Jaarverslag 2013 Streeklaboratorium GGD Amsterdam
Colofon Redactie en Tekst D. Abma, K. Adams, S. Bruisten, A. van Dam, I. Linde, C. Signet Gegevensverzameling en vormgeving M. van Rooijen, M. Schlüter
Streeklaboratorium, GGD Amsterdam
Jaarverslag 2013 Colofon ........................................................................................... 5 Voorwoord ..................................................................................... 7 Het Streeklaboratorium ................................................................. 9 Administratie ................................................................................ 10 Bedrijfsbureau .............................................................................. 11 Klinische bacteriologie .................................................................. 12 Serologie / Virologie ..................................................................... 22 Moleculaire diagnostiek ............................................................... 30 Wetenschappelijk onderzoek ....................................................... 34 Nascholing, congresbijdragen en publicaties .............................. 40 Stagiaires ...................................................................................... 47 Bijlage bacteriologie ..................................................................... 49 Bijlage serologie en virologie ........................................................ 54 Bijlage moleculaire diagnostiek .................................................... 59
5
Colofon
Jaarverslag 2013
Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid en Bijzonder Instituut voor de Virologie GGD Amsterdam Het jaarverslag van het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid Amsterdam wordt verzonden aan B&W van Amsterdam en op verzoek aan inzenders en alle andere geïnteresseerden. Het complete verslag is te lezen en te downloaden op de website van het Streeklaboratorium: www.streeklaboratorium.nl Ook is het op verzoek toesturen van een papieren versie mogelijk. Dit verzoek kan telefonisch: 020-555 5275 of per email:
[email protected] Of per post: Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid GGD Amsterdam Postbus 2200 1000 CE Amsterdam Overname van de inhoud of gedeelten daarvan is, met bronvermelding, toegestaan.
6
7
Voorwoord Beste collega’s en relaties, Op het Streeklaboratorium waren er in 2013 een aantal memorabele zaken waarvan we in dit jaarverslag melding willen doen. Het jaarverslag is samengesteld door de afdelingshoofden en medewerkers. Graag willen we laten zien wat onze behaalde resultaten zijn, maar tevens willen we een idee geven van onze activiteiten en de werksituatie op de verschillende subafdelingen. In april hebben we afscheid genomen van het Hoofd Streeklaboratorium, dr. Arjen Speksnijder. Hij heeft een functie bij het Naturalis Biodiversity Center te Leiden aanvaard. Na 5 jaar hard gewerkt te hebben voor het GGD Streeklaboratorium willen wij hem vanaf deze plaats hartelijk danken voor zijn grote inzet en veel succes wensen in zijn verdere carrière. Een maand later volgde het afscheid van een van de bekendste GGD medewerkers, Rinus Marcin (bijgenaamd ‘de Directeur’). Na ruim 45 dienstjaren hebben we met alle medewerkers een feestelijk afscheid met hem gevierd. We hopen dat hij nog lange tijd in goede gezondheid mag genieten van zijn tijd zonder Streeklaboratorium. Prof. dr. Martien Borgdorff heeft als waarnemend clusterhoofd van het Cluster Infectieziekten, waar het Streeklaboratorium onder valt, veel beleidstaken op zich genomen na vertrek van het Hoofd Streeklaboratorium. Zijn persoonlijke inzet heeft ertoe geleid dat we begin 2014 een nieuw laboratoriumhoofd konden verwelkomen, dr. Paul Oostvogel. Zowel financieel als kwalitatief ging het in 2013 goed met het Streeklaboratorium. Echter gaande het jaar werd duidelijk dat het een uitdaging is om in de komende jaren voldoende diagnostische aanvragen te behouden. Het aantal aanvragen op de afdeling virologie was al langere tijd aan het dalen. Eind 2013 werd met pijn in het hart besloten dat de virologische kweek per januari 2014 gestopt moest worden, omdat deze activiteit niet meer rendabel was. We
realiseren ons dat hierdoor belangrijke expertise verloren is gegaan. De meeste virologische kweken zijn vervangen door moleculaire testen, zodat het diagnostisch pakket gewaarborgd blijft. Ook voor de subafdeling moleculaire diagnostiek was er een keerpunt toen het OLVG in juni een aantal moleculaire testen in eigen beheer ging uitvoeren. Dit resulteerde in een significante daling van het aantal moleculaire testen. Voor de klinische bacteriologie was er eveneens een daling te zien in het aantal kweken, en verondersteld wordt dat bij een ongewijzigde situatie in de komende jaren, het aantal kweken zal blijven afnemen. De teruggelopen omzet heeft ertoe geleid dat tijdelijke contracten van medewerkers in 2013 niet verlengd konden worden en dat het aantal formatieplaatsen dat door natuurlijk verloop vrijkwam niet meer is opgevuld. De verminderde omzet van het Streeklaboratorium ligt deels buiten onze invloedsfeer, aangezien de economische crisis zorginstellingen in heel Nederland treft. Huisartsen en patiënten zijn terughoudend geworden in het aanvragen van laboratoriumtesten, mede door de verhoogde eigen bijdrage in de zorg. Het management team heeft zich met veel energie ingezet om strategieën te bedenken om het tij te keren zodat we het GGD Streeklaboratorium kunnen behouden. Daarbij zijn alle Streeklaboratorium medewerkers ingeschakeld om mee te denken tijdens lunchbijeenkomsten, het ‘Broodje Idee’ overleg. Hieruit is een aantal praktische ideeën naar voren gekomen. De soa-polikliniek van GGD Amsterdam bleef onze grootste klant en door de succesvolle donderdagavond spreekuren heeft dit voor het Streeklaboratorium meer werk opgeleverd. Het verzorgen van een adequate bezetting van dit ‘Point of care’ laboratorium is mede door een flexibele inzet van medewerkers van de afdeling serologie, onder aansturing van Karin Adams, en de klinische bacteriologie, geleid door Ineke Linde,
8
succesvol verlopen. Dankzij acquisitie activiteiten door Caspar Signet lukte het in 2013 om de diagnostiek van de soa-polikliniek van GGD Zaanstreek Waterland te mogen gaan verrichten. De logistieke uitvoering werd daarbij snel en goed opgepakt door Douwe Abma. In 2014 komt daar ook de diagnostiek van de soa-polikliniek van GGD Hollands Noorden bij. Het Streeklaboratorium versterkt daarmee zijn positie als expertiselaboratorium op het gebied van soa’s.
fende het vaginale microbioom en chlamydia studies, ontstond de mogelijkheid voor een nieuwe promotieplaats op het Streeklaboratorium per januari 2014. De toegekende projectgelden voorzien allen in financiering van analisten. De RIVM referentietaken op het gebied van de soa chlamydia en gonorroe zijn samen met dr. Alje van Dam ingediend. Op het gebied van gonorroe was dit met succes, zodat het GGD Streeklaboratorium zich vanaf 2014 officieel de komende 4 jaren Referentielaboratorium voor gonorroe mag noemen. De in 2009 geïnitieerde verbouwing van het Ook in 2013 leverden de artsen-microtuberculoselaboratorium naar een BSL3 bioloog van het OLVG ieder op hun eigen ruimte, volgens de aangescherpte manier en met hun specifieke expertise een veiligheidseisen, is in 2013 door de GGD belangrijke bijdrage aan het totale medisch directie gefiatteerd. Deze verbouwing zal in inhoudelijke takenpakket, waarvoor onze 2014 afgerond zijn. Daarmee blijft het dank. Daarnaast veel dank aan alle StreekStreeklaboratorium een belangrijke speler laboratorium medewerkers die zorg hebben op het gebied van de Openbare gezondheids- gedragen voor de goede resultaten in 2013. zorg diagnostiek. Bijzondere dank zijn we verschuldigd aan Martine Schlüter en Martijn van Rooijen Het wetenschappelijke onderzoek waaraan voor hun bijdrage aan de totstandkoming het Streeklaboratorium meewerkt door van dit jaarverslag. Tenslotte danken we projecten te initiëren op basis van gelden uit onze inzenders die het mogelijk maken om R&D, Soa O&O en RIVM referentietaken, dit belangrijke werk uit te mogen blijven leverde in 2013 een positieve bijdrage aan voeren. het werk, zowel financieel als inhoudelijk. Dr. Sylvia Bruisten is er, samen met verschil- Sylvia Bruisten lende andere aanvragers binnen en buiten Medisch moleculair microbioloog het Streeklaboratorium, in geslaagd om 6 Hoofd Moleculair diagnostiek en Research R&D projecten en 1 Soa O&O project goedgekeurd te krijgen. Enkele projecten liepen Caspar Signet samen met dr. Robin van Houdt, die in Hoofd Bedrijfsbureau november 2013 uit dienst trad. Door het Waarnemend laboratoriumhoofd vanaf samenvoegen van deze projecten, betrefapril 2013
9
Het Streeklaboratorium Het Streeklaboratorium voor de Volksgezondheid en Bijzonder Instituut voor de Virologie behoort tot het cluster Infectieziekten. Tot dit cluster behoren ook de afdelingen Algemene Infectieziekten, waaronder het Vaccinatiebureau en Hygiëne en Inspectie, en de afdeling TBC bestrijding, de soa-polikliniek en de afdeling Onderzoek en Research.
Het cluster Infectieziekten houdt zich bezig met de bestrijding van infectieziekten bij de bevolking van Amsterdam en omgeving. De meest voorkomende ziekten zijn: tuberculose, malaria, dysenterie, chlamydia, gonorroe, syfilis en hepatitis A, B en C. De diagnostiek die het Streeklaboratorium aanbiedt, is een zeer compleet pakket wat betreft infecties veroorzaakt door bacteriën, virussen, gisten, schimmels en parasieten. Het Streeklaboratorium is onderverdeeld in de afdelingen: Administratie Bedrijfsbureau Klinische bacteriologie Soa-poliklinieklaboratorium Serologie/virologie Moleculaire diagnostiek Research
10
Administratie Douwe Abma, hoofd administratie
Takenpakket De Administratie en Receptie is een ondersteunende afdeling binnen het Streeklaboratorium. Hier worden de te onderzoeken materialen in ontvangst genomen en verwerkt om op de juiste wijze op het laboratorium in behandeling genomen te worden. Aan het eind van het proces worden de onderzoeksuitslagen verstuurd naar de aanvragers. De afdeling speelt een centrale rol binnen het laboratorium, en geldt voor
zowel interne als externe klanten als aanspreekpreekpunt. We werken op deze afdeling met zeven medewerkers die naast het primaire proces ook ondersteunende taken verrichten, zoals archiveren, het verwerken van bestellingen en het coderen van facturen. Daarnaast zijn er twee andere medewerkers betrokkken bij laboratoriumbrede ondersteuning, zoals het aanmaken van buffers en voorraadbeheer. Tevens zijn zij voor logistieke doeleinden inzetbaar.
11
Bedrijfsbureau
Caspar Signet, hoofd bedrijfsbureau Bedrijfsbureau Het bedrijfsbureau heeft vier hoofdtaken: automatisering, financiën, kwaliteitszorg en relatiebeheer. De afdeling werkt nauw samen met de afdelingen financiën en automatisering van de GGD Amsterdam. Automatisering Naast het reguliere onderhoud zijn in 2013 diverse wijzigingen in ons laboratoriuminformatiesysteem, GLIMS, doorgevoerd. Er is op de soa-polikliniek een nieuw elektronisch patiëntendossier ingevoerd; Aphrodite. Dit systeem is gekoppeld aan GLIMS. Op 1 juli is het systeem live gegaan. Inmiddels hebben ook andere soa-poliklinieken Aphrodite aangeschaft, waardoor we ook met andere soa-poliklinieken een koppeling kunnen maken. De koppeling van de nieuwe serologie apparatuur (Liason XL) is inmiddels operationeel. Financiën De afhandeling van facturen verloopt geautomatiseerd. Declaraties zijn tijdig ingediend bij de zorgverzekeraars en onze overige klanten. In 2014 zal elke verzekeraar zelf tariefonderhandelingen met het laboratorium voeren. Eind 2013 is gestart met het
deze onderhandelingen via een digitale applicatie. Het betekent een extra belasting van de financiële administratie. Kwaliteitszorg Er zijn in 2013 17 interne kwaliteitsaudits uitgevoerd. Deze audits worden uitgevoerd door hiervoor opgeleide medewerkers van het Streeklaboratorium. Op basis van de audits zijn verbetervoorstellen gedaan die in diverse plannen van aanpak zijn verwerkt. Per kwartaal in 2013 is op basis van de binnengekomen meldingen (klachten, onregelmatigheden en verbetervoorstellen) een rapportage gemaakt. Hieruit zijn verbeterpunten naar voren gekomen waarop actie is ondernomen. Relatiebeheer Er vinden regelmatig klantbezoeken plaats. Zowel op initiatief van de klant als vanuit het laboratorium zelf. Om onze inzenders beter te informeren over afnamematerialen en de mogelijke diagnostiek is een papieren labwijzer ontwikkeld. Deze is onder de klanten van het Streeklaboratorium verspreid.
Overzicht interne audits Organisatie onderdeel Arbo, Milieu en Hygiëne Myco-bacteriologie Laboratoriuminformatiesysteem GLIMS Documentbeheer Laboratorium soa-polikliniek Serologie-1 Administratie/werkvoorbereiding Bacteriologie -1 Goederen Mediabereiding Bacteriologie-2 Serologie-2 Systeemaudit Onderzoek en projecten Moleculaire biologie Virologische kweek Inzet artsenʹmicrobioloog
Datum audit 24-01 15-01 21-03 14-03 16-04 16-05 28-05 06-06 18-06 25-06 10-09 19-09 24-09 10-10 05-11 14-11 19-11
12
Klinische bacteriologie
Ineke Linde, hoofdanalist Algemeen In 2013 zien we over het algemeen een daling in het aantal inzendingen voor de afdeling Bacteriologie. Dit is een landelijke trend. Gezien de toenemende bezuinigingen in de gezondheidszorg wordt er over het algemeen minder materiaal voor diagnostiek ingestuurd naar diverse laboratoria. Het gevolg hiervan is een inkrimping van het personeelsbestand op het Streeklaboratorium, onder andere door middel van het niet verlengen van 2 tijdelijke contracten op de bacteriologie. Ook hebben we afscheid genomen van 2 ervaren analisten vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarentegen kwamen 3 medewerkers na hun zwangerschapsverlof weer terug op de werkvloer. Om het personeelsbestand op het soapoliklinieklaboratorium te garanderen is in 2013 verder gegaan met het inwerken van een aantal analisten van de afdeling serologie/virologie. De directie gaf opnieuw goedkeuring voor het voortzetten van het avondspreekuur van de soa-polikliniek en een aantal van deze analisten is tevens ingezet tijdens dit spreekuur. Brede inzetbaarheid van analisten is vereist om flexibel in te kunnen springen bij veranderingen van diagnostiekaanvragen en als back-up bij uitval. Tegelijk met de overgang van de soa-polikliniek naar een nieuw automatiseringssysteem Aphrodite, is het soa-poliklinieklaboratorium overgegaan op het automatiseringssysteem van het Streeklaboratorium; GLIMS. Vanwege de complexiteit van deze twee systemen heeft dit veel voeten in de aarde gehad, wat veel energie gevergd heeft van onder andere de automatiseringsmedewerkers en de soaanalisten. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een goede aansluiting van het GLIMS soalaboratorium op het GLIMS Streeklaboratorium, wat de kwaliteit en de snelheid van de rapportage van de soalaboratoriumonderzoeken ten goede gekomen is. In samenwerking met de soa-polikliniek zullen ook de toiletten van de soa-polikli-
niek, grenzend aan het soa-laboratorium verbouwd worden, vanwege strengere eisen die hieraan gesteld zijn wat betreft hygiëne en vanwege de uitbreiding van het aantal bezoekers aan de soa-polikliniek. De verbouwingsplannen hiervoor zijn in 2013 in gang gezet. Door stagiaires en medewerkers is een aantal nieuwe testen en/of methodes gevalideerd met name op het gebied van bijzonder resistente microörganismen (BRMO). Hierover meer verderop in dit stuk. Neisseria gonorrhoeae Gonokokken Resistentie Antibiotica Surveillance (GRAS) Het Streeklaboratorium heeft per 1-1-2014 officiëel de status gekregen van referentielaboratorium voor Neisseria gonorrhoeae. De referentietaken zijn overgenomen van het Centrum Infectieziektebestrijding (Clb). In het Gonokokken Resistentie Antibiotica Surveillance (GRAS) project dat in 2006 gestart is, worden laboratorium- en epidemiologische gegevens aan elkaar gekoppeld voor adequate behandeling en gerichte interventie om inzicht te krijgen in het voorkomen van resistentie bij gonokokken in Nederland. In het kader van het GRAS project heeft onze afdeling in 2013 een kwaliteitsrondzending verzorgd voor determinatie en gevoeligheidsbepaling van Neisseria gonorrhoeae (NG). Deze rondzending in de vorm van 12 NG stammen is samen met een vragenlijst verstuurd naar alle aan GRAS deelnemende laboratoria. Vervolgens zijn de resultaten geanalyseerd en de antwoorden op de vragenlijsten verwerkt. De resultaten van de rondzending en de evaluatie zijn terug gerapporteerd aan de deelnemende GRAS laboratoria. Aan de hand van de resultaten zijn door een aantal laboratoria daarna herhalingsmonsters aangevraagd. Ter referentie ontving de afdeling in 2013 3 Neisseria gonorrhoeae isolaten verdacht voor resistentie voor 3e generatie cefalosporines. Bij 1 van de 3 isolaten werden zowel de determinatie als de verhoogde MIC’s voor de cefalosporine’s
13
bevestigd. Voor 1 isolaat werd de determinatie niet bevestigd, bij het derde isolaat werden geen verhoogde MIC’s tegen de cefalosporines vastgesteld.
Het aantal NG stammen met een verhoogde MIC voor cefotaxim neemt sinds 2011 dus af. Het aantal stammen met een verhoogde MIC voor cefixim (MIC > 0.125 = R) nam ook af In de urine van een in het grampreparaat van 14% in 2010 tot 5.5% in 2013. Daarentevoor gonorroe sterk verdachte patiënt, gen zien we dat het aantal stammen met een waarbij zowel de kweek als de moleculaire verhoogde MIC voor ceftriaxon (MIC testen negatief bleven voor Neisseria >0.125=R) van een daling van 5.2% in 2010, gonorrhoeae, werd uiteindelijk door het AMC 2.0 % in 2011 en 3.1 % in 2012, in 2013 weer DNA aangetoond van Neisseria meningitidis stijgt naar 7.8%! (Zie figuur 1 pagina 14) groep C. De oorzaak van deze stijging is niet bekend, Neisseria meningitidis, een commensaal van maar heeft mogelijk te maken met de behande bovenste luchtwegen en de verwekker van deling met ceftriaxon. Resistentie tegen onder andere meningitis, is verwant aan cefixime en ceftriaxon werd niet gevonden. Neisseria gonorrhoeae en kan in zeldzame Het percentage azithromycine resistente NG gevallen ook urethritis veroorzaken. stammen is in 2013 verder gedaald en het percentage ciprofloxacine resistente stamResistentieontwikkeling Neisseria men blijft hoog (35.9%). Er is geen resistengonorrhoeae tie gevonden tegen Spectinomycine. Uit moleculair onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van een mosaic penA gen, Neisseria gonorrhoe kweek uit tonsillen gedeeltelijk verkregen van commensale Vanwege het feit dat tonsilkweken, oftewel Neisseria ssp. een belangrijke factor is in de keelkweken, vaak overgroeid zijn met resistentievorming van Neisseria gonorrhoea keelflora, is in het verleden de keuze getegen cefalosporines. Verhoogde MIC’s tegen maakt tonsiluitstrijken van de soa-poliklicefalosporines is vaak geassocieerd met de niek niet meer te kweken op Neisseria aanwezigheid van een mosaic penA gen in gonorrhoe, maar om hier in eerste instantie de gonokok. Op het Streeklaboratorium is alleen moleculair onderzoek (TMA) op te een specifieke PCR ontwikkeld om het verrichten. Indien de TMA positief is voor mosaic penA gen aan te tonen in Neisseria Neisseria gonorrhoea wordt de cliënt opgegonorrhoeae stammen en wordt onder roepen voor therapie en wordt alsnog een andere onderzoek gedaan naar de relatie kweekmonster afgenomen. van NG stammen met het mosaic penA gen Voor het monitoren van de resistentieen NG stammen met een ‘wild type’ gen met ontwikkeling zijn NG stammen uit de keel betrekking tot de resistentieontwikkeling interessant, omdat in de keel ook veel voor cefalosporines. commensale Neisseria ssp. aanwezig zijn die voor overdracht van resistentiegenen De eerste keuze behandeling voor ongecom- kunnen zorgen. Zodoende is er in 2013 pliceerde gonorroe is een éénmalige injectie onderzoek gedaan naar het optimaliseren met ceftriaxon 500 mg intramusculair. In het van een selectieve voedingsbodem voor laboratorium worden van alle NG stammen tonsilkweken. Door te experimenteren met MIC’s bepaald voor 3 derde generatie diverse antibiotica in verschillende hoeveelcefalosporines, namelijk ceftriaxon, heden is uiteindelijk een selectieve bodem cefixime en cefotaxim. Vanaf 2007 steeg het ontwikkeld waarop keelflora geremd wordt aantal NG stammen met een verhoogde MIC en de gonokok goed groeit. Deze voedingsbovoor cefotaxim (MIC > 0.125=R) , in 2008 – dem wordt door het OLVG gemaakt en wordt 2010 steeg het percentage verhoogde MIC’s in 2014 verder uitgetest in de routine. Bij tot 7.1 – 7.3%. Dit percentage daalde in goede resultaten zal deze nieuwe voedings2011 vervolgens weer naar 2.1% en in 2013 bodem de huidige voedingsbodem gaan zette die daling zich verder voort naar 1%. vervangen voor de tonsilkweken.
14
Neisseria gonorrhoeae resistentie 2000-2013 Jaar CLSI 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 EUCAST 2011 2012 2013
Aantal isolaten
Ciprofloxacine
1.029 1.060 1.053 786 1.044 1.178 1.093 969 864 952 1.029
0,3% 3,9% 6,7% 7,0% 13.7% 24.0% 35,5% 37,3% 44,2% 43,3% 40,7%
1.113 1.168 988
35,0% 27,6% 35,9%
AZI
Cefotaxime
Cefixime
Ceftriaxon
1,5% 1,0% 1,4% 1,4% 1,9%
0% 0% 0% 0% 0% 0%
0%
0%
8,2% 1,5% 0,6%
6,3% 6,0% 5,8%
0% 0% 0,3%
0,1% 0% 0%
Spectomycine
Figuur 1. Percentage N.gonorrhoeae stammen met een verhoogde MIC (MIC>0.125=R) voor ceftriaxone van 2010 tot 2013
0% 0% 0%
15
Neisseria gonorrhoeae ciprofloxacin resistentie 2006-2013
Neisseria gonorrhoeae azitromycine resistentie 2008-2013
16
Neisseria gonorrhoeae cefotaxim resistentie 2006-2013
Neisseria gonorrhoeae cefixime resistentie 2010-2012
17
Neisseria gonorrhoeae ceftriaxon resistentie 2010-2013
Bacteriologie Ter voorbereiding van een punt-prevalentie onderzoek naar het vóórkomen van Bijzonder Resistente Microörganismen (BRMO) in Amsterdamse verpleeg- en verzorgingsinstellingen in 2014, was het noodzakelijk de diagnostiek met betrekking tot BRMO te optimaliseren. Tegelijkertijd was er sowieso in het laboratorium behoefte aan een screeningsmethode voor Vancomycine Resistente Enterokokken (VRE), in verband met een uitbraak van VRE in omliggende ziekenhuizen, die zich uitbreidde naar de overige zorginstellingen.
namelijk VanA, VanB en VanC stammen. Het VanC resistentiemechanisme is klinisch minder relevant dan de VanA en VanB mechanismen, omdat deze mechanismen zich gemakkelijker kunnen verspreiden en er zodoende een kans bestaat dat ze door genoverdracht naar andere organismen overgaan, bijvoorbeeld naar Staphylococcus aureus, waardoor een Vancomycine resistente Staphylococcus aureus (VRSA) kan ontstaan.
Voor de moleculaire screening op VRE is op de moleculaire afdeling een Real Time PCR ontwikkeld die het mogelijk maakt om VanA BRMO en VanB enterokokken te detecteren en op de Vancomycine Resistente Enterokokken (VRE) bacteriologie is een VRE kweek De VRE is wereldwijd een belangrijke screeningsmethode gevalideerd. Momenteel nosocomiale infectie geworden, wordt op VRE gescreend middels de kweekvancomycineresistentie komt vooral voor in methode en verdachte stammen worden Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium. bevestigd met de VRE VanA/VanB PCR. Omdat Enterococcus faecalis een commensaal van het maagdarm-kanaal is, hoeft een Meticilline Resistente Staphylococcus aureus besmetting met een VRE niet per se tot een (MRSA) infectie te leiden, maar wanneer een infectie Voor het kweken van MRSA waren reeds een optreedt zijn er nog maar weinig antibiotica kweek screeningsmethode en een molecubeschikbaar om de infectie te bestrijden. VRE laire screeningstest aanwezig. In 2013 zijn stammen zijn ingedeeld in 3 groepen afhan- er ruim 2300 MRSA kweken verwerkt, kelijk van hun resistentie mechanisme, hoofdzakelijk van omliggende verpleeg-
18
instellingen, waarbij 69 nieuwe MRSA patiënten gevonden zijn. Nieuwe MRSA isolaten worden opgestuurd naar het RIVM voor typering. Aan de hand van de Spatypering kan de verspreiding van MRSA in kaart gebracht worden. De meest voorkomende MRSA types waren t1081 en t002. Multiresistente Pseudomonas Landelijk werd ook een aantal uitbraken gemeld met een bijzonder resistente Pseudomonas aeruginosa. Bij resistente Pseudomonas sp. is meestal sprake van aanwezigheid van een VIM-gen. Het VIM-gen is een gen voor carbapenemase, een enzym dat carbapenems af kan breken. Carbapenems (meropenem, imipenem) zijn antibiotica behorend tot de beta-lactam antibiotica die worden beschouwd als de laatste klasse van antibiotica waarvoor bacteriën nog gevoelig zijn. In 2013 is één maal een Pseudomonas aeruginosa met een aangetoond VIM-gen gekweekt uit urine.
voorgaande jaren. Bij 26% van de TBC materialen (n=741) werd naast de kweek ook een directe PCR aangevraagd of werd de directe PCR gedaan naar aanleiding van een positieve auramine. Het totaal aantal gekweekte Mycobacterium tuberculosis complex isolaten (n=83) en atypische Mycobacteriën (n=25) is in 2013 vrijwel gelijk gebleven met het gekweekte aantal isolaten in 2012. In 2013 zijn er 3 gevallen geweest van ‘multidrug resistant’ tuberculosis. De gekweekte Mycobacteriën tuberculosis stammen bleken resistent te zijn voor zowel INH als Rifampicine. Deze patiënten waren alle 3 afkomstig uit Azië (India, Indonesië en de Filippijnen).
Enquête Inspectie voor de gezondheidszorg Eind 2012 ontving het Streeklaboratorium een enquête van de Inspectie voor de Gezondheidszorg betreffende de veiligheidscondities rond het kweken van Mycobacterium tuberculosis complex (MTBC). Na invulling van de vragenlijst stuurde de Extended Spectrum Beta Lactamase (ESBL) Inspectie in februari 2013 een conceptESBL is een bacteriëel enzym dat een grote rapport met hierin de punten vermeld groep beta-lactam antibiotica, waaronder waarbij het TBC laboratorium volgens de cefalosporines onwerkzaam maakt. Dit Inspectie nog niet voldeed aan de vereiste enzym wordt vooral gevonden in gramveiligheidsnorm (Bio Safety Level 3). Deze negatieve bacteriën zoals Escherichia coli. De met name bouwtechnische verbeterpunten bacteriën die ESBL produceren zijn gewone zijn alle meegenomen in de plannen voor de darmbacteriën die meestal geen infecties nieuwbouw van het BSL3 laboratorium. De veroorzaken bij gezonde personen, maar ze Inspectie heeft toegestemd met het afhandekunnen wel urineweginfecties veroorzaken len van de resterende actiepunten bij de die niet te behandelen zijn met eerste keuze nieuwbouw en heeft toestemming gegeven antibiotica. In 2013 zijn er in ons laborato- om tot die tijd de TBC diagnostiek uit te rium bij 102 patiënten ESBL producerende blijven voeren in het huidige TBC laboratostammen gevonden, waarvan het grootste rium. De bouw van het nieuwe BSL3 laboradeel Escherichia coli uit urine’s. Uit onderzoek torium zal in 2014 van start gaan. blijkt dat de wereldwijde opkomst van ESBL en de verplaatsing van de problematiek Auraminepreparaten rondom ESBL positieve bacteriën van Per 1 maart 2013 is er op de TBC afdeling ziekenhuizen naar verpleeghuizen een een verandering ingevoerd betreffende het toename van ESBL tot gevolg heeft gehad in maken van auraminepreparaten. Voorheen de gemeenschap. werd er een auraminepraparaat gemaakt van direct materiaal, maar gezien het feit dat het maken van een auraminepreparaat Tuberculose onderzoek na decontaminatie (met onder andere Diagnostiek centrifugatie) van het materiaal sensitiever Het aantal ingestuurde monsters voor is, is besloten over te stappen op deze onderzoek op tuberculose (n=2811) is in methode. 2013 met 10% gedaald ten opzichte van
19
Verder is het auraminekleurapparaat in gebruik genomen, waarbij de auraminepreparaten niet meer met de hand gekleurd worden in de zuurkast, maar in een afgedekte kleurcentrifuge. Het auraminekleurapparaat is niet alleen minder milieubelastend door gebruik van zeer kleine hoeveelheden kleurstof, maar ook veiliger voor de analisten vanwege het gesloten systeem. Kruiscontaminatie Ieder nieuw positief TBC isolaat wordt voor typering opgestuurd naar het RIVM voor bronopsporing en vaststellen van mogelijke kruiscontaminatie. Kruiscontaminatie is het besmetten van het materiaal van een patiënt met het materiaal van een andere patiënt, waarbij dus fout-positieve uitslagen verkregen worden. Kruiscontaminatie ontstaat meestal door een verwisseling van materiaal tijdens afname of bij verwerking in het laboratorium. Indien aan de hand van de uitslag van de typering vastgesteld wordt dat er mogelijk kruiscontaminatie heeft plaatsgevonden stuurt het RIVM hiervan een bericht naar het laboratorium. Vervolgens wordt er in het laboratorium grondig onderzoek gedaan naar een mogelijk moment van besmetting. In 2013 ontving de afdeling bericht van een mogelijke kruisbesmetting en dit is na intern onderzoek inderdaad bevestigd. Gelukkig had deze kruiscontaminatie geen consequenties voor de betrokken patiënten, beiden hadden een positieve TB kweek, en de fout kon hersteld worden zonder nadelige gevolgen. Het percentage kruiscontaminaties in 2013 is 0.2%. In het TBC laboratorium wordt zo zorgvuldig mogelijk gewerkt om kruiscontaminaties te voorkomen. IGRA Het aantal Interferon Gamma Release Assays (IGRA’s), om latente tuberculose op te sporen, is dit jaar opnieuw met 42% toegenomen. Er kwamen meer dan 2200 IGRA-sets binnen waarvan 382 monsters positief bleken te zijn (17,1%) Het percentage positieven is hiermee vrijwel gelijk aan het jaar daarvoor. De toename in het aantal IGRA’s is onder andere te wijten aan personeels-
screeningen van een aantal omringende zorginstellingen. In plaats van de X-thorax wordt er gescreend met de IGRA. In het tweede kwartaal zagen we ineens een verdubbeling van het aantal ‘indeterminate’ IGRA uitslagen. Een indeterminate testuitslag is een uitslag die niet geinterpreteerd mag worden omdat de controles in de test niet goed bevonden zijn, waarbij de test herhaald moet worden. Bij navraag bij de firma bleek dat er bij meerdere laboratoria een toename was van indeterminate uitslagen, en de oorzaak hiervan bleken ondeugdelijke interne positieve controlebuizen in de kit. De firma heeft vervolgens de kits met de foutieve Mitogenbuizen teruggenomen en vervangen door nieuwe kits. Het laboratorium heeft vervolgens bij de inzenders de IGRA kits met de foutieve Mitogenbuizen vervangen door nieuwe kits. Hiermee was het ‘indeterminate’ probleem opgelost. Schimmelkweken In 2013 kregen we 50% meer aanvragen binnen dan in 2012 voor kweek op huidschimmels. (n= 119) Van 20% van de aanvragen was de kweek positief op (huid)schimmels of gisten (n= 24). Trichophyton rubrum en Candida parapsilosis werden het meest gekweekt.
Fecesdiagnostiek Het aantal fecesmonsters voor banale kweek en voor parasitologie vertoont een dalende lijn en is in 2013 opnieuw afgenomen. Helicobacter pylori Het aantal fecesmonsters aangevraagd op Helicobacter pylori antigeen is toegenomen met 28% ten opzichte van 2012. Het percentage positieve monsters is 24%. Clostridium difficilé Clostridium difficilé (CD) is een belangrijke veroorzaker van de met antibiotica geassocieerde diarree en Pseudo-membraneuze colitis. Kinderen < 18 maanden zijn vaak gekoloniseerd zonder daar klachten van te hebben. Ziekenhuis- en verpleeghuispatiënten, met name oudere mensen, zijn na antibioticagebruik of chemotherapie
20
regelmatig gekoloniseerd met Clostridium difficilé. De ziekte wordt veroorzaakt door de vorming van 2 virulente toxine’s; CD toxine A (enterotoxine) en CD toxine B (cytotoxine), waarbij toxine A het meest pathogene toxine is. Voor het aantonen van de CD toxines A en B direct in feces is er in plaats van de CD toxinetest op Verocellijnen in het laboratorium een sneltest gevalideerd, de C. Diff Quik Chek Complete. Deze sneltest geeft al na 30 minuten een betrouwbare CD toxine uitslag. In tegenstelling tot de kwantitatieve toxinebepaling op cellijnen is de sneltest een kwalitatieve test, de hoeveelheid CD toxine in het monster wordt dus niet bepaald. Deze test bleek ook een geschikte vervanger voor de bepaling van toxine productie van CD isolaten.
zijn getypeerd in het VUmc. Deze studie is in 2013 afgerond. Van de 446 participanten zijn in totaal 419 reizigers geïncludeerd voor de ESBL analyse en 401 voor de ciprofloxacin resistentie analyse. Hiervan bleek 32,4% bij terugkomst een ciprofloxacin resistente stam bij zich te dragen. Bij 23,4% van de reizigers werd na terugkomst een ESBL positieve stam gekweekt. Van de 98 ESBL positieve isolaten, waarvan 95 Escherichia coli, was 39% resistent tegen gentamicine, 45% tegen ciprofloxacin en 70% tegen co-trimoxazol. 20% was tegen al deze middelen resistent. Reizigersdiarree bleek significant geassocieerd met het verkrijgen van een ESBL. Er is 1 carbapenemase (OXA-45) producerende stam gevonden na een bezoek aan Egypte. Overall conclusie uit dit onderzoek is dat reizen een belangrijke factor is in het Naar aanleiding van een uitbraak van CD verkrijgen van enterobacteriaceae die Ribotype 027 in een nabijgelegen ziekenhuis resistent zijn voor cephalosporines, werd in 2013 7 maal CD Ribotype 027 quinolonen en, op dit moment zelden, geisoleerd uit feces van verpleeghuiscarbapenemases. Het aantal opgelopen patiënten. carbapenemases is laag. Azië is het belangCD Ribotype 027 is een virulente CD stam die rijkste risicogebied. Het aantal de afgelopen jaren vaker in Europa tot multiresistente enterobacteriaceae opgeloepidemieën in zorginstellingen heeft geleid. pen tijdens een reis is hoog. Dit geeft mogelijk implicaties bij empirische REIZIGERS project therapie bij reizigers die in een ziekenhuis In samenwerking met de afdeling Infectieopgenomen worden met onverklaarde ziekten van de GGD en het VUMC is in april sepsis. 2012 gestart met de reizigersstudie. Dit is een onderzoek naar import van Enterobacteriaceae die ESBL- of carbapenemase produceren, en/of verminderd gevoelig zijn voor quinolonen. Hiervoor werd op de vaccinatie polikliniek aan 500 reizigers gevraagd om zowel vóór als na de reis faeces of een rectale swab in te leveren voor specifieke kweek op resistente enterobacteriaceae. De resistente stammen
Column Kaoutar El Faouzi Ik ben Kaoutar EL Faouzi en werk sinds juli 2002 bij het Streeklaboratorium van de GGD. Eerst ben ik begonnen als stagiaire vanuit Saxion Hogeschool Enschede. Na mijn stage op de verschillende afdelingen van het Streeklaboratorium en mijn afstudeeropdracht op de afdeling moleculaire biologie, ben ik aan het werk gegaan als analiste op de afdeling bacteriologie. Het werk was en is heel erg boeiend en afwisselend. Ik kon tijdens mijn stage
21
veel leren wat betreft de verschillende infectieziekten en de bijbehorende ziekteverwekkers. Als een kweek positief was, werd de bacterie geidentificeerd met een handmatig biochemisch systeem, namelijk BBL CRYSTAL identification, of met de API en werd ook gelijk de gevoeligheid van de bacterie getest. Dat gebeurde destijds middels verschillende antibioticadisks. Dit waren gekleurde tabletten in verschillende houders, ieder antibioticum had een eigen kleur. In de loop van de tijd zijn de bestaande tabletten vervangen door tabletten met de afkorting van de antibioticanaam erop gedrukt. Deze methode wordt momenteel nog gebruikt voor langzaam groeiende bacteriën. Aangezien deze handmatige methode veel handsontime kost en niet te koppelen is aan een laboratorium-automatiseringssysteem, ontstond de behoefte om over te gaan tot het aanschaffen van een geautomatiseerd determinatie en gevoeligheidssysteem. Op dat moment waren er 3 systemen op de markt die in aanmerkingkwamen, namelijk de Microscan van Siemens, de Vitek van BioMerieux en de Phoenix van Becton & Dickinson. Deze apparaten werden op locatie bekeken (wat leuk en leerzaam was) en met behulp van de door ons samengestelde criteria is de apparatuur op diverse kritische punten vergeleken. Aan de hand hiervan is gekozen voor aanschaf van de Vitek en daarvan ben ik de apparaatbeheerder geworden. De Vitek is een analyser die met behulp van bijbehorende resistentie- en determinatiekaarten geautomatiseerd een snelgroeiende bacterie kan determineren en tevens de bijbehorende gevoeligheid kan bepalen. Ik heb samen met andere collega’s van de firma een gebruikerstraining gehad. Als er vragen, onduidelijkheden of storingen zijn, dan probeer ik het eerst zelf op te lossen, als dat niet lukt schakel ik de firma in. Om een bacterie te kunnen identificeren, wordt getest op het voorkomen van enzymatische reacties die zich bevinden in welletjes in een (Vitek) determinatiekaart. Door het binden of loslaten van een fluorophore met een reagens wordt een pH af- of toename geregistreerd waardoor de test als zijnde positief of negatief wordt geïnterpreteerd. De omzettingen worden door de Vitek gemeten en omgezet in een determinatie, een bacterienaam met een bepaald betrouwbaarheidspercentage. Om de gevoeligheid van de bacterie te kunnen bepalen, wordt een (Vitek) gevoeligheidskaart geënt. In iedere gevoeligheidskaart zijn 19 antibiotica aanwezig, verdeeld over 2 -, 3 - of 4 concentraties. Per antibioticagroep is een groeicontrole aanwezig. De groei van de bacterie in een gevoeligheidskaart wordt door de Vitek gemeten, waarna de meetgegevens naar een geavanceerd rekenprogramma gaan en vervolgens worden omgezet in een MIC waarde. Deze waarde wordt volgens een vooraf bepaalde resistentierichtlijn geïnterpreteerd als sensitive (S), intermediate (I) of resistant (R). De testresultaten worden naar het Advanced Expert System (AES) van de Vitek gestuurd, dit is een programma waarin de gewenste resistentie richtlijnen aangegeven zijn voor de diverse bacteriën. Aan de hand van deze instellingen geeft de Vitek een resultaat voor de resistentie en detectie van diverse resistentiemechanismen, zoals MRSA en ESBL. Wijzigingen in de resistentierichtlijnen worden door mij ingevoerd in het AES van de Vitek. De Vitek is gekoppeld aan het laboratorium-automatiseringsprogramma Glims, waardoor de uitslagen ’s ochtends na controle door een analist, direct doorgestuurd kunnen worden, zodat de analist de resultaten op het scherm te zien krijgt. Door het bepalen van de MIC waarde voor alle gebruikte antibiotica kunnen de artsmicrobiologen een beter advies geven aan de behandelend arts en kunnen verschillende resistentiemechanismen tijdig en nauwkeurig worden opgespoord, waardoor het verspreiden van resistente bacteriën beperkt blijft. Het gebruik van de Vitek levert veel tijdwinst op, die we onder andere gebruiken voor het verbeteren van ons kwaliteitssysteem en het verlenen van een betere service aan onze klanten.
22
Serologie / Virologie
Karin Adams, hoofdanalist De afdelingen serologie en virologie zijn grotendeels geïntegreerd en worden aangestuurd door één leidinggevende. De werkzaamheden worden onderverdeeld in 4 categorieën: Conventionele virologische kweken Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) Diagnostiek van infectieziekten met behulp van immunoassays Geautomatiseerde nucleïnezuurdiagnostiek, Chlamydia trachomatis/ Neisseria gonorrhoeae/Trichomonas vaginalis (CT/NG/TV) Nucleïnezuur amplificatietesten (NAT) De afdeling is in grote mate geautomatiseerd en maakte in 2013 gebruik van AxSYM immuno-analyzers, Liaison XL immunoanalyzers, Tigris en Panther voor CT/NG/TV Transcripted Mediated Amplification (TMA), Tecan pipeteerrobot, de miniVIDAS, DSX ELISA-automaat en de Magister voor prenatale screening. Deze apparaten zijn gekoppeld aan het laboratorium informatie systeem (GLIMS).
behoud van expertise en kostenaspecten zijn steeds moeilijker te verdedigen als de aanvragen en daarbij de inkomsten afnemen. In figuur 2 is de afname in 2013 van het aantal aanvragen voor de viruskweek te zien.
Medio 2013 is besloten de viruskweek met ingang van 1 januari 2014 niet langer aan te bieden aan onze klanten. Het aantal kweken was dermate laag geworden dat dit zowel qua kwaliteit als kosten niet meer verantwoord was. Ook landelijk is deze trend gaande, in 2013 was het aantal laboratoria in Nederland dat nog viruskweken verrichtte met 50% gedaald. De terugloop van de aanvragen voor virologische kweken en de neergang van de laboratoria is bij de medewerkers niet onopgemerkt gebleven. Ondanks dat het thema met de analisten meerdere keren ter sprake is gekomen, kwam het definitieve besluit alsnog als een teleurstelling. Voor de direct betrokken analisten voelt dit aan als een ‘verlies’ van hun vakgebied. Met de mensen zijn afspraken gemaakt om zich op andere vakgebieden in te zetten, onder andere op het terrein van Algemene ontwikkelingen biologische veiligheid en het point of care Conventionele virologische kweken laboratorium van de soa-polikliniek. Opnieuw is dit jaar binnen het StreekVanaf 1 januari 2014 is het dus niet meer laboratorium voor de volksgezondheid en mogelijk om materiaal voor virologische Bijzonder instituut voor de virologie de kweek in te zenden. Men kan ten alle tijden discussie opgelaaid of de viruskweek materialen blijven insturen naar het Streekbehouden moet blijven. De rol van de laboratorium, daar het pakket dat met virale viruskweek als diagnostische methode kweek werd getest, gedekt wordt door neemt steeds sterker af ten gunste van moleculaire technieken. Discussiepunten als moleculaire technieken.
Figuur 2. Aantal viruskweken (reguliere kweek en snelkweek) 2013
23
Moleculaire diagnostiek wordt met name verricht voor herpes virussen, virale gastroenteritis en respiratoire virussen, deze diagnostiek wordt dagelijks verricht middels PCR. Neemt niet weg dat de expertise op het terrein van de weefselkweek in huis blijft en ingezet kan worden voor onderzoeksdoeleinden. Alhoewel de weefselkweek aanvragen gedaald zijn met 38% ten opzichte van 2012 werd er zeker nog aandacht besteed aan de enterovirus kweek. De viruskweekaanvragen op enterovirus laten in 2013 op het Streeklaboratorium een lager percentage positieven zien dan in eerdere jaren. Dit is analoog aan de bevindingen van andere laboratoria in Nederland. Transmissie van enterovirussen vindt plaats door fecaaloraal contact van mens tot mens (eventueel besmetting van water of voedsel). Het RIVM geeft als verklaring dat door de natte en koude zomer van 2013 er weinig buiten
Totaal aantal enteroviruskweken Aantal positieve entero isolaten (%)
gerecreëerd werd. De gecombineerde sneltest voor Rota/Adeno virussen uit faeces, die op de afdeling virologie wordt uitgevoerd, blijft voor de diagnostiek behouden. Rota en/of Adeno zijn beruchte verwekkers van gastroenteritis. Op het klinisch beeld alleen is het niet mogelijk om de verwekker te identificeren, hiervoor is laboratoriumdiagnostiek noodzakelijk. Deze sneltest voor Rota/Adeno is in 2013 104 maal toegepast. Hiervan waren 29 faecesmonsters positief voor Rotavirus (27,9%) en 1 voor Adenovirus (0,9%). Met name in uitbraaksituaties in verpleeghuizen of kinderdagverblijven kan de gecombineerde test binnen 30 minuten een diagnose of uitsluitsel geven. Norovirus is eveneens een bekend virus dat virale gastro-enteritis kan veroorzaken. Deze verwekker wordt op het Streeklaboratorium middels een PCR gediagnosticeerd. (Zie verder hoofdstuk moleculaire diagnostiek.)
2009 469 120 (26%)
2010 363 94 (26%)
2011 155 43 (28%)
2012 170 48 (48%)
Tabel enteroviruskweken
Hoe de aantallen virale infecties zich landelijk verhouden is te zien in figuur 3.
Figuur 3. Bron: Virologische Weekstaten-2014; Annemarijn van Ginkel
2013 106 16 (15%)
24
Prenatale Screening Infectieziekten en Erytrocytenimmunisatie (PSIE) Per 1 juli 2011 is het Streeklaboratorium voor wat betreft de bloedgroepen AB0, Rhesus-D en Rhesus c (‘kleine’ c) uit het screeningspakket voor de zwangeren van start gegaan met de analyser ‘Magister’ waarop de Cellbind techniek geautomatiseerd plaats vind. In oktober 2012 is er een evaluatie verricht met data verzameld over de periode van één jaar met de vraag “hoe gaat het nu” en “waar lopen we tegen aan”. Het blijkt dat in een aantal gevallen met behulp van de Cellbind Screen methode niet altijd een valide resultaat te produceren is. De Magister geeft als resultaat een ‘?’. De oorzaak is niet altijd duidelijk. Van deze bloedmonsters is het niet mogelijk een bloedgroep vast te stellen, waardoor er opnieuw een bloedafname moet plaatsvinden. Dit is niet wenselijk, een nieuwe bloedafname kan belastend zijn voor de desbetreffende dame. Onze bevindingen zijn teruggekoppeld naar de leverancier en Sanquin heeft een verbeterde methode ontwikkeld. Deze verbeterde methode (Cellbind Direct Type) is in 2013 geëvalueerd. Met name zijn voor de evaluatie dìe bloedmonsters gebruikt die initieel een onduidelijk patroon lieten zien. Uit de evaluatie bleek de Cellbind Direct Type methode veel beter te presteren, géén van de geteste bloedmonsters liet een afwijking zien, alle monsters hadden een valide uitkomst. Deze methode is per 1 augustus 2013 op het laboratorium in de routine in gebruik genomen. Zo zijn we als afdeling continu bezig onze kwaliteit te verbeteren. Door de verloskundige hulpverleners is in 2013 6.746 maal een prenatale screening aangevraagd, dit is een daling van 10,5%. Diagnostiek van infectieziekten met behulp van immunoassays Ter vervanging van twee (verouderde) analysers voor serologische bepalingen (de AxSYMs), is na een Europees aanbestedingstraject de opdracht gegund aan firma Diasorin met de Liaison XL systemen. (Zie ook de column van Marja de Ridder.) Eind december 2012 zijn twee Liaison XL analysers geleverd en geïnstalleerd. Deze
nieuwe geautomatiseerde systemen dienen ter bepaling van de infectieziekten markers voor hepatitis A/B/C, syfilis, hiv, Rubella, Toxoplasma, bof, mazelen, parvovirus en Mycoplasma pneumoniae. In januari 2013 is het validatietraject begonnen nadat eerst twee analisten waren getraind door de firma. Wat is eigenlijk een validatie? In onze procedure wordt dit als volgt omschreven: ‘validatie is de procedure die er toe leidt dat apparatuur op een zo betrouwbaar mogelijke wijze bruikbaar is voor analytisch onderzoek’. Dat wil zeggen dat er een aantal proeven uitgevoerd dient te worden om aan te tonen dat de methode geschikt is voor gebruik, vóórdat deze routinematig in gebruik genomen wordt. Een validatietraject is geen sinecure, per assay dient een schriftelijk plan opgesteld te worden hoe de betrouwbaarheid per toestel getoetst gaat worden, gevolgd door de praktische uitvoering en een eindrapport. In totaal gaat hier om tweeëntwintig assay’s. Er is gekozen voor een gefaseerde aanpak. Dat wil zeggen dat per assay de uitvoering op twee toestellen wordt getoetst, waarna implementatie in de routine plaatsvindt. Waarom twee toestellen? Dit om altijd de continuïteit te kunnen waarborgen, dus bij storing kan onmiddellijk overgeschakeld worden op het andere toestel. Twee analisten hebben zich ingezet om bijna een jaar lang alle proeven te doen die nodig zijn om al deze assay’s te toetsen en te beoordelen of de methode voldoet aan de gestelde eisen. Er is gestart met de syfilis serologie, na een geslaagde validatie is deze per 7 maart 2013 overgezet op de Liaison XL. En zo verder voor : -HSV IgG en IgM op Liaison per 07-03-2013 -Start Parvo IgG en IgM op Liaison per 2003-2013 - Start HIV Liaison per 15-05-13 - Start ASHBC Liaison per 31-05-13 - Start Bof-IgG Liaison per 06-06-13 - Start Maz-IgG en IgM op Liaison per 26-0713 - Start Bof-IgM per 09-08-13 - Start Mycoplasma pneumoniae IgG en IgM op Liaison per 12-08-13 - Start HBEAG en ASHBE per 21-08-2013
25
- Start HBsAG per 17-10-2013 - Start HCV per 06-11-2013 - Start ASHBS per 06-11-2013 - Start RUBG per 04-12-2013 - Start TOXG per 17-12-2013 - Start HAVT per 17-12-2013 - Start HAVM per 17-12-2013 Ondertussen gingen de routinewerkzaamheden gewoon door. De productiecijfers zijn inzichtelijk in de bijlage serologie en virologie, pagina 54. Een korte toelichting met betrekking tot de productiecijfers van de kerntaken van de afdeling serologie/virologie volgt hieronder. Hiv-serologie Van 01-01-2014 tot 06-03-2014 gecombineerde antistof/antigeen bepaling hiv Ag/Ab Combo op de AxSYM, vanaf 07-03-2014 tot heden Liaison XL Murex hiv Ab/Ag test. De huidige test op de analyzer Liaison XL test bestaat uit twee aparte reagens packs, één voor de anti-hiv bepaling en één voor de p24 antigeen bepaling. Daardoor worden ook twee resultaten geproduceerd, dit in tegenstelling tot de test op de AxSYM. Neemt niet weg dat het in eerste instantie om een screening gaat, waarna bevestiging van positieve uitslagen uitgevoerd wordt met een andere test. Het aantal aanvragen over 2013 betrof in totaal 27.343 (inclusief prenatale screening). Dit is een stijging van 9%. In deze hiv-screening werd 158 maal een positief of dubieus resultaat afgegeven, waarvan in 148 gevallen de positiviteit bevestigd kon worden door het aantonen van antistoffen tegen hiv-1 middels immunoblot. Geen enkele maal werd hiv-2 gevonden en acht maal kon het hiv zelf aangetoond worden middels hiv-p24 antigeen test. Syfilis serologie Tot 7 maart 2013 antistof bepaling met behulp van TPPA, ná 7 maart screening met behulp van de Liaison XL analyser. Indien dubieus of positief resultaat, wordt de serologie vervolgd met VDRL èn immunoblot tegen Treponema pallidum.
Het aantal screenings aanvragen over 2013 betreft in totaal 44.425. Van dit aantal is 36.538 afkomstig van de soa-polikliniek, 6.746 van de prenatale (gravida) screening en 1.141 van overige aanvragers. Met behulp van de TPPA-screening zijn 634 monsters positief gevonden en met de Treponema screening in de Liaison XL zijn 572 monsters positief, dit is 2,9%. De VDRL test was 1328 keer positief en de immunoblot tegen Treponema 920 keer. Opvallend is de daling van het aantal uitgevoerde FTA testen. Deze techniek wordt sinds 1 januari 2013 niet meer toegepast, ten gunste van de Line immunoblot. Dit verklaart meteen de stijging van het aantal uitgevoerd Treponema pallidum immunoblots van 667 in 2012 naar 1036 in 2013. Hepatitis B antistof bepaling tegen Core Het aantal aanvragen over 2013 betreft in totaal 31.246, een stijging van 8,6 % ten opzichte van 2012. Hepatitis C antistof bepaling, screening Het aantal aanvragen over 2013 betreft 2841, een daling van 25% ten opzichte van 2012. Mazelen IgG Opvallend verschijnsel in 2013 is de toename van het aantal aanvragen voor mazelen IgG. Dit is te danken aan een mazelen epidemie die van mei 2013 tot maart 2014 heerste. Het RIVM adviseerde om bij gezondheidszorgmedewerkers de immuunstatus te bepalen, daar zij zowel risicolopers (zij kunnen zelf mazelen oplopen) als risicovormers (zij kunnen hun patiënten besmetten) zijn. De meeste aanvragen bereikte ons vanuit het OLVG, namelijk 80%, gevolgd door het Medisch Centrum Alkmaar 7%, het BovenIJ Ziekenhuis 6% , het Zaans Medisch Centrum 5% en het Westfriesgasthuis 3%. Toxoplasma IgM en CMV-IgG/IgM De aantallen Toxoplasma IgM en CMV-IgG/ IgM aanvragen zijn in 2013 zodanig laag geworden dat deze verrichtingen voor het Streeklaboratorium niet langer rendabel
26
waren. Besloten is om deze bepalingen vanaf virologie. De testen worden uitgevoerd op oktober 2013 naar het laboratorium in het de ‘Tigris’ dit is een volautomatische robot OLVG door te sturen. die gebruik maakt van APTIMA assays. Afhankelijk van de vraag van de klant kan er Borrelia diagnostiek alléén een Chlamydia test verricht worden, Borrelia diagnostiek is in de loop der jaren de zogenaamde CT single assay, ofwel een vrij stabiel gebleven. gecombineerde test, de CT combo. Deze meet zowel het Chlamydia als Neisseria signaal. Daarnaast is er nog de mogelijkheid voor Verleende ondersteuning aan een Trichomonas vaginalis test. Al deze testen (onderzoeks)projecten kunnen verricht worden uit één afnamebuis. Binnen de afdeling serologie/virologie is in 2013 ondersteuning verleend aan de volgende onderzoeksprojecten: MAPIT (Metabolomic Profiling of Isoniazid Toxicity): de rol van de afdeling serologie/virologie bestaat uit het verwerken en opslaan van bloed- en urinemonsters ten behoeve van onderzoek in het AMC. Eswab project: met als doel een nieuwe methode te ontwikkelen voor het kweken en bepalen van antibiotica resistentie voor Neisseria gonorrhoeae (Ng). De onderzoeksvraag is: kan de directe kweek vervangen kan worden door een kweek uit een vloeibaar medium? De directe kweek wordt vergeleken met een kweek uit het ESwab medium. Daarnaast wordt de routine APTIMA Combo 2 vergeleken met een APTIMA Combo 2 uit het ESwab medium (projectleider Carolien Wind). HSV-project: doel te onderzoeken waarom er momenteel meer genitale herpes gevonden wordt veroorzaakt door HSV-1. Differentiatie van primaire of niet-primaire genitale herpes infecties kan plaatsvinden met behulp van EIA’s en IgG aviditeitstests. Opdrachtgever soa-polikliniek (Henry de Vries), projectleider Streeklaboratorium (David Kwa). Geautomatiseerde Nucleïnezuur amplificatietesten (NAT) voor Chlamydia trachomatis/Neisseria gonorrhoeae (CT/NG) en Trichomonas vaginalis (TV) Gegroeid vanuit historisch oogpunt, omdat in het verleden Chlamydia trachomatis gekweekt werd op de afdeling virologie, worden de NAT testen voor Chlamydia trachomatis, Neisseria gonorrhoeae en Trichomonas vaginalis uitgevoerd door de analisten van de sub-afdeling serologie/
Daar de productiecijfers ieder jaar een stijging laten zien en om de continuïteit te waarborgen, werd de behoefte aan een tweede toestel steeds groter. Na overleg met firma Hologic werd er een ‘Panther’ geplaatst. Net als de ‘Tigris’ een volautomatisch platvorm voor het amplificeren en detecteren van ribosomaal RNA uit Chlamydia trachomatis, Neisseria gonorrhoeae en Trichomonas vaginalis. De Panther is later ontwikkeld dan de Tigris en biedt een aantal voordelen ten opzichte van de Tigris. Met name biedt de Panther meer flexibiliteit (op de Tigris dient batch gewijs gewerkt te worden), de bi-directionale koppeling is een voordeel en er kunnen tegelijkertijd meerdere analyten uit een enkele buis getest worden. Eind 2012 is het systeem geplaatst en twee analisten zijn in Wiesbaden getraind op het bedienen van het apparaat. Begin 2013 is gestart met validatie, het traject dat aan moet tonen dat het apparaat geschikt is voor zijn werk. De nodige procedures in het Laboratorium Informatie Systeem (Glims) moesten geprogrammeerd worden èn de nodige documentatie (SOP= Standard Operating Procedure) in het KwaliteitsInformatieSysteem (KIS) diende opgesteld te worden. Het gehele validatie proces is voorspoedig verlopen en in maart 2013 kon de Panther voor de routinewerkzaamheden in gebruik genomen worden. Meerdere analisten zijn inmiddels ingewerkt als operator, beide systemen worden door één analist bediend. Voor deze mensen is het de uitdaging om de monsterstromen zodanig te beheersen dat zo efficiënt mogelijk gebruik wordt gemaakt van de apparaten, reagentia en tijd.
27
Hoe enorm gevoelig deze testen zijn bleek eind 2012 toen er gedurende enkele weken sprake was van meer positieve Neisseria gonorrhoeae signalen dan wat we normaliter zagen. Na analyse bleek dit verschijnsel zich voor te doen in urines van mannen in de laag risico groep en niet bij andere patiëntengroepen. Onmiddellijk is stapsgewijs nagegaan welke risico’s in het proces te vinden waren, vanaf het afnamepunt tot aan de verwerking van de urines op het laboratorium. Een voorbeeld van een risico is het transportrekje met de urinecontainers. De urine wordt door de cliënt zelf afgenomen. Het is voorstelbaar dat de urinecontainers aan de buitenkant niet schoon zijn en de transportrekjes komen langs meerdere locaties en meerdere handen alvorens ze op het eindstation in het laboratorium belanden, waardoor gemakkelijk externe contaminatie met nucleïnezuren kan plaatsvinden. Hoewel de Aptima-testen werken met een geheel gesloten systeem wordt wel in het apparaat een naald door de aluminiumfoliedop op de buis gestoken om materiaal voor de bepaling af te pipetteren. Met name externe contaminatie van deze dop kan leiden tot fout-positieve signalen. Ook fouten in de procedure tijdens het overpipetteren kunnen leiden tot besmetting van de materialen.
procesvalidatie en signalering binnen ons laboratorium informatie systeem (Glims). Binnen Glims wordt dit bewaakt door een zogenaamde CT/NG/TV signalering. Iedere week wordt er op zaterdag 12.00 uur geautomatiseerd een e-mail verzonden naar de beheerder van de CT/NG/TV signalering. De week loopt van zaterdag 12.00 uur tot de volgende week zaterdag 12.00 uur. In de e-mail staat per onderzoek (CT, NG of TV) het totale aantal gevalideerde resultaten (negatief, positief of anders) en het totale aantal gevalideerde positieve resultaten van de afgelopen productie week. De resultaten worden vervolgens verwerkt in de betreffende QC populaties. Hierdoor is het mogelijk om een QC audit te genereren. Waarbij na overschrijding van ingestelde grenzen direct een geautomatiseerde e-mail verzonden wordt naar de betrokken arts-microbiologen. De inzichten die deze procesvalidatie Met deze audit kan men de kwaliteit van de opgeleverd hebben, hebben geleid tot een aantal diverse maatregelen die tot op de dag productie bewaken. van vandaag voortduren. Het effect van deze In 2013 zijn de TMA aanvragen voor maatregelen was meteen waarneembaar in Chlamydia trachomatis met 1,8% gestegen de daling van het aantal (zwak) positieve voor Neisseria gonnorhoeae met 9,8% en signalen voor NG. De werking van deze Trichomonas vaginalis laat een daling zien maatregelen wordt op drieërlei manieren bewaakt. Middels ‘veegproeven’, (herhaalde) van 12,9%. NAT Chlamydia trachomatis Neisseria gonorrhoeae Trichomonas vaginalis (start aug 2011) Figuur 4. NAT productieaantallen
2008 48.652 30.531
2009 50.560 37.235
2010 55.058 42.106
2011 70.595 46.538 2.015
2012 80.243 51.790 8.499
2013 81.662 56.838 7.402
28
Chlamydia trachomatis (CT) Op de soa-polikliniek wordt bij hoog risico cliënten een CT-single aanvraag ingediend. Deze Aptima test is iets gevoeliger dan de combo-test. Daarnaast wordt bij deze groep een Neisseria gonorrhoeae kweek ingezet. Zie tabel CT aanvragen soa-polikliniek 2013, deze groep wordt vertegenwoordigd in de kolom Ct single. Prevalentie van Chlamydia is 10,6% .
combo test aangevraagd (CT+NG). De tabel in de bijlage weerspiegelt dus met betrekking voor de soa-polikliniekaanvragen alleen de laag riscio groep. Prevalentie NG in de laag risico groep is 2,3%. Aanvragers uit de NIET soa-polikliniekgroep bestaan met name uit huisartsen. Prevalentie NG in de NIET soa-polikliniekgroep is 1,5%.
Trichomonas vaginalis (TV) Trichomoniasis is een seksueel overdraagbare aandoening (soa), veroorzaakt door een parasiet. Vrouwen ondervinden in 20-50% van de gevallen klachten. Asymptomatisch kunnen vrouwen de paraEen positieve Chlamydia uit proctum of anus siet lang bij zich dragen. Mannen krijgen bij mannen wordt in alle gevallen doorgetest zelden klachten. Zij kunnen de infectie na op LGV. Voor Lymphogranuloma venereum een aantal weken klaren. zijn door de afdeling moleculaire diagnosHet totaal aantal aanvragen in 2013 van tiek gedurende 2013 in totaal 1176 type7.402 betekent een daling van 13% ten ringen verricht. opzichte van 2012. De prevalentie van 2,6% De NIET soa-polikliniekaanvragers, met bleef gelijk. name de huisartsen, vragen over het algeVagina uitstrijken vormen het belangrijkste meen een Aptima combo test aan. deel van de ingezonden locaties. Door de Prevalentie van Chlamydia in deze groep soa-polikliniek werden 4.375 aanvragen was 6,2%. verricht vanuit vagina-uitstrijken, de overige vagina-uitstrijken zijn afkomstig van de Neisseria gonorrhoeae (NG) huisartsenpraktijken. Op de soa-polikliniek wordt bij hoog risico In de 600 ingezonden urines zijn negen cliënten een Neisseria gonorrhoeae kweek positieve TV gevonden. Twee positieve urines ingezet (zie ook klinische bacteriologie). Bij waren afkomstig van vrouwen, zeven van de laag risico groep wordt een Aptima mannen. Bij de laag risico groep wordt een Aptima combo test aangevraagd (CT+NG). Deze groep wordt vertegenwoordigd in de kolom Ct Combo. Prevalentie van Chlamydia is 5,4% .
Column Marja de Ridder Nieuwe analyzers voor serologie op het Streeklab. Voor mij en voor mijn collega Frans stond het jaar 2013 duidelijk in het teken van de Liaison XL. Van dit mooie apparaat (het design is uit de stal van Ferrari schijnt) staan sinds december 2012 twee exemplaren op het Streeklaboratorium. Voor het zover was heeft het wel even geduurd. Vanaf het moment dat het duidelijk was dat onze toenmalige analyzers (twee Axsyms van de firma Abbott die al minstens 15 jaar dienst deden) hun langste tijd gehad hadden en vervanging noodzakelijk werd, zijn we geloof ik nog bijna drie jaar bezig geweest tot het daadwerkelijk sluiten van het contract met de firma Diasorin die de Liaison op de markt brengt. Dat was in het najaar van 2012. Voor onze leidinggevende Karin, een uitdagend proces. Uiteindelijk was zij er verantwoordelijk voor dat er op tijd nieuwe en goede apparatuur zou staan. Voor niet ingewijden: een analyzer is in dit geval een apparaat dat volautomatisch testen uitvoert op bloedmonsters. Op het Streeklaboratorium zijn dat serologische bepalingen,
29
testen die antistoffen (en soms antigenen) in het serum van een bloedmonster kunnen aantonen. Veel van deze monsters zijn afkomstig van de soa-polikliniek op de GGD. Testen als hiv, hepatitis en syfilis vormen de bulk van het werk op serologie. In eerste instantie lag het voor de hand om over te gaan op de Architekt, de opvolger van de Axsym. Plannen hiertoe dateren al van 2007. Deze analyzer wordt op andere laboratoria volop gebruikt. De Axsym was altijd goed bevallen en de service van Abbott was prima. Toch werd besloten om ook naar systemen te kijken van drie andere grote firma’s. Karin en ik zijn, ik meen in 2011, naar verschillende laboratoria geweest om die apparatuur te bekijken. Van Alkmaar tot Groningen, Deventer en Rotterdam. Het idee ontstond om (serum) panels samen te stellen voor een aantal assays. Om de diverse apparaten te kunnen vergelijken zouden deze panels op drie externe laboratoria geanalyseerd worden met medewerking van de betreffende firma’s. Veel tijd is toen besteed aan het samenstellen van de (serum)panels en aan communicatie met de externe labs. Helaas is deze onderneming uiteindelijk niet erg geslaagd, omdat wij de monsters op koolzuurijs lieten transporteren. Daar bleken de sera niet goed tegen te kunnen, ze waren nogal vlokkerig geworden. Ongeveer de helft van alle samples kon niet meer worden getest. Uiteindelijk, toen duidelijk werd dat we verplicht werden tot een Europese aanbesteding, waardoor alles nog wat langer ging duren, hebben we die gegevens niet meer gebruikt. Inmiddels was de firma Diasorin op het toneel verschenen daar deze firma in 2011 een vernieuwd systeem op de markt gebracht had wat zich in onze ogen kon meten met de andere analysers. Dus ook deze aanbieder deed mee met de Europese aanbesteding. En omdat Diasorin als beste uit de bus kwam, werden het twee Liaison XL systemen. Waar we, ondertussen na anderhalf jaar, nog steeds tevreden mee zijn. Vanaf januari 2013 tot december 2013 zijn we bezig geweest met het valideren van alle testen die er nu op draaien. Dat zijn er ondertussen 22! Een heel jaar waarin Frans en ik voor iedere assay een plan van aanpak maakten, panels samenstelden, de monsters op de Liaison draaiden en verslagen schreven. Voor Karin veel verslagen om te beoordelen en eventueel te verbeteren voordat de arts-microbioloog ze kon goedkeuren. Collega John had veel werk om voor iedere assay die in de routine kwam alles in Glims (ons laboratorium informatiesysteem) aan te passen. En ondertussen leerden wij het apparaat zo heel goed kennen. Daarnaast moesten de beide Liaisons natuurlijk een plek op het lab krijgen. Eerst op een voorlopige plek, het uitgeruimde magazijntje dat wachtte op de verbouwing. Daar hebben ze een jaar gestaan in een krappe en warme ruimte waar dus steeds meer routine gedraaid werd naast het valideren en waar collega’s ingewerkt moesten worden. Tot eindelijk de allerlaatste assay, die nog in de Axsym draaide ook overgezet kon worden op de Liaison XL, in december 2013, zodat de Axsyms afgevoerd konden worden. Dat gebeurde met de hulp van onze trouwe monteur van Abbott, die de apparaten zoveel als mogelijk was had gedemonteerd. En dat was nodig ook, want bij de lift bleef bij het manoeuvreren in de draai naar de liftdeur slechts krap een centimeter ruimte over. Het was overigens een groot voordeel van de Liaison dat die precies in onze ‘goederen’lift bleek te passen. In januari van 2014 was er dan eindelijk het feestelijke moment dat beide Liaisons op hun definitieve plaats op de afdeling serologie geplaatst konden worden. En mooi op tijd ook, het magazijntje is nu bij de verbouwing getrokken.
30
Moleculaire diagnostiek
Sylvia Bruisten, medisch moleculair microbioloog Algemeen
Soa-diagnostiek
In het team analisten moleculaire diagnostiek zitten sinds 2012 veel parttimers wat onderling overleg extra belangrijk maakt. Elke ochtend is er dan ook een team bespreking waarin het werk besproken en overgedragen wordt. Bovendien zijn in 2013 de reguliere werkbesprekingen en de onderzoekpraatjes op steeds andere werkdagen gehouden zodat meer mensen deze konden bijwonen. Om de doorlooptijd van de moleculaire testen te bekorten, als service voor inzenders dat uitslagen sneller beschikbaar komen is in het najaar van 2013 gestart met ‘DAT’: Dagelijks Alle Testen. Daarmee ligt de doorlooptijd van een handmatige PCR nu op gemiddeld één werkdag. Deze werkwijze is mogelijk geworden omdat sinds juni 2013 het aantal aanvragen is afgenomen, mede doordat het OLVG vanaf juni zelf meer PCRs ging doen voor bijvoorbeeld herpesvirus, respiratoire infecties en MRSA.
Herpes virus bepalingen (HSV-1, HSV-2 en VZV) op blaasjesvocht Het aantal bepalingen voor herpes liep in 2013 terug voor zowel de aanvragen vanuit de soa-polikliniek maar vooral vanuit overige inzenders. Voor herpes diagnostiek vanuit de soapolikliniek kwamen er 5% minder aanvragen in 2013 dan in 2012. Vanuit de huisartsen en de samenwerkingspartner OLVG, was er een daling van ruim 31% voor herpes op blaasjesvocht, waarmee het aantal bepalingen onder dat van 2011 kwam. De prevalentie positief voor de patiënten uit de soa-polikliniek bleef nagenoeg gelijk aan voorgaande jaren voor zowel HSV-1 als HSV2 (respectievelijk 15,3% en 28,9%). Slechts in 3 gevallen werd varicella zoster virus (VZV) gevonden in deze populatie van mensen met genitale blaasjes. Voor de patiënten via andere inzenders bleven de prevalenties van HSV ook gelijk aan die in voorgaande jaren met 27,2% voor HSV-1, en 20,2% voor HSV-2, terwijl voor VZV een lichte stijging te zien was tot 6,5%. Er werden in 2013 wederom weinig HSV-1 + HSV-2 dubbelinfecties gezien (n=5 in beide populaties, minder dan 0,5%). Opvallend was dat net als in 2012 er één materiaal positief bleek voor zowel HSV-1 als VZV. Ook nu betrof dit materiaal uit de soapolikliniek. Dit kan wijzen op contaminatie tijdens het afnametraject.
Het aantal PCR testen daalde ten opzichte van 2012 dan ook met bijna 5%. Echter, sommige testen die in 2012 waren geïntroduceerd, zoals STEC-PCR, werden erg vaak uitgevoerd in 2013 (ruim 1000 testen) zodat de totale productie toch op het niveau van 2011 kwam te liggen met bijna 8000 handmatige PCRs. Het totaal aantal nucleïnezuur amplificatie testen (NAT), inclusief de geautomatiseerde testen, steeg in 2013. Dit betrof ook in 2013 een flinke productie met een gemiddelde stijging van 4% van de geautomatiseerde TMA testen op de Tigris en Panther, tot het totale aantal van bijna 146.000 NAT testen. Dit is een samengesteld getal uit een kleine stijging voor Chlamydia trachomatis, een grote stijging voor Neisseria gonorrhoeae en een daling voor Trichomonas vaginalis. (Zie ook ‘geautomatiseerde NAT’ van Karin Adams.) Het aantal handmatige PCRs op Trichomonas vaginalis kwam in 2013 bijna helemaal te vervallen.
Syfilis Een kleine daling van 3% was in 2013 te zien voor het aantal aanvragen van de PCR op Treponema pallidum vanuit de soapolikliniek. Het aandeel positieven steeg echter door in lijn met voorgaande jaren tot 16,8% in 2013 (vergeleken met 14,4% in 2012). Dat beeld van toegenomen prevalentie van primaire syfilis was iets minder duidelijk voor de overige inzenders, van 14,3% in 2012 naar 14,6% in 2013. Het aantal aanvragen van deze overige inzenders was gestegen met 13,5%. Het
31
absolute aantal aanvragen via de huisartsen is echter laag (n=151 in 2013). Het totaal aantal aanvragen vanuit de soa-polikliniek en overige inzenders lag in 2012 en 2013 rond de 650, dus er is een doorgaande verschuiving van aanvragers. Ongeacht de inzender, er blijft aandacht noodzakelijk voor het stijgen van de primaire syfilis prevalentie. Haemophilus ducreyi (zachte sjanker) Op verzoek van de inzender kan er een Haemophilus ducreyi, veroorzaker van zachte sjanker, PCR worden uitgevoerd. Ook in 2013 waren de 53 aangevraagde HD-PCR testen allen negatief.
gelijk aan die in voorgaande jaren. De handmatige NG- bevestiging PCR werd niet alleen uitgevoerd op dubieuze TMA positieven, maar ook op materialen die door andere inzenders werden toegestuurd. Er werden 331 testen (75% stijging) uitgevoerd waarvan er 188 (56,8%) NG positief bleken te zijn. De stijging in aandeel positieve NG komt waarschijnlijk op rekening van de nietsoa polikliniek inzenders. Zie ook NAT diagnostiek van K. Adams.
Chlamydia trachomatis en LGV genovar typering Ook het aantal Chlamydia trachomatis (CT) aanvragen steeg bijna 2% in 2013 naar het totaal van 81.701 testen met TMA. Daarvan Trichomonas vaginalis werd 7,1% Chlamydia positief, een De handmatige PCR op de parasiet prevalentie die stabiel is in de afgelopen Trichomonas vaginalis (TV) werd eind 2011 jaren. Zie ook NAT diagnostiek van K. Adams. overgezet naar een TMA bepaling op de Net als in voorgaande jaren werd op indicaTigris en in 2013 ook op de Panther. tie een genovar LGV-typering uitgevoerd met Er werden in 2013 nog slechts 32 PCR een handmatige PCR. Ook dat aantal steeg in aanvragen ingezet waarvan er 2 (6%) 2013 met ruim 43% tot 1176 bepalingen. De positief waren. Het betrof in beide gevallen stijging hangt waarschijnlijk samen met het vaginale monsters. gegeven dat er ook in 2013 meer risicoMet TMA werden bijna 7400 testen uitgegroepen doorgetest werden. De LGV voerd, een daling van bijna 13% ten opzichte prevalentie daalde echter van 18,2% in 2012 van 2012. Het aandeel positief was zeer naar 10,2% in 2013. Daarmee is de ‘LGV vergelijkbaar aan dat van voorgaande jaren epidemie’ duidelijk nog niet tot stilstand namelijk 2,6% positief. Dit betrof bijna gekomen. uitsluitend materialen afkomstig van vrouwen. Liquor- en feces diagnostiek Zie ook NAT diagnostiek van K. Adams. Herpes virussen Er was veel minder (46%) liquor diagnostiek Mycoplasma genitalium aangevraagd in 2013 (n=217) dan in 2012. De MG real time PCR is sinds 2011 ingeDaarbij was er wel een lichte stijging van 5% voerd in de moleculaire routine diagnostiek. naar 6% in het aandeel liquoren waarin een In 2013 was het aantal aanvragen maar alfa-herpesvirus gevonden werd. De liefst verdrievoudigd, maar het absolute prevalenties waren 0,5%; 1,8% en 3,7% voor aantal was met n=66 nog steeds laag. Ook HSV-1, HSV-2 en VZV, respectievelijk. Daarhet aandeel positieven was erg laag (n=2). mee leek er in 2013 een verheffing (3,7%) te Blijkbaar is er geen uitbraak situatie zijn van het aandeel varicella zoster virus geweest voor Mycoplasma genitalium in (VZV) positieven, maar met een absoluut 2013. aantal van n=8 is dit moeilijk te zeggen. Gonorrhoe nucleïnezuur testen In totaal werden er in 2013 wederom meer Neisseria gonorrhoeae (NG) TMA testen uitgevoerd ten opzichte van 2012, namelijk 56.838, een stijging van bijna 10%. De NG prevalentie bleef met 2,1% positief nagenoeg
Picornavirussen Voor onderzoek op enterovirus en parechovirus uit liquor, feces en overige materialen bleef het aantal geteste monsters in 2013 nagenoeg gelijk aan dat in 2012 met ruim 500 aanvragen. Voor liquor bleef ook het
32
aandeel enterovirus-positief gelijk op 10%; er werden echter helemaal geen positieve parechovius liqouren gezien. Ook in feces werd er slechts 1 keer een parechovirus gezien. De enterovirus prevalentie in feces daalde ook, van 22% in 2012, naar 18% in 2013. De totale enterovirus prevalentie daalde daarmee van 14,1% in 2012 naar 12,7% in 2013.
Respiratoire diagnostiek Kinkhoest diagnostiek Het aantal kinkhoest bepalingen daalde fors (65%) in 2013 tot 240 aanvragen, en kwam daarmee onder het niveau van 2011. Het aandeel kinkhoest (Bordetella pertussis) positieven halveerde ook tot 6,7%. Dit duidt erop dat er in 2011 en 2012 een uitzonderlijk hoge kinkhoest prevalentie was en deze is in 2013 gestabiliseerd. Er werd geen enkel geval van B. parapertussis gezien (0%) in 2013. Ook werd er geen enkel geval gevonden van besmetting met een niet-typeerbare Bordetella (B. species als uitslag). Overige acute respiratoire infecties (ARI) In 2013 werd het ARI- basis pakket bestaande uit de 5 targets: influenza A virus, influenza B virus, RSV (zowel A als B types), rhinovirus en adenovirus bijna 470 keer aangevraagd. Dit was een stijging van ruim 70% ten opzichte van 2012. Indien een aanvrager ook een ander target getest wilde hebben dan kon dit tegen een gereduceerd tarief. Dit werd in 2013 vooral voor Mycoplasma pneumoniae aangevraagd (n=95) maar het totaal aantal ‘extra target’ aanvragen was gelijk aan dat in 2012 en veel lager dan in 2011. De scores positief voor het ARI-basis pakket waren in 2013 goed vergelijkbaar met die van 2012 (ongeveer 27% positief voor één van de virussen). De hoogste scores werden gezien voor influenza A virus (9,2%) en rhinovirus (7,2%). Het aandeel RSV positief was laag (3%) en dat van influenza B virus relatief hoog (4,9%) ten opzichte van 2012. Voor de ‘extra targets’ werd er in 8% van de aanvragen een enterovirus positief gevonden (n=37 aanvragen) en er werd één keer
een hMPV (humaan meta-pneumovirus) gevonden en één keer een humaan coronavirus. Het aandeel ‘picornavirus positief’ (rhinovirus en enterovirus) was dus ook in 2013 aanzienlijk voor de respiratoire aanvragen. Er werden in 2013 geen Mycoplasma pneumoniae positieven meer gezien. Q-koorts In 2013 waren er 17 aanvragen op Q-koorts, dat wordt veroorzaakt door Coxciëlla burnetti. Deze PCR werd in 4 gevallen (ruim 23%) positief, wat wijst op heel gerichte aanvragen. De positieve materialen waren 2 sera, 1 sputum en 1 niet nader aangeduid materiaal.
Virale gastroenteritis diagnostiek Norovirus Op het GGD Streeklaboratorium wordt bij verdenking op virale gastroenteritis (vGE) in de regel eerst getest op norovirus, met name op genogroep II. Dit type blijkt al jarenlang in zowel binnen- als buitenland de belangrijkste verwekker van vGE. Het aantal norovirus aanvragen was in 2013 fors hoger (48% meer) dan in 2012, wat een doorgaande stijgende lijn ten opzichte van eerdere jaren betekende. Het aandeel positief op norovirus genogroep II steeg ook, van 17% in 2012 tot 21% in 2013. Aanvragers lijken in toenemende mate bekend met de mogelijkheid om te testen op norovirus. Overige GE verwekkers Ook de pakket aanvragen virale gastroenteritis steeg met ruim 46% in 2013, echter het absolute aantal aanvragen was niet erg hoog (n=79). In het vGE pakket wordt gekeken naar de aanwezigheid van norovirus genogroep I, astrovirus, adenovirus en rotavirus. Voor het eerst in jaren werden 5 gevallen met norovirus genogroep I gevonden. Ook de vondst van 3 gevallen met astrovirus vormden een noviteit. In 2 gevallen werd er een adenovirus gevonden en het vaakst werden de rotavirussen in feces positief gevonden (10%).
33
PCR op reinkweken-bacteriële diagnostiek MRSA Het aantal bevestigingstesten met PCR op reinkweken van stammen Staphylococcus aureus die verdacht resistent waren voor oxacilline/methicilline (MRSA) daalde In 2013 tot 71 (33%). Daarbij daalde ook het aandeel MRSA positieven, van 93% in 2012 naar 75% in 2013. Vooral Staphylococcen zonder mecA gen werden vaker gevonden. STEC In 2012 is routinematig gestart met PCR testen direct op ophopingsmedia (selectieve bouillons) en in enkele gevallen op reinkweken van E. coli stammen die drager konden zijn van de pathogene Shigatoxine genen, stx1 en stx2. In het geval dat de PCR negatief was hoefde de kweek niet verder voortgezet te worden, wat een snellere
negatieve uitslag opleverde. Waren dit in 2012 al ruim 600 testen, in 2013 liep dit op naar ruim 1000 testen. Daarbij werden steeds heel weinig positieve signalen gevonden voor stx1 en stx2 in de PCR, voor beiden <1% in beide jaren. Er is dus in 2013 geen uitbraak geweest van Shiga toxine producerende E.coli.
Virale hepatitis diagnostiek Hepatitis A PCR, inclusief typering Het aantal aanvragen voor hepatitis A PCR bleef ook in 2013 erg laag, namelijk 14. Daarvan waren er 3 positief, 2 hiervan waren feces monsters en 1 bloedmonster. Er werden geen typeringen aangevraagd; daarvoor werden de materialen doorgestuurd naar het RIVM. Hepatitis C amplificatie, inclusief typering Het aantal aanvragen voor HCV RNA steeg ten opzichte van 2012 tot 50 PCR bepalingen, wat bijna de helft is van het aantal HCV seropositieven, zoals bepaald met EIA. Deze werden allemaal getest met de HCV 5’ UTR real time PCR en in 14 (28%) werd HCV RNA positief gevonden. In de 11 gevallen dat genotypering werd aangevraagd is vooral genotype 3A (n=5) en 1A (n=4) gevonden, daarnaast werd eenmaal 1B en eenmaal type 4 gevonden.
Column Raissa Brunst Ik ben Raissa Brunst en werk sinds juni 2008 bij het Streeklaboratorium van de GGD. Op de afdeling moleculaire biologie hebben we naast de diagnostiek ook nieuwe apparatuur gevalideerd in 2013. We hebben een pipetteerrobot, de Qiagility, een automatische gel analysator, de Qiaxcel en een real-time PCR apparaat, de Rotorgene gevalideerd. Zelf heb ik me beziggehouden met het valideren van de Rotorgene. Dit houdt in dat je testen uitvoert op de nieuwe analyzer maar ook op onze vertrouwde oudere Rotorgene apparaten. De bedoeling is dat de nieuwe Rotorgene alle testen die we in de diagnostiek uitvoeren net zo accuraat uitvoert als alle andere apparatuur die we op het laboratorium hebben. Het was een hele uitdaging en iedereen op de moleculaire biologie afdeling heeft zich volledig ingezet en uiteindelijk is alle nieuwe apparatuur is gevalideerd en goed gekeurd. Hierdoor het mogelijk is geworden om alle PCR testen elke dag in te zetten en binnen een werkdag de test resultaten uit te geven. Verder is een aantal van mijn collega’s bezig geweest met het installeren en valideren van Labtrain, een automatiseringssoftware programma om nog efficiënter onze PCR testen in te kunnen zetten en te kunnen analyseren. Het werk bij ons op de afdeling is erg veelzijdig. We hebben elke keer weer iets nieuws en zo blijft het een uitdaging.
34
Research, onderwijs, projecten
Wetenschappelijk onderzoek Het promotietraject van drs R. Bom was eind 2012 technisch afgerond maar het schrijven en vervolmaken van het proefschrift vond plaats in geheel 2013. De promotie heeft met succes plaatsgevonden op 14 januari 2014. Dit was de 5e in de rij van moleculair epidemiologische proefschriften waar de onderzoeker werkte vanuit het GGD Streeklaboratorium. De publicaties staan hieronder vermeld. Het promotietraject betreffende incidentie, prevalentie en herinfecties van hepatitis C virus infecties onder verschillende risicogroepen wordt sinds mei 2013 uitgevoerd door drs. Joost Vanhommerig op het AMC. In 2013 zijn een aantal studies afgerond en deze zullen naar verwachting in 2014 gepubliceerd worden. Een nieuw promotieonderzoek kon in januari 2014 starten, betreffende het vaginale microbioom, dankzij het combineren van verschillende R&D subsidies. Deze subsidies zijn door dr. R. van Houdt en dr. S. Bruisten met succes in de 2013 ronde binnengehaald voor het Streeklaboratorium- gebonden deel. Naast een focus op vaginaal microbioom zal ook worden ingezoomd op prevalentie en types vande parasiet Trichomonas vaginalis. Ook het project betreffende de seroprevalentie van HEV in verschillende risicogroepen en de samenhang met vegetarisme, is in deze R&D ronde goedgekeurd. Ten slotte is er R&D geld verworven voor de studie naar Bijzonder Resistente Micro-Organismen (BRMO) in Amsterdamse verpleeghuizen door drs. M. Scholing en dr. S. Bruisten. Een ronde Soa O&O in 2013, eveneens ingediend door drs. M. Scholing en dr. S. Bruisten, leverde geld op voor de studie naar mogelijks azithromycine resistentie/persistentie bij de behandeling van chlamydia. Daarnaast werkte het Streeklaboratorium veel samen met afdeling Onderzoek (dr. M. Schim van der Loeff en Prof dr. M. Prins) en afdeling Infectieziekten (dr. G. Sonder) voor verschillende researchvraagstukken die meestal ook gefinancierd werden door de R&D. Ten slotte is het in 2013 gelukt om de status van ‘Referentie laboratorium voor Neisseria gonorrhoeae’ officieel (betaald) te krijgen na een offerteronde vanuit het RIVM. Deze aanvraag werd geschreven door dr. A. van Dam en dr. S. Bruisten en deze ‘Gonokokken Referentietaak’ toekenning geldt voor 4 jaar. De Referentietaak voor Chlamydia trachomatis werd helaas niet verkregen, maar een nauwe samenwerking met de onderzoekers van het Maastricht UMC is afgesproken op dit gebied.
Column Bart Versteeg, onderzoeker in opleiding Sinds januari 2013 ben ik werkzaam als promovendus op het GGD Streeklaboratorium. Naast mijn werkzaamheden hier, vindt een deel van mijn experimenten ook plaats de afdeling dermatologie van het VUmc. Mijn onderzoek richt zich op factoren die van invloed zijn op de transmissie van Chlamydia trachomatis stammen. Mijn voorganger, Reinier Bom, heeft tijdens zijn promotie een moleculaire typeringsmethode (MLST) opgezet waar mijn project op voortborduurt. Met behulp van deze typeringsmethode zijn de afgelopen jaren diverse succesvolle studies uitgevoerd, waarin moleculaire typeringsdata zijn gecombineerd met epidemiologische informatie van patiënten. Deze moleculair epidemiologische studies geven inzicht in de verspreiding en transmissieroutes van Chlamydia, en helpen om risicogroepen te identificeren. Eén van de bevindingen die Reinierr Bom heeft gedaan is dat twee risicogroepen, mannen die seks hebben met mannen (MSM) en heteroseksuelen, elk hun unieke Chlamydia stammen herbergen. Deze bevinding zou kunnen worden verklaard door twee verschillende theorieën. De eerste stelt dat de transmissie van Chlamydia grotendeels gescheiden verloopt door verschillend seksueel gedrag. De andere gaat uit van een specifieke voorkeur van Chlamydia voor vaginaal/cervicaal, dan wel anaal weefsel. Uit de eerste typeringsdata waarbij vrouwen zijn getypeerd die gelijktijdig een urogenitale-, anale- of keelinfectie
35
hadden, blijkt dat Chlamydia geen voorkeur heeft om een specifieke anatomische locatie te infecteren. Uit deze typeringsdata blijkt namelijk dat deze vrouwen op alle geïnfecteerde locaties tijdens één bezoek meestal exact dezelfde Chlamydia stam dragen. Om meer inzicht te krijgen in Chlamydia trachomatis infecties en de mogelijke voorkeur voor specifiek anatomisch weefsel, ben ik naast het typeren van risicopopulaties ook gestart met het kweken van urethrale en anale weefselmodellen. Hierbij worden kleine stukjes weefsel afgenomen bij patiënten en vervolgens in het laboratorium in kweek gebracht. Op deze manier ontstaan er grotere stukken actief weefsel die identiek zijn aan humaan weefsel (3D kweek). Deze weefselmodellen worden vervolgens met verschillende Chlamydia stammen, bepaald door typering met MLST, geïnfecteerd en kunnen inzicht geven in welke stammen in staat zijn om anaal- dan wel urethraal weefsel te infecteren. Bovendien kunnen deze experimenten aantonen waar de infectie precies plaatsvindt en welke schade de infectie kan veroorzaken aan het geïnfecteerde weefsel. Het leuke van onderzoek doen, vind ik het feit dat de kennis die je verzamelt bijdraagt aan de publieke gezondheidszorg. Hopelijk biedt de kennis die uit mijn onderzoek voortkomt dan ook mogelijkheden om Chlamydia infecties beter te begrijpen en te bestrijden.
Lopende wetenschappelijke onderzoeksprojecten Moleculaire epidemiologie van hepatitis C virus Projecttitel Moleculaire epidemiologie van hepatitis C Virus Uitvoerder
Drs. J.W. Vanhommerig
Promotor Co-promotoren
Prof. Dr. M. Prins Dr. S.M. Bruisten, Dr. C.J. Schinkel
Looptijd promotietraject
1 januari 2011 tot 1 januari 2015
Financier
AIDS fonds, HIV/AIDS research grant 2008026 / 2013037 Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam GGD Streeklaboratorium, Amsterdam
Incidentie van HCV infectie bij MSM in de Amsterdamse Cohort studies De opeenvolgende DWAR studies op de soa polikliniek suggereren dat er een stabilisatie te zien is in de HCV prevalentie in de HIV-positieve MSM populatie in Amsterdam. Na een piek in 2008 tot ongeveer 20% daalde de prevalentie in 2011 en 2012 tot ongeveer 9%. Vanwege het dwarsdoorsnede karakter van de DWAR is moeilijk te zeggen of de incidentie daadwerkelijk stabiliseert. In de Amsterdamse Cohort studies (ACS), die liepen van 1984 2011 met gegevens omtrent HCV, werden MSM een lange tijd gevolgd, waardoor per kalenderjaar het aantal nieuwe infecties bestudeerd kon worden. De HCV-incidentie onder HIVpositieve MSM bleek in de ACS na een stijging tussen 2000-2005 af te vlakken tot ongeveer 12/1.000 jaren follow-up. Dit onderzoek is geaccepteerd in de ‘Journal of Aids’. Uit de MOSAIC-studie (zie project 3) weten we echter dat de incidentie van een HCV herinfectie na succesvolle klaring onverminderd hoog is (152/1.000 jaren follow-up).
36
Screeningsmethoden voor HCV (her)infectie bij MSM A) Het ontstaan van HCV antistoffen is onderzocht in een groep van 63 MSM met acute HCV uit de MOSAIC studie. Een deel is onbehandeld, een deel is (niet) succesvol behandeld en er is ook een klein aantal dat het virus spontaan heeft geklaard. De behandeling startte vaak binnen een jaar na infectie. MSM die behandeld werden raakten relatief vaak hun antistoffen kwijt, tot onder de detectielimiet van de test AxSYM HCV 3.0 (=seroreversion). Dit betrof 8 van de 31 gevallen die succesvol waren behandeld; dus 37% werd antistoffen-negatief binnen 3 jaar na seroconversie. Ook de overige patiënten lieten een daling zien van het AxSYM-signaal maar werden niet negatief (ofwel, ‘partial seroreversion’). Interessant was dat bij alle herinfecties (18 in deze studie) een stijging te zien was in het AxSYM-signaal, dit zou dus een methode kunnen zijn om te screenen voor herinfectie (mits iemand regelmatig getest wordt). Dit manuscript is in 2014 voor review ingediend bij ‘Clinical Infectious Diseases’. B) Een acute HCV infectie wordt doorgaans het beste bepaald met een HCV-RNA test. Deze testen zijn zowel sensitief als specifiek, maar erg duur. Als alleen op HCV antistoffen wordt getest bestaat de kans dat een acute infectie gemist wordt vanwege de duur tot seroconversie: data uit project A (hierboven) lieten zien dat de mediane duur tussen infectie en het ontwikkelen van antistoffen ongeveer 10 weken is, met uitschieters tot een jaar. In ziekenhuizen wordt veelal de concentratie van het alanine aminotransaminase (ALT) enzym gemeten. Bij een verhoging van deze concentratie is het waarschijnlijk dat er een leverontsteking of -dysfunctie is. Een andere mogelijkheid is de HCV antigeen test, die sinds de nieuwste generatie goede resultaten lijkt te geven. Uit de DWAR studies van 2009 tot en met 2012 zijn daarom samples gelicht die eerder getest zijn op de aanwezigheid van HCV-RNA en antistoffen. Deze samples zijn aanvullend getest op HCV antigeen en ALT. De HCV antigeen test pikte alle HCV-RNA positieve samples op, óók de acuten. De ALT test bleek weinig sensitief. Dit manuscript is in 2014 aangeboden voor review bij ‘Journal of Clinical Microbiology’. Risicofactoren voor het oplopen van HCV infectie bij MSM A) In het kader van de MOSAIC-studie, die staat voor MSM Observationele Studie naar Acute Infecties met Hepatitis C, worden HIV-positieve MSM met een acute HCV infectie geïncludeerd, en ook MSM met HIV maar zonder HCV. Deze studie loopt in het AMC, OLVG, Slotervaartziekenhuis, UMC Utrecht en Erasmus MC te Rotterdam. Uit de eerste analyses van de inclusie-vragenlijsten van 82 cases en 131 controles bleek dat er veel variabelen geassocieerd waren met HCV-infectie. Het gebruik van drugs (zowel het spuiten, snuiven, als gebruik van orale middelen) verschilde tussen de groepen, maar ook bepaalde sekstechnieken werden vaker gerapporteerd door MSM die HCV hadden opgelopen dan MSM die dat niet hadden. Definitieve analyses worden momenteel uitgevoerd en naar verwachting zomer 2014 gesubmit naar een nader te bepalen wetenschappelijk tijdschrift. B) Tevens wordt momenteel bestudeerd in hoeverre MSM met HIV/HCV-coïnfectie bijdragen aan de huidige HIV-epidemie onder MSM. Hiervoor is samenwerking gezocht met o.a. de Stichting HIV monitoring (SHM), om de studie een landelijk karakter te geven. Met behulp van baseline HIV-sequenties, die in het kader van resistentiebepalingen gegenereerd werden, kan worden gekeken naar mogelijke netwerken. We willen kijken hoe MSM met een HCV-infectie in die netwerken vallen en of ze clusteren. Zo ja, wat zegt dat dan? Resultaten worden verwacht in het najaar van 2014.
37
Invloed van weefseltropisme, gedrag en etniciteit op de transmissie van Chlamydia trachomatis Projecttitel
Invloed van weefseltropisme, gedrag en etniciteit op de transmissie van Chlamydia trachomatis.
Uitvoerder
Drs. A.J. Versteeg
Promotor Co-promotoren
Prof. Dr. dr. H. de Vries Dr. S.M. Bruisten Dr. M. Schim van der Loeff
Looptijd promotieproject
7 januari 2013 ʹ 7 januari 2017
Financier
R&D 2012 en 2013
Gescheiden chlamydia netwerken Dit onderzoek is in januari 2013 van start gegaan. De vraagstelling is voortgekomen uit eerdere studies, waar met behulp van een nieuwe hoge resolutie, multilocus sequence typing (MLST), techniek verschillende Chlamydia trachomatis stammen zijn gevonden onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) versus die onder heteroseksuelen werden gevonden (zie ook de column van Bart Versteeg). Momenteel richt het onderzoek zich voornamelijk op de hypothese dat de gescheiden MSM dan wel heteroseksuelen wordt veroorzaakt door een bacterie- of gastheer gerelateerd fenomeen zoals weefseltropisme. Weefseltropisme Om de mogelijke invloed van weefseltropisme op de gescheiden transmissie tussen MSM en heteroseksuelen te onderzoeken, zijn stammen van vrouwen vergeleken met rectale stammen van MSM. Hieruit blijkt dat de eerder gevonden gescheiden transmissie onder MSM en heteroseksuelen ook zichtbaar blijft wanneer men dezelfde anatomische locatie, zoals anus, vergelijkt, waardoor weefseltropisme als factor onwaarschijnlijk is. Aannemelijker is dat het hier om een aantal gedragsgerelateerde factoren gaat, omdat er nauwelijks uitwisseling plaatsvindt van C. trachomatis stammen tussen MSM en heteroseksuelen. Om de relatie tussen specifieke C. trachomatis stammen en anatomisch weefsel verder te onderzoeken, is er tevens een selectie gemaakt van vrouwen die zich in 2012 presenteerden met C. trachomatis infecties op meerdere anatomische locaties tijdens één soa consult. Het doel van deze studie was vaststellen of deze vrouwen met een gelijktijdige urogenitale-, rectale-, en/of keelinfectie op alle locaties geïnfecteerd zijn met hetzelfde C. trachomatis type, of dat C. trachomatis stammen een voorkeur hebben voor een specifieke anatomische locatie. Uit de resultaten van deze studie komt naar voren dat C. trachomatis geen voorkeur heeft voor specifiek anatomisch weefsel en dat deze vrouwen op alle locaties veelal exact dezelfde Chlamydia stam blijken te dragen. Dit werk is verwoord in een publicatie die in 2014 voor review naar BMC-Infectious Diseases is verstuurd. In vitro 3D weefselkweek en chlamydia stammen Er is ook een samenwerking opgezet met het laboratorium van de afdeling Dermatologie van het VUmc. Hier wordt geprobeerd om een in vitro kweeksysteem op te zetten met huidequivalenten van anaal en cervicaal weefsel, onder andere afkomstig uit de transgender kliniek van het VUmc, om deze vervolgens met verschillende gekarakteriseerde C. trachomatis stammen te infecteren. Inmiddels zijn er al succesvolle kweekmodellen gemaakt van urethraal weefsel, maar enige optimalisatie is nog vereist zodat de kweekmodellen identiek zijn aan het humane urethraweefsel. Naast een urethraal model wordt geprobeerd om een zelfde kweekmodel te creëren van anaal weefsel.
38
Relatie met etniciteit en symptomen in de CSI studie In 2011/2012 heeft M. Himschoot als stage opdracht de bovengenoemde MLST toegepast op alle beschikbare chlamydia-positieve materialen uit de ‘Chlamydia Screening Initiative’ (CSI) studie, die liep van 2008-2010. Het voordeel van deze studie is dat jongeren van 16 tot 29 jaar, die tot een hoge risicogroep voor infectie met Chlamydia behoren, zijn gevraagd om een swab in te sturen als ze risico hadden gelopen terwijl ze meestal géén symptomen hadden. Deelname aan de studie was niet zo hoog als verwacht maar er konden toch ruim 400 monsters geanalyseerd worden voor het Amsterdamse deel. In de ‘minimum spanning tree’ werden 6 grote clusters gezien. Daaruit kwam dat er een mogelijke samenhang was tussen etniciteit (vooral Surinamer versus Nederlands) en een bepaald type chlamydia. De stam die meer bij de jongeren van Surinaamse afkomst voorkwam was van het genovar I type. Er was echter helemaal géén samenhang met het hebben van symptomen. Dit verband is ook erg lastig om te vinden omdat symptomen van een chlamydia infectie erg algemeen en diffuus kunnen zijn. Een artikel over dit werk is in voorbereiding.
Vaginaal microbioom Projecttitel
Vaginaal microbioom
Uitvoerder
Dr. R. van Houdt
Projectleden
Dr. A. Speksnijder Dr. S. Bruisten
Looptijd project
1 december 2012 ʹ 1 november 2013
Financier
R&D 2012
In het menselijk lichaam zijn tien maal zoveel bacteriën aanwezig als humane cellen. Welke bacteriën precies aanwezig zijn, verschilt van locatie tot locatie. Zo is de binnenzijde van de vagina gekoloniseerd met een grote verscheidenheid aan bacteriën, het vaginaal microbioom. Deze bacteriën, met name de Lactobacillus spp., zorgen onder andere voor een juiste zuurtegraad in de vagina. Verder speelt de vaginale microflora een belangrijke rol in de transmissie en persistentie van en resistentie tegen pathogenen. Een afname in de verscheidenheid en hoeveelheid lactobacilli is geassocieerd met onder andere bacteriële vaginose en een grotere kans op het oplopen van soa’s en hiv. De Lactobacillus sp. voorkomen de kolonisatie en invasie van pathogenen door het reguleren van de afgifte van proinflammatoire cytokines in de vaginale secretie, door het produceren van melkzuur, H2O2 en bacteriocines. De doelstelling van dit onderzoek is het exploreren van de relatie tussen de samenstelling van non-infectieuze microbiële componenten in de vagina en het oplopen van Chlamydia trachomatis (CT). Het overgrote deel van de bacteriën die onderdeel uitmaken van de vaginale microflora kan niet gekweekt worden. Met conventionele methoden is het dan ook niet mogelijk om in kaart te brengen welke veranderingen in de flora het oplopen van CT faciliteren. Met behulp van next-generation sequencing van 16S rRNA kunnen bacteriën kweekonafhankelijk tot op soortniveau in kaart worden gebracht en kunnen we de bacteriën in de vaginale flora identificeren die mogelijk verantwoordelijk zijn voor het vergemakkelijken van een infectie met CT. Dat kan dus zijn doordat bepaalde bacteriën in meerdere of mindere mate voorkomen, verdwijnen of verschijnen. Naast het identificeren van de verschillende bacteriën die voorkomen in de vaginale flora zal ook naar de relatieve aanwezigheid gekeken worden. Deze studie zal opgezet worden als een nested case control studie. De controles zijn de vrouwen die bij baseline en bij de eerstvolgende screening chlamydianegatief waren. De cases zijn de vrouwen die bij baseline negatief en bij de eerstvolgende screening chlamydia positief waren. In 2013 is een start gemaakt met dit project. Alle materialen met bijbehorende demografi-
39
sche gegevens en gegevens over seksuele gezondheid en risicogedrag zijn verzameld, 61 cases en 61 controles. Al deze materialen zijn verzameld in Amsterdam, om verschillen in gebruikte buffers en opslag te vermijden. Verder is van de cases ook het MLST profiel van de CT infectie bekend. In juli is samenwerking gezocht met de groep van Prof. Dr. Jacques Ravel, die al jaren baanbrekend werk verricht op het gebied van onder andere het vaginaal microbioom. Nadat alle materialen verzameld waren, zijn deze naar het Institute for Genome Sciences’ in Baltimore (Verenigde Staten) gestuurd. Robin van Houdt werkte in oktober en november in Baltimore bij de groep van Ravel om het 16S rRNA uit de Amsterdamse samples te isoleren, amplificeren en te sequencen. Het paired-end sequencen van de V3-V4 hypervariabele regio’s van het 16S gen vond plaats op het MiSeq NGS-platform van Illumina. De eerste analyses van de resultaten lieten zien dat, in tegenstelling tot eerdere gepubliceerde resultaten uit voornamelijk de Verenigde Staten, vaginale microbiomen die niet door Lactobacillus spp. gedomineerd worden ook veelvuldig voorkomen bij blanke vrouwen. Daarnaast lijkt een vaginaal microbioom dat gedomineerd wordt door Lactobacilus iners een hogere kans te geven op een CT infectie. De resultaten zullen verder worden geanalyseerd en opgeschreven voor een publicatie in 2014.
40
Nascholing, congresbijdragen en publicaties Verzorgen van nascholing door medewerkers van het Streeklaboratorium: In 2013 zijn er elke maand praatjes verzorgd door de onderzoekers, analisten, stagiair analisten, artsen-microbioloog en de moleculair microbioloog die toegankelijk waren voor alle lab-medewerkers. Genoten nascholing door medewerkers van het Streeklaboratorium in 2013. Voor alle tabellen geldt de volgende legenda voor ‘reden scholing’*: a. functie-eis b. noodzakelijk voor de functie maar geen functie-eis c. bijhouden van het vakgebied (bijv. workshops, symposia, congressen) d. uitbreiding vaardigheden (bijv. coaching, vaardigheidstrainingen) e. persoonlijke ontwikkeling (opleidingen in het kader van loopbaan) f. scholing ingegeven door omstandigheden (bijv. ziekteverzuim, omgaan met agressie e.d.) g. scholing ingegeven door een veranderende situatie/vraag bij de doelgroep Administratie en bedrijfsbureau Opleiding personeel administratie Functie
Aantal Opleiding, cursus e.d. medewerkers
Administratief medewerker
1
Personeel en Organisatie
*Reden scholing d
Realisatie Gerealiseerd
Opleiding personeel bedrijfsbureau Functie
Aantal medewerkers Medewerker kwaliteit 1
Opleiding, cursus e.d. Projectmanagement
*Reden scholing d
Realisatie
*Reden scholing c a c
Realisatie
Gerealiseerd
Klinische microbiologie Opleiding personeel klinische microbiologie Functie Analist Analist Analist
Aantal medewerkers 3 1 3
Analist
9
Analist
2
Analist
-
Analist
4
Analist Analist
6 1
Opleiding, cursus e.d. Schimmelsymposium Basiscursus parasitologie BSL3 nascholing NVML Training Succesvol functioneren voor medewerkers Symposium Clostridium difficile diagnostiek Cursus Triple Faeces Test voor beginners Cursus Triple Faeces Test voor gevorderden Nascholing parasitologie Cursus stagebegeleiding
Gerealiseerd Gerealiseerd Gerealiseerd
d
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
c
Niet gerealiseerd, cursus wordt niet meer gegeven
c
Gerealiseerd
c d
Gerealiseerd Gerealiseerd
41
Opleiding personeel klinische microbiologie (vervolg) Functie Analist Analist Analist
Analist Analist Analist
Aantal Opleiding, cursus e.d. medewerkers NVML symposium Natuur 5 & Techniek 1 BHV nascholing Cursus ventilatie, inrichting en 1 veiligheidsvoorzieningen labruimten Cursus Invloedrijk 1 communiceren Externe presentatie: 12 gebruik testen NVML Symposium 2 Endocarditis
*Reden scholing
Realisatie
c
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
d
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
In 2012 is voor de afdeling klinische microbiologie een groot deel van de geplande opleidingen gerealiseerd. In verband met de invoer van een nieuwe GGD beoordelingssystematiek in 2013, zijn er eveneens een aantal interne cursussen gegeven waar veel analisten aan deel genomen hebben. De hoofdanalist heeft deelgenomen aan diverse bijeenkomsten in het kader van het Management Development Programma van de GGD. De kwaliteit van de trainingen is over het algemeen goed en de inhoud sluit goed aan bij de dagelijkse praktijk. Moleculaire biologie Opleiding personeel moleculaire biologie Functie Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding
Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding
Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding
Aantal medewerkers 1
1
1
1
1 2
1
Opleiding, cursus e.d.
*Reden scholing d
NIHES cursus, GGD Amsterdam, 8-12 april NIHES cursus, repeated d measurements, Rotterdam, EMC, 15-19 april EASL 2013, RAI .c Amsterdam, 24-28 april Basis workshop d BioNumerics, St MartensLaethem, België, 13-14 mei Amsterdam Cohort Studies .c meeting, AMC, 17 mei Triple I Retreat Kamrik, 23- .b 25 mei 1e natinale HCV c symposium, Beurs van Berlage, Amsterdam, 17 september
Realisatie Ja (certificaat) Ja (certificaat)
Ja (certificaat) Ja (certificaat)
Ja Ja Ja (certificaat)
42
Opleiding personeel moleculaire biologie (vervolg) Functie Onderzoeker in opleiding
Onderzoeker in opleiding
Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding Onderzoeker in opleiding
Onderzoeker in opleiding Analist Analist Analist
Analist
Analist Analist
Analist Analist
Aantal Opleiding, cursus e.d. medewerkers AMC World of Science, Graduate school 1 Amsterdam, 11-12 november Scientific writing in English, Graduate school 1 Amsterdam, 22+29 november;; 10+24 januari 2014 NCHIV, Tropenmuseum, 1 Amsterdam, 19 november e 17 nationale Soa-Hiv-seks 1 symposium, Amsterdam, 2 december Cursus Infectious Diseases, Graduate school 1 Amsterdam, 10-13 december Infectieziekten Symposium 1 AMC, Amsterdam 19 december BHV nascholing/ BOCAS, 4 meerdere data Praatjes Moleculaire 10 diagnostiek Workshop succesvol functioneren, GGD 2 Amsterdam, meerdere data Cursus Labtrain Bodégro, 2 Breda, 12 februari + 11 juni Gebruikersdag Labtrain 2 Bodégro, 19 september Symposium ter ere van 1 promotie R. Ypma, Utrecht, 19 november LVO opleiding tot Docent 1 Biologie Opleiding HLO Life science 1 and chemistry, in deeltijd, Utrecht
*Reden scholing d
Realisatie
d
Ja (certificaat)
c
Ja
c
Ja (certificaat)
c
Ja (certificaat)
c
Ja
b c
Ja (certificaat) Ja
d
Ja
d
Ja (certificaat)
c
Ja
f
Nog niet
e
Nog niet
Ja (certificaat)
Alle geplande opleidingen zijn gevolgd en alle gevolgde opleidingen voldeden aan de verwachtingen
43
Virologie/serologie Opleiding personeel virologie/serologie Functie Analist
Aantal medewerkers 6
Opleiding, cursus e.d.
Analist
1
Analist
1
Analist
1
Training Operator Liaison Cursus praktijkbegeleiders/beoor delaars Hologic masterclass ISBT congres (International
Analist Analist
1 1
BVF BHV
Society of Blood Transfusion)
*Reden scholing a
Realisatie Gerealiseerd
d
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
e/g d
Gerealiseerd Gerealiseerd
Belangrijk in 2013 was de opleiding ten behoeve van de uitvoering van de diagnostiek op de Liaison automaten. Deze werd driemaal door firma Diasorin verzorgd. Daarbij zijn telkens twee analisten getraind in het bedienen van de systemen. Tevens is aan een analist met affiniteit voor veiligheidszaken meer ruimte gegeven om taken in het kader van biologische veiligheidsfunctionaris in te vullen. Hiertoe zijn drie cursussen c.q. workshops gevolgd. Staf Opleiding stafleden Functie
Aantal Opleiding, cursus e.d. medewerkers
Hoofd, MMM, Hoofdanalist
5
Hoofdanalist
2
Hoofdanalist MMM Hoofdanalist
1 1 1
Hoofdanalist
1
Hoofd Hoofd, MMM, Hoofdanalist Hoofd, MMM, Hoofdanalist
1 4
4
MMM 1
Boer en Croon; MD traject bijeenkomsten Congres Werkgroep Hoofdanalisten WHAMM Hologic Masterclass WHKV bijeenkomst Lyme symposium Management trainingsessies Gemeente ͛ĚĂŵ BHV Onderzoeksdag GGD 11-01-2013 Ned. Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) Papendal, april 2013 Nederlandse werkgroep klinische virologie (NWKV). 3x per jaar
*Reden scholing
Realisatie
d
Gerealiseerd
c
Gerealiseerd
c c c
Gerealiseerd Gerealiseerd Gerealiseerd Gerealiseerd
d d b
c
Gerealiseerd Ja (presentie) Ja (certificaat)
Ja (notulen) c
44
Opleiding stafleden (vervolg) Functie MMM
MMM MMM
MMM MMM MMM MMM MMM
MMM
Hoofdanalist
Hoofdanalist
Hoofdanalist Hoofdanalist
Aantal Opleiding, cursus e.d. *Reden medewerkers scholing Werkgroep moleculaire 1 diagnostiek infectieziekten c (WMDI) 3x per jaar Dutch annual virology 1 c symposium 08-03-2013 ISSTDR- Internationale 1 Chlamydia meeting, c Wenen, 14-17 juli ESCV congres, Lyon, 11-14 1 c september EMDD Meeting, 1 c Scheveningen, 2-4 oktober Amsterdam Cohort Studies 1 .c meeting, AMC, 17 mei NCHIV, Tropenmuseum, 1 c Amsterdam, 19 november e 17 nationale Soa-Hiv-seks 1 symposium, Amsterdam, 2 c december Symposium ter ere van 1 promotie R. Ypma, c Utrecht, 19 november Training: Succesvol 1 functioneren voor d leidinggevenden Management 1 Development Programma d GGD Nederlandstalige 1 Tuberculose Diagnostiek c Dagen 1 Congres: Kliniek + lab c
Realisatie Ja (notulen)
Ja (certificaat) Ja (certificaat) Ja (certificaat) Ja (certificaat) Ja Ja Ja (certificaat) Ja
Gerealiseerd
Gerealiseerd
Gerealiseerd Gerealiseerd
Alle geplande opleidingen zijn gevolgd en alle gevolgde opleidingen voldeden aan de verwachtingen. Voordrachten en posterpresentaties 2013 A. van Dam, M. Dierdorp, A. Egerton, I. Linde, H. de Vries, S. Bruisten. Recent trends in gonococcal resistance against third-generation cephalosporins and introduction of a new penA mosaic type in the Netherlands. NVMM 2013 (oral). R. Bom, A. van den Hoek, F. Long, Q. Wang, H. de Vries1,4, S. Bruisten. Distinct but also highly similar Chlamydia trachomatis strains in Nanjing, China and in Amsterdam, the Netherlands. STI 89 (supplement 1): A228. ISSTDR 14-17 juli 2013 (poster). HM Götz, RJM Bom, M. Wolfers, JSA Fennema, IVF van den Broek, AGCL Speksnijder, SM Bruisten. Strain typing to resolve repeated Chlamydia trachomatis infections in young heterosexual Dutch populations. STI 89 (supplement 1): A57. ISSTDR 14-17 juli 2013 (oral).
45
J. Isaksson, R. Bom, I. Saleh, B. Herrmann, S. Bruisten. Global multilocus sequence type (MLST) analysis of Chlamydia trachomatis strains from 16 countries. STI 89 (supplement 1): A230. ISSTDR 14-17 juli 2013 (poster). AP van Dam, K. Adams, I. Linde, S. Bruisten, A. Speksnijder, P. van Leeuwen, H. de Vries. False-positive Neisseria gonorrhoeae results in urine samples using a highly sensitive NAAT tests, resulting in a pseudo-outbreak of gonorrhoea. STI 89 (supplement 1): A359. ISSTDR 14-17 juli 2013 (poster). AP van Dam, L. Thiel, M. Dierdorp, S. Bruisten. PCR for direct detection of the mosaic Neisseria gonorrhoeae penA gene in urines and cervical, rectal and tonsillar swabs. STI 89 (supplement 1): A118. ISSTDR 14-17 juli 2013 (poster). M.S. van Rooijen, N. Nassir, R.Bom, HJC de Vries, S.Bruisten, A.P. van Dam. Identical multilocus sequence typing (MLST) analysis types in sequential samples from patients with pharyngeal Chlamydia infections. STI 89 (supplement 1): A233. ISSTDR 14-17 juli 2013 (oral). S. Bruisten, K. van Dijk, M. van Rooijen, D. Kwa, B. Hogema, G. van Rijckevorsel. Hepatitis E virus serology: is serology sufficient? Virologie 17 supplément, septembre 2013. ESV/ ESCV congres, Lyon, 11-14 september 2013 France (poster). R. Bom, A. van den Hoek, F. Long, Q. Wang, H. de Vries1,4, S. Bruisten. Distinct but also highly similar Chlamydia trachomatis strains in Nanjing, China and in Amsterdam, the Netherlands. EMMD Scheveningen, 2-4 oktober 2013 (poster). Publicaties 2013 R.J.M. Bom, J.J. van der Helm, M.F. Schim van der Loeff, M.S. van Rooijen, T. Heijman, A. Matser, H. J.C. de Vries, S.M. Bruisten. Distinct Transmission Networks of Chlamydia trachomatis in Men Who Have Sex with Men and Heterosexual Adults in Amsterdam The Netherlands. 10.1371/journal.pone.0053869 PlosOne 8 (1): e53869 2013. Matser A, Vanhommerig J, Schim van der Loeff MF, Geskus RB, de Vries HJ, Prins JM, Prins M, Bruisten SM. HIV-infected men who have sex with men who identify themselves as belonging to subcultures are at increased risk for hepatitis C infection. PLoS One. 8(3):e57740, 2013. Bom RJ, Matser A, Bruisten SM, van Rooijen MS, Heijman T, Morré SA, de Vries HJ, Schim van der Loeff MF. Multilocus Sequence Typing of Chlamydia trachomatis Among Men Who Have Sex With Men Reveals Cocirculating Strains Not Associated With Specific Subpopulations. J Infect Dis. 208(6):969-77. 2013 J.J. van der Helm, R.J.M. Bom, A.W. Grünberg, S.M. Bruisten, M.F. Schim van der Loeff, L.O.A. Sabajo, H.J.C. de Vries. Urogenital Chlamydia trachomatis infections among ethnic groups in Paramaribo, Suriname; determinants and ethnic sexual mixing patterns. PlosOne 8(7):e68698, 2013 R.J.M. Bom, J.A.R. van den Hoek, Q. Wang, F. Long,, H.J.C. de Vries, MD, S.M. Bruisten. High resolution typing reveals distinct Chlamydia trachomatis strains in an at risk population in Nanjing, China. STD 40 (8):647-649, 2013. R.J.M. Bom, J.J. van der Helm, S.M. Bruisten, A.W. Grünberg, L.O.A. Sabajo, M.F. Schim van der Loeff, H.J.C. de Vries. The role of Surinamese migrants in the transmission of Chlamydia trachomatis between Paramaribo, Suriname and Amsterdam, the Netherlands. PlosOne, 8(11):e77977, 2013. S. Hahné, R. van Houdt, F. Koedijk, M. van Ballegooijen, J. Cremer, S. Bruisten, R. Coutinho, H. Boot. Selective hepatitis B virus vaccination has reduced hepatitis B virus transmission in the Netherlands. PLoS One;8(7):e67866, 2013 H.M. Götz, R.J.M. Bom, M.E.G. Wolfers, J.S.A. Fennema, I.V.F. van den Broek, A.G.C.L. Speksnijder, S.M. Bruisten. Use of Chlamydia trachomatis high-resolution typing: an extended case study to distinguish recurrent or persistent infections from new infection. STI, doi: 10.1136/sextrans-051218, 2013
46
F.R. Zuure, J. Bouman, M. Martens, J.W. Vanhommerig, A.T.Urbanus , U. Davidovich, R. van Houdt, A.G.C.L. Speksnijder, C. Weegink , J.A.R. van den Hoek, M. Prins: Screening for hepatitis B and C in first-generation Egyptian migrants living in the Netherlands. Liver Int. doi: 10.1111/liv.12131, 2013 de Vrieze NH, van Rooijen M, Speksnijder AG, de Vries HJ. Urethral lymphogranuloma venereum infections in men with anorectal lymphogranuloma venereum and their partners: the missing link in the current epidemic? Sex Transm Dis. 2013 Aug;40(8):607-8. Belderok SM, Sonder GJ, van Rossum M, van Dijk-Hummelman A, Hartwig N, Scherpbier H, Geelen S, Speksnijder AG, Baaten G, van den Hoek A. Evaluation of immune responses to combined hepatitis A and B vaccine in HIV-infected children and children on immunosuppressive medication. Vaccine. 2013 Aug 28;31(38):4156-63. Vriend HJ, Bogaards JA, van der Klis FR, Scherpenisse M, Boot HJ, King AJ, van der Sande MA; Medical Microbiological Laboratories, Municipal Health Services. Patterns of human papillomavirus DNA and antibody positivity in young males and females, suggesting a sitespecific natural course of infection. PLoS One. 2013 Apr 23;8(4):e60696. doi: 10.1371/ journal.pone.0060696. Heiligenberg M, Alberts CJ, Waterboer T, Speksnijder AG, De Vries HJ, Pawlita M, Schim van der Loeff MF. Route of sexual exposure is independently associated with seropositivity to HPV-16 and HPV-18 among clients of an STI clinic in the Netherlands. J Infect Dis. 2013 Oct 1;208(7):1081-5. Dukers-Muijrers NH, Speksnijder AG, Morré SA, Wolffs PF, van der Sande MA, Brink AA, van den Broek IV, Werner MI, Hoebe CJ. Detection of anorectal and cervicovaginal Chlamydia trachomatis infections following azithromycin treatment: prospective cohort study with multiple time-sequential measures of rRNA, DNA, quantitative load and symptoms. PLoS One. 2013 Nov 20;8(11):e81236. Mooij SH, Boot HJ, Speksnijder AG, Stolte IG, Meijer CJ, Snijders PJ, Verhagen DW, King AJ, de Vries HJ, Quint WG, van der Sande MA, Schim van der Loeff MF. Oral human papillomavirus infection in HIV-negative and HIV-infected MSM. AIDS. 2013 Aug 24;27(13):2117-28. Van Aar F, Mooij SH, Van Der Sande MA, Speksnijder AG, Stolte IG, Meijer CJ, Verhagen DW, King AJ, De Vries HJ, Van Der Loeff MF. Anal and penile high-risk human papillomavirus prevalence in HIV-negative and HIV-infected MSM. AIDS. 2013 Aug 6. [Epub ahead of print]
47
Stagiaires Studenten MLO Projecttitel
Routine werkzaamheden medische microbiologie
Stagiaire
Suzanne Both
Begeleiding school
ROC Nova College Haarlem Lia Lauppe ʹ van Meurs
Begeleider(s) Streeklaboratorium
Golie Dogterom
Stageperiode
01-09-2012 tot 17-01-2013
Projecttitel
Routine werkzaamheden medische microbiologie
Stagiaire
Rico Druijf
Begeleiding school
ROC Nova College Haarlem Lia Lauppe ʹ van Meurs
Begeleider(s) Streeklaboratorium
Golie Dogterom
Stageperiode
27-08-2013 tot 09-01-2014
Studenten HLO Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Detectie van het Hepatitis E virus mbv een diagnostische PCR Kelly van Dijk Hogeschool InHolland Amsterdam Mattieu Klaphake Sylvia Bruisten 01-10-2012 tot 15-05-2013
Moleculaire typering van Neisseria Gonorrhoeae Charnelle Tromedjo Hogeschool InHolland Amsterdam Mattieu Klaphake Sylvia Bruisten Alje van Dam Ada Vlaanderen 01-10-2012 tot 15-05-2013
Ontwikkeling VRE PCR Robert Schouten Hogeschool Utrecht John Bouwman Ada Vlaanderen Maarten Scholing Sylvia Bruisten 01-02-2013 tot 28-06-2013
48
(- vervolg) Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Ontwikkeling typeringsmethode voor Trichomonas vaginalis Freija Tiemersma Hogeschool Utrecht Marie-Monique Immink Sylvia Bruisten 01-08-2013 tot 31-03-2014
Bijzonder resistente micro organismen (BRMO) Femke Pronk Hogeschool InHolland Amsterdam Dennis Fontijn Ada Vlaanderen Maarten Scholing 01-09-2013 tot 31-01-2014
Studenten universiteit Projecttitel Stagiaire Begeleiding school Begeleider(s) Streeklaboratorium Stageperiode
Ontwikkeling real time core HCV PCR Simei Go Bachelor Biomedische Wetenschappen, VUMC Wouter Jong Sylvia Bruisten Joost Vanhommerig 01-03-2013 tot 28-06-2013
49
Bijlage bacteriologie Productie Bacteriologie producties 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Pathogene darmbacteriën
2.375
1.967
1.783
1.622
1.584
1.155
Parasitologisch onderzoek
2.256
2.012
1.775
2.157
1.460
968
111
105
70
63
79
119
2.651
2.739
3.338
3.174
3.106
2.811
Mycologisch onderzoek Kweek op mycobacteriën PCR op mycobacteriën Kweek op MRSA
300
390
594
445
470
741
1.040
1.268
3.717
4.815
3.457
2.338
Kweek op N. gonorrhoeae totaal
37.270 31.591 34.142 32.633 35.830 32.570
Kweek op N. gonorrhoeae (soapolikliniek)
32.483 27.848 30.466 29.622 33.179 30.696
Banale bacteriologische kweek
10.968
9.104
9.226
8.932
8.709
7.446
ESBL ESBL
2011
2012
2013
Aanvraag
40
64
74
Geisoleerd
90
118
125
Uniek
77
103
102
Acinetobacter baumannii
0
0
0
Acinetobacter Iwoffii
0
0
0
Acinetobacter species
1
4
1
Citrobacter freundii
0
0
0
Enterobacter aerogenes
0
1
0
Enterobacter cloacae
4
4
3
Enterococcus faecalis
0
1
0
62
74
83
0
0
1
10
18
10
Morganella species
0
1
0
Shigella sonnei
0
0
0
Proteus mirabilis
0
0
4
Proteus species
0
0
0
Escherichia coli Klebsiella oxytoca Klebsiella pneumoniae
MRSA MRSA Aanvraag
2011
2012
2013
4.815
3.457
2.338
Geisoleerd
225
189
123
Uniek
130
99
69
50
Helicobacter pylori ELISA H. Pylori ELISA
2011
2012
2013
Aanvraag
732
484
622
Uniek positief
177
79
149
Uniek dubieus
47
29
17
Faeceskweek Isolaat Campylobacter coli
Aantal geïsoleerd (aanvragen) 2011 2012
2013
2
0
0
55
55
35
57 (1.514)
55 (1.454)
35 (1.042)
Clostridium difficilé
98 (438)
83 (412)
81 (424)
Escherichia coli O157
Campylobacter jejuni Campylobacter totaal
1 (1.516)
4
2
Escherichia coli (STEC)
2
7
4
Salmonella enteritidis
3
1
2
Salmonella groep B
2
3
2
Salmonella groep C
4
12
1
Salmonella groep D
0
6
1
Salmonella groep E
0
1
1
Salmonella groep G
0
0
0
Salmonella paratyphi A
0
0
2
Salmonella paratyphi B
1
0
0
Salmonella Species
2
1
1
Salmonella typhi
0
2
0
Salmonella typhimurium
6
0
5
18 (1.622)
26 (1.584)
15 (1.155)
Shigella boydii
0
1
1
Shigella dysenteriae
0
0
1
Shigella flexneri
2
8
3
Shigella sonnei
18
6
7
Shigella totaal
20 (1.622)
15 (1.584)
12 (1.155)
Yersinia enterocolitica
0
0
0
Yersinia frederiksenii
0
1
0
0 (1.037)
1 (951)
0 (635)
Salmonella totaal
Yersinia totaal
51
Clostridium difficilé toxine Clostridium difficile toxines
2011
Aanvraag Positief
2012
2013
438
409
424
32
27
26
Parasitologische onderzoeken Isolaat
Aantal positieven 2012
2011
2013
Ancylostoma species
1
0
0
Ascaris lumbricoides
0
0
0
Blastocystis hominis
503
376
239
2
5
0
Cryptosporidium species
14
14
0
Cyclospora cayetanensis
1
2
0
Cyclospora species
2
0
0
135
89
90
Endolimax nana
63
37
20
Entamoeba coli
Chilomastix mesnili
Dientamoeba fragilis
104
55
62
Entamoeba dispar
5
6
3
Entamoeba hartmanni
5
3
3
Entamoeba histolytica
0
1
0
Entamoeba histolytica/Dispar
1
0
1
Entamoeba species
0
1
0
Enterobius vermicularis
0
2
1
71
43
42
4
1
1
Iodamoeba butschlii
17
4
5
Sarcoptes scabei var.
0
1
0
Schistosoma haematobium
0
0
1
Schistosoma mansoni
0
0
0
Strongyloides stercoralis
1
1
0
Taenia saginata
1
0
0
Taenia species
1
1
0
Trichomonas hominis
0
1
0
Giardia lamblia Hymenolepis nana
Trichuris trichiura Totaal positief/aanvraag
0
0
0
932/2.157
643/1.460
468/968
52
Schimmel isolaten gevonden Dermatophyten en pseudomonas kweek
Isolaat 2011
2012
2013
Acremonium species
1
0
0
Alternaria species
0
1
0
Candida albicans
2
2
1
Candida parapsilosis
1
2
5
Cladosporium species
3
1
0
Epidermophyton floccosum
0
1
0
Fusarium species
0
0
3
Penicillium species
1
0
0
Pseudomonas aeruginosa
0
2
3
Pseudomonas species
0
1
0
Rhodotorula species
1
1
0
Scedosporium apiospermum
0
0
1
Scopulariopsis brevicaulis
2
0
1
Trichophyton mentagrophytes
0
2
3
Trichophyton rubrum
5
11
9
Trichophyton species
1
0
0
Trichophyton tonsurans
0
1
0
Trichophyton violaceum
0
1
0
Trichosporon species
0
0
1
63
79
119
Aspergillus flavus
3
3
0
Aspergillus fumigatus
2
3
3
Aspergillus glaucus
0
0
1
Aspergillus niger
5
5
1
Aspergillus species
1
1
0
Aspergillus terreus
0
0
1
Aspergillus versicolor
0
0
1
Totaal aanvraag Overige schimmelkweek
TBC isolaten Mycobacteriën behorend tot het Mycobacterium tuberculosis complex Mycobacterium
Aantal 2012
2011 M. tuberculosis M. africanum M. bovis Totaal aanvraag
2013
78
80
83
2
3
1
3
3
1
3.174
3.106
2.811
53
Atypische Mycobacteriën Mycobacterium
Aantal 2012
2011 Totaal
2013
27
26
25
M. avium
5
12
8
M. chelonae
2
1
1
M. fortuitum complex
8
3
1
M. genavensa
0
0
1
M. gordonae
2
1
4
M. haemophilum
0
1
0
M. intracellulaire
4
3
4
M. kansasii
3
3
0
M. malmoense
3
2
0
M. marinum
0
0
1
M. xenopi
0
0
3
Overige a-typische mycobacteriën
0
0
2
Resistenties Mycobacterium tuberculosis Antibiotica Totaal resistentie profiel
2012 80 %R
2013 83
%I
%S
%R
%I
%S
Isoniazide (0,10)
5,2
-
94,8
12,2
-
87,8
Pyrazinamide
2,5
-
97,5
0
-
100
Rifampicine
3,8
-
96,2
4,8
-
95,2
Ethambutol
0
-
100
1,2
1,2
97,6
37,5
-
62,5
13,3
-
86,7
0
-
100
0
-
100
Streptomycine Amikacine
IGRA testen Igra
2011
Aanvraag Niet te beoordelen Positief
2012
2013
1.276
1.577
2.237
2 (en 38 indeterminate)
3 (en 56 indeterminate)
1 (en 104 indeterminate)
265 (20,8%)
307 (19,5%)
382 (17,1%)
Positieve isolaten haemolytische streptokokken groep A Positief isolaat HSA
2011
2012 82
2013 62
63
54
Bijlage serologie en virologie Productie Serologie producties Gravida aanvraag (screening zwangeren) Hiv-serologie (excl gravida) Hiv-serologie (incl gravida) Lues-serologie (excl gravida) FTA-antistoffen VDRL Immunoblotting IgG antistoffen tegen Treponema pallidum Rhesusfactor (navelstrengbloed) C6-test Borrelia burgdorferi Immunoblotting IgG antistoffen tegen Borrelia burgdorferi Immunoblotting IgM antistoffen tegen Borrelia burgdorferi IgG-antistoffen tegen Toxoplasma (EIA) Antistof bepaling IgM tegen Toxoplasma Helicobacter IgG-antistoffen IgG-antistoffen tegen Bordetella pertussis Antistoffen tegen Brucella (Bang agglutinatie) IgG-antistoffen tegen rubellavirus dmv ELISA Antistof bepaling IgM tegen Rubella virus Antistoffen tegen Epstein Barr virus (EIA) IgG-antistoffen tegen cytomegalovirus IgM-antistoffen tegen cytomegalovirus Totaal-antistoffen tegen hepatitis A virus Antistof bepaling IgM tegen hepatitis A virus HBV-serologie (HBsAg, excl. zwangeren) Antistof bepaling tegen HBeAg Hepatitis B e-antigeen bepaling (HBeAg) Antistof bepaling tegen Hepatitis B core antigeen (asHBc) Antistof bepaling tegen Hepatitis B surface antigeen (asHBs) Hepatitis B surface antigeen bevestigingstest
2009 11.777 13.288 25.065 29.248 746 3.113
2010 9.475 16.424 25.899 32.512 597 2.973
2011 8.515 18.131 26.646 34.527 593 3.272
2012 7.541 17.508 25.049 36.579 575 3.440
2013 6.746 20.597 27.343 37.679 7 3.434
766
725
650
667
1.036
240 327
217 335
113 700
0 931
0 837
298
291
341
447
431
295
294
338
445
433
476 7 505 842 36 7.753 84 7.564 295 24 600 42 2.203 570 566
397 9 583 740 118 5.648 81 3.604 43 41 819 111 1.917 339 329
568 137 618 806 168 4.829 139 1.278 546 520 861 262 2.233 418 387
342 34 601 1.686 23 3.970 88 842 148 135 374 25 1.758 337 329
358 4 451 647 16 3.478 71 658 11 8 216 11 1.366 228 227
23.569
26.753
27.780
28.749
31.246
1.363
1.224
2.754
1.102
713
286
224
251
210
140
55
(-vervolg) Antistoffen tegen HCV HCV-immunoblot Bof-IgG Elisa Bof-IgM Elisa Mazelen IgG Elisa Mazelen IgM Elisa Parvovirus IgG Parvovirus IgM Abs tegen Mycoplasma pneumoniae partikelagglutinatie CBR (complementbindingsreacties) Coxiella burnetii (If) VZV IgG Elisa VZV IgM Elisa Chlamydia trachomatis IgG ELISA Chlamydia trachomatis IgA ELISA
2009 3.297 196 37 36 21 16 824 798
2010 3.247 172 83 76 29 21 806 792
2011 3.504 122 92 81 99 40 1.078 1.065
2012 3.787 113 86 78 35 23 1.111 1.091
2013 2.841 46 69 63 435 58 964 935
697
729
859
726
539
2.703 183 425 398 116 0
3.133 347 452 419 161 0
3.041 174 541 486 251 563
2.232 216 639 590 200 745
1.666 152 477 432 172 227
Virologie producties Antigeen combo Rota Antigeen combo Adeno Weefselkweek op virus divers Weefselkweek op respiratoire virussen Weefselkweek op enterovirus Snelkweek op virussen CMV snelkweek urine
2009 48 48 512 138 469 781 0
2010 88 88 554 167 363 713 0
2011 65 65 517 47 155 445 0
2012 137 137 332 30 170 302 123
2013 104 104 120 18 106 168 101
Hiv productie cijfers en resultaten 2010-2013 2010 Totaal aantal hiv-aanvragen Hiv Ag/Ab screening positief Bevestigd in Line immuno-blot
P24 antigeen positief (blot neg of dub)
2011
25.889 26.646 211 (0,8%) 211 (0,8%) 200 HIV-1 203 HIV-1 0 HIV-2 1 HIV-2 1 dubbel-infectie 0 dubbelinfectie 10 (4,7%) 6 (2,8%)
2012 25.049 172 (0,7%) 166 HIV-1 0 HIV-2 0 dubbelinfectie 3 (1,7%)
2013 27.214 158 (0,6%) 148 HIV-1 0 HIV-2 0 dubbelinfectie 8 (5,1%)
56
Borrelia productie en resultaten serum 2011-2013 1
2
2011 Totaal aantal C6 aanvragen
1
2013
636
743
669
Totaal aantal positieven in C6
102 (16,0%)
265 (35,7%)
266 (39,8%)
Bevestigd in IgG immuno-blot Positief Dubieus Negatief
39 (38%) 20 (20%) 43 (42%)
128 (48%) 28 (11%) 109 (41%)
107 (40%) 45 (17%) 113 (43%)
Bevestigd in IgM immuno-blot Positief Dubieus Negatief
28 (28%) 3 (3%) 69 (69%)
61 (23%) 9 (3%) 194 (73%)
72 (27%) 4 (2%) 189 (71%)
Bevestigd in IgG en IgM immuno4 blot Positief Dubieus Negatief
14 (14%) 0 (0%) 31 (31%)
28 (11%) 2 (1%) 83 (31%)
30 (11%) 0 (0%) 88 (33%)
van 2 monsters geen IgM uitslag bekend van 1 monster geen IgM uitslag bekend 3 van 1 monster geen IgG en IgM uitslag bekend 4 alleen overeenkomstige resultaten weergegeven 2
3
2012
57
Nucleïnezuur amplificatietesten (NAT) NAT productiecijfers NAT
2009
2010
2011
2012
2013
Chlamydia trachomatis
50.560
55.058
70.595
80.243
81.662
37.235
42.106
46.538
51.790
56.838
2.015
8.499
7.402
Neisseria gonorrhoeae 1
Trichomonas vaginalis (TV)
Chlamydia trachomatis aanvragen soa-polikliniek 2013 Ct single
Ct Combo aanvragen
Positief (%)
Anus
250
26 (10,4)
Cervix
3.852
540 (14,0)
1
0 (0)
6.016
661 (11,0)
Oog Proctum Ulcus
aanvragen
Positief (%)
Anus
4.018
257 (6,4)
Cervix
481
75 (15,6)
Oog
11
1 (9,1)
Proctum
850
90 (10,6)
476
41 (8,6)
Ulcus
0
0 (0)
Urethra
1.310
147 (11,2)
Urethra
11
0 (0)
Urine
10.552
1.009 (9,6)
Urine
10.064
594 (5,9)
Vagina
Vagina
2.731
225 (8,2)
11.685
1.003 (8,6)
Keel
0
0 (0)
Keel
0
0 (0)
Overig
3
0 (0)
Overig
3
1 (33,3)
Tonsil
39
13 (2,6)
Tonsil
14.566
222 (1,5)
Totaal
25.230
2.662 (10,6)
Totaal
41.689
2.243 (5,4)
Chlamydia trachomatis aanvragen niet- soa-polikliniek 2013 Ct Combo aanvragen
Positief (%)
Anus
326
35 (10,7)
Cervix
5.188
236 (4,5)
Oog
212
27 (12,7)
Proctum
55
6 (10,9)
Ulcus
5
0 (0)
450
56 (12,4)
Urine
3.243
259 (8,0)
Vagina
Urethra
4.928
294 (6,0)
Keel
156
3 (1,9)
Overig
174
5 (2,9)
Tonsil
45
0 (0)
Totaal
14.782
921 (6,2)
58
Neisseria gonorrhoeae aanvragen soa-polikliniek en niet- soa-polikliniek 2013 NG combo Soa polikliniek
NG Combo NIET Soa poli aanvragen
Positief (%)
Anus
4.067
63 (1,5)
Cervix
537
9 (1,7)
Oog
11
0 (0)
Proctum
994
88 (8,9)
1
0 (0)
Ulcus Urethra
aanvragen
Positief (%)
Anus
322
25 (7,8)
Cervix
4.708
28 (0,6)
Oog
209
0 (0)
Proctum
55
6 (10,9)
Ulcus
5
1 (20,0)
33
2 (6,1)
Urethra
406
21 (5,2)
Urine
10.223
90 (0,9)
Urine
3.196
74 (2,3)
Vagina
11.896
86 (0,7)
Vagina
4.874
35 (0,7)
0
0 (0)
Keel
190
9 (4,7)
Keel Overig
3
0 (0)
Overig
174
10 (5,7)
Tonsil
14.930
629 (4,2)
Tonsil
46
1 (2,2)
Totaal
42.695
967 (2,3)
Totaal
14.143
210 (1,5)
Trichomonas vaginalis totaal aanvragen 2011-2013 NAT Trichomonas vaginalis
2012 positief/totaal (%) Routine 1
2013 positief/totaal (%) Routine 3
Vagina
65/1.643 (4,0)
178/6.507 (2,7)
149/5.704 (2,6)
Cervix
7/249 (2,8)
36/1.352 (2,7)
34/989 (3,4)
Urethra Urine Totaal 1
2011 positief/totaal (%) Routine
1/18 (5,6)
4/114 (3,5)
3/105 (2,9)
7 /526 (1,3)
9/600 (1,5)
76/2.015 (3,8)
225/8.499 (2,6)
194/7.402 (2,6)
2
2/109 (1,8) 4
5.254 van de 6.507 vagina monsters aangevraagd door de soa-polikliniek. Van de 178 gevonden TV in vagina monsters waren 142 afkomstig van de soa-polikliniek. Prevalentie TV in vagina monsters op de soa-polikliniek 2,7%. 2 3 TV positieve urine monsters afkomstig van vrouwen, 4 van mannen. 3 4.375 van de 5.704 vagina monsters aangevraagd door de soa-polikliniek. Van de 149 gevonden TV in vagina monsters waren 112 afkomstig van de soa-polikliniek. Prevalentie TV in vagina monsters op de soa-polikliniek 2,6%. 4 2 TV positieve urine monsters afkomstig van vrouwen, 7 van mannen.
59
Bijlage moleculaire diagnostiek
Herpes PCR Aantal (%) 2011 Aantal (%) 2012 Aantal (%) 2013 Niet soa-polikliniek inzendingen Blaasjesvocht/ swabs
1.524
1.873
1.284
HSV1 positief
410 (26,9)
519 (27,7)
349 (27,2)
HSV2 positief
Uitslagen 285 (18,7)
396 (21,1)
259 (20,2)
HSV1+2 positief
2 (0,13)
4 (0,21)
2 (0,16)
Varicella zoster virus (VZV) positief
81 (5,3)
115 (6,1)
84 (6,5)
0
2 (0,11)
1 (0,08)
750 (49,2)
849 (45,3)
595 (46,3)
608
536
509
HSV1 positief
96 (15,8)
90 (16,8)
78 (15,3)
HSV2 positief
HSV1+VZV positief Geen herpes Soa-polikliniek inzendingen Blaasjesvocht/ swabs Uitslagen
164 (27,0)
153 (28,5)
147 (28,9)
HSV1+2 positief
1 (0,2)
1 (0,2)
3 (0,6)
Varicella zoster virus
6 (1,0)
1 (0,2)
4 (0,8)
343 (56,4)
293 (56,4)
284 (55,8)
2011
2012
2013
Geen herpes
Herpes PCR op liquor PCR op herpes (liquor) Cliënten herpes
315
406
217
HSV1 positief
7 (2,2)
7 (1,7)
1 (0,5%)
HSV2 positief
1 (0,3)
7 (1,7)
4 (1,8%)
Varicella zoster virus
7 (2,2)
7 (1,7)
8 (3,7%)
300 (95,2)
385 (94,8)
204 (94,0%)
Geen herpes
Syfilis PCR Positief Treponema pallidum Totaal aanvragen Niet soa-polikliniek Soa-polikliniek
2011 (%) 729
2012 (%) 655
2013 (%) 657
16/127 (12,6)
19/133 (14,3)
22/151 (14,6)
48/602 (8,0)
75/522 (14,4)
85/506 (16,8)
Kinkhoest PCR PCR op kinkhoest
2011
2012
2013
Aanvragen totaal
342
689
240
Uitslag positief voor:
(%)
(%)
(%)
2 (0,6)
1 (0,1)
0 (0)
42 (12,3)
98 (14,2)
16 (6,7)
Bordetella parapertussis Bordetella pertussis
60
Enterovirus en Parechovirus PCR PCR op enterovirus en parechovirus
2011
2012
2013
Aanvragen en bevinding
EV (%) 354
PV (%) 352
EV (%) 512
PV (%) 510
EV (%) 529
PV (%) 520
Blaasjesvocht
1/8 (12)
1/8 (12)
3/13 (23)
0/12 (0)
1/11 (9)
0/11 (0)
Faeces
15/76 (20)
3/76 (4)
36/165 (22)
12/165 (7)
32/176 (18)
1/175 (0,6)
Liquor
14/256 (5)
1/255 (0,1)
31/319 (10)
2/319 (0,6)
31/306 (10)
0/306 (0)
Keel
2/10 (20)
0/10 (0)
2/10 (20)
0/10 (0)
3/23 (12)
0/21 (0)
Nasopharynx
0/0 (0)
0/0 (0)
0/3 (0)
0/2 (0)
0/7 (0)
0/1 (0)
Overig
0/3 (0)
0/2 (0)
0/2 (0)
1/2 (50)
0/5 (0)
0/5 (0)
Pericard
0/1 (0)
0/1 (0)
0/0 (0)
0/0 (0)
0/1 (0)
0/1 (0)
Totaal positief (%)
32 (9,0)
5 (1,4)
72 (14,1)
15 (2,9)
67 (12,7)
1 (0,2)
EV=enterovirus, PV=parechovirus
Acute respiratoire infecties (ARI) PCR op ARI
1
1
2011
1
2012
2013
Aanvragen RNA pathogenen
-
-
-
Aanvragen DNA pathogenen
-
-
-
Aanvragen pandemische influenza Uitslag positief
2011 (%)
-
-
2012 (%)
2013 (%)
Influenza A virus
1/243 (0,4)
35/262 (13,4)
43/468 (9,2)
Influenza B virus
30/420 (7,1)
3/283 (1,1)
23/468 (4,9)
Rhinovirus
39/404 (9,7)
24/276 (8,7)
34/469 (7,2)
Respiratoir syncytieel virus (RSV)
37/419 (8,8)
9/278 (3,2)
14/468 (3,0)
9/376 (2,4)
7/269 (2,6)
10/467 (2,1)
Adenovirus Pandemische influenza A
59/504 (11,7)
0/0 (0,0)
1/2 (50,0)
Parainfluenza virus type 1
1/258 (0,4)
0/11 (0,0)
0/5 (0,0)
Parainfluenza virus type 3
1/257 (0,4)
0/10 (0,0)
0/6 (0,0)
Enterovirus
9/271 (3,3)
0/13 (0,0)
3/37 (8,1)
Chlamydia pneumoniae
0/244 (0,0)
0/15 (0,0)
0/11 (0,0)
17/268 (6,3)
3/74 (4,1)
0/95 (0,0)
Chlamydia psittaci
0
0/7 (0,0)
0/11 (0,0)
Humaan metapneumovirus
0
0/8 (0,0)
1/2 (50,0)
Coronavirus NL63
0
0/3 (0,0)
0/1 (0,0)
Coronavirussen 229E en OC43
0
0/8 (0,0)
1/3 (33,3)
Geen pathogeen gevonden
-
-
-
Gemiddeld totaal ARI aanvragen
-
-
-
Mycoplasma pneumoniae
1 Vanaf 2011 is niet standaard op alle DNA/RNA pathogenen getest zoals dat in voorgaande jaren wel het geval was. Aantal aanvragen staat in de cel weergegeven van de desbetreffende pathogeen.
61
Haemophilus ducreyi Haemophilus ducreyi
2011
2012
2013
Positief/aanvragen
0/40
0/60
0/53
Gastro-enteritis Gastro-enteritis PCR op faeces
2011 positief/totaal (%) Routine
2012 positief/totaal (%) Routine
2013 positief/totaal (%) Routine
Astrovirus
0/24 (0)
0/54 (0)
3/79 (3,8)
Noro GgI
0/24 (0)
0/54 (0)
5/79 (6,3)
Adenovirus
0/24 (0)
0/54 (0)
2/80 (2,5)
Rotavirus
4/24 (16,7)
9/54 (16,7)
8/79 (10,1)
Totaal
4/24 (16,7)
9/54 (16,7)
18/79 (22,8)
Norovirus PCR op norovirus
2011
Aanvragen totaal Positief voor norovirus (%)
2012
2013
291
357
530
74 (25%)
62 (17%)
112 (21%)
STEC PCR STEC PCR
2012 Aantal (%)
Totaal aanvraag
2013 Aantal (%)
639 (100)
1043 (100)
STX positief
2 (0,3)
0 (0)
STX1 positief
3 (0,5)
4 (0,4)
STX2 positief
5 (0,8)
6 (0,6)
STX1 en 2 positief
2 (0,3)
5 (0,5)
627 (98,1)
1028 (98,6)
Negatief
Meticilline resistente Staphylococcus aureus Bevestigings PCR op MRSA
2010
2011
Aanvragen totaal Uitslagen
99 2010
%
2012 227
2011
%
2013 106
2012
%
71 2013
%
Geen Staphylococ
1
1,0
11
5,8
0
0,0
4
5,6
Geen Mec A gen (SA)
9
9,1
6
3,2
6
5,7
10
13,9
Staphylococ en Mec A positief (MRSA)
86
86,9
99
52,9
99
93,4
55
75,3
Staphylococ negatief (MSSE)
3
3,0
71
38,0
1
0,9
2
2,7
99
100,0
187
100,0
106
100,0
71
100,0
Totaal
62
Mycoplasma genitalium PCR Mycoplasma genitalium PCR
2011 positief/totaal (%) Routine
Anus
0/0
Blaas Biopt
2012 positief/totaal (%) Routine
2013 positief/totaal (%) Routine
0/2 (0)
0/1 (0)
0/0
0/0
0/2 (0)
0/0
0/1 (0)
0/0
Cervix
1/1 (100)
0/1 (0)
0/15 (0)
Ulcus
0/0
0/0
0/1 (0)
Urethraal
0/0
0/0
0/1 (0)
1/4 (25)
3/9 (33)
1/18 (6)
0/0
0/0
0/22 (0)
Vagina
0/1 (0)
0/0 (0)
1/6 (17)
Weefsel
0/1 (0)
0/3 (0)
0/0
2/7 (29)
3/16 (19)
2/66 (3)
Urine Urogenitaal
Totaal
Neisseria gonorrhoeae PCR Opa PCR Neisseria gonorroe
2011 Aantal (%)
2012 Aantal (%)
2013 Aantal (%)
Totaal aanvraag
135 (100)
189 (100)
331 (100)
Ng positief
31 (23,0)
69 (36,5)
188 (56,8)
Ng negatief
104 (77,0)
120 (63,5)
143 (43,2)
LGV PCR Lymphogranuloma venereum (LGV) PCR
2011 Aantal (%)
2012 Aantal (%)
2013 Aantal (%)
Totaal aanvraag
1051 (100)
1181 (100)
1176 (100)
LGV positief
107 (10,2)
215 (18,2)
120 (10,2)
LGV negatief
715 (68,0)
747 (63,3)
823 (70,0)
Niet typeerbaar
229 (21,8)
219 (18,5)
233 (19,8)
63
PCR op hepatitis A Hepatitis A PCR
2011
2012
2013
Positieven / aanvragen Faeces
2/4
2/3
2/9
Serum
1/8
1/5
1/4
Plasma
0/0
2/3
0/1
Totaal
3/12
5/11
3/14
PCR op hepatitis C 2011 Aantal aanvragen anti HCV testen
2012
2013
3.504
3.787
2.841
136 (3,9%)
44 (1,2%)
107 (3,8%)
Aantal HCV-RNA testen uitgevoerd
51
34
50
Aantal HCV-RNA testen positief
25
8
14
Aantal
Aantal
Aantal
1
0
0
0
1A
8
2
4
1A + 1B
0
0
0
1B
5
1
1
2
0
0
0
2A
1
1
0
2B
1
0
0
2A + 3 A
0
0
0
3A
3
0
5
4
1
0
1
Niet typeerbaar
2
1
0
4
0
0
25
5
11
Aantal positieve anti HCV testen (%)
Hepatitis C typering
Onbekend Totaal
Q-koorts PCR Q-koorts PCR Totaal aanvraag Positief Negatief
2012 Aantal (%)
2013 Aantal (%)
12 (100)
17 (100)
0 (0)
4 (23,5)
12 (100)
13 (76,5)