Jaarverslag 2010 Streeklaboratorium GGD Amsterdam
Colofon Redactie en Tekst I. Linde, K. Adams, S. Bruisten, A. van Dam, C. Signet, D. Abma, A. Speksnijder Gegevensverzameling en vormgeving M.J. Schlüter, M.S. van Rooijen
Streeklaboratorium, GGD Amsterdam
Jaarverslag 2010
Colofon ................................................................................ 5 Voorwoord ........................................................................... 7 Het Streeklaboratorium ...................................................... 9 Administratie ..................................................................... 10 Bedrijfsbureau ................................................................... 11 Klinische bacteriologie ..................................................... 13 Serologie / Virologie ......................................................... 22 Moleculaire diagnostiek ................................................... 28 Wetenschappelijk onderzoek ........................................... 33 Opleidingen, bijeenkomsten en publicaties ................... 38 Stagiaires ........................................................................... 45 Bijlage bacteriologie ........................................................ 47 Bijlage serologie en virologie .......................................... 52 Bijlage moleculaire diagnostiek ....................................... 55
5
Colofon
Jaarverslag 2010 Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid en Bijzonder Instituut voor de Virologie GGD Amsterdam Het jaarverslag van het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Amsterdam wordt verzonden aan B&W van Amsterdam en op verzoek aan inzenders en alle andere geïnteresseerden. Het complete verslag is te lezen en te downloaden op de website van het Streeklaboratorium: www.streeklaboratorium.nl Ook is het op verzoek toesturen van een papieren versie mogelijk. Dit verzoek kan telefonisch: 020-555 5275 of per email:
[email protected] Of per post: Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid GGD Amsterdam Postbus 2200 1000 CE Amsterdam Overname van de inhoud of gedeelten daarvan is, met bronvermelding, toegestaan.
7
Arjen Speksnijder, hoofd streeklaboratorium
Voorwoord Bacteriologie Op de afdeling bacteriologie zijn nieuwe EUCAST-resistentierichtlijnen geïmpleHierbij presenteert het Streekmenteerd en is er geïnvesteerd in nieuwe laboratorium het jaarverslag 2010. Dit moleculaire diagnostiek voor TBC. jaarverslag is samengesteld door de Daarnaast is er aandacht geweest voor afdelingshoofden en medewerkers. de ontwikkeling van diagnostiek voor Hiermee proberen wij inhoudelijk op onze resultaten in te gaan, maar ook een toxine producerende E.coli’s in faeces. Er vindt monitoring plaats voor de verminidee te geven van de werksituatie. derde gevoeligheid van gonorroe voor Routine diagnostiek is de core business antibiotica, vanwege voorziene resistenvan het Streeklaboratorium en is qua tie in de toekomst. Dit blijft een punt van aantallen en omzet op niveau gebleven. zorg voor de volksgezondheid en een Dit zorgt ervoor dat het Streekpunt van aandacht voor het Streeklaboratorium zich sterk profileert op de laboratorium. Ook hebben er in diverse diagnostiekmarkt. In 2010 is gebleken verpleeghuizen MRSA uitbraken plaatsdat het Streeklaboratorium financieel gevonden waar het Streeklaboratorium, gezond is. Dit is de basis waarop het in samenwerking met de afdeling Infecmanagementteam het beleidsplan voor tieziekten, goede diensten heeft verde komende drie jaar heeft samengeleend. steld. Daarnaast werden de resultaten van het medewerkerstevredenheidsSerologie onderzoek 2009 geëvalueerd. De medeOp de afdeling serologie zijn trajecten werkers zijn meer tevreden dan in 2007 ingezet voor investeringen in nieuwe maar er zijn ook punten ter verbetering apparatuur. Daarnaast loopt er ook een gemeld. Het managementteam zal aantal projecten voor optimalisatie van hierop inspelen. Een goede samenwerking met het OLVG ziekenhuis levert een diagnostiek en is er een onderzoeksproject naar HPV-typering bij mannen die sterke borging voor onze medische seks hebben met mannen. eindverantwoordelijkheid. Beste collega’s en relaties,
Bedrijfsbureau In 2010 is er functioneel een bedrijfsbureau opgezet waar ondersteunende taken binnen het Streeklaboratorium zijn ondergebracht. De ICT en financiële componenten liggen hier dicht bij elkaar en worden zo efficiënt ingezet. Het kwaliteitssysteem dat door het bureau wordt gecoördineerd, is goed op orde. Relatiebeheer valt ook onder dit bedrijfsbureau. We hebben dit jaar onze klanten bezocht in Noord-Holland. Daarnaast hebben we ook intern klantenonderzoek verricht. Het blijkt dat wij door onze klanten goed gewaardeerd worden. Om onze klanten te bedienen hebben we samen met de soa-polikliniek een huisartsensymposium georganiseerd. Tijdens het symposium kregen we van de deelnemers positieve feedback.
8
Dit onderzoeksproject naar HPV-typering wordt uitgevoerd met de afdeling moleculaire biologie en de afdeling onderzoek binnen het cluster Infectieziekten, in samenwerking met het RIVM, het AIDS Fonds en de VU. Maar ook met lopende projecten zijn we druk bezig geweest met diagnostiek uit Suriname en projecten met de afdeling Infectieziekten zoals VZV-prevalentie onder de Amsterdamse bevolking. Moleculaire biologie De afdeling moleculaire biologie gaat steeds meer leunen op real-time PCR en testen worden omgezet in een multiplex format zodat meer testen tegelijkertijd kunnen plaatsvinden. Hiervoor zijn bij respiratoire infecties validatie-studies uitgevoerd. Het real-time PCR multiplex principe zorgt ervoor dat wij kosteneffectief PCR’s kunnen uitvoeren. Positief voor de capaciteitsproblemen op deze afdeling en de volksgezondheid was, dat na een jaar van nieuwe griep een grote
uitbraak uitbleef. De H1N1 variant was wel de meest voorkomende griep variant. Promotie- en postdoc-projecten betreffende moleculaire epidemiologie (HBV, HCV, gonorroe en chlamydia) verlopen in goede samenwerking binnen/tussen het cluster infectieziekten en de verschillende academische instellingen zoals het AMC en de VU. Daarnaast werd er bij het Streeklaboratorium samen met afdelingen binnen het cluster Infectieziekten onderzoek verricht naar diagnostiekverbetering van Lyme, Gastro-enteritis, bacteriële vaginose en de IGRA bloedtest voor TBC. Dank Hierbij wil ik iedereen bedanken die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van de resultaten zoals beschreven in dit jaarverslag: de werknemers die betrokken zijn bij het primaire proces, de administratie, de laboratoria en het bedrijfsbureau dat een sterker gezicht heeft gekregen binnen het Streeklab. Bedankt.
9
Het Streeklaboratorium Het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid en Bijzonder Instituut voor de Virologie behoort tot het cluster Infectieziekten. Tot dit cluster behoren ook de afdelingen Algemene Infectieziekten, waaronder het Vaccinatiebureau en Hygiëne en Inspectie, en de afdeling TBC bestrijding, de soa-polikliniek en de afdeling Onderzoek en Research.
Het cluster Infectieziekten houdt zich bezig met de bestrijding van infectieziekten bij de bevolking van Amsterdam en omgeving. De meest voorkomende ziekten zijn; tuberculose, malaria, dysenterie, chlamydia, gonorroe, syfilis en hepatitis A, B en C. De diagnostiek die het Streeklaboratorium aanbiedt, is een zeer compleet pakket wat betreft infecties veroorzaakt door bacteriën, virussen, gisten, schimmels en parasieten. Het Streeklaboratorium is onderverdeeld in de afdelingen: Administratie Bedrijfsbureau Klinische bacteriologie Serologie/Virologie Moleculaire diagnostiek Research
10
Administratie
Douwe Abma, hoofd administratie Hoofdtaken De ‘Administratie en Receptie’ is een ondersteunende afdeling van het Streeklaboratorium waar de te onderzoeken materialen in ontvangst worden genomen, worden uitgepakt en worden ingevoerd in het laboratorium informatiesysteem. Aan het eind van het gehele proces worden de uitslagen verstuurd naar de aanvragers. We werken op deze afdeling met in totaal 7 medewerkers. Daarnaast zijn 2 andere medewerkers betrokken bij laboratorium brede ondersteuning zoals het aanmaken van buffers en voorraadbeheer en zijn ze voor logistieke doeleinden inzetbaar.
krijgen, mogen wij uitpakken, in rekjes plaatsen zodat ze naar de juiste afdelingen gaan, elk onderzoek bij elkaar plaatsen, op de afname datum letten en ervoor zorgen dat de materialen die worden ingestuurd wel passen bij het onderzoek. Vooral als ‘nieuw’ persoon kom je opeens woorden en onderzoeken tegen waarvan je nog nooit gehoord hebt! Toen ik dat uiteindelijk een beetje onder de knie had, begon ik met het leren van het invoeren van materialen. De uitpakbalie geeft de materialen door naar de invoerders. Deze zet elke patiënt in de computer met zijn/haar onderzoek. Zo voer je de naam, geboortedatum, adres, BSN en verzekeringsnummer in. Waar je Bijtaken goed op moet letten zijn de juiste Naast de onderdelen van het primaire onderzoeken bij de patiënt in te voeren. proces doen wij allerlei ondersteunende taken zoals het bijhouden van verlof, het Zorgvuldig werken is zeer belangrijk. Een fout in naam, geboortedatum of onderdoen van bestellingen en het coderen zoek kan voor vervelende consequenties van facturen. Hieronder volgt een bijdrage van één van zorgen! de medewerkers over haar taken.
Column
Suzanne Hanraads Na een opleiding hotelmanagement afgerond te hebben en ongeveer 2 jaar in een hotel gewerkt te hebben vond ik het tijd worden voor een nieuwe baan. Toen ik hoorde dat ze bij de GGD Amsterdam mensen nodig hadden heb ik gelijk contact opgenomen. Het was in het begin wel even wennen om van een stressvolle baan met verschillende werktijden naar een echte kantoorbaan over te stappen. Het begon vrij eenvoudig. Materialen die wij van de soa-polikliniek krijgen op volgorde van nummer zetten en inscannen in het systeem. Toen ik dat de eerste week deed had ik wel een beetje van is dit alles..?? Maar na een week werd ik ingewerkt op de uitpakbalie. Daar kwam wel meer bij kijken. Alle materialen die wij van de huisartsen of ziekenhuizen toegestuurd
Als laatste heb je dan de vraagbaak. Hier beantwoordt je de telefoon, dat zijn vooral uitslagen doorgeven aan huisarts assistenten, neem je materialen van patiënten aan die het persoonlijk naar de GGD brengen, verstuur je de post en maak/verstuur je alle bestellingen van de huisartsen. Dit vond ik in het begin wel erg spannend, vooral uitslagen doorgeven met een resistentiebepaling. Die moeilijke woorden die ik niet kon uitspreken, maar het wordt steeds beter. Ik ben nu al bijna een jaar werkzaam bij het Streeklaboratorium van de GGD en heb het prima naar mijn zin!
11
Bedrijfsbureau
Caspar Signet, hoofd bedrijfsbureau Het bedrijfsbureau heeft vier hoofdtaken: automatisering, financiën, kwaliteitszorg en relatiebeheer. De afdeling werkt nauw samen met de afdelingen financiën en automatisering van de GGD Amsterdam.
Declaraties zijn tijdig ingediend bij de zorgverzekeraars en onze overige klanten. Het aanleveren van BSN - nummers door onze klanten vraagt blijvend aandacht.
Automatisering Naast het reguliere onderhoud zijn in 2010 diverse wijzigingen in ons laboratoriuminformatiesysteem, GLIMS, doorgevoerd. Daarnaast zijn enkele koppelingen tussen GLIMS en nieuwe laboratoriumapparatuur gerealiseerd. Het laboratorium streeft ernaar om het handmatig uitlezen van uitslagen en het vervolgens overzetten in GLIMS tot een minimum te beperken. Steeds meer aanvragers ontvangen uitslagen digitaal. Voor de eerstelijns aanvragers is dat mogelijk via de ‘Ring’ van de Stichting Elektronisch Zorg Dossier Amsterdam. Voor overige aanvragers kan dit door middel van koppeling van patiëntinformatiesystemen.
Kwaliteitszorg Op 6 en 7 september 2010 heeft een externe audit plaatsgevonden op het Streeklaboratorium. De audit is uitgevoerd door CCKL, onderdeel van de Raad voor Accreditatie, unit zorg. Op grond van deze audit heeft het Streeklaboratorium een plan van aanpak opgesteld en corrigerende maatregelen uitgevoerd. Op basis van de getroffen maatregelen is de Raad van Accreditatie van mening dat het laboratorium voldoet aan de CCKL-eisen. Een volgende herbeoordeling zal plaatsvinden in juni 2012.
Financiën De afhandeling van facturen is inmiddels volledig geautomatiseerd.
Er zijn dertien interne kwaliteitsaudits uitgevoerd. Deze audits worden uitgevoerd door hiervoor opgeleide medewerkers van het Streeklaboratorium. Op basis van de audits zijn verbetervoorstellen gedaan die in diverse plannen van aanpak zijn verwerkt.
Overzicht interne audits Organisatie onderdeel
Datum audit
Afdeling Bacteriologie
28-01
Laboratoriuminformatiesysteem, GLIMS
02-02
Systeemaudit, onderwerpen beleid en personeelszorg
16-02
Algemene voorzieningen en Arbo & Milieu
13-04
Afdeling Administratie
27-04
Afdeling Moleculaire biologie
27-04
Analyser: Tigris (Chlamydia en Gonorroe onderzoek)
17-06
Afdeling Mycobacteriologie
07-07
Afdeling Virologische kweken
06-09
Afdeling Onderzoek en projecten
05-10
Artsen-microbioloog
19-10
Afdeling Mycologie
09-11
Afdeling Serologie
25-11
12
Relatiebeheer Er is een start gemaakt met een nieuw klanttevredenheidsonderzoek. Twee medewerkers van het bedrijfsbureau hebben hiervoor huisartsenpraktijken en verloskundigen bezocht. Naar aanleiding van de reacties van onze klanten zijn inmiddels acties ondernomen. Op basis van de ervaringen wordt een vragenlijstonderzoek voorbereid voor al onze klanten. Dit zal plaatsvinden in 2011.
13
Klinische bacteriologie
Ineke Linde, hoofdanalist Algemeen In 2010 heeft de afdeling bacteriologie naast de gebruikelijke hoeveelheid routinekweken een groot aantal MRSA kweken verwerkt. Deze kweken waren afkomstig van diverse verpleeghuizen in Amsterdam die met MRSA problemen kampten. Inmiddels zijn deze uitbraken onder controle. Daarnaast is de in 2009 aangekondigde verbouwing van het TBC laboratorium tot veiligheidsniveau BSL3 en de uitbreiding van het bacteriologielaboratorium uitgesteld tot de tweede helft van 2011. Daarvoor zullen ook de nieuwe richtlijnen voor BSL3 laboratoria van de NVMM (Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie) uitkomen, die als leidraad dienen voor de verbouwing van het TBC laboratorium. De voorbereidingen voor deze verbouwingen zijn in 2010 wel doorgegaan en nog steeds in volle gang. In het kader van het te bouwen BSL3 laboratorium is nagedacht over een alternatieve kleurwijze van de TBC auramine preparaten, omdat die tot nu toe in een afzuigkast op een andere afdeling handmatig gedaan werden, i.v.m. giftige dampen die hierbij vrij kunnen komen. Als oplossing is er een speciale kleurmachine getest voor TBC preparaten waarbij de preparaten in een gesloten compartiment gekleurd worden zonder gevaar voor inademen van toxische stoffen en met gebruik van aanzienlijk minder kleurstoffen als met de handmatige methode. Deze machine kan dus eenvoudig op het TBC laboratorium geplaatst worden zonder speciale afzuiging. De validatie van de Taqman, het apparaat voor moleculaire bepaling van Mycobacterium tuberculosis complex is in 2010 afgerond en inmiddels is deze testmethode volledig in gebruik genomen. De IGRA Quantiferon test voor het aantonen van latente of actieve tuberculose in bloed wordt inmiddels twee maal per week uitgevoerd en wordt mogelijk
in de toekomst uitgebreid met de T-spot. Dit is een soortgelijke test om specifiek gamma-interferon in bloed aan te tonen. In 2010 is deT-spot test alleen nog op researchbasis gebruikt. Dit jaar is ook de Vitek gevalideerd. Dit is een analyser voor determinatie en resistentie van snelgroeiende bacteriën. Hierbij is tevens overgegaan op de nieuwe Europese richtlijnen voor resistentiebepalingen; de EUCAST richtlijnen. Aangezien deze EUCAST richtlijnen nog niet uitontwikkeld zijn, was dit een grote uitdaging voor ons en voor vele laboratoria in het land. Er zijn diverse bijeenkomsten bezocht door microbiologen, hoofdanalisten en analisten voordat de overgang op EUCAST een feit was. In samenwerking met het soa-laboratorium is er een nieuwe hiv-sneltest gevalideerd voor gebruik op beide laboratoria. Deze nieuwe sneltest is tot nu toe in verband met praktische en prijstechnische redenen nog niet in gebruik genomen. Voorbereidingen voor samengaan van het laboratorium van de soa-polikliniek en het Streeklaboratorium zijn doorgegaan in 2010. Enkele analisten van de afdeling bacteriologie zijn ingewerkt op het soa-laboratorium en bieden daar hulp indien nodig. Ook is een analist van het soa-laboratorium gedeeltelijk ingewerkt op de afdeling bacteriologie. De officiële samenwerking zal in 2011 een feit worden. Op het soa-laboratorium werken 5 analisten in parttime functies.
14
Ontwikkelingen en onderzoeken afdeling bacteriologie Validatie Vitek en EUCAST richtlijnen De validatie van de Vitek is uitgevoerd op een groot aantal gramnegatieve staven en staphylococcen die we regelmatig kweken uit urines en pussen. Voor de determinatie werden de resultaten van de Vitek vergeleken met de resultaten van de ‘oude’ methode, namelijk de Crystal. Discrepanten werden onderzocht met een alternatieve determinatiemethode, namelijk de Malditoff die bij het OLVG voor determinatie gebruikt wordt. De Vitek determinatie kwam >95% overeen met de Crystalmethode. Dat viel binnen de validatiecriteria en de determinatie met behulp van Vitek is dan ook al vrij snel ingevoerd. Voor de gevoeligheidsbepalingen lag dit iets ingewikkelder. Voorheen werd op het Streeklaboratorium de CLSI richtlijn voor interpretatie van gevoeligheden gehanteerd, deze moest per januari 2011 omgezet worden in de (strengere) Europese EUCAST richtlijnen. In de Vitek moesten hiervoor de instellingen veranderd worden ten aanzien van de interpretatie van de gevoeligheden, hierbij waren we afhankelijk van de firma, die dit overigens goed verzorgd heeft. Voor de handmatige methode, de discmethode, moest overgegaan worden op andere voedingsbodems, andere discs, andere interpretaties en soms zelfs ook een andere bepalingsmethode. Omdat alle laboratoria in het land bezig zijn met deze overgang kregen we te maken met leveringsproblemen van diverse benodigdheden zoals platen, antibioticahouders en discs. Dat, en het feit dat de EUCAST richtlijnen voor de discs nog volop in beweging was, heeft voor veel vertraging gezorgd in het hele proces. Voor de gevoeligheidsbepalingen hebben we het zodoende niet gered om in 2010 volledig over te gaan op EUCAST, dit is echter begin 2011 gerealiseerd. De EUCAST richtlijnen zijn over het
algemeen wat strenger dan de CLSI richtlijnen. Dit houdt in dat sommige antibiotica die in de CLSI richtlijn gevoelig waren, vaker als resistent doorgegeven zullen worden. Zo zal 11% van de Enterobactereaceae (E. coli, Klebsiella spp., etc.) verschuiven van gevoelig naar intermediair voor het middel amoxicilline. Volgens de EUCAST richtlijn is nog maar één derde van deze stammen gevoelig voor amoxicilline. Ditzelfde fenomeen geldt in mindere mate voor antibiotica als cefuroxime, norfloxacine, ciprofloxacine en fosfomycine. De behandelaar zal dus vaker genoodzaakt zijn uit te wijken naar een ander middel. Resistentiemechanismen bij gramnegatieven Met de Vitek, de discs en de nieuwe EUCAST richtlijnen worden gramnegatieven gescreend op diverse resistentiemechanismen zoals ESBL en Carbapenemases. Carbapenemaseproducerende stammen worden gekenmerkt door resistentie tegen bijna alle beschikbare beta-lactam antibiotica, waaronder de cephalosporines en carbapenems. Daarnaast zijn deze stammen vaak ook resistent tegen andere antibioticaklassen, zoals fluoroquinolonen, aminoglycosides en cotrimoxazol. Invasieve infecties zijn geassocieerd met een hoge morbiditeit en mortaliteit. In ons laboratorium is het aantal gekweekte ESBL’s (Extended Spectrum Beta-Lactamase) redelijk constant gebleven in 2010 ten opzichte van 2009. Op landelijk niveau zien we echter een toename van zogenaamd ESBL producers, oftewel gramnegatieve staven die in het bezit zijn van het enzym ESBL. Door de aanmaak van dit enzym zijn deze stammen in staat derde generatie cephalosporines af te breken, waardoor ze resistent zijn tegen deze middelen. Inmiddels zijn er diverse artikelen verschenen waarbij ESBL producers gevonden zijn in aarde, op groente en op kippen-en varkensvlees. Deze toename van ESBL producerende stammen is
15
mogelijk te wijten aan de hoeveelheid antibiotica die men gebruikt in de veehouderij.
rende stammen van een ander serotype. Deze stammen worden met de kweek niet opgespoord. Om deze PCR klinisch te valideren worden de kweek en de PCR MRSA een bepaalde tijd naast elkaar in de De diagnostiek bestaat uit het selectief routine uitgevoerd. opkweken van de MRSA stam uit het Ter mogelijke verbetering van de patiëntenmonster middels een vloeibaar Clostridium difficilé kweek is een test medium. Daarna wordt het overgeënt op gedaan met een alcohol vooreen selectieve chroomagar waarbij de behandelingsstap waarbij de faeces MRSA kolonies een specifieke groene gedurende een periode voorafgaand aan kleur krijgen. Deze kolonies worden de afenting gesuspendeerd werd in een gescreend op oxacilline (cefoxitin) alcoholoplossing en geruime tijd hierin gevoeligheid en bevestigd met een real bleef staan. Dit is de zogenaamd alcotime PCR voor het aantonen van het hol-shockmethode waarbij uitgegaan Martineau gen en het MecA gen (zie wordt van het feit dat alle overige moleculaire diagnostiek). Daarna wordt microorganismen gedood worden, maar de stam voor referentie en typering de Clostridium overleeft door middel van opgestuurd naar het RIVM. sporevorming. Deze methode bleek Als gevolg van een MRSA probleem in echter niet meer positieve Clostridium oktober 2010 in een aantal verpleeghui- difficilé kweken op te leveren, maar zen in de regio Amsterdam, is het aantal daarentegen nogal vertragend te werken MRSA kweken fors toegenomen in 2010. op de kweeklogistiek en is derhalve niet De epidemische stammen die deze in gebruik genomen. uitbraken veroorzaakten werden door het RIVM getypeerd als MRSA type t005 Tuberculosediagnostiek en type t316. Uiteindelijk kreeg men de In 2009 was een begin gemaakt met uitbraak in december onder controle. verzamelen van materiaal voor de validatie van de COBAS Taqman 48 van Faecesdiagnostiek Roche, voor het moleculair aantonen van De faeceskweek wordt uitgevoerd op Mycobacterium tuberculosis complex in selectieve voedingsbodems en bij een patiëntenmaterialen en in kweekaanvraag voor ‘banale kweek’ wordt materiaal. Deze validatie is afgerond in standaard gekweekt op Salmonella, februari 2010 en het apparaat is toen Shigella, Campylobacter en E.coli O157. definitief in gebruik genomen. De afgelopen jaren is bekend geworden Voor de validatie van de COBAS Taqman dat niet alleen E.coli O157 de verwekker 48 PCR werden de resultaten hiervan kan zijn van buikklachten, maar dat deze vergeleken met een In-house real time groep veel uitgebreider is. Alle E.coli PCR en met de voorheen gebruikte stammen die in staat zijn Shiga-toxine COBAS Amplicor PCR. Er werden retro(Stx1 en Stx2) te produceren kunnen spectief 244 respiratoire monsters getest deze klachten veroorzaken. Men noemt en 32 niet respiratoire monsters. De deze groep de STEC (Shigatoxine produ- monsters waren positief of negatief in de cerende E.coli). Een STEC is in de kweek kweek. niet te onderscheiden van een niet Shiga- In vergelijking met de kweek bleek in toxine producerende E.coli. respiratoire monsters de gevoeligheid en In 2010 is de STEC PCR analytisch gevali- de specificiteit van de COBAS amplicor deerd. Met deze PCR worden alle Shiga- PCR respectievelijk 79,6 en 92,2%, van toxine producerende E.coli stammen de COBAS Taqman PCR was dit 80,6% gedetecteerd, zowel Stx1- als Stx-2 en 97,2 %. De COBAS Taqman PCR was producerende stammen. Dat kunnen ook positief in 98% van de auramine posiE.coli O157 stammen zijn of Stx-produce- tieve, kweek positieve respiratoire
16
monsters. In de non-respiratoire monsters toonde de COBAS Amplicor PCR in vergelijking met de kweek een gevoeligheid en sensitiviteit van respectievelijk 58,8% en 78,6%, en de COBAS Taqman een gevoeligheid en sensitiviteit van respectievelijk 76,5% en 78,6%. We concludeerden hieruit dat over het algemeen zowel de COBAS Amplicor PCR als de COBAS Taqman PCR uitstekend geschikt waren voor auramine positieve materialen, maar minder geschikt voor auramine negatieve materialen. Verder liet de COBAS Taqman bij non-respiratoire materialen betere resultaten zien dan de COBAS Ampilicor. Op basis van deze resultaten is overgegaan op de COBAS Taqman PCR. De resultaten van de In-house real time PCR werden ook extern bepaald en daardoor enkele maanden later verkregen. De vergelijking van deze resulaten met de resultaten van de In-house PCR liet bij zowel de respiratoire monsters als bij de niet respiratoire monsters geen significante verschillen zien met de COBAS Amplicor PCR en de COBAS Taqman PCR ten opzichte van de kweek. De meeste remming trad op bij de COBAS Amplicor. De hoeveelheid TBC PCR onderzoeken is in 2010 toegenomen met 52%, dit is inclusief de bevestigings PCR bij een positieve kweek. De hoeveelheid kweekaanvragen voor TBC is toegenomen met 22%. De hoeveelheid positieve patiënten met humane tuberculose is iets gedaald (4%). Bij de a-typische Mycobacteriën valt op dat er een toename is van12% in vergelijking met het jaar daarvoor en dat met name M. kansasii vaak gekweekt is (16x). In het algemeen is M. kansasii de op één na meest voorkomende atypische mycobacterie en de meest voorkomende is M. avium. In 2010 is ook M. xenopi relatief vaak gekweekt (7x). Resistentieontwikkeling Mycobacterium tuberculosis In 2010 is weinig tot geen verschuiving te
zien in de resistentiepercentages voor M. tuberculosis ten opzichte van 2009. We hebben 4 INH resistente M. tuberculosis stammen gekweekt, van deze 4 was 1 stam multiresistent, dat wil zeggen tevens resistent voor streptomycine. Er is geen resistentie gevonden tegen ethambutol en rifampicine. Neisseria gonorrhoeae Het totaal aantal screeningskweken op Neisseria gonorrhoeae (GO) is in 2010 met 8 % toegenomen; de hoeveelheid GO kweken van de soa-polikliniek is toegenomen met ruim 9%. Het aantal gekweekte GO isolaten is toegenomen met ruim 7%. Screeningskweken op GO worden op de soa-polikliniek alleen afgenomen van de hoog-risico groep. Van de overige niet hoog-risico patiënten en op alle keeluitstrijken wordt moleculaire diagnostiek gedaan met behulp van RNA amplificatie in de Tigris. In de resistentietabel voor Neisseria gonorrhoeae zien we weinig verandering ten opzichte van 2009. Ciprofloxacin resistentie blijft rond de 40% en resistentie tegen cefotaxime wordt niet gevonden. Vanaf 2011 zal deze tabel er anders uit gaan zien, omdat de middelen penicilline (bétalactamase) en tetracycline niet meer bepaald zullen worden. Deze middelen worden niet meer gebruikt voor de behandeling van gonorrhoeae en worden zodoende uit het panel gehaald. Ceftriaxone, cefixime en spectinomycine zijn de nieuwe middelen die ervoor in de plaats komen. Dit in verband met nieuwe (strengere) Europese richtlijnen voor antibiotica (EUCAST) en resistentiesurveillance doeleinden. Ter voorbereiding hierop zijn op researchbasis in 2010 in de routine eveneens MIC’s bepaald voor ceftriaxone en cefixime. Aangenomen werd dat de MIC’s voor cefotaxime en ceftriaxon, beiden derde generatie cephalosporines, min of meer overeen zouden komen. Dit blijkt echter in de praktijk niet het geval te zijn. De MIC’s voor cefotaxime liggen over het
17
algemeen hoger dan die van ceftriaxon en cefixime. Resistentie tegen deze cephalosporines is eveneens niet gevonden. We zien echter wel een toename in verminderde gevoeligheid voor deze middelen. Op researchbasis zijn daarom de stammen met verminderde gevoeligheid voor cephalosporines afkomstig van de soa-polikliniek moleculair onderzocht op aanwezigheid van een specifiek PenA mosaic gen wat mogelijk de toename in verminderd gevoelige stammen kan verklaren en inzicht kan geven over de verspreiding van deze stammen. Inmiddels is in 2010 in Japan een patiënt gevonden met een ceftriaxone resistente GO stam. Dit geeft aan dat het voor de volksgezondheid van groot belang is middels resistentiesurveillance de resistentieontwikkeling van Neisseria gonorrhoeae te blijven volgen en verder onderzoek hiernaar te verrichten.
18
Neisseria gonorrhoeae resistentie 2000 - 2010 Aantal isolaten
Jaar 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
1.029 1.060 1.053 786 1.044 1.178 1.093 969 864 952 1.029
Tetracycline
Betalactamaseproductie
Penicilline1 7,2% 9,1% 9,6% 9,9% 10.9% 10.3% 14,3% 0,7% 1,7% 0,3% 0,4%
12,5% 9,4% 12,4% 6,9% 8.7% 8.5% 14.5% 11.8% 9,1% 7,7% 7,1%
AZI
Ciprofloxacine
7,3% 8,6% 12,3% 9,5% 16.2% 14.6% 16,4% 14,4% 29,6% 45,4% 31,7%
0,3% 3,9% 6,7% 7,0% 13.7% 24.0% 35,5% 37,3% 44,2% 43,3% 40,7%
Cefotaxime 0% 0% 0% 0% 0% 0%
1,5% 1,0% 1,4% 1,4% 1,9%
Neisseria gonorrhoeae resistentie mei 2006 - 2010 100,0 90,0 80,0
Percentage
70,0 60,0 Sensitief Ma tig gevoelig Resistent
50,0 40,0 30,0 20,0 10,0
10
09
zi '
08
zi '
A
A
07 A
zi '
06
zi '
zi '
A
A
x ' Cf 06 tx ' Cf 07 tx ' Cf 08 tx ' Cf 09 tx '1 0
Cf t
'1 0
Ci pr o C '0 ip 6 ro ' C ip 07 ro '0 C 8 ip ro ' C ip 09 ro '1 0
'0 9
tra
'0 8
tra
Te
'0 7
tra
Te
'0 6
tra
Te
tra
Te
Te
Pe n
i' Pe 06 ni ' Pe 07 ni ' Pe 08 ni ' Pe 09 ni '1 0
0,0
A ntibio tica
Neisseria gonorrhoeae penicilline resistentie mei 2006 - 2010 45
Percentage resistent
% R e s is t e n t ( b e t a la c t a m a s e -) 40
% R e s is t e n t ( b e t a la c t a m a s e + )
35
% R e s is t e n t ( t o t a a l)
30 25 20 15 10 5
ei M
em
ov
N
Se
pt
Ju
20
06
l em i 2 0 b e 06 r2 00 b 6 er 20 Ja 06 nu ar i2 00 M aa 7 rt 20 07 M ei 20 07 Se J p t ul i em 2 0 b e 07 N ov r 20 em be 0 7 r2 Ja 00 nu 7 ar i2 0 M 08 aa rt 20 08 M ei 20 08 Se Ju p te li 2 m 00 b N 8 e ov r 20 e m be 0 8 r 20 Ja 08 nu ar i2 00 M aa 9 rt 20 0 9 M ei 20 09 Se J p t ul i em 2 0 b e 09 N ov r2 e 00 m b 9 er 20 Ja 09 nu ar i2 01 M aa 0 rt 20 1 0 M ei 20 10 Se J p t ul i em 2 01 be N 0 ov r2 em 0 be 1 0 r2 01 0
0
M aa n d
19
Neisseria gonorrhoeae ciprofloxacin resistentie mei 2006 - 2010
Neisseria gonorrhoeae cefotaxim resistentie mei 2006 - 2010
20
Column
Suzana Brkic Mijn naam is Suzana Brkic, ik werk vanaf 2002 op de afdeling bacteriologie van het Streeklaboratorium, waar ik naast bacteriologisch onderzoek gespecialiseerd ben in mycologisch onderzoek. Inmiddels geef ik ook training in schimmeldiagnostiek aan beginnende analisten. Schimmels verspreiden zich door het maken van schimmelsporen. Deze sporen zijn zeer klein en komen overal om ons heen voor. Dermatophyten (huidschimmels), Trichophyton, Epidermophyton en Microsporum species leven voornamelijk op de huid, nagel en haren van mensen en andere zoogdieren, waar ze zich voeden met keratine. Ze scheiden daarbij enzymen af, die vaak irritatie (jeuk, schilfers en kloven) verkleuring en soms woekergroei veroorzaken (kalknagel). De schimmels die de meest voorkomende vormen van dermatologische infecties veroorzaken, zoals Trichophyton rubrum, komen vooral voor in sportzalen, zwembaden en andere publieke ruimten. Sommige soorten worden overgebracht door huisdieren, zoals Microsporum canis. Ook gisten (Candida albicans, Candida parapsilosis) kunnen een huidinfectie veroorzaken. Een schimmel infectie geneest zelden of nooit vanzelf en daarom is een goede
Trichophyton rubrumkolonie
Microscopisch beeld van Trichophyton mentagrophytes met kenmerkende spiraalvormige schimmeldraden.
diagnose en behandeling noodzakelijk. Op ons laboratorium worden dermatophyten en gisten geïsoleerd en gedetermineerd. Materialen die we binnen krijgen zijn: huidschilfers, nagels en haren. Op de dag van binnenkomst wordt materiaal ingezet op verschillende voedingsbodems. Deze kweken worden 4 weken lang bebroedt. Eén keer per week worden ze beoordeeld op groei van schimmels en/of gisten. Indien aangevraagd wordt ook een KOH preparaat gemaakt. Met behulp van KOH wordt keratine, een stof die zich normaal bevindt in onze nagels, huid en haren, opgelost waardoor de schimmeldraden zichtbaar worden. Een positief KOH preparaat geeft aan dat er een schimmel aanwezig is, maar zegt niet met welke soort we te maken hebben. Daarom is de kweek essentieel. Een negatief KOH preparaat sluit een positieve kweek niet uit en een positief KOH preparaat resulteert niet altijd in een positieve kweek. Het beoordelen van een KOH preparaat en het beoordelen van een kweek is heel moeilijk en vereist voldoende kennis en ervaring. Op ons laboratorium mogen daarom alleen analisten die een externe Mycologische opleiding hebben afgerond schimmeldiagnostiek uitvoeren.
21
Op het moment dat we een schimmel of gist hebben gekweekt gaan we deze verder determineren. Het ‘beestje’ moet ook een naam en achternaam krijgen. Dat gebeurt met behulp van verschillende biochemische testen en met behulp van specifieke voedingsbodems. De vorm en de ligging van de sporen worden bekeken onder de microscoop en is essentieel voor de determinatie. De meest voorkomende veroorzakers van een infectie met dermatophyten en gisten die we op ons laboratorium kweken zijn: Trichopyton rubrum, Trichopyton mentagrophytes, Trichopyton tonsurans, Epidermophyton flocosum, Microsporum canis, Microsporum gypseum, Candida albicans en Candida parapsilosis.
22
Serologie / Virologie
Karin Adams, hoofdanalist De afdelingen serologie en virologie zijn grotendeels geïntegreerd en worden aangestuurd door één leidinggevende. De werkzaamheden worden onderverdeeld in 4 categorieën: Conventionele virologische kweken Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) Diagnostiek van infectieziekten met behulp van immunoassays Chlamydia trachomatis/Neisseria gonorrhoeae (CT/NG) Nucleïnezuur amplificatietesten (NAAT)
Het aanbieden van een zo volledig mogelijk pakket op het gebied van virale diagnostiek, behoud van expertise, het kweken van ‘nieuwe’ virussen, aanleggen van virusstammen collectie, het opkweken van stock-virus en het verzorgen van een opleidingsplek (B-opleiding) voor de Arts In Opleiding tot Specialist (AIOS) zijn argumenten vóór het behoud. Op aanvraag kan er voor klanten van het Streeklaboratorium maatwerk geleverd worden.
Prenatale Screening Infectieziekten en De afdeling is in grote mate geautomati- Erytrocytenimmunisatie (PSIE) Voor verloskundige hulpverleners zijn in seerd en maakt gebruik van Axsyms 2010 bijna 9500 prenatale screeningen immuno-analyzers, Tigris ten behoeve uitgevoerd. Dit is een vemindering van van CT/NG TMA, Tecan pipeteerrobot, 19% ten opzichte van 2009. Deze afname de miniVIDAS en de DSX ELISA-autois grotendeels te verklaren door concurmaat. Deze apparaten zijn gekoppeld aan het laboratorium informatie systeem rentie op dit gebied van diagnostiek in de regio Amsterdam. (GLIMS). Om onze kwaliteit te verhogen is in mei 2009 een vooronderzoek gestart om te Algemene ontwikkelingen onderzoeken hoe het pre-analytische Conventionele virologische kweken proces en de automatisering met betrekDe opkomst van weefselkweekking tot PSIE (Prenatale Screening technieken, met name in de 2e helft van Infectieziekten en de 19e eeuw, heeft de virologie tot Erytrocytenimmunisatie) beter vorm ontwikkeling gebracht. Momenteel gegeven kan worden. In 2010 heeft dit komen er op de medisch microtot een concrete beslissing en bestelling biologische laboratoria echter steeds meer moleculaire technieken beschikbaar van nieuwe apparatuur geleid. Ter preventie van de hemolytische ziekte en lijkt de rol van de klinische virologie van de pasgeborene is er in 2010 in 217 binnen de medische microbiologie gevallen een Rhesus D bepaling uit uitgespeeld. Is er op het vakgebied van de klinische virologie nog ruimte voor de navelstrengbloed verricht. Indien in een navelstrengbloed de Rhesus D bloedklassieke technieken? Dit is een vraag groep als positief beoordeeld wordt, die de Nederlands Werkgroep Klinische Virologie zich ook gesteld heeft. Zie Ned wordt er voor de moeder een ampul Anti-Rhesus(D) Immunoglobuline uitgegeTijdschr Med Microbiol 2010;18:nr.3; is het tijdperk van de virologische weefsel- ven. In verband met deze ‘farmaceutische’ functie is er in november 2010 kweektechniek ten einde? (J.M.D. Galama, S. Bruisten, A.C.T.M. Vossen, R. voor het vierde opeenvolgende jaar een Schuurman, A.H. Brandenburg, H.T. Thjie, externe audit verricht door de farmaceutisch toezichthouder. Alle J.A. Kaan). aanbevelingen uit de voorgaande jaren zijn opgevolgd c.q. opgelost. Alle proceHet Streeklaboratorium voor de volksge- dures zijn volledig in orde bevonden. zondheid en bijzonder instituut voor de virologie heeft ervoor gekozen de weefselkweektechnieken in stand te houden.
23
Diagnostiek van infectieziekten m.b.v. immunoassays Tot de kerntaken van de afdeling serovirologie behoort het verrichten van soa-diagnostiek, met name: Lues-serologie: antistof bepaling met behulp van TPPA. Het aantal aanvragen over 2010 betreft in totaal 41.987 (incl. prenatale screening) een stijging van 10% ten opzichte van 2009 Hiv-serologie: gecombineerde antistof/antigeen bepaling HIV Ag/Ab Combo, het aantal aanvragen over 2010 betreft in totaal 25.899 (incl. prenatale screening), een stijging van 23% ten opzichte van 2009 Hepatitis B antistof bepaling tegen Core: het aantal aanvragen over 2010 betreft in totaal 26.753, een stijging van 13% ten opzichte van 2009 Hepatitis C antistof bepaling: het aantal aanvragen over 2010 betreft 3247, een lichte daling van 1,5% ten opzichte van 2009. Van de 172 uitgevoerde HCV immunoblots is 49% positief bevonden, 30% dubieus en 21% kan niet bevestigd worden (negatief). Chlamydia trachomatis/Neisseria gonorrhoeae (CT/NG) Nucleïnezuur amplificatietesten (NAAT) Het aantal moleculaire diagnostiek aanvragen voor Chlamydia trachomatis en Neisseria gonorrhoeae neemt jaarlijks gestaag toe (zie ook de productietabellen). NAAT
2006
Chlamydia trachomatis Neisseria gonorrhoeae
40.825 44.118 48.652 50.560 55.058 18.442 26.015 30.531 37.235 42.106
2007
2008
2009
2010
Met 40.505 inzendingen per jaar is de soa-polikliniek de grootste aanvrager. Met het CSI (Chlamydia Screening Implementation) project, gestart in april 2008, een implementatiestudie om te onderzoeken of landelijke screening op chlamydia kosteneffectief en praktisch uitvoerbaar is, heeft het Streeklaboratorium in 2010 nog 19.730 postpaketten te verwerken gekregen. Overige inzenders zijn de huisartsen: 8497 aanvragen en het OLVG: 6056
aanvragen. Vanaf januari 2008 wordt de diagnostiek van Chlamydia trachomatis en/of Neisseria gonorrhoeae verricht met behulp van een volautomaat; de ‘Tigris’, die bedient wordt door analisten van de afdeling serologie. Voor deze analist betekent dit in de praktijk dat hij/zij gemiddeld zo’n 300 samples per dag te verwerken krijgt.
Interne projecten binnen de afdeling serologie/virologie
Van een zestal projecten die in 2009 zijn opgestart (zie voor doelstellingen jaarverslag 2009) zijn er in 2010 twee afgerond en in de routine opgenomen. Om in de herinnering te halen; deze projecten waren: 1. ARI PCR versus respiratoire virologische kweek 2. introductie van ‘flocked swabs’ voor respiratoire diagnostiek 3. optimalisatie van de CBR (Complement Bindings Reactie) 4. aanschaf en validatie van een ‘Autoblot’ apparaat 5. optimalisatie prenatale screening 6. optimalisatie automatisering en logistiek ten behoeve van infectieziekten diagnostiek Project 1: Gestart in juni 2009, loopt door tot juni 2011. Tot en met december 2010 zijn er 120 materialen in dit project geïncludeerd. Daarmee loopt dit project niet erg hard. Het is de vraag of de doelstellingen gehaald zullen worden. Nadere analyses zullen plaatsvinden aan het eind van de looptijd. Project 2: Een ‘flocked swab’ in combinatie met UTM (Universal Transport Medium) zou een betere opbrengst hebben bij virusdiagnostiek dan de routinematig gebruikte katoenen swab. Volgens de fabrikant zou door de open fiberstructuur de opname en afgifte van virusbevattend materiaal verbeteren en
24
kan uit het UTM medium zowel viruskweek als PCR uitgevoerd worden wat de afname- en transportcondities zou vereenvoudigen. In mei 2009 is als stageopdracht een ‘in vitro bewaarstudie’ uitgevoerd door een MLO student. Met deze ‘in vitro’ bewaarstudie werd beoogd te bekijken of de opbrengst van respiratoire virussen (RSV, Influenza A en Echovirus 7), gemeten na diverse tijdseenheden en verdunningen, met kweek en PCR te verbeteren viel door het optimaliseren van de combinatie afnameswab en transport medium. Conclusie: de ‘flocked swab’ is niet beter of slechter dan de routinematig gebruikt swab. UTM is geschikt als medium voor zowel kweek als PCR voor deze 3 virussen. Als vervolg hierop is in 2010 door een HLO student een vergelijkende studie verricht met ‘flocked swabs’ in UTM versus de routinematig gebruikte katoenen wattenstokken. Voor dit onderzoek werd met hulp van de soa-polikliniek een dubbele afname verricht bij bezoekers van de soa-polikliniek verdacht van herpes- of syfilis ulcera. De opbrengsten, gemeten middels PCR, van de ‘flocked swabs’ werden vergeleken met de routinematig gebruikte swabs. Uit dit onderzoek bleek de ‘flocked swab’ slechter waren dan de routinematig gebruikte swab. Daar de ‘flocked swab’ veel duurder is dan de conventionele wattenstok (de ‘flocked’ swab kost €1,05 terwijl de conventionele wattenstok €0,10 kost) is besloten de routinematig in gebruik zijnde katoenen swab niet te vervangen door de ‘flocked swab’. Project 3: Dit project is afgerond. De CBR is geoptimaliseerd door het gebruik van gestandaardiseerde antigenen, complement en hemolytisch systeem. Deze techniek wordt ingezet voor het aantonen van antistoffen tegen respiratoire virussen. Seroconversie of een significante toename van de antistofconcentratie gemeten in een serumpaar,
blijft de gouden standaard voor de serologische diagnose van een luchtweginfectie. Optimalisatie wordt zinvol geacht daar het Streeklaboratorium in 2010 van de CBR-bepalingen voor Influenza A en B, parainfluenza-1,2,3, RSV, Q-koorts en Mycoplasma toch nog ruim 3000 testen verricht. Voor de diagnose van psittacose is de CBR techniek de meest geschikte methodiek. Project 4: Dit project is afgerond. De manuele uitvoering van diverse immunoblots die ingezet worden ter bevestiging van aangetoonde antistoffen in de screening tegen lues, hiv, HCV en Borrelia, is vervangen door een semiautomatisch systeem. Deze ‘autoblot’ is eind 2009 gevalideerd en per 1 januari 2010 ingezet in de routine. De grootste voordelen hiervan zijn standaardisatie en tijdwinst. Inmiddels is er een jaar ervaring opgedaan en de analisten ervaren de ‘autoblot’ als een bijzonder plezierig, gebruiksvriendelijk en onmisbaar apparaat. Project 5: In 2010 is er een werkgroep gestart met als doel het pre-analytische proces van de Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) te verbeteren. Daarnaast was het doel vervanging van de verouderde apparatuur en verbetering van de automatisering. Na gedegen vooronderzoek heeft dit in augustus 2010 geleid tot de keuze van een modern volautomatisch apparaat dat is besteld in december 2010. Plaatsing, validatie en implementatie in de routine zal in het eerste kwartaal van 2011 plaatsvinden. Project 6: Is nog lopende.
25
Diagnostiek uitgelicht Lues Met betrekking tot de lues-serologie worden ongeveer 42.000 bepalingen per jaar uitgevoerd, dit komt neer op een gemiddeld aantal testen van 160 per dag. Van deze aanvragen is 74% afkomstig van de soa-polikliniek, 23% uit de prenatale screening en 3% van de huisartsen. Het percentage lues aanvragen vanuit de soa-polikliniek is over 2010 met 10% gestegen. Als screeningstest wordt de TPPA (Treponema Pallidum Partikel Agglutinatie test) gebruikt. Indien positief dan wordt in eerste instantie een TPPA-uittitratie verricht. Voor de diagnose van acute lues wordt een positieve TPPA-uittitratie opgevolgd door de RPR (Rapid Plasma Reagin) test, in 2010 is dit 2973 maal uitgevoerd. Confirmatie van de gevonden luesantistoffen vindt plaats met de FTA (Fluorescent Treponema Assay) deze is in 597 maal uitgevoerd in 2010. Omdat de FTA bij lage TPPA-titers een zwak signaal kan geven wordt bij TPPAtiters kleiner dan 1:640 tevens een immunoblot ingezet. In 2010 is deze 725 maal uitgevoerd (in dit getal zijn de losstaande blot aanvragen van externe laboratoria meegeteld). Hiv Als screening wordt een gecombineerde antistof-antigeen bepaling tegen hiv op de autoimmunoanalyzer Axsym uitgevoerd. Bij een positief resultaat maakt deze ‘combotest’ geen onderscheidt tussen aanwezige antistoffen tegen hiv dan wel het virus zelf (antigeen). Als vervolgonderzoek wordt eerst naar aanwezige antistoffen gekeken middels een line immunoblot. Deze line-blot is gecoat met recombinant- en synthetische eiwitten (antigenen). De line-blot specificeert tevens een type hiv-1 dan wel hiv-2. Indien de blot test negatief of dubieus uitvalt, wordt vervolgd met de hiv-p24 antigeen test. Hiermee kan het hiv zelf aangetoond worden.
De gecombineerde screening op antistof-antigeen is van de ruim 25.000 geteste patiënten, in 10 (4,7%) gevallen succesvol gebleken bij het opsporen van een acute hiv-infectie, een significante stijging ten opzichte van eerdere jaren. Het starten van antiretrovirale therapie in deze periode kan namelijk leiden tot een betere klinische uitkomst op de lange termijn. Borrelia In de diagnostiek voor Lyme-borreliose volgt het Streeklaboratorium de richtlijnen zoals uitgegeven wordt door het CBO (zie http://www.cbo.nl). Als screeningstest wordt de C6-peptide ELISA gebruikt. Deze wordt verricht met behulp van een ELISA-automaat. In 2010 zijn 284 patientensera getest. Een positief ELISA resultaat wordt bevestigd met zowel een IgG als IgM immunoblot. Met behulp van een blot kon in 42% van de positief/dubieus geteste C6 sera de aanwezigheid van specifieke antistoffen tegen Borrelia worden aangetoond. Helaas zijn er geen serologische testen beschikbaar om een actieve Lyme te onderscheiden van een behandelde of asymptomatische Lyme.
Coxiella burnetii (Q-koorts) diagnostiek Nederland werd in het voorjaar van 2008 getroffen door een epidemie van Qkoorts. Daar het aannemelijk was dat er vaker serologische diagnostiek aangevraagd zou worden heeft het Streeklaboratorium in maart 2009 de IFA (Immuno Fluorescentie Assay) als techniek op het laboratorium
26
geïntroduceerd. Het Streeklaboratorium verrichtte al de CBR, maar deze is minder gevoelig dan de IFA en in de CBR zijn de fases niet te onderscheiden. Uit het resultaat van de IFA kan beter de (immuun)status van de patiënt afgeleidt worden. In 2010 zien we dan ook een stijging in het aantal aanvragen van 90%. De meeste positief bevonden patiënten zijn afkomstig uit Flevoland.
Neem nu de stoffen water en zwavelzuur; als je water op je huid krijgt is er niets aan de hand maar als het zwavelzuur is dan heeft dat nare gevolgen. De voor de hand liggende conclusie is dan om te zeggen dat zwavelzuur een gevaarlijker stof is dan water omdat het effect meer ingrijpend is. Een gevaarlijke stof is dan misschien beter te omschrijven naar het effect wat deze uitoefent op de mens.
Column
Frank Dubbelaar Mijn naam is Frank Dubbelaar en ik werk als serologisch analist bij de GGD op het Streeklaboratorium in Amsterdam. Naast de gewone routinematige werkzaamheden in het laboratorium deel ik samen met een aantal andere collega’s de functie als biologisch veiligheidsfunctionaris. Zelf heb ik als aandachtspunt ondermeer ‘gevaarlijke chemicaliën’. In elk laboratorium wordt gewerkt met gevaarlijke chemicaliën, dus ook op het Streeklaboratorium. Gevaarlijke chemicaliën zijn stoffen die een gevaar voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemer kunnen leveren. Zo gedefinieerd, zijn de monsters waar wij mee werken ook te classificeren als een gevaarlijke stof. Waar ik als biologisch veiligheidsfunctionaris vooral mee te maken heb zijn de chemicaliën waarmee gewerkt wordt voor de analyse van onze monsters. Te denken valt aan de chemicaliën zoals zij aanwezig zijn in de gebruikte kits voor de uitvoering van onze testen, chemicaliën die verwerkt zijn in mengsels die wij zelf maken voor testen, bijvoorbeeld zoutzure alcohol en chemicaliën die nu eenmaal ‘gewoon’ in het laboratorium gebruikt worden; denk aan alcohol, aceton of de chloortabletten die gebruikt worden om laboratoriummateriaal te desinfecteren. De naamgeving ‘gevaarlijke stof’ is dus nogal ruim, want wanneer is een stof nu gevaarlijk te noemen?
Grofweg valt te zeggen dat gevaarlijke chemicaliën giftig, agressief, irriterend, brandgevaarlijk, kankerverwekkend, bedwelmend, explosief of giftig voor de voortplanting zijn. Dit is echter ook afhankelijk van het type stof, van de dosis en van de omstandigheden. Gezondheidsklachten (effecten) kunnen direct optreden, maar ook pas na jaren verschijnen en/of verergeren na langdurige blootstelling. Een acuut effect als blaarvorming of bewustzijnverlies is helder om een stof snel te kunnen classificeren als gevaarlijk maar vooral het effect dat pas zichtbaar is na verloop van tijd is lastig in te schatten. Een voorbeeld is het gebruik van asbest,
27
vroeger een veel gebruikt isolatiemateriaal, maar nu verboden omdat bekend is geworden dat de asbestvezel aanleiding geeft tot longkanker. Om zeker te zijn wil je dus een werksituatie creëren waarbij de grootte van het risico bij het gebruik van gevaarlijke chemicaliën zo laag mogelijk wordt gehouden. Iedereen weet wat risico in het dagelijks leven is, maar in risicobeheersing is het beter om risico meer kwantitatief te omschrijven, meestal als het product van de kans op een ongewenste gebeurtenis en het effect waarmee deze kan optreden. Hoe vaker (grotere kans) gewerkt wordt met een gevaarlijke stof hoe groter het risico. Maar ook: als een stof bijna niet wordt gebruikt maar waar het effect erg groot is, vertegenwoordigt dus een groter risico en is te omschrijven als een gevaarlijke stof. Ongewenste gebeurtenissen zijn bijvoorbeeld het inademen van een gevaarlijke stof, het spatten van een corrosieve stof of contact met de huid met een irriterende stof. Deze gebeurtenissen zijn te ondervangen door het gebruik van beschermingsmaatregelen zoals een veiligheidsbril, handschoenen en adembescherming. Het risico valt dus te beïnvloeden door het gebruik van persoonlijke beschermingsmaatregelen. Een andere manier om het risico zo laag mogelijk te houden is kennis van de gebruikte chemicaliën. Effecten als giftigheid, agressief, explosief en brandgevaarlijk zijn in getallen uit te drukken en daarmee kan de gebruiker een inschatting maken welk risico men loopt bij het gebruik van een bepaalde stof of een vergelijking maken of het gebruik van een andere stof de voorkeur verdient. Deze informatie is te vinden in de vorm als een MSDS (Material Safety Data Sheet ook wel veiligheidsinformatieblad, VIB genoemd) een document waarin de meest recente informatie te vinden valt
voor het omgaan en het werken met de gebruikte stof. Een MSDS bevat ook informatie over het smeltpunt, kookpunt, giftigheid, wijze van opslag, en EHBO. Het is wettelijk vereist dat er van iedere gevaarlijke stof waarmee wordt gewerkt een MSDS aanwezig is. In ons laboratorium is dit het geval, zowel in papieren versie op de afdelingen als een versie die te benaderen is in ons kwaliteit informatie systeem. Mijn taak is om periodiek te controleren of deze MSDS nog up to date zijn. Ook bij het in gebruik nemen van nieuwe testen of nieuwe analyseapparatuur die andere stoffen gebruiken dienen de juiste MSDS’s beschikbaar te zijn. Een stofeigenschap als een smeltpunt of kookpunt zal niet veranderen maar inzichten in bijvoorbeeld de schadelijkheid van een stof veranderen wel in de loop van de tijd en het is dus zaak om dit te weten. Een berucht voorbeeld is het gebruik van benzeen als grondstof voor de bereiding van plastics of als oplosmiddel. In het verleden werd deze stof veel gebruikt maar pas na jaren werd zichtbaar dat het leukemie veroorzaakt. MSDS’s zijn te verkrijgen via de fabrikant van de gebruikte kits of op internet te vinden. Zoals gezegd zijn MSDS’s ook handig om te onderzoeken of het gebruik van een andere stof de voorkeur verdiend. Om een praktijkvoorbeeld te geven: er werd mij gevraagd om voor het controleren van onze multichannel pipetten een bepaalde kleurstof te gebruiken. De MSDS leerde dat deze stof schadelijk is voor de gezondheid. De vervanger, een kleurstof die gebruikt wordt in de voedingsmiddelindustrie, is minder schadelijk. Er zal altijd met gevaarlijke chemicaliën gewerkt moeten worden, maar de grootte van de risico’s zijn in te schatten zodat een veilig gebruik te realiseren is.
28
Moleculaire diagnostiek
Sylvia Bruisten, medisch moleculair microbioloog Algemeen In 2010 was de uitbraak van de Mexicaanse griep al snel uitgedoofd en ook in de rest van het jaar was er geen grote uitbraak die zorgde voor heel veel werkdruk. De grootste omzet stijging werd veroorzaakt door de uitvoering van Trichomonas vaginalis, waarvoor ruim 1,5 keer meer testen werden aangevraagd dan in 2009, toen deze test werd geïntroduceerd in de moleculaire routine diagnostiek. Blijkbaar was voor Trichomonas vaginalis bij inzenders, zoals huisartsen, doorgedrongen dat deze soa een redelijk hoge prevalentie heeft en dat het dus zinnig is om hierop te testen met PCR waarbij de opbrengst groter is dan met een direct preparaat of in de kweek. De totale productie lag in 2010 lager dan in 2009, maar met ruim 8100 PCRs toch nog altijd een stijging ten opzichte van voorgaande jaren waarin geen griepgolf gediagnostiseerd hoefde te worden. Meer details zijn hieronder vermeld. Vanuit de soa-polikliniek kwamen er in 2010 ruim 13% minder aanvragen dan in 2009 voor herpes en syfilis diagnostiek. Vanuit de andere centra zoals de huisartsen en de samenwerkingspartner OLVG, kwamen er meer aanvragen, vooral weer voor norovirus (stijging van 90%) en liquor diagnostiek (+ 60%). Ook het aantal MRSA PCR bevestigingstesten steeg met 60% vanwege uitbraken in diverse verpleeghuizen in Amsterdam en omgeving. In 2010 werden naast de routine pakket testen voortgaande validatie studies uitgevoerd om testen te introduceren of over te zetten naar real time format. Zo werd de parechovirus PCR eind 2010 van experimentele test naar gevalideerde test getransformeerd en voornamelijk uitgevoerd op liquoren maar ook op feces materialen. De ARI testpakketten werden dubbel gedraaid voor klinische validatie. Daarbij bleken vooral de adenovirus en influenza B PCRs veel beter te scoren in real time format. Echter de RSV en rhinovirus PCRs ver-
toonden nog te vaak wisselende resultaten. Naar verwachting zal er in 2011 overgeschakeld worden naar een ARIbasispakket dat in overeenstemming is met de wensen van de verschillende inzenders.
Herpes virus bepalingen (HSV-1, HSV-2 en VZV) op blaasjesvocht Terwijl het aantal aanvragen vanuit de soa-polikliniek met 13% was gedaald waren er vanuit de overige inzenders juist 22% meer aanvragen op herpesvirus in 2010 (n=1589) dan in 2009. Voor de niet-soa-polikliniek inzenders bleven de herpes virus prevalenties nagenoeg gelijk aan die van vorig jaar: 26% HSV-1 positief en 19% HSV-2 positief. Ook varicella zoster virus maakte met 7,7% positief een pas op de plaats. Voor de soa-polikliniek steeg het aandeel HSV-1 positief naar 23% (dit is 4,2% hoger dan in 2009) terwijl HSV-2 met 31% positief ongeveer gelijk bleef. Daarbij werden er in 2010 ook bijna geen HSV-1 + HSV-2 dubbelinfecties meer gezien (n=1, 0.06%) wat waarschijnlijk duidt op een betere afname praktijk. Inmiddels
29
hebben alle afnamewatten een extra inpakfolie gekregen zodat het gevaar op hergebruik in de soa-polikliniek praktisch gezien sterk is gereduceerd. In hoeverre het toch mogelijk is dat een patiënt op enig moment blaasjes heeft ten gevolge van een dubbelinfectie is onduidelijk. Het aandeel varicella zoster virus positieven onder de soa-polikliniek bezoekers bleef gelijk op 0,5%. Dit verschil in aandeel VZV positieven met de niet-soapolikliniek aanvragen reflecteert duidelijk het verschil in risicogroepen. Syfilis en zachte sjanker Er was een duidelijke daling in het aantal aanvragen van zowel de soa-polikliniek als de overige inzenders van 13% voor de PCR op Treponema pallidum (verwekker van syfilis) op swabs van genitale zweren. Het aandeel positieven daalde naar 9,7% (niet-soa-polikliniek) en naar 7,9% (soa-polikliniek) in 2010, waarmee deze prevalentie al een aantal jaren aan het dalen is. Daarbij valt op dat de prevalentie onder soa-polikliniekbezoekers al vanaf 2008 daalde terwijl dat onder de niet soa-polikliniekaanvragen pas sinds 2009 is. Mogelijk hangt dit samen met een verschillend testbeleid: alle genitale blaasjesvochten worden zowel op herpes simplex virus als op Treponema pallidum getest terwijl vanuit huisartsenpraktijken of andere inzenders vaak een specifieke syfilis PCR aanvraag wordt gedaan, omdat bijvoorbeeld de herpes diagnostiek reeds elders wordt verricht. Op verzoek van de inzender kan er een Haemophilus ducreyi (HD, veroorzaker van zachte sjanker) PCR test worden uitgevoerd. Net als in voorgaande jaren waren alle 48 aangevraagde HD-PCR testen negatief in 2010. Trichomonas vaginalis De Trichomonas vaginalis (TV) parasieten diagnostiek middels PCR is sinds 2009 geïncludeerd in het pakket routine PCR bepalingen van het Streeklaboratorium. Het betrof in alle gevallen materialen van vrouwen en in de bijlage tabel is te zien
dat de prevalentie vooral hoog is in swabs van de vagina (7,1% positief) en de cervix (4,8% positief). De totale prevalentie bleef met ruim 5% gelijk aan die in 2009 terwijl het aantal aanvragen spectaculair groeide met 149% naar 1387. In de literatuur en in vorige studentenprojecten bleek dat er heel weinig TV positiviteit in mannelijke urinemonsters gevonden kon worden. Echter, het gebruik van de zeer gevoelige TMA test (op de Tigris) zou wel TV positiviteit bij mannen met non-gonococcal urethritis kunnen detecteren. In een nieuw studentproject wordt de routine PCR daarom vergeleken voor zowel vrouwelijke swabs als voor mannelijke urines. Het resultaat zal naar verwachting in 2011 beschikbaar komen. Liquor diagnostiek In 2010 werden er bijna 60% meer liquoren ingestuurd (n=368) voor onderzoek op neurotrope virussen. Daarvan werden er 11,4% positief gevonden voor enterovirus. Dit komt goed overeen met wat in eerdere jaren werd gevonden, namelijk 7 tot 13% positief. Helaas bleek het real time PCR format geen verbeterde sensitiviteit te geven ten opzichte van de nested PCR. Daarom werd een verdere optimalisatie uitgevoerd met weer een nieuwe klinische validatie periode die doorloopt tot in 2011. Humaan parechovirusdetectie was voorheen alleen met kweek mogelijk en de real time PCR bleek wel een verbeterde detectie op te leveren. Daarom is deze parechovirus PCR test wel in productie genomen. Echter geen enkele liquor (uit 63) was positief maar wel 3 van de 19 (15,8%) op parecho/ enterovirus verdachte feces monsters. In slechts 0,8% werd HSV-1 en in 1,8% HSV-2 positief gevonden in liquor wat voor beiden een lichte stijging betekende ten opzichte van 2009. VZV werd in 1,3% positief gevonden. In de overgrote meerderheid van de aanvragen werd er dus geen alfa-herpesvirus gevonden. Dat is meestal goed nieuws voor de inzender
30
want een herpesvirus PCR test wordt vaak vooral uitgevoerd omdat men een herpes infectie wil uitsluiten zodat men kan stoppen met de antivirale therapie. Kinkhoest diagnostiek Het aantal aanvragen voor kinkhoest diagnostiek vertoonde een daling in 2010 van 20% en het aandeel kinkhoest positieven is ook ruim 10% gedaald naar 7.5% voor Bordetella pertussis. Net als voorgaande jaren was het aandeel B. parapertussis erg laag (n=2, 0,7%) Door deelname aan een QCMD kwaliteitsrondzending bleek dat de detectie van B. parapertussis heel specifiek is met IS1001 als target, maar de detectie van B. pertussis met de IS481 als target gaf specificiteitsproblemen. Vooral Bordetella holmesii blijkt in praktijk te kunnen circuleren en deze wordt dan uitgegeven als B. pertussis. Naar verwachting heeft dit echter geen klinische consequenties omdat met dezelfde antibiotica behandeld wordt. Dat B. holmesii inderdaad voorkomt in klinische respiratoire materialen, werd ontdekt door deelname van ons laboratorium aan een RIVM studie die loopt in het kader van monitoring van kinkhoest vaccinatie efficiëntie. Daartoe werden er in 2010 beënte kweekplaten doorgestuurd naar het RIVM wanneer er een positief PCR resultaat was en/of wanneer er verdachte groei werd gezien. Van de 111 doorgestuurde kweken bleken er 79 patiënten zowel positief in PCR als in kweek, en de overige 32 waren PCR positief. Er waren 13 PCR positieve maar kweek negatieve monsters en de gemiddelde Ct waarde lag voor deze monsters op 33 tegen een Ct van 20-25 in de PCR positieven. Van de 32 PCR positieven waren er 19 (60%) ook kweekpositief. Uit de kweektypering bleek het om 15 B. pertussis, 1 B. parapertussis en 3 B. holmsii te gaan. Ook hier ligt de verklaring voor de foute typering met PCR in de detectie van het IS481 target. Uit een JCM publicatie van januari 2011 bleek het mogelijk om ook IS1002 als target voor kinkhoest PCR te gebruiken: dit
target komt wel voor in B. pertussis maar niet in B. holmsii. Een nieuwe PCR zal worden ontwikkeld in 2011 die beter discriminerend is voor B. pertussis en B. holmesii. Influenza A en H1N1 typering: uitbraak Mexicaanse griep In maart 2010 werd in Nederland officieel de in 2009 gestarte Mexicaanse griep als beëindigd gemeld. Ook in het Streeklaboratorium kwamen tot maart 2010 aanvragen binnen op ‘nieuwe variant’ H1N1 influenza A virus (H1N1nv), maar ook vanaf december 2010 werden weer nieuwe gevallen gemeld in Nederland en werd er direct weer volop getest op het matrix gen van influenza A virus. Het percentage positief daalde over 2010 naar 1,2% terwijl dit in het pandemische jaar 2009 nog op ruim 20% lag. In geval van een positieve matrix PCR werd in het merendeel doorgetest en in de meeste gevallen (90%) het pandemische H1N1nv virus gevonden. Overige acute respiratoire infecties (ARI) Het aantal respiratoire infectie pakket aanvragen (ARI diagnostiek) was lager in 2010 dan in de jaren daarvoor. In 2010 betrof verreweg het grootste aandeel positieven een RSV infectie, namelijk 48,5%. Daarna werd vooral picornavirus (rhinovirus+ enterovirus) positief gevonden, namelijk 22,6%. Voor adenovirus vonden we 4,7% positief. Voor influenza A liep het aandeel terug naar 1,2% en dit was altijd het 2009 type H1N1. Opvallend was de circulatie van Mycoplasma pneumoniae, (1,3%), een bacterie die jarenlang niet of nauwelijks gevonden werd als respiratoir pathogeen. Multipele infecties zijn naar alle waarschijnlijkheid onder gerapporteerd omdat de ARI testen werden stopgezet in geval van een positieve influenza test. Toch werd er nog in 51 gevallen (16,7%) meer dan 1 pathogeen gevonden en in 43/51 (84%) van de gevallen was er een picornavirus (rhinovirus of enterovirus) betrokken in deze (vooral) dubbelinfecties.
31
De ARI test wordt nog altijd als twee multiplex nested PCRs uitgevoerd. Een aantal real-time PCRs voor RSV, influenza A/B, adenovirussen en rhino/enterovirus werden samen met humaan metapneumovirus in externe rondzendingen en prospectief in patiënten materialen geëvalueerd in 2010. Naar verwachting zal dit ARI- basispakket in 2011 geïmplementeerd kunnen worden. Norovirus diagnostiek In 2010 waren er wederom ruim 90% meer aanvragen ten opzichte van 2009, dus een doorgaande stijging zoals afgelopen jaren. Het aandeel positieven was met 33% wel beduidend lager dan in voorgaande jaren (rond de 50%). Net als in 2009 zijn er ook in 2010 veel uitbraken van gastro-enteritis veroorzaakt door genotype II4, zoals te volgen in TypeNet van het RIVM.
Hiervan waren 30 monsters RNA positief (55,5%) en deze werden allen aangevraagd voor genotypering die met de inhouse HCV core PCR werd uitgevoerd. Er werden 9 monsters getypeerd als genotype 1 (30%); 5 als genotype 4 (17%); 3 als genotype 3A en 2 als genotype 2. Er werden dit jaar geen dubbelinfecties gedetecteerd. Voor 11 monters was typering niet mogelijk, waarschijnlijk vanwege te lage load.
Chlamydia trachomatis en LGV serovartypering Vanaf 2008 worden er naast de reguliere soa-diagnostiek ook Chlamydiatesten uitgevoerd in het kader van de CSIstudie. Daarom zijn er 2 aparte tabellen toegevoegd in de bijlage met productiecijfers. Dan is te zien dat er een flinke stijging tot ruim 55.000 bepalingen (toename van 8,8%) was in de reguliere diagnostiek. Ook het aandeel chlamydia MRSA positieven steeg tot 10,1% en dit is 1 á De bevestigings duplex PCR op het 2% hoger dan in voorgaande jaren. SA442 gen van Staphylococcus aureus en Mogelijk is dit een reflectie van de triage het MecA gen op reinkweken om vast te bij bezoeken van de soa-polikliniek: stellen of het daadwerkelijk om een alleen de hoogste risico patiënten komen MRSA stam gaat, werd 99 keer uitgenog in aanmerking voor onderzoek op voerd in 2010. Dit is een stijging van 60% de soa-polikliniek, anderen worden ten opzichte van 2009. In bijna 87% van verwezen naar hun huisarts. Van de de aanvragen bleek het inderdaad om chlamydia positieven werden 650 moneen MRSA stam te gaan. Dit is bijna een sters (11,7%) doorgetest op aanwezigverdubbeling ten opzichte van 2009. Het heid van serovar LGV. Hiervan bleken er ging om kleine aantallen maar er lijkt 54 positief voor LGV en dit is met 8,3% toch sprake te zijn van een stijging in een daling ten opzichte van 2009 (13%) 2010 van het aantal nieuw en 2008 (15%). gediagnosticeerde MRSA positieven. Het aantal aanvragen in het kader van de CSI studie stabiliseerde op bijna 20.000 Hepatitis A PCR, inclusief typering aanvragen. Hiervan werden er 737 (3,7%) Op aanvraag werd een klein aantal positief voor chlamydia, in lijn met de (totaal 12) feces en serum monsters prevalentie die in Amsterdam in de getest op hepatitis A virus RNA. Daarvan voorgaande jaren werd gevonden (3 á waren er slechts 3 positief voor HAV: 2 4%). feces en 1 serum monster. Gonorrhoe nucleïnezuur testen Hepatitis C amplificatie, inclusief In totaal werden er 42.106 NG TMA typering amplificatie testen uitgevoerd. Daarvan Er werden in 2010 slechts 54 aanvragen werden 913 materialen (2,2%) positief en voor HCV RNA gedaan. Dit werd uitge36 dubieus positief (0,2%) bevonden wat voerd met de HCV TMA test op het een lichte stijging is ten opzichte van OLVG.
32
2009. Deze prevalentie blijft tamelijk laag.
andere moleculaire technieken om microorganisme te typeren. Deze afwisseling van werkzaamheden houdt het werk leuk en is praktisch omdat het aantal aanvragen per week Column nogal kan fluctueren. Als er extreem veel Mirjam Dierdorp aanvragen zijn, bijvoorbeeld door een Sinds oktober 2000 werk ik als analist op uitbraak van norovirus, kunnen er extra de afdeling moleculaire biologie van het analisten ingezet worden op de routine. streeklaboratorium. In die tien jaar is er Als het wat rustiger is op de routine kan flink wat veranderd op deze afdeling. er meer gedaan worden aan het ontwikToen ik begon werden er 4 PCRs voor kelen van de testen en onderzoek. routine diagnostiek gedaan. Namelijk herpes, syfilis+hemophilus ducrei, entero en kinkhoest PCR. Daar zijn steeds meer PCR’s bij gekomen en nu doen we al veertien PCR’s voor de routine. Maar ook de PCR zelf is veranderd. Van de conventionele PCR met gel-detectie zijn we overgegaan naar real-time PCR. Bij real-time PCR kun je tijdens de PCR de vorming van het PCR product al volgen. Er is geen aparte detectiestap meer nodig waardoor het minder tijd kost om een test uit te voeren en de uitslag eerder bekend is. Gelukkig is het aantal analisten meegegroeid met het aantal testen wat we uitvoeren, zodat er ruimte blijft voor het ontwikkelen van nieuwe testen. Want dat vind ik één van de leuke dingen van deze afdeling. Een ander leuk punt van deze afdeling vind ik dat analisten ook vaak mee werken aan wetenschappelijk onderzoek. Hierdoor gebruik je naast PCR allerlei
33
Research, onderwijs, projecten
Wetenschappelijk onderzoek In 2010 waren er 2 Postdoc projecten betreffende moleculaire epidemiologie van virale hepatitis B en hepatitis C. Het HBV Postdoc project van dr. Robin van Houdt is met een half jaar verlengd vanwege detachering bij de Gezondheidsraad. Dr. Van Houdt werkte daar als Wetenschappelijk Secretaris voor de commissie Q-koorts. Dit in verband met de aanhoudende Q-koorts uitbraak in Brabant, Gelderland, Limburg en Utrecht. Dit heeft uiteindelijk tot een advies geleid waarin gepleit wordt voor het vaccineren van patiënten met ernstige aandoeningen of afwijkingen aan hartkleppen en/of vaatwand. Het Postdoc project betreffende moleculaire HCV studies van dr. Thijs van de Laar is begin 2010 gestopt omdat de subsidie ten einde liep en omdat dr. Van de Laar gestart is met zijn opleiding tot medisch moleculair microbioloog (MMM) op het VUMC. Daarnaast liepen er twee promotietrajecten betreffende de moleculaire epidemiologie van bacteriële soa. Sinds 2006 loopt het promotietraject van drs. Ray Heijmans op moleculaire typering van bacteriële verwekkers van gonorrhoe en syfilis, met als doel om transmissienetwerken en risicogroepen aan elkaar te koppelen. Eind 2010 is een verlenging van 6 maanden toegekend op basis van een nieuw R&D project van GGD Amsterdam-Streeklaboratorium specifiek geld. Naar verwachting zal promotie van drs. Heijmans in 2011 volgen. In augustus 2008 is een tweede bacteriële soa promotietraject gestart op het gebied van typering van Chlamydia trachomatis dankzij eveneens een GGD-Streeklaboratorium gebonden R&D subsidie en aanvullende financiering uit een toegekend ZonMW project betreffende netwerkstudies onder mannen met homoseksuele contacten. De uitvoerder is drs. Reinier Bom.
Lopende promotieprojecten Optimizing the national prevention strategies against hepatitis B, using molecular epidemiology and mathematical modelling Projecttitel
Optimizing the national prevention strategies against hepatitis B, using molecular epidemiology and mathematical modelling
Uitvoerder als Postdoc Projectleden
Dr R. van Houdt Prof. Dr. R.A. Coutinho Dr. S.M. Bruisten Promotie op 24 juni 2009 1 mei 2008 – 1 mei 2011 Onderbreking 1 maart 2010 – 1 augustus 2010 ZonMW Grant nr 50-50800-98-024 RIVM GGD Streeklaboratorium co-financiering
.
Looptijd vervolgtraject Financier
Het hepatitis B virus in de landelijk verzamelde sera van acuut geïnfecteerden wordt sinds 2004 gesequenced en deze sequenties worden opgeslagen in een landelijke databank. Aan deze sequenties worden patiëntgebonden data aangaande risicogedrag van de afgelopen 6 maanden gekoppeld via het landelijke meldingssysteem OSIRIS. Deze koppeling maakt het mogelijk om te kijken welke stammen er circuleren onder bepaalde risicogroepen en of er doorgaande transmissie is van bepaalde
34
stammen en onder welke groepen. De bedoeling van het huidige project is om meer inzicht te verkrijgen in de transmissie van hepatitis B in Nederland en wat het effect van vaccinatie gericht tegen risicogroepen hierop is. Dit inzicht willen we verkrijgen met behulp van moleculaire epidemiologie en mathematische modellering. Na bestudering van de moleculaire epidemiologie van hepatitis B onder homomannen van de Amsterdam Cohort Studies (ACS) werd duidelijk dat onder deze groep al minstens 25 jaar dezelfde virusstam circuleert. Dit fenomeen lijkt niet typisch voor Nederland te zijn, maar lijkt ook plaats te vinden in meer westerse landen. In 2010 zijn alle anti-HBc seropositieve deelnemers van de Amsterdam Cohort Studies (ACS) getest op de aanwezigheid van HBsAg. Hieruit bleek dat 244 homomannen en 97 druggebruikers chronisch geïnfecteerd waren in de ACS tussen 1984 en 2003. Van alle chronisch en acuut geïnfecteerde deelnemers aan de ACS werd de viral load en de virale sequentie bepaald en onderling vergeleken. Deze vergelijkingen moeten inzicht geven in het aandeel nieuwe hepatitis B infecties dat veroorzaakt wordt door chronische dragers. De resultaten zijn nog niet volledig, maar de viral load bepaling in de ACS lijkt niet optimaal te zijn doordat de afnamedata van opgeslagen sera van de acuut geïnfecteerden meestal ver van het daadwerkelijke moment van infectie afliggen. Wel is gebleken dat onder homomannen en druggebruikers een ongebruikelijk hoog percentage chronisch drager wordt, respectievelijk 23% en 28%. De genotypering zal naar verwachting afgerond worden in 2011. Een groot deel van de paramaters die voor het modelleren nodig zijn, zullen pas aan het einde van dit project beschikbaar komen. De eerste resultaten uit de modellering worden dan ook pas in 2011 verwacht. Er zal opnieuw een basis reproductiegetal voor hepatitis B in Nederland berekend worden. Omdat het vaccineren van jonge homomannen nu een speerpunt in de campagne is geworden, zal het effect hiervan op de incidentie van hepatitis B in deze groep bekeken worden. Dr. R. van Houdt is per 29-12-2010 geregistreerd als medisch moleculair onderzoeker (MMO) bij de SMWBO. Moleculaire Epidemiologie van syfilis en gonorroe. Projecttitel
Moleculaire Epidemiologie van syfilis en gonorroe
Uitvoerder Promotor co-promotor Looptijd Financier
Drs. Ing. R. Heymans Prof. Dr. R.A. Coutinho Dr. S.M. Bruisten 1 december 2006 – 1 december 2011 (verlenging) R&D 2006 en 2007 ZonMW netwerkstudie MSM Grant nr 12 010008 R&D 2010, Resistentie project
De toename van gonorroe onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) lijkt veroorzaakt door een stijging van risicovol seksueel gedrag. De huidige voorlichting, preventie en behandeling van de index-cliënten is blijkbaar niet adequaat om deze mondiale trend teniet te doen. Om de transmissieketens te doorbreken werd in een gezamenlijke studie van het Streeklaboratorium en het RIVM met succes een Multiple-Locus Variable-Number Tandem Repeat Analysis (MLVA) ontwikkeld voor het identificeren en definiëren van N. gonorrhoeae (NG) transmissienetwerken. Genotypering met behulp van NG-MLVA is inmiddels toegepast in twee studies. In de eerste studie werd de verminderde gevoeligheid van NG voor 3e generatie cefalosporines (â-lactam antibiotica) onderzocht onder bezoekers van de soa-
35
polikliniek. Van 2006 t/m 2008 werden 202 NG positieve isolaten geselecteerd op basis van de gevoeligheid voor cefotaxime. Nader onderzoek naar de resistentiegenen van NG leidde tot de identificatie van het zogenaamde penA mozaïek gen in 53 isolaten. Dit gen codeert voor penicillin binding protein 2 (PBP2), het primaire doelwit van â-lactam antibiotica. Veranderingen in de structuur van PBP2 leidt in veel gevallen tot een verminderde antimicrobiële werking van onder andere cephalosporines. Alle penA mozaïek positieve isolaten werden tot hetzelfde NGMLVA cluster geclassificeerd, waaruit kan worden geconcludeerd dat de isolaten klonaal verwant zijn. Er werd tevens een sterke associatie gevonden tussen de aanwezigheid van een penA mozaïek gen en verminderde gevoeligheid voor cefotaxime, ceftriaxon en met name cefixime. De snelle verspreiding van deze virulente stam wordt mogelijk gefaciliteerd door het hoogrisico gedrag binnen deze populatie. Grondige surveillance is van belang om inzicht te verkrijgen in de introductie en verspreiding van dergelijke verminderd gevoelige NG stammen en voor het tijdig identificeren van potentiële gevallen van behandelingsfalen. In een tweede studie wordt de mogelijkheid onderzocht om binnen de Amsterdamse MSM populatie, door middel van genotypering van NG stammen, clusters te identificeren en te definiëren met behulp van onderscheidende epidemiologische karakteristieken. In 2008 en 2009 werden MSM die de soa-polikliniek bezochten gerekruteerd voor deelname aan een netwerkstudie indien zij 18 jaar of ouder waren en homoseksueel contact hadden gehad in de 6 maanden voorafgaande aan inclusie. Van 246 geïncludeerde patiënten met een gonorroe infectie werden de isolaten getypeerd met NG-MLVA. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat er verschillende clusters te onderscheiden zijn. Dit duidt mogelijk op verschillende NG transmissienetwerken binnen de Amsterdamse MSM populatie.
Introductie van penA mozaïek gen positieve N. gonorrhoeae isolaten in Amsterdam
36
Column
Ray Heijmans Sinds december 2006 ben ik werkzaam als onderzoeker in opleiding (OIO) bij het Streeklaboratorium van GGD Amsterdam. Tijdens de afgelopen vier jaar heb ik onderzoek gedaan naar de verspreiding van de seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) syfilis en gonorroe. De werkzaamheden betroffen voornamelijk ontwikkeling, validatie en toepassing van moleculaire typeringsmethoden om de verspreiding van deze soa te bestuderen binnen de hoog en laag risicogroepen in Amsterdam. Het gebruik van moleculaire typeringsdata in combinatie met epidemiologische data moet het mogelijk maken om seksuele partners direct of indirect aan elkaar te linken en transmissienetwerken in kaart te brengen. Een recent ontwikkelde typeringsmethode voor gonorroe wordt inmiddels met succes toegepast in studies naar antimicrobiële resistentie en de verspreiding van gonorroe binnen specifieke hoog risicopopulaties. Het uiteindelijk doel is het verwerven van inzichten die nodig zijn voor de ontwikkeling van succesvolle interventiestrategieën. De microbiologische werkzaamheden alsmede de mogelijkheid om wetenschappelijk onderzoek en maatschappelijke vraagstukken direct aan elkaar te koppelen dienen voor mij als een belangrijke drijfveer om dit onderzoek te doen. Breed en toegepast onderzoek met als doel verbetering van de volksgezondheid. Het is een uitdagende en afwisselende baan.
37
Moleculaire epidemiology van Chlamydia trachomatis. Projecttitel
Moleculaire epidemiologie van Chlamydia trachomatis
Uitvoerder Promotor co-promotoren
Drs. R.J.M. Bom Prof. Dr. R.A. Coutinho Dr. S.M. Bruisten Dr. M. Schim van der Loeff 1 augustus 2008 – 1 augustus 2012 R&D 2007 ZonMW netwerkstudie MSM Grant nr 125010008
Looptijd promotietraject Financier
Onder specifieke risicogroepen zoals mannen die seks hebben met mannen (MSM), tieners en migranten is de hoogst prevalente seksueel overdraagbare aandoening een infectie met Chlamydia trachomatis (CT). Hoewel er van CT 18 serovars bekend zijn (gebaseerd op het MOMP eiwit) en nog meer genovars (varianten van ompA, het coderende gen voor MOMP), wordt ongeveer 70% van de urogenitale infecties veroorzaakt door serovars D, E en F. Ook zijn de sequenties van ompA binnen één serovar erg geconserveerd. Hierdoor resulteert conventionele typering (gebaseerd op MOMP of ompA) in erg weinig aanvullende epidemiologische data. Een typeringsmethode met een hogere resolutie is dan ook gewenst. Klint et al. (2007) beschreven een multilocus sequentie typeringsmethode (MLST) voor CT, waarin hij ompA combineert met vijf andere variabele regio’s. Pedersen et al. 2009 beschreven een multilocus VNTR analyse (MLVA), die ompA combineert met drie hoog variabele single repeats. We hebben in 2010 deze gepubliceerde methodes vergeleken met het conventionele ompA typeren. Daarbij hebben we beide methodes aangepast door kortere regio’s te gebruiken en nested PCRs uit te voeren op een panel van 30 heteroseksuele koppels die per stel positief waren voor Chlamydia trachomatis. Voor 18 koppels werden complete data verkregen met betrekking tot alle technieken en alle Chlamydia regio’s. In 17 van de 18 koppels werd exact dezelfde Chlamydia bacterie gevonden maar in één stel bleken 2 duidelijk van elkaar verschillende varianten de bron van infectie. De aangepaste MLST versie bleek daarbij het beste te discrimineren en tegelijkertijd veel resolutie ten opzichte van ompA genotypering te laten zien. Ook werden de drie dominante serovars, D, E en F in meerdere MLST sequentietypes opgebroken. Dit laat ziet dat, hoewel Chlamydia genoom sequenties over het algemeen heel geconserveerd zijn, er toch genoeg polymorfisme is voor epidemiologische cluster analyse. Vervolgens zijn we in 2010 begonnen met de beste typeringstechniek, de aangepaste MLST, te gebruiken voor moleculair epidemiologische cluster analyse. Het eerste project waarvoor deze is gebruikt, is het CUSTEPA project. Het doel van dit project is om Chlamydia positieve monsters uit zowel Paramaribo (Suriname) te vergelijken met monsters van de Amsterdamse soa-polikliniek. Hierbij zal gekeken worden naar de mogelijke transmissie van Chlamydia stammen tussen de 2 steden. Ook is er gestart met de MSM Netwerk Studie. In deze studie typeren we de Chlamydia positieve monsters van MSM die de Amsterdamse soa-polikliniek hebben bezocht. Met behulp van deze gegevens proberen we de transmissie patronen van Chlamydia onder MSM binnen Amsterdam te bepalen. Als laatste is er begonnen met het verzamelen van monsters in Nanjing (China). Deze monsters zullen vergeleken worden met de monsters uit Paramaribo en Amsterdam.
38
Opleidingen, bijeenkomsten en publicaties Na het succes in 2009 is op 16 november 2010 wederom een minisymposium voor relaties en inzenders van GGD Amsterdam georganiseerd door dr S.M. Bruisten, dr. E. van Leent en mevr W. Maruanaya. Het thema was dit keer soa diagnostiek met aandacht voor specifieke soa, zoals Chlamydia type LGV, hepatitis C en syfilis, maar ook over de epidemiologie van chlamydia en gonorroe. Voor deelnemers van diverse beroepsgroepen zoals huisartsen, medisch microbiologen en GGD artsen leverde dit 2 nascholingspunten op. Het was een geslaagde avond en de dia’s van de presentaties zijn beschikbaar gesteld op de website van het Streeklaboratorium: www.streeklaboratorium.nl Andere vormen van het verzorgen van nascholing: Netherlands Institute for Health Sciences (NIHES) college door dr. S.M. Bruisten en dr. T. van de Laar op 19 maart 2010 College Epidemiologie voor 3e jaars studenten Medische biologie door dr. R. van Houdt en drs. R. Bom op 6 april 2010. Dr. R. van Houdt was ook organisator van de Workshop “Hepatitis B in Nederland: Waar komt de evidence-base voor het vaccineren van risicogroepen vandaan?”, nationale hepatitisweek (NHC), 19 januari 2010 Er is ook nascholing genoten door medewerkers van het Streeklaboratorium in 2010: Discipline Gevolgde opleidingen/symposia 2010 Artsenmicrobioloog 20th European Conference on Clinical Microbiology and Infectious Diseases, 10-13 april 2010, Wenen NVMM voorjaarsvergadering, Arnhem, 20-21 april 2010 12th International Conference on Lyme borreliosis and other tick-borne diseases, 26-29 september 2010, Ljubljana Voor een uitgebreid overzicht verwijzen wij u naar het jaarverslag 2010 van het OLVG Medisch moleculair microbioloog S. Bruisten
Eurovirology/ESCV congres Cernobbio, Como, Italië, 7-10 april Onderzoeksdag GGD Infectieziekten, 6 februari Dutch annual virology symposium, 5 maart NWKV vergaderingen 19 januari, 1 juni, 5 oktober WMDI vergaderingen 26 januari, 18 mei, 21 september Soa HIV Expert meeting, RIVM, 18 juni NVMM Voorjaarsvergadering, 20 en 21 april NVMM Najaarsvergadering, Amsterdam, 18 en 19 november STI-HIV Expert Meeting, Londen, UK, 6 augustus MEEGID X, Amsterdam, 3-5 november Streeklaboratorium symposium, Akantes, Amsterdam, 16 november
39
Discipline
Gevolgde opleidingen/symposia 2010 (vervolg)
NCHIV dag, Tropeninstituut, Amsterdam, 23 november CCKL auditoren terugkomdag, Utrecht, 1 december Symposium Chlamydia trachomatis, VUMC, Amsterdam, 17 december
Onderzoekers R. Bom
R. Heijmans
T. van de Laar
R. van Houdt
Werkbezoek, Uppsala, Zweden; 20 April – 21 Mei 16th International BioInformatics Workshop on Virus Evolution and Molecular Epidemiology, Johns Hopkins University, Rockville, VS; 29 Augustus – 3 September MEEGID X, Amsterdam, 3-5 november Infectious Diseases cursus, AMC, Amsterdam; 14 – 17 December International Basic Training Workshop on BioNumerics and GelCompar II, Gent, België, 24 Maart 16th International BioInformatics Workshop on Virus Evolution and Molecular Epidemiology, Johns Hopkins University, Rockville, VS; 29 Augustus – 3 September RIVM Expertmeeting Soa &HIV, 18 juni 25th IUSTI Europe Conference, Tbilisi, 23 September, 2010 6de Landelijke Hepatitisweek, Amersfoort, 19-23 januari Eurovirology/ESCV congres Cernobbio, Como, Italië, 7-10 april 45th Annual meeting of the European Association for the Study of the Liver (EASL), Vienna, Austria, 14-18 April Expert meeting on Acute HCV among HIV positive patients, Paris, France, 21 mei 6de Landelijke Hepatitisweek, Amersfoort, 19-23 januari Eurovirology/ESCV congres Cernobbio, Como, Italië, 7-10 april International Q Fever Conference, Breda, 25-26 februari NVMM Najaarsvergadering, Amsterdam, 18 en 19 november Federa Landelijke Wetenschapsdag, Leiden, 18 juni
Analisten moleculaire biologie
On site ABI3130 sequentie analyse (1) BHV-cursus (1) Analisten serologie/virologie Immunologie voor microbiologisch analisten (1) Training deskundigheidsbevordering interne auditor (4) Arbozorg in laboratoria (2) DSX technische training (1) Biologisch en Medisch laboratoriumonderzoek(1)
40
Discipline
Gevolgde opleidingen/symposia 2010 (vervolg)
Hoofdanalist serologie/virologie K. Adams
Associate Degree Klinische Chemie (1) Congres ‘De Juiste Zet’ (1)
Verzuimtraining, 12-01-2010 NVML Congres ‘De Juiste Zet’, 23-03-2010 NVVM Voorjaarsvergadering, 20+21 april 2010 Abbott Symposium, 08-06-2010 ICM Psychologie in 9 maanden, mrt t/m nov 2010 GGD Amsterdam soa minisymposium, 16-11-2010
Analisten bacteriologie Antibiotica en resistentie (1) Resistentiemechanismen (3) Vitek training (3) Cursus ESBL (2) Cursus ARBO (1) Deelcertificaten HLO bacteriologie (1) TBC-dagen RIVM (2) Immunologie voor microbiologisch analisten (3) Digitale fotografie voor microscoop (3) Symposium medische mycologie (3) Dermatophytenwokshop (2) DS2 training (2) Triple Faeces Test diagnosteik (3) Interne audit (3) Parasitolgie SKML bijeenkomst (2) Training Inkoopsysteem Esize (2) Training BVF (2) Symposium resistentie Biomerieux (2) Vitek meeting (1) Glims workshop (1) Basiscursus Glims (1) Powerpoint (3) Excel basis (2) Excel vervolg (3) Outlook (8) Hoofdanalist bacteriologie I. Linde
NVVM Voorjaarsvergadering NVML symposium NVMM Najaarsvergadering
41
Discipline
Gevolgde opleidingen/symposia 2010 (vervolg)
Hoofd Administratie D. Abma
TBC-dagen RIVM Symposium soa-diagnostiek Training Inkoopsysteem Esize Vitek meeting
Verzuimtraining Falke en Verbaan Training Inkoopsysteem Esize BHV-cursus
Medewerkers Administratie Cursus loonadministratie Training Inkoopsysteem Esize Cursus ‘Schrijven voor het Web’ Bedrijfsbureau Nascholing Kerteza interne audits Hoofd Streeklaboratorium A. Speksnijder
KNAW virologie symposium, 5 maart NIHES Epidemiologie cursus, 15-19 maart NVMM wetenschappelijke voorjaarsvergadering, 20/21 april RIVM Expertmeeting soa & hiv, 18 juni
42
Voordrachten en posterpresentaties 2010 M. Diaz en TJW van de Laar: Workshop: Coinfectie Hepatitis C en HIV. 6de Landelijke Hepatitisweek, 19-23 januari 2010, Amersfoort, Nederland (oral) TJW van de Laar, XT Thomas, SJ Aronson, CJ Weegink, M Prins, J Schinkel. Molecular epidemiology of HCV genotype 2 in Amsterdam: contaminated blood products, injecting drug use and bridging from Surinam. 4th European Congress of Virology, 7-11 April 2010, Cernobbio, Italy (poster) TJW van de Laar, M Rondy, SM Bruisten, M Prins, M van Ballegooijen. Long term follow-up of injecting drug users suggests protective immunity against HCV reinfection and superinfection with a similar genotype. 4th European Congress of Virology, 7-11 April 2010, Cernobbio, Italy (oral) TJW van de Laar, M Rondy, SM Bruisten, M Prins, M van Ballegooijen. Long term follow-up of injecting drug users suggests protective immunity against HCV reinfection and superinfection with a similar genotype. 45th EASL, 14-18 April 2010, Vienna, Austria (poster) TJW van de Laar. Who gets infected? Virological and immunological aspects of acute HCV infection and reinfection. On behalf of the International Network on Hepatitis in Substance Users at 45th EASL, 14-18 April 2010, Vienna, Austria (oral) R van Houdt Optimization of the current vaccination strategy using molecular epidemiology and mathematical modelling. Federa Landelijke Wetenschapsdag, Leiden, 18 juni (oral). R van Houdt Workshop: Hepatitis B in Nederland: Waar komt de evidencebase voor het vaccineren van risicogroepen vandaan? 6de Landelijke Hepatitisweek, 19-23 januari 2010, Amersfoort, Nederland (oral) R Heymans, LM Schouls, H van der Heide, SM Bruisten. Multiple-Locus Variable-Number Tandem Repeat Analysis for Neisseria gonorrhoeae. IUSTI, 23 September, Tbilisi, 2010 (Oral). R Heymans, LM Schouls, H van der Heide, SM Bruisten. Multiple-Locus Variable-Number Tandem Repeat Analysis for Neisseria gonorrhoeae.16th International Bioinformatics Workshop on Virus Evolution and Molecular Epidemiology, Washington DC, 29 Augustus, 2010 (Poster). RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. The Validation of High Resolution Typing Methods for Chlamydia trachomatis Epidemiology. NVMM/NVvM Voorjaarsvergadering, Papendal, 19 - 21 april 2010 (poster). RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. The Validation of High Resolution Typing Methods for Chlamydia trachomatis Epidemiology. 12th ISHCI, Hof bei Salzburg, Oostenrijk, 20 – 25 juni 2010 (poster). RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. The Validation of High Resolution Typing Methods for Chlamydia trachomatis Epidemiology. 16th International BioInformatics Workshop on Virus Evolution and Molecular Epidemiology, Johns Hopkins University, Rockville, VS; 29 Augustus – 3 September 2010 (oral). RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. The Validation of High Resolution Typing Methods for Chlamydia trachomatis Epidemiology. 25th IUSTI Europe Conference, Tbilisi, Georgië, 23 - 25 September, 2010. (poster) RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. High Resolution Typing of Chlamydia trachomatis. MEEGID X, Amsterdam, 3 – 5 November 2010 (oral) RJM Bom, MS van Rooijen, SM Bruisten. High Resolution Typing of Chlamydia trachomatis. 7th Annual Amsterdam Chlamydia Meeting, Amsterdam, 17 December 2010 (oral) Serologic diagnosis of syphilis: role of chemoluminescence immunoassay (CLIA) and immunoblot A.P. van Dam. NVMM voorjaarsvergadering, 20-21 april 2010. C6 peptide in CSF in diagnosing Lyme neuroborreliosis N.D. van Burgel,
43
A. Brandenburg, H.J. Gerritsen, A.P. van Dam. NVMM voorjaarsvergadering, 20-21 april 2010 Comparison of four different commercial assays for the detection of antistreptolysin O antibodies. A.P. van Dam, E.C. Beukelaar, M.G.L.M. Elisen. Poster, NVMM voorjaarsvergadering, 20-21april 2010 Detection of Mycobacterium tuberculosis DNA in respiratory and nonrespiratory specimens M. Scholing, N. Zeeman, J. V. Leegwater, I. Linde, A.P. van Dam. Poster, NVMM voorjaarsvergadering, 20-21 april 2010 The urokinase receptor (uPAR) facilitates clearance of Borrelia burgdorferi, Joppe W.R. Hovius, Maarten F. Bijlsma, Jeroen Coumou, Anneke Oei, Alje P. van Dam, Penghua Wang, Erol Fikrig, Marcel M. Levi, Joris J.T.H. Roelofs, Tom van der Poll. 12th International Conference on Lyme borreliosis and other tick-borne diseases, 26-29 september, Ljubljana Value of a two-tier test for the diagnosis of Lyme borreliosis. Alje P. van Dam, Jeroen Coumou. Poster, 12th International Conference on Lyme borreliosis and other tick-borne diseases, 26-29 september, Ljubljana CXCL13 in CSF as a biomarker for diagnosing Lyme neuroborreliosis. Nathalie D. van Burgel, Aloys C.M. Kroes, Alje P. van Dam. Poster, 12th International Conference on Lyme borreliosis and other tick-borne diseases, 26-29 september, Ljubljana Identification of antigenic Ixodes scapularis salivary proteins using yeast surface display technology. Tim Schuijt, Sukanya Narasimhan, Sirlei Daffre, Joppe Hovius, Alje van Dam, Erol Fikrig. Poster, 12th International Conference on Lyme borreliosis and other tick-borne diseases, 26-29 september, Ljubljana Publicaties R Heijmans, JJ van der Helm, HJC de Vries, HAS Fennema, RA Coutinho, SM Bruisten. Clinical value of Treponema pallidum real-time PCR for diagnosis of syphilis. J Clin Microbiol. 48(2):497-502, 2010 R van Houdt, SM Bruisten, RB Geskus, M Bakker, KC Wolthers, M Prins, RA Coutinho. Ongoing transmission of a single hepatitis B virus strain among men having sex with men in Amsterdam. J Viral Hepatitis 17(2):108-114, 2010. Koedijk FD, R van Houdt, SJM Hahnné, IK Veldhuijzen, RA de Man, RA Coutinho, SM Bruisten, HJ Boot. Afname in meldingen van acute hepatitis B in Nederland. NTVG 154 :632-638, 2010. IV Senechkin, AG Speksnijder, AM Semenov, AH van Bruggen, LS van Overbeek. Isolation and partial characterization of bacterial strains on low organic carbon medium from soils fertilized with different organic amendments. Microb Ecol. 60(4):829-39. Epub 2010 Quint KD, Bom RJ, Bruisten SM, van Doorn LJ, Nassir Hajipour N, Melchers WJ, de Vries HJC, Morre SA, Quint WG. Comparison of three genotyping methods to identify Chlamydia trachomatis genotypes in positive men and women. Mol Cell Probes, 24(5): 266-270, 2010 M Vogel, TJW van de Laar, B Kupfer, HJ Stellbrink, T Kümmerle, S Mauss, G Knecht, A Berger, SM Bruisten, J Rockstroh. Phylogenetic analysis of acute hepatitis C virus genotype 4 infections among human immunodeficiency virus positive men who have sex with men in Germany. Liver International 30: 1478-3223, 2010 TJW van de Laar, G Matthews, M Prins, M Danta. Acute hepatitis C in HIVinfected men who have sex with men: an emerging sexually transmitted infection. AIDS 24: 1799-1812, 2010 HJ de Vries, V Smelov, S Ouburg, J Pleijster, RB Geskus, AG Speksnijder, JS Fennema, SA Morré. Anal lymphogranuloma venereum infection screening with IgA
44
anti-Chlamydia trachomatis-specific major outer membrane protein serology. Sex Transm Dis. 37(12):789-95, 2010 van Burgel ND, Kraiczy P, Schuijt TJ, Zipfel PF, van Dam AP. Identification and functional characterisation of Complement Regulator Acquiring Surface Protein-1 of serum resistant Borrelia garinii OspA serotype 4. BMC Microbiol. 2010 Feb 10;10:43. van Burgel ND, Oosterloo M, Kroon FP, van Dam AP. Severe course of Lyme neuroborreliosis in an HIV-1 positive patient; case report and review of the literature. BMC Neurol. 2010 Nov 30;10:117. Review. G Gefenaite, JM Munster, R van Houdt, E Hak. Effectiveness of the Q fever vaccine: a meta-analysis. Vaccine 2010, in press. Boek hoofdstukken S.M. Bruisten and L. Schouls: Molecular typing and clustering analysis as a tool for epidemiology of infectious diseases. Chapter 7, Part II, p117-142. Contribution to Infectious Diseases Epidemiology Book. Editors: A. Krämer, M. Kretschmar and K. Krickeberg, ISBN 978-0-387-93834-9; 2010. FA Zuure, S Hahné, TJW van de Laar, M Prins and J van Steenbergen (2010). Chapter 19 : Blood borne and sexual transmission: hepatitis B and C: 333-357. In Krämer A, Kretzschmar M and Krickeberg K [eds] Modern Infectious Disease Epidemiology. New York City, NY, USA: Springer, ISBN: 978-0-387-93834-9
45
Stagiaires De samenvattingen van de stageverslagen zijn op verzoek beschikbaar. Studenten HLO Projecttitel
PCR diagnostiek voor gastro-enteritis virussen
Stagiaire Begeleiding school
David Watson Hogeschool Leiden Paul Janknegt Sylvia Bruisten
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
1-11-2009 tot 1-06-2010
Projecttitel
Validatie ELISAs voor Giardia en Cryptosporidium in feces
Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Laura Giaquinto Hogeschool InHolland Amsterdam Dennis Fontijn Ada Vlaanderen Ineke Linde 1-09-2009 tot 1-02-2010
Projecttitel
Ontwikkelen van MLVA typering op Streeklaboratorium
Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Sander Kroon Hogeschool Utrecht / Institute for Life Sciences Dick van Brenk Ray Heijmans Alje van Dam, Sylvia Bruisten 1-02-2010 tot 1-07-2010
Projecttitel
Validatie van flocked swabs
Stagiaire Begeleiding school
Esther Heuser Hogeschool InHolland Amsterdam Dennis Fontijn Marjolein Damen, Sylvia Bruisten
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
1-03-2010 tot 1-12-2010
Projecttitel
Evaluatie van Trichomonas vaginalis met TMA diagnostiek
Stagiaire Begeleiding school
Remco Bos Hogeschool Utrecht / Institute for Life Sciences Dick van Brenk Sylvia Bruisten
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
1-09-2010 tot 1-07-2011
Projecttitel
Chlamydia trachomatis in Paramaribo en Amsterdam
Stagiaire Begeleiding school
Sahare Gashi-Ilazi Hogeschool Leiden Sigrid Beiboer Reinier Bom Sylvia Bruisten 1-06-2010 tot 1-07-2011
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
46
Projecttitel
Resistente gonococcen stammen typeren met MLVA
Stagiaire Begeleiding school
Annelies Egerton Hogeschool Inholland Amsterdam Dennis Fontijn Ada Vlaanderen, Ray Heijmans Alje van Dam, Sylvia Bruisten 1-09-2010 tot 1-06-2011
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Studenten MLO Projecttitel
HBV serologie
Stagiaire Begeleiding school
Marije Wedekind Nova College Lia Lauppe - van Meurs Golie Dogterom
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
25-08-2009 tot 20-01-2010
Projecttitel
Syfilis serologie
Stagiaire Begeleiding school
Simon Kortekaas Nova College Lia Lauppe - van Meurs Golie Dogterom
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
01-02-2010 tot 01-07-2010
Projecttitel
Validatie van Dengue serologie
Stagiaire Begeleiding school
Rosa Sahele ROC Midden Nederland Utrecht Eus van Hove Golie Dogterom
Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
01-09-2010 tot 01-06-2011
47
Bijlage bacteriologie Productie Bacteriologie producties 2005 Pathogene darmbacteriën Parasitologisch onderzoek Mycologisch onderzoek Kweek op mycobacteriën PCR op mycobacteriën Kweek op MRSA Kweek op N. gonorrhoeae totaal Kweek op N. gonorrhoeae (soapolikliniek) Kweek op Trichomonas Banale bacteriologische kweek
3.827 3.177 378 2.199 293 2.264
2006
2007
2008
2009
2010
4.138 2.311 2.375 1.967 1.783 3.718 2.282 2.256 2.012 1.775 353 114 111 105 70 1.950 2.498 2.651 2.739 3.338 475 321 300 390 594 4.505 2.676 1.040 1.268 3.717 40.135 42.132 37.270 31.591 34.142
34.764 35.301 36.721 32.483 27.848 30.466 12.250 12.113 10.563 9.586 23.688 22.507 11.076 10.968
8.037 9.104
8.310 9.226
ESBL ESBL
2008
Aanvraag Geisoleerd Uniek Acinetobacter baumannii Acinetobacter Iwoffii Acinetobacter species Citrobacter freundii Enterobacter cloacae Escherichia coli Klebsiella oxytoca Klebsiella pneumoniae Shigella sonnei Stenotrophomonas maltophilia Proteus mirabilis Proteus species
2009
2010
1 53 48 0 8 0 0 2 35 1 0 1 0
3 105 79 2 10 3 1 2 48 0 10 0 0
10 92 75 0 1 4 0 1 58 1 7 1 0
1 0
1 0
0 1
MRSA MRSA
2008
Aanvraag Geisoleerd Uniek
2009 1.040 17 15
2010 1.268 45 31
3.717 196 111
Helicobacter pylori ELISA H. Pylori ELISA Aanvraag Positief Dubieus
2008
2009 505 235 Nvt
2010 740 299 14
688 180 47
48
Faeces kweek Isolaat Campylobacter coli Campylobacter jejuni Campylobacter lari Campylobacter species Campylobacter totaal Clostridium difficilé Escherichia coli O157 Salmonella senftenberg (E) Salmonella hadar (C) Salmonella braenderup Salmonella enteritidis Salmonella groep B Salmonella groep C Salmonella groep D Salmonella groep E Salmonella groep G Salmonella paratyphi A Salmonella paratyphi B Salmonella Species Salmonella typhi Salmonella typhimurium Salmonella totaal Shigella boydii Shigella dysenteriae Shigella flexneri Shigella sonnei Shigella totaal Yersinia enterocolitica Yersinia frederiksenii Yersinia rohdei Yersinia totaal
Aantal geïsoleerd (aanvragen) 2008 2009
2010
1 79
2 82
1 67
0 0
1 0
0 0
80 (2.240)
85 (1.815)
68 (1.627)
90 (699) 3 (2.229)
96 (564) 2 (1.812)
78 (407) 0 (1.621)
0
0
0
0
0
0
0
0
0
14
4
3
8 2 0 4 0 4
3 4 0 1 0 1
3 3 5 2 1 1
0
1
0
0 1 5
1 3 10
0 3 5
25 (2.375) 3 1 8 27 39 (2.375) 5
28 (1.967) 2 1 12 7 22 (1.967) 3
26 (1.783) 0 0 6 20 26 (1.783) 4
1
0
0
0 6 (1.586)
1 4 (1.286)
0 4 (1.108)
49
Clostridium difficilé toxine Clostridium difficile toxines
2008
Aanvraag Positief
2009 699 46
2010 564 46
407 35
Parasitologische onderzoeken Isolaat
Aantal positieven 2009
2008 Amoeboïde vormen Ancylostoma duodenale Ancylostoma species Ascaris lumbricoides Blastocystis hominis Chilomastix mesnili Cryptosporidium parvum Cryptosporidium species Cyclospora cayetanensis Dientamoeba fragilis Endolimax nana Entamoeba coli Entamoeba dispar Entamoeba hartmanni Entamoeba histolytica Entamoeba histolytica/Dispar Enterobius vermicularis Enteromonas hominis Giardia lamblia Hymenolepis nana Iodamoeba butschlii P. humanus capitis Retortamonas intestinalis Sarcocystis species Schistosoma haematobium Schistosoma mansoni Strongyloides stercoralis Taenia saginata Taenia solium Taenia species Trichomonas hominis Trichuris trichiura Totaal positief/aanvraag
2010
0 2 1 0 484 1 3 21 2 85 60 95 21 8 0 5 1 1 107 2 16 0 0 0 0 0 1 4 0 3 1 1
0 0 0 0 455 0 0 23 2 92 44 77 12 11 0 0 3 0 104 0 12 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 1
0 0 0 1 383 4 0 9 3 96 46 81 19 4 1 0 3 0 101 0 13 0 0 0 0 0 1 3 0 2 0 1
925/2.256
854/2.012
772/1.775
50
Schimmel isolaten gevonden Dermatophyten kweek
Isolaat
Acremonium species Candida albicans Candida parapsilosis Cladosporium species Epidermophyton floccosum Fusarium species Microsporum audouinii Microsporum canis Paecilomyces species Penicillium species Pseudomonas species Scopulariopsis brevicaulis Scopulariopsis species Staphylococcus aureus Trichophyton mentagrophytes Trichophyton rubrum Trichophyton tonsurans Totaal aanvraag
2008
2009
2010
2 2 4 1 0 1 1 1 1 0 0 0 0 1 6
0 3 1 2 0 0 0 0 0 1 1 2 0 0 6
1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2
22 3
21 2
20 2
111
105
70
1 5 4 0 0 1
1 1 3 0 1 0
4 2 4 0 0 0
Overige schimmelkweek Aspergillus flavus Aspergillus fumigatus Aspergillus niger Aspergillus species Aspergillus terreus Aspergillus versicolor
TBC isolaten Mycobacteriën behorend tot het Mycobacterium tuberculosis complex Mycobacterium Unieke patiënten M. tuberculosis M. africanum M. bovis Totaal aanvraag
2008
Aantal 2009
2010
62
77
74
63 1 4 2.651
79 3 6 2.739
74 3 5 3.338
51
Atypische Mycobacteriën Mycobacterium
Aantal 2009
2008
2010
Totaal
33
41
46
M. avium M. celatum M. chelonae M. fortuitum complex M. gordonae M. haemophilum M. intracellulaire M. kansasii M. malmoense M. marinum M. mucogenicum M. Simiae M. xenopi Overige a-typische mycobacteriën
11 0 0 2
13 3 3 5
11 0 0 4
5 0 1 8 3 0 0 0 3 0
5 0 4 4 2 0 0 1 1 0
4 1 1 16 1 1 0 0 7 0
Resistenties Mycobacterium tuberculosis Antibiotica Totaal resistentie profiel
2009 78 %R
Isoniazide (0,10) Pyrazinamide Rifampicine Ethambutol Streptomycine Amikacine
2010 72
%I 9,0 4,0 3,8 0 6,6 0
%S 0 0 0 0 0 0
%R
91,0 96,0 96,2 100 93,4 100
%I 5,6 1,4 0 0 5,9 0
%S 1,4 0 0 0 0 0
93,1 98,6 100 100 94,1 100
IGRA testen Igra
2008
Aanvraag Niet te beoordelen Positief
2009 107 2
35 (32,7%)
2010
1.196 14 (en 8 indeterminate) 278 (23,2%)
1.174 4 (en 28 indeterminate) 213 (18,1%)
Positieve isolaten haemolytische streptokokken groep A Positief isolaat HSA
2008
2009 137
2010 112
114
52
Bijlage serologie en virologie Productie Serologie producties Gravida aanvraag (screening zwangeren) Hiv-serologie (excl gravida) Hiv-serologie (incl gravida) Lues-serologie (excl gravida) FTA-antistoffen VDRL Immunoblotting IgG antistoffen tegen Treponema pallidum Rhesusfactor (navelstrengbloed) IgG-antistoffen tegen Borrelia burgdorferi (EIA) C6-test Borrelia burgdorferi Immunoblotting IgG antistoffen tegen Borrelia burgdorferi Immunoblotting IgM antistoffen tegen Borrelia burgdorferi IgG-antistoffen tegen Toxoplasma (EIA) Antistof bepaling IgM tegen Toxoplasma Helicobacter IgG-antistoffen IgG-antistoffen tegen Bordetella pertussis Antistoffen tegen Brucella (Bang agglutinatie) IgG-antistoffen tegen rubellavirus dmv ELISA Antistof bepaling IgM tegen Rubella virus Antistoffen tegen Epstein Barr virus (EIA) IgG-antistoffen tegen cytomegalovirus IgM-antistoffen tegen cytomegalovirus Totaal-antistoffen tegen hepatitis A virus Antistof bepaling IgM tegen hepatitis A virus HBV-serologie (HBsAg, excl. zwangeren) Antistof bepaling tegen HBeAg Hepatitis B e-antigeen bepaling (HBeAg) Antistof bepaling tegen Hepatitis B core antigeen (asHBc) Antistof bepaling tegen Hepatitis B surface antigeen (asHBs) Hepatitis B surface antigeen bevestigingstest
2006
2007
2008
2009
14.338 12.726 27.064 29.188 1.277 2.240
14.580 15.463 30.043 33.929 1.097 3.300
14.610 18.086 32.696 38.412 1.144 5.202
11.777 9.475 13.288 16.424 25.065 25.899 29.248 32.512 746 597 3.113 2.973
813
796
692
766
725
330
301
297
240
217
1.617
748
0
0
0
nvt
172
309
327
284
82
549
395
298
291
nvt
3
63
295
294
997 2.091 344
912 366 446 757
1.034 607 612 1.002
476 7 505 842
397 3 583 740
24
15
17
36
118
9.402
9.768
9.313
7.753
5.648
72 4.378 465 769 991
67 8.975 980 1.206 2.143
84 7.564 295 24 600
81 3.604 43 41 819
363
817
42
111
3.672 541 525
4.985 718 720
2.203 570 566
1.917 339 329
4.426 3.822 1.123
3.980
2010
24.922 27.854 23.569 26.753 2.385
3.511
1.363
1.224
482
550
286
224
53
Antistoffen tegen HCV HCV-immunoblot Bof-IgG Elisa Bof-IgM Elisa Mazelen IgG Elisa Mazelen IgM Elisa Parvovirus IgG Parvovirus IgM Abs tegen Mycoplasma pneumoniae partikelagglutinatie CBR (complementbindingsreacties) IFA (immunofluorescentie assay) (bof/mazelen/VZV/Chlamydia spp, exl parvo) Coxiella burnetii (If) VZV IgG Elisa VZV IgM Elisa Chlamydia trachomatis IgG ELISA
2006
2007
2008
2009
2010
1.969 153 21 21 8 8 566 569
2.628 212 43 40 28 25 533 531
6.061 433 59 58 29 27 600 593
3.297 196 37 36 21 16 824 798
3.247 172 83 76 29 21 806 792
496
360
718
697
729
3.387
2.077
2.044
2.703
3.133
640
621
615
670
695
429 429 502
753 451 198
nvt 441 432 102
183 425 398 116
347 452 419 161
Virologie producties 2006 ELISA op adenovirus-antigeen ELISA op rotavirus-antigeen Antigeen combo Rota Antigeen combo Adeno Weefselkweek op virus divers Weefselkweek op respiratoire virussen Weefselkweek op enterovirus Snelkweek op virussen Directe immunofluorescentietest RSV Sneltest RSV Totaal 1
2008
2009
2010
73 66 32 32 730
0 0 73 73 715
0 0 48 48 512
0 0 88 88 554
233
100
117
138
167
1.541
92 807
78 842
469 781
363 713
248
3
1
0
0
72 9.045
1 5.527
0 5.876
0 7.073
0 7.683
In 2006 inclusief weefselkweek op herpes In 2005 en 2006 inclusief weefselkweek op enterovrius
1, 2
2007
405 399 nvt nvt 1.0581
54
Hiv productie cijfers en resultaten 2007-2010 2007 Totaal aantal hiv-aanvragen Hiv Ag/Ab screening positief Bevestigd in Line immuno-blot
P24 antigeen positief (blot neg of dub)
2008
2009
2010
30.043 32.696 25.065 25.889 408 (1,3%) 659 (2,0%) 213 (0,8%) 211 (0,8%) 399 HIV-1 640 HIV-1 208 HIV-1 200 HIV-1 1 HIV-2 2 HIV-2 1 HIV-2 0 HIV-2 2 dubbel1 dubbelinfectie infectie 1 ontypeerbaar 5 (1,2%) 17 (2,6%) 4 (1,9%) 10 (4,7%)
Borrelia productie en resultaten 2008-2010 2008 Totaal aantal C6 aanvragen Totaal aantal positieven in C6 Bevestigd in immuno-blot Positief Dubieus Negatief
2009
2010
309 52 (17%)
327 29 (8,9%)
284 26 (9,2%)
25 (48%) 19 (37%) 8 (15%)
14 (48%) 6 (21%) 9 (31%)
11 (42%) 7 (27%) 8 (31%)
55
Bijlage moleculaire diagnostiek Herpes PCR Aantal (%) 2008 Niet soa-polikliniek inzendingen Blaasjesvocht/ swabs Uitslagen HSV1 positief HSV2 positief HSV1+2 positief Varicella zoster virus Geen herpes Soa-polikliniek inzendingen Blaasjesvocht/ swabs Uitslagen HSV1 positief HSV2 positief HSV1+2 positief Varicella zoster virus Geen herpes
Aantal (%) 2009
Aantal (%) 2010
1.217
1.302
1.589
288 (23,7) 279 (22,9) 2 (0,13) 73 (6,0) 579 (47,6)
359 (27,6) 262 (20,1) 0 (0,0) 74 (5,7) 607 (46,6)
414 (26,1) 307 (19,3) 1 (0,06) 122 (7,7) 746 (46,9)
742
752
660
155 (20,9) 227 (30,6) 7 (0,9) 7 (0,94) 360 (48,5)
141 (18,8) 224 (29,8) 2 (0,3) 4 (0,5) 385 (51,2)
152 (23,0) 203 (30,8) 1 (0,2) 3 (0,5) 302 (45,8)
Syfilis PCR Positief Treponema pallidum Niet soa-polikliniek Soa-polikliniek
2008 (%) 17/166 (10,2) 93/770 (12,1)
2009 (%) 22/143 (15,4) 66/739 (8,9)
2010 (%) 12/124 (9,7) 51/646 (7,9)
Enterovirus en herpes PCR op liquor PCR op enterovirus en herpes (liquor) Cliënten enterovirus Enterovirus positief (%) Cliënten herpes HSV1 positief HSV2 positief Varicella zoster virus Geen herpes
2008
2009
2010
289 11 (3,8)
230 17 (7,4)
368 42 (11,4)
333 6 (1,8) 12 (3,6) 6 (1,8) 309 (92,8)
249 1 (0,4) 3 (1,2) 5 (2,0) 240 (96,4)
389 3 (0,8) 7 (1,8) 5 (1,3) 374 (96,1)
56
Kinkhoest PCR PCR op kinkhoest Aanvragen totaal Uitslag positief voor: Bordetella parapertussis Bordetella pertussis
2008
2009
402 (%) 2 (0,5) 62 (15,4)
2010
336 (%) 5 (1,5) 61 (18,2)
267 (%) 2 (0,7) 20 (7,5)
Acute respiratoire infecties (ARI) PCR op ARI
2008
2009
2010
Aanvragen RNA pathogenen Aanvragen DNA pathogenen
391 390
381 370
305 296
Aanvragen pandemische influenza Uitslag positief Influenza A virus Pandemische influenza A Influenza B virus Parainfluenza virus type 1 Parainfluenza virus type 3 Rhinovirus Respiratoir syncytieel virus (RSV) Enterovirus Adenovirus Chlamydia pneumoniae Mycoplasma pneumoniae Geen pathogeen gevonden
Nvt
2.067
335
2008 (%) 14 (3,6) Nvt 3 (0,8) 3 (0,8) 2 (0,5) 84 (21,5) 33 (8,5) 4 (1,0) 24 (6,2) 1 (0,3) 3 (0,8) (62,6)
2009 (%) 17 (4,5) 430 (20,8) 3 (0,8) 3 (0,8) 0 (0,0) 65 (17,3) 96 (25,5) 9 (2,4) 20 (5,3) 3 (0,8) 8 (2,1) (51,3)
2010 (%) 1 (0,3) 4 (1,2) 0 (0,0) 1 (0,3) 2 (0,7) 54 (17,9) 146 (48,5) 14 (4,7) 14 (4,7) 0 (0,0) 4 (1,3) (41,9)
390 (100)
376 (100)
301 (100)
2009
2010
Gemiddeld totaal ARI aanvragen
Parechovirus PCR PCR op parechovirus
2008
Aanvragen Faeces Liquor
19 63
Keel Overig Pericard Totaal
Nvt
Nvt
3 2 1 109
Parechovirus positief (%)
Nvt
Nvt
3 (2,8)
57
Dubbelinfecties ARI Dubbelinfecties
Adenovirus, Enterovirus Adenovirus, Influenza A Adenovirus, Influenza B Adenovirus, Influenza B, Respiratoir syncytieel virus Adenovirus, Mycoplasma pneumoniae Adenovirus, Parainfluenza virus type 1, Rhinovirus Adenovirus, Enterovirus, Rhinovirus Adenovirus, Enterovirus, Parainfluenza virus type 1, Rhinovirus Adenovirus, Rhinovirus Adenovirus, Rhinovirus, Respiratoir syncytieel virus Adenovirus, Respiratoir syncytieel virus Chlamydia pneumoniae, Rhinovirus Enterovirus, Respiratoir syncytieel virus Enterovirus, Rhinovirus Enterovirus, Respiratoir syncytieel virus, Rhinovirus Influenza A virus, Rhinovirus Influenza A virus, Respiratoir syncytieel virus Influenza B virus, Respiratoir syncytieel virus Mycoplasma pneumoniae, Rhinovirus Parainfluenza virus type 1, Rhinovirus Parainfluenza virus type 1, Respiratoir syncytieel virus Parainfluenza virus type 3, Respiratoir syncytieel virus Rhinovirus , Respiratoir syncytieel virus Totaal
Aantal gevallen 2008
Aantal gevallen 2009
Aantal gevallen 2010
0 2 1 0
1 0 0 1
0 0 0 0
0 1
0 0
0 0
0 1
1 0
1 0
6 1
3 0
1 2
3 0 0 0 0
1 1 4 1 1
6 0 2 3 6
0 0
0 3
0 0
0
1
0
0 0 0
1 1 2
0 0 1
0
2
1
5
16
31
20
38
54
58
Pandemische Influenza A 2009-2010 Pandemische Influenza A Matrix PCR, 2009
Positief (%)
Bal Keel/neus Spoelsel/sputum Totaal
aanvragen
1 (4,5) 336 (23,9) 93 (14,6) 430 (20,8)
Pandemische Influenza A Matrix PCR, 2010
Positief (%)
Bal Keel/neus Spoelsel/sputum Totaal
22 1.408 637 2.067 aanvragen
0 (0) 2 (2,4) 2 (1,1) 4 (1,2)
68 83 184 335
H1N1nv typering 2009-2010 H1N1nv typering, 2009
Positief (%)
aanvragen
Keel/neus Spoelsel/sputum
327 (89,1) 52 (91,2)
367 57
Totaal
379 (89,4)
424
H1N1nv typering, 2010
Positief (%)
aanvragen
Keel/neus Spoelsel/sputum
2 (100) 2 (100)
2 2
Totaal
4 (100)
4
Norovirus PCR op norovirus
2008
2009
2010
Aanvragen totaal Positief voor norovirus (%)
198 109 (55%)
398 189 (47%)
756 251 (33%)
Meticilline resistente Staphylococcus aureus Bevestigings PCR op MRSA
2007
Aanvragen totaal Uitslagen 2007 Geen Staphylococ 0 Geen Mec A gen (SA) 3 47 Staphylococ en Mec A positief (MRSA) 0 Staphylococ negatief (MSSE) Totaal
2008 50 % 2008 0 18 6,0 14 94,0 27 0
50 100,0
28
2009 87 % 2009 20,7 9 16,1 21 31,0 26 32,2
87 100,0
5
2010 61 % 2010 14,8 1 34,4 9 42,6 86 8,2
61 100,0
3
99 % 1,0 9,1 86,9 3,0
99 100,0
59
PCR op hepatitis C 2008 Aantal aanvragen anti HCV testen
2009
2010
6.061
3.297
3.247
280 (4,6%)
98 (3,0%)
83 (2,6%)
Aantal HCV-RNA testen uitgevoerd
75
66
54
Aantal HCV-RNA testen positief
37
29
30
Aantal
Aantal
Aantal
4 16 0 0 2 1 1 1 6 1 2 3 37
1 8 0 1 0 2 0 1 4 1 2 9 29
1 6 0 2 1 1 0 0 3 5 3 8 30
Aantal positieve anti HCV testen (%)
Hepatitis C typering 1 1A 1A + 1B 1B 2 2A 2B 2A + 3 A 3A 4 Niet typeerbaar Onbekend Totaal
PCR op hepatitis A Hepatitis A PCR
2008
2009
2010
Positieven / aanvragen Faeces
1 / 31
1 / 22
2/4
Serum
8 / 171
1 / 62
1/8
Chlamydia trachomatis (Ct) Tigris-screening en serovar typerings PCR op routine materiaal NAAT chlamydia Ct totaal Ct positief Serovar typering totaal LGV positief
2008 Aantal (%) Routine
2009 Aantal (%) Routine
2010 Aantal (%) Routine
48.652 4.476 (9,2)
50.560 4.350 (8,6)
55.058 5.578 (10,1)
659 (14,7)
% (100)
633 (14,6)
% (100)
650 (11,7)
% (100)
98 (0,2)
(14,9)
85 (0,2)
(13,4)
54 (0,1)
(8,3)
60
Chlamydia trachomatis (Ct) Tigris-screening PCR op Chlamydia Screening (CSI) materiaal 2008 Aantal (%)
2009 Aantal (%)
2010 Aantal (%)
Tigris CSI
Tigris CSI
Tigris CSI
16.737
19.850
19.730
Ct positief
662 (4,0)
656 (3,3)
737 (3,7)
Serovar typering totaal
Nvt
Nvt
Nvt
LGV positief
Nvt
Nvt
Nvt
NAAT chlamydia
Ct totaal
Neisseria gonorrhoeae (Ng) Tigris-screening PCR NAAT Gonorroe Ng totaal Ng positief Ng Dubieus/geremd Ng Invalid negatief
2008 Aantal (%) Routine 30.531 (100) 475 (1,6) 201 (0,1) 39 29.997 (98,3)
2009 Aantal (%) Routine
2010 Aantal (%) Routine
37.235 (100) 752 (2,0) 372 (0,2) 33 36.413 (97,8)
42.106 (100) 913 (2,2) 363 (0,2) 47 41.110 (97,8)
Van de 20 dubieuze Tigris uitslagen waren uiteindelijk 1 positief en 19 negatief in de bevestiging. Van de 37 dubieuze Tigris uitslagen waren uiteindelijk 3 positief en 34 negatief in de bevestiging. 3 Van de 36 dubieuze Tigris uitslagen waren uiteindelijk 2 positief en 34 negatief in de bevestiging. 1 2
Trichomonas Vaginalis PCR Trichomonas Vaginalis PCR
2009
2010
Positief (%)
aanvragen
Positief (%)
aanvragen
Cervix Urogenitaal Vaginaal Overig Urethraal
23 (5,9)
388
1 (5,9)
17
5 (4,3)
115
867 26 408 8 78
Totaal
1.387
0 (0)
4
1 (2,9)
34
42 (4,8) 1 (3,8) 29 (7,1) 0 (0) 0 (0)
30 (5,4)
558
72 (5,2)