
Ander geneesheerspecialist, niet verbonden aan een ziekenhuis
1
1
Andere (privé‐therapeut,…)
3
8
12
‐
Psychiatrie (volw)
7
5
Kinderpsychiatrie
16
26
Forensische pediatrie
‐
‐
Ziekenhuisarts (geen psychiatrie, volw)
1
‐
Ziekenhuisarts, verbonden aan VK‐ziekenhuis
22
15
Arts van kinderziekenhuis / pediatrie
21
48
Sociale dienst van het ziekenhuis (volw)
5
3
Sociale dienst van het kinderziekenhuis / pediatrie
5
4
Ander ziekenhuispersoneel
6
10
Ziekenhuizen
SUBTOTAAL
155
24.5
189
28.4
21 je staat niet alleen
Tabel 7: meldende instanties, vervolg
2009
2. JUSTITIELE INSTANTIES
Jeugdrechtbank
%
2010
%
2
1
‐
1
‐
‐
Federale politie
1
‐
Lokale politie
1
3
Sociale dienst jeugdbrigade
‐
‐
Andere justitiële instanties
1
‐
Advocaat
1
1
‐
‐
Parket Justitiehuizen (VOI‐personeel, justitieassistenten, slachtoffer‐ onthaal op parketten, )
Gevangenis SUBTOTAAL
6
0.9
6
0.9
3. BIJZONDERE JEUGDZORG
Comité voor Bijzondere Jeugdzorg Bemiddelingscommissie voor bijzondere jeugdbijstand Sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand jeugdrechtbank Voorziening plaatsing/begeleiding Niet residentiële voorziening bijzondere jeugdbijstand
2
6
‐
‐
2
‐
12
4
4
6
SUBTOTAAL
20
3.2
16
2.4
22 je staat niet alleen
Tabel 7: meldende instanties, vervolg
2009
%
2010
%
4. WELZIJNSORGANISATIES
4.1 Algemeen welzijnswerk (AWW)
CAW ingebouwd in mutualiteit
1
‐
Tele‐onthaal
‐
1
Autonoom centrum voor AWW (CAW) (algemeen)
7
4
CAW: hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven
3
2
1
CAW: hulpverlening aan seksueel delinquenten
‐
‐
CAW: ambulante hulpverlening aan jongeren (JAC)
2
‐
CAW: ambulante hulpverlening gezin, relaties en seksualiteit
2
2
CAW: crisisopvangcentrum (algemeen, minderjarigen,…)
1
‐
CAW: residentiële opvang (algemeen, vluchthuizen, jongeren,…)
1
5
CAW: begeleid zelfstandig wonen
1
‐
CAW: scheidingsbemiddeling
‐
‐
Ander algemeen welzijnswerk
1
1
CAW: hulpverlening aan (ex)‐gedetineerden en nabestaanden
4.2 Algemene sociale dienstverlening
OCMW
2
1
Mutualiteit
1
1
Andere telefonische hulpverlening (druglijn, zelfmoord,…)
1
‐
Andere algemene sociale dienstverlening
1
6
4.3 Dienstverlening aan gehandicapten
Residentiële opvang van personen met een handicap (MPI,…) Niet‐residentiële dienstverlening aan personen met een handicap (revalidatiecentrum,…)
16 4
4.4 Hulpverlening aan kinderen in bijzondere leefsituaties
36
4
Centrum kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG)
1
1
Kinder ‐ en Jongerentelefoon
‐
‐
Kinderrechtswinkel
‐
‐
Ander vertrouwenscentrum Kindermishandeling
9
17
Adoptiedienst
‐
‐
Diensten voor private gezinsplaatsing
1
‐
Centra voor integrale gezinszorg (CIG)
‐
2
Centra voor vluchtelingen
4
‐
Eigen Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
1
1
4.5 Dienstverlening t.a.v. specifieke groepen
BGJG
‐
Andere instelling voor bijzondere opvang (internaat,…)
‐
‐
2
Jeugdvereniging
1
4
Andere dienstverlening t.a.v. kinderen/jongeren (speelpleinwerking,…)
2
1
Child focus
1
2
Zelfhulpgroepen
‐
‐
Buurtwerk
‐
1
Integrale jeugdhulpverlening (crisisnetwerk,…)
‐
‐
SUBTOTAAL
64
10.1
95
14.3
23 je staat niet alleen
Tabel 7: meldende instanties, vervolg
2009
5. VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN
%
2010
%
Kribbe ‐ peutertuin
7
10
Onthaalgezin
‐
‐
Andere voorschoolse voorziening
‐
‐
SUBTOTAAL
7
6. SCHOOLSE EN BUITENSCHOOLSE VOORZIENING
1.1
10
1.5
Gewoon onderwijs
18
20
Buitengewoon onderwijs
13
5
CLB
98
97
Andere schoolse voorziening
1
2
Buitenschoolse voorziening
1
1
SUBTOTAAL
131
7. PRIMAIRE OMGEVING VAN HET KIND
20.7
Het slachtoffer van de mishandeling Vader en moeder van het kind
125
9
18.8
6
2
2
70
69
Adoptiemoeder
1
‐
Stiefmoeder
3
2
Partner van de biologische vader
3
‐
Pleegmoeder
2
1
Biologische moeder
Biologische vader
34
26
Adoptievader
‐
‐
Stiefvader
‐
3
Partner van de biologische moeder
1
1
Pleegvader
1
‐
Grootouders behorende tot het gezin van het kind (inwonend)
‐
1
Ander gezinslid (niet behorend tot de vorige categorieën)
4
3
Andere grootouders
23
22
Ander familielid (niet behorend tot de vorige categorieën)
22
18
Buren, personen uit omgeving van slachtoffer
20
19
Kennissen
33
27
6
8
Ander persoon uit primaire omgeving van het kind SUBTOTAAL 8. PERSONEN UIT DE OMGEVING VAN DE DADER DIE NIET
234
37.1
208
31.2
5
0.8
4
0.6
9
1.4
13
1.9
631
100
666
100
BEHOREN TOT DE VORIGE CATEGORIEËN 9. ONBEKEND TOTAAL
In de tabel staan de cijfers die elk meer dan 5% vertegenwoordigen van het totaal aantal meldingen in kleur aangegeven. 24 je staat niet alleen
Gezondheidszorg blijft voor het VK Brussel een belangrijke sector: 189 meldingen kwamen uit deze sector. Dit is een stijging van 18% die vooral verband houdt met een toename van meldingen door K&G en door UZ Brussel (de laatste in de tabel verspreid over verschillende categorieën “ziekenhuizen”). In de volgende tabel 8 is te zien dat we ons hierin onderscheiden van de andere VK’s: verhoudingsgewijs krijgt VK Brussel uit deze sector dubbel zoveel meldingen. De meeste meldingen bereiken ons vanuit de primaire omgeving van het kind met als grootste groep de biologische moeders die bijna 3 keer zoveel melden als de biologische vaders. Beide groepen samen zijn goed voor meer dan 45% van de meldingen uit de primaire omgeving. Daarnaast werden we 111 keer gecontacteerd door andere niet‐professionelen die hun bezorgdheid over een kind uitdrukten. Dit is toch één op de zes meldingen en het belang ervan kan moeilijk overschat worden. Het gaat dan immers over kinderen die niet of onvoldoende opgemerkt werden door de professionele contexten en waarbij een burger de verantwoordelijkheid opneemt om zijn of haar bezorgdheid op zijn minst met een gespecialiseerde dienst te bespreken. Dat we niet nog meer meldingen uit de primaire omgeving krijgen, zie hiervoor ook tabel 8, roept een aantal vragen op. We vermoeden dat dit te maken heeft met de culturele diversiteit, zo uitgesproken voor de Brusselse regio. We stellen ons de vraag in welke mate taal hierin een rol speelt: in Brussel zijn velen het Nederlands niet machtig, zeker niet als ze van elders afkomstig zijn. Contact opnemen met een Nederlandstalige dienst kan dan een zekere barrière vormen. In onze contacten met gezinnen merken we dat de term “kindermishandeling” een cultureel gekleurde lading heeft waarbij er een grote schroom aanwezig is om deze te gebruiken. Contact opnemen met een centrum dat deze term in zijn naam heeft staan, is mogelijk eveneens drempelverhogend. Tevens weten we uit onderzoek dat onze Belgische instellingen voor burgers met een allochtone achtergrond niet altijd even doorzichtig zijn en vele diensten niet gekend zijn. Mogelijk moeten we ons eigen centrum daar‐ bij rekenen. Dit zijn slechts een aantal hypothesen waarin we een mogelijke verklaring zien voor het minder bereiken van primaire omgevingen in vergelijking met Vlaanderen. Verder onderzoek is nodig. Op de derde plaats zien we de sector onderwijs. Als organisatie vormen de CLB’s de grootste groep melders: 97, d.i. bijna 15% van het totaal aantal meldingen in 2010. 25 je staat niet alleen
Tabel 8: meldende instantie: vergelijking Vlaanderen vs. VK Brussel
% Vlaanderen
% Brussel
Onbekend
1.1
1.9
Gezondheidsorganisaties
15.2
28.4
Justitiële instanties
1.2
0.9
Bijzondere Jeugdbijstand
6.5
2.4
Welzijnszorg
12.2
14.3
Voorschoolse voorzieningen
1.5
1.5
Schoolse voorzieningen
19.4
18.8
Primaire omgeving van het kind
42.2
31.2
Persoon uit omgeving van de dader
0.7
0.6
TOTAAL
100
100
Tabel 9: gemeld daderschap
2009
%
2010
%
Intrafamiliaal daderschap
496
78.6
451
67.7
Extrafamiliaal daderschap
94
14.9
105
15.8
Daderschap onbekend
19
59
8.8
Intra‐ en extrafamiliaal daderschap
3
8
1.3
16
2.4
Niet van toepassing (geen Kindermishandeling)
14
2.2
35
5.3
TOTAAL
631
100
666
100
De VK’s hebben een traditie om zich voornamelijk te richten op intrafamiliale kindermishandeling. Uit bovenstaande tabel blijkt dat deze gerichtheid sterk genuanceerd moet worden. Meldingen uit scholen en voorzieningen waar jongeren verblijven en waar er zich een problematiek tussen jongeren afspeelt komen meer en meer voor. Deze instanties doen dan een beroep op onze expertise. Dit zijn doorgaans complexe gegevens omwille van de vele betrokkenen en de specifieke verantwoordelijkheden: de jongeren zelf en hun gezinnen, de onmiddellijk betrokken opvoedingsverantwoordelijken binnen de voorzieningen en de verschillende niveaus binnen het beleid. Naast het inhoudelijke hulpverlenende werk worden wij gevraagd om organisatorisch mee te denken over initiatieven ter beveiliging en voorkoming en zijn we een partner om vorming aan te bieden. Ook in de opvang en begeleiding van betrokken opvoeders en onderwijsmensen kan het VK gevraagd worden een rol te spelen. Dit engagement sluit niet uit dat het aangewezen is dat er tevens een melding bij het parket gebeurt. Deze ervaringen leidden ertoe dat er momenteel aan een stappenplan gewerkt wordt dat zal aangeboden worden aan scholen, CLB’s en voorzieningen waar kinderen en jongeren verblijven. 26 je staat niet alleen
Tabel 10: vraag van de melder bij de melding
2009
%
2010
%
Enkel melding
30
4.8
17
2.5
Enkel advies
257
40.7
253
38
Ondersteuning / coördinatie van de hulpverlening
34
5.4
41
6.2
Actief optreden, opstarten hulp
301
47.3
349
52.4
Instellen expertise
‐
‐
‐
‐
Andere
9
0.2
6
0.9
TOTAAL
631
100
666
100
Adviesvragen en vragen naar actief optreden van het VK maken samen meer dan 90% uit van de contactnames. Een adviesvraag kan binnen een meldingsgesprek evolueren naar afspraken over het actief opnemen van zorgverantwoordelijkheid door het VK. Omgekeerd gebeurt het ook dat een oorspronkelijke vraag naar een tussenkomst van het VK evolueert naar advies aan de melder over andere en meer adequate interventies in de gemelde situatie. De contactnames waarin enkel een situatie gemeld werd, zonder vraag om hulp worden geregistreerd als “enkel melding”. Meestal wordt er bij deze contactnames met het VK weinig informatie gegeven, is de veiligheidsinschatting van betrokken kinderen zeer beperkt en kan het VK weinig ondernemen. De laatste jaren neemt dit soort meldingen af: in 2010 2,5% van de meldingen, in 2009 4,8% en in 2008 was dit nog 5,9%. 27 je staat niet alleen
B. Kinderen Tabel 1: aangemelde vorm van mishandeling (n = 965)
2009
%
2010
%
Lichamelijke mishandeling
191
21.1
220
22.8
Gefalsificeerde geïnduceerde aandoening
1
0.1
4
0.4
Niet‐accidenteel (intra) cranieel letsel
1
0.1
3
0.3
Lichamelijke verwaarlozing
70
7.8
117
12.2
Emotionele mishandeling
145
83
8.6 5.2
Getuige van geweld
16
‐
‐
50
Emotionele verwaarlozing
47
5.2
68
7
Seksueel misbruik: incest
73
8.1
68
7
Seksueel misbruik: extrafamiliaal
90
9.9
70
7.3
4
0.4
17
1.8
Risico
139
15.4
111
11.5
Onbekende, Onduidelijke, andere
122
13.5
93
9.6
22
2.4
15
1.6
Seksueel misbruik: onbekend of het incest is
problematiek Verwerkingsproblematiek Grensoverschrijdend gedrag door
minderjarige zelf
*onbekend welke mishandeling)
‐
‐
7
0.7
*Lichamelijke mishandeling
‐
‐
2
0.2
*emotionele mishandeling
‐
‐
‐
‐
*seksueel misbruik ‐incest
‐
‐
2
0.2
*seksueel misbruik ‐geen incest
‐
‐
35
3.6
905
100
965
100
TOTAAL
Veranderingen in het registratiesysteem maken een nauwgezette vergelijking met het voorgaande jaar niet zondermeer mogelijk. De grote lijnen blijven echter behouden. Opvallend blijft het constant groot aantal meldingen over fysiek geweld, naast een kleiner aandeel van meldingen over emotioneel geweld en verwaarlozing. Naast het feit dat signalen van fysiek geweld gemakkelijker te duiden zijn en ouders er gemakkelijker kunnen op aangesproken worden, blijft onze bezorgdheid over de onderrapportering van emotionele mishandeling. Uit onderzoek weten we immers dat de gevolgen ervan zeer nefast zijn en dat de prevalentie hoog is. Bijna 20% van de meldingen betreffen seksueel misbruik, waarvan 1/3 extrafamiliaal. De meest opvallende evolutie is dat lichamelijke verwaarlozing de afgelopen 10 jaar nooit zo sterk gesignaleerd werd als in 2010. Naar verklaring is het zoeken. Mogelijk verwijst dit naar de armoedeproblematiek binnen het BHG. 28 je staat niet alleen
Tabel 2: Evolutie van het aantal meldingen per aangemelde vorm van mishandeling
Lichamelijke
mishandeling
%
Lichamelijke verwaarlozing
Emotionele
%
mishandeling
%
Emotionele
Seksueel
verwaarlozing
%
misbruik
%
2000
148
29.1
39
7.7
54
10.6
62
12.2
205
40.4
2001
146
26.1
65
11.6
75
13.4
53
9.5
220
0.4
2002
212
35.6
79
13.3
60
10.1
41
6.9
203
34.1
2003
187
28.3
88
13.3
110
16.6
57
8.6
219
33.1
2004
206
32.3
71
11.1
74
11.6
56
8.8
231
36.2
2005
245
32.6
91
12.1
108
14.4
85
11.3
223
29.7
2006
227
31.7
98
13.4
145
20.3
70
9.8
176
24.6
2007
248
34.3
86
11.9
97
13.4
66
9.1
225
31.2
2008
256
38.4
77
11.4
116
17.4
68
10.2
150
22.5
2009
191
30.8
70
11.3
145
23.4
47
7.6
167
27.0
2010
229
31.0
117
15.8
133
18.0
68
9.2
192
25.9
In tabel 3 zien we dat de cijfers tussen Brussel en Vlaanderen toch wat verschillen aangeven. Lichamelijke mishandeling wordt ons merkbaar meer gemeld, terwijl emotionele mishandeling binnen onze eigen meldingen veel minder aanwezig is. Meldingen i.v.m. met seksueel misbruik zijn procentueel vergelijkbaar.
Tabel 3: aangemelde vorm van mishandeling vergelijking Vlaanderen vs. VK Brussel
% Vlaanderen
% Brussel
Lichamelijke mishandeling
21.8
32.5
Lichamelijke verwaarlozing
16.8
17.2
Emotionele mishandeling
21.3
12.2
Emotionele verwaarlozing
12.0
9.9
Seksueel misbruik
28.1
28.2
TOTAAL
100
100
29 je staat niet alleen
Tabel 4: leeftijdscategorie van de aangemelde kinderen
2010
%
Ongeboren
2
0.2
<1 jaar
28
2.9
1 ‐ <3 jaar
98
10.2
3 ‐ <6 jaar
167
17.3
6 ‐ <9 jaar
203
21
9 ‐ <12 jaar
169
17.5
12 ‐ <15 jaar
124
12.8
15 ‐ <18 jaar
79
8.3
+18 jaar
54
5.6
Verlengd minderjarig
1
0.1
Onbekend
40
4.1
TOTAAL
965
100
Iets meer dan 30% van de meldingen betrof kinderen jonger dan 6 jaar, een zeer kwetsbare en ook weinig mondige groep. De 6 tot 12‐jarigen vertegenwoordigen 38,5% van de meldingen, de 12 tot 18‐ jarigen maken ongeveer 20% uit van de meldingen. 54 personen (5,6%) waren op het tijdstip van de melding ouder dan 18 jaar, onze hulpverlening beperkt zich in deze gevallen tot een gepaste doorverwijzing waar nodig en mogelijk.
30 je staat niet alleen
C. Gevolggeving en diagnostiek Tabel 1: Aard van de opvolging bestaat voornamelijk uit…
2010
Advies aan, ondersteuning van een lid of leden van de familie en/of
andere betrokken niet hulpverleners
291
Advies aan, ondersteuning van de hulpverleners
401
‐ Bij de diagnosestelling
4
‐ Bij de behandeling
84
‐ Bij de diagnosestelling en behandeling
313
Coördinatie van de hulpverlening
284
‐ Met tussenkomst in het gezin door het centrum
114
‐ Zonder tussenkomst in het gezin door het centrum
170
Behandeling: het centrum werkt met een lid of leden van de familie
en/of andere betrokken niet‐hulpverleners(s)
154
‐ Op korte termijn; crisisopvang
47
‐ Op lange termijn; begeleiding
11
‐ Op korte en lange termijn
96
De adviesfunctie was vorig jaar zeer belangrijk: voor 692 personen werd er door het VK Brussel advies gegeven. Wanneer professionelen op deze adviesfunctie beroep doen dan wordt de melding anoniem geregistreerd, tenzij de onmiddellijk betrokkenen van deze adviesvraag op de hoogte zouden zijn. Tabel 2: Deze gevolggeving gaat gepaard met…
2009
2010
Een diagnosestelling door het centrum
71
104
Een diagnosestelling door een derde samen met het
11
65
centrum Geen diagnose
823
796
Een diagnosestelling door het centrum, al dan niet samen met collega‐hulpverleners van een andere dienst, impliceert dat we met het gezin en meestal ook met de betrokken kinderen gewerkt hebben (“face‐to‐face”‐contacten). De complexiteit van de gezinnen en de problematiek betekent dat deze 169 diagnoses staan voor een veelvoud aan consultaties (met het gezin, met opvoedingsfiguren, met kinderen) en andere interventies (exploratie, telefonisch of persoonlijk overleg met andere hulpverlening, dossierbespreking,…). De doorstroom van een dossier binnen de hulpverlening op het VK kan sterk verschillen maar bedraagt gemiddeld enkele maanden. 31 je staat niet alleen
Tabel 3: wij verwijzen door naar…
2010
1. GEZONDHEIDSZORG
Kind en Gezin (huisbezoeken door regioverpleegkundigen, consultatiebureaus)
7
Curatieve gezondheidszorg
1
Huisarts
5
CGG algemeen
5
Daderhulp binnen C.G.G
2
C.G.G Convenant Kindermishandeling
7
C.G.G. andere
2
C.G.G.kinderdienst
18
C.G.G. volwassendienst
8
Andere privétherapeut
2
Psychiatrie
6
Kinderpsychiatrie
12
Ziekenhuisarts (geen psychiatrie, volwassenen)
1
Ziekenhuisarts, verbonden aan het VK‐ziekenhuis
4
Ziekenhuisarts, verbonden aan het VK‐ziekenhuis
10
Sociale dienst kinderziekenhuis/pediatrie
3
Ander ziekenhuispersoneel
3
2.JUSTITIËLE INSTANTIES
Jeugdrechtbank
1
Parket
29
Justitiehuizen (V.O.I.‐per personeel, justitieassistenten, slachtofferonthaal op de parketten
3
Federale Politie
4
Lokale Politie
36
Sociale dienst politie, jeugdbrigade
3
Advocaat
9
3. BIJZONDERE JEUGDZORG
Comité voor bijzondere jeugdzorg en bureau voor bijzondere jeugdbijstand
66
Sociale dienst voor bijzondere jeugdbijstand bij de jeugdrechtbank
6
Voorziening voor plaatsing en begeleiding : gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand,
4
pleeggezinnendiensten en andere residentiële voorzieningen Niet‐residentiële voorzieningen voor BJB (dagcentrum, thuisbegeleidingsdienst, begeleid zelfstandig wonen
11
32 je staat niet alleen
Tabel 3: wij verwijzen door naar… , vervolg
2010
4. WELZIJNSORGANISATIES
Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (C.A.W.) (algemeen)
12
C.A.W. : Hulpverlening aan slachtoffers van misdrijven
9
C.A.W. : Hulpverlening aan seksueel delinquenten
6
Ambulante hulpverlening gezin, relaties en seksualiteit
4
C.A.W. : Crisisopvangcentrum (algemeen, minderjarigen)
4
C.A.W. : Scheidingsbemiddeling
4
O.C.M.W.
3
Dienstverlening aan gehandicapten
1
Residentiële opvang van personen met een handicap (vb. MPI¦)
2
Niet‐residentië«le dienstverlening aan personen met een handicap (vb. revalidatiecentrum, COS, ...)
1
Centrum kinderzorg en gezinsondersteuning (C.K.G.)
9
Kinderrechtswinkel
1
Ander Vertrouwenscentrum Kindermishandeling
420
Dienstverlening ten aanzien van specifieke groepen
5
Child Focus
5
Integrale jeugdhulpverlening (vb. crisisnetwerk)
7
5. VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN
Kribbe, Peutertuin
1
6. SCHOOLSE EN BUITENSCHOOLSE VOORZIENINGEN C.L.B.
13
TOTAAL
777
Een doorverwijzing kan op ieder moment gebeuren. Het kan net zo goed onderdeel uitmaken van vrijblijvend advies op het moment van een contactname als dat het behoort tot aanklampende begeleidingsafspraken met een gezin na een traject op het VK en waarbij het VK follow‐up doet. Een bijzondere doorverwijzing is deze naar het parket: wanneer we dit zelf doen en contact opnemen met het parket dan is dit omdat het aanbod vanuit een VK te weinig beveiliging biedt binnen een onvoldoende veilige situatie. Deze in het strafwetboek onder artikel 458bis voorziene mogelijkheid werd voor 29 gemelde kinderen noodzakelijk geacht. De doorverwijzingen naar een ander vertrouwenscentrum kindermishandeling (420 kinderen) hebben te maken met de meldingen van buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of van Franstaligen uit Brussel zonder band met het Nederlandstalige circuit waarbij we doorverwijzen naar SOS enfants. 33 je staat niet alleen
Tabel 4: Problematiek van mishandeling na diagnose (n= 169)
2009
%
2010
%
Lichamelijke mishandeling
28
33.4
36
21.3
Lichamelijke verwaarlozing
3
3.7
10
5.9
Emotionele mishandeling
21
25.9
16
9.5
*Getuige van geweld
‐
‐
12
7.1
Emotionele verwaarlozing
7
8.6
21
12.4
Gefalsificeerde geïnduceerde aandoening
0
0.0
3
1.8
Seksueel misbruik (onbekend incest of niet)
‐
‐
1
0.6
Seksueel misbruik (incest)
6
7.4
9
5.3
Seksueel misbruik (extrafamiliaal)
4
4.9
8
4.7
Risico
5
6.2
16
9.5
Onbekende, onduidelijke, andere problematiek
7
8.6
25
14.8
Niet‐accidenteel (intra) cranieel letsel
1
1.2
1
0.6
Verwerkingsproblematiek
‐
‐
3
1.8
Grensoverschrijdend gedrag door minderjarige zelf
‐
‐
2
1.2
*seksueel misbruik (geen incest)
‐
‐
6
3.5
82
100
169
100
TOTAAL
Bij de gediagnosticeerde dossiers constateren we in meer dan een kwart van de gevallen lichamelijke mishandeling en verwaarlozing, bij iets meer dan 20% van de situaties constateren we emotionele vormen van geweld en in iets minder dan 15% komen we tot het besluit van seksueel misbruik. Daarnaast constateren we in ongeveer 10% van de gediagnosticeerde cases een vorm van risico op geweld ten aanzien van het betrokken kind. Bij diagnostiek stuitten we ook geregeld op een ‘andere problematiek’ (echtscheidingsstrijd bijvoorbeeld), dit deed zich voor in bijna 15% .
34 je staat niet alleen
D. Risico‐inschatting bij melding en na diagnostiek Voor elk aangemeld kind, gebeurt er op de dagelijkse briefing aan de hand van de melding een risico‐ inschatting via een schaal met vijf categorieën. Deze schaal is een Nederlandstalige herwerking van een door Kevin Brown ontwikkelde risico‐inschatting (‘Preventing Family Violence’, Browne, K. & Herbert, M., John Wiley & Sons Ltd. (UK), ISBN 0471941409). Dit risico‐inschattingsinstrument ondersteunt de teammatige evaluatie van de melding, het verloop van de hulpverlening en het opstellen van prioriteiten in de werking. Het wordt soms ook gebruikt in dialoog met de melder om samen de ernst van de mishandeling verder te objectiveren. In de toekomst zal bekeken worden hoe dit instrument zich verhoudt ten aanzien van het nieuwe risicotaxatieinstrument, ontwikkeld in opdracht van K&G. De finaliteit van het eigen instrument richt zich op de ernst van de melding, daar waar het nieuwe instrument een veel bredere en fijnere inschatting maakt, maar ook meer tijdsinvestering vraagt in het gebruik. CATEGORIE 00: GEEN MISHANDELING, VERWERKINGSPROBLEMATIEK De melder stelt een vraag buiten de opdracht van het VK of heeft een vraag naar hulp bij verwerking van vroegere mishandeling. CATEGORIE 0: RISICO‐SITUATIE, ONDUIDELIJKE PROBLEMATIEK Situaties waarbij de melder een ongerustheid aangeeft over mogelijk te gebeuren mishandeling, bijvoorbeeld omwille van een problematiek in de context. De ernst van het risico zelf wordt niet ingeschat. Tevens: situaties waar er mogelijk mishandeling is maar waar de melder aangeeft dat er ook alternatieve verklaringen zijn voor de ongerustheid. CATEGORIE I: MINDER ERNSTIG Kleine incidenten van niet frequente aard met weinig of geen blijvende beschadigingen – hetzij fysiek, seksueel of psychisch. *Fysiek: bv. Oppervlakkige verwondingen beperkt tot een bepaalde plaats zoals lichte schrammetjes, kleine lichte kneuzingen, oppervlakkige brandwonden (eerstegraads), kleine striemen. *Seksueel: bv ongepaste seksuele aanrakingen, voorstellen en/of exhibitionisme. *Emotioneel: bv occasioneel verbale bedreiging, minachten, vernederen, tot zondebok maken, verwarrend klimaat. *Verwaarlozing: occasioneel onthouden van liefde en affectie, gewicht parallel met of net onder het derde percentiel zonder organische oorzaak.
35 je staat niet alleen
CATEGORIE II: ERNSTIG Meer frequente en/of meer schadelijke incidenten, die niet noodzakelijk ernstige blijvende gevolgen hebben of levensbedreigend zijn. *Fysiek: bv oppervlakkige verwondingen van uitgebreide of van meer ernstige aard en kleine onderhuidse verwondingen, zoals grote kneuzingen, brede striemen, rijtwonde, kleine hematomen en lichte brandwonden. *Seksueel: bv seksueel contact zonder penetratie van ongepaste aard, zoals strelen, masturbatie. *Emotioneel: bv frequente verbale bedreiging, minachting en vernedering, occasionele verwerping. *Verwaarlozing: frequent onthouden van liefde en affectie, gewichtsstagnatie zonder medische oorzaak. CATEGORIE III: HEEL ERNSTIG Aanhoudende of zeer frequente mishandeling en/of minder frequente incidenten met mogelijks zeer ernstige fysieke of psychische schade. *Fysiek: bv grote en diepe weefselbeschadigingen en gebroken beenderen (zoals botbreuk, ontwrichting, subdurale hematomen, ernstige brandwonden en beschadigingen van de organen. *Seksueel: bv frequente seksuele contacten zonder penetratie van ongepaste aard, zoals strelen, masturbatie, seksuele interactie met een poging tot of effectieve orale, anale of vaginale penetratie. *Emotioneel: bv frequente verwerping, occasioneel onthouden van voedsel en drank, gedwongen isolatie. Gefalsificeerde/geïnduceerde aandoening. *Verwaarlozing: bv frequente afwezigheid van een ouderfiguur of verzorger, failure to thrive zonder organische oorzaak.
36 je staat niet alleen
CATEGORIE IV: LEVENSBEDREIGEND Lange termijn of ernstige psychische of fysieke schade die levensbedreigend is (met inbegrip van betrokkenen die niet tijdig hulp zoeken of slachtoffers die zichzelf pijnigen). *Fysiek: bv doelbewuste of aanhoudende verwondingen die tot de dood kunnen leiden. *Seksueel: penetratie (oraal, anaal, vaginaal) over een lange periode *Emotioneel: bv aanhoudende verwerping, destructieve omgang, langdurige gedwongen isolatie en beperking van de bewegingsvrijheid. Levensbedreigend. Gefalsificeerde/geïnduceerde aandoening. *Verwaarlozing: bv chronisch lichamelijk en affectief onthouden van levensnoodzakelijke verzorging. Aanhoudende afwezigheid van de ouderfiguur of verzorger, gewichtsverlies onder percentiel 3 zonder medische oorzaak. Opmerkingen: Categorie kan zwaarder wegen: •
Wanneer er sprake is van bedreiging.
•
Wanneer het kind jonger is.
•
Wanneer het kind minder weerbaar is.
•
Wanneer er samenhang is van meerdere vormen.
•
Wanneer er meerdere daders zijn.
•
Wanneer het contact met ouder‐ of steunfiguur belemmerd of verhinderd wordt. Grafiek 1: Risico‐inschatting bij melding 600 0:risicosituatie (115) 517
500
aantal kinderen
1:Minder ernstig (34) 400 2:Ernstig (517) 300 3:Heel ernstig (144)
200 115
144 4: Levensbedreigend (47)
100
108 34
47
0
00:Geen mishandeling, ander probleem; verwerkingsproblematiek (108)
2010 categorieën
In totaal werden 708 kinderen aangemeld waarbij we de gemelde problemen minimum als ernstig inschatten, waarvan 47 meldingen zelfs levensbedreigend (dat is bijna iedere week één kind). Slechts bij 108 gemelde kinderen (11%) ging het bij de contactname over een ander probleem. 37 je staat niet alleen
Bij de diagnoses die in 2010 een aanvang namen en ook werden afgerond, zien we een verschuiving, enerzijds naar meer ernstige vormen van geweld: meer dan 40% van de kinderen waarbij we diagnostiek uitvoerden ervaarden heel ernstige en levensbedreigende vormen van geweld. Tabel 1: Risico‐inschatting na diagnose
Bij melding
% bij melding
Na diagnose
% na diagnose
0: Risico‐situatie, onduidelijke problematiek
115
11.9
6
6.7
I: Minder ernstig: kleine incidenten van niet
34
3.5
3
3.4
517
53.6
30
33.7
144
14.9
30
33.7
47
4.9
6
6.7
108
11.2
14
15.8
965
100
89
100
frequente aard met weinig of geen blijvende beschadigingen – hetzij fysiek, seksueel of psychisch II: Ernstig: meer frequente en/of meer schadelijke incidenten, die niet noodzakelijk ernstige blijvende gevolgen hebben of levensbedreigend zijn III: Heel ernstig: voortdurende of zeer frequente mishandeling en/of minder frequente incidenten met mogelijks zeer ernstige fysieke of psychische schade IV: Levensbedreigend: chronisch zwaar geweld, ernstige psychische of fysieke schade met levensbedreigende situaties 00: 'Geen mishandeling, ander probleem'; 'verwerkingsproblematiek' TOTAAL
38 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ V. Visieontwikkeling en aanpak van kindermishandeling in de Brusselse multiculturele context ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ Voor het eerst kan het VK Brussel via het nieuwe e‐dossier (zie p. 4) gedetailleerder dan ooit registreren aan welke taal‐ en bevolkingsgroepen wij op de één of andere wijze hulp bieden. Maar de mogelijkheid om te registreren mondt nog niet direct uit in “goede” registratie. Het is maar door te registreren dat we de moeilijkheid ervoeren van een juiste begripsafstemming, die vervolgens nog eens moet duidelijk gemaakt en éénduidig gehanteerd worden door het hele team. Is nationaliteit relevant, of kiezen we voor herkomst of culturele achtergrond? Hoe bepalen we de culturele achtergrond van kinderen én die van hun ouders? Hoe gaan we binnen dit registratiesysteem om met de culturele achtergrond van kinderen met ouders uit twee verschillen culturen? De hulpverlening die geboden wordt door het VK is bedoeld voor kinderen én hun gezin die een link hebben met het Nederlandstalig circuit zoals bijvoorbeeld de school, maar zijn deze kinderen dan ook het Nederlands voldoende machtig in heel beladen thema’s? De taal op school kan heel anders zijn dan die op straat of thuis. In 2010 werd er naarstig geëxperimenteerd met antwoorden op deze vragen in de dagelijkse praktijk. Echter, de eerste cijfers geven nog geen scherp beeld door ontbrekende en/of foute registratie. In 2010 probeerden we een duidelijker zicht te krijgen op de culturele achtergrond van de gemelde gezinnen. Zo wordt bijvoorbeeld het geboorteland van de gemelde kinderen geregistreerd, de culturele achtergrond van de ouders en de taal waarin de diverse gezinsleden in dialoog gaan met de hulpverlening. Een aantal van deze gegevens zijn nogal arbitrair bepaald en verdere verfijning is aangewezen. 39 je staat niet alleen
Tabel 1: Herkomst van de Brusselse gemelde kinderen Herkomst ingedeeld volgens
Aantal Brusselse gemelde
Aantal niet‐Brusselse gemelde
werelddeel
kinderen
kinderen
n
%
n
%
Afrika
79
17.8
17
3.3
Azië
14
3.2
3
0.6
Europa (inclusief Turkije)
284
64.0
440
84.5
Noord‐Amerika
0
0
6
1.2
Zuid‐Amerika
8
1.8
1
0.2
Andere
0
0
0
0
Onbekend
59
13.3
54
10.4
TOTAAL
444
100
521
100
Ter verduidelijking: VK Brussel registreert het geboorteland van de kinderen en de culturele achtergrond van de ouders om de culturele achtergrond van de gemelde kinderen te bepalen. Echter, in 2010 zijn er hiaten betreffende deze informatie waardoor de vergelijking tussen de geregistreerde achtergrond van de ouders en het geboorteland van het kind onvoldoende gedetailleerd kan gebeuren. De gegevens uit de tabel geven aan dat de kinderen die gedurende 2010 gemeld werden in het VK Brussel overwegend geboren zijn in Europa (totaal 75,0%, niet‐Brusselse kinderen 84,5% en Brusselse kinderen 64,0%). Bij verdere analyse blijkt dat deze kinderen overwegend in België geboren zijn (totaal 67,9%, niet‐Brusselse kinderen 77,9% en Brusselse kinderen 56,1%). Gezien deze cijfers bepaald worden door het (vermoedelijk) geboorteland zeggen zij niets over de culturele diversiteit die binnen deze populatie aanwezig is. Daarom is een vergelijking met de culturele achtergrond van de ouders noodzakelijk. Betreffende de Brusselse populatie zien we beduidend meer kinderen die geboren zijn in niet‐ Europese landen dan in de populatie buiten Brussel: Afrika (17,8% vs 3,3%), Azië (3,2% vs 0,6%) en Zuid‐Amerika (1,8% vs 0,2%). Opmerkelijk is het overwicht van Marokko in het Afrikaanse cijfer (68,4% van de Brusselse gemelde kinderen van Afrikaanse origine). 40 je staat niet alleen
Tabel 2: Herkomst van ouders van Brusselse gemelde kinderen met Belgische origine.
n
%
Afrika
76
36,7
Azië
4
1,9
125
60,4
Noord‐Amerika
0
0,0
Zuid‐Amerika
2
1,0
Andere
0
0,0
Totaal
207
100,0
Europa (inclusief Turkije)
Uit extrapolatie van de aanwezige registratiegegevens kan gesteld worden dat ongeveer 80% van de Brusselse gemelde kinderen geen enkele ouder heeft met Belgische achtergrond. Van alle Brusselse kinderen van Belgische afkomst heeft ongeveer 37% van de ouders een Afrikaanse origine, 14% is van Europese origine (België niet meegerekend). Opvallend is de ondervertegenwoordiging van niet‐Belgische Europese gezinnen, statistisch nochtans de grootste groep niet‐Belgen in Brussel. Naar een omsluitende verklaring blijft het voorlopig zoeken: mogelijk speelt taal hierin een rol (dominantie van het Frans in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest?), vinden deze groepen andere wegen naar vormen van hulpverlening, is er nood aan sensibilisatie en signaaldetectie…? Uit het armoederapport blijkt een grote link te bestaan tussen armoede en mensen met een andere herkomst in de Brusselse populatie, maar dan wel met abstractie van de gegoede Europese inwijkelingen. En, armoede is een belangrijke risicofactor bij kindermishandeling en maakt gezinnen kwetsbaarder voor tal psycho‐sociale problemen. Een verfijnde registratie van de culturele achtergrond van de ouders dient opgenomen te worden in 2011 opdat een meer gedifferentieerde analyse kan gemaakt worden over de culturele diversiteit van de kinderen en hun gezinnen die op de één of andere wijze hulp geboden wordt door VK Brussel. 41 je staat niet alleen
Tot slot Hoewel onze registratie nog veel aan accuraatheid kan winnen, is het duidelijk dat VK Brussel een uiterst heterogene groep bereikt. De opsplitsing autochtoon en allochtoon is veel te arm. In hetzelfde gezin kunnen meerdere culturele achtergronden samenleven en via een nieuwe generatie verwesteren. Dit vertaalt zich ondermeer in het hanteren van verschillende omgangstalen binnen één gezin waarbij we amper kunnen spreken van een moedertaal. Dit alles heeft grote impact op de al moeilijke mishandelingproblematiek en vergt specifieke hulpverleningsvaardigheden. Bovendien dienen we culturele diversiteit niet als een statisch, maar als een dynamisch gegeven te bekijken. De klassieke migratiestromen veranderen en in Brussel ervaren we dit als eerste en in een hoog tempo. Met sommige van die culturen hebben we meer voeling, anderen lijken veel minder toegankelijk. Het vermelde cijfermateriaal versterkt onze keuze voor het project “Visieontwikkeling en aanpak van kindermishandeling in de Brusselse multiculturele context”. De nadruk van het project ligt op het ontwikkelen en versterken van de expertise omtrent multiculturaliteit waarbij wetenschappelijke studies gekoppeld worden aan de klinische knowhow en realiteit. Het doel is uiteraard het optimaliseren van de aanpak van kindermishandeling binnen de Brusselse context waar een grote culturele diversiteit aanwezig is. Het kader van het hele project stond al uitgeschreven in ons vorig jaarverslag. In 2010 werd verder gewerkt aan de voorbereiding van de vermelde studies (tevredenheidsonderzoek en vignettenstudie). Het onderzoek naar de cliënttevredenheid, een studie die deel uitmaakt van het project, werd gedurende het werkjaar 2010 geoperationaliseerd zodat de studie geïmplementeerd kon worden in de reguliere werking van VK Brussel bij de aanvang van 2011. Deze operationalisering heeft meer energie gevergd dan verwacht. Na het ontwikkelen van de verschillende documenten en vragenlijsten die bestemd zijn voor de begeleide gezinsleden (kinderen, jongeren en ouderfiguren) dienden deze documenten vertaald te worden naar het Frans, Engels, Arabisch en Turks. Om een idee te geven van de omvang van dit werk hebben we het aantal pagina’s die bestemd zijn voor de doelgroep (3 bijlagen die elk beschikbaar zijn in vijf talen) geteld en komen we op een totaal van 159 pagina’s (exclusief de documenten die bestemd zijn voor de VK‐medewerkers). Elke pagina werd rigoureus onder de loep genomen door de projectgroep gaande van de prille ontwikkeling, aftoetsen van de inhoud bij de stuurgroep, bij externe vrijwilligers en intern, ondersteuning bij de vertaling en terugvertaling en lay‐out. Betreffende de vertaling van de diverse documenten werd beroep gedaan op een professioneel vertaalbureau en voor de terugvertaling op externe native‐speakers. Het proces van schriftelijk vertalen was een flinke kluif. 42 je staat niet alleen
Meer dan ooit beseften we dat het vertalen van dergelijke materie geen evidentie is. We probeerden ons uit te drukken in de taal van de beoogde doelgroep en stootten hierbij op haast onoverkomelijke problemen. Bijvoorbeeld hoe kunnen we zeker zijn van onze “juiste” vertaling? Dit gegeven heeft een nog grotere impact bij het in dialoog gaan met gezinnen rondom thema’s van veiligheid en kindermishandeling. Hieronder vindt u de organisatie van de projectwerking: Projectgroep Doel: exploratie, planning, uitwerking van concrete projecten, uitwisseling van informatie, etc. Vergadering: wekelijks Kern: •
Johan Galle
50%
•
Karolien De Ruyck
50%
De projectgroep werd sinds medio 2010 administratief bijgestaan door An Buckinx, secretariaatsmedewerker VK Brussel. Stuurgroep Doel: sturing en wetenschappelijke onderbouw van het project Vergadering: driemaandelijks Vergaderingen 2010: 06/01/2010; 17/03/2010 & 31/05/2010 (stuurgroep 29/10/2010 werd opgeschort gezien langdurige afwezigheid van één van de projectgroepleden). 43 je staat niet alleen
Stuurgroepleden: •
Prof. Chris Schotte UZ Brussel, Diensthoofd Klinische Psychologie VUB, Faculteit Psychologie & Educatiewetenschappen, Vakgroep Sociale en Persoonlijkheidspsychologie
•
Prof. J. Vanderfaeillie UZ Brussel, Referentiecentrum Autisme en Referentiecentrum Chronisch Vermoeidheidssyndroom VUB, Faculteit Psychologie & Educatiewetenschappen, Vakgroep Orthopsyhologie
•
Karolien De Ruyck VK Brussel, Klinisch Psychologe
•
Johan Galle VK Brussel, Maatschappelijk Assistent
•
Erik Van Dooren VK Brussel, Directeur
Vrijwilligers •
Charlotte Boënne, studente ‘Master in Management en Beleid van Gezondheidszorg’ VUB in het kader van een thesisproject (academiejaar 2009‐2010).
•
Jana Decock, studente 3de master ‘Klinische Psychologie’ VUB in het kader van een thesisproject (academiejaar 2009‐2010 met thesisjaar 2010‐2011).
•
Charlotte Wouters, studente 3de bachelor ‘Sociaal Agogisch Werk afstudeerrichting Maatschappelijk Werk’, Erasmus Hogeschool Brussel, in het kader van een eindwerk (academiejaar 2010‐2011).
44 je staat niet alleen
‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ VII. Onze partners ‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐‐ A. Samenwerking en vertegenwoordiging Ook in 2010 waren er de inspirerende contacten en was er een boeiende en constructieve samenwerking met diverse partners. Onze welgemeende dank en appreciatie voor de vele collega’s uit de diverse sectoren met wie we, onder soms moeilijke omstandigheden, dergelijke samenwerking tot stand konden brengen! Kind en Gezin Sectoroverleg In het sectoroverleg bespreken de Centrale Administratie van Kind en Gezin en het forum de thema’s uit het ontwikkelingsplan voor de VK’s en wordt er ingegaan op actuele ontwikkelingen in het veld. Hoog op de agenda in 2010 stond het voorontwerp van decreet op K&G en de VK waardoor er eindelijk een duidelijke legale basis zal komen voor de activiteiten van de centra. Daarnaast waren er zeker ook de thema’s uit IJH met als voornaamste de opdracht van de centra als gemandateerde voorziening maatschappelijke noodzaak. Verder ook: de ontwikkeling van de nieuwe risicotaxatie, het statuut van het VK‐dossier, het opstellen van een nieuw ontwikkelingsplan voor de VK, het VIPA‐dossier en de aangifte bij de privacycommissie. Het sectoroverleg 2010 vond plaats op 12 februari, 23 april, 18 juni, 29 oktober, 24 november, 3 december en werd bijgewoond door Erik Van Dooren. 45 je staat niet alleen
Ontwikkeling risicotaxatie‐instrument In opdracht van K&G ontwikkelde Onderzoeksgroep “Lucas” in de loop van 2010 en in nauwe samenwerking met de VK een nieuw risicotaxatie‐instrument. De “referentiegroep risicotaxatie” werd op 4 februari, 22 maart, 3 juni, 12 juli en 13 september bijgewoond door Sarah Cornelis en/of Liselot Desmet. Een extra overleg over de risicotaxatie met Kristof Desair, als afgevaardigde van Lucas, vond plaats op 2 september 2010 samen met het team van VK Brussel. Het instrument werd voorgesteld op een VK‐dag. Deze ging door in het auditorium van het Provinciehuis Leuven, op 26 oktober 2010, en werd bijgewoond door Erik Van Dooren, Sarah Cornelis, Liselot Desmet, Evi Verdoodt, Karolien De Ruyck, Goedele Keymolen en Deborah Van Tournhout. Stuurgroep/werkgroep elektronisch dossier De ontwikkeling van het elektronisch dossier (“e‐dossier”) verliep onder het management van de stuurgroep met daarin de vertegenwoordiging van K&G, het forum van directeurs en de mensen van de firma Trasys . De werkgroep richtte zich op de concrete ontwikkeling en vormgeving van het e‐dossier. VK Brussel werd hierin vertegenwoordigd door Krista Vander Meûlen. In 2010 richtten de activiteiten zich vnl. op de opvolging van de implementering van het e‐dossier op 8 januari 2010. •
Netwerkstuurgroep e‐dossier, 12 februari 2010, Erik Van Dooren
•
Werkgroep e‐dossier: 18/01/10, 28/01/10, 19/03/10, 07/05/10, 29/10/10
•
Opleiding e‐dossier te K&G, 19 februari en 5 maart, team
•
Receptie e‐dossier, 7 mei 2010, Krista Vander Meûlen
•
Opleiding rapportage e‐dossier, 10 juni, Krista Vander Meûlen
46 je staat niet alleen
Werkgroep Website De website van de zes VK heeft voortdurend onderhoud en aanpassing nodig. In deze werkgroep die samenkwam op 29/01/10 en 17/12/10 werden we vertegenwoordigd door Krista Vander Meûlen. U vindt deze site op www.kindermishandeling.be Coachingsopdracht regioverpleegkundigen K&G Brussel Al meer dan 10 jaar is het VK zeer geregeld aanwezig bij casusbespreking in de drie Brusselse regio’s. Deze coaching wordt ingevuld door Sarah Cornelis (Brussel‐Zuid), Goedele Keymolen (Brussel‐Centrum) en Johan Galle (Brussel‐Noord). Naast het verhogen van de expertise bij de regioverpleegkundigen en het beter leren kennen (en appreciëren) van de wederzijdse werking blijven deze contacten ook drempelverlagend naar samenwerking. In de analyse van de cijfers gaven we al aan dat dit werk ook resulteert in een verhoging van de expertise van de regioverpleegkundigen. Deze coachingsopdrachten gingen door : ‐
Brussel Zuid: 18 januari, 22 februari, 15 maart, 17 mei, 21 juni, 11 oktober
‐
Brussel Centrum: 8 februari, 29 maart, 21 juni, 13 september, 11 oktober, 6 december
‐
Brussel Noord: 17 mei, 28 juni, 27 september, 22 november
Collegae Vertrouwenscentra Het Forum Maandelijks is er een overleg tussen de directies van de 6 vertrouwenscentra onder voorzitterschap van Paul Vandenbossche, directeur VK Oost‐Vlaanderen. De besproken onderwerpen zijn talrijk en bestrijken het brede pallet van de werking van de centra. Deze vergaderingen gingen door op VK Antwerpen (met dank voor de verzorgde ontvangst) alsook in de centrale gebouwen van K&G te Brussel en vonden plaats op: 22 januari, 5 maart, 26 maart, 23 april, 21 mei, 18 juni, 8 oktober, 24 november en 3 december 2010. Werkgroep VAPH In een overkoepelende werkgroep over de VK’s heen worden voorstellen ontwikkeld om onze expertise efficiënter ten dienste te stellen van de kwetsbare groep cliënten van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. Omwille van een aantal ontwikkelingen, oa bij het VAPH zelf, werd de zinvolheid van deze werkgroep in de tweede helft van het jaar in vraag gesteld en werden de werkzaamheden voorlopig opgeschort. VK Brussel wordt vertegenwoordigd door Goedele Keymolen die op de vergaderingen van 18 januari en 25 mei 2010 aanwezig was. 47 je staat niet alleen
Werkgroep vorming 2010 Alle VK’s hebben een opdracht tot vorming en worden hier geregeld voor gevraagd. Doelstelling van de werkgroep is knowhow uit te wisselen en eigen overkoepelende initiatieven te ontwikkelen. Een concreet voorbeeld van dit laatste was het uitwerken van de VK‐dag begin 2010. VK Brussel wordt in deze werkgroep vertegenwoordigd door Johan Galle. Vergaderingen gingen door op: 24 februari, 16 juni. Vieringen ‐ Kennismaking •
Kennismaking VK antennepost Opwijk, 18 mei 2010, team
•
Opendeurdag VK Oost‐Vlaanderen, 4 juni 2010, Erik Van Dooren
•
Studiedag & Feestzitting VK Limburg, 16 december 2010, Erik Van Dooren
Integrale Jeugdhulp Na een periode waarin het netwerk Integrale Jeugdhulp van Brussel zich met heel wat interne moeilijkheden geconfronteerd zag, verliep het proces van afstemming en samenwerking in 2010 opnieuw merkelijk vlotter. Integrale Jeugdhulp blijft echter veel energie en inzet vragen van een kleine voorziening zoals de onze. In 2010 waren we bij het proces betrokken via volgende kanalen en initiatieven: •
Netwerkstuurgroep Crisisjeugdhulpverlening Brussel, Erik Van Dooren, op 25 januari, 22 februari, 22 maart, 3 mei, 14 juni, 22 september en 29 november 2010
•
Netwerkstuurgroep Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp Brussel, Erik Van Dooren opgevolgd door Karolien De Ruyck
•
Netwerkstuurgroep Rechtstreeks Toegankelijke Jeugdhulp Asse‐Halle‐Vilvoorde, via vertegenwoordiging
•
Netwerkstuurgroep Helpdesk, Karolien De Ruyck, op 25 maart, 18 mei en 14 december 2010
•
Platform K&G Vlaams‐Brabant en Brussel, Johan Galle en Erik Van Dooren, 22 januari, 12 maart, 30 april, 18 juni, 1 oktober, 19 november
•
Reorganisatie van structuur & engagement naar cultuurgevoelige JH, Erik Van Dooren, 12 januari 2010
•
Infomoment Crisisjeugdhulp, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Beleidsondersteuningsteam Integrale Jeugdhulp, Erik Van Dooren, 5 mei 2010
48 je staat niet alleen
Brussel In dit jaarverslag is al eerder ingegaan op de complexe maar boeiende eigenheid van Brussel. Een verdere positionering van het VK binnen het Brusselse hulpverleningslandschap is nodig en vraagt een actief engagement. Onze betrokkenheid op Brussel manifesteert zich voornamelijk via de netwerken Integrale Jeugdhulp. Daarnaast is het VK ook lid van de Brusselse Welzijnsraad en vertegenwoordigt Johan Galle ons in de “Brusselse adviesraad voorschoolse aangelegenheden”. We participeerden actief bij en waren aanwezig op: •
Contactcomité: Kinderopvang met een sociale functie in Brussel, 28 mei 2010, Karolien De Ruyck
•
Bezoek ‘videoverhoor’ kinderen, politie Brussel, 14 oktober 2010, Liselot Desmet en Karolien De Ruyck
•
Lunchmeeting Brusselse Welzijnsraad ‘Kijk eens over het muurtje’ te Jette, 13 december 2010, Erik Van Dooren en Liselot Desmet
•
Bezoek aan de lokalen Brusselse Welzijnsraad, 22 december 2010, Erik Van Dooren en Karolien De Ruyck
I.T.E.R. I.T.E.R. is een ambulant centrum voor daderhulp aan plegers van zedenfeiten. Het is een samenwerkingsverband tussen C.A.W. Archipel‐Groot Eiland en C.G.G.Z. Ahasverus en de leerprojecten. Met veel respect voor ieders positie in de hulpverlening is er een intense casusgebonden samenwerking en doorverwijzing. Daarnaast is het VK vertegenwoordigd in het “Sectoroverleg Volwassenen” door Johan Galle en in het “Sectoroverleg Jongeren” door Sarah Cornelis. Sectoroverleg ITER, op 7 mei en 26 november 2010, Erik Van Dooren en Johan Galle. Kinderrechtencommissariaat Op 1 december 2009 startte het kinderrechtencommissariaat een onderzoeksproject rond kindermishandeling met als doelstelling: het bekomen van de nodige incidentie‐ en prevalentiecijfers om een degelijk beleid op te starten rond deze problematiek. Het onderzoek bestaat uit een kwalitatief deel (bevraging van kinderen en jongeren binnen focusgroepen) en een kwantitatief gedeelte (afname van vragenlijst). Het onderzoek werd in 2010 uitgevoerd waarbij Erik Van Dooren in de stuurgroep van het onderzoek de vertrouwenscentra vertegenwoordigde. Voordien was VK Brussel in de voorbereidende fase als expertengroep betrokken bij de ontwikkeling van de vragenlijst. Stuurgroep KRC, Erik Van Dooren, 19 januari, 29 maart en 9 juni 2010 49 je staat niet alleen
B. Kennismaking, overleg, vieringen •
Overlegproject LiNK Asse, 18 januari, 8 maart, 20 september, 25 oktober en 29 november 2010, Goedele Keymolen
•
Opendeur KICO, 19 februari 2010, Erik Van Dooren
•
Voorstelling werking Dienst Slachtofferhulp, 23 februari 2010, team
•
Opendeur De Schuit, dagcentrum voor multimodale gezins‐ en jongeren‐begeleiding, Asse, 24 februari 2010, Liselot Desmet en Evi Verdoodt
•
Kennismakingsvergadering CGG De Vest, 17 mei 2010, team
•
Werklunch met CGG Rivage Den Zaet, 25 mei 2010, team
•
Sensoa, Gent, 2 juni 2010, Karolien De Ruyck en Johan Galle
•
Kennismakingsvergadering CAW Mozaïek, 27 oktober 2010, Erik Van Dooren en Evi Verdoodt
•
Infomoment PTC Molenbeek, 6 december 2010, Erik Van Dooren en Liselot Desmet
C. Gevolgde opleidingen, workshops, studiedagen •
“Individuele systemische hulpverlening”, Interactie‐Academie, 1‐jarige opleiding (2009‐ 2010), Goedele Keymolen
•
“Experiëntiële
cliënt‐centered
kinder–
en
jongerentherapie”,
FMS
Gent,
3‐jarige opleiding (2008‐2011), Sarah Cornelis •
“Klinische psychodiagnostiek, optie kinderen”, Vlaamse interuniversitaire samenwerking, 2‐ jarige opleiding (2009‐2011), Karolien De Ruyck
•
“Postgraduaat in de Relatie‐, Familie‐ en Systeempsychotherapie”, Context KU Leuven, 4‐ jarige opleiding (2006‐2010), Liselot Desmet
•
“Interactieve vorming”, VK Gent, 18 februari 2010, Johan Galle
•
‘Praten’ met kinderen: spelen, spreken en doen’, Interactie Academie, Antwerpen, 27 maart en 11 mei 2010, Evi Verdoodt
•
Veiligheidsconferentie te Antwerpen, 30 maart 2010, Erik Van Dooren
•
“Commerciële activiteiten in een vzw”, 31 maart 2010, Erik Van Dooren
•
“Rechten van kinderen in echtscheidingen”, 1 oktober 2010, Erik Van Dooren
50 je staat niet alleen
•
“Kindermishandeling en Partnergeweld”, Studiedag CGG, 21 oktober 2010, Erik Van Dooren
•
“Vier jaar werken met het decreet rechtpositie, realisaties en aanbevelingen”, studiedag IJH, 19 november 2010, Erik Van Dooren
•
“Studienamiddag “Pediatric condition Falsification en Factitious Disorder by Proxy”, VK Gent, 25 november 2010, Erik Van Dooren, Liselot Desmet, Evi Verdoodt, Sarah Cornelis, Goedele Keymolen en Karolien De Ruyck
•
“Kennismaking VIPA”, K&G, 8 december 2010, Karolien De Ruyck
D. Opleidingen, workshops en infosessies georganiseerd door VK Brussel •
Informatienamiddagen
studenten,
4
keer
per
schooljaar,
telkens
op
een
woensdagnamiddag. Studenten kunnen zich hiervoor vooraf inschrijven en op voorhand hun vragen doorsturen. •
Voorstelling werking VK aan Psychiatrie (Natalie Verbruggen), 3 februari 2010, Erik Van Dooren
•
Voorstelling VK aan vrijwilligers Zelfmoordlijn, Centrum ter Preventie van Zelfdoding, 23 maart 2010, Evi Verdoodt en Goedele Keymolen
•
Coaching School Windekind te Molenbeek, 1 april 2010, Liselot Desmet en Sarah Cornelis
•
Voorstelling werking VK aan huisartsen, 26 mei 2010, Erik Van Dooren
•
“Een vermoeden van kindermishandeling… Wat nu?”, studiedag voor kinderdagverblijven in Brussel en Vlaanderen, 29 mei 2010, Sarah Cornelis, Karolien De Ruyck en Johan Galle
•
“Bijscholing kindermishandeling”, aan Rode Kruis (ambulanciers, urgentie‐verplegers en – artsen), 4 juni en 24 september 2010, Dr. Johan Marchand en Johan Galle
•
“Een vermoeden van kindermishandeling… Wat nu?”, trainingsdag Brusselse kinderdagverblijven, 29 september en 28 oktober 2010, Sarah Cornelis en Karolien De Ruyck
•
Vorming Kindermishandeling voor studenten Regentaat, Erasmushogeschool, 3 november 2010, Erik Van Dooren en Evi Verdoodt
•
Vorming Kindermishandeling voor 2e Master Psychologie, VUB, 8, 15 en 22 november 2010, Goedele Keymolen en Liselot Desmet
•
Infosessie op CVO Anderlecht, 25 november 2010, Goedele Keymolen
•
Infosessie op Centrum voor het Jonge Kind, 29 november 2010, Erik Van Dooren
51 je staat niet alleen
E. Giften In 2010 kregen we bijkomende maar broodnodige steun van: Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het aanstellen van twee deeltijdse medewerkers in het project “Visieontwikkeling en aanpak van kindermishandeling in de Brusselse multiculturele context”. Provincie Vlaams‐Brabant ter ondersteuning van het onderzoeksgedeelte van het bovengenoemde
project:
“Preventie
en
herkenning
van
ernstige
problematische
opvoedingssituaties in het onderwijs”. We zijn deze schenkers bijzonder erkentelijk voor het in ons gestelde vertrouwen!
52 je staat niet alleen
Met de steun van
Brusselse Hoofdstedelijke Regering
© Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel ‐ 8/2010
53 je staat niet alleen