JAARVERSLAG INFECTIEZIEKTEBESTRIJDING GGD HOLLANDS NOORDEN 2010
Colofon Jaarverslag Infectieziektebestrijding 2010 is een uitgave van de GGD Hollands Noorden. Redactie: Harm Menger, Anita de Boer, Lia Geenen Vormgeving en eindredactie: afd. Communicatie Publicatie op www.ggdhollandsnoorden.nl. U kunt een papieren versie van het jaarverslag aanvragen bij de administratie algemene infectieziektebestrijding van de sector I&M, telefoonnummer (088) 01 00 535 of via
[email protected] . juni 2011
Voorwoord Dit jaarverslag beschrijft de wederwaardigheden en activiteiten van de afdeling infectieziektebestrijding van de GGD Hollands Noorden in 2010. Het aantal gemelde infectieziekten is in het afgelopen jaar veel lager geweest dan in 2009. Graag zouden wij melden dat deze grote daling te danken is aan de tomeloze inzet van onze infectieziekte bestrijders, maar de waarheid gebiedt te schrijven dat 2010 het jaar na de Mexicaanse griep pandemie is geweest. De daling in 2010 ten opzichte van 2009 is dus vooral het gevolg van het feit dat de Mexicaanse griep in 2009 een betrekkelijk kortdurende, hoge piek in het aantal meldingen heeft veroorzaakt. Tevens bevond de drie- tot vierjaarlijkse kinkhoestcyclus zich in 2010 in de neergaande beweging. Het overzicht van alle in 2010 gemelde infectieziekten, inclusief vergelijking met de voorgaande jaren vindt u op pagina 16. Anders dan in vorige jaarverslagen beginnen we dit verslag op de pagina‟s 4 t/m 9 met een beschrijving van de voor onze regio interessante gebeurtenissen op het gebied van de infectieziektebestrijding, zoals (de nasleep van) de Mexicaanse griep, Q-koorts, hepatitis-B, de bof, hepatitis-A, legionellose, meningokokkenziekte en malaria. Daarna volgen de overzichtsrubrieken: onze overige activiteiten, het thema kwaliteit, externe contacten, publieksvragen enzovoort.
2
Inhoudsopgave Voorwoord
2
1.0 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9 1.10 1.11 1.12 1.13
Casuïstiek Mexicaanse griep Q-koorts De bof Hepatitis-B Hepatitis-A Kinkhoest Bacillaire dysenterie (Shigellose) Overige voedselinfecties Invasieve pneumokokkenziekte Legionellose Malaria Meningokokkenziekte Meldingen volgens art. 26 Wpg
4 4 4 5 6 7 7 8 8 8 9 9 9
2.0 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Overige activiteiten Besmettingsaccidenten Consulten voor postexpositieprofylaxe rabiës Hepatitis-B-vaccinatie bij non-responders Diagnostiek openbare gezondheidszorg Vaccinaties voor instellingen
11 11 12 12 13
3.0 3.1 3.2 3.2 3.3
Overige zaken Kwaliteit HPZone Vaccinatieprogramma hepatitis-B voor risicogroepen in PI‟s Externe contacten en publieksvragen
14 14 14 15
4.0
Overzicht meldingen van infectieziekten
16
5.0
Deelname van werknemers product Algemene Infectieziektebestrijding
18
6.0
Personeel en Organisatie
19
Bijlage: verklarende woordenlijst
20
3
1.0
Casuïstiek
1.1
Mexicaanse griep (geen meldingen)
Na de hectiek van pandemiejaar 2009 was 2010 een tamelijk gewoon jaar voor de infectieziektebestrijding in Noord-Holland Noord. Landelijk was de epidemie van de Mexicaanse griep – de officiële naam is Nieuwe Influenza A (H1N1) - eind 2009 al voorbij. De meldingsplicht voor mensen die met Mexicaanse griep in het ziekenhuis worden opgenomen, is in Nederland echter gehandhaafd. Meldingen hebben we in 2010 niet meer ontvangen, vandaar dat we in het overzicht van meldingsplichtige ziekten (pagina 16) in rubriek A als vanouds 0 meldingen hebben staan, terwijl we er vorig jaar 79 hadden, alle te wijten aan de Mexicaanse griep. 1.2
Q-koorts (9 meldingen)
In Zuid-Nederland is sinds 2007 een epidemie van Q-koorts gaande. In onze regio heeft zich in 2010 Q-koorts voorgedaan, maar bij lange na niet zo ernstig als in zuidelijk Nederland. Q-koorts is een zoönose, dus een ziekte die bij dieren voorkomt en af en toe mensen kan treffen. De meeste menselijke gevallen van Q-koorts doen zich voor bij personen die beroepshalve contact hebben met dieren, zoals veehouders en dierenartsen. In Zuid-Nederland echter heeft de ziekte in de afgelopen jaren een groot aantal mensen buiten de bekende risicogroepen getroffen. De GGD Hollands Noorden heeft in 2010 negen meldingen van Q-koorts ontvangen. In zes gevallen ging het om personen die beroepsmatig contact hadden met dieren. Twee personen hadden periodes doorgebracht in de getroffen gebieden in Zuid-Nederland en één persoon heeft de ziekte vrijwel zeker in het buitenland opgelopen. Q-koortsproblemen bij veehouderijen hebben zich in onze regio ook voorgedaan, maar zeer beperkt, zie de volgende gevalsbeschrijving. Casus In februari meldt de VWA aan de GGD dat een melkgeitenhouderij in de gemeente Koggenland verdacht wordt: de verwekker van Q-koorts, de bacterie Coxiella Burnetii, is aangetroffen in monsters uit de melktank van het bedrijf. De GGD belegt een bijeenkomst met gemeentelijke medewerkers om de situatie te bespreken. Nog voordat deze bijeenkomst plaatsvindt, komt het bericht dat het bedrijf besmet is verklaard en dat de drachtige geiten zullen worden geruimd. De GGD stelt in samenwerking met de gemeente en de GHOR een draaiboek op. Mensen woonachtig binnen een straal van 5 kilometer rond het bedrijf worden geïnformeerd door een brief. Ook zijn er twee informatieavonden voor omwonenden, er is een persconferentie en de buurgemeenten worden ingelicht. Voor de afdeling infectieziektebestrijding is het even een drukke tijd: de gemeente moet worden geadviseerd en ondersteund betreffende beleid en crisiscommunicatie, er is permanent contact met de GHOR, het ministerie van LNV en de VWA (zie voor uitleg van deze termen pagina 20). De media, huisartsen en specialisten en naburige GGD‟en worden op de hoogte gehouden. De GGD richt een callcenter in om, ook in het weekeinde, vragen van het publiek te beantwoorden. De ervaringen in Koggenland komen goed van pas als in de zomer een bedrijf in de gemeente Andijk besmet wordt verklaard en moet worden geruimd. Het draaiboek voor deze ontruiming ligt al klaar en de drukte blijft beperkt. 1.3
De bof (6 meldingen)
Onze jeugdgezondheidszorg levert een grote inspanning - door de uitvoering van het RVP (Rijksvaccinatieprogramma) om de bekende kinderziekten buiten onze deuren te houden. In de afgelopen 15 jaar hebben we al moeten vaststellen dat ondanks deze inspanning kinkhoest in ons land niet volledig onder controle is. In 2010 hebben we moeten constateren dat we onze jongeren ook niet volledig tegen de bof kunnen beschermen: sinds eind 2009 hebben zich in ons land enkele
terug 4
honderden gevallen van de bof voorgedaan, vooral onder studenten in grote studentensteden. Opvallend is dat veel van deze jonge mensen volledig gevaccineerd blijken te zijn tegen de bof. In onze regio hebben wij in 2010 zes gevallen van de bof geconstateerd. De patiënten varieerden in leeftijd van 12 tot 20 jaar. Twee gevallen betroffen jongeren die buiten onze regio studeren. Zij zijn ongetwijfeld in hun universiteitsstad besmet geraakt. De overige vier gevallen bleken epidemiologisch nauw met elkaar verbonden te zijn. Zie de volgende beschrijving. Casus Eind oktober meldt een huisarts dat hij een patiënt heeft met klinische verdenking van parotitis epidemica (de bof). Een GGD-medewerker bezoekt de patiënt om monsters speeksel en bloed af te nemen voor diagnostiek op het RIVM (laboratorium voor infectieziektediagnostiek en screening). De diagnose wordt bevestigd. Het blijkt dat de patiënt studeert in een grote universiteitsstad. In de weken daarna maken ook zijn 2 jongere broers en de vriend van een broer de bof door. Alle vier deze patiënten zijn gevaccineerd volgens het Rijksvaccinatieprogramma (BMR-vaccins op de leeftijd van 14 maanden en 9 jaar). Twee van deze zieken bezoeken dezelfde middelbare school. Daarom besluiten wij alle leerlingen van deze school en alle huisartsen in onze regio te informeren over de mogelijkheid dat zich bij jonge, gevaccineerde mensen de bof kan voordoen. In de weken daarna krijgen wij van onze huisartsen diverse meldingen van patiënten verdacht van parotitis. Al die patiënten hebben wij laten onderzoeken. In geen van deze gevallen kon de diagnose echter worden bevestigd, m.a.w. de “uitbraak” in onze regio is beperkt gebleven tot dat ene cluster van vier gevallen. Hoe het mogelijk is dat jonge, gevaccineerde mensen toch de bof krijgen, zal in de komende jaren worden onderzocht. In afwachting van de uitkomsten van dat onderzoek wordt het Rijksvaccinatieprogramma niet gewijzigd. 1.4
Hepatitis-B (45 meldingen)
In een gewoon, dat wil zeggen niet-pandemisch jaar als 2010 is hepatitis-B voor de infectieziektebestrijding de ziekte die het meeste werk oplevert. 45 Gevallen van acute en chronische hepatitis-B zijn ons in 2010 gemeld, dat is bijna één geval per week. Het overleg met de behandelaar, het gesprek met de patiënt t.b.v. de bronopsporing en het contactonderzoek, het onderzoeken van de contactpersonen (partner, kinderen, familieleden) en de uiteindelijke rapportage en advisering kosten ons telkens vele uren werk. 1.4.1
Acute hepatitis-B (10 meldingen)
De afdeling infectieziektebestrijding heeft in 2010 tien gevallen van acute hepatitis-B gemeld aan de landelijke registratie. In werkelijkheid zijn er echter 12 gevallen geweest. Eén persoon is, als contactpersoon van een patiënt met acute hepatitis-B, tweemaal onderzocht met een tussenpoos van maanden. Bij het tweede onderzoek bleek hij een volledige seroconversie te hebben doorgemaakt. Hij heeft dus asymptomatisch hepatitis-B doorgemaakt, maar omdat bij hem nimmer aanwezigheid van het virus is aangetoond, voldeed hij niet aan de meldingscriteria. Een andere persoon bleek bij het opstellen van dit jaarverslag niet een chronische hepatitis-B te hebben, maar een acute hepatitis-B te hebben doorgemaakt. Het volgende gaat over 12 gevallen van acute hepatitis-B. Het is bekend dat autochtone Nederlanders hepatitis-B vooral oplopen door onveilige seksuele contacten. Onze 12 acute gevallen hebben dat inzicht bevestigd. Twee mannen hebben hun infectie vrijwel zeker opgelopen door seks met mannen in Nederland. Drie personen hebben de infectie vrijwel zeker opgelopen door onbeschermde heteroseksuele contacten in landen waar hepatitis-B veel voorkomt. Twee heteroseksuele hepatitis-B-patiënten hebben tijdens de acute fase van hun ziekte vrijwel zeker hun vaste partner besmet. Hoe de eerste twee besmet zijn geraakt, is niet duidelijk geworden, maar bij zeker één van hen is seksueel contact de meest waarschijnlijke bron geweest.
terug 5
Kortom: ten minste 7 en mogelijk 8 van de 12 personen hebben hun infectie door seksueel contact opgelopen. Voor de overigen geldt het volgende. Eén persoon is mogelijk in een buitenlands ziekenhuis besmet geraakt. Bij een andere persoon is uitvoerig onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van besmetting in een Nederlands ziekenhuis. Dat onderzoek heeft geen bron opgeleverd. Tenslotte is van één persoon, ondanks ons speurwerk, de bron niet duidelijk geworden. De twaalfde persoon heeft ieder contact met de GGD geweigerd, zodat wij geen bronopsporing hebben kunnen doen. 1.4.2
Chronische hepatitis-B (35 meldingen)
De afdeling infectieziektebestrijding heeft in 2010 vijfendertig nieuwe gevallen van chronische hepatitis-B gemeld gekregen. In verreweg de meeste gevallen ging het om personen die geen typische klachten hadden van hun chronische hepatitis-B. De voor de hand liggende vraag is: hoe zijn deze mensen ontdekt? Vijftien patiënten zijn ontdekt door algemene screening op hepatitis-B, deels door onszelf, deels in andere screeningsprogramma's. Zeven gevallen zijn door onszelf ontdekt: Vier personen waren cliënten van ons reizigersadviesbureau. Drie van hen zijn onderzocht vanwege ons beleid om reizigers die behoren tot een etnische groep met hoog risico voor hepatitisB, te onderzoeken op besmetting. De vierde persoon meldde tijdens het reizigersconsult besmet te zijn met hepatitis-B. Deze persoon was niet eerder aan ons gemeld en ook nooit nader onderzocht. Twee personen zijn ontdekt bij onderzoek op onze SOA-poli‟s. Eén persoon is door ons ontdekt door contactonderzoek (dat is onderzoek onder contactpersonen van een hepatitis-B-patiënt). Acht personen zijn ontdekt in andere programma‟s: Vier personen zijn ontdekt bij de landelijke zwangerenscreening. Drie personen zijn ontdekt door onderzoek tijdens detentie (in het kader van het vaccinatieprogramma hepatitis-B voor risicogroepen). Eén persoon is postmortem ontdekt bij onderzoek voor orgaandonatie. De overige twintig personen zijn ontdekt door huisartsen en specialisten. In enkele gevallen ging het daarbij om personen die onderzoek hadden aangevraagd omdat zij gehoord hadden van een familielid bij wie hepatitis-B was vastgesteld. In de meeste gevallen ging het om onderzoek bij mensen die betrekkelijk vage klachten hadden, waarbij hun etniciteit vaak de reden was om hen ook op hepatitis-B te onderzoeken. 1.4.3
De „korte keten‟
De afdeling infectieziektebestrijding heeft na de fusie van de drie GGD‟en in Noord-Holland Noord in 2007 geleidelijk het project „de korte keten‟ ingevoerd. Het doel van dit project is de patiënt met chronische hepatitis-B en zijn/haar huisarts te ondersteunen bij de diagnostiek en de indicatiestelling voor verwijzing naar de specialist. De reden dat de GGD dit doet is omdat de GGD ongeveer 50 patiënten per jaar ziet en een huisarts in de regio Noord-Holland Noord daarentegen ziet slechts zelden een patiënt met chronische hepatitis-B. De GGD kan daarom een mate van expertise opbouwen. Voor de huisarts blijft dit lastig. Op 3 mei 2010 heeft de GGD Hollands Noorden alle huisartsen in haar regio op de hoogte gebracht van het feit dat „de korte keten‟ inmiddels deel uitmaakt van onze werkwijze.
terug
6
Het resultaat van „de korte keten‟ bij de vijfendertig chronische patiënten van 2010 is als volgt geweest: In twaalf gevallen hebben wij de huisarts geadviseerd de patiënt NIET te verwijzen, maar slechts te controleren (als sprake was van afwezigheid van het e-antigeen en een normaal ALAT). In vier gevallen hebben wij de huisarts van een patiënt geadviseerd deze patiënt te verwijzen naar de MDL-arts, vanwege hetzij aanwezigheid van het e-antigeen in het bloed van de patiënt, hetzij een verhoogd ALAT. Drie van deze vier patiënten zijn inderdaad bij de gastro-enteroloog of de internist terecht gekomen. De vierde is inmiddels door ons gestimuleerd zich alsnog specialistisch te laten onderzoeken. 1.5
Hepatitis-A (3 meldingen)
Het aantal meldingen van hepatitis-A in onze regio daalt gestaag, van 9 gevallen in 2008, via vijf gevallen in 2009 tot 3 gevallen in 2010. Deze daling komt overeen met de landelijke trend. Hepatitis-A blijft echter een verraderlijke ziekte vanwege het feit dat jonge kinderen symptoomloos, maar zeer besmettelijk met de ziekte kunnen rondlopen. Een uitbraak zoals zich in 2006/7 in de gemeente Langedijk heeft voorgedaan, kan daarom ieder moment weer optreden. Sinds kort hebben we in de openbare gezondheidszorg de mogelijkheid om het DNA van het hepatitisA-virus te typeren. Daardoor is het mogelijk besmettingsbronnen te identificeren die we anamnestisch niet kunnen achterhalen. Van twee van onze drie gemelde patiënten konden we op deze manier de besmettingsbron vinden. Eén van hen was een man die in Nederland besmet was geraakt. De bron van zijn besmetting konden we echter anamnestisch niet vaststellen. De virustypering bracht de bron aan het licht. Het virus dat deze man ziek had gemaakt, bleek identiek te zijn aan de A-virussen die bij andere patiënten verspreid in het land waren aangetroffen. Deze mensen bleken ziek te zijn geworden door het eten van zongedroogde tomaten uit één partij. Deze partij heeft, voor zover bekend, landelijk 16 mensen ziek gemaakt. De tweede patiënt bij wie virustypering de doorslag gaf, betrof een andere Nederlandse man. Het virus dat bij hem werd aangetroffen, kon worden geïdentificeerd als een virus dat al enige jaren circuleert onder MSM (mannen die seks hebben met mannen). De derde patiënt betrof een jongen van allochtone afkomst die in juli, tijdens zijn verblijf in het land van herkomst van zijn ouders, ziek was geworden en korte tijd in een ziekenhuis daar opgenomen was geweest. Daar was de diagnose hepatitis-A gesteld, maar er waren geen maatregelen genomen om de gezinsleden te beschermen of zelfs maar te onderzoeken. Na terugkeer in Nederland hebben de ouders van deze jongen contact opgenomen met hun huisarts die zo alert was om ons te waarschuwen. Daarop hebben wij alsnog het hele gezin onderzocht en zonodig gevaccineerd om verspreiding van de ziekte in Nederland te voorkomen. 1.6
Kinkhoest (47 meldingen)
Het aantal kinkhoestmeldingen is sinds 2008 sterk gedaald van 153 gevallen, via 127 in 2009, naar 47 in 2010. Deze daling kunnen we toeschrijven aan de cyclus van de kinkhoestmeldingen in Nederland, waarbij om de drie tot vier jaar een piek optreedt. De laatste piek was in 2007/8. De volgende piek kunnen we in 2011 verwachten. Deze cyclus bestaat sinds 1996 toen we voor het eerst zagen dat het aantal kinkhoestmeldingen toenam. De toename van kinkhoest in ons land wees op een tekortschietende immuniteit in de bevolking. Daarom is besloten in 2001 een extra moment voor kinkhoestvaccinatie op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma, namelijk vaccinatie op de leeftijd van 4 jaar en wel met een nieuw kinkhoestvacin, zogenaamd acellulair vaccin. Dit vaccin is waarschijnlijk krachtiger immunogeen en heeft minder bijwerkingen dan het oorspronkelijke Nederlandse kinkhoestvaccin. In 2005 is het acellulaire vaccin ook opgenomen in de vaccinatiereeks voor zuigelingen, ter vervanging van het oorspronkelijke kinkhoestvaccin. Het lijkt er nu op dat sindsdien de drie/vierjaarlijkse pieken in de kinkhoestmeldingen afvlakken, maar een definitief oordeel daarover is nog niet mogelijk. 7
terug
1.7
Bacillaire dysenterie (Shigella-infectie) (9 meldingen)
Negenmaal werd een shigella-infectie gemeld. Vier daarvan zijn in Nederland opgelopen. Het betrof in deze 4 gevallen shigella sonnei die endemisch is in Nederland. De overige gevallen (diverse subtypes) zijn tijdens verblijf in het buitenland opgelopen. In al deze gevallen is door de GGD contactonderzoek verricht en zijn zo nodig adviezen gegeven aan gezinsleden, huisartsen, scholen, gemeenten en werkgevers. Casus. Per post ontvangt de GGD een positieve kweekuitslag van Shigella sonnei in ontlasting. Het blijkt te gaan om een meisje van groep 1/2 van een basisschool. Ze is onderzocht door de huisarts vanwege diarree. De GGD neemt contact op met het gezin en dan blijkt dat het kind inmiddels al weer naar school gaat. Dat is niet de bedoeling! Het kind moet eerst een antibioticakuur geheel afmaken en vervolgens moet tot tweemaal toe een kweek van haar ontlasting geen groei van shigellabacteriën opleveren. De GGD overlegt over deze casus met de gemeente en de schooldirecteur. Het kind krijgt van de GGD een tijdelijk schoolverbod, de ouders van de leerlingen van de groepen 1/2 krijgen een informatiebrief van de GGD, de ouders van het geïnfecteerde kind krijgen hygiëneadviezen. De ouders en een jonger zusje van het patiëntje worden door de GGD onderzocht. Zowel vader als moeder blijken de shigellabacterie in de ontlasting te hebben. Tot onze schrik blijkt vader als kok in een restaurant te werken. Beide ouders krijgen van de huisarts een antibioticumkuur. Met de betrokkenen wordt afgesproken dat vader enige tijd ander werk doet totdat ook bij hem tweemaal de ontlastingskweek negatief is. Een duidelijke bron voor de infectie in dit gezin is niet gevonden. Deze casus illustreert dat soms stevige maatregelen nodig zijn om verdere transmissie in de bevolking te voorkomen. 1.8
Voedselinfectie (23 meldingen)
In 2010 is veel energie gaan zitten in een grote landelijke Salmonella-uitbraak. Het zwaartepunt van deze uitbraak lag met 23 patiënten in onze regio. Maar ook onze buur-GGD‟en, Kennemerland en Flevoland, hebben hun deel gehad met bij elkaar ongeveer eenzelfde aantal. In totaal konden 86 patiënten met deze uitbraak in verband worden gebracht. De drie GGD‟en en het RIVM hebben onderzoek gedaan naar deze uitbraak. De bron is niet met zekerheid gevonden, maar waarschijnlijk was een voedingsmiddel gedistribueerd door een supermarkt, de oorzaak van de besmettingen. 1.9
Invasieve pneumokokkenziekte bij kinderen (2 meldingen)
Eén geval betrof een niet-gevaccineerd jongetje van 7 maanden dat ernstig ziek moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Een ander geval betrof een jongetje van 2 jaar dat wel was gevaccineerd. De verwekker bleek in dit tweede geval een pneumokok te zijn waartegen het RVPvaccin niet beschermt. 1.10
Legionellose (14 meldingen)
In 2010 is er een lichte stijging geweest ten opzichte van het jaar daarvoor. Ook landelijk was dit het geval. De oorzaak hiervan is niet duidelijk. Opmerkelijk is dat 11 van onze 14 gevallen in Nederland besmet zijn geraakt. Bij deze gevallen is bronopsporing verricht en zijn de mogelijke bronnen bemonsterd. Helaas is het in geen van deze gevallen gelukt legionellabacteriën te vinden die ook bij de patiënten zijn aangetroffen.
terug
8
Casus Het RIVM/de LCI waarschuwt in november de GGD over een passagiersschip dat in onze regio rondvaart. De verdenking tegen dit schip is voortgekomen uit het landelijke surveillancesysteem van legionellapatiënten in Nederland, dat het RIVM beheert. Het schip bleek in verband te kunnen worden gebracht met drie gevallen van legionella in de afgelopen jaren. In overleg met de schipper, de LCI, de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de Bemonsteringseenheid Legionellapneumonie (BEL) bezoeken de GGD en de BEL de volgende dag het schip om monsters uit de drinkwatertanks te nemen. De GGD geeft uitgebreide informatie aan de schipper en de touroperator. Uit voorzorg wordt besloten de passagiers van de afgelopen 4 weken te informeren en de huidige passagiers de reis te laten vervolgen op een ander schip. Het schip gaat tegen de kant om nagekeken te worden. De burgemeester wordt geïnformeerd voor het geval sancties nodig zijn conform de Wet publieke gezondheid. Een gespecialiseerd bedrijf behandelt het waterleidingsysteem met een zogenaamde shockbehandeling. Nadat in een aantal watermonsters Legionella pneumophila is gevonden, voert het gespecialiseerde bedrijf een uitgebreide risico-inventarisatie uit. Na diverse aanpassingen aan de waterleidingen en opnieuw een shockbehandeling worden opnieuw watermonsters onderzocht. Deze bleven nu alle negatief (geen groei van legionellabacteriën). Bijna 6 weken later vaart het schip pas weer uit voor cruises. 1.11
Malaria (7 meldingen)
West-Afrika (ten zuiden van de Sahara) is berucht vanwege het malariarisico. Dat is in 2010 weer bevestigd. Zeven gevallen van malaria zijn ons gemeld in 2010. In 6 van deze 7 gevallen ging het om een infectie met plasmodium falciparum, de parasiet die de ernstigste vorm van malaria veroorzaakt, namelijk malaria tropica. Deze 6 infecties zijn alle in West-Afrika opgelopen. Zeker in enkele gevallen had de patiënt geen adequate malariaprofylaxe gebruikt. In één geval was er sprake van een uitgestelde aanval van plasmodium vivax na een eerdere behandeling. 1.12
Meningokokkenziekte (6 meldingen)
Het aantal meldingen van ernstige meningokokkeninfecties is gehalveerd ten opzichte van voorgaande jaren. Vermeldenswaard is dat zich in 2010 twee gevallen van hersenvliesontsteking binnen één gezin hebben voorgedaan. Meningokokkenziekte is weliswaar besmettelijk en inderdaad is de kans op besmettingen bij mensen die in nauw contact met elkaar verkeren - zoals in een gezin verhoogd ten opzichte van de algemene bevolking. Toch komt het zelden voor dat twee personen binnen één gezin de ziekte krijgen. Overigens is de licht verhoogde kans op besmettingen binnen een gezin een reden om gezinscontacten van een persoon met meningokokkenziekte antibioticaprofylaxe te geven. Het Nederlandse rijksvaccinatieprogramma bevat een vaccin tegen de meningokok-C. Vaccin tegen de veelvoorkomende meningokok van serotype B bestaat (nog) niet. Al onze gevallen van meningokokkenziekte werden veroorzaakt door meningokok-B Casus Een directeur van een basisschool belt de GGD. Van een leerling zouden een broertje en zusje (0 en 2 jaar) zijn opgenomen in het ziekenhuis vanwege meningitis (hersenvliesontsteking). De GGD neemt contact op met de behandelende kinderarts om te onderzoeken of het bericht klopt. Dat blijkt het geval te zijn. In overleg met de kinderarts krijgen alle gezinscontacten een antibioticumkuur om een eventuele infectie te couperen en om verdere transmissie van de bacterie te voorkomen. Verder wordt een informatiebrief verspreid onder de (ouders van de) leerlingen in 3 groepen (peuterspeelzaal en 2 basisscholen). De burgemeester en de jeugdarts worden ingelicht. Door tijdige en gerichte informatie te verstrekken, ontstaat er geen onrust en weten de ouders waar zij op moeten letten. De patiëntjes zijn goed hersteld. De veroorzakende meningokok was van het type B.
terug 9
1.13
Meldingen volgens artikel 26 van de Wet publieke gezondheid (Wpg)
Paragraaf 1 van artikel 26 Wpg luidt: “Het hoofd van een instelling waar voor infectieziekten kwetsbare populaties verblijven of samenkomen voor een of meer dagdelen per etmaal, stelt de gemeentelijke gezondheidsdienst van de gemeente waarin de instelling gelegen is, op de hoogte van het optreden van een ongewoon aantal zieken met maag- en darmaandoeningen, geelzucht, huidaandoeningen of andere ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard in de desbetreffende populatie of bij het begeleidend of verzorgend personeel.” Dit artikel heeft betrekking op zieken-, verpleeg- en verzorgingshuizen, instellingen voor verstandelijk gehandicapten, residentiële jeugdinstellingen, semiresidentiële jeugdinstellingen, kinderdagverblijven, scholen, aanmeld- en opvangcentra voor asielzoekers en opvang voor dak- en thuislozen. Deze instellingen moeten dus de GGD waarschuwen bij een ongewoon aantal zieken, zowel onder het personeel als onder de bewoners. De bedoeling van dit artikel zal duidelijk zijn: in dergelijke instellingen bevinden zich mensen met een kwetsbare gezondheid dicht bij elkaar waardoor de kans op snelle verspreiding van een infectieziekte onder deze mensen groot is. De GGD heeft de mogelijkheden om een dergelijke snelle verspreiding te voorkomen. In het artikel worden geen infectieziekten met name genoemd. Echter, zodra er zelfs maar een vermoeden van een besmettelijke aandoening binnen de instelling is, moet die instelling de GGD waarschuwen. In 2010 hebben wij 32 meldingen ingevolge artikel 26 Wpg ontvangen. Deze meldingen waren voornamelijk afkomstig van verpleeg- en verzorgingshuizen, kinderdagverblijven en basisscholen. De meest gemelde (mogelijke) ziekteverwekkers waren: waterpokken/gordelroos, groep-Astreptokokken (GAS), staphylococcus aureus, salmonella typhimurium, rotavirus, respiratoirsyncitieelvirus, norovirus, mycoplasma pneumoniae, bofvirus en enterovirus. 1.13.1 Verpleeg- en verzorgingshuizen Bij de verpleeg- en verzorgingshuizen ging het in veel gevallen om meldingen van bewoners en/of personeelsleden met een kortdurend ziektebeeld van braken en diarree zonder koorts. In dergelijke gevallen is norovirus meestal de verwekker. Diverse instellingen hadden zelf al norovirusdiagnostiek ingezet met positieve uitslag. In enkele gevallen heeft de GGD norovirusonderzoek uitgevoerd dat slechts bij één instelling positief uitpakte. Bij enkele instellingen was onderzoek niet meer mogelijk omdat alle zieken inmiddels waren hersteld. Alle instellingen hebben hygiënerichtlijnen van de GGD ontvangen. 1.13.2 Kinderdagverblijven De meldingen door de kinderdagverblijven waren zeer divers. Bij diverse kinderdagverblijven was sprake van epidemietjes van braken en/of diarree. Onderzoek heeft bij één kinderdagverblijf het rotavirus als verwekker aan het licht gebracht. Bij twee kinderdagverblijven was sprake van een uitbraak van waterpokken. Bij drie kinderdagverblijven was sprake van impetigo en/of huiduitslag. 1.13.3 Scholen Ook de meldingen door scholen liepen sterk uiteen. Op één openbare basisschool hadden in korte tijd acht kinderen een tamelijk ernstige luchtweginfectie (longontsteking, influenza-achtig ziektebeeld) opgelopen. De GGD heeft deze uitbraak onderzocht. Bij twee kinderen kon een gemeenschappelijke verwekker worden aangetoond, namelijk mycoplasma pneumoniae. Bij de andere kinderen werd geen verwekker gevonden. In het najaar van 2010 waren er op een basisschool enkele kinderen met een klinisch beeld van roodvonk. De ouders van deze kinderen hebben van de GGD het advies gekregen met hun kind direct de huisarts te consulteren. Vervolgens is er één melding bij de GGD binnengekomen van een bevestigde roodvonk. Een aantal meldingen door basisscholen betrof impetigo.
10
terug
2.0
Overige activiteiten
2.1
Besmettingsaccidenten
De GGD Hollands Noorden is verantwoordelijk voor de afhandeling van alle niet-beroepsgebonden besmettingsaccidenten, dat zijn accidenten die buiten de werksfeer hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft de GGD met enkele arbodiensten afspraken gemaakt om voor deze arbodiensten ook beroepsgebonden accidenten af te handelen. Bij de afdeling infectieziektebestrijding melden zich dan ook regelmatig personen die, hetzij tijdens de uitoefening van hun beroep, hetzij in hun vrije tijd, een prik-, bijt-, vecht-, of andersoortige verwonding hebben opgelopen dan wel een sekscontact hebben gehad waarbij zij blootgesteld zijn aan mogelijk infectieuze lichaamsvloeistoffen van een ander persoon. In 2010 hebben zich bij de GGD Hollands Noorden 68 personen gemeld vanwege een besmettingsaccident. Overzicht besmettingsaccidenten Prikaccident Bijtaccident Hulp bij ongeval Seksaccident Overige
43 6 6 5 8
De meeste slachtoffers van deze accidenten waren (para)medici die zich hadden of waren geprikt met een gebruikte insulinenaald of een lancet voor bloedsuikerbepaling. Overzicht prikaccidenten met naalden: Insulinenaald Vingerpriknaald Hechtnaald Verdovingsnaald Intramusculair naald Subcutaan naald Tandartstechniek
11 14 2 3 9 1 3
Van deze 68 besmettingsaccidenten werd de helft door de artsen-infectieziektebestrijding beschouwd als hoogrisicoaccident. 28 Accidenten zijn door de afdeling infectieziektebestrijding zelf afgehandeld. In de andere gevallen heeft de afdeling adviezen gegeven over de afhandeling. Tweemaal hebben wij een indicatie gesteld voor postexpositieprofylaxe (PEP) ter voorkoming van besmetting met HIV. 2.2
Consulten voor postexpositieprofylaxe rabiës
Wij hebben in 2010 dertien vragen ontvangen van mensen die een „onfortuinlijk‟ contact hadden gehad met (gebeten of gekrabd waren door) een zoogdier. In al deze gevallen hebben wij postexpositieprofylaxe ingesteld, door middel van 5 vaccinaties, meestal in combinatie met een injectie MARIG (menselijk antirabiës immunoglobuline) gelijk met de eerste vaccinatie. In de meeste van deze gevallen ging het om onuitgelokte aanvallen van een hond, kat, vleermuis of aap. Met „onuitgelokt‟ bedoelen we dat de verwonde persoon niet iets heeft gedaan waarop het dier heeft gereageerd door te krabben of bijten. Onuitgelokte aanvallen kunnen wijzen op een gedragsstoornis bij het dier en wekken daarom een sterke verdenking dat het dier mogelijk rabiës onder de leden heeft.
terug 11
We moeten echter ook vaak postexpositieprofylaxe instellen bij mensen die zich zodanig hebben gedragen dat we niet kunnen spreken van onuitgelokte aanvallen. Zoals bij de toeriste die in een dierenpark in Zuid-Afrika een tijgerwelpje mocht knuffelen (zo schattig!) en die geheel per ongeluk een kras in haar hand van één van de vlijmscherpe tandjes van het dier opliep. We hebben haar toch maar MARIG en 5 vaccinaties gegeven. Hetzelfde geldt voor menige bezoeker van het beroemde Monkey Forest in Ubud op Bali. De apen in dat park zijn gewend aan mensen en zijn honds-(aaps)brutaal. Ze graaien in jaszakken en tassen op zoek naar voedsel. Een mens die laat blijken daar niet van gediend te zijn, loopt gemakkelijk een beet op. Op Bali komt de laatste jaren rabiës voor, er zijn al meer dan honderd doden gevallen onder de lokale bevolking en dat betekent dat zo‟n beet niet kan worden genegeerd. We kunnen daarom reizigers er niet genoeg op wijzen dat ze afstand moeten houden van die dieren, dat ze niet hun handen naar die dieren moeten uitsteken en dat ze geen snoep, koekjes, voedsel, hoe goed verpakt ook, in zakken of tassen moeten meenemen als ze een dierentuin bezoeken waar dieren los rondlopen. 2.3
Hepatitis-B-vaccinatie bij nonresponders
De GGD Hollands Noorden vaccineert jaarlijks honderden mensen tegen hepatitis-B. Deze vaccinatie is enigszins problematisch, omdat niet iedereen op de voorgeschreven reeks van 3 vaccinaties reageert zoals we verwachten, namelijk door antistoffen aan te maken. Mensen die na een volledige reeks vaccinaties geen antistoffen blijken te hebben aangemaakt (terwijl ze niet besmet zijn met hepatitis-B), noemen we nonresponders. Nonresponders krijgen van ons het advies nogmaals een reeks van 3 vaccinaties te halen. Helaas zijn er mensen die ook na 6 vaccinaties niet op het vaccin blijken te hebben gereageerd. Dat is vooral lastig voor personen die beroepshalve kans lopen besmet te raken met hepatitis-B, zoals personeel in de gezondheidszorg. Er zijn in Nederland twee hepatitis-B-vaccins op de markt die sterker werkzaam zijn dan de gangbare vaccins. Het gebruik van deze vaccins bij nonresponders is echter niet vanzelfsprekend omdat deze vaccins niet zijn geregistreerd voor gebruik bij nonresponders, maar alleen voor toediening aan mensen die in aanmerking komen voor nierdialyse. Er is daarom een extra administratieve procedure nodig, voordat deze vaccins aan nonresponders mogen worden toegediend. In het najaar van 2009 en het voorjaar van 2010 hebben wij bij wijze van proef een aantal hardnekkige nonresponders (mensen die na 6 vaccinaties geen antistofrespons hadden getoond) benaderd met het voorstel om zich nog eenmaal te laten vaccineren met zo‟n sterker werkend vaccin. Wij hebben 12 nonresponders gevaccineerd. Van hen bleken 7 enkele weken na de vaccinatie een antistoftiter te hebben die voldoende was om te kunnen zeggen: “U bent beschermd”. Dat is niet een spectaculair resultaat, maar wel zodanig dat wij doorgaan met het aanbieden van deze vaccinatie aan onze nonresponders. 2.4
Diagnostiek in de Openbare Gezondheidszorg
Op 1 september 2007 is de gedecentraliseerde financiering van diagnostiek in de openbare gezondheidszorg van kracht geworden. Deze regeling is nu bekend onder de naam „OGZ-diagnostiek‟. Het doel van deze nieuwe regeling is de kwaliteit van de diagnostiek in de openbare gezondheidszorg te verbeteren en te intensiveren. In het contract „versterking infrastructuur OGZ-diagnostiek‟ is vastgelegd aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om diagnostiek vanuit het OGZ-budget te kunnen bekostigen. De GGD‟en zijn met het RIVM/CIB overeengekomen dat projectgewijs in een periode van 3,5 jaar gewerkt wordt aan een voor het gehele land eenduidig diagnostiekbeleid. Dit betreft zowel het financieel-organisatorische beleid, als het inhoudelijke diagnostiekbeleid. Over 2008 en 2009 heeft de GGD Hollands Noorden 46 maal diagnostiek op kosten van dit budget aangevraagd. Dit betrof diagnostiek in verband met bron- en contactonderzoek en uitbraakonderzoek op hepatitis A, B en C, Salmonella, Stafylokokken en gastro-enteritis in het algemeen.
terug 12
In 2010 heeft de GGD Hollands Noorden 25-maal een beroep gedaan op het budget voor de OGZdiagnostiek: 19 maal voor het contactonderzoek bij een hepatitis-B-patiënt, 3 maal voor het contactonderzoek van een shigellapatiënt en 3 maal voor het onderzoek van contacten van een hepatitis-C-patiënt. 2.5
Vaccinaties voor instellingen
In 2010 heeft de afdeling infectieziektebestrijding diverse vaccinatieprojecten voor instellingen uitgevoerd. Vaccinaties tegen hepatitis-B: Hogeschool van Alkmaar 10 leerlingen Bouwbedrijf BAM 13 medewerkers Huisartsenpost West-Friesland 9 medewerkers Fa. Interflow 12 medewerkers Vaccinaties tegen hepatitis-A en –B: Fa. Kropman Fa. Wolter & Dros
6 medewerkers 23 medewerkers
Vaccinaties tegen DTP en hepatitis-A/B: Gemeente Harenkarspel 8 medewerkers Hoogheemraadschap Texel 9 medewerkers.
terug 13
3.0
Overige zaken
3.1
Kwaliteit
In 2010 is de afdeling infectieziektebestrijding zowel in- als extern geaudit. Het onderwerp van de interne audit was surveillance. Uit de audit zijn geen aandachtspunten naar voren gekomen. De externe audit had als thema opschaling. Het accent daarbij lag op het GROP (Gemeentelijk Rampen Opvang Plan). Uit deze audit zijn enkele verbeterpunten naar voren gekomen. De Inspectie voor de gezondheidszorg is op bezoek geweest in verband met het evalueren van de indicatoren IGZ. De verbeterpunten die uit het bezoek naar voren zijn gekomen, zijn verwerkt in het jaarplan 2011. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan de meldingsplicht van de directeuren van artikel-26-instellingen. 3.2
HPZone
HPZone is een registratieprogramma voor de infectieziektebestrijding. De GGD Hollands Noorden is eind 2008 met dit uit Engeland afkomstige programma gaan werken, evenals een aantal andere GGD‟en in Nederland. Dit programma biedt een krachtige ondersteuning van ons werk. In 2010 hebben alle GGD‟en die gebruikmaken van HPZone, de samenwerkingsovereenkomst Federatie Beheer en Exploitatie Infrastructuur Infectieziektebestrijding getekend. De algemene ledenvergadering van deze federatie is in 2010 vier keer bijeen geweest, de gebruikersgroep HPZone drie keer. In 2010 heeft de GGD Zuid-Holland Zuid zich aangesloten bij de vereniging. De GGD‟en Flevoland en Limburg-Noord hebben aangegeven op 1 januari 2011 te willen starten met HPZone. De deelnemende GGD‟en hebben nauw samengewerkt om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van het programma. Er zijn voorstellen geformuleerd om het programma verder te ontwikkelen. HPZone is in het najaar voorgedragen voor de ICT Spider Award en genomineerd. De prijs is uiteindelijk naar een ander project gegaan. 3.3
Landelijk vaccinatieprogramma hepatitis-B voor risicogroepen
Het doel van het landelijke vaccinatieprogramma hepatitis-B voor risicogroepen is om de overdracht van hepatitis-B in risicogroepen te verminderen. De risicogroepen waarop dit programma is gericht, zijn mannen die seks hebben met mannen (MSM), prostituees en drugsgebruikers. Deze mensen kunnen zich bij iedere GGD in Nederland gratis laten vaccineren tegen hepatitis-B. Onderdeel van het programma is dat de deelnemers ook worden onderzocht op hepatitis-B. Bij de GGD Hollands Noorden worden de vaccinaties verstrekt door de afdeling SOA-bestrijding. Zie het jaarverslag van de afdeling SOA voor de resultaten van het programma in 2010. Het programma wordt ook uitgevoerd door penitentiaire inrichtingen (PI‟s) in Nederland, onder supervisie van de regionale GGD. In onze regio wordt het programma uitgevoerd door 4 PI‟s: Zwaag, Zuiderbos/Amerswiel, Westlinge en Schutterswei). De resultaten van het programma in deze PI‟s in 2010 staan in de tabel hieronder. Er zijn drie personen ontdekt met Hepatitis B. Doelgroep →
druggebruiker
homoseksueel
prostituee
heteroseksueel
e
6
4
3
33
e
2
3
3
20
e
7
2
1
10
1 vaccinatie 2 vaccinatie 3 vaccinatie
terug 14
Zoals uit deze tabel blijkt, worden in de PI‟s nog veel personen gevaccineerd die worden geregistreerd onder de doelgroep heteroseksuelen. Deze mensen behoren sinds kort niet meer tot de risicogroep waarop het programma zich richt. Omdat het registratiesysteem deze mogelijkheid nog bood in 2010 hebben de PI‟s deze mensen toch nog gevaccineerd. 3.4
Externe contacten en publieksvragen
In 2010 zijn in totaal 398 publieksvragen geregistreerd en beantwoord door onze sociaalverpleegkundigen en/of de artsen-infectieziektebestrijding. Deze vragen betroffen: 110 vragen van particulieren 56 van huisartsen 53 van kinderopvanginstellingen 19 van AWBZ-instellingen 11 van bedrijven 37 van scholen 10 van gemeenten 54 van overigen (tandartsen, verpleegkundigen, CB-artsen, ARBO-artsen enz.). De onderwerpen van deze vragen waren (onder meer): 91 prik/besmettingsaccidenten (melden en informatie vragen) 12 over de bof 61 van scholen en kinderopvangcentra over de vijfde ziekte, hand-voet-en-mondziekte, kinderzeer (krentenbaard of impetigo), mazelen, roodvonk en waterpokken 19 van AWBZ-instellingen over het norovirus en diarree/braken 9 vragen van particulieren en huisartsen over scabiës (schurft). Tevens is een groot aantal niet-geregistreerde publieksvragen beantwoord door de medewerkers van ons callcenter tijdens de Q-koortscrisis in onze regio.
terug
15
4.0
Overzicht van meldingen van infectieziekten die volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) meldingsplichtig zijn.
Opmerking 1: de wet publieke gezondheid is op 1 december 2008 van kracht geworden. Tot die tijd gold de infectieziektewet van 1999. De verschillen tussen beide wetten zijn voor dit overzicht niet relevant. Opmerking 2: de indeling in categorieën (A, B1, B2, C) volgens de Wpg is vastgesteld op grond van het niveau van de bestrijdingsmaatregelen die kunnen worden ingezet ter bestrijding van een uitbraak, groep A: landelijke maatregelen, groep B1: gemeentelijke maatregelen met landelijke ondersteuning, B2: gemeentelijke maatregelen, C: alleen lokale maatregelen.
Infectieziekte Groep A
2008
2009
2010
Nieuwe Influenza A (H1N1)
0
79
0
Pokken
0
0
0
Polio
0
0
0
Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS)
0
0
0
Difterie
0
0
0
Humane infectie met aviair influenzavirus
0
0
0
Pest
0
0
0
Rabiës
0
0
0
Virale hemorragische koorts
0
0
0
Buiktyfus
1
1
0
Cholera
0
0
0
Hepatitis A
9
5
3
Hepatitis B Acuut
4
4
12
Hepatitis B Chronisch
37
43
35
Hepatitis C Acuut
0
2
0
Invasieve groep A-streptokokkeninfectie
0
7
0
Kinkhoest
153
127
47
Mazelen
0
1
0
Paratyfus A
0
0
1
Paratyfus B
1
0
1
Paratyfus C
0
0
0
Rubella
0
0
0
STEC/enterohemorragische E.coli-infectie
1
1
1
Shigellose
5
0
9
Voedselinfectie
1
2
1
Antrax
0
0
0
Bof
0
0
6
Botulisme
1
0
0
Brucellose
1
0
0
Gele Koorts
0
0
0
Hantavirusinfectie
0
0
0
Invasieve Haemophilus influenzae infectie
0
0
0
Invasieve pneumokokkenziekte (bij kinderen)
0
1
2
Legionellose
16
10
14
Leptospirose
2
2
0
Listeriose
0
1
1
Groep B1
Groep B2
Groep C
16
terug
MRSA-infectie (clusters buiten ziekenhuis)
0
3
0
Malaria
7
11
7
Meningokokkenziekte
13
11
6
Psittacose
0
0
1
Q-koorts
2
3
9
Tetanus
0
0
0
Trichinose
0
0
0
West-Nilevirusinfectie
0
0
0
Ziekte van Creutzfeldt-Jakob - Klassiek
2
0
0
Ziekte van Creutzfeldt-Jakob - Variant
0
0
0
Totaal meldingsplichtige ziekten
256
315
156
terug 17
5.0
Deelname van werknemers product Algemene Infectieziektebestrijding aan landelijke en provinciale werkgroepen, commissies en overleggen
Provinciaal Overleg Infectieziektebestrijding (POI) Bert Hoendermis arts-infectieziektebestrijding Carla Korver sociaal verpleegkundige-infectieziektebestrijding
voorzitter POI lid POI
Landelijk Overleg Infectieziektebestrijding (LOI) Bert Hoendermis arts-infectieziektebestrijding Projectgroep Infectieziektebestrijding GGD Nederland Bert Hoendermis arts-infectieziektebestrijding Project Outbreakmanagement Fred Slijkerman Megelink arts-infectieziektebestrijding Bert Hoendermis arts-infectieziektebestrijding
projectleider stuurgroeplid
Landelijk Overleg Verpleegkundigen Infectieziektebestrijding (LOVI) Carla Korver sociaa lverpleegkundige infectieziektebestrijding Landelijke ICT applicatie ontwikkeling en infrastructuur HPZone Harm Menger arts-infectieziektebestrijding Anita de Boer sociaal verpleegkundige Ad Olijhoek hoofd sector I&M Project Jaarverslag Bert Hoendermis
lid gebruikersgroep ambtelijk secretaris secretaris
arts-infectieziektebestrijding
De artsen van het product algemene infectieziektebestrijding zijn allen ook werkzaam in de disciplines curatieve SOA-bestrijding en reizigersadvisering en –vaccinaties. Zij zijn beschikbaar om bijstand te verlenen aan de afdelingen Medische Milieukunde en Inspectie en Hygiënezorg. Eén van de sociaalverpleegkundigen-infectieziektebestrijding had in 2010 ook een taak in de reizigersadvisering- en vaccinaties. Vier administratieve medewerkers verrichtten werkzaamheden ter ondersteuning van de infectieziektebestrijding.
terug 18
6.0
Personeel en Organisatie
In 2010 bedroeg het aantal medewerkers werkzaam bij de sector Infectieziekten en Milieu, product algemene infectieziekten (IZB) 15. Sectormanager Infectieziekten en Milieu
Ad Olijhoek
Artsen-infectieziektebestrijding
Bert Hoendermis Fred Slijkerman Megelink Harm Menger Ondine Mourits Roland de Nijs San Lie
Productcoördinator infectieziektebestrijding
Anita de Boer
Sociaalverpleegkundigen-infectieziektebestrijding
Anita de Boer Carla Korver Meta Bakker
Administratie infectieziektebestrijding
Inge Ouwendijk Marit Heederik Lia Geenen Tiny Boontjes (tot 1 oktober) José de Goede (tot 1 augustus)
terug 19
Verklarende woordenlijst. ALAT
alanine-aminotransferase, een enzym dat zich in levercellen bevindt. Een verhoogde hoeveelheid ALAT in het bloed wijst op beschadiging van levercellen.
E-antigeen
één van de kenmerken van het hepatitis-B-virus. Het immuunsysteem reageert op dit antigeen door anti-e-antistoffen aan te maken.
GHOR
de organisatie voor geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen.
LNV
ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit.
MDL-arts
maagdarmleverarts, ook wel genoemd gastro-enteroloog.
Postexpositieprofylaxe profylactische behandeling na blootstelling, dus behandeling als er mogelijk al infectie heeft plaatsgevonden om te voorkomen dat het slachtoffer ziek wordt. VWA
voedsel- en warenautoriteit. Deze organisatie heet sinds kort nVWA, nieuwe VWA, vooruitlopend op een fusie in 2012.
terug 20