GGD Amsterdam Jaarverslag meldingen Milieu en Gezondheid 2011 Meldingen over milieu en gezondheid van burgers in het werkgebied van GGD Amsterdam
Uitgave GGD Amsterdam, cluster Leefomgeving, mei 2012
Tekst Remon Jonker m.m.v. Frits van den Berg, Ben Rozema, Martijn Krijgsman en Dusanka Noot.
Vormgeving Henke Groenwold
1
2
GGD Amsterdam Jaarverslag meldingen Milieu en Gezondheid 2011 Meldingen over milieu en gezondheid van burgers in het werkgebied van GGD Amsterdam
Inleiding
4
1 Meldingen: een aantal voorbeelden
5
Vocht, schimmel en ventilatie Sloopwoningen Lekkage en de gevolgen Waterpijpcafés (Sishalounges) en koolmonoxide Koolmonoxide Asbest en koolmonoxide Gaskachel met asbestkoord Hinderlijke lage geluiden Kwikbarometer kapot tijdens verhuizing
5 6 6 7 8 8 9 9 10
2 Meldingen per stadsdeel/gemeente
11
3 Aantal meldingen per compartiment
13
4 Agentia (milieuoorzaken)
14
5 Gezondheidseffecten
15
6 Bronnen van klachten
16
7 Tevredenheid cliënten
17
8 Financiering en tijdsbesteding
18
8.1 Financiering 8.2 Tijdsbesteding
18 18
9 Vooruitblik
20
Bijlage: behandeling van meldingen
21
Vocht en schimmel Stankproblemen Koolmonoxide
21 22 23
3
Inleiding Dit jaarverslag geeft een overzicht van de milieugerelateerde gezondheidsklachten van burgers (inwoners) die de afdeling Milieu & Gezondheid van de GGD Amsterdam in 2011 heeft behandeld. De opdrachtgevers voor de behandeling van deze klachten zijn de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn, alsmede de Amsterdamse stadsdelen. Doel van deze rapportage is inzicht geven in de aard en het aantal van deze klachten. Vanaf 2006 registreert de afdeling Milieu & Gezondheid meldingen in het landelijk registratieprogramma MGK (MilieuGezondheidsKlachten). Sinds 1 januari 2009 zijn we overgestapt op het nieuwe landelijke programma OSIRIS Milieugezondheidsklachten wat beheerd wordt door het RIVM. Het RIVM zorgt periodiek voor een landelijk overzicht van geregistreerde milieugerelateerde gezondheidsklachten waardoor landelijk inzicht kan worden verkregen in aantal en aard van de meldingen. Na een jaartotaal in 2008 van 480 meldingen en een lichte stijging in 2009 (495) en 2010 (510), laat 2011 (435) weer een daling zien.
4
1 Meldingen: een aantal voorbeelden Hieronder volgen ter illustratie van de werkzaamheden een aantal meldingen uit 2011. Deze zijn verdeeld over de gemeenten en verschillende onderwerpen, waarin kort het probleem en de behandeling door de afdeling Milieu & Gezondheid worden geschetst.
Vocht, schimmel en ventilatie Een gezin met vier kinderen woont in Amstelveen in een 4-kamerhoekwoning in een flat uit de jaren zestig. De woning heeft forse vocht- en schimmelproblemen. Een kinderlongverpleegkundige van het VUmc heeft contact met ons opgenomen om te vragen of wij de woning kunnen gaan bekijken. Het gezin beheerst de Nederlandse taal niet zo goed waardoor het voor de kinderlongverpleegkundige moeilijk is een beeld te krijgen van het binnenmilieu van de woning. Het jongste kind is namelijk in de afgelopen twee maanden twee keer opgenomen in het ziekenhuis in verband met astma-aanvallen. Het kind is daarnaast allergisch voor huisstofmijt. Een aantal andere gezinsleden vertoont ook klachten aan de luchtwegen. Tijdens het huisbezoek is te zien dat er schimmel is op alle buitenmuren in de woning en op het plafond van de inpandige badkamer. De badkamer blijkt onvoldoende ventilatiecapaciteit te hebben waardoor er niet genoeg vochtige lucht afgevoerd kan worden. Daarom zet het gezin de deuren van de badkamer open om de badkamer sneller te laten drogen. De vochtige lucht die in de woning geproduceerd wordt slaat neer op de koude buitenmuren met schimmel als gevolg. Aan de bewoners geven we adviezen over hoe zij de vochtproductie in de woning kunnen verminderen. Daarnaast adviseren wij hen over het instelbaar maken van klep- en draairamen zodat men comfortabeler kan ventileren bij koud weer. De verhuurder vragen wij om mechanische ventilatie aan te brengen in de badkamer. Ook adviseren wij de verhuurder roosters in alle tussendeuren in de woning aan te brengen zodat lucht zich makkelijker kan verplaatsen. De verhuurder volgt onze adviezen op. Het is te verwachten dat de aanpassingen in de woning het binnenklimaat verbeteren. Dit komt ten goede aan gevoelige luchtwegen van de bewoners. In de gemeente Amsterdam kunnen astmapatiënten na een doorverwijzing van de huisarts een huisbezoek krijgen van een gespecialiseerde astmaverpleegkundige. Wij wijzen bewoners met astma en/of huisstofmijtallergie regelmatig op deze mogelijkheid. Amsterdam biedt deze service aan via Cordaan thuiszorg. De astmaverpleegkundige kan bij de patiënt thuis gericht adviseren over astma en huisstofmijtallergie in relatie met het binnenmilieu en de woninginrichting. De thuiszorgorganisaties die werkzaam zijn in Amstelveen en andere Amstellandgemeenten voorzien niet (meer) in deze service. Bij meldingen uit de regio over vocht en schimmel doen wij meestal meer aan bemiddeling tussen huurder en verhuurder dan in Amsterdam. De regiogemeenten beschikken niet over onafhankelijke diensten zoals de Wijksteunpunten Wonen in Amsterdam die huurders kunnen bijstaan in contact met hun verhuurder bij bijvoorbeeld achterstallig onderhoud.
5
Sloopwoningen Ook het afgelopen jaar zijn er meerdere meldingen ontvangen uit woningen die op de nominatie staan te worden gesloopt. In veel gevallen is de sloop enkele jaren uitgesteld of gaat helemaal niet meer door. In de afgelopen jaren is er nauwelijks in onderhoud geïnvesteerd door de verhuurders (meestal corporaties). De bewoners lijken vaak niet te weten hoe het zit met onderhoud of renovatie. Een voorbeeld is een melding waarbij er sprake is van een vochtprobleem (lekkage van de woning er boven), veel schimmel (vooral op de vloeren) en last van tocht. De bewoonster zegt de problemen al in 2007 bij de verhuurder te hebben gemeld en heeft zelf last van luchtwegklachten. Haar geduld is op omdat er in het verleden al verschillende bedrijven zijn langs geweest om te kijken zonder dat daar actie op volgde. Vanwege vermoedelijk bouwkundige problemen is mevrouw door ons verwezen naar de afdeling Bouw- en Woningtoezicht (BWT) van haar stadsdeel. We hebben zelf contact gezocht met de verhuurder. Daar was al vastgesteld wat er in de woning moet gebeuren, zoals opsporen lekkage, vervangen verrot deurpaneel, verbeteren ventilatie van de badkamer, schimmel verwijderen en water onder de vloer wegzuigen om te zien wat de oorzaak van het water onder de vloer is. Echter dit was nog niet duidelijk gemaakt aan de bewoonster zelf. Ook ontbrak er een termijn waarbinnen de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd. Communicatie met de bewoonster over de werkzaamheden en begrip voor de situatie waar zij zich al jaren in bevindt lijkt te ontbreken. Mevrouw vindt het heel vervelend dat ze verschillende partijen in moet schakelen om haar verhuurder de klachten te laten verhelpen, maar neemt nu contact op met BWT. Die spoort de verhuurder aan tot actie. Door de financiële crisis is gebleken dat veel woningcorporaties nieuwbouwplannen hebben ingetrokken. Het gevolg is dat wij geregeld meldingen krijgen van huurders die wonen in woningen die op de nominatie stonden gesloopt te worden. Deze oude, vaak vlak na de oorlog gebouwde woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd. Vanwege deze nominatie tot slopen is er de afgelopen jaren weinig geïnvesteerd in onderhoud van deze woningen met als gevolg vooral klachten over vocht, schimmel en lekkages. Als wij aan de hand van binnengekomen meldingen structurele problemen (bij meerdere woningen) signaleren, nemen wij contact op met BWT van het stadsdeel en de betreffende wooncorporatie.
Lekkage en de gevolgen Twee maanden geleden is de woning boven mevrouw leeggehaald. Bij het weghalen van de wasmachine is een waterleiding kapot getrokken. Toen de bewoonster het water in haar keuken naar beneden zag stromen heeft ze de eigenaar gewaarschuwd, maar het duurde nog drie kwartier voordat een loodgieter de waterleiding had afgesloten. In de slaapkamer is het water langs de muur achter de kledingkast naar beneden gestroomd. Mevrouw ontdekt later de schimmel in de ingebouwde keukenkastjes. Ze heeft schoongemaakt en nat geworden spullen weggegooid maar heeft nu nog steeds last van schimmel en een muffe geur. Haar zoon heeft een longontsteking gehad en ze maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen van de stank en schimmel op zijn gezondheid. (Lekkage (vocht- en schimmelproblemen) zijn geen oorzaak van de longontsteking. Schimmel en vocht kunnen de luchtwegklachten wel verergeren) Tijdens het huisbezoek blijkt dat het vooral in de afgesloten keukenkastjes nog vochtig en schimmelig is en op sommige plekken de verf van het houtwerk opbolt. Het gegeven advies is gericht op het voorkomen van schimmelvorming en aantasting van de materialen.
6
Na een lekkage raken veel materialen zoals muur en stucwerk verzadigd met water. Het drogen van muren en vloeren kan meestal weken duren. In het algemeen geldt daarom dat nadat de oorzaak van een lekkage is weggenomen het belangrijk is dat daarna alles goed kan drogen om schimmelvorming en stankproblemen te voorkomen. In veel gevallen kan dit door middel van ventileren en verwarmen of door geforceerd ventileren met een bouwdroger. Soms moet plaatmateriaal of isolatiemateriaal worden vervangen. Specifiek bij afvoer- en rioolwaterlekkages speelt de angst bij bewoners voor infecties met ziekteverwekkers. Overstromingen kunnen ingrijpend zijn voor bewoners. Aan de bewoners wordt aangegeven dat enkel bij direct contact met rioolwater er een gezondheidsrisico bestaat. Vaak blijkt het weer belangrijk te zijn dat bewoners een inboedelverzekering hebben voor dekking van de kosten van salvage en schade aan inboedel.
Waterpijpcafés (Shishalounges) en koolmonoxide Het afgelopen jaar hebben we enkele malen meldingen gehad van bewoners die boven een café wonen waar waterpijp wordt gerookt, een shishalounge. Bij het gebruik van waterpijpen worden kooltjes gebruikt om het mengsel van fruit en tabak te verwarmen. Door gebruik van de kooltjes komt er koolmonoxide vrij in de ruimte waar de waterpijpen worden gerookt en waar kooltjes worden voorbereid voor gebruik, vaak een keukentje. De gebruikers en het personeel lopen hierdoor gezondheidsrisico’s. Deze meldingen door bewoners betreffen meestal meerdere vormen van overlast, waaronder geluid- en geurhinder. Een probleem is dat de rook die vrijkomt in het waterpijpcafé ook doortrekt naar de woning erboven. Hierdoor ontstaat niet alleen geur- en rookoverlast, maar worden bewoners ook blootgesteld aan koolmonoxide en andere voor de gezondheid schadelijke stoffen. Als GGD hanteren we gezondheidskundige grenswaarden voor koolmonoxide die ook rekening houden met de meest kwetsbare groepen, zoals zwangeren, kinderen en ouderen. Een voorbeeld is een melding van maart 2011 uit stadsdeel West. De bewoners hadden een koolmonoxide -melder aangeschaft omdat zij al meerdere malen rook in hun woning hadden waargenomen. Na een eerdere melding bij het stadsdeel en de brandweer, namen zij contact op met de GGD. Tijdens het bezoek dat direct daarop volgde werd inderdaad koolmonoxide gemeten. In de maanden daarna heeft er continu een koolmonoxidemeter van de GGD, met datalogger, in de woning gestaan. Ook heeft de GGD in die periode, samen met de afdeling Handhaving van stadsdeel West, een week lang gemeten in zowel het café als de woning. Hieruit bleek duidelijk dat er in ieder geval koolmonoxide vanuit het café in de woning erboven terecht kwam, waarbij andere bronnen van koolmonoxide inmiddels waren uitgesloten. Zowel bij deze melding als ook een melding uit stadsdeel Centrum is op verschillende manieren onderzocht of er eventueel verbindingen bestaan tussen de woning en het café eronder. Kortdurende metingen (gedurende enkele uren) leveren niet de gewenste informatie op. In dit soort gevallen is samenwerking tussen het stadsdeel en de GGD van groot belang om te kunnen bepalen welk onderzoek nodig is. Er heeft inmiddels heel wat juridisch getouwtrek plaatsgevonden, wat eind 2011 nog steeds niet ten einde is gekomen. De kaders voor het exploiteren van een waterpijpcafé lijken lastig te bepalen, zeker als er sprake is van woningen boven een dergelijk café. Stadsbreed beleid met betrekking tot waterpijpcafés lijkt nodig om te voorkomen dat ieder stadsdeel opnieuw het wiel moet gaan uitvinden. Ook kan dan het frequent inschakelen van de brandweer en GGD worden verminderd of voorkomen. Vanuit stadsdeel West is hiervoor het eerste initiatief genomen.
7
Koolmonoxide Vermoedelijke aanwezigheid van koolmonoxide is nog steeds een probleem dat met name in de wintermaanden bij ons wordt gemeld. Vaak heeft het te maken met slecht ventileren, met onvoldoende onderhoud van het apparaat (geisers zonder afvoer, gaskachels, CV-installaties), of een slecht functionerende afvoer/schoorsteen. Soms komt het door onderdruk in de woning als gevolg van mechanische afzuiging in combinatie met te weinig toevoer van lucht. De meeste meldingen van koolmonoxide komen bij de brandweer terecht. De brandweer verstrekt algemene informatie over koolmonoxide aan de bewoners en geeft een kaartje af van de GGD voor het geval men vragen heeft over koolmonoxide en gezondheid. Als GGD ontvangen wij over ieder koolmonoxide-incident een bericht van de brandweer. In gevallen waarbij er onduidelijkheden zijn, nemen wij contact met de bewoners op voor vragen of aanvullend onderzoek. Een van deze bewoners had in eerste instantie de brandweer gebeld in verband met klachten over hoofdpijn. Hij kreeg het advies een koolmonoxidemelder aan te schaffen. Na enkele dagen ging deze melder af en werd bij aankomst van de brandweer nog 18 ppm∗ koolmonoxide gemeten. Aangezien melders pas afgaan bij een hogere concentratie (30 ppm, soms hoger) is deze waarde vermoedelijk hoger geweest. De koolmonoxidebron werd door de brandweer niet gevonden. Naar aanleiding van het incidentrapport van de brandweer wordt er door de GGD contact opgenomen met de bewoner. Tijdens het huisbezoek dezelfde middag blijkt er wederom koolmonoxide in de woon- annex slaapkamer aanwezig. In overleg met de bewoner werd gezocht naar een bron. Langs de gevel van de bewoner loopt een schoorsteen, afkomstig uit een ander pand. In eerste instantie werd er via de brievenbus van dat pand gemeten en werd een zeer hoge koolmonoxidewaarde geconstateerd. Het stadsdeel werd ingeschakeld en dat ging direct over tot handhaving. Achteraf bleek de eigenaresse van het betreffende pand ook al langer hoofdpijnklachten te hebben. Zij dacht dat dit door de verf kwam die zij onlangs hadden gebruikt. De ‘dader’, een CV ketel, en de schoorsteen werden vervangen.
Asbest en koolmonoxide Soms komen onderwerpen samen. Deze melding kwam binnen via de afdeling Hygiëne en Inspectie van de GGD. Zij verzorgen ook de inspecties binnen de kinderopvang. In dit geval gaat het om een kinderdagverblijf (KDV) in een voormalig parochiehuis, waar tevens appartementen zijn gemaakt voor meerdere bewoners. Binnen de GGD is er contact tussen de afdelingen Milieu en Gezondheid (M&G) en Inspectie Kinderopvang over deze casus. Tussentijds vindt er steeds terugkoppeling plaats. De afdeling M&G kijkt naar milieuproblemen in combinatie met gezondheid. De Inspectie Kinderopvang kijkt of en hoe de kinderen veilig worden opgevangen en hoe eventueel vervangende voorzieningen worden geregeld. In het KDV is asbest geconstateerd in de kelderruimte waar zich de Cv-ketel bevindt. De Cv-ketel wordt gebruikt voor verwarming van de woningen en het kinderdagverblijf. Het water van de Cv-ketel moet dagelijks worden bijgevuld doordat er ergens sprake is van lekkage. Als de ruimte waar de Cv-ketel hangt door aanwezigheid van asbest niet meer mag worden betreden, loopt de Cv-ketel langzaam leeg. Het pand zal niet meer goed zijn te verwarmen. Het is dan begin december 2011. ∗
parts per million, een maat voor de concentratie in de lucht
8
Voor warm water maakt het KDV gebruik van een oude geiser met een defecte afvoer naar de schoorsteen. De risico’s hier zijn de mogelijke blootstelling aan asbest en koolmonoxide. Tijdens het bezoek, begin december, blijkt de ruimte waar asbest is geconstateerd afgesloten. De geiser is sinds 2006 niet meer gecontroleerd Bij gebruik van de geiser komt er koolmonoxide vrij. Ook blijken er verbrandingsgassen in de keuken te komen. Bij visuele inspectie is duidelijk zichtbaar dat de aansluiting naar de schoorsteen lek is. Een rapportage van de uitgevoerde metingen waaruit dit bovenstaande blijkt wordt verstuurd aan het KDV, de verhuurder en het stadsdeel. Enkele dagen later wordt de asbestinventarisatie uitgevoerd. Het stadsdeel houdt toezicht. De GGD is beschikbaar voor gezondheidsvragen. Na de asbestinventarisatie volgen een asbestsanering en een bijeenkomst voor ouders van het KDV. Zowel KDV, het bedrijf dat de asbestinventarisatie heeft uitgevoerd, het stadsdeel en de GGD zijn vertegenwoordigd. Kleefmonsters tonen aan dat er geen asbest is gevonden in het KDV. Na de sanering van de Cv-ruimte, zijn de Cv-ketel en de geiser inclusief afvoer hersteld. Het KDV communiceerde naar de ouders via de oudercommissie. Gezien de complexiteit van het geheel en de onervarenheid van het KDV zou in voorkomende gevallen meer advies/hulp kunnen worden aangeboden. n.b. Na de inventarisatie bleek dat de kinderen in het KDV konden verblijven gedurende de asbestsanering. Voor extra radiatoren in verband met gebrekkige verwarming werd gezorgd. Door overbelasting van het elektra viel de stroom uit en hierdoor het vacuüm van de ruimte waar gesaneerd werd. Er kon geen garantie meer worden gegeven van het asbestvrij zijn van de ruimten waar de kinderen verbleven. Omdat er geen goede vervangende ruimte beschikbaar was is het KDV gedurende de verdere sanering gesloten geweest.
Gaskachel met asbestkoord In april belt een meneer uit Amstelveen ons in verband met een gaskachel. Rond het ruitje van de kachel zit asbestkoord. Het ruitje is al eens uit de opening gevallen. Het koord is vrijwel intact. Asbesthoudend afdichtkoord betreft in principe losgebonden asbest. Vezels kunnen hierbij makkelijk loslaten, vooral bij beschadiging van het koord. Omdat het koord vrijwel intact is en slechts eenmalig het ruitje eruit was gevallen, is de kans klein dat er langdurig grote hoeveelheden asbestvezels zijn vrijgekomen. De blootstelling aan losse vezels is vermoedelijk verwaarloosbaar, evenals het gezondheidsrisico door deze blootstelling. Meneer was van plan om een andere kachel te nemen. Wij hebben hem geadviseerd om de oude kachel goed verpakt te vervoeren naar het afvalbrengstation van Amstelveen. Hij is ook gewezen op de informatie over het verwijderen van asbest op de website van de gemeente.
Hinderlijke lage geluiden De GGD krijgt met enige regelmaat klachten over laagtonige of laagfrequente geluiden waarvan de oorzaak niet altijd duidelijk is. Melders kunnen vaak slecht (in)slapen en vaak gaat het ook gepaard met een gevoel dat er trillingen aanwezig zijn. Soms gaat het om meer mensen die er last van hebben, meestal om individuen. Op grond van een meting kan in principe worden bepaald of er echt een geluidbron is of dat misschien een neurologische oorzaak een rol speelt. Goede metingen zijn echter ingewikkeld en duur. Een voorbeeld is een melder uit stadsdeel Zuid. Zijn klachten werden veroorzaakt door een zware, zwakke bromtoon, zoals van een stationair draaiende motor buiten.
9
Hij heeft ’s avonds en ’s nachts, vooral als hij ligt, last van trillingen in voeten, benen en buik/maagstreek, maar alleen in zijn eigen woning. De huisarts kan niets vinden. Hij raakt er door geïrriteerd en gebruikt al een maagzuurremmer. Hij woont boven een restaurant; aan de achterzijde is een ander bedrijf met koeling. De GGD constateert bij huisbezoek dat het geluid nauwelijks of niet hoorbaar is en zeer waarschijnlijk voldoet aan het officieel toegestane geluidniveau. De trillingen in het been zijn geen direct gevolg van geluid, maar zouden een gevolg van spanning/stress, o.a. vanwege het geluid, kunnen zijn. De melder is aangeraden met zijn huisarts te bespreken of een slechte doorbloeding van de benen of zogeheten ‘restless legs’ een oorzaak kunnen zijn. Deze melder was wat teleurgesteld dat er niets aan het geluid werd gedaan, maar bedankte wel voor het advies, de deskundigheid en de tijd die we ervoor had uitgetrokken. Er zijn echter ook melders die ontevreden blijven als het geluid zelf niet wordt aangepakt, zelfs als dat niet goed mogelijk is.
Kwikbarometer kapot tijdens verhuizing Een verhuisbedrijf belt dat bij het uitpakken in de nieuwe woning een kwikbarometer tijdens de verhuizing kapot is gegaan. De barometer is door de bewoners zelf niet goed ingepakt. Het kwik is deels uit de barometer gelopen en mogelijk verspreid geraakt door de woning. Het betreft een gezin met twee baby’s Als restanten kwik achterblijven kan langdurige blootstelling aan kwikdamp plaatsvinden met mogelijk vervelende consequenties voor de gezondheid. Op aanraden van de GGD is contact opgenomen met een gespecialiseerd schoonmaakbedrijf dat ook kwikdampmetingen kan uitvoeren. Door de hele woning werden behoorlijk hoge kwikdampconcentraties gemeten. Diezelfde avond en nacht nog werd er schoongemaakt door het schoonmaakbedrijf. Een aantal matten waar kwik terecht is gekomen doordat de bewoners door het kwik heen zijn gelopen, zijn weggegooid. Het gezin heeft in een hotel overnacht. Bij de controlemeting bleek nog een lichte verhoging van de kwikdampconcentratie. Met veel ventileren zou ook dat restant de komende tijd wel verdwijnen. Ook is er contact geweest met de medewerker van het verhuisbedrijf van wie de kleding mogelijk in aanraking is geweest met kwik. Hij heeft zijn kleding en schoenen in een plastic zak gedaan een weggegooid. Ook heeft hij uitleg gekregen over de risico’s van kwikdamp.
10
2 Meldingen per stadsdeel/gemeente In 2011 behandelde de afdeling Milieu & Gezondheid 469 milieugezondheidsklachten uit de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn. Daarvan waren er 34 in 2010 ingediend, die in 2011 werden afgehandeld. Er kon dit jaar geen onderscheid meer worden gemaakt tussen het aantal klachten en vragen om informatie. In het landelijk gebruikte registratiesysteem is de mogelijkheid dit onderscheid te maken verdwenen. Tabel 2.1 geeft een overzicht van het totale aantal behandelde klachten per stadsdeel/ gemeente in 2011. Figuur 1 geeft hetzelfde overzicht, maar alleen van de in 2011 binnengekomen meldingen. Op een kleine toename van meldingen in stadsdeel West, Diemen en Uithoorn na is het aantal meldingen over de gehele lijn voor dit jaar afgenomen. In totaal gaat het om 72 minder meldingen dan in 2010.
Tabel 2.1
Aantal behandelde klachten in 2011
Stadsdeel/gemeente Centrum West Nieuw west Zuid Oost Noord Zuidoost Amsterdam stadsdeel onbekend Amsterdam Aalsmeer Amstelveen Diemen Ouder-Amstel Uithoorn Onbekend/overig Totaal
Aantal Klachten (uit 2010+2011) 58 90 52 76 62 47 24
Aantal klachten per 10.000 woningen 1 11,7 12,3 8,4 9,9 10,8 12 6,5
Aantal klachten per 10.000 inwoners 1 6,9 6,8 3,8 5,6 5,2 5,4 2,9
12 421
10,7
5,4
2 15 5 2 11 13
1,7 4,0 4,8 3,5 9,1
0,7 1,8 2 1,5 3,9
469
1
Aantallen woningen en inwoners uit “Stadsdelen in cijfers 2011”van Dienst Onderzoek en Statistiek (Amsterdam) en “Demografische kerncijfers per gemeente 2011” van CBS (andere gemeenten)
11
Bij sommige milieugezondheidsklachten is het noodzakelijk om ter plaatse een onderzoek in te stellen of huisbezoek af te leggen. In 2011 is dit 98 keer gedaan, dat wil zeggen bij 21% van het aantal ontvangen meldingen. Met behulp van een inspectie van de woning en/of woonomgeving worden mogelijke bronnen geïnventariseerd die in relatie zouden kunnen staan met de gemelde gezondheidsklachten. Het onderzoek wordt indien nodig met metingen ondersteund. Bij een duidelijke relatie tussen de klachten en het binnenmilieu wordt de verantwoordelijke (bewoner, huiseigenaar, bedrijfseigenaar of omwonenden) geïnformeerd of benaderd met het verzoek om maatregelen te nemen teneinde de extra blootstelling te verminderen. Soms doet een adviseur van de afdeling Milieu & Gezondheid dit, maar bij voorkeur gebeurt dit door de melder zelf met behulp van het verstrekte advies.
Figuur 1 Aantal in 2011 ontvangen meldingen per 10.000 woningen en per 10.000 inwoners van de stadsdelen in Amsterdam, en van Amstelland en Diemen per 10.000 woningen per 10.000 inwoners
0
5
10
15
West Noord Oost Centrum Amsterdam totaal Zuid Nieuw w est Zuidoost
Uithoorn Amstelveen Diemen Ouder-Amstel Aalsmeer
12
3 Aantal meldingen per compartiment In het registratiesysteem wordt onderscheid gemaakt tussen binnenmilieu en buitenmilieu. Bij buitenmilieu zijn de compartimenten bodem, water, lucht en directe woonomgeving ondergebracht. Bij binnenmilieu kan onderscheid worden gemaakt naar het type gebouw en een restcategorie ‘overige binnenmilieuklachten’. Bijna 2/3 van het totaal aantal meldingen die in 2011 werden ontvangen betrof klachten over het binnenmilieu van huurwoningen (zie tabel 3.1). Bij 7 % van de meldingen ging het om klachten in koopwoningen. Over andere gebouwen, zoals kantoren en scholen, komen relatief weinig meldingen terecht bij de GGD, omdat die vooral door een Arbodienst of Inspectie worden behandeld. Van de meldingen betreffende het buitenmilieu betrof het grootste deel klachten of vragen over de directe omgeving en lucht. Ook bij de Amstellandgemeenten komen meldingen met betrekking tot het binnenmilieu het meeste voor en hebben daarin huurwoningen het grootste aandeel.
Tabel 3.1
Aantal klachten in 2011 per compartiment
Compartiment
Aantal
Binnenmilieu Totaal 358 Huurwoningen 285 Koopwoningen 24 Scholen 12 Kantoor/bedrijfsgebouw 3 Kinderdagverblijven/kindercentra 4 Overig binnenmilieu 31 Buitenmilieu Directe woonomgeving Lucht Bodem Onbekend/overig
Totaal 67 31 26 4 6
Niet bekend
Totaal10
Percentages Percentages binnen compart. totaal meldingen 83% 80% 65% 7% 6% 3% 3% 1% 1% 1% 1% 9% 7%
46% 39% 9% 6%
15% 7% 6% 1% 1% 2%
13
4 Agentia (milieuoorzaken) Bewoners relateren gezondheidsklachten of bezorgdheid over schade aan de gezondheid meestal aan een of meerdere agentia van fysische, chemische of biologische aard. Bij klachten worden meestal een of meerdere agentia genoemd; bij 17% is het niet bekend wat de klachten zou veroorzaken. Schimmels, asbest/asbestbevattend materiaal, stank, vervuilde lucht en vocht zijn net als vorig jaar de vijf meest genoemde agentia in de in 2011 ontvangen meldingen (tabel 4.1). Uit de Amstellandgemeenten kwamen relatief de meeste meldingen over vocht en schimmels en over asbest. In vergelijking met voorgaande jaren blijven dezelfde agentia een rol spelen, maar de aantallen variëren wat over de jaren. In 2011 gaan nog steeds de meeste klachten over schimmels, asbest en stank. Het aantal meldingen over insectenplagen en andere dierplagen is fors afgenomen bij onze afdeling (en nu uit de top 10 verdwenen). Over de gehele lijn is de verhouding van meldingen over de agentia zo goed als gelijk gebleven.
Tabel 4.1 Top 10 van genoemde milieuoorzaken (agentia) in 2011 Agentia Schimmels Asbest/asbestbevattend materiaal Stank Luchtkwaliteit (uitlaat- & verbrandingsgassen/fijn stof) Vocht Koolmonoxide (CO) Grof stof/bouwstof Geluid/laagfrequent geluid Chemische verontreinigingen Kwik
Aantal 99 55 43 32 24 18 16 12 11 6
Percentage 23% 13% 10% 7% 6% 4% 4% 3% 3% 1%
14
5 Gezondheidseffecten De gezondheidseffecten die in 2011 het meest werden genoemd zijn, net als in voorgaande jaren, bezorgdheid algemeen, klachten in verband met de luchtwegen en geurhinder. In tabel 5.1 wordt een overzicht gegeven van de genoemde gezondheidseffecten in 2011 (effecten die minder dan 1% vormden van het totaal zijn niet vermeld). Bij bezorgdheid algemeen gaat het vooral om een vermoeden van of vrees voor schadelijke effecten van een mogelijke bron. Soms kan dat niet bevestigd worden, maar vaak is het veronderstelde verband redelijk ondanks dat het niet altijd hard kan worden aangetoond. Een vochtige woning is bijvoorbeeld een bekende risicofactor bij luchtwegaandoeningen, maar dat een kind astma heeft hoeft niet alleen aan de vochtige woning te liggen.
Tabel 5.1
De meest genoemde klachten over gezondheid 2011
Milieugezondheidsklachten Bezorgdheid Luchtwegen (astma, benauwd/kortademig, irritatie luchtwegen, hoesten, longontsteking, bronchitis) Geurhinder Hoofdpijn, migraine Huidproblemen (eczeem, jeuk, lokale roodheid) Overige hinder Geluidhinder Duizeligheid
Aantal 159
Percentage 37%
125 55 17
29% 13% 4%
11 8 9 7
3% 2% 2% 1%
Ten opzichte van het voorgaande jaar is het aandeel meldingen in verband met luchtwegklachten met 12% toegenomen Het percentage meldingen betreffende bezorgdheid en geurhinder is gelijk gebleven. Klachten over hoofdpijn en overige hinder zijn verminderd met 3%. Voorbeelden van klachten die onder overige hinder vallen zijn problemen met de temperatuur in een woning en stofoverlast door bouwwerkzaamheden in de omgeving. Nieuw is dat er meer klachten zijn in verband met huidproblemen waarbij burgers vaak zelf de koppeling maken met het vochtige of juist droge klimaat in de woning. De verdeling van type gezondheidsklachten is in de verschillende gemeenten niet duidelijk verschillend.
15
6 Bronnen van klachten Bij de registratie van milieugerelateerde gezondheidsklachten wordt zo mogelijk geregistreerd welke bron door de melder in verband wordt gebracht met de gezondheidsklacht. Voor binnenmilieuklachten is de bron van de klachten vaak het binnenmilieu zelf waarbij niet altijd duidelijk is om welke component het gaat. Ten opzichte van vorig jaar zijn bronnen minder vaak aangegeven. Typische problemen in het binnenmilieu zijn vaker wel herkenbaar, vooral als het gaat om vocht, slecht functionerende gastoestellen of ventilatieproblemen. In tabel 6.1 zijn de genoemde bronnen van klachten in 2011 weergegeven (bronnen die minder dan 1% vormden van het totaal zijn niet vermeld). Bronnen binnenshuis vormen het grootste aandeel. Daarna gaat het het meest om twee belangrijke bronnen buitenshuis: verkeer en bouw- en sloopactiviteiten. Ten opzichte van vorig jaar zijn de bronnen dieren/natuur en bedrijven verdwenen (minder dan 1%) en inrichting woning en EMV (elektromagnetische velden) toegevoegd. Er is een afname van klachten over riolering. Bij de bronnen ventilatie (-voorziening) en renovatie/sloop/bouw is een toename zichtbaar in de tabel ten opzichte van 2010. Van de meldingen binnenmilieu gaan veel klachten over vocht/schimmel en asbest. Het is te verwachten dat van de niet gespecificeerde bronnen van het binnenmilieu er een groot aantal een bron heeft uit de categorie vocht, ventilatie en renovatie. De percentages van deze bronnen zouden dus eigenlijk nog hoger moeten liggen. De verdeling van bronnen is in de verschillende gemeenten niet duidelijk verschillend.
Tabel 6.1
De meest genoemde bronnen van klachten in 2010
Bronnen Binnenmilieu (niet gespecificeerd) Vocht (lekkage, optrekkend, doorslag, koudebrug) Ventilatie (-voorziening) Renovatie/sloop/bouw (wegen/huizen) Riolering, riooloverstort Gaskachel, geiser Wegverkeer Buren, bewonersgedrag Inrichting woning EMV (hoogspanningsleidingen, transformatorhuisjes Bronnen
Aantal 143 70 36 35 19 17 17 15 11
Percentage 33% 16% 8% 8% 4% 4% 4% 3% 3%
5 Aantal
1% Percentage
16
7 Tevredenheid cliënten Er is in 2010 gestart met een cliënttevredenheidsonderzoek (CTO) onder burgers met een melding. Dit onderzoek wordt elke twee jaar gedurende een half jaar uitgevoerd. Het eerste onderzoek vond plaats in 2008 (zie jaarverslag 2008). Het onderzoek van 2010 is enkele maanden doorgelopen in 2011 omdat we minder reacties hadden gekregen dan verwacht. Het onderzoek is in maart 2011 afgerond. In 2012 zal er opnieuw een CTO starten. Hieronder volgt een korte samenvatting van de rapportage van het CTO van 2010/2011. De respons op de toegestuurde vragenformulieren is ten opzichte van 2008 gezakt van 48% naar 34%. Na het CTO van 2008 hebben we de doelstelling op een gemiddeld rapportcijfer van 7 gesteld. Met het rapportcijfer van gemiddeld 7,8 is deze doelstelling ruim gehaald. De vriendelijkheid en deskundigheid van de werknemer wordt door respectievelijk 93% en 79% positief beoordeeld. Deze hoge waardering blijkt ook uit de extra opmerkingen die zijn gemaakt. De duur van de afhandeling is in 89% van de gevallen naar verwachting van de melder of beter of sneller dan verwacht. De vraag naar informatieverstrekking laat zien dat in 62% van de gevallen de mensen hierover geen opmerkingen hebben. Er blijkt wel een lichte stijging te zijn in de behoefte aan uitkomsten van onderzoeken van de GGD. Er blijkt ten opzichte van 2008 een verdubbeling te zijn opgetreden van mensen die aangeven dat het advies niet heeft geholpen. Aan de andere kant is het aantal gevallen waarin nog onbekend was of het advies geholpen heeft, gehalveerd. Aangezien het om een advies gaat is het onduidelijk wat verschillende partijen, waaronder ook de cliënt zelf, met het advies hebben gedaan. Naar aanleiding van deze laatste conclusie is actie ondernomen. Uiteindelijk blijkt dat ‘niet geholpen’ in veel gevallen niet betekent dat men ontevreden is over de GGD. Soms wordt er wel verwacht dat de GGD meer zou kunnen doen zoals meer weten over milieuproblemen in de omgeving bij stankklachten, een actievere opstelling in het debat en meer aandacht voor het milieu in het algemeen. Ook zijn in een paar gevallen de problemen opgelost waaraan ons advies kennelijk geen bijdrage heeft geleverd. Ook bij meer inspanning kunnen wij niet altijd zorgen voor een oplossing omdat die buiten onze competentie valt of omdat we niet altijd een oorzaak kunnen vinden. Omdat is gebleken dat de klanten over het algemeen tevreden zijn met onze dienstverlening achten wij het niet noodzakelijk onze dienstverlening nog verder te verbeteren. Deze tevredenheid is ook de reden dat het CTO niet eerder zal worden afgenomen dan gebruikelijk. Dit betekent dat het volgend CTO in de tweede helft van 2012 weer zal starten.
17
8 Financiering en tijdsbesteding Overleg met de hoofden van de afdelingen Handhaving van de stadsdelen, verenigd in het MOHA (Managersoverleg Handhaving), heeft geleid tot nieuwe afspraken over de aanpak en financiering van meldingen.
8.1 Financiering en nieuwe aanpak In het contact met MOHA is zoveel mogelijk verduidelijkt wie wat financiert (zie jaarverslag 2010). De afdeling Milieu & Gezondheid betaalt uit de algemene bijdrage van de gemeente Amsterdam de met de meldingen gemoeide secretariaatswerkzaamheden en het inwerken en scholen van medewerkers. De geoormerkte bijdrage van Amsterdam wordt gebruikt voor algemene met meldingen gemoeide kosten (overhead en onvoorzien) en voor ‘meerwerk’ zoals kwaliteitszorg, registratie en analyse. De bijdragen van de stadsdelen hebben betrekking op het direct afhandelen van hun meldingen. Tot nog toe werden de uitgaven alleen geïndexeerd. In 2011 is voor de komende jaren afgesproken dat elk stadsdeel elk kwartaal een voorschotnota zal ontvangen, gebaseerd op het aantal meldingen in voorafgaande jaren en een overeengekomen tijdsbesteding per melding. Direct na afloop van 2012 wordt een eindrekening opgemaakt gebaseerd op het werkelijk aantal meldingen in 2011 per stadsdeel. Daarnaast is afgesproken dat meldingen over vocht, schimmel en ventilatie zullen worden doorverwezen naar de afdeling Handhaving (Bouw- en Woningtoezicht of BWT) van het betreffende stadsdeel. Het gaat hierbij om meldingen waarbij er volgens de bewoner sprake zou zijn van bouwtechnische gebreken aan de woning. Het was al gebruikelijk huurders eerst naar hun verhuurder te verwijzen als de melder nog geen contact had opgenomen. Ook werd soms doorverwezen naar BWT, maar dat gebeurde relatief weinig. Het nadrukkelijker doorverwijzen naar BWT zal de GGD gedurende tenminste een aantal maanden doen en vervolgens evalueren. De evaluatie zal in 2012 gereed zijn en voorgelegd worden aan het MOHA.
8.2 Tijdsbesteding Alle meldingen worden geregistreerd in een landelijk registratiesysteem (OSIRIS MGK = milieu gezondheidsklachten) dat door het RIVM wordt beheerd. Daarbij wordt elke melding gedetailleerd gecategoriseerd naar het betreffende milieucompartiment, het agens dat de klacht veroorzaakt, de bron van dat agens en de gezondheidsklacht. Dit komt eerder in dit verslag uitgebreid aan de orde. Op basis van deze gegevens maken zowel de GGD Amsterdam als het RIVM (over de meldingen van alle GGD-en in Nederland) een jaarverslag. Persoonlijke gegevens van melders zijn alleen door de betreffende GGD in te zien. Bij de GGD Amsterdam kan een melding door elke medewerker worden aangenomen en geregistreerd. De meeste meldingen werden in 2011 door een team van vijf medewerkers behandeld. De medewerkers moeten een melding van elkaar kunnen overnemen als dat nodig is. Daarom wordt ook een tamelijk gedetailleerde beschrijving van elke melding geregistreerd. Tegelijk is dit ter documentatie van een
18
zorgvuldige afhandeling. De afdeling Milieu & Gezondheid voldoet aan de HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) waardoor de kwaliteit genormeerd en toetsbaar is. Daarnaast wordt de tijdsbesteding geregistreerd in een intern (GGD) programma. Hierin wordt door elke medewerker afzonderlijk de tijd genoteerd die per dag aan meldingen (en andere werkzaamheden) wordt besteedt. Bij de meldingen wordt alleen onderscheid gemaakt tussen het feitelijk behandelen van meldingen en algemene, niet aan een specifieke melding gebonden werkzaamheden zoals het bijhouden van literatuur, onderling overleg, begeleiden nieuwe medewerkers, coördinatie en maken van het jaarverslag. Er wordt dus niet per afzonderlijke melding bijgehouden hoeveel tijd ermee gemoeid is. De tijdsbesteding per melding kan aanzienlijk variëren. Een informatieve vraag die zonder naslag snel kan worden behandeld kost in totaal, inclusief registratie, misschien maar een uur. Een gecompliceerde klacht met huisbezoek en metingen, en/of waarbij veel uitgezocht en met derden overlegd moet worden, kan één tot twee werkdagen kosten. Bij elke melding wordt in elk geval zo gedetailleerd als nodig uitgevraagd (meestal telefonisch) wat de klachten zijn en in wat voor situatie die zich voordoen en vervolgens informatie of advies gegeven. Het kan daarbovenop nodig zijn een huisbezoek af te leggen als de situatie dat vereist of als die door uitvragen niet voldoende duidelijk wordt. Dit komt bij ongeveer een op de vier van de meldingen voor (in 2010 één op de drie). Daarbij kan het ook nodig zijn metingen uit te voeren; dit komt bij ongeveer een op de negen meldingen voor (in 2010 één op de acht). Bij ongeveer een kwart van de meldingen wordt een schriftelijk advies gegeven (hetzelfde als in 2010), in de overige gevallen volstaat een mondeling advies. Door kritisch te blijven kijken naar de effectiviteit van tijdrovende activiteiten zoals huisbezoeken en metingen, proberen we de gemiddelde tijd per melding te verlagen.
19
9 Vooruitblik In 2011 is overleg met de stadsdelen geweest over de meldingen M&G. In dat overleg met de hoofden van de afdelingen Handhaving, verenigd in het MOHA (Managersoverleg Handhaving), is gesproken over de geschiedenis van de meldingen, de werkwijze en financiering. In aansluiting op dit overleg is besloten in augustus 2011 te starten met het vaker direct doorverwijzen naar BWT bij meldingen betreffende vocht, schimmel en ventilatie ten gevolge van bouwtechnische gebreken. Een evaluatie van deze doorverwijzingen volgt in 2012. Naast deze afspraak blijft de GGD afdeling M&G huurders bij woningklachten verwijzen naar de verhuurder als daar de klacht nog niet bekend is of volgens de huurder nog niet in behandeling is genomen. Ook blijft de afdeling alert op het efficiënt blijven werken, vooral waar op het gebied van tijdrovende activiteiten zoals het doen van huisbezoeken en uitvoeren van metingen met de daaraan gekoppelde rapportages. Het afgelopen jaar is hier al winst behaald. Afgelopen jaar is er een verbetering in gang gezet op het gebied van samenwerking met stadsdelen en brandweer betreffende handhaving bij constateringen van koolmonoxide in woningen. Het beleid wat op dit gebied eind 2011 is vastgesteld moet in 2012 verder worden geïmplementeerd.
20
Bijlage: behandeling van meldingen Hieronder wordt aangegeven wat er komt kijken bij de behandeling van meldingen, variërend van eenvoudige informatieve meldingen tot gecompliceerde klachten. Als een burger wordt doorverwezen naar een andere instantie, zonder inhoudelijk advies, dan wordt dit niet als melding geregistreerd. Omdat de aanpak per onderwerp verschilt, zal hieronder de behandeling worden beschreven bij drie verschillende voorbeelden van milieuoorzaken: vocht en schimmel, stank en koolmonoxide. Het kwaliteitssysteem van de afdeling Milieu & Gezondheid heeft voor elk onderwerp een checklist die bij het uitvragen van de melder kan worden gebruikt. Daarnaast worden landelijke GGD-richtlijnen gebruikt bij de meeste onderwerpen.
Vocht en schimmel Meldingen over vocht en schimmel gaan vaak ook over ventilatie en soms ook over met de vochtige omstandigheden samenhangende geurproblemen. Er is dan ook niet altijd één duidelijke bron omdat vochtproblemen ook met gebrekkige ventilatie of met een lekkage kunnen samenhangen. Meldingen komen meestal van een bewoner, maar ook wel van een huurteam, huisarts of een (COPD-)verpleegkundige. In principe is er echter altijd contact met de persoon die de klacht heeft. De behandeling kan als volgt worden beschreven: 1. Bij een melding over vocht- of schimmelproblemen wordt eerst onderzocht of al contact is opgenomen met de verhuurder (het betreft overwegend huurwoningen). Zoniet, dan wordt de melder eerst daarheen doorverwezen (er wordt dan geen melding geregistreerd omdat er nog geen inhoudelijk advies wordt gegeven). Over het algemeen blijkt dat de verhuurder wel is ingelicht, maar volgens de melder niet voldoende onderneemt. Als er sprake is van bouwtechnische problemen waardoor de klachten mogelijk worden veroorzaakt, wordt doorverwezen naar afdeling Bouwen en Wonen van het betreffende stadsdeel. Indien dat niet het geval is, of afdeling Bouwen en Wonen geeft aan dat de woning voldoet aan de eisen van het bouwbesluit, of afdeling Bouwen en Wonen ondernemen geen actie, worden de klachten en de situatie verder uitgevraagd. Altijd wordt nagegaan of er een verband is tussen de gezondheidsklacht(en) en het binnenmilieu. Bij vocht- en schimmel worden vaak (angst voor) luchtwegklachten en allergieën genoemd. Hierbij wordt altijd nagevraagd of melder met zijn klachten ook bij de huisarts is geweest en wat zijn/haar bevindingen waren. 2. De melder wordt vervolgens geadviseerd wat te doen: dat kan zowel het eigen (bewoners)gedrag betreffen als een volgende stap om de klacht op te (doen) lossen. Veel melders, die voor het merendeel in sociale huurwoningen wonen, voelen zich machteloos en hebben het idee dat hun klachten door de verhuurder niet serieus worden genomen. Ook zijn ze niet altijd goed in staat om de klacht en/of oorzaak duidelijk te omschrijven. Vaak wordt daarom contact opgenomen met de verhuurder om diens zienswijze te horen en eventueel te adviseren over maatregelen. Regelmatig wordt er dan alsnog weer naar de afdeling Bouwen en Wonen van het stadsdeel verwezen als het probleem voldoende duidelijk en ernstig maar de verhuurder onwillig lijkt. Als het om een meer juridische invalshoek gaat, zoals het weigeren van de huur(verhoging) of het inschakelen van de rechter wordt naar een huurteam verwezen.
21
3. Een huisbezoek wordt afgelegd als het nodig is om de situatie te inspecteren om een eigen oordeel te vormen. Dit gebeurt als een gezondheidsklacht verband lijkt te hebben met het binnenmilieu en maatregelen vermoedelijk nodig zijn, of als de situatie via de telefoon onvoldoende duidelijk wordt. Meestal gaat alleen een adviseur Milieu & Gezondheid op huisbezoek, maar soms is dat samen met een vertegenwoordiger van de verhuurder of een door verhuurder ingeschakeld bedrijf. 4. Om oorzaak en gevolg bij de complexe problematiek van vocht en ventilatie beter te scheiden kan het nodig zijn metingen uit te voeren. Daarvoor heeft de GGD diverse mogelijkheden. Door temperatuur- en vochtigheidsmetingen tijdens de inspectie kan bepaald worden of condensatie waarschijnlijk is. Bij mechanische ventilatie kàn het debiet tijdens de inspectie worden gemeten en beoordeeld of deze voldoende is. Bij natuurlijke ventilatie worden uiteraard (ook) de ventilatievoorzieningen geïnspecteerd, maar kan ook de feitelijke ventilatie en de luchtvochtigheid onderzocht worden door gedurende (meestal) een week te meten. Daarbij is de hoeveelheid kooldioxide een goede maat voor de hoeveelheid ventilatie. In dit laatste geval moet de meter later worden opgehaald, de meter uitgelezen en de resultaten geanalyseerd. 5. Na de inspectie kan het nodig zijn meer informatie te vergaren bij of te overleggen met de verhuurder of een door de verhuurder ingeschakeld bedrijf, of wordt overlegd met de afdeling Bouwen en Wonen van een stadsdeel om na te vragen of mogelijke oorzaken onderzocht en mogelijke oplossingen al overwogen zijn. Ook wordt wel contact opgenomen met anderen (zoals huurteam, Dienst Wonen) als deze met de zaak gemoeid zijn. Met de huisarts wordt vooral overlegd als de gezondheidsklachten ernstig zijn, maar het binnenmilieu niet de (enige) oorzaak lijkt te zijn. Overigens worden melders ook wel door hun huisarts geadviseerd contact op te nemen met de GGD. 6. Vooral na een uitvoeriger behandeling wordt vaak een schriftelijk advies gegeven. Dat advies kan zowel gedragsmaatregelen als maatregelen aan de woning betreffen. Het advies wordt meestal direct naar de melder gestuurd, met soms kopieën naar de verhuurder, de afdeling Bouwen en Wonen, of anderen. Het advies is vooral gericht op het verminderen van gezondheidsklachten en minder op juridische aspecten zoals de formele verantwoordelijkheid voor aanbevolen maatregelen. Onze ervaring is dat veel klachten over vocht en schimmel terecht zijn, hoewel niet altijd verwijtbaar aan verhuurder. Oorzaken zijn o.a. onpraktische ventilatievoorzieningen (te grote ramen, lawaaiig) en condensatie op koude constructiedelen. Soms betreft het een ernstig maar toch niet onderkend gebrek, zoals langdurige lekkage. Het teveel ramen dichthouden komt ook vaker voor, wat samenhangt met onvoldoende begrip van het belang van ventilatie, maar ook met onlogische voorzieningen. Daarnaast spelen communicatieproblemen een grote rol. Bewoners begrijpen niet altijd wat de verhuurder al dan niet onderneemt en er is niet altijd een goede afstemming met de (installatie-)bedrijven die worden ingeschakeld.
Stankproblemen Bij meldingen over geurhinder valt ruwweg een driedeling te maken: 1) de geur hangt samen met vocht, schimmel en/of slechte ventilatie, 2) met een (riool)lekkage of 3) met een andere oorzaak. In de eerste twee gevallen vindt de afhandeling grotendeels plaats zoals beschreven onder de punten 1, 2, 3, 4 en 5 hierboven. Wel worden lekkages als een urgenter probleem gezien dan de gebruikelijke vocht- en schimmelklachten. Bij rioollekkages is een vaker voorkomend probleem dat niet snel duidelijk wordt of de gebouweigenaar of Waternet aansprakelijk is voor reparatie.
22
Bij de derde, ‘andere’ oorzaak kan het gaan om een duidelijke bron (zoals verbrandingsgassen, chemische wasserij, tabaksrook) die bij inspectie kan worden vastgesteld. Ook hier volgen we grotendeels de werkwijze hierboven. In enkele gevallen wordt hierbij gemeten, maar meestal is het vaststellen van de geur en van de bron voldoende om maatregelen te kunnen adviseren. Hiervoor is vaak contact met de verhuurder nodig. Het kan echter ook zijn dat een oorzaak niet direct kan worden gevonden. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de melder een geurstoornis heeft, maar toch kan een reële bron, die evenwel bij inspectie niet kan worden waargenomen, niet worden uitgesloten. Het verzamelen van gegevens door de bewoners over de tijdstippen van optreden van de klacht kan helpen om meer duidelijkheid te verkrijgen. Mocht dat niets opleveren wordt er getracht het advies te richten op het verminderen van de gezondheidsklachten, in casu de geurhinder. Dit betreft vooral voorlichting en praktische maatregelen.
Koolmonoxide Bij een melding van koolmonoxide in de woning wordt zo snel mogelijk bepaald of er een mogelijk acuut probleem is. De melder is vaak een bewoner, maar er wordt ook samengewerkt met de brandweer. Als de brandweer bij een koolmonoxidemelding wel een verhoogde concentratie koolmonoxide meet, maar niet goed de bron kan vaststellen kan de afdeling Milieu & Gezondheid zorgen voor een nadere bepaling daarvan, eventueel in samenwerking met het stadsdeel. Bij koolmonoxidemeldingen die door de brandweer worden afgehandeld wordt er altijd een rapport gestuurd aan de GGD. Tevens ontvangt de bewoner een kaartje om in geval van gezondheidsvragen in relatie tot koolmonoxide contact op te nemen met de GGD. De behandeling van een melding met het vermoeden van koolmonoxide kan als volgt worden beschreven. 1. Bij een melding wordt eerst bepaald of snel moet worden gehandeld. Bij acuut fysieke klachten wordt geadviseerd 112 te bellen en tevens een handelingsadvies om verdere klachten te voorkomen. Soms is de koolmonoxideverdenking onterecht, maar als er een mogelijk koolmonoxideprobleem is wordt meestal zo snel mogelijk de woning bezocht na eventueel mondeling advies om goed te ventileren en het gastoestel uit te zetten. 2. Bij het huisbezoek wordt de situatie geïnspecteerd en worden metingen van de koolmonoxideconcentratie verricht. De aanpak is gericht op het voorkomen van risico’s. Bij sterk verhoogde concentraties (meer dan 25 ppm∗) wordt dit gemeld aan de afdeling Bouwen en Wonen van het stadsdeel. Het gastoestel, een geiser of kachel, moet dan gerepareerd of vervangen worden. Het kan zijn dat hierna nog een meting plaatsvindt om te controleren of de oorzaak inderdaad is verholpen. Soms wordt geconstateerd dat er bij een kachel niet zozeer koolmonoxide, maar wel verbrandingsgassen de woning indringen. Ook in dat geval wordt geadviseerd maatregelen te nemen. 3. Bij een verhoogde maar nog niet direct gevaarlijke koolmonoxideconcentratie wordt altijd geprobeerd om de bron te vinden, eventueel door duurmetingen. Daarmee kan worden bepaald of er een bepaald patroon in de tijd is of dat de concentratie samenhangt met activiteiten in of om de woning. Doel is om duidelijk te krijgen dat er geen gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Als de bron bekend is wordt de bewoners geadviseerd een aantal maatregelen te treffen uitschakelen bron, extra ventileren, laten repareren van bron en afvoer, risico van onderdruk door mechanische ventilatie bepalen, aanschaffen koolmonoxidemelder. Als de bron niet bekend is of het probleem is niet oplosbaar voor de bewoners wordt bij een koolmonoxideconcentratie van meer ∗
parts per million, een maat voor de concentratie in de lucht
23
dan 6 ppm afdeling Bouwen en Wonen ingeschakeld om mee te zoeken naar de oorzaak, de mogelijke veroorzaker hierop aan te spreken en/of over te gaan tot handhaving. Met de stadsdelen van Amsterdam zijn hierover al afspraken gemaakt. 4. Bij het advies voor te nemen maatregelen is niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor het gastoestel: de huurder of verhuurder. Meestal is er overleg met de verhuurder. Wat vaker voorkomt is dat er geen acuut gevaarlijke, maar wel verhoogde koolmonoxideconcentraties worden gemeten. Hiervoor zijn geen wettelijke normen vastgesteld. Omdat ook dan op den duur gezondheidsschade kan optreden, adviseren wij op basis van de door de World Health Organisation (WHO) opgestelde gezondheidskundige grenswaarden, altijd maatregelen om de oorzaak weg te nemen of verminderen. Daarvoor is soms vaker contact met de verhuurder nodig, o.a. omdat een koolmonoxidemelder vaak als oplossing wordt gekozen, maar waarmee een chronische belasting mogelijk blijft. In de laatste jaren is gebleken dat ook veilig geachte gastoestellen (met eigen afvoer) toch voor verhoogde koolmonoxideconcentraties kunnen zorgen. Als het koolmonoxideprobleem zich in een complex met vergelijkbare woningen voordoet, is het gewenst om na te gaan of dat probleem ook in die andere woningen voorkomt. Ook hierover kan overleg met de verhuurder of de afdeling Bouwen en Wonen nodig zijn.
24