jaarverslag 2006
VU medisch centrum jaarverslag 2006
vormgeving Roto Smeets GrafiServices, Utrecht
Jaarverslag 2006
Vereniging VU-Windesheim De Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VUWindesheim) is het resultaat van een fusie van Windesheim- en de VU-vereniging. De Vereniging is de koepel boven de Vrije Universiteit, VU medisch centrum en de Christelijke Hogeschool Windesheim. De bijzondere identiteit van de Vereniging is geworteld in de christelijke traditie. Bijbels geïnspireerde kernwaarden staan centraal, zoals maatschappelijke betrokkenheid, een goede (mede)mens zijn, zorg en respect voor de ander waarbij ‘elk talent telt’, en zorg voor de kwaliteit van leven, cultuur en natuur. De Vereniging biedt een uniek draagvlak aan de VU, VUmc en Windesheim als instellingen met een bijzondere identiteit. Ook draagt zij bij aan hun maatschappelijke verbinding. De drie organisaties zijn ervan overtuigd dat zij samen beter dan elk afzonderlijk kunnen inspelen op een aantal maatschappelijke tendensen. De belangrijkste rollen van de Vereniging zijn: koepel-rechtspersoon, georganiseerd relatienetwerk en sponsor van ‘bijzondere’ projecten.
1
2
3
Inhoud I. Vijf jaar VU medisch centrum
5
II. Verslag raad van toezicht
13
III. Verslag raad van bestuur 1. Profiel organsiatie 2. Belanghebbenden 3. Governance 4. Leiderschap 5. Strategie en beleid 6. Management van medewerkers 7. Management van middelen 8. Management van processen 9. Klanten en verwijzers 10. Waardering van medewerkers 11. Waardering Maatschappij 12. Eindresultaten 13. Hoofdlijnen van beleid 2007 • Bijlage 1 HRM kengetallen 2006 • Bijlage 2 Eindresultaten productie • Bijlage 3 Legitimering academisch component • Bijlage 4 Organisatieschema
19 19 23 25 29 31 39 45 51 61 65 69 75 77 79 85 87 92
IV. Jaarrekening
95
V. Overige gegevens
139
VI. Bijlagen • Bijlage 1 Materiële vaste activa • Bijlage 2 DHAZ-middelen • Bijlage 3 Projecten in uitvoering 2006 • Bijlage 4 Tabellen • Bijlage 5 Opbouw aanvaardbare kosten 2005, 2006 en mutatie in het boekjaar • Bijlage 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) • Bijlage 7 Basisset Prestatie-indicatoren 2006
151 153 158 159 161 169 171 175
4
lustrum 2005 6: patiëntendag hematologie
lustrum 2005 6: open dag
I. Vijf jaar VU medisch centrum 5
1 januari 2001 De Faculteit der Geneeskunde en het VU Ziekenhuis fuseren tot VU medisch centrum 24 januari 2002 Het ziekenhuisnetwerk OZON (onderwijs & opleiding, zorg- en onderzoek netwerk Noord-West Noord-Holland) gaat van start. Dit netwerk zal met ingang van dat jaar 75 extra plaatsen voor basisartsen realiseren en 300 medisch-specialisten meer opleiden dan voorheen. Maart 2002 Wereldprimeur met robotchirurgie. In deze maand opent ook het stiltecentrum in de polikliniek. September 2002 VUmc maakt een aanvang met het voorbereiden van een nieuw curriculum geneeskunde, VUmc-compas genoemd. April 2003 Naast de vier bestaande onderzoekinstituten rond de zwaartepunten kanker & afweer, hersenen, hart & vaten en extramuraal onderzoek, richt het zwaartepunt bewegen een vijfde onderzoekinstituut, genaamd MOVE op.
Vijf jaar VU medisch centrum
Een eerste lustrum vieren schept het beeld van een jonge organisatie. VU ziekenhuis en medische faculteit hebben echter al een indrukwekkende geschiedenis achter de rug. De eerste onderzoeker, professor Bouman, startte al in 1907, bijna een eeuw geleden dus. En de faculteit leidt al sinds 1951 artsen op, terwijl de eerste patiënt in 1964 in het VU-ziekenhuis terecht kwam wat overigens pas in 1966 officieel zijn deuren opende. In de loop der jaren zijn er vele markante momenten geweest. Bijvoorbeeld in 1970 toen het VU ziekenhuis het eerste Nederlands ziekenhuis met een commissie medische ethiek was. Of in 1984 toen de eerste in vitro fertilisatie (IVF) behandeling in het VU ziekenhuis werd uitgevoerd. In 1987 startte computer ondersteund onderwijs (COO) aan geneeskunde studenten. En in 1988 was het VU ziekenhuis uniek met de start van het integraal kwaliteitsbevorderingproject ‘Zorg voor nog beter’. In december 1990 volgde de eerste openhart operatie en in april 1995 kwam het helitraumateam voor het eerst in actie. In 1998 werd een belangrijke stap gezet in de fusie. Er kwam een gezamenlijk jaarplan faculteit en ziekenhuis. In januari 2001 werd de integratie faculteit der Geneeskunde en het VU ziekenhuis officieel en gingen ze samen verder onder de nieuwe naam VU medisch centrum. Deze samenwerking vroeg gewenning, maar het belang van het gezamenlijk optrekken, waardoor de kerntaken patiëntenzorg, onderwijs & opleiding en onderzoek beter op elkaar afgestemd kunnen worden, wordt voor iedereen steeds duidelijker.
6 I. Vijf jaar VU medisch centrum
‘Alle drie de kerntaken zijn er sterker uitgekomen’ Elmer Mulder, voorzitter raad van bestuur “Eigenlijk was de fusie tussen medische faculteit en ziekenhuis logisch. Onderwijs en onderzoek zaten formeel bij de faculteit en de patiëntenzorg lag bij het ziekenhuis. Maar in de praktijk van de werkvloer zag je dat alles al door elkaar liep. Hoogleraren waren in dienst van de faculteit, maar ook op de werkvloer van het ziekenhuis belast met onderwijstaken. Medewerkers van klinische afdelingen deden mee aan onderzoek en omgekeerd moesten de uitkomsten van onderzoek ook weer in de zorg worden geïmplementeerd. Maar als er bijvoorbeeld voor een specifiek onderzoek een patiëntengroep moest worden geselecteerd, dan was het niet duidelijk vanuit welk van de twee organisaties, faculteit of ziekenhuis dat moest worden georganiseerd. Ook onderwijs profiteert van de fusie. Vroeger was onderzoek voor een academisch medisch specialist iets waar je roem in kon verwerven, patiëntenzorg vormde een uitdaging en onderwijs dat kwam er dan zo’n beetje achteraan. Nu zijn dat drie even zware kerntaken geworden.
Juli 2003 De transferafdeling opent haar deuren. Een afdeling voor patiënten die uitbehandeld zijn en eigenlijk naar een verpleeghuis, verzorgingshuis, revalidatiecentrum of naar huis zouden moeten, maar daar nog niet terecht kunnen. Oktober 2003 De obesitaspolikliniek, waar kinderen met overgewicht worden behandeld, gaat van start. Welke complicaties zich daarbij op de kinderleeftijd voordoen, is op dat moment nog niet bekend. Het is in Nederland voor het eerst dat hierop screening plaatsvindt.
In het nieuwe onderwijsprogramma VUmc-compas is heel bewust gekozen voor een lijn van probleemgericht onderwijs waar we onze artsen in opleiden. Artsen worden ook professioneel docent. Echt klaar is de fusie na vijf jaar nog steeds niet. We maken een forse cultuuromslag door. Een integratie van inhoud en bedrijfsvoering doe je in de academie niet van de een op de andere dag. Dat kost energie. En ja, mensen raken bepaalde vrijheden kwijt, maar krijgen daar verantwoordelijkheden voor terug. Ze moeten de tijd krijgen om zich bijvoorbeeld managementvaardigheden eigen te maken.
Ik denk dat we over een jaar of drie moeten kunnen zeggen dat het hele proces geslaagd is. Een ding weet ik zeker: alle drie de kerntaken komen sterker uit de fusie. En onze klanten, de patiënten en de studenten, die weten, als het goed is, al niet beter dan dat zorg, onderwijs en onderzoek op een heel natuurlijke manier in elkaar overgaan.”
Februari 2004 VUmc krijgt als eerste een eigen universitaire huisartsenpraktijk. Met de UHP krijgt de afdeling huisartsengeneeskunde een eigen ‘afdeling’ patiëntenzorg. Hiermee is de integratie van academische taken (patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek) binnen de huisartsengeneeskunde gerealiseerd. Februari 2004 Het nieuwe beddenhuis wordt feestelijk geopend. Al in 1998 begonnen de voorbereidingen om het ziekenhuis te moderniseren. In 1999 startte men met de nieuwbouw c.q. renovatiewerkzaamheden. Maart 2004 VUmc benoemt als eerste academisch ziekenhuis in Nederland een teaching professor. De aanstelling van gynaecoloog Fedde Scheele uit het St. Lucas Andreas Ziekenhuis maakt deel uit van het opleidingsoffensief dat VUmc samen met ziekenhuizen in Noord-Holland heeft opgezet. Doel is het tekort aan basisartsen en medisch specialisten te bestrijden.
7 I. Vijf jaar VU medisch centrum
Onderwijs is niet meer iets dat een arts er uit eigen interesse bij doet. Het is een vak en dat vak doceren we onze docenten nu ook.
Januari 2004 Er verrijst een nieuw gebouw voor het opleidingsinstituut Zorg en Welzijn. Het is het eerste opleidingsinstituut waarin zorg- en welzijnopleidingen op mbo-, hbo- en wo-niveau in een organisatie vertegenwoordigd zijn.
8 I. Vijf jaar VU medisch centrum
‘Een opleider moet zich voortdurend blijven ontwikkelen’ Jan Rauwerda, hoogleraar vaatchirurgie en opleider/afdelingshoofd “Als je gaat werken in een academisch ziekenhuis vind je doceren plezierig. Je leert jonge mensen iets wat ze niet dachten te kunnen.
Er zijn meer leermomenten ingebouwd, bijvoorbeeld feedback direct na een operatie als de ervaring nog vers is. Maar de echte uitdaging voor een opleider is de intellectuele ontwikkeling. Klinisch leren redeneren en dat gaandeweg uitbreiden naar het nemen van een therapiebesluit en zelf de behandeling uitvoeren. Als groep opleiders zien we elk jaar zes tot tien chirurgen in spe binnenkomen en die houden we zes jaar bij ons. Je begeleidt ze vanaf het begin tot het eind, tot ze zelfstandig de meest ingewikkelde dingen kunnen uitvoeren en daar ook nog van genieten. Dat is heel leuk om te doen.
April 2004 De vierdimensionale CT-scanner wordt in gebruik genomen. Met dit in Europa unieke apparaat kunnen de zogenoemde bewegende tumoren, tumoren waarvan de locatie door ademhaling van de patiënt verandert, zeer precies en op elk moment worden weergegeven. Juni 2004 De eerste lichting studeert af bij de masteropleiding oncologie. September 2004 De kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek van VUmc staat in de top 3 van universitair medische centra.
Vergeleken met het begin van mijn opleidingstijd is het verschil met nu hemelsbreed. Toen lag de verantwoordelijkheid geheel in handen van de individuele opleider, tegenwoordig wordt de opleiding gedragen door het hele team. Dat betekent een meer geprotocolleerd, dus objectiever opleidingsplan. Hetzelfde geldt voor de toetsing.
Snijden in een mens is natuurlijk niet niks: je schendt de integriteit van een lichaam. In het begin merk je schroom, je ziet onhandigheid of juist handigheid. En er is meer tijd ingeruimd voor de ‘zachtere’ kanten van het vak, denk aan het belang van een goede communicatie. En vergeet ook niet de ontwikkeling van de techniek. Opereren via een monitor vergt hele andere vaardigheden dan een ingreep op de traditionele manier. Daar hebben we onze leermethodes dus op moeten aanpassen.”
Januari 2005 Cardiologen hebben als eerste ter wereld een nieuw type pacemaker bij een patiënt geïmplanteerd. Deze pacemaker heeft een geavanceerde transmitter, die bij onregelmatigheden via SMS gegevens zendt naar de mobiele telefoons van de behandelend cardioloog en een speciale post in het ziekenhuis. 24 maart 2005 Familieleden van ernstig zieke patiënten kunnen ‘op adem’ komen in de familiekamer op de afdeling geneeskundige oncologie. Het is een in Nederland unieke faciliteit. 30 maart 2005 Er wordt een grondovereenkomst ondertekend voor de bouw van een tijdelijk het oncologisch researchcentrum Cancer Center Amsterdam (CCA). Deze wordt in de loop van het jaar neergezet.
9 I. Vijf jaar VU medisch centrum
Opleiden doe je niet zomaar, je moet wel over een aantal competenties beschikken. Een opleider moet de kennis en kunde vertonen waaraan mensen zich kunnen optrekken. Ze moeten zich kunnen identificeren met hem/haar. Het moet iemand zijn waar assistenten later met plezier aan terugdenken en op wie ze bij zorgen altijd terug kunnen vallen. Met de meeste assistenten houd je een band, bijvoorbeeld doordat ze later als vrijgevestigd specialist patiënten met problemen naar je doorverwijzen of je telefonisch om raad vragen.
December 2004 VU medisch centrum kondigt aan dat het in 2005 18 miljoen euro moet bezuinigen. Dit bedrag is nodig om een gezondere financiële positie te krijgen.
10 I. Vijf jaar VU medisch centrum
‘Fusie nuttig voor patiënten met hartfalen en diabetes’ Victor van Hinsbergh, wetenschappelijk directeur van het onderzoekinstituut voor cardiovasculair onderzoek van VUmc (ICaR-VU) “Nu we door de fusie faculteit en ziekenhuis samen onder één dak zitten, is de interactie tussen kliniek en prekliniek duidelijk beter. Vragen die in kliniek opduiken rond hartfalen en diabetes, onze belangrijkste speerpunten bij het onderzoek, kunnen we doorspelen naar basale onderzoekers en de resultaten weer terugkoppelen naar de kliniek. Uiteindelijk levert de fusie zo direct nut op voor de patiënt. Een concreet voorbeeld van de samenwerking tussen kliniek en basale wetenschappers is het onderzoek naar pre-eclampsie, een gevaarlijk hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap. Bij deze groep patiënten hebben we een gen gevonden, dat verantwoordelijk is voor deze ziekte. De volgende stap is om uit te zoeken hoe het gen werkt, wat er precies de consequenties van zijn en hoe je pre-eclampsie kunt voorkomen. Dat alles gebeurt in een wisselwerking tussen kliniek en prekliniek, steeds opnieuw. ICaR-VU heeft twee belangrijke speerpunten voor het onderzoek: hartfalen en de bloedvatfunctie bij metabole ziekten, in het bijzonder diabetes. Bij het onderzoek naar hartfalen werken cardiologen en fysiologen samen om heel patiëntgericht te kijken, wat en waar het misgaat.
De fysiologen hebben heel precies ontrafeld, hoe de hartspiercellen samentrekken. Die kennis passen de onderzoekers toe bij patiënten die een hartinfarct hebben doorgemaakt.
April 2005 VU medisch centrum biedt als eerste universitair medisch centrum, conform het advies van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), zijn artsen in opleiding de mogelijkheid co-schappen in deeltijd te volgen.
Jonge aanstormende onderzoekstalenten moet je daarom goed in het veld plaatsen, zodat hun onderzoek zoveel mogelijk impact heeft, ook maatschappelijk gezien. Het gaat niet alleen om mooie verhalen: de patiënten moeten er echt iets aan hebben. Dat staat voor ons centraal.”
lustrum 2005 6: TV kok Rudolf van Veen kookt voor patiënten
11
5 september 2005 Bijna 400 eerstejaars starten met het nieuwe, competentiegerichte programma VUmc-compas. VUmc-compas leert studenten kennis, vaardigheden en gedrag te integreren.
I. Vijf jaar VU medisch centrum
In het onderzoek naar diabetes werken we veel samen met het EMGO-instituut (instituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek). Dat gebeurt in de Hoorn-studie, het grote onderzoek naar diabetes bij ouderen. In de afgelopen jaren heeft dat geleid tot een bijzonder goed en zichtbaar netwerk voor diabetesonderzoek, dat in Europa en ook daarbuiten heel bekend is.” Hart- en vaatziekten vormen een heel turbulent onderzoeksgebied, omdat zich daarin steeds hele nieuwe ontwikkelingen voordoen. Daarvoor moeten dan weer nieuwe strategieën worden bedacht.
12
lustrum 2005 6: patiëntendag hart en vaten
lustrum 2005 6: lustrumfeest
II. Verslag raad van toezicht
De raad van toezicht heeft de afstemming tussen de besturen van de instellingen gestimuleerd en stelt vast dat het overleg met de besturen en tussen de besturen in open dialoog en goede verstandhouding plaatsvindt. Governance In de samenstelling van de raad van toezicht zijn in het verslagjaar de volgende wijzigingen opgetreden. De leden Sangster, Volten en Westerlaken beëindigden hun lidmaatschap. Benoemd tot lid zijn de heren Bikker (tevens voorzitter van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg), Paas (voorzitter vakcentrale CNV) en Willems (president-directeur van Shell Nederland NV). Met ingang van 1 april 2007 is in de raad van toezicht benoemd prof. dr. F. Leijnse, voormalig voorzitter van de HBO-raad. Daarmee bestaat de raad van toezicht uit negen leden. De voorzitter en de beide vice-voorzitters van de raad van toezicht vormen de renumeratiecommissie. De renumeratiecommissie heeft in de vergadering van de raad van toezicht van mei 2007 gerapporteerd over de gevoerde functioneringsgesprekken met de leden van het college van bestuur en raad van bestuur. De renumeratiecommissie heeft opdracht gegeven voor een onderzoek naar het beloningsbeleid voor de leden van de besturende colleges. De financiële commissie van de raad van toezicht is gedurende het verslagjaar tweemaal bijeen geweest. In de vergadering van mei 2006 is de jaarrekening 2005 besproken en kennisgenomen van het accountantsverslag en de managementrapportage van de accountant. In de vergadering van november 2006 heeft de commissie zich gebogen over de begroting 2007 en het addendum op het jaarplan VUmc 2006-2007. De bijeenkomst inzake de jaarrekening is tevens bijgewoond door de externe accountant. Vereniging De raad van toezicht steunt het proces van herstructurering van de gezamenlijke rechtspersoon van VU-Windesheim en VUmc, de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg. Daarmee worden bevoegdheden, verantwoordelijkheden en verantwoording beter op één lijn gebracht en moderne governance-inzichten vertaald naar een duurzame organisatiestructuur. De raad van toezicht heeft daarbij ook oog gehad voor de samenhang van deze wijziging met initiatieven om te komen tot een vitalere ledenorganisatie. Naar verwachting zullen in 2007 binnen de Vereniging de nodige besluiten over herstructurering en vitalisering van de Vereniging genomen worden. Samenstelling raad van bestuur VUmc De raad van toezicht heeft prof. dr. W.A.B. Stalman benoemd tot lid van de raad van bestuur en decaan VUmc met ingang van 1 maart 2007. Prof. Stalman was hiervoor als hoogleraar huisartsgeneeskunde en hoofd van de gelijknamige afdeling aan VUmc verbonden. Strategisch meerjarenbeleid Het VUmc meerjarenbeleid 2006-2010 heeft de instemming van de raad van toezicht. Ten opzichte van vorige versies is getracht een verdere focus aan te brengen en zo veel mogelijk prestatie-indicatoren te koppelen aan de hoofdlijnen van beleid. De meerjaren beleidscyclus is integraal onderdeel van de planning&control-cyclus van VUmc. Belangrijk
13 II. Verslag raad van toezicht
Inleiding De raad van toezicht oefent toezicht uit op het college van bestuur van de Vrije Universiteit en de hogeschool Windesheim en op de raad van bestuur van VU medisch centrum. Met dit verslag legt de raad, zowel intern als naar externe partijen, verantwoording af over het door hem uitgeoefende toezicht. De raad is in 2006 zes maal bijeen gekomen. Tussen de vaste vergaderingen van de raad is er overleg van de voorzitter en één vice-voorzitter van de raad met de voorzitters van de besturen. In oktober vond het jaarlijkse gesprek plaats met het bestuur van de Vereniging waarvan de drie instellingen uitgaan.
14 II. Verslag raad van toezicht
aandachtspunt in de meerjarenstrategie is het afbreken van de alliantiebesprekingen met het Slotervaartziekenhuis. De raad van toezicht steunde de opstelling van de raad van bestuur om vast te houden aan heldere bestuurlijke en financiële kaders voor de alliantie. Het ontbreken van voldoende bestuurlijk draagvlak in het Slotervaartziekenhuis is een belangrijke reden voor het afbreken van de besprekingen geweest. De daaraan verbonden risico’s voor VUmc zijn door de raad van bestuur goed opgevangen. Ongewijzigd blijft de steun van de raad van toezicht voor de aanpak van de netwerkontwikkeling van VUmc, waarbinnen met verschillende partners in de regio en de sector samenwerkingsverbanden van verschillende intensiteit worden aangegaan. De raad van toezicht heeft onder meer gesproken over de intensievere samenwerking van VUmc met GGZ Buitenamstel en De Geestgronden. Financieel beleid De begroting 2007 is door de raad van toezicht goedgekeurd. De doelstellingen van een gezonde exploitatieontwikkeling en verbetering van de rentabiliteit en solvabiliteit worden gesteund. De raad van toezicht heeft kennis genomen van de rapportages van de raad van bestuur inzake de administratieve inrichting van VUmc met betrekking tot het DBC systeem en de daarop afgestemde interne controlfunctie. Organisatieontwikkeling De raad van toezicht steunt de raad van bestuur in zijn streven de in 2001 gekozen besturingsfilosofie consequent te implementeren. Het proces van organisatieontwikkeling is faciliterend aan de prestatieverbeteringen van VUmc gedurende de afgelopen jaren. Aandachtspunt is daarbij de span of control van de raad van bestuur. Aanpassing van de organisatie van een cluster- naar een divisiestructuur met bijbehorende verdere decentralisatie van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden wordt gesteund. De raad van toezicht heeft daarbij nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een management development programma ten behoeve van de nieuw te benoemen divisievoorzitters. Ontwikkelingen in de bedrijfsvoering Gedurende het verslagjaar heeft de raad van toezicht indringend met de raad van bestuur van gedachte gewisseld over onderwerpen met groot effect op de bedrijfsvoering, zoals de voortgang in de implementatie van de DBC systematiek, de dreigende korting van het budget door het ministerie van VWS en de ingebruikname van nieuwe gebouwdelen (zoals het laboratoriumgebouw voor het Cancer Center Amsterdam VUmc). De raad van toezicht feliciteert VUmc met de realisatie van dit unieke project. Veiligheid en kwaliteit De raad van toezicht heeft regelmatig met de raad van bestuur van gedachten gewisseld over de veiligheid en kwaliteit binnen de instelling. Daarbij zijn algemene aspecten van veiligheid en kwaliteit aan de orde geweest, maar tevens waar nodig afdelingsspecifieke kwaliteits- en veiligheidsvraagstukken besproken. Tot slot spreekt de raad van toezicht zijn waardering uit voor de inspanningen van de raad van bestuur en de medewerkers van VUmc over de geleverde prestaties gedurende het afgelopen verslagjaar. 9 mei 2007
De raad van toezicht, prof. drs. P. Bouw, voorzitter mr. drs. L.C. Brinkman, vice-voorzitter mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen, vice-voorzitter L. Bikker drs. J.M. Bleichrodt
mw. I.E.E. van der Dussen prof. dr. F. Leijnse mr. drs. F.J. Paas ir. R. Willems
Nieuwsflits
Op 1 januari 2006 opent de afdeling reumatologie van VUmc een kenniscentrum voor patiënten met de ziekte van Bechterew. Naast patiëntenzorg en onderzoek naar nieuwe behandelmethoden wil het kenniscentrum de diagnostiek en vroege detectie van de ziekte van Bechterew verbeteren. De ziekte van Bechterew is een reumatische aandoening, die zich meestal openbaart tussen het twintigste en veertigste levensjaar. De ziekte komt voor onder 1% van de Nederlandse bevolking.
lustrum 2005 6: patiëntendag hematologie
II. Verslag raad van toezicht
Januari 2006 Nieuw kenniscentrum reumatologie
15
16
Samenstelling Raad van Toezicht per 31.12.06
II. Verslag raad van toezicht
Naam drs. J.M. Bleichrodt (1947)*
Functie
Nevenfuncties
Raad van Bestuur van De Gelderse Roos Geestelijke Gezondheidszorg te Arnhem
L. Bikker (1963)
ondernemer, oprichter Branson &
voorzitter van de Vereniging voor christelijk
Guevara BV
hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg; voorzitter Adviescommissie Beoordelingen Medefinanciering van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; lid Taskforce Handicap en Samenleving van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Sport; voorzitter RvC VDM Dataview Groep bv; voorzitter Landelijke vereniging tot behoud van de Waddenzee; voorzitter RvT Nederland Kennisland; voorzitter RvC Blauw Research Groep bv; voorzitter bestuur Stichting Zin in Werk
Prof. drs. P. Bouw (1941)
Econoom,
voorzitter RvC CSM N.V., lid RvC: NUON N.V.
voormalig president directeur KLM NV.
en OCE N.V., voorzitter Bankraad Nederlandse Bank.
Mr. drs. L.C. Brinkman (1948)*
voorzitter Bouwend Nederland.
vice-voorzitter Dagelijks en Algemeen Bestuur VNO/NCW, voorzitter Bestuur Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, voorzitter Vereniging het Nederlandse rode Kruis, voorzitter RvT Stichting Philadelphia Zorg, lid RvT Staatsbosbeheer, lid RvC bij DUPont Nederland N.V., lid RvC bij Philips Morris Holland N.V., lid RvC bij Fries-Groningse Hypotheekbank N.V., lid RvC bij Nederlands Omroepproduktie Bedrijf N.V., lid RvC BMC, lid RvC Rabo Vastgoed, voorzitter Bestuur NICTIZ (Nationaal Instituut ICT in de Zorg), president-commissaris Zuidasonderneming Amsterdam.
mw. I.E.E. van der Dussen (1944)
voorzitter Expertisecentrum Federatie Christelijk BVE, voorzitter Stichting Vrienden ziekenhuis De Gelderse Vallei, lid Unesco werkgroep Onderwijs
17 Functie
Nevenfuncties
Mr. drs. F.J. Paas (1966)
voorzitter CNV-Vakcentrale
lid dagelijks bestuur van de Sociaal Economische Raad, lid van het dagelijks bestuur van de Stichting van de Arbeid, lid van de Bankraad van De Nederlandsche Bank, voorzitter van de RvC en lid van het Stichtingsbestuur van het Slotemaker de Bruïne Instituut (SBI), voorzitter van de Stichting Draagt Elkanders Lasten, voorzitter van de Stichting Vakbondsfunctionarissen in nood, voorzitter van de Stichting CNV Rechtshulp, lid van het bestuur van de Stichting Christelijke Pers, lid van het bestuur van de Stichting Christelijk-Sociaal Congres, lid van het bestuur van het Verbond van Katholieke Maatschappelijke Organisaties (VKMO), lid van de raad van advies Stichting GAK, lid van de raad van advies Nationaal Initiatief Lang Leve Leren, lid van de raad van toezicht van ROC Friese Poort, lid van de raad van advies van de Nederlandse Vereniging voor Personeelsmanagement en organisatieontwikkeling (NVP), lid van de raad van advies van de War Trauma Foundation.
mw. drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen
Voormalig lid gemeenteraad
RvT ziekenhuis Bethesda Hoogeveen,
(1948)*
Hoogeveen, voormalig lid Provinciale
lid Raad van Toezicht Stichting Zorgpalet
Staten Drenthe.
Hoogeveen, lid Bestuur Cooperatieve Servicevereniging Olympusflat U.A. Rotterdam, Rijksbestuurslid Regionaal Historisch Centrum Drents Archief, lid landelijke Auditcommissie van de VVD en trainer Haya van Somerenstichting
ir. R. Willems (1945)*
president-directeur van Shell Nederland BV;
lid RvC Gasterra, voorzitter van VNCI, lid van het dagelijks bestuur van VNO-NCW, lid van het Innovatieplatform en voorzitter van de Taskforce Energietransitie, lid RvC Koninklijke Joh. Enschedé, lid RvC FMO.
* leden Financiële Commissie
II. Verslag raad van toezicht
Naam
18
lustrum 2005 6: patiëntendag diabetes
lustrum 2005 6: lustrum gebouwenloop
III. Verslag raad van bestuur
1 Profiel van de organisatie Algemene Identificatiegegevens
Naam Adres Postcode Plaats Telefoonnummer Identificatienummer NZa Nummer Kamer van Koophandel E-mailadres Internetpagina
VU medisch centrum (uitgaande van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg) De Boelelaan 1117 1081 HV Amsterdam (020) 4444444 1301-20 40530948 (Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg
[email protected] www.vumc.nl
Structuur van het concern VU medisch centrum (VUmc) is naast de Vrije Universiteit (VU) en de hogeschool Windesheim één van de entiteiten die uitgaan van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs. VUmc is een universitair medisch centrum waarin de taakstellingen op het gebied van patiëntenzorg, opleiding, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn gebundeld en integraal worden aangestuurd. De raad van bestuur bestaat uit drie personen, die functioneert als collegiaal bestuur met een onderlinge portefeuilleverdeling. Het toezicht berust bij een raad van toezicht, die tevens als toezichthouder fungeert voor VU en Windesheim. De organisatie is ingedeeld in zes divisies, stafdiensten en vijf onderzoekinstituten. Divisies zijn bundelingen van afdelingen met de verantwoordelijkheid voor de sturing van de kernprocessen van VUmc. De stafdiensten opereren ter ondersteuning van de raad van bestuur en ter facilitering van de divisies. Het organisatieschema is als bijlage aan het verslag toegevoegd. VUmc is enig aandeelhouder van Boelevaar Holding BV. Deze BV is op haar beurt houdster van aandelen in verschillende BV’s ten behoeve van kennisexploitatie en private zorgactiviteiten. Deze deelneming is thans gelet op het geringe belang ervan niet geconsolideerd, maar verantwoord onder financiële vaste activa. De jaarcijfers van de Stichting Centrum Radio-Isotopen Research zijn wel geconsolideerd.
19 III. Verslag raad van bestuur
Het verslag van de raad van bestuur is gestructureerd volgens het INK model. Dit model is leidend bij de inrichting van de beleidscyclus alsmede de planning&control cyclus in VUmc. Daarnaast is getracht waar mogelijk te anticiperen op de structurering volgens het Maatschappelijk Jaardocument van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Naar verwachting zal vanaf 2007 de verslaglegging volgens dit model verplicht worden gesteld voor alle zorginstellingen.
20
Kerngegevens VUmc
III. Verslag raad van bestuur
Kerngegevens Personeel Aantal personeelsleden in loondienst exclusief medisch specialisten op 31 december Aantal formatieplaatsen (fte) personeelsleden in loondienst exclusief medisch specialisten op 31 december Aantal medische specialisten (loondienst + inhuur + vrij beroep) op 31 december Aantal fte medische specialisten (loondienst + inhuur + vrij beroep) op 31 december Bedrijfsopbrengsten Totaal bedrijfsopbrengsten verslagjaar Waarvan wettelijk budget voor aanvaardbare kosten Waarvan overige bedrijfsopbrengsten
Aantal/bedrag
6.190 4.797 408 304
465.724 295.443 170.281
Hieronder volgen de geconsolideerde kerngegevens van VUmc zoals bedoeld in het format voor het maatschappelijk verantwoordingsdocument 2006.
Productiegegevens
Productie Aantal in verslagjaar geopende DBC’s Percentage verkeerde-bed-patiënten gemiddeld in verslagjaar Aantal opnamen exclusief overnamen en dagverpleging in verslagjaar Aantal ontslagen patiënten kliniek Aantal ontslagen patiënten dagbehandeling Totaal aantal polikliniekbezoeken in verslagjaar Waarvan aantal eerste polikliniekbezoeken in verslagjaar Aantal dagverplegingsdagen (normaal en zwaar) of deeltijdbehandelingen in verslagjaar Aantal klinische verpleegdagen in verslagjaar
181.830 0.8 % 22.564 22.544 21.629 315.412 118.327 21.627 159.743
Vergunningen op grond van artikel 2 Wet bijzondere medische verrichtingen op 31 december 2006
Vergunning
Transplantaties
Niertransplantatie Harttransplantatie Longtransplantatie Levertransplantatie Pancreastransplantatie Transplantatie van de dunne darm Haematopoëtische stamceltransplantaties Transplantatie van de eilandjes van Langerhans
Radiotherapie Bijzondere neurochirurgie Hartchirurgie
Openhartoperatie (OHO) Automatic implantable cardiovertor defibrillator (AICD) Ritmechirurgie Percutane transluminale coronaire angioplastiek (PTCA) Klinisch genetisch onderzoek en erfelijkheidsadvisering In vitro fertilisatie (IVF) Neonatale intensive care unit (NICU)
Ja/nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja Ja
Aanwijzingen op grond van artikel 8 Wet bijzondere medische verrichtingen op 31 december
Aanwijzing Pediatrische intensive care unit (PICU) Hemofiliebehandeling Traumazorg Pijnrevalidatie en revalidatietechnologie HIV-behandelcentra (Humaan immunodeficiëntie virus) Cochleaire implantaties Uitnameteams orgaandonatie
Ja/nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja Nee
III. Verslag raad van bestuur
Categorie
21
22
Nieuwsflits
III. Verslag raad van bestuur
Februari 2006 Studenten kiezen voor VUmc VUmc geneeskunde is erg in trek bij scholieren die in september 2006 geneeskunde willen gaan studeren. Dit blijkt uit het sterk gestegen aantal voorinschrijvingen. Stond VUmc in 2005 met 130 inschrijvingen (5,1%) nog op een gedeelde laatste plaats, in 2006 hadden zich op 16 januari al 320 studenten (13,2%) ingeschreven. Hiermee komt VUmc op een vierde plaats van de acht geneeskundeopleidingen. Een en ander blijkt het gevolg te zijn van de totaal vernieuwde geneeskundeopleiding. Ook de mogelijkheid om deel te nemen aan de decentrale selectie helpt mee aan het positieve resultaat. lustrum 2005 6: roos VUrore voor polikliniek patiënten
lustrum 2005 6: patiëntendag bewegen
2 Belanghebbenden
VUmc hecht veel waarde aan de regelmatige contacten met (vertegenwoordigers van) patiënten en verwijzers. VUmc onderhoudt actief contact met de huisartsen in het eigen basisverzorgingsgebied en de medisch specialisten in de eigen verzorgingsregio (Noord Holland Noord, Kennemerland en Amstel- en Meerlanden). Daarnaast is sprake van een regelmatig overleg met de Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen (CRAZ).
Studenten De studenten vormen een belangrijke gemeenschap binnen VUmc. Met hun gekozen vertegenwoordigers in de studentenraad is regelmatig overleg over onderwijs- en studentenaangelegenheden.
Zorgverzekeraars Regelmatig overleg met de zorgverzekeraars vindt plaats in het kader van het zogenoemde lokaal overleg. Belangrijk aandachtspunt is het voorbereiden van de jaarlijkse productieafspraken (DBC A-segment) en het volgen van de realisatie daarvan. Ten aanzien van het DBC B-segment bestaat contracteervrijheid. VUmc sluit hierover met verschillende verzekeraars separate contracten.
lustrum 2005 6: TV kok Rudolf van Veen kookt voor patiënten
III. Verslag raad van bestuur
Patiënten en verwijzers
23
24
Toezichthouder
III. Verslag raad van bestuur
De raad van toezicht houdt toezicht op het functioneren van de instelling en de raad van bestuur op basis van de statuten van de Vereniging en alle daaruit voortvloeiende relevante interne regelingen en reglementen. In het kader van de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) werken de UMC’s op basis van de zorgbrede governanceceode aan een eigen governancecode. Bij de modernisering van de governancestructuur van de Vereniging is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bepalingen van deze code.
VU-Windesheim VU-Windesheim en VUmc stemmen hun strategie regelmatig onderling af. Een verdere verbetering van de onderlinge afstemming is onderdeel van een in 2006 gestart traject dat zich voorts richt op modernisering van de governancestructuur en de vitalisering van de ledenorganisatie van de Vereniging. Doel is de besluitvorming over de voorstellen hiertoe medio 2007 tijdens de halfjaarlijkse ledenraad van de Vereniging af te ronden.
Universitair Medische Centra VUmc is lid van de Nederlandse Federatie van UMC’s (NFU). Binnen de NFU vindt afstemming en coördinatie plaats tussen de acht UMC’s over UMC overstijgende onderwerpen van gezamenlijk belang. De NFU treedt tevens op als vertegenwoordiger van de UMC’s in de CAO onderhandelingen met de vakbonden.
Overige samenwerkingspartners Met vele zorginstellingen onderhoudt VUmc intensieve contacten ten behoeve van de patiëntenzorg. Daarnaast is met de ziekenhuizen in de regio een netwerk voor onderwijs en opleiding opgezet. Doel is de academische onderwijs- en opleidingsdoelstellingen gezamenlijk met de partners in de regio te realiseren. Daarnaast kent VUmc met een aantal categorale instellingen intensief contact, waaronder de GGZ instelling Buitenamstel Geestgronden en het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA).
Nieuwsflits Februari 2006 Peuter krijgt cochleair implantaat KNO-artsen van VUmc plaatsen bij een jongetje van acht maanden twee ‘binnenoor-implantaten’, het zogenaamde cochleair implantaat, met als doel hem weer te laten horen. Het is de eerste keer dat deze ingreep in Amsterdam bij een baby, onder de leeftijd van een jaar, wordt uitgevoerd. Het jongetje had een hersenvliesontsteking opgelopen door de pneumokokken bacterie en bleek na herstel doof te zijn geworden. Op de ingreep volgt een intensief revalidatieprogramma om het kindje met de implantaten ‘opnieuw’ te leren horen.
3 Governance
Per 1 maart 2007 is de samenstelling van de raad van bestuur gewijzigd. Prof. dr. E.A. van der Veen, lid en decaan, ging met emeritaat. Hij is opgevolgd door prof. dr. W.A.B. Stalman. In het verslagjaar 2006 is de raad van bestuur 42 keer bijeen geweest. Op enkele uitzonderingen na zijn deze vergaderingen door alle leden bijgewoond. Belangrijke aandachtspunten zijn geweest: de actualisering van het strategisch meerjarenbeleid, het te voeren financieel beleid en het overleg met instellingen in de regio en zorgverzekeraars. In de hiernavolgende hoofdstukken leest u daar meer over.
OR De raad van bestuur heeft maandelijks overleg met de OR. De OR heeft zijn instemming gegeven voor de interne gedragscode Veilige Zorg. Daarbij is aandacht gevraagd voor de interne communicatie naar medewerkers, een essentiële voorwaarde voor het realiseren van de in de code opgenomen doelstellingen. Verder is onder meer instemming verleend aan het beleid (On)gewenste omgangsvormen. In de tweede helft van 2006 is intensief gewerkt aan een actualisatie van het convenant tussen OR en raad van bestuur. Daarin zijn procesafspraken over de onderlinge communicatie en afstemming vastgelegd. Naar verwachting zal in 2007 het herijkte convenant van kracht worden. Over de ingezette organisatieontwikkeling (van cluster- naar divisiestructuur) heeft de OR positief geadviseerd. In het proces van organisatieontwikkeling heeft de OR nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een verdere uitwerking van onder meer het thema “professional in the lead”, de management ontwikkeling van de divisievoorzitters en de positionering van het werkplekmanagement. Deze aandachtspunten zijn door de raad van bestuur meegenomen in de verdere aanpak van het proces van organisatieontwikkeling.
Studentenraad De studentenraad is de officiële belangenbehartiger van alle medische studenten en voert als zodanig overleg met de decaan VUmc en de onderwijsdirecteur over onderwijs en studentenbelangen. De raad bestaat uit negen studenten. De leden worden jaarlijks in mei gekozen via VUmc brede verkiezingen tezamen met de universiteitsbrede verkiezingen. De belangrijkste onderwerpen in 2006 waren: klachten van studenten om onderwijs meer adequaat op te pakken, begeleiden van terug gezette studenten, professionalisering van de studentenraad en faciliteiten binnen de medische faculteit verbeteren.
Cliëntenraad De belangen van de patiënten van alle universitair medische centra (UMC’s) worden behartigd door een landelijk georganiseerde cliëntenraad, de CRAZ (Cliëntenraad Academische Ziekenhuizen). De CRAZ is in 1998 ingesteld in het kader van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ), die iedere zorginstelling verplicht een onafhankelijke cliëntenraad op te richten, om de betrokkenheid van patiënten bij de zorg te waarborgen. De kracht van de CRAZ is dat zij zich zowel richt op onderwerpen die UMC overstijgend zijn en kenmerkend voor de universitair medische centra, alsook oog heeft voor concrete zaken die binnen elk afzonderlijk UMC aan de orde zijn. De CRAZ is gevestigd in Utrecht en telde eind 2006 56 leden, allen afkomstig uit verschillende patiëntenverenigingen.
III. Verslag raad van bestuur
Raad van bestuur
25
26 III. Verslag raad van bestuur
De voltallige CRAZ houdt vier keer per jaar vergadering, waarbij per vergadering onder andere één UMC wordt belicht. Van ieder UMC is een lid van de raad van bestuur aanwezig. Ook in 2006 was VUmc bij iedere vergadering vertegenwoordigd en in december was het de beurt aan VUmc zich te presenteren. VUmc vestigde hierbij de aandacht op de toenemende ontwikkeling van zorgpaden en op de resultaten die VUmc met de Sneller Beterprojecten behaalde. Als derde onderwerp werd het ontslagmanagement uitgebreid toegelicht. De CRAZ werd uitgenodigd feedback over deze onderwerpen te geven. Op 30 juni 2006 is de CRAZ voor de vierde zittingsperiode geïnstalleerd, waarbij een nieuwe voorzitter en secretaris zijn aangetreden. In januari 2007 heeft VUmc een kennismakingsbijeenkomst voor de voorzitter georganiseerd met de raad van bestuur, de zorgmanagers, de voorzitter van de programmagroep kwaliteit en de VUmc-contactpersoon. Het bleek een geschikte gelegenheid om ideeën over de onderlinge samenwerking uit te wisselen. In december heeft de CRAZ uit eigen gelederen voor VUmc twee aandachtspersonen benoemd. Deze zullen samen met de VUmc-contactpersoon de samenwerking intensiveren en relevante onderwerpen die specifiek zijn voor VUmc onder de aandacht brengen van de voltallige CRAZ. In december 2006 ontmoetten de aandachtspersonen, de raad van bestuur, de contactpersoon en de zorgmanagers elkaar.
Stafconvent De doelstelling van het stafconvent is om als wetenschappelijk personeel een bijdrage te leveren aan het besturen van VU medisch centrum door het bevorderen van de kwaliteit van het professioneel handelen. Het adviseert de raad van bestuur, gevraagd en ongevraagd, op het gebied van organisatie, patiëntenzorg, onderwijs, opleiding en onderzoek, met name waar het zaken betreft die de gehele organisatie aangaan. Het stafconvent heeft een algemeen en een dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit alle afdelingshoofden en van elke afdeling een medevertegenwoordiger. Het vergadert maandelijks. Het dagelijks bestuur bestaat uit 13 leden. Eenmaal per jaar organiseert het een minisymposium dat voor iedere medewerker van VU medisch centrum vrij toegankelijk is. In 2006 stond dit symposium in het teken van het actuele thema ‘Prestatie-indicatoren in de zorg’. Onder de sprekers bevond zich de heer J. Haeck, Inspecteur voor de Gezondheidszorg, die zijn visie gaf op de ontwikkeling van de indicatoren in de nabije toekomst. Het symposium werd goed bezocht en na afloop was er een levendige discussie. In 2006 kwam het dagelijks bestuur 32 maal bijeen. Los daarvan vergaderde het 12 maal met de raad van bestuur. Vaste agendapunten waren onder andere organisatieontwikkeling, ZILVER (Zorgvuldig Implementeren en Leren Van ERvaringen), alliantie met het Slotervaartziekenhuis en de afspraken met de ziektekostenverzekeraars. Adviezen aan de raad van bestuur zijn uitgebracht over onder andere de rapportage van de programmagroep ZILVER inzake normering van de inzet van WP-staf (artsen) en NWP kliniek/polikliniek (verpleegkundigen en medisch administratief medewerkers) in de patiëntenzorg, het voorgenomen besluit van de raad van bestuur over het proces van organisatieontwikkeling en de herziene gedragslijn voor artsen en verpleegkundigen van VUmc inzake het omgaan met euthanasie.
Verpleegkundige Adviesraad Na de eerste opbouwfase in 2005 vormt 2006 het eerste jaar waarin de Verpleegkundig Adviesraad (VAR) volop heeft kunnen functioneren. Eens per kwartaal voert de raad van bestuur overleg met het dagelijks bestuur van de VAR. Daarbij staan de adviezen van de VAR aan de raad van bestuur centraal. In het verslagjaar heeft de VAR onder meer geadviseerd over de geactualiseerde richtlijn omgang met euthanasie en het programma “patiënttevredenheid” en de rol van de verpleegkundigen binnen dat programma. Daarnaast is aandacht besteed aan organisatorische vraagstuk-
Nieuwsflits Maart 2006 Patiëntendagen succesvol In het kader van het eerste lustrum vinden in maart, april en mei zes patiëntendagen plaats binnen VUmc. Het zijn bijeenkomsten voor patiënten met lezingen, workshops, demonstraties, rondleidingen en voorstellingen waaraan bekende Nederlanders een bijdrage leveren. Bij elke bijeenkomst staat een andere aandoening centraal: bewegen, diabetes, hematologie, Alzheimer & MS, hart & vaten en oncologie. Op 11 maart start de cyclus met de patiëntendag ‘bewegen’. De patiëntendagen blijken een doorslaand succes, waarop na het lustrum een vervolg komt.
27 III. Verslag raad van bestuur
ken zoals de voorgestelde omvorming van clusters tot divisies en de invulling van de efficiencytaakstelling in het kader van het programma ZILVER. Het dagelijks bestuur van de VAR heeft ten behoeve van het eigen functioneren een programma voor deskundigheidsbevordering opgesteld. Met de raad van bestuur zijn afspraken gemaakt over de structurele financiering van de activiteiten van de VAR.
28
III. Verslag raad van bestuur
lustrum 2005 6: open dag
4 Leiderschap
Reputatiemanagement In 2005 formuleerde VUmc zijn nieuwe missie, visie, kernwaarden en ambities. In de visie van VUmc staat onder andere: “VUmc wil gezien en erkend worden als een innovatieve kwaliteitsorganisatie met een uitstekende reputatie”. Om deze missie, visie en ambities waar te maken is in 2006 is het project reputatiemanagement gestart. Reputatiemanagement is het gestructureerd en systematisch in kaart brengen van en sturen op factoren die bijdragen aan de reputatie van de organisatie. De reputatie van een organisatie wordt gevormd door de optelsom van de imago’s (het beeld dat men van een organisatie heeft) bij diverse belanghebbenden. Voor VUmc zijn dat onder andere patiënten en hun naasten, verwijzers, medewerkers, maar ook zorgverzekeraars en subsidiegevers. Werken aan reputatie en vertrouwen is gezien de vele ontwikkelingen die zorginstellingen dwingen onderscheidend te zijn van collega-instellingen (zowel universitair medische centra als algemene ziekenhuizen) noodzakelijk. Voorbeelden zijn het nieuwe zorgverzekeringsstelsel, de toenemende concurrentie van commerciële zorgaanbieders, de toegenomen beschikbaarheid van informatie voor patiënten en de daarmee gepaard gaande keuzemogelijkheden en de voorspelde krapte op de (verpleegkundige) arbeidsmarkt. VUmc werkt (bewust en onbewust) al op allerlei manieren aan een positieve reputatie: het succes van de in het kader van het lustrum georganiseerde patiëntendagen in 2006 is daar een bewijs van. Maar ook de keuze om een universitaire huisartsenpraktijk te starten beïnvloedt de reputatie, net zoals het jaren geleden genomen besluit om als eerste ziekenhuis in Nederland een medisch ethische commissie in te stellen. Het bereiken van een onderscheidend vermogen ten opzichte van andere UMC’s en algemene ziekenhuizen past binnen het strategisch meerjarenbeleid 2005-2010 van VUmc. In dit beleid zijn verschillende ambities geformuleerd waar een krachtige reputatie aan kan bijdragen. Zo wil VUmc financieel gezond zijn en een aantrekkelijke partner voor financiers en investeerders. VUmc wil en moet groeien, het aantrekken van gemotiveerde en kundige medewerkers is hierin belangrijk. Een goede reputatie als werkgever is onontbeerlijk. Net als bij het bereiken van een krachtige positie in de regio en het netwerk waarbinnen VUmc opereert. Kortom reputatiemanagement draagt bij aan het bereiken van de doelen die in het strategisch meerjarenbeleid 2005-2010 zijn opgesteld. Reputatiemanagement als beleidsinstrument bestaat uit verschillende stappen. Een deel van deze stappen is al door VUmc genomen, zoals de vaststelling van de identiteit. Om het imago te meten, zijn in 2006 de nodige activiteiten in gang gezet. Als concrete vervolgstap is in 2006 de corporate story van VUmc beschreven. Op een heldere manier wordt daarin het unieke karakter van VUmc op een toegankelijke wijze verteld, zodanig dat het tot de verbeelding
III. Verslag raad van bestuur
Leiderschap staat volop in de belangstelling. Er wordt veel over gepubliceerd en bijna elke organisatie is wel bezig met het ontwikkelen van leiderschap. Ook in VUmc is dit een belangrijk thema. Belangrijk omdat goed leidinggeven niet gemakkelijk is. Zeker in een organisatie waarin professionals werken moet vaak gezocht worden naar een balans tussen aan de ene kant de inhoud en aan de andere kant het managen. De leiderschapsstijl die VUmc voorstaat is dienend leiderschap. Dienend leiderschap is een benadering van leiderschap, nader geconcretiseerd in een aantal competenties. Kennisnemen van dienend leiderschap is nuttig en nodig, maar er uiteindelijk naar handelen is waar het om gaat. Sturen op het gewenste gedrag vindt plaats door dit in personeelsinstrumenten in te bedden, bijvoorbeeld in de competenties voor leidinggevenden en door het inzetten van een 360 graden feedback onderzoek. In 2006 is geïnvesteerd in leiderschap door alle leidinggevenden een basistraining dienend leiderschap aan te bieden. De clusterraad van cluster IV heeft een aangepaste training in dat kader gevolgd die speciaal is opgezet voor het tweede besturingsniveau. Hiermee is dienend leiderschap op de kaart gezet. In 2007 wordt opnieuw een breed aanbod aan trainingen georganiseerd. Vanuit de jaargesprekken voor het tweede besturingsniveau is meer ingezet op individuele coaching waardoor aandacht voor eigen ontwikkeling meer op de voorgrond is komen te staan.
29
30
spreekt, gemakkelijk wordt onthouden en bijdraagt aan het onderscheidend vermogen. Binnen VUmc is het een krachtig middel voor de identificatie, cohesie en gemeenschapszin in de organisatie. De corporate story werd tijdens de nieuwjaarsreceptie 2007 aan medewerkers gepresenteerd.
III. Verslag raad van bestuur
Management development (MD) programma De ambities van VUmc zijn hoog. De ambities van haar medewerkers eveneens. De organisatie en haar medewerkers in hetzelfde spoor te krijgen is een belangrijke opgave waar VUmc zich voor gesteld ziet. De overgang van clusters naar divisies moet daarbij behulpzaam zijn, maar is op zichzelf niet voldoende. Het MD-programma biedt een stevige impuls voor het versterken van managementvaardigheden. Het programma is opgezet vanuit de visie dat het moet helpen de ambities van medewerkers en de organisatie waar te maken. Daarvoor is belangrijk dat samenwerken en feedback over geleverde prestaties vanzelfsprekend worden. Het MD-programma voor het eerste en tweede besturingsniveau is gereed. Het programma is opgedeeld in drie modules, te weten dienend leiderschap, financieel management en integraal management en leiderschapsontwikkeling. De eerste twee modules zijn in 2006 succesvol van start gegaan, de deelnemers zijn positief over de inhoud en de opzet, zij geven aan dat zij zich gekend voelen in hun behoeften. De derde module start in 2007. Dan zullen ook de opbouw van het MD-programma voor het derde besturingsniveau en talent-management verder uitgewerkt worden.
Assessment hoogleraren In 2006 is het ontwikkel-assessment voor hoogleraren/afdelingshoofden (kernhoogleraren) ingevoerd. De ervaringen met het instrument zijn positief, ook is het vervolg na het assessment uitgewerkt. Zoals verwacht is het grote winstpunt dat voor zowel de betrokkene als diens leidinggevende snel inzichtelijk wordt of verdere ondersteuning gewenst is en waar deze het meeste effect heeft. Verwijzingen naar onderdelen van het MD-programma hebben nog niet concreet plaatsgevonden, maar wel is duidelijk hoe dit in de toekomst uitgevoerd kan worden. Maatwerk, met name in de vorm van coaching, heeft wel plaatsgevonden. De volgende stap is het invoeren van het assessment voor alle hoogleraren.
Nieuwsflits Maart 2006 Verbouwing restaurant gestart VUmc krijgt een compleet nieuw personeelsrestaurant dat zijn gelijke in Nederland niet kent. Eten en drinken zullen plaatsvinden in een bijzondere omgeving waar medewerkers elke dag kunnen kiezen in welke sfeer ze willen lunchen. Er komen vijf gedeelten: een lounge, een quick lunch, een meet&eat, een klein restaurant en de Dutch treat. Gedurende de verbouwing zijn er twee kleine eetvoorzieningen, zowel in het ziekenhuis en in de polikliniek, met een beperkt assortiment.
5 Strategie en beleid
1. Uitstekende kwaliteitsreputatie Om deze ambitie te realiseren wordt in VUmc sinds enige jaren programmatisch gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit. In dit programma werkt VUmc doelbewust aan verschillende thema´s, zoals bijvoorbeeld logistiek, veiligheid, waardering door patiënten en verwijzers en het invoeren van zorgpaden. In 2006 heeft VUmc de officiële deelname aan het landelijke kwaliteitsprogramma Sneller Beter afgesloten, maar intern wordt het programma meer uitgebreid voortgezet om ervoor te zorgen dat alle thema’s ziekenhuisbreed worden uitgevoerd. In 2006 maakte de Nederlandse Federatie van Universitair medische centra (NFU) de resultaten bekend van het tweede onderzoek naar patiënttevredenheid onder alle UMC’s. De resultaten van VUmc waren bijzonder goed. Op 19 aspecten scoorde VUmc een best practice (een hogere score dan het gemiddelde van de UMC’s), terwijl dit er in 2004 nog maar drie waren. Voor het ziekenhuis is VUmc met 15 best practices zelfs met afstand koploper onder de UMC’s. Om de reputatie van VUmc onder verwijzers te verbeteren, is in 2006 met behulp van focusgroepen een waarderingsonderzoek onder huisartsen uitgevoerd. De knelpunten die in het onderzoek aan het licht kwamen, zullen in 2007 worden aangepakt. Om de kwaliteit extern te laten bevestigen, streeft VUmc naar NIAZ-accreditatie in 2009. In 2006 is hiervoor de ondersteuningsorganisatie ingericht en zijn alle afdelingen geïnformeerd. Ook heeft VUmc een gebruiksvriendelijk en krachtig systeem voor het beheren van kwaliteitsdocumenten aangeschaft. Tevens heeft VUmc in 2006 een aantal accreditaties en certificaties voor individuele afdelingen mogen ontvangen (zie hoofdstuk 7, management van processen). Met betrekking tot huisvesting zijn conform het lange termijn huisvestingsplan (LTHP) 2005-2014 diverse projecten opgestart en afgerond. Afgerond zijn onder andere de projecten renovatie hoofdhal, herhuisvesting afdeling maag-, darm- en leverziekten, realisatie medisch psychiatrische unit, upgrading afdeling in vitro fertilisatie en de tweede dakopbouw polikliniek. De voornaamste lopende projecten zijn ontwerp nieuwbouw Onderzoek en Diagnostiek, ontwerp Westflankgebouw, bouw politheek, herhuisvesting inwendige geneeskunde, renovatie HOT-lab, renovatie OKcomplex, hersituering cardiologie, renovatie oostvleugel en renovatie personeelsrestaurant. Daarnaast is in 2006 het projectbureau huisvesting gevormd, dat per 1 januari 2007 operationeel is. Binnen het programma informaticabeleid heeft VUmc in 2006 stappen gezet voor de programmatische aanpak van informatievoorziening op gebieden zoals ICT en patiëntenzorg, elektronische leeromgeving en ICT voor onderzoek. Alle projecten in het programma zijn naar prioriteit ingedeeld , maar de voortgang is ten dele onvoldoende. Bij het verbeteren van de kwaliteit is cruciaal hoe leidinggevenden in dit proces staan en hoe zij het aansturen. In hoofdstuk 4 (Leiderschap) hebben we aangegeven hoe VUmc in 2006 management development heeft ingezet om het leiderschap te ontwikkelen.
III. Verslag raad van bestuur
In het meerjarenbeleid 2005-2010 heeft VU medisch centrum tien ambities vastgesteld. Deze ambities helpen alle betrokkenen in VUmc bij het op koers krijgen en houden van de organisatie. Bij de ambities horen strategische doelstellingen: de vertaalslag naar wat er moet gebeuren om de ambities te realiseren. In de planning & controlcyclus vertalen divisies en afdelingen van VUmc deze doelstellingen vervolgens naar concrete activiteiten en meetbare resultaten. In dit hoofdstuk leggen we verantwoording af over hoe VUmc in 2006 gewerkt heeft aan het realiseren van de ambities. Het beeld in dit hoofdstuk is globaal en op centrumniveau. Veel doelstellingen komen meer gedetailleerd aan bod in de overige hoofdstukken van dit jaarverslag.
31
32
Strategische doelstellingen
III. Verslag raad van bestuur
Programma kwaliteitsbeleid Programma patiëntenlogistiek Programma netwerkontwikkeling Programma huisvestingsbeleid Programma informaticabeleid Deelname aan Sneller Beter Verbetering van relatie met verwijzers Accreditaties Brede en continue ontwikkeling leiderschap
Realisatie ✔ ✔ ✔ ✔ ✔ ✔
2. Vijf zwaartepunten met scherpe focus VUmc kent vijf zwaartepunten van wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg: kanker en afweer, hersenen, vitale functies, bewegen en extra- en transmuraal. In opdracht van de NFU heeft het Centrum voor Wetenschaps- en Technologie Studies (CWTS) in 2006 weer een analyse uitgevoerd van de wetenschappelijke output van 1997 tot 2005. VU medisch centrum behoort tot de top 3 van Nederland waar het gaat om de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek. Uit dit onderzoek blijkt verder dat VUmc minder wetenschappelijke output buiten deze vijf onderzoekinstituten heeft gerealiseerd. Dit duidt erop dat VUmc er beter in slaagt om focus aan te brengen in het onderzoek. Voor de koppeling tussen onderzoekslijnen en patiëntenstromen hebben in 2006 verschillende medische afdelingen expliciete stappen gezet. Zij sturen op de gewenste patiëntenmix, waarbij onderzoekslijnen tot een onderscheidend criterium behoren die bepalen of een patiëntenstroom wel of niet gewenst is. Bij andere medische afdelingen zijn criteria veelal ingevuld vanuit opleidingseisen en bedrijfskundige criteria (capaciteitenbeslag, kostenomvang). De huidige patiëntenmix van VUmc lijkt voor onderzoeksdoeleinden een goede te zijn. Eventueel wordt deze aangevuld met patiëntenpopulaties van buiten VUmc. Scherpe focus in de zwaartepunten vraagt om de juiste mensen. Het is verleidelijk om alleen te focussen op talent bij het werven van nieuwe medewerkers, ongeacht welk onderzoek zij doen. Schaarse middelen dwingen echter tot gerichte keuzes. Past een talentvolle kandidaat binnen een onderzoekslijn van de zwaartepunten, dan pas vindt benoeming plaats. Ook zittende medewerkers worden op deze zwaartepunten getoetst. Zie voor dit onderdeel ook hoofdstuk 8, management van processen (onderzoek).
Strategische doelstellingen Verder focussen op onderzoekslijnen Verder focussen op patiëntenstromen Gericht benoemingenbeleid
Realisatie ✔ ✔ ✔
3. Koploper in patiëntenlogistiek
33
Strategische doelstellingen Deelname aan Sneller Beter Proces- en capaciteitenmanagement verbeteren Sturing op patiëntenmix
Realisatie ✔ ✔
4. Onderscheidende patiëntencentra Elk eerder genoemd zwaartepunten van VUmc heeft een patiëntencentrum dat binnen het vakgebied onderscheidend en gezichtsbepalend is. Het gaat hier om multi-specialistische en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden van verschillende afdelingen, die primair gericht zijn op de patiëntenzorg, maar wel in wisselwerking met de andere kerntaken van VUmc, onderzoek en onderwijs & opleiding. Binnen het zwaartepunt kanker en afweer heeft het VUmc Cancer Center Amsterdam (CCA) zich in 2006 nadrukkelijk geprofileerd, o.a. door het in gebruik nemen van een nieuw onderzoekgebouw. Binnen het zwaartepunt hersenen springen het MS Centrum en het Alzheimer Centrum eruit, binnen het zwaartepunt vitale functies het diabetescentrum en het traumacentrum. Nieuw in 2006 binnen het zwaartepunt kanker en afweer is het rheumacentrum: een centrum voor patiënten met de ziekte van Bechterew. Hiermee zet het aanbrengen van meer focus binnen de zwaartepunten in 2006 door. Ook heeft VUmc in 2006 zorgpaden voor specifieke patiëntengroepen ontwikkeld. Zorgpaden zorgen ervoor dat de verscheidene betrokken specialismen en disciplines in het totale behandeltraject van een patiëntengroep voorspelbaar en optimaal samenwerken. Patiënten krijgen hierdoor kwalitatief juiste zorg op het juiste moment. Sommige zorgpaden zijn organisatorisch ondergebracht in patiëntencentra.
Strategische doelstellingen Verder focussen binnen zwaartepunten Ontwikkeling zorgprogramma’s en zorgpaden
Realisatie ✔ ✔
III. Verslag raad van bestuur
In het landelijke kwaliteitsprogramma Sneller Beter is het verbeteren van de patiëntenlogistiek een belangrijk onderdeel. Zo heeft VUmc ook in 2006 aandacht besteed aan de mogelijkheid voor patiënten om binnen maximaal een week terecht te kunnen bij onze poliklinieken. Door de ontwikkeling van nieuwe zorgpaden is het procesmanagement een flinke stap vooruit gebracht. Het is ook duidelijk geworden dat het managen van de beschikbare (vaak schaarse) capaciteiten én het op elkaar afstemmen van proces- en capaciteitenmanagement nog de nodige aandacht vraagt. Met de start van een project rond acute zorg is in 2006 met capaciteitenmanagement een begin gemaakt: vraag en aanbod zijn in een nulmeting in kaart gebracht, zodat de effecten van interventies over een jaar en nog later meetbaar zijn. Alle afdelingen in de patiëntenzorg hebben in 2006 aandacht besteed aan het formuleren van de gewenste en het bepalen van de huidige patiëntenmix. Nog niet alle afdelingen hebben dit proces afgerond.
34
5. Wervend onderwijscurriculum in de top 3 van Nederland
III. Verslag raad van bestuur
Het aantal eerste voorkeuren van studenten voor de opleiding geneeskunde aan VUmc is gestegen van 400 in 2005 naar 630 in 2006. Het marktaandeel van VUmc is hierdoor gestegen van 7,7% in 2005 naar 10,7% in 2006. Het wervend vermogen van het curriculum geneeskunde is duidelijk toegenomen en daarmee is een flinke stap gezet in de richting van de top 3 van Nederland. De bachelor- en masteropleiding zijn in 2006 beide geaccrediteerd door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. In het kader van de innovatie van de medisch specialistische vervolgopleidingen zijn nieuwe opleidingsplannen voor kindergeneeskunde en gynaecologie vastgesteld. Met het project IN VIVO is de implementatie van deze nieuwe opleidingen gestart. Ook heeft VUmc, in samenwerking met de regio, in 2006 de professionalisering van de opleidingsteams verder uitgebouwd. Voor de docenten van de opleiding geneeskunde houdt de docentprofessionalisering gelijke tred met de invoering van het nieuwe onderwijsprogramma.
Strategische doelstellingen Nieuw curriculum invoeren voor de opleiding geneeskunde Verdere professionalisering van docenten
Realisatie ✔ ✔
6. Toonaangevend onderzoek De eerder genoemde CWTS-analyse toonde zoals gezegd aan dat over de jaren 1997-2005 het wetenschappelijk onderzoek van VUmc in de top drie staat van de acht Nederlandse UMC’s. Op alle zwaartepunten van VUmc, het extramuraal geneeskundig, het oncologisch, het neurowetenschappelijk en het cardiovasculaire onderzoek, scoorden de VUmc-wetenschappers hoog. Ook het nieuwste zwaartepunt, het onderzoek naar aandoeningen en functioneren van het bewegingsapparaat, scoorde goed. In totaal publiceerden de VUmc-onderzoekers tussen 1998 en 2005 7.711 artikelen die 108.743 maal werden geciteerd. De prestatie van de VUmc-wetenschappers is des te opvallender omdat VUmc in vergelijking met de andere UMC’s een relatief kleine omvang heeft. Dat betekent dat VUmc per wetenschapper gemeten een topscore heeft behaald. Daarnaast slaagt VUmc erin om jaarlijks meer subsidiegelden te werven om zo nog meer kwalitatief goed onderzoek te kunnen verrichten.
Strategische doelstellingen Hoge landelijke scores handhaven Meer geld werven uit tweede tot en met vierde geldstroom
Realisatie ✔ ✔
7. Innovatieve ICT
35
Strategische doelstellingen
Realisatie
Ontwikkeling van elektronische statusvoering en correspondentie, ondersteuning van planning, workflow en beslissingen Bouwen aan hoogwaardige infrastructuur, management- en kwaliteitsinformatie
Nieuwsflits Januari 2006 Dialyseafdeling gecertificeerd De medewerkers van de dialyseafdeling krijgen een positief antwoord op hun verzoek om een HKZ-certificering. Het certificaat van de stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector geeft aan, dat de afdeling werkt volgens de gezamenlijke normen van de beroepsgroep en het HKZ en dat de structuur van de organisatie van de afdeling goed is. Ruim twee jaar geleden besloot de afdeling dialyse serieus werk te maken van een kwaliteitsmanagementsysteem. Het is een van de vele afdelingen die dit jaar worden gecertificeerd.
III. Verslag raad van bestuur
In 2006 zijn de elektronische zorgdossiers diabetes en diëtetiek gerealiseerd. Neuro-oncologie is in voorbereiding. De uitrol van het elektronische verpleegkundige dossier loopt op schema, evenals de implementatie van spraakherkenning. VUmc heeft een planningssysteem voor de operatiekamers aanbesteed en gegund, vooronderzoek naar een nieuw agendasysteem is afgerond en de aanbesteding is gestart. Meer in het algemeen geeft VUmc nog onvoldoende voorrang aan generieke, VUmc-brede functionaliteit. Ook de verbetering van de infrastructuur kreeg in 2006 aandacht. De innovatie van het netwerk is aanbesteed en gegund. Implementatie van het centrale deel van het netwerk is gerealiseerd, het decentrale deel start begin 2007. De mail- en agendaomgeving is geheel gemoderniseerd. Voor het beheer van ons inter- en intranet is een contentmanagementsysteem gekocht en uitgerold. Er zijn plannen voor de vernieuwing van de omgeving voor het verzamelen en rapporteren van managementinformatie, maar de uitvoering is nog niet georganiseerd.
36
8. Krachtige positie in regio en netwerk
III. Verslag raad van bestuur
Vanwege gewijzigde inzichten bij het Slotervaartziekenhuis, is de alliantievorming met VUmc in 2006 niet tot stand gekomen. In 2006 zijn belangrijke stappen gezet voor de samenwerking tussen het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en VUmc. In een gezamenlijke stuurgroep is overeenstemming bereikt over concernvorming. De raad van toezicht van RCA heeft zich inmiddels positief uitgelaten over de plannen. Behandeling in de raad van toezicht VUmc zal naar verwachting in juni 2007 plaatsvinden. In 2006 is de Verklaring bouw door partijen voorbereid. In 2012 zal de gezamenlijke nieuwbouw op VUmc terrein naar verwachting gereed zijn. Daarnaast vond in het verslagjaar bestuurlijk overleg plaats met Stichting Buitenamstel Geestgronden (SBG), waarin VUmc en SBG nagaan of zij hun activiteiten op het terrein van GGZ en psychiatrie kunnen onderbrengen in een nieuwe divisie GGZ. Naast de reguliere overleggen in OZON-verband (Onderwijs & opleiding, Zorg en Onderzoek-netwerk Noord-WestNoord Holland) en de introductie van teach the teacher-cursus voor OZON heeft nog geen verdere intensivering van de samenwerking plaatsgevonden. In het kader van de ontwikkeling van extramurale netwerken is in 2006 het Universitair Netwerk Ouderenzorg gestart. Een samenwerkingsverband tussen de afdeling verpleeghuisgeneeskunde van VUmc en 19 verpleeghuizen. Doel is om door middel van onderzoek de verpleeghuiszorg op een hoger plan te brengen.
Strategische doelstellingen
Realisatie
Het marktaandeel vergroten door onder andere een alliantie met het Slotervaartziekenhuis Concernvorming met het Spaarne Ziekenhuis Concernvorming met het RCA Intensievere samenwerking binnen het OZON-netwerk Extramurale netwerken ontwikkelen en uitbouwen
✔ ✔
Nieuwsflits April 2006 Hoog technologisch draagmoederschap in VUmc van start VU medisch centrum start een centrum voor hoogtechnologisch draagmoederschap (HTDM). Dit is een behandeling waarbij door middel van in vitro fertilisatie (IVF) embryo’s worden gecreëerd uit zowel eicellen als zaadcellen van de wensouders. Deze embryo’s worden geplaatst (één per keer) in de baarmoeder van de draagmoeder. Het kind dat op deze manier ontstaat, is 100% genetisch verwant aan beide wensouders. De erfelijke eigenschappen van de draagmoeder worden niet aan het kind doorgegeven. Alvorens voor HDTM in aanmerking te komen, worden de wens- en de draagouders uitgebreid (psychologisch) gescreend.
9. Aansprekende werkgever
37
Strategische doelstellingen
Realisatie
Het voeren van een stimulerend HRM-beleid Het voeren van een aansprekend milieu- en ARBO-beleid
✔ ✔
Nieuwsflits April 2006 Einde aan alliantiebesprekingen met SLZ Het Slotervaartziekenhuis beëindigt de alliantiebesprekingen met VU medisch centrum, om samen met een private investeerder, als commercieel ziekenhuis verder te gaan. Hiermee komt een einde aan een jaar van intensieve gesprekken tussen bestuurders en medewerkers van beide organisaties. Het doel, het terugdringen van de capaciteitsproblemen in Amsterdam-West, is hiermee in gevaar gekomen. Uiteindelijk wordt Meromi Holding BV de nieuwe partner van het SLZ.
III. Verslag raad van bestuur
Initiatieven op het gebied van arbeidsmarktbenadering, competentiemanagement, loopbaanadvies, opleiding en ontwikkeling hebben bijgedragen aan een eigentijds HRM-beleid. Medewerkers kunnen zelf het heft in handen nemen, maar worden ook op diverse manieren uitgenodigd hun eigen groei en ontwikkeling te bevorderen. Hoofdstuk 6 over management van medewerkers gaat hier uitvoeriger op in. In dit hoofdstuk ook aandacht voor het medewerkerstevredenheidsonderzoek dat in 2006 is gehouden. Op alle fronten is de tevredenheid van medewerkers t.o.v. 2001 gestegen. VUmc heeft veel aandacht besteed aan de verdere reductie van het ziekteverzuim. De samenwerking met de ARBOen milieudienst is verbeterd, procedures zijn aangepast. De benadering is succesvol, want de periode 2003-2006 laat een daling met 25% zien. Eind 2006 bedroeg het ziekteverzuim 4,98% (exclusief zwangerschap, inclusief verzuim langer dan één jaar). 2006 was het laatste jaar van het Arboplusconvenant. Dit werd in 2003 door de raad van bestuur in NFU-verband getekend om de veiligheid en gezondheid van medewerkers te verbeteren. Sindsdien zijn er verschillende preventieprogramma’s gestart om de risico’s van psychische en fysieke belasting te verminderen. In 2006 zijn afspraken gemaakt om de projectmatige aanpak van de speerpunten uit het Arboplusconvenant onder te brengen in het reguliere beleid. Eind juni 2006 hebben inspecteurs van de Arbeidsinspectie in VUmc gecontroleerd welke maatregelen getroffen zijn om de risico’s te verminderen rond psychische (agressie en geweld) en fysieke belasting (lage rugklachten) en het werken met inhalatieanesthetica en cytostatica. VUmc heeft deze aandachtsgebieden goed geregeld.
38
10. Financieel gezond
III. Verslag raad van bestuur
In 2006 heeft VUmc verschillende activiteiten ondernomen om de ambitie ‘financieel gezond’ blijvend te realiseren. Er was sprake van een stabiele voortzetting van de (productie)groei onder gelijktijdige kostenbeperking. Een substantiële productiviteitsverhoging is hiervan het gevolg. Dit leidt tot een sterk verbeterd financieel resultaat en meerjarenperspectief. De intredende marktwerking zorgt voor aanvullende eisen ten aanzien van de hoogte van het eigen vermogen. VUmc heeft de eis gesteld van minimaal 8% van het budget patiëntenzorg te bereiken in de periode 2008 tot en met 2010. De bezuinigingen die VUmc in 2005 in het kader van Gerichte groei inzette, zijn in 2006 verder gerealiseerd en uitgebouwd. Gericht groeien uit zich ook in duidelijke keuzes over waarin wel en waarin niet wordt geïnvesteerd. Een kosten-batenanalyse aan de hand van de zogenoemde ‘groeibriljant’ maakt nu standaard onderdeel uit van dat keuzeproces. Hierbij worden niet alleen naar financiële winst gekeken, maar bijvoorbeeld ook naar proces-, serviceof gezondheidswinst. De extra bezuinigingstaakstelling die met ingang van 2006 zou gaan plaatsvinden is gedeeltelijk verschoven naar 2007. De middelen en de instrumenten voor efficiëntere bedrijfsvoering zijn in 2006 ontwikkeld, maar zullen effectief in 2007 ingezet gaan worden. De verschuiving heeft tot gevolg gehad dat de geplande dotatie aan het revolving fund, het geld bestemd voor ICT en de begrote groei van het eigen vermogen, niet geheel gerealiseerd kon worden.
Strategische doelstellingen Het verzilveren van de efficiencywinst Realiseren van gerichte bezuinigingen Vormen van een voldoende reserve
lustrum 2005 6: patiëntendag diabetes
Realisatie
✔
6 Management van medewerkers
HRM-beleid is gericht op een optimale inzet en inzetbaarheid van medewerkers. Om dit te bereiken is in 2006 verder gewerkt aan de verbetering van de betrokkenheid, motivatie, competenties en gezondheid van medewerkers. Ook de verbetering van de monitoring van het personeel als geheel (social control) was een belangrijk item.
Betrokkenheid VUmc wil een aansprekende werkgever zijn waar medewerkers zich mee kunnen en willen identificeren. Een open en eerlijke communicatie tussen leidinggevenden en medewerkers en medewerkers onderling wordt onder meer bewerkstelligd door werkoverleg, jaar- en beoordelingsgesprekken en met behulp van input uit medewerkerstevredenheidsonderzoeken. Jaargesprekken Op een groot aantal afdelingen is in 2006 extra aandacht gegeven aan het voeren van jaargesprekken. Er is zowel gekeken naar de kwaliteit van de gesprekken als naar de kwantiteit. Doel van het jaargesprek is om met iedere medewerker ieder jaar een gesprek te houden waarin stil wordt gestaan bij de prestaties van het afgelopen jaar en afspraken worden gemaakt over te behalen prestaties en persoonlijke ontwikkeling, loopbaan en scholing. Door op een goede manier met de medewerker in gesprek te gaan wordt een positieve bijdrage geleverd aan het functioneren van de medewerker. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek (zie verder) is gebleken dat in 2006 67% van de ondervraagde medewerkers met hun leidinggevende een jaargesprek heeft gevoerd. De medewerkers zijn over alle onderwerpen binnen dit aandachtsgebied tevreden, ook over wijze waarop het functioneren wordt besproken. De sfeer tijdens het jaargesprek, het nakomen van eerder gemaakte afspraken, de aandacht voor loopbaanmogelijkheden en het bespreken van belangrijke zaken werden in 2006 significant hoger gewaardeerd dan in 2001. Medewerkerstevredenheidsonderzoek Eind 2006 is het medewerkertevredenheidsonderzoek (MTO) afgenomen. De resultaten daarvan worden verder besproken in hoofdstuk 10. In 2001 is voor het laatst zo’n onderzoek gedaan. Vanaf 2006 zal dit tweejaarlijks gaan plaatsvinden. Naast een MTO op organisatieniveau is ook een onderzoek op divisie- en/of afdelingsniveau voorbereid. Hiermee kan gerichter naar de mening van medewerkers worden gevraagd, om daarmee ook op afdelingsniveau verbeteracties tot stand te brengen.
III. Verslag raad van bestuur
Human Resource Management (HRM) is gericht op het in balans brengen van organisatie- en medewerkerbehoeften, een doelstelling die aansluit bij de ambitie om een aansprekende werkgever te zijn. Naarmate beide beter op elkaar zijn afgestemd presteren medewerkers beter en dragen op die manier bij aan het verwezenlijken van de ambities. Belangrijk doel van het HRM meerjarenbeleid 2005–2010 is het bijdragen aan goed leiderschap voor leidinggevenden en goed medewerkerschap voor medewerkers. HRM-beleid ondersteunt leidinggevenden en medewerkers hierbij met voorzieningen zoals loopbaanadvies, management development, opleiding en coaching.
39
40 III. Verslag raad van bestuur lustrum 2005 6: VUmc gebouwenloop
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
Motivatie
Feedback Medewerkers en leidinggevenden zijn gebaat bij een open cultuur waarin feedback geven op elkaars functioneren gewoon is. Op deze manier ontstaat er ruimte om te leren en te groeien. Er is in het verslagjaar een start gemaakt met het experimenteren met een 360 graden feedback instrument op een aantal afdelingen waar men werkt met competenties. De ervaringen zijn positief. Het is de bedoeling om een dergelijk instrument organisatiebreed te implementeren als hulpmiddel bij het organiseren van feedback. Arbeidsmarktcommunicatie VUmc wil de persoonlijke, warme uitstraling die medewerkers doorgaans binnen de organisatie ervaren, ook naar de arbeidsmarkt uitstralen. In een krapper wordende arbeidsmarkt wordt het cruciaal om de goede mensen aan de organisatie te binden. Om die reden is gekozen voor een nieuwe arbeidsmarktcampagne. De kerntaken van VUmc worden met beelden uitgedrukt, waarin tevens de kernwaarden betrokken, zorgvuldig en ambitieus zijn geïntegreerd. In elk beeld staat de patiënt en in een geval de student centraal. De centrale boodschap is: samenwerken aan beter maken en beter worden. Daarnaast is de werving via internet verbeterd door aanpassing van de website en de mogelijkheid om online te solliciteren. Kwaliteitssysteem In het jaar 2006 is een start gemaakt met de zogenoemde NIAZ-accreditatie. Dat betekent dat VUmc zich gecommitteerd heeft om werkwijzen en procedures conform landelijke NIAZ-normen uit te voeren en te verbeteren. Er zijn instellingsbrede normen vastgesteld en ook speciale normen voor diensten en afdelingen. Er zijn actieplannen opgesteld om alle normen te behalen. In 2006 zijn de eerste stappen hiervoor gezet. Dit alles heeft als doelstelling om de medewerker kwaliteitsbewust te maken waardoor uiteindelijk de kwaliteit van zijn dienstverlening wordt verbeterd.
Competenties Met de juiste kennis, vaardigheden en gedrag kunnen de medewerkers tot de beste prestaties en resultaten komen. Werken met gedragscompetenties Voor alle medewerkers gelden de VUmc kerncompetenties resultaatgericht en klantgericht. Het is de bedoeling dat op iedere werkplek in 2010 aanvullende competenties zijn vastgesteld die ondersteunend zijn aan de ontwikkelingsrichting en ambities van de afdeling. In 2006 zijn de eerste ervaringen met het werken met competenties op verschillende afdelingen geëvalueerd. Competenties zijn een hulpmiddel om te bepalen wat effectief werkgedrag is. Een functiebeschrijving zegt het nodige over wat van iemand verwacht wordt, competenties vullen dat aan met hoe iemand dat moet doen. Telkens blijkt het een grote sprong te zijn om het van de tekentafel te krijgen. En hoe kan ervoor worden gezorgd dat ook na verloop van tijd helder blijft waarom er voor gekozen is. Het blijkt dat naast competenties een regelmatig gesprek met de leidinggevende en gerichte feedback uit de directe omgeving van collega’s, belangrijke manieren zijn om zinvol met competenties aan de slag te gaan. Als aan deze voorwaarden (nog) niet kan worden voldaan, is het werken met competenties af te raden. Een afdeling waar onvoldoende gecommuniceerd wordt voldoet niet aan de basisvoorwaarden voor competentiegericht werken. In 2006 is van start gegaan met het beschrijven van aan de functie gerelateerde competenties. Dat is gedaan voor de vijftig meest voorkomende functies in huis, om een zo groot mogelijk bereik te hebben en in veel gevallen ziekenhuisbreed vast te stellen om welke competenties het zou moeten gaan.
III. Verslag raad van bestuur
Zelfstandige en gemotiveerde medewerkers dragen de organisatie. Begeleiding, opleiding, een veilige, aangename en professionele werkomgeving en feedback op het functioneren zijn elementen om die zelfstandigheid en gemotiveerdheid bij medewerkers te bevorderen.
41
42 III. Verslag raad van bestuur
Loonbaanontwikkeling Aandacht voor loopbaanontwikkeling is een belangrijk thema uit het meerjarenbeleid. De medewerker zelf is in belangrijke mate verantwoordelijk voor zijn werk en zijn loopbaan maar de medewerker en zijn leidinggevende kunnen zich ook beiden hierbij laten ondersteunen door het loopbaancentrum. Het loopbaancentrum heeft een start gemaakt met de opzet van een re-integratieservice om leidinggevenden, P&O adviseurs en re-integrerende werknemers te ondersteunen bij het uitvoeren van het re-integratiebeleid in de vorm van trajectbegeleiding, matching op vacatures en advisering. Eén van de tien ambities van VUmc is een aansprekende werkgever zijn om goede medewerkers te behouden voor de organisatie. Door het stimuleren van (interne) mobiliteit en het bieden van carrièreperspectieven wordt goed werkgeverschap ingevuld en dit draagt bij aan de arbeidssatisfactie en vitaliteit van medewerkers. Functiewaardering volgens Fuwavaz Het project Invoering Fuwavaz (Functiewaardering Vereniging Academische Ziekenhuizen) was eind 2005 afgerond. Tot eind 2006 zijn de losse eindjes en de behandeling van bezwaar- en beroepsprocedures afgehandeld. In 2006 is dit project geëvalueerd. Eén van de constateringen is dat VUmc na Fuwavaz een ‘gemengd’ functie-gebouw heeft. Enerzijds zijn op grote groepen medewerkers normfuncties van toepassing verklaard, bijvoorbeeld op analisten, verpleegkundigen of wetenschappelijk onderzoekers / docenten. Dit heeft daar tot een forse reductie van het aantal functies geleid. Anderzijds gelden voor andere groepen medewerkers nog steeds unieke functiebeschrijvingen. De raad van bestuur heeft uitgesproken ook bij die laatste groep naar functiereductie te streven. Om dat proces te bevorderen zijn de afspraken en het beleid met betrekking tot het proces van functiebeschrijving en waardering aangescherpt. In 2006 is al op de helft van de aangeboden nieuwe of gewijzigde functies een normfunctie van toepassing verklaard. Uiteindelijk moet ongeveer driekwart van de medewerkers over enkele jaren onder een normfunctie vallen. Opleiden Op verschillende plekken in VUmc wordt opgeleid. Zo biedt de Amstel Academie een heel scala aan verschillende bedrijfs- en beroepsgerichte opleidingen en cursussen zoals diverse verpleegkundige vervolgopleidingen. Het open aanbod van de Amstel academie dat gefinancierd wordt uit het HRM budget is nu volledig afgestemd op het HRM meerjarenbeleid. Zowel de Amstel Academie als ROC ASA heeft vorig jaar (vanaf september 2006) voor de verpleegkundige vervolgopleidingen, paramedische opleidingen en MBO-verpleegkunde een omslag gemaakt naar het competentiegericht opleiden. Bij de competentiebenadering wordt uitgegaan van de talenten en interesses van de studenten of cursisten. Dit heeft consequenties voor de vorm, inhoud en toetsing in het beroepsonderwijs. Leren in en van de praktijk en zelf sturing geven aan je eigen opleiding zijn daarbij uitgangspunt. Praktijkopleiding Jaarlijks worden zo’n 25 studenten aangenomen voor de opleiding tot verpleegkunde op niveau 4 en 5. In een tijd met veel aandacht voor kwaliteitszorg en -verbetering vond de afdeling praktijkopleiding verpleegkunde het wenselijk om het werving- en selectieproces in 2006 door te lichten. Een aantal facetten van dit proces waren voor verbetering vatbaar, zoals de informatievoorziening, het administratief proces en de selectiegesprekken. Resultaat is een professionelere en efficiënte vorm van selectie voor studenten verpleegkunde. Initiële verpleegkundige opleidingen zijn in 2006 opnieuw mede gefinancierd met subsidiegelden van de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Het totaal bedrag van deze door SoFoKles beheerde en voor 2006 toegekende gelden bedroeg € 250.000. In 2005 was dat nog € 1,08 miljoen.
Gezondheid
In 2006 is de gedragscode Veilige Zorg (beleid ten aanzien van ongewenst gedrag door patiënten/bezoekers) en het beleid (on)Gewenste Omgangsvormen vastgesteld. In de notitie (on)Gewenste Omgangsvormen zijn de klachtenregeling seksuele intimidatie en de regeling individueel klachtrecht samengevoegd tot één klachtenregeling ongewenste omgangsvormen. In 2007 zal een start gemaakt worden met de implementatie van beide regelingen. Sinds eind 2005 zijn de bedrijfsmaatschappelijk werkers benoemd als vertrouwenspersonen. Vanuit de signalerende rol van het bedrijfsmaatschappelijk werk heeft zij een aantal afdeling- en teamtrajecten kunnen starten ter voorkoming van stressklachten en het verbeteren van de communicatie. De twee stressmanagementtrainingen voor medewerkers, Ret-jezelf en Vermoeide Talenten geven de deelnemers de mogelijkheid om vaardigheden op te doen om stress beter te kunnen hanteren. Voor de leidinggevenden zijn er zeven workshops gegeven met als thema: vroege herkenning van werkstress. Zowel de trainingen voor medewerkers als de workshops voor leidinggevenden blijken goed aan te sluiten bij de leerwensen van de deelnemers. Het programma ‘Collegiale Opvang na ingrijpende/schokkende gebeurtenissen’ is in 2006 gestart. Op ruim 50 afdelingen zijn meer dan 100 collegiale opvangers getraind.
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
III. Verslag raad van bestuur
De aandacht voor verzuimpreventie en de bereidheid om hier via scholing in te investeren is toegenomen. Het Arboplusconvenant waarin op landelijk niveau voor de universitaire medische centra afspraken zijn gemaakt over maatregelen om verzuim zo veel mogelijk te voorkomen, sloot goed aan bij het in VUmc ingezette gezondheidsbeleid. Het ambitieniveau van dit convenant alsook van het gezondheidsbeleid in VUmc lag hoog maar de meeste van de daarin geformuleerde doelstellingen zijn gehaald. Talrijke preventieprogramma’s gericht op het reduceren van fysieke en psychische belasting zijn (verder) ontwikkeld en ingezet, re-integratiekaders zijn opgesteld en op veel fronten is aan deskundigheidsbevordering gedaan om gezond en veilig werken nu en in de toekomst zoveel mogelijk te garanderen. Dit alles heeft mede geresulteerd in een aanzienlijke daling van het verzuim. Meer hierover in hoofdstuk 10.
43
44 III. Verslag raad van bestuur lustrum 2005 6: medewerkersfeest
Monitoring medewerkers Met de focus op ‘Sturen op HRM-kengetallen’ wordt een bijdrage geleverd aan meer resultaatgericht werken. In het afgelopen jaar is op de website van de dienst personeel en organisatie een HRM-dashboard ontwikkeld waarmee leidinggevenden, beleidsadviseurs en P&O-adviseurs eenvoudig toegang kunnen krijgen tot de kengetallen op het gebied van personeel. Zij kunnen hiermee specifiek op hun eigen organisatieonderdeel rapporteren over de ontwikkelingen op personeelsgebied. Gegevens over het personeelsbestand hoofdelijk en in formatieplaatsen (fte), de in- en uitstroom, de gemiddelde leeftijden, de loonkosten en verzuimgegevens staan hierin. De dienst personeel en organisatie heeft in de kwartaalrapportages (die worden uitgegeven door de dienst bedrijfseconomie inkoop en zorgadministratie) ook in 2006 weer uitgebreid op organisatieniveau gerapporteerd over personeelsontwikkelingen zodat door het management hierop kan worden gestuurd.
7 Management van middelen
De focus voor 2006 heeft gelegen op het principe ‘going concern’. Zo ook wat het financiële beleid betreft. Centraal hierin staat de ambitie ‘Financieel gezond’, te weten een sluitende exploitatie en een financieel meerjarenperspectief leidend naar een verbetering van de reservepositie. De in voorgaande jaren in gang gezette (efficiency)maatregelen zijn ook in 2006 voortgezet. Concreet komt het erop neer dat de zorgprocessen, zorgcapaciteit, het personeel, de inkoop / logistiek / overige middelen en de ICT zijn doorgelicht met als doel de (financiële én niet financiële) middelen efficiënter in te zetten. De maatregelen hebben tot goede resultaten geleid. De productie is toegenomen en middelen zijn efficiënter ingezet waardoor het jaar 2006 afgesloten kan worden met een positief resultaat. De voorgenomen extra bezuigingstaakstelling als gevolg van een externe budgetkorting van 2,5 mln. euro kon daarom worden doorgeschoven naar 2007. Er is een sluitende begroting voor 2007 gepresenteerd en er is een positief financieel meerjarenperspectief ontstaan.
lustrum 2005 6: open dag
III. Verslag raad van bestuur
Financieel beleid
45
46
Afspraken met verzekeraars
III. Verslag raad van bestuur
Door de zorgverzekeraars is voor 2006 een groei van 10% (in geld) geaccordeerd ten opzichte van de productieafspraak 2005. Deze groei is ook in ruime mate gerealiseerd. Het betrof: Afspraak reguliere productie: groei met name bij de specialismen • maag-, darm- en leverziekten • urologie • oncologie • verloskunde en gynaecologie Afspraak bijzondere productie: groei met name bij de volgende activiteiten • ICD’s • picu/nicu • klinische genetica • tele/brachytherapie Projectfinanciering via lokale toeslag voor onder andere de volgende onderwerpen: • laporoscopische chirurgie heelkunde/urologie • starten observatorium • obesitas poli voor kinderen 2 tot 8 jaar • procesherinrichting neuro-oncologie en MS • patiëntvoorlichting over geneesmiddelen • Bijdrage in dure prothesen en implantaten, epilepsiechirurgie en hoogtechnologisch draagmoederschap • Bijdrage in kosten dure geneesmiddelen
Inkooplogistiek en Financieel systeem (LIFT) In maart 2006 is het ERP-systeem e-Business Suite van Oracle in gebruik genomen. Dit moderne systeemdeel voor inkooplogistiek en financiën vervangt verouderde ZIS systeemdelen. Naast de vervanging zijn zowel de inkooplogistieke als financiële processen heringericht. Doel hierbij is een optimale ondersteuning van de bedrijfsprocessen. Met een decentrale frontoffice, (de)centrale invoer, decentraal beheer én een centrale backoffice-functie voor consolidatie, centrumbreed beheer en de communicatie met de externe omgeving verwacht VUmc deze optimalisatieslag te bereiken. Eind december was de implementatie van de basisfunctionaliteit voor het overgrote deel gereed. De rest van de basisimplementatie waaronder de ingebruikname van de budgetteringsmodule, is doorgeschoven naar 2007. Door de nodige aanloopproblemen heeft het systeem niet meteen bijgedragen aan de verbetering van de ondersteuning van de bedrijfsprocessen, zijnde efficiencyvoordelen en verbetering van rapportages en informatievoorziening. De centrale en decentrale gebruikers voegen zich langzaam maar zeker naar de nieuwe werkwijzen.
Zorgverzekeringswet
DBC-traject VUmc vervult landelijk een voortrekkers- en voorbeeldrol in de implementatie van alle noodzakelijke organisatorische en administratieve maatregelen ter voorbereiding op de volledige implementatie van de DBC financieringssystematiek. Sinds de introductie worden DBC’s binnen VUmc afgeleid uit de basisregistratie en niet zoals in andere medische centra extra geregistreerd. De afleiding van de DBC’s krijgt nu navolging in het landelijke DBC doorontwikkelingstraject. Het softwarepakket “DBCinfo” van iSoft is binnen VUmc geïmplementeerd. Dit pakket moet in de nabije toekomst aansluiten op de informatiebehoefte over DBC’s. Hierbij moet met name gedacht worden aan inzicht in aantallen, soort en waardering van geopende DBC’s, gesloten DBC’s en in de onderhanden werk positie. In toenemende mate is deze informatie van belang om een adequate planning & control cyclus binnen het VUmc te realiseren. Er is ook een pilot gestart waarbij gekeken wordt of er binnen de bedrijfsvoering van VUmc mogelijkheden zijn om te sturen op basis van DBC’s en in hoeverre de interne informatievoorziening en het intern financieel beleid moet worden aangepast. Daarnaast zijn er intern registratiewijzigingen doorgevoerd. Deze wijzigingen hadden met name te maken met de duur van een dialyse DBC. Ten behoeve van deze wijzigingen is zowel een nieuwe validatietabel als een nieuwe eindklassetabel geïmplementeerd. De eindklassetabel was noodzakelijk voor de lekenomschrijving op de DBC nota’s. Voor wat de kostprijsberekeningen van de DBC’s betreft zijn deze in 2006 geactualiseerd. Zoals bekend worden de kosten van een DBC berekend op basis van een kostprijs van de verrichtingen gecombineerd met het zorgprofiel. Voor de berekening van de kostprijzen wordt in 2007 een verbeterde versie van het softwarepakket ‘Costcontrol’ gebruikt.
Toekomst energievoorziening In vervolg op de notitie toekomstige energievoorziening VU/VUmc en met het oog op recente bouwontwikkelingen wordt besluitvorming voorbereid om de continuïteit en betrouwbaarheid van de energievoorziening voor de komende tien tot twintig jaar te waarborgen. Vraagstuk daarbij is op welke wijze de locatie van de nieuwe energiecentrale in het masterplan VU/VUmc kan worden ingebed.
Nieuwbouw Aan de westflank van VUmc worden voorbereidingen getroffen om te komen tot nieuwbouw voor de Stichting Buitenamstel Geestgronden, de spoedeisende hulp en het gastenverblijf. De verschillende initiatieven worden in samenhang ontwikkeld. Najaar 2006 heeft SEIN (Stichting Epilepsie Instellingen Nederland) zich teruggetrokken uit het nieuwbouwproject.
III. Verslag raad van bestuur
Door de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet is er sprake van een verhoging van de administratieve lasten. De problemen spitsen zich toe op de zogenoemde oranje en rode DBC’s; DBC’s waar een machtiging voor nodig is of DBC’s die worden geweigerd. De verwachting dat het debiteurenrisico zou toenemen als gevolg van de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet blijkt mee te vallen.
47
48 III. Verslag raad van bestuur
Eind 2007 wordt het definitief ontwerp van het gebouw afgerond en wordt aansluitend de aanvraag vergunning ingediend bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. De dakopbouw B op de polikliniek is in juni 2006 opgeleverd. Dit gebouw dient als vervangende huisvesting om verschuivingen in ruimte op te vangen en als gevolg van de toekomstige sloop van een aantal gebouwen aan de westflank. Ten oosten van de polikliniek zal nieuwbouw worden gerealiseerd voor de onderzoek en diagnostiek laboratoria van VU medisch centrum (= inclusief laboratoria uit de prekliniek). Het betreft grotendeels nieuwbouw voor vrijwel alle laboratoria van het ziekenhuis en deels een uitbreiding. In deze nieuwbouw wordt ook de afdeling pathologie opgenomen. In 2007 wordt gestart met het ontwerpproces: voorlopig ontwerp en definitief ontwerp zullen hun beslag krijgen in 2007.
Nieuwsflits Mei 2006 Medewerkersfeest druk bezocht Zo’n 3.000 medewerkers gingen helemaal ‘los’ tijdens de medewerkersfeesten op 18 en 19 mei in de Westergasfabriek. Yes-R, de Corona’s, maar vooral de VUmc huisband DOCTORDOCTOR zorgen voor een geweldige sfeer. De afsluitende DJ met danseressen en vuurwerkact bracht de beloofde spetterende afsluiting. Twee feestavonden om niet snel te vergeten. Het medewerkersfeest maakt deel uit van de evenementen ter gelegenheid van het eerste lustrum van VU medisch centrum.
Begin 2006 zijn de bestedingsgerede stukken voor de bouw van Kinderstad op de B-vleugel uitgewerkt met aansluitend de aanbesteding van de nieuwbouw. De uitvoering van de bouw van Kinderstad is gestart in augustus 2006, ingebruikname van Kinderstad staat gepland voor september 2007. De voorbereidingen voor het onderzoek naar de mogelijkheden tot huisvesting van het Revalidatie Centrum Amsterdam (RCA) op het terrein van VUmc zijn in 2005 gestart. Dit heeft er toe geleid dat de aanvraag verklaring voor nieuwbouw van het RCA op VUmc terrein op 1 december 2006 is ingediend bij het ministerie van VWS. In de nieuwbouw worden tevens de afdelingen revalidatie, ergotherapie en fysiotherapie van VUmc en het onderzoeksinstituut MOVE opgenomen. In 2007 wordt het programma van eisen vastgelegd en vindt de Europese aanbesteding van de architecten werkzaamheden plaats.
lustrum 2005 6: patiëntendag hersenen
Europees Sociaal Fonds
De ESF-subsidie stelt VUmc in staat om een hogere employability van het personeel te bereiken. Het is noodzakelijk om kennis en vaardigheden actueel te houden. Snelle ontwikkelingen in technische mogelijkheden en de daaruit voortvloeiende explosie van nieuwe kennis/inzichten vereist een continue bijscholing op de werkvloer. Degradatie van het opleidingsniveau (eindniveau) van de gediplomeerde medewerker wordt hiermee voorkomen. Voorts wordt ook personeel in VUmc voor diverse beroepen opgeleid. De subsidie is gericht op het middelbaar en hoger beroepenkader.
lustrum 2005 6: patiëntendag kanker en afweer
III. Verslag raad van bestuur
Voor een betere inzetbaarheid van medewerkers heeft VUmc bij het Europees Sociaal Fonds (ESF) ten behoeve van scholingsprogramma’s subsidie verworven. SoFoKleS heeft als Arbeidsmarkt- en Opleidingsfonds voor onder meer universitair medische centra de subsidieaanvragen aanvragen ingediend; VUmc is de uitvoerder. In 2006 zijn alle aanvragen gehonoreerd voor de periode 2005 tot en met 2007. De ESF-projecten zijn gericht op scholing in het kader van het Arboconvenant dat tussen de academische centra is gesloten, het onderwijsprogramma zoals deze door het opleidingsinstituut van VUmc, de Amstel Academie, wordt verzorgd en het scholingsprogramma binnen de medisch technische sector.
49
50 III. Verslag raad van bestuur lustrum 2005 6: lustrum gebouwenloop
8 Management van processen
Management van processen patiëntenzorg In het jaarplan 2006-2007 heeft VUmc bepaald hoe het wil werken aan betere processen in de patiëntenzorg. Daarvoor zijn een aantal thema’s met activiteiten benoemd, die stuk voor stuk effect hebben op de kwaliteit van zorg. Hieronder geven we per thema aan in hoeverre de voorgenomen activiteiten in het verslagjaar zijn gerealiseerd. Patiëntenmix VUmc wil op grote patiëntengroepen kunnen sturen om zwaartepunten te versterken, opleidingen te faciliteren, kosten te beheersen en capaciteiten beter te benutten. Daarom is alle afdelingen van VUmc gevraagd wat hun huidige en gewenste patiëntenmix is. Het bepalen van de huidige mix is bij vrijwel alle specialismen in 2006 afgerond. De gewenste mix is eveneens bij vrijwel alle specialismen aangegeven, waarbij zelfs deels de relevantie uitgezet is tegen kosten en omvang van de patiëntengroep. Bij verschillende specialismen is het lastig gebleken om deze analyse uit te voeren op basis van DBC-registraties. Door complexiteit van DBC’s en onvoldoende herkenbaarheid zijn afdelingen soms uitgeweken naar de al langer bestaande diagnoseregistraties. Sneller Beter In 2006 is de meerderheid van de projecten uit de eerste en tweede ronde van Sneller Beter afgesloten. Daarnaast startte VUmc een derde ronde projecten binnen de thema’s zorgpaden (zie verder) en het decentraal melden van incidenten. Ter ondersteuning van de projecten en de bekendheid van de thema’s kunnen betrokken medewerkers nieuw ontwikkelde scholingen patiëntenlogistiek - en veiligheid volgen. Op 11 december 2006 was VUmc, in aanwezigheid van toenmalig minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Hoogervorst, gastziekenhuis tijdens de landelijke Sneller Beter-dag. Sneller Beter in VUmc omvat een groot aantal projecten. Ter illustratie hiervan volgen enkele voorbeelden. Het project OK oké, met als hoofddoelstelling een productiestijging van 30%. In 2004 en 2005 heeft de OK ondanks grote personele problemen een aanzienlijke productieverbetering gerealiseerd. De geplande productie steeg in 2005 met 4% ten opzichte van 2004 en in 2006 met 8% ten opzichte van 2005. De projectdoelstelling van 30% productiestijging lijkt (nog) niet haalbaar voor VUmc. Een ander project is Vermindering postoperatieve pijn. Patiënten hebben aangegeven minder last te hebben van postoperatieve pijn op de zorgeenheid kort verblijf: de pijnscore (VAS) is gedaald van 7 naar 4. Binnen het project Reductie onnodige bloedtransfusie is in 2006 voor het hele ziekenhuis de norm vastgesteld die aangeeft wanneer een patiënt een bloedtransfusie dient te krijgen, inclusief de situaties waarin er van de norm afgeweken mag worden (bijvoorbeeld bij vrouwen rondom de bevalling). Ook is een meetsysteem ingericht om de ontwikkelingen te kunnen volgen. Zorgpaden In 2006 heeft VUmc besloten de nadruk voor de ontwikkeling van zorgpaden te leggen op grote patiënten-groepen die acute zorg nodig hebben. Zorgpadontwikkeling blijkt een goede manier te zijn om de zorg voor patiëntengroepen beter te organiseren en hoge kwaliteit te garanderen. Op het gebied van zorgpaden is VUmc goed op streek: eind 2006 waren er zestien operationeel en twintig in ontwikkeling. Werken met zorgpaden leidt tot merkbare verbeteringen voor patiënten. De resultaten van het zorgpad carotisstenose (vernauwing van de halsslagader) illustreren dit. De toegangstijd tot de polikliniek was in december 2006 slechts vijf
III. Verslag raad van bestuur
De belangrijkste processen van VU medisch centrum hangen samen met haar kerntaken: patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en wetenschappelijk onderzoek
51
52
dagen (de norm is zeven dagen). De wachttijd tot de eerste opname is gedaald van gemiddeld 83 dagen (nulmeting 2004) naar gemiddeld 18 dagen in december 2006. De ligduur is gedaald van gemiddeld 10 dagen volgens de nulmeting naar gemiddeld 5 dagen in december 2006.
III. Verslag raad van bestuur
Patiëntenlogistiek Een deel van de projecten binnen het programma Sneller Beter is specifiek gericht op het verbeteren van de patiëntenlogistiek. Werken zonder wachtlijst is nu in veel poliklinieken van VUmc projectmatig ingevoerd. In 2006 liepen er projecten bij zes poliklinieken en in 2007 start nog een nieuwe ronde. Zorg op Maat is een overkoepelend programma, gericht op het principe dat de juiste patiënt op de juiste afdeling verzorgd wordt. De afdeling kort verblijf en de transferafdeling zijn concrete resultaten van dit programma. Ook opende VUmc in 2006 een medisch psychiatrische unit (MPU) met acht bedden. Het transferbureau heeft zijn activiteiten in dit verslagjaar uitgebreid. Dit bureau is een samenwerkingsverband tussen VUmc en de OsiraGroep en regelt - in overleg met de patiënt en vaak ook met diens naasten - de vervolgzorg die nodig is na de ziekenhuisopname. Omgerekend naar alle zorgeenheden over het hele jaar, heeft het bureau in 2006 ruim 2500 nazorgtrajecten verzorgd. Het aantal verkeerde bed-dagen is in 2006 met ruim duizend gedaald. In 2006 heeft ook de logistiek van de acute zorg aandacht gekregen. VUmc startte een pilot ‘Opnamegarantie acute patiënten uit de basisregio van VUmc’ en een programma ‘Acute zorg’. Na het maken van een knelpuntenanalyse en het verkennen van oplossingsrichtingen zijn op deelterreinen ideeën ontwikkeld over de externe acute zorgketen met VUmc als coördinator van het traumacentrum voor de regio Noordwest Nederland, over de Spoedeisende Hulp in VUmc en tot slot over het beter managen van capaciteiten op het gebied van de acute zorg. Dit programma loopt door in 2007. Patiëntveiligheid VUmc heeft ook in 2006 gewerkt aan het veiliger maken van de zorg. Een deel van de projecten binnen het programma Sneller Beter is specifiek gericht op het reduceren van onveilige situaties (zie ook hierboven). Daarnaast hecht VUmc veel belang aan het verder invoeren van decentraal melden van incidenten. In 2006 zijn de klinische zorgeenheden orthopedie & neurochirurgie, KNO, longziekten, gynaecologie en de intensive care kinderen hiermee gestart, net als de poliklinische zorgeenheden KNO, longziekten en neurologie. Vanaf medio 2006 maakt VUmc gebruik van een digitaal systeem voor het decentraal melden van incidenten. Dit systeem maakt het mogelijk voor medewerkers van deelnemende werkplekken om vanaf elke PC incidenten te melden. Verder ondersteunt het systeem de analyse van incidenten en het volgen van verbeteracties. Om het bewustzijn voor veiligheid te verhogen, heeft de coördinatiegroep patiëntveiligheid in de nationale week van de patiëntveiligheid (november 2006) centrumbreed een patiëntveiligheidskaart voor medewerkers geïntroduceerd. Deze kaart geeft concrete tips hoe professionals onveilige situaties kunnen voorkómen worden. Op de afdeling intensive care is een zogenaamde depotheek geopend. Deze satelliet van de ziekenhuisapotheek zorgt ervoor dat het bereiden van medicatie voor de intensive care niet alleen efficiënter, maar ook veiliger gebeurt. Verder streeft VUmc naar een certificeerbaar veiligheidssysteem, waarvoor ook in 2007 de voorbereidingen door zullen gaan. Accreditatie en certificering VUmc werkt op veel plaatsen in de patiëntenzorg met kwaliteitssystemen. Deze zorgen ervoor dat patiënten in een omgeving behandeld worden waarin de zorgverleners afspraken gemaakt hebben over het kwaliteits- en veiligheidsniveau, het verbeteren op basis van interne en externe signalen en over de borging van de processen. Op centrumniveau heeft VUmc in 2006 belangrijke stappen gezet op weg naar de beoogde instellingsbrede NIAZ-accreditatie in 2009. De ondersteuningsorganisatie is ingericht en alle betrokken afdelingen zijn geïnformeerd. Ook heeft VUmc een gebruiksvriendelijk en krachtig systeem voor het beheren van kwaliteitsdocumenten aangeschaft. Een nulmeting van de mate waarin de organisatie voldoet aan de criteria van de norm is in volle gang. Op afdelingsniveau zijn ook successen geboekt. De dialyseafdeling heeft op 30 maart 2006 het HKZ-certificaat (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector) in ontvangst kunnen nemen. Bij de afdeling hematologie vond een geslaagde JACIE-audit plaats voor de stamceltransplantatie. Na de officiële accreditatie in 2007 zal VUmc het
53 III. Verslag raad van bestuur
lustrum 2005 6: medewerkersfeest
tweede ziekenhuis zijn in Nederland met een accreditatie voor het hele proces van afname, bewerking en toediening van stamcellen. Tot slot heeft de afdeling radiotherapie zich succesvol door het NIAZ laten beoordelen en mocht, als eerste afdeling radiotherapie in Nederland, op 15 maart 2007 het accreditatiebewijs in ontvangst nemen. Incidenten patiëntenzorg 2006 De meldingscommissie Incidenten patiëntenzorg (MIP) registreert, analyseert en doet aanbevelingen naar aanleiding van gemelde (bijna)incidenten. Doel van de MIP is het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de patiëntenzorg in het algemeen en het verbeteren van de patiëntveiligheid naar aanleiding van gemelde (bijna)incidenten, in het bijzonder. De MIP houdt zich niet bezig met de vraag naar de verwijtbaarheid. De commissie richt zich op de vermijdbaarheid van incidenten en legt daarmee het accent op het leerproces en de hieruit voortvloeiende preventieve maatregelen. Sinds april 2005 werkt VU medisch centrum aan de implementatie van een systeem voor het decentraal melden en verwerken van (bijna)incidenten. Eind 2006 hebben twaalf afdelingen aansluiting gevonden bij dit systeem. De noodzakelijke ICT-ondersteuning is naar eigen wens van de gebruikers en in samenwerking met de betrokken beleidsmedewerkers, door de afdeling automatisering vorm gegeven. Voor het analyseren van de (bijna)incidenten koos men de methode volgens PRISMA. De uitgangspunten van PRISMA zijn in de vormgeving van de ICT-ondersteuning geïntegreerd. Vanaf november 2006 is een digitaal meldingsformulier beschikbaar voor de participerende afdelingen en kunnen meldingen door de veiligheidscommissies van de betreffende afdelingen digitaal worden verwerkt. Deze veiligheidscommissies beschikken hiermee over een eigen database waaruit op elk gewenst moment managementinformatie kan worden gegenereerd. In deze database worden ook de verbeteracties vastgelegd en de uitvoering hiervan bewaakt. Met het invoeren van een systeem voor decentrale melding en verwerking van (bijna)incidenten is een substantiële stijging van het aantal meldingen per deelnemende afdeling te zien. De veiligheidscommissie analyseert deze meldingen en formuleert verbeteracties.
54
(Bijna)incidenten met (een) afdelingsoverstijgende oorzaak/oorzaken worden door de genoemde commissies doorgestuurd naar de MIP voor verdere verwerking.
III. Verslag raad van bestuur
Management van processen onderwijs en opleiden Een ambitie van VUmc is het zich ontwikkelen tot een expertisecentrum voor academisch medisch, verpleegkundig en paramedisch onderwijs met een regionale functie. In 2006 is de scoop verbreed van een vrijwel uitsluitende oriëntatie op het medisch opleidingscontinuüm (het gehele traject van medische opleidingen: vanaf de opleiding van basisarts, specialist tot en met nascholingsonderwijs) naar het verpleegkundig en paramedisch continuüm en naar de opleidingen op het grensvlak van medisch- en verpleegkundig opleidingscontinuüm, zoals nurse practitioner en physician assistant. Organisatie van onderwijs Naar aanleiding van het streven om alle activiteiten gericht op ondersteunen, uitvoeren en innoveren van onderwijs en opleidingen binnen VUmc, in één organisatie onder te brengen is aan het eind van 2006 een begin gemaakt met het samenbrengen van het onderwijsinstituut en de Amstel Academie in één instituut voor onderwijs en opleiden. In verband met de invoering van het opleidingsfonds per 1 januari 2007 is in 2006 gestart met de ontwikkeling van een aios-volgsysteem (een registratiesysteem voor aio’s). De ontwikkeling en implementatie van het aios-volgsysteem werd gecompliceerd door wijzigingen op bestuurlijk en financieel gebied. Ondanks de complicaties is de applicatie in de 2e helft van 2006 opgeleverd. De gegevens voor de eerste tranche van het opleidingsfonds zijn tijdig opgeleverd en hebben inmiddels geleid tot volledige subsidiering. Voor de uitvoering van de masteropleiding VUmc-compas is een klinisch trainingscentrum (skills lab) noodzakelijk. De plannen voor het realiseren van een klinisch trainingscentrum zijn eind 2006 goedgekeurd. Het wordt gehuisvest in een – nog te bouwen - 3e dakopbouw op de polikliniek en zal naar verwachting eind 2008 in gebruik genomen worden. Onderwijsinnovatie Van VUmc-compas is nu ook het tweede studiejaar van de bacheloropleiding ingevoerd en is gestart met de ontwikkeling van de masteropleiding VUmc-compas. In het kader van de innovatie van de medisch specialistische vervolgopleidingen zijn nieuwe opleidingsplannen voor kindergeneeskunde en gynaecologie vastgesteld. Met het project IN VIVO wordt de landelijke implementatie van deze nieuwe opleidingen aangestuurd en begeleid. In het kader van OZW (Opleidingsinstituut voor Zorg en Welzijn) is een overleg tot stand gekomen tussen de onderwijsinstellingen, die zich bezig houden met de zorgopleidingen (ROC ASA, INHOLLAND en de Amstel Academie). In het komende jaar zal deze samenwerking moeten leiden tot een betere afstemming van de zorgopleidingen op de behoefte uit de praktijk, zoals beschreven in het VBOC-rapport (Verpleegkundige Beroepsstructuur en het OpleidingsContinuüm) . Onderzoek van onderwijs Parallel aan de onderwijsinnovaties is een onderzoekgroep actief op het gebied van onderzoek van onderwijs. In 2006 is in samenwerking met de afdeling Onderwijsresearch en Onderwijsontwikkeling van de Universiteit van Maastricht onderzoek verricht naar klinisch en farmacotherapeutisch redeneren, docentprofessionalisering en de rol van de klinisch docent en onderzoek naar het leerklimaat, patiëntveiligheid en klachtenonderzoek van patiënten. Binnen het kader van het In VIVO project wordt evaluatieonderzoek uitgevoerd dat zich richt op de relevante factoren bij een succesvolle implementatie en eveneens op de kosten van de vervolgopleiding. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het Instituut Beleid en Management Gezondheidszorg. Professionalisering van docenten Een werkelijke onderwijsinnovatie is alleen haalbaar, indien parallel hieraan de professionalisering van docenten en opleiders wordt aangepakt. In 2006 is de professionalisering van (leden van) opleidingsteams verder uitgebouwd in samenwerking met de regio. Voor de docenten van de opleiding geneeskunde houdt de docentprofessionalisering
gelijke tred met de invoering van het nieuwe programma. Voor de inbedding van de professionalisering in het personeelsbeleid wordt samengewerkt met de dienst P&O.
VUmc wil wetenschappelijk onderzoek verrichten met medische, verpleegkundige, paramedische en maatschappelijke relevantie binnen de thema’s van de vijf zwaartepunten (extra- en transmuraal, vitale functies, hersenen, bewegen en kanker). De vijf zwaartepunten zijn ondergebracht in de vijf onderzoekinstituten: EMGO, ICaR-VU, ICEN, MOVE en V-ICI. Het onderzoekinstituut MOVE is opgericht in 2003 en uitgebouwd tot een volwaardig instituut met toonaangevend translationeel onderzoek op zowel nationaal als internationaal gebied. In 2006 hebben de onderzoekinstituten van VUmc hun meerjarenbeleid verder geconcretiseerd, gebruik makend van de uitkomsten van de CWTS-analyse en de visitaties. Organisatie en ondersteuning Het onderzoeksbureau bestaat uit het Technology Transfer Office (TTO) en ondersteuning vanuit divisiebureau VI. Het TTO zet zich in voor zowel VUmc als de VU. Het TTO is in de loop van 2006 uitgebreid. De ondersteuning vanuit divisiebureau VI bestaat uit een subsidiologe en een beleidsmedewerker onderzoek. Het VUmc wil op deze manier het management van onderzoek versterken en onderzoekers beter faciliteren. Hierbij ligt de nadruk op ondersteuning bij subsidie- en fondsenwerving, commercialisatie, patentenbeleid, juridische kwesties en verbetering van de project administratie. Het verwerven en beheren van middelen uit projectfinanciering (tweede tot en met vijfde geldstroom) wordt in 2007 in een nieuw organisatorisch en juridisch kader geplaatst. Het VUmc streeft daarbij naar vergroting van de transparantie van verwerving, besteding en verantwoording van onderzoeksgelden, naar het verhelderen van organisatorische en juridische vormgeving en naar een eenduidig en stimulerend beleid m.b.t. de commerciële exploitatie van kennis.
Nieuwsflits Mei 2006 SNAQ landelijk ingevoerd De VUmc-screening op ondervoeding SNAQ (Short Nutritional Assessment Questionnaire) wordt in mei landelijk ingevoerd. Dit project is onderdeel van het Sneller Beter programma van het ministerie van VWS. De afdeling diëtetiek & voedingswetenschappen ontwikkelde dit instrument waarmee verpleegkundigen met drie eenvoudige vragen elke nieuw opgenomen patiënt kunnen screenen op ondervoeding. Met SNAQ verbetert de herkenning en behandeling van ondervoeding van 50% naar 80%.
III. Verslag raad van bestuur
Management van processen onderzoek
55
56
• EMGO NESDA studie: grootschalige zoektocht naar oorzaak en beloop van depressie en angststoornissen
III. Verslag raad van bestuur
Binnen het EMGO instituut wordt veel onderzoek gedaan ter bevordering van de publieke en eerstelijnsgezondheidszorg. In dat kader worden bij het EMGO instituut verschillende langlopende studies verricht naar de oorzaken, preventie- en behandelmethoden van aandoeningen met grote gevolgen voor de volksgezondheid. Depressie en angststoornissen zijn veelvoorkomende gezondheidsproblemen leidend tot een groot verlies aan kwaliteit van leven. Sinds 2004 wordt er vanuit het EMGO Instituut in samenwerking met andere universitaire en niet universitaire instellingen een groot onderzoek uitgevoerd naar depressie en angststoornissen: the Netherlands Study of Depression and Anxiety (NESDA). Aan dit onderzoek nemen 2981 personen in de leeftijd tussen 18 en 65 jaar deel, waarvan er ruim 2200 personen een verleden met een depressie en/of angststoornis hebben. Deze mensen hebben inmiddels allemaal een 4-uur durende basismeting ondergaan, waarin o.a. vragenlijsten zijn afgenomen, (psychiatrische) interviews zijn uitgevoerd en medisch onderzoek (inclusief bloed, speeksel en DNA afname) heeft plaatsgevonden. De deelnemers worden opnieuw voor onderzoek uitgenodigd na 1, 2, 4 en 8 jaar zodat het lange termijn beloop van psychische en lichamelijke gezondheid in deze populatie in kaart wordt gebracht. NESDA is mogelijk gemaakt door een subsidie van het ZonMW Geestkracht programma en bijdragen van deelnemende GGZ instellingen (o.a. GGZ Buitenamstel) en universiteiten. In 2006 zijn de basismetingen voor een groot deel uitgevoerd, en nu wordt de hand gelegd aan de eerste wetenschappelijke publicaties. Deze zullen bijvoorbeeld inzicht geven in de mate van comorbiditeit tussen depressie en angst, het functioneren, zorggebruik en zorgbehoefte van de deelnemers en de biologische grondslag van depressie en angst (met name de rol van de HPA-as en het autonome zenuwstelsel). Daarnaast zal de NESDA studie gaan bijdragen aan de genetische inzichten in depressie en angststoornissen. Hiervoor zullen 1860 NESDA deelnemers met een depressiestoornis vergeleken worden met 1860 deelnemers zonder depressie of angstsymptomen van het Nederlands Tweelingen Register, uitgevoerd door de vakgroep Biologische Psychiatrie van de VU. Voor dit genetisch onderzoek is in 2006 een aanvullende subsidie geworven van de ‘foundation of the National Institutes of Health, fNIH’ om het genoom van deze patiënten en controles uitgebreid in kaart te brengen middels een zogeheten ‘genome-wide scan’. NESDA is daarmee een goed voorbeeld van EMGO-onderzoek: multidisciplinair onderzoek ten behoeve van de trans- en extramurale gezondheidszorg.
• ICaR-VU
57
Onderzoek helpt patiënten met diabetes en hartfalen
• ICEN Verbetering van patiëntenzorg door onderzoek De afdeling psychiatrie is landelijk toonaangevend op het gebied van de behandeling van depressie en angststoornissen. De ontwikkeling van nationale richtlijnen en vele studies naar de effectiviteit van verschillende typen interventie heeft geleid tot een constante stroom aanvragen voor second opinions uit het land. Wetenschappelijk ontwikkelt de afdeling een stevige basis. Drie jaar geleden werd een grote ZON-MW subsidie verworven uit het Geestkrachtprogramma: “The Netherlands study on anxiety and depression” (NESDA), waarvan de afdeling psychiatrie penvoerder is. Recent werd, samen met het Nederlands tweelingregister (prof. Boomsma) en de Universiteit van North Carolina (Prof. Sullivan) een subsidie verkregen van de Amerikaanse NIH foundation voor genome-wide genotyping van 1700 NESDA deelnemers. Tevens werd een grote programmasubsidie verkregen van het Top Instituut Pharma, waarmee wij binnen het huidige ICEN programma en het Center for Neurogenomics and Cognitive Research (CNCR) zullen proberen bij te dragen aan het verkorten van de “drug discovery pipe line”.
III. Verslag raad van bestuur
Het ICaR-VU richt zich op een groter begrip, betere diagnostiek en preventie en betere behandeling van ziekten van hart- en bloedvaten en ziekten, waarbij het bloedvatstelsel een belangrijke rol speelt. Belangrijke thema’s binnen dit onderzoek zijn hartfalen, diabetes en het niet goed functioneren van bloedvaten. Het onderzoek richt zich in bijzonder op translationeel onderzoek door een integrale benadering vanuit de kliniek en basiswetenschappen. Gedurende de laatste jaren heeft het onderzoek naar diabetes en vaatziekten belangrijke inzichten verschaft over het optreden van cardiovasculaire complicaties. Daarbij werd onlangs ontdekt dat bij overgewicht zich op cruciale plaatsen kleine vetophopingen rond de bloeddruk regelende bloedvaten ontwikkelen, die het functioneren van bloedvaten en de bloeddruk beïnvloeden. De communicatie tussen deze groepjes vetcellen en het aangrenzend bloedvat geschiedt door signaalstoffen, die nader in kaart worden gebracht. Daarnaast is een programma gestart om het ontstaan van chronisch hartfalen bij diabetes patiënten beter te begrijpen, en de preventie en behandeling daarvan te verbeteren. Binnen het onderzoek naar hartfalen werd een bijzondere ontdekking gedaan, die van groot belang is bij het vroegtijdig herkennen van patiënten met een erfelijke aanleg voor hartvergroting. Met MRI onderzoek konden in deze groep patiënten bijzondere structuren in het hart worden waargenomen op een moment dat de hartvergroting nog niet manifest is. Deze vinding geeft niet alleen nieuw inzicht in de ontwikkeling van de ziekte, maar maakt vroege herkenning van de aandoening mogelijk en daarmee preventieve maatregelen om de ziekte af te remmen.
58
• MOVE Klinische bewegingsanalyse als functionele diagnostiek
III. Verslag raad van bestuur
Aandoeningen van het bewegingsapparaat geven veelal aanleiding tot bewegingsstoornissen, die op hun beurt leiden tot problemen in het dagelijks functioneren. Bij patiënten met chronische aandoeningen zoals die zich in de revalidatiegeneeskunde, orthopedie en neurologie aandienen, is de diagnostiek dan ook functioneel gericht. Wanneer de behandeling zich niet richt op de primaire ziekte, dient de functionele diagnostiek om aangrijpingspunten voor verdere (functionele) behandeling te identificeren. De technologie van bewegingsanalyse is de afgelopen twintig jaar geschikt gemaakt voor toepassing in de klinische praktijk. In 2006 werd vanuit MOVE het eerste Wereldcongres voor Klinische Bewegingsanalyse op de VU georganiseerd. Bij klinische bewegingsanalyse worden lichtgevende markers op de patiënt aangebracht en wordt hij/zij met behulp van meerder camera’s geregistreerd tijdens bijvoorbeeld het lopen. Deze (driedimensionale) informatie wordt omgezet in voor de behandelaar betekenisvolle gegevens, waarbij zonodig ook de spieractivaties (met behulp van oppervlakte-EMG) en grondreactiekrachten worden betrokken. Doel is de behandelaar een zo compleet mogelijk inzicht te geven in de (verstoorde) functies van het spier-skelet stelsel tijdens bijvoorbeeld het gaan.
59
• CCA/V-ICI Bundeling van CCA en V-ICI: een impuls voor het translationeel immunologisch en kankeronderzoek
Overzicht van de output in de periode 2000-2006
1 Jaar A
B
Dissertaties C/D
Totaal
Wetenschappelijke Publicaties
2000
60
2
6
68
17041
2001
56
16
13
85
16261
171
2002
66
3
13
84
18401
164
2003
69
7
13
89
16641
182
2004
70
29
7
106
17801
146
2005
72
10
23
105
19101
153
2006
88
7
18
113
19551
125
Toelichting:
1
Vakpublicaties+ Rapporten 134
Inclusief Cochrane reviews
Nieuwsflits Juni 2006 Opening VUmc Cancer Center Op 19 juni wordt het VUmc Cancer Center Amsterdam officieel geopend. Door de concentratie van vooraanstaand onderzoekers is het VUmc CCA in staat het kankeronderzoek versneld uit te voeren. De directe nabijheid van kliniek maakt het mogelijk de onderzoekresultaten sneller toe te passen. Het centrum is grotendeels met private middelen gefinancierd en is geïntegreerd in VU medisch centrum. Voorbeeld voor het VUmc CCA is het gerenommeerde Johns Hopkins Oncology Center Baltimore, waarbij de structuur van het kankercentrum ook is ingebed in het medisch centrum en de financiering ook deels met private middelen tot stand werd gebracht.
III. Verslag raad van bestuur
Het jaar 2006 is van start gegaan met de fusie tussen de instituten Cancer Center Amsterdam (CCA) en VUmcInstitute for Cancer and Immunology (V-ICI) in CCA/V-ICI. CCA/V-ICI is gevormd om alle onderzoeksactiviteiten in oncology en immunologie te integreren op een manier dat ze elkaar stimuleren en versterken om gezamenlijke programma’s uit te voeren en beschreven doelen te bereiken. De missie van CCA/V-ICI is het coördineren, stimuleren en mogelijk maken van top niveau fundamenteel, translationeel en patiënt-gerelateerd onderzoek in immunologie en kanker, binnen de kaders van een aantal goed omschreven onderzoeksprogramma’s en training van jonge onderzoekers om excellentie te bereiken in het fundamentele en klinische onderzoek De opening van het rood/blauwe onderzoekscentrum op 19 Juni 2006 heeft een enorme stimulerende werking gehad voor het kanker en immunologie onderzoek door het beschikbaar komen van ‘state of art’ apparatuur en nauwe samenwerkingsmogelijkheden tussen de onderzoekers.
60 III. Verslag raad van bestuur lustrum 2005 6: medewerkersfeest
9 Klanten en verwijzers
Studenten In 2006 is de eerste kwaliteitscyclus voor VUmc-compas volledig afgerond. De studenten- en docentenevaluaties leverden veel aanknopingspunten op voor verbetering van het onderwijs. Voor alle onderdelen zijn consequent verbeterplannen opgesteld en geïmplementeerd. Met het afronden van deze cyclus is tegemoet gekomen aan een belangrijk kritiekpunt bij de vorige onderwijsvisitatie. Er is over de hele linie veel waardering voor het nieuwe onderwijsprogramma. Het aantal eerste voorkeuren is flink gestegen (400 aanmeldingen in 2005 tegenover 630 in 2006). Hiermee is het marktaandeel gestegen van 7,7% in 2005 naar 10,7% in 2006.
Klachtencommissie In 2006 heeft VU medisch centrum 289 schriftelijke klachten van patiënten of hun vertegenwoordigers ontvangen. Van dit aantal zijn 34 klachten op verzoek van de klager ter behandeling voorgelegd aan de klachtencommissie. De overige 255 klachten zijn in het bemiddelingstraject terecht gekomen. In dit traject wordt getracht in een gesprek met klager en de betrokken medewerker ofwel schriftelijk, uitleg te geven en daar waar nodig excuses te maken. In 2006 werden in totaal 282 klachten afgehandeld. De klachtencommissie heeft in 39 klachten uitspraak gedaan, waarvan 12 klachten uit 2005. Van de klachten die door de klachtencommissie in 2006 zijn afgehandeld, is een kwart gegrond verklaard (7) en driekwart ongegrond (20). In 2006 zijn 280 klachten in het bemiddelingstraject afgehandeld. Ruim een derde van de klachten ging over professioneel (medisch) handelen. Opvallend is dat het aandeel van klachten over professioneel handelen ten opzichte van 2005 is verdrievoudigd. Onder deze klachten vallen ook klachten over diagnostiek (7%) en medicatie (4,5%). Vijftien procent van alle klachten betrof organisatorische aspecten. Hieronder waren in vergelijking met voorgaande jaren veel klachten over het uitblijven van de berichtgeving aan de huisarts. Ook klachten over niet nagekomen bel- of poliafspraken behoorden tot deze categorie. Een vijfde van de klachten betrof de bejegening (12%) of de informatieoverdracht (11%).
Nieuwsflits Juli 2006 Tevreden patiënten Bijna tachtig procent van de patiënten van VU medisch centrum is zeer tevreden over hun bezoek aan de polikliniek of verblijf in het ziekenhuis. VUmc scoort in vergelijking met andere Nederlandse universitaire medische centra op verschillende aspecten opmerkelijk goed. Dit blijkt uit de resultaten van een tevredenheidsonderzoek onder patiënten van de acht Nederlandse UMC’s. Het ziekenhuis was topscoorder met 15 van de 25 best practices. De poliklinieken hebben 4 van de 44 best practices.
III. Verslag raad van bestuur
Klanten en verwijzers, maar ook studenten, zijn belangrijke stakeholders van VU medisch centrum. Hun waardering is maatgevend voor het succes van de organisatie.
61
62
Voor genomen maatregelen naar aanleiding van ingekomen klachten wordt verwezen naar de betreffende prestatieindicator in bijlage 7.
III. Verslag raad van bestuur
Naar aanleiding van ingekomen klachten is in 2006 een aantal maatregelen genomen. Zo is er een protocol voor toediening van klysma’s opgesteld, met daarin aandacht voor de wensen van de individuele patiënt. Voorafgaand aan een operatie wordt voortaan het te gebruiken sponsmateriaal geregistreerd. Om ongewenste interactie van medicatie te voorkomen, staat de afdeling eigen gebruik van medicatie niet meer toe. Zodra een patiënt intensieve zorg behoeft, wordt een verpleegkundige aangesteld als eerst verantwoordelijke voor deze patiënt. Deze verpleegkundige zal toezien op de coördinatie rondom die zorg. Ouders van opgenomen kinderen krijgen bij binnenkomst een welkomstbrief waarin onder andere de namen van de zaalarts, de medisch specialist en de supervisor van de desbetreffende patiënt vermeld staan. Ook de verpleegkundige leiding en de verantwoordelijkheden van verpleegkundigen zijn in de brief opgenomen. Ook naar de eigen organisatie van de klachtencommissie is gekeken. Naar aanleiding van een in 2005 gehouden evaluatie onder klagers van VUmc over de klachtbemiddeling, zijn in 2006 een aantal maatregelen genomen. Zo werd geprobeerd de afhandelingstermijn niet te overschrijden. Als dit toch gebeurde, werden klagers daar tijdig over geïnformeerd. Daarnaast is de schriftelijke ontvangstbevestiging aangepast, waarbij het taalgebruik minder formeel is en het onderscheid in klachtbehandeling en klachtbemiddeling duidelijker wordt uitgelegd Ook in 2006 is tweemaal stuurinformatie naar de hoofden van alle afdelingen gezonden. Bij de laatste zending in 2006 is de bruikbaarheid van de informatie geëvalueerd. De uitkomst was overwegend positief. De belangrijkste conclusie uit deze evaluatie is dat iedereen de stuurinformatie waardeert, zij is kort, bondig en overzichtelijk. De frequentie (tweemaal per jaar) vinden de meesten voldoende. Een enkeling vindt eenmaal per jaar genoeg. Daarnaast bestaat de behoefte aan een vergelijkend overzicht in de tijd, zodat trends kunnen worden waargenomen.
Patiënttevredenheid De grote meerderheid (70 tot 80 procent) van de patiënten van VU medisch centrum (VUmc) is duidelijk tot zeer tevreden over hun bezoek aan de polikliniek of verblijf in het ziekenhuis. VUmc scoort in vergelijking met andere Nederlandse universitaire medische centra (UMC’s) op verschillende aspecten opmerkelijk goed. Patiënten van verschillende afdelingen van VUmc zijn tevredener over de ontvangst bij opname en over de benadering en behandeling van artsen dan op soortgelijke afdelingen in andere UMC’s. Met name patiënten die opgenomen zijn geweest op de afdelingen inwendige geneeskunde, longziekten en oogheelkunde zijn bovengemiddeld te spreken over verschillende aspecten van zorg en behandeling. Die conclusies trekt VUmc uit de resultaten van een tevredenheidsenquête onder patiënten van de acht Nederlandse universiteitsziekenhuizen ofwel UMC’s. De enquête is verricht in opdracht van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). Ruim 5.000 patiënten van VUmc namen eind 2005 de moeite vele vragen in te vullen. Daarin gaven zij aan in hoeverre zij tevreden waren over de ontvangst op de polikliniek of bij ziekenhuisopname, de benadering en behandeling door verpleegkundigen, polikliniekmedewerkers en artsen, de informatie die ze kregen, hun zelfstandigheid en het vertrek uit het ziekenhuis en nazorg. Tevredener dan in 2003 In 2003 bleek uit een zelfde onderzoek dat patiënten van VUmc evenals die van andere UMC’s over het algemeen behoorlijk tevreden waren over de zorg. VUmc blonk ten opzichte van andere ziekenhuizen echter nergens in uit. Het ziekenhuis heeft zich dit aangetrokken. Als academisch ziekenhuis streeft het naar hoogwaardige zorg die gewaardeerd wordt door degenen die hiervan gebruik maken. Er zijn vervolgens in het hele VUmc diverse activiteiten onder-
63 III. Verslag raad van bestuur
lustrum 2005 6: open dag
nomen om kritiekpunten – die óók uit de enquête naar voren kwamen - te verbeteren. De onlangs bekend geworden nieuwe enquêteresultaten tonen dat dit heeft gewerkt. Als patiënten over een bepaald aspect van een specialisme gemiddeld meer tevreden waren dan patiënten in andere UMC’s, noemen de opstellers van het rapport dat een ‘best practice’. In het onderzoek van 2003 scoorde de kliniek van VUmc geen enkele best practice. Dit jaar is de kliniek van VUmc topscoorder met 15 van de 25 best practices. De poliklinieken komen relatief minder goed uit het onderzoek: zij hebben 4 van de 44 best practices. Kwaliteit verder verhogen Het ziekenhuis en de medewerkers zijn er trots op dat hun inspanningen niet onopgemerkt zijn gebleven bij hun patiënten. Maar daarbij blijft het beslist niet. De positieve en minder positieve uitslagen van de laatste enquête worden wederom gebruikt om verdere verbeteringen aan te brengen. In het algemeen gaat VUmc extra aandacht besteden aan de informatievoorziening en de procedures en communicatie rond ontslag en nazorg. De NFU-enquête maakt duidelijk dat de kwaliteit daarvan nog niet optimaal is. VUmc bedankt alle patiënten die aan de enquête hebben meegewerkt. Dankzij de tijd en moeite die zij hebben genomen, weet VUmc op welke terreinen er werk aan de winkel is. Dit betekent overigens ook dat patiënten vaker en ook buiten landelijke enquêtes om, om hun mening zal worden gevraagd.
64 III. Verslag raad van bestuur lustrum 2005 6: doop roos VUrore
Nieuwsflits Juli 2006 Metamorfose hal ziekenhuis De centrale hal van het ziekenhuis heeft een metamorfose ondergaan. Na een maandendurende verbouwing, waarin de indeling grondig werd herzien, oogt de hal nu ruim en overzichtelijk. Ook de beroemde mozaïekwand is weer in al zijn glorie te zien.
10 Waardering van medewerkers
Medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) 2006 VUmc wil actief de kwaliteit van de organisatie verbeteren. Ook de kwaliteit van werkgeverschap wordt met enige regelmaat bekeken. Daarom is een onderzoek bij de medewerkers uitgevoerd – het medewerkerstevredenheidsonderzoek - om meer zicht te krijgen op het aandachtsgebied ‘Waardering door Personeel’. Wat vinden medewerkers van hun werk en wat kan verbeterd worden? Het medewerkerstevredenheidsonderzoek geeft informatie over de tevredenheid van en waardering door medewerkers, informatie voor verdere concrete verbeteractiviteiten bij VUmc en natuurlijk inzicht in de effecten van verbeteringen. Om een goed beeld te krijgen, zijn deelnemers aan het MTO via een aselecte steekproef geselecteerd. Zij konden de vragenlijst digitaal of schriftelijk in vullen. De respons was 56% en daarmee hoog. In de vragenlijsten kwamen de volgende aandachtsgebieden aan de orde: imago VUmc, direct leidinggevenden, het afdelings-/divisieplan, personeelsmanagement, jaargesprekken, middelen, processen, dienstverlening, informatie en communicatie, werkoverleg, collegialiteit en teamgeest, het werk, en tot slot de ondernemingsraad.
tevredenheid
Met behulp van onderstaande prioriteitenmatrix is vastgesteld welke onderwerpen VUmc kan verbeteren.
• minder belangrijke sterke punten • geen aanleiding tot actie
• belangrijke sterke punten • bewaken
• minder belangrijke zwakke punten • op termijn aandacht
• belangrijke verbeterpunten • op korte termijn aandacht
belang of correlatie
Uitkomsten Op elf van de twaalf onderdelen waarnaar in 2001 ook werd gevraagd is door medewerkers significant beter gescoord. Medewerkers van VUmc zijn tevreden over het eigen werk. De gemiddelde waardering is 7,3. Hoog (tussen de 7,4 en 8,0) scoorden bijvoorbeeld zinvolheid en variatie van het werk, samenwerking met collega’s, sfeer op de afdeling en bereidheid voor elkaar in te springen en duidelijkheid van taken en verantwoordelijkheden. De medewerkers vinden VUmc een plezierige organisatie om voor te werken. De meeste medewerkers vinden dat VUmc bekend staat als een goed opleidingsinstituut, onderzoeksinstituut, onderwijsinstituut en instituut voor patiëntenzorg.
III. Verslag raad van bestuur
Ook de eigen en toekomstig medewerkers zijn een belangrijke stakeholder van VUmc. VUmc wil een aantrekkelijke werkgever zijn. In 2006 is medewerkers van VUmc gevraagd zich hierover uit te spreken. Een nieuwe impuls om goed werkgeverschap verder vorm te geven.
65
66 III. Verslag raad van bestuur
67% van de medewerkers heeft het afgelopen jaar een jaargesprek gehad met de direct leidinggevende. Medewerkers zijn tevreden over de sfeer, het nakomen van eerder gemaakte afspraken, de aandacht voor de loopbaanmogelijkheden, het bespreken van belangrijke zaken en het bespreken van het functioneren. Alle punten over de jaargesprekken werden niet alleen hoog gewaardeerd, maar hebben ook een positieve invloed op de tevredenheid. De medewerkers zijn matig tevreden over het aandachtsgebied ‘Werkoverleg’. Dit resultaat vraagt om verdieping en vervolgonderzoek op decentraal niveau moet uitwijzen wat oorzaken zijn en wat precies verbeterd zou moeten worden. De medewerkers zijn ontevreden over de informatievoorziening vanuit de ondernemingsraad (OR), de toegankelijkheid van de OR en de wijze waarop de OR hun belangen behartigt. Deze onderwerpen verdienen op termijn aandacht, zo blijkt uit de prioriteitsanalyse. Andere verbetermogelijkheden zijn: – het betrekken van de mening van medewerkers bij en communicatie over afdelings/-divisieplannen en deze laten leiden tot zichtbare verbeteringen; – de direct leidinggevende: het stimuleren van het verbeteren van het werk en de aandacht voor de persoonlijke belangen; – het bieden van meer begeleiding bij de persoonlijke (loopbaan-)ontwikkeling. De verbeterpunten krijgen in 2007 een vervolg, na verdere analyse zullen ze worden opgepakt en uitgewerkt.
Terugdringing verzuim Betrokkenheid van medewerkers wordt ook weerspiegeld in verzuimcijfers. Het verzuim is de afgelopen jaren blijven dalen. Als redenen hiervoor zijn te noemen: het gezondheidsbeleid VUmc - waaronder meer aandacht voor verzuimreductie bij leidinggevenden, strakkere procedures na verzuimmelding medewerker, de in het kader van het Arboplusconvenant uitgevoerde preventieprogramma’s voor onder meer fysieke belasting, RSI en psychische belasting – de cultuur binnen de organisatie en de situatie op de arbeidsmarkt.
Nieuwsflits Augustus 2006 Tijdens wegwerkzaamheden gratis OV-kaart voor medewerkers Het aantal files veroorzaakt door de wegwerkzaamheden aan de A4-A10 blijkt in de praktijk reuze mee te vallen. Uit voorzorg heeft VUmc alle medewerkers voorzien van een gratis OV-kaart. Met deze kaart kan iedereen gebruik maken van het openbaar vervoer, een gratis OV-fiets en krijgt men korting op Q-park, de parkeerterreinen bij NS-stations.
Verzuimontwikkeling VUmc
67
%
8 7 6 5 4 3 2 1 0 ■ Gravida *)1 ■ Langziek (>= 1 jr. ziek) ■ Ziekteverzuim (< 1 jr. ziek)
2003
2004
2005
2006
0.98% 1,42% 4,82%
0,84% 1,117% 4,47%
1,01% 1,03% 4,08%
1,00% 0,71% 3,98%
De verzuimfrequentie, het aantal keren dat een medewerker zich in VUmc gemiddeld ziekmeldt, laat het volgende beeld zien over de afgelopen vier jaren. Verzuimfrequentie
1,70 1,65 1,60 1,55 1,50 1,45
2003
2004
1 Onder gravida wordt verstaan: verlof in verband met zwangerschap en bevalling
2005
2006
68 III. Verslag raad van bestuur
Hoewel de gemiddelde verzuimfrequentie ten opzichte van 2003 is gestegen, is het verzuimpercentage gedaald, dit betekent dat het aantal ziekmeldingen weliswaar is gestegen, maar ook dat de gemiddelde verzuimduur nog sterker is gedaald. Vooral het lang en middellang verzuim daalden de afgelopen jaren. Dat is ook af te lezen uit onderstaande grafiek waarin het aandeel van de verschillende verzuimduurperioden in het verzuimpercentage is weergegeven. Verzuimperioden en aandeel in totaal verzuimpercentage
8 7 6 5 4 3 2 1 0
2003
■ > = 2 jaar ziek ■ 1 - 2 jaar ■ 4 maanden - 1 jaar
2004
2005
2006
■ 7 weken t/m 3 maanden ■ 3 t/m 6 weken ■ 0 t/m 2 weken
lustrum 2005 6: wetenschappelijk congres
11 Waardering maatschappij
Ook in 2006 zijn verdere stappen gezet om het thema maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen VUmc verder vorm te geven. Dit is ook in de bouw terug te vinden. Zo is bijvoorbeeld bij de verbouwing van het nieuwe restaurant gekozen voor het gebruik van duurzame en eerlijke materialen en is het assortiment aangepast. Er zijn nu vooral biologische producten in het restaurant verkrijgbaar. Een ander voorbeeld van duurzaam bouwen is de verbouwing van de stafvleugel in het ziekenhuisgebouw. Hier is gekozen voor een systeem waarbij de inrichting van de ruimten flexibel is. Alle wanden zijn verplaatsbaar en herbruikbaar. Bij investeringen in de bouw wordt nadrukkelijk gekeken naar de kosten gedurende de levenscyclus van een gebouw(deel). Een extra investering in de bouwfase kan in de exploitatie zorgen voor aanzienlijk lagere kosten. Patiëntendagen Ook op andere vlakken blijkt dat VUmc haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus neemt. Zo zijn er in het kader van de viering van het eerste lustrum zes patiëntendagen georganiseerd aan de hand van de onderzoekszwaartepunten van VU medisch centrum: bewegen, diabetes, hematologie, Alzheimer en MS, hart & vaten en oncologie. Elke patiëntendag kreeg een eigen invulling, afhankelijk van de doelstelling werd het een inhoudelijke dag, een dag met vermaak, een hernieuwde kennismaking tussen patiënten en medewerkers van VUmc of een combinatie. Er waren bijeenkomsten met lezingen, workshops, demonstraties, rondleidingen en ook voordrachten waaraan bekende Nederlanders een bijdrage leverden. Zo las auteur J.J. Voskuil voor uit zijn boek ‘De moeder van Nicolien’ over een vrouw met voortschrijdende dementie tijdens de patiëntendag hersenen. De patiëntendagen werden druk bezocht en zo bleek uit de evaluaties hoog gewaardeerd door patiënten. De doelstelling van de patiëntendagen, patiënten laten zien wat vijf jaar VUmc heeft opgeleverd en de ambities voor de toekomst, werd daarmee behaald. De patiënten dagen kregen vervolg. In september 2006 werd de patiënten terugkomdag van de kinder-intensive care druk bezocht. In juni 2007 staat een patiëntendag voor de IC volwassenen op het programma. Future expedition Ook de ontwikkeling van jeugd en ze te interesseren voor een baan in de zorg beschouwt VU medisch centrum tot een van haar maatschappelijke taken. Via het project Future expedition Amsterdam maken VMBO leerlingen (3e jaar, theoretische leerweg) op een actieve en interactieve manier kennis met techniek, zodat ze dit kunnen meenemen in hun keuzeproces voor een vervolgopleiding. Ze kunnen ervaren dat techniek overal aanwezig en onmisbaar is en bovenal zelf beleven hoe leuk het is om in de techniek te werken. VU medisch centrum bood de scholieren een Expedition aan om kennis te maken met techniek achter de schermen van een groot academisch ziekenhuis.
Nieuwsflits Augustus 2006 Doctor 2 Doctor project van start VU medisch centrum start samen met de KLM het Doctor 2 Doctor project. Doel is om onze kennis op het gebied van kindergeneeskunde over te dragen aan artsen in ontwikkelingslanden. Als eerste is het Moi Teaching and Referral Hospital in Eldoret, Kenia uitgekozen. Dit ziekenhuis is ongeveer even groot als VUmc en dient ook als opleidingsinstituut. Kinderartsen van VUmc zullen steeds gedurende enkele weken in Eldoret verblijven om de artsen ter plekke te trainen.
III. Verslag raad van bestuur
Maatschappelijke verantwoordelijkheid
69
70
Nieuwsflits
III. Verslag raad van bestuur
September 2006 Diabeteszorg verbeterd Sinds de invoering van het Diabetes Zorgsysteem West-Friesland in 1997 is het aantal diabetesgerelateerde amputaties in die regio met meer dan 50% gedaald, meldt Giel Nijpels, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan VUmc, tijdens zijn oratie. Hij startte deze multidisciplinaire aanpak voor diabetespatiënten, omdat de traditionele huisartsenzorg onvoldoende is ingesteld op patiënten met chronische aandoeningen. In het zogenaamde Diabetes Management Model is sprake van een betere coördinatie en intensievere patiëntenbegeleiding. Ook is de rol van arts, verpleegkundige en patiënt aangepast.
Leerlingen konden zien welke techniek wordt gebruikt bij een nierdialyse en hun eigen bloeddruk meten. Ze mochten ook meekijken met een hartoperatie en het maken van een echografie. Toenmalig wethouder onderwijs van Amsterdam Aboutaleb gaf het goede voorbeeld. Hij trok een doktersjas aan om met een operatierobot een virtuele operatie uit te voeren. Vijf leerlingen van verschillende Amsterdamse VMBO-scholen assisteerden hem hierbij. Future Expedition Amsterdam wordt georganiseerd door het Regionaal TechnoCentrum Amsterdam (RTCA). Campus Nieuw West Een soortgelijk initiatief is Campus Nieuw West. Een Amsterdams project waarin bedrijven samenwerken om jongeren van 8-16 jaar uit achterstandswijken (zoals Amsterdam Nieuw West) kennis te laten maken met de mogelijkheden op de arbeidsmarkt en de vaardigheden die daarvoor nodig zijn en op die manier hun ontwikkeling te stimuleren. VUmc ontving in 2006 tijdens een bliksemstage een 3 VMBO-T klas met het profiel zorg en welzijn. Doel van zo’n bliksemstage is om scholieren kennis te laten maken met een mogelijk toekomstig beroep. De scholieren hoefden niet alleen te luisteren, ze konden daadwerkelijk hun handen uit de mouwen steken. Zo bekeken ze na een rondleiding door de laboratoria hun eigen haren onder een microscoop, leerden ze een bed te verschonen terwijl hun docent erin lag, oefenden ze met een patiëntenlift en konden ze met behulp van speciale lampen zien of hun handen na het wassen echt bacterie vrij waren. In het schooljaar 2007-2008 komen nog drie scholen een bliksemstage doen binnen VU medisch centrum. Doctor 2 Doctor Ook buiten de landsgrenzen ondersteunt VU medisch centrum de ontwikkelingen op het gebied van patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs. Zo startte in 2006 het sympathieke project Doctor 2 Doctor. Een initiatief waarbij kinderartsen van VUmc collega’s in Kenia helpen om de gezondheidszorg structureel te verbeteren. De VUmc-kinderartsen scholen, trainen en coachen ter plekke artsen en verpleegkundigen. Met de kennis en vaardigheden die VUmc kinderartsen overdragen, zijn de plaatselijke artsen in staat de gezondheidszorg structureel op een hoger peil te brengen. Het ziekenhuis waarmee VUmc samenwerkt, is het Moi Referral and Teaching Hospital in Eldoret, Kenia. Kleinere ziekenhuizen uit de regio verwijzen naar het Moi, het verzorgingsgebied omvat zo’n 13 miljoen mensen. Het is bovendien een opleidingsziekenhuis met behoorlijk wat faciliteiten. Tsunami De tsunami die eind 2004 veel slachtoffers maakte in Zuidoost Azie leidde in VUmc tot een spontane inzamelingsactie onder medewerkers. De eerste concrete resultaten werden in 2006 zichtbaar. De inzamelingsactie ‘VUmc voor Sri Lanka’ leverde driekwart ton euro op. Twee jaar lang schonken 220 medewerkers elke maand een bedrag van hun salaris aan het Sri Lanka project en ook enkele stichtingen doneerden geld. Hiervan zijn vrij snel na de verwoestende tsunami kleinschalige projecten gesteund, zoals een waterput en medicijnen. Er werd ook een grootschalig project gevonden ter ondersteuning: de
Firewall Als onderdeel van haar maatschappelijk taak bij rampenoefening deed VUmc mee aan de oefening Firewall. VUmc presteerde goed tijdens deze oefening waarbij ook de politie, brandweer en de medewerkers van de Geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen GHOR aan meededen. De logistiek na de triage van de LOTUS-slachtoffers verliep, voor zover werd nagegaan, uitstekend. Met inzet van bedrijfshulpverleners konden stabiele slachtoffers, waarbij geen onmiddellijke actie is vereist, voor behandeling naar de polikliniek worden gebracht. Voor de meer ernstige gewonden waren, na doorverwijzing van de OK en IC afdelingen, ook opvangplekken op een speciaal daarvoor ingericht zorgeenheid beschikbaar.
lustrum 2005 6: Open dag
71 III. Verslag raad van bestuur
bouw en inrichting van een medisch centrum als onderdeel van een ‘centre of excellence’ in een dorp dat volledig is weggevaagd door de tsunami. Het geld van VUmc is besteed aan de bouw van een moderne kliniek en de benodigde apparatuur. Op het terrein komen verder een aantal scholen, een kunstnijverheidswerkplaats voor vrouwen, sportvelden en een computerlokaal. Het medisch centrum valt onder de universiteitskliniek uit de hoofdstad Colombo en bestaat uit verschillende afdelingen: algemene interne, kindergeneeskunde, psychiatrie, kleine chirurgie, verloskunde, en tandheelkunde. Vooral de aandacht voor psychiatrie is opmerkelijk. Door de tsunami zijn met name veel kinderen getraumatiseerd en angstig. Van het geld dat resteert, kan nog zes maanden de exploitatie worden bekostigd. Daarna moet het medisch centrum zelfstandig verder kunnen. De band met VUmc zal blijven. Verpleegkundigen en artsen kunnen er op vrijwillige basis werken.
72
Milieu
III. Verslag raad van bestuur
Wat betreft milieu lag in 2006 de aandacht vooral op twee onderwerpen. Enerzijds het realiseren van randvoorwaarden om een flexibele milieuvergunning te krijgen, anderzijds het verder vormgeven van de infrastructuur in VUmc rondom arbo en milieu. Eind 2006 is besloten tot de oprichting van een VUmc-brede themawerkgroep ‘Arbo- en milieucoördinatoren’. Vertegenwoordigers uit alle clusters en arbo- en milieudeskundigen nemen hieraan deel. Aan de hand van een door de managers bedrijfsvoering goedgekeurd projectplan werkt deze groep aan het behalen van concrete resultaten op het gebied van arbo en milieu. Deze resultaten worden afgeleid van het meerjarenbeleidsplan en houden verband met de aanwezigheid van actuele Risico Inventarisatie en Evaluaties (RIE’s), actuele milieuregisters, actuele milieujaarplannen en prestatie-indicatoren om milieureductie inzichtelijk te maken. Activiteiten zullen dan verder worden gekoppeld aan de normen van de kwaliteitssystemen, waaronder audits en het handboek milieu.
Commissie medische ethiek De commissie medische ethiek (CME) houdt zich bezig met algemeen medisch-ethische kwesties in VU medisch centrum. Zij brengt hierover advies uit aan de raad van bestuur. In 2006 waren er tien vergaderingen. De onderwerpen liepen uiteen van eiceldonatie, Intracytoplasmatische Sperma Injectie (ICSI), het beleid bij onverzekerde patiënten, levensbeëindigend handelen bij ernstig lijdende gehandicapte pasgeborenen tot euthanasie. Over euthanasie bracht de CME de Gedragslijn voor artsen en verpleegkundigen van VU medisch centrum uit. Dit was een herziene versie van een stuk uit 1997. Om tot een goede verandering te komen, discussieerde de CME onder andere over de rol van het dagelijks bestuur van de afdeling bij euthanasie, de rol van de arts-assistent en de rol van de familie. Verder besprak zij de neiging van artsen om euthanasie te ontlopen, de vraag in hoeverre de arts euthanasie ter sprake mag brengen bij een patiënt en de rol van de verpleegkundige. Zij vroeg zich ook af in welke omstandigheden een patiënt depressief mag zijn als hij een in te willigen verzoek om euthanasie doet, en welke rol een schriftelijke wilsverklaring kan spelen als een patiënt niet meer in staat is om zelf om euthanasie te vragen. Bij het aanbieden van de nieuwe gedragslijn aan de raad van bestuur in mei 2006 adviseerde de CME om bij euthanasie in VU medisch centrum altijd een SCEN-arts (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) als onafhankelijk arts te raadplegen. Die SCEN-arts zou óf iemand kunnen zijn van buiten VU medisch centrum, óf deel uit kunnen maken van een nog op te richten intern SCEN-team. Op het moment dat de gedragslijn opgesteld werd, waren er in VU medisch centrum drie artsen die de taak van onafhankelijk arts bij euthanasie meestal vervulden. De CME heeft liever dat dit er meer worden en dat er een groep artsen komt die speciaal getraind is voor dit werk. Om hun onafhankelijkheid te vergroten zouden zij via een bureau benaderd kunnen worden in plaats van individueel. De CME had nog een reden om te komen tot een onafhankelijk SCEN-team in VUmc: voor artsen is het vaak moeilijk om af te wegen of
Nieuwsflits September 2006 Grote subsidie voor MS onderzoek Het MS onderzoek van VUmc ontvangt een subsidie van een half miljoen euro voor onderzoek naar de ziekte Multiple Sclerose. De subsidie wordt verleend door de Stichting MS Research en loopt in eerste instantie tot 1 oktober 2007. Bij een positieve tussentijdse beoordeling wordt de subsidie met nog eens drie jaar verlengd, voor een totaal bedrag van 2 miljoen euro. Het onderzoek van het centrum richt zich op de vroege opsporing en behandeling op maat van MS. Als de diagnose vroeg gesteld wordt is de hersenschade nog beperkt.
Nieuwsflits
Uit onderzoek onder co-assistenten van VUmc blijkt dat zij veel leren tijdens de co-schappen in ziekenhuizen en instellingen. Op het symposium ‘Van Co tot pro’, georganiseerd voor en door co-assistenten, komt aan de orde wat goed is en wat beter kan tijdens de opleiding. Ruim 400 co-assistenten, opleiders, arts-assistenten en onderwijskundigen praten over de inrichting van de co-fase. Het is voor het eerst dat de co’s zo nauw betrokken worden bij de vorming en evaluatie van deze studiefase.
er al of niet euthanasie plaats moet vinden. Zij hebben nogal eens behoefte om daarover te praten, vooraf én achteraf. Ook hiervoor zou een SCEN-team belangrijk kunnen zijn. De raad van bestuur accepteerde het advies over het SCEN-team tezamen met de nieuwe gedragslijn.
Medisch Ethische Toetsingscommissie De Medisch Ethische Toetsingscommissie VU medisch centrum (METc VUmc) behoort met de andere METc’s van de academisch medische centra tot de grootste toetsingscommissies, waarbij per jaar meer dan 250 protocollen in behandeling worden genomen. Ten opzichte van 2005 is het aantal onderzoeksvoorstellen bij de METc, in 2006 met 43 toegenomen tot 292, te weten 118 protocollen met een WMO-oordeel, 73 protocollen met een WMO-advies en 42 protocollen met een nietWMO-advies. In 2006 heeft de METc VUmc een kwaliteitserkenning gekregen van de Nederlandse Vereniging van Medische Ethische Toetsingscommissies (NVMETC). Een visitatiecommissie van de NVMETC ging na of de METc aan de in de wet (WMO) genoemde voorwaarden voor toetsing van protocollen voldoet. Na de visitatie legde die visitatiecommissie aanbevelingen aan de commissie voor. De aanbevelingen zijn door de METc overgenomen en geïmplementeerd. Dit leidde tot de kwaliteitserkenning van de METc VUmc. Het professioneel opereren van een toetsingscommissie vereist dat werkwijze en werkprocessen van de commissie en haar secretariaat op transparante wijze vastgelegd zijn in een operationeel kwaliteitssysteem. De METc heeft in het verslagjaar de belangrijkste werkprocessen vastgelegd in Standard Operating Procedures (SOP's). De SOP's zijn geaccordeerd door de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek. Over de werkwijze van de METc heeft het secretariaat een klanttevredenheidsonderzoek onder 100 onderzoekers verricht. De onderzoekers bleken de objectiviteit en deskundigheid van de commissie te waarderen. Over de doorlooptijden was men minder tevreden; die werden in het algemeen als lang ervaren.
III. Verslag raad van bestuur
Oktober 2006 Tevreden co-assistenten
73
74 III. Verslag raad van bestuur
Nieuwsflits November 2006 Parelsnoer-project van start De acht UMC’s gaan van start met het opzetten van biobanken, waarin gegevens en materiaal van patiënten geanonimiseerd worden opgeslagen. Deze databanken kunnen vervolgens door alle onderzoekers worden gebruikt, zodat ze over veel meer klinische data beschikken dan de UMC’s ieder voor zich in huis hebben. Binnen het zogenaamde Parelsnoer-project zijn acht ziektebeelden gedefinieerd; ieder UMC speelt een voortrekkersrol bij één ziekte. De UMC’s hebben hiervoor een ESF-subsidie gekregen van 35 miljoen euro, voldoende om de kosten van de biobanken gedurende vier jaar te dekken.
12 Eindresultaten
In de financiële verantwoording is ten opzichte van voorgaande jaren sprake van een trendbreuk, omdat met ingang van 2006 in de jaarrekening van VUmc de jaarrekening van de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research (SCRR) te Amsterdam volledig is geconsolideerd. Ook de vergelijkende cijfers van 2005 zijn aangepast. De meerderheid van het bestuur van deze stichting wordt gevormd door vertegenwoordigers van VUmc. Deze stichting is voor 100 % aandeelhouder van de BV Cyclotron. Het eigen vermogen van SCRR was aan het begin van het boekjaar 2006 € 7,7 miljoen en het resultaat over 2005 was € 2,7 miljoen. Het resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening bedraagt € 5,3 miljoen positief (SCRR € 2,5 miljoen en VUmc € 2,8 miljoen). Hierdoor is het eigen vermogen gestegen tot € 27,8 miljoen (SCRR € 10,1 miljoen en VUmc € 17,7 miljoen). De reservepositie bedraagt 7 % van de som van het budget patiëntenzorg, rijksbijdrage en de netto omzet SCRR. Het voorzieningenniveau is gestegen van € 9,9 miljoen naar € 16,3 miljoen. Deze stijging is met name het gevolg van het treffen van voorzieningen rondom uitgestelde personeelsbeloningen zoals jubilea en wachtgeldverplichtingen (€ 5,1 miljoen). Met het inwerking treden van de richtlijn jaarverslaggeving 271 is dat verplicht geworden. De voorziening sociale- en reorganisatiekosten is verhoogd met € 2,2 miljoen in verband met de structureel in te vullen besparing efficiëntere bedrijfsvoering ingaande 2007. De totale baten zijn ten opzichte van 2005 met € 28,8 miljoen gestegen, daartegenover zijn de bedrijfslasten met € 29,5 miljoen gestegen. Ten opzichte van 2005 is er voor de totale patiëntenzorg een verhoging te zien van 7,2 %, dit komt overeen met € 19,9 miljoen. De overige bedrijfsopbrengsten stegen met € 6 miljoen. De personele kosten zijn ten opzichte van 2005 gestegen met € 10,3 miljoen. Deze stijging is vooral te zien bij personeel in loondienst (€ 9,3 miljoen) en de overige personele vergoedingen ( waaronder uitzendkrachten) stegen met € 1,5 miljoen. De sociale lasten daalden met € 4,2 miljoen en de andere personele lasten stegen daartegenover met € 3,7 miljoen. De salariskosten stegen door een hogere bezetting ( 44 fte’s) en een hogere gemiddelde personele last ( 3,6%). In de CAO was een salarisverhoging per 1 april 2006 afgesproken van 1,5% en een verhoging van de eindejaarsuitkering met 0,75% ( totale CAO-jaarlast 2006 ca. 2%). De rest is een gevolg van met name het anciënniteiteffect. De overige bedrijfskosten zijn met € 18,2 miljoen gestegen en deze stijging is het grootst bij de patiëntgebonden kosten (€ 10,4 miljoen) als gevolg de hogere productie en bij de algemene kosten (€ 4,1 miljoen). De resultaten van de in 2006 afgesloten onderzoeksprojecten is nihil geweest en achtergebleven bij het resultaat over 2005 (€ 2 miljoen), omdat er met het afsluiten van projecten met de nieuwe projectenmodule achterstanden zijn opgetreden. Op het resultaat zijn met name de volgende onderwerpen van invloed geweest: • doorwerking resultaten meerjaren bezuinigingsoperatie Gerichte Groei • verhoging budget patiëntenzorg met ca. € 17 miljoen door hogere productieafspraken en de prijscompensatie voor personele en materiele lasten • stringent personeelsbeleid waarbij de productiegroei gerealiseerd is zonder veel inzet van extra personeel • daarnaast zijn de zorgprocessen, de zorgcapaciteit, het personeel, de inkoop / logistiek / overige middelen en de ICT doorgelicht met als doel de (financiële én niet financiële) middelen efficiënter in te zetten.
III. Verslag raad van bestuur
Resultaten financieel beleid
75
76
Balans
III. Verslag raad van bestuur
In het kader van de richtlijn RJ 271 ( voorzieningen sociaal beleid) zijn alle daarvoor aangewezen voorzieningen volledig gevormd, te weten voor de seniorenregelingen € 4 miljoen, voor de wachtgeldverplichtingen € 3 miljoen en voor jubilea € 2,1 miljoen. De invoering van het nieuwe factureringsstelsel op basis van afgesloten DBC’s had in 2005 tot gevolg dat er per balansdatum een financieringstekort ontstond van € 51,6 miljoen. De voorgeschreven declaratietarieven en het toegestane opslag (sluit) percentage waren te laag vastgesteld. De onderdekking 2005 is in een keer gedeclareerd aan de verzekeraars en in 2006 ontvangen. De forse verhoging van het opslagpercentage in 2006 tot 152% heeft geleid tot een overdekking per ultimo 2006 van € 48,6 miljoen. Deze overdekking zal in de mei/juni van 2007 weer aan de verzekeraars worden terugbetaald. Het opslagpercentage is inmiddels in 2007 naar beneden bijgesteld tot 58 % en een aanvraag tot verlaging naar 49% is ingediend bij de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De post schulden op korte termijn is in 2006 met € 74 miljoen gedaald tot € 86 miljoen. Dit komt doordat de schuld aan de banken in rekening –courant per ultimo 2005 ad. € 82 miljoen is omgeslagen in een kleine positieve bankstand eind 2006.
Reservepositie De consolidatie met de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research en het positieve resultaat van 2006 zorgen voor een aanzienlijke versterking van de reservepositie. Het eigen vermogen is nu 7% van de som van het budget patiëntenzorg, rijksbijdragen en de omzet SCRR. Om financiële tegenvallers te kunnen opvangen, mede door de introductie van marktwerking, is het doel om eind 2012 dit percentage op 12 % te hebben.
13. Hoofdlijnen van beleid 2007
Samenwerking met VU Windesheim VUmc werkt mee aan de wijziging van de governancestructuur van de gezamenlijke rechtspersoon van VUWindesheim en VUmc (de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek). Deze wijziging faciliteert een betere afstemming en coördinatie van de strategie van de verschillende instellingen en maakt het mogelijk een moderne levensbeschouwelijke vereniging vorm te geven.
Netwerkontwikkeling De raad van bestuur zal de samenwerking met de GGZ instelling Stichting Buitenamstel Geestgronden verder intensiveren. Onderzocht wordt welke inhoudelijke speerpunten een dergelijk samenwerkingsverband zou moeten hebben en op welke wijze dit bestuurlijk-organisatorisch vorm gegeven moet worden. Een soortgelijk traject is ook met het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) aan de orde. In 2007 zal naar verwachting de besluitvorming over een intensieve bestuurlijke samenwerking afgerond kunnen worden.
Innovatie medische vervolgopleidingen In een meerjaren inspanning zal zowel landelijk als in VUmc gestreefd worden naar een modernisering van de medisch-specialistische vervolgopleidingen. Parallel daaraan investeert VUmc in verdere docentprofessionalisering, onderzoek van onderwijs en een gestructureerd kwaliteitsbeleid. Dit alles zal mede vorm krijgen in nauwe samenwerking met de partnerziekenhuizen in de regio. VUmc heeft de ambitie als regionaal expertisecentrum te fungeren.
Technology Transfer Office (TTO) VUmc streeft gezamenlijk met de VU naar een groei van het aantal patenten en daaraan gerelateerde ondernemingen. Dit past in het landelijk beleid kennis te valoriseren en intensieve samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven te entameren. Het TTO faciliteert dit beleid met operationele ondersteuning bij patentaanvragen en het oprichten van bedrijven. Daarnaast richt het zich op scouting van mogelijk beschermenswaardige kennis en het begeleiden van onderzoekers bij het aanvragen van subsidies.
Kwaliteitsbeleid VUmc investeert ook dit jaar weer in het kwaliteitsbeleid in de zorg. Dit beleid wordt doorgezet en geborgd. De programma’s patiëntenlogistiek, –tevredenheid en –veiligheid alsmede professionele kwaliteit worden gecontinueerd. De organisatiebrede aanvraag voor NIAZ accreditatie wordt voorbereid.
III. Verslag raad van bestuur
in het jaarplan 2006-2007 zijn de hoofdlijnen van beleid uitgezet door de raad van bestuur. In dit hoofdstuk een korte schets.
77
78
Nieuwsflits
III. Verslag raad van bestuur
November 2006 Beste studenten onderscheiden VUmc stelt StudentenOnderzoeksprijzen in. Met dit initiatief wil de faculteit het belang van de wetenschappelijke stage accentueren. Het gaat om drie prijzen: twee voor de beste wetenschappelijke stages geneeskunde (beste mondelinge presentatie en beste posterpresentatie) en een voor de beste wetenschappelijke stage van de masteropleiding oncology.
Reputatiemanagement Dit beleid is gericht op het systematisch en gestructureerd in kaart brengen van en sturen op factoren die bijdragen aan de reputatie van de organisatie. Dit richt zich op verschillende stakeholders van het VUmc, met name patiënten en verwijzers. Een goede reputatie is onontbeerlijk, net als het bereiken van een krachtige positie in de regio en het netwerk waarbinnen VUmc opereert.
Management development In 2007 wordt dit instrumentarium breed aan leidinggevenden ter beschikking gesteld. Het programma faciliteert het verdere proces van organisatieontwikkeling. Tevens zal aandacht besteed worden aan een specifiek MD programma voor het werkplekmanagement. De raad van bestuur is erkentelijk voor het door de raad van toezicht in hem gestelde vertrouwen. Aan alle medewerkers spreekt de raad van bestuur zijn dank en waardering uit voor hun bijdrage aan het behalen van het positieve bedrijfsresultaat en de vele prestaties op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg. 24 april 2007 drs. E.B. Mulder, voorzitter prof. dr. T.J.F. Savelkoul, vice-voorzitter prof. dr. W.A.B. Stalman, lid en decaan
Bijlage 1 HRM kengetallen 2006 VU medisch centrum1
79
Peildatum: 10 februari 2007
2004
2006
4.854
4.896
0,9%
3.329
3.370
1,2%
Onderwerp
Kengetal
2005
Functiebestand
VUmc, personeel: alle geldstromen
4.713
5.027
(in fte)
• patientgebonden personeel (a)
3.214
3.360
1.025
1.084
1.075
1.085
0,9%
313
315
305
295
-3,3%
40
41
40
32
-20,0%2
89
72
72
0,0%
122
32
3
• personeel algemeen- en administratieve functies (b) • personeel hotelfuncties (c) • personeel terrein- en gebouwgebonden functies (d) • verpleegkundigen in opleiding (e)
121
• personeel niet in loondienst • overig (in fte)
15
1
39
VUmc, personeel: 1e GELDSTROOM
4.162
4.467
4.279
4.282
0,1%
• patiëntgebonden personeel (a)
2.730
2.885
2.841
2.854
0,5%
961
1.009
994
1.000
0,6%
310
311
301
290
-3,7%
• personeel algemeen- en administratieve functies (b) • personeel hotelfuncties (c) • personeel terrein- en gebouwgebonden functies (d)
40
41
40
32
-20,0%
• verpleegkundigen in opleiding (e)
121
89
72
72
0,0%
119
31
3
• personeel niet in loondienst • overig (in fte)
14
31
VUmc, personeel 3e GELDSTROOM
547
555
573
614
7,0%
• patientgebonden personeel (a)
480
471
484
515
6,4%
63
76
82
85
-3,7%
3,6
4
4
5
25,0%
• personeel algemeen- en administratieve functies (b) • personeel hotelfuncties (c)
(in fte)
• personeel niet in loondienst
3
0
0
• overig
1
3
9
4.713
5.027
4.854
4.896
0,9%
239
277
310
324
4,5%
3.405
3.666
3.475
3.483
0,2%
164
168
145
144
-0,7%
VUmc totaal aantal medewerkers • AGIO-regioplan • NWP • WP doorstroom • WP promovendi
156
142
138
142
2,9%
• WP staf
748
774
786
804
2,3%
1 Voor de vergelijkbaarheid is ervoor gekozen om voor de jaren 2003 tot en met 2005 de gegevens uit de laatste - verbeterde en gevalideerde - versies van het managementinformatiesysteem (COGNOS) te gebruiken. Door systeemwijzigingen kunnen ten opzichte van de vorige jaarverslagen (lichte) afwijkingen ontstaan. 2 De daling van het aantal medewerkers in terrein- en gebouwgebonden functies van 40 naar 32 (20%) is vooral toe te schrijven aan technici die in verband met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd uit dienst zijn gegaan.
III. Verslag raad van bestuur
2003
Verschil in % 20062005
80 III. Verslag raad van bestuur
Onderwerp (in fte)
Kengetal
2003
2004
2005
2006
83
78
70
59
Verschil in % 20062005
Aantal leidinggevend verplegend & verzorgend personeel in fte
-15,7%3
Aantal niet leidinggevend verplegend & verzorgend personeel
(in fte)
917
989
948
958
1,1%
Indirect personeel in fte (b + c + d)
1.377
1.441
1.421
1.412
-0,6%
Indirect personeel %
29,2%
28,7%
29,3%
28,8%
-1,5%
236
268
300
314
4,7%
456
331
305
309
1,3%
0
220
214
235
9,8%
Top 5 functies met meeste fte • arts-assistenten src (specialisten registratie commissie) • verpleegkundige • gespecialiseerd verpleegkundige • gespecialiseerd verpleegkundige interne zorg
(in fte)
0
179
173
184
6,4%
• medisch administratief medewerker
161
166
155
144
-7,1%
Aantal fte medici in schaalklasse:
642
677
689
709
2,9%
• 11A (arts-assistenten)
316
346
367
380
3,5%
30
26
22
24
9,7%
241
250
247
247
0,2%
• MS (medisch specialist) • UMS (universitair medisch specialist, nieuwe schaal per 1/1/2004) • HM4 (hoogleraren / medisch specialisten)
21
21
22
27
22,6%
34
34
31
30
-2,6%
loondienst
7.165
7.203
7.483
7.7114
3,0%
• patientgebonden personeel (a)
4.194
4.360
4.331
4.401
• HH5 (hoogleraren / afdelingshoofden) VUmc totaal, incl. personeel niet in
(hoofdelijk)
1,6%
• personeel algemeen- en 1.937
1.719
1.785
1.716
-3,9%
• personeel hotelfuncties (c)
administratieve functies (b)
452
460
449
420
-6,6%
• personeel niet in loondienst (d)
168
172
177
163
-7,9%
-19,0%
• personeel terrein- en gebouwgebonden functies (e)
(hoofdelijk)
42
43
42
34
• stagiares (f)
246
335
598
881
47,3%5
• verpleegkundigen in opleiding (g)
126
102
81
77
-4,9%
6.126
6.392
6.436
6.476
0,6%
419
444
434
407
-6,2%
5.708
5.948
6.003
6.069
1,1%
6,8%
6,9%
6,7%
6,3%
-0,4%
93,2%
93,1%
93,3%
93,7%
0,5%
VUmc totaal aantal medewerkers in loondienst hoofdelijk • aantal leidinggevenden • aantal niet-leidinggevenden • % leidinggevend • % niet leidingevend
3 De daling van het aantal leidinggevenden in de verplegende & verzorgende beroepen wordt vooral veroorzaakt door de daling van het aantal leidinggevend verpleegkundigen van enkele verpleegeenheden en IC-afdelingen. 4 Exclusief 26 (2005:24) medewerkers van de Stichting Centrum voor Radio – isotopen Research 5 De sterke stijging van het aantal stagiares is nog altijd het gevolg van een hoge instroom bij Huisartsengeneeskunde.
Kengetal
(hoofdelijk)
Leeftijdsopbouw van alle medewerkers in loondienst
2003
2004
2005
2006
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
tot 30 jaar
22,3%
21,6%
20,4%
21,0%
0,6%
30 tot 55 jaar
69,3%
68,9%
69,2%
68,3%
-0,9%
8,4%
9,5%
10,4%
10,7%
0,4%
30,0
32,0
29,7
30,1
1,4%
33,7
33,8
35,1
33,4
-4,9%
39,3
39,5
39,9
40,1
0,5%
42,6
42,8
43,4
43,9
1,3%
31,0
31,1
31,4
31,6
0,6%
>=55 jaar Gemiddelde leeftijd van medewerkers die in dienst zijn gekomen Gemiddelde leeftijd van medewerkers die uit dienst zijn getreden Gemiddelde leeftijd van een medewerker bij het VUmc Gemiddelde leeftijd van een vaste medewerker Gemiddelde leeftijd van een medewerker met tijdelijk dienstverband diensttijdverdeling van alle medewerkers in loondienst
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
<= 2 jaar
53,4%
37,2%
33,2%
32,1%
-1,0%
3–4
10,5%
26,0%
27,2%
15,0%
-12,2%6
5–6
5,7%
6,6%
8,4%
20,6%
12,2%
7–8
3,4%
3,8%
4,4%
5,3%
0,9%
9 – 10
3,1%
2,4%
2,8%
3,3%
0,5%
23,9%
24,0%
24,0%
23,7%
-0,3%
>= 10 jaar
In- en uitstroom (in fte)
Percentage mannen
35,1%
35,5%
35,6%
35,0%
-0,6%
Percentage vrouwen
64,9%
64,5%
64,4%
65,0%
0,6%
% tijdelijke contracten
28,0%
28,4%
29,6%
31,5%
1,9%
% vaste contracten
72,0%
71,6%
70,4%
68,5%
-1,9%
Deeltijdfactor
76,9%
76,8%
75,9%
76,6%
0,7%
% deeltijdcontracten
57,5%
58,6%
59,5%
58,9%
-0,6%
% voltijdcontracten
42,5%
41,4%
40,5%
41,1%
0,6%
746
722
630
748
18,7%
Instroom op basis van 1e geldstroom
613
594
493
590
19,7%
Instroom op basis van 3e geldstroom
132
126
137
158
15,3%
12,2%
11,3%
9,8%
11,5%
1,8%
Uitstroom VUMC
581
601
696
653
-6,2%
Uitstroom op basis van 1e geldstroom
466
474
577
520
-9,9%
Uitstroom op basis van 3e geldstroom
116
127
118
132
11,9%
9,5%
9,4%
10,8%
10,1%
-0,7%
Instroom VUmc
Instroomratio
(in fte)
Uitstroomratio
6 De daling in deze categorie wordt veroorzaakt door de groep medisch specialisten die met ingang van 1 januari 2001 van de VU naar VUmc overgingen. Vijf jaar na dato zitten ze in de diensttijdcategorie 5-6 jaar.
81 III. Verslag raad van bestuur
Onderwerp
Verschil in % 20062005
82 III. Verslag raad van bestuur
Onderwerp
Kengetal
2003
2004
2005
(in € 1.000)
Totale loonkosten (incl. soc. lasten en plusplaatsen)
€ 248.870
€ 274.957
€ 282.646
• niet wetenschappelijk personeel
€ 149.480
€ 163.620
• wetenschappelijk personeel staf
2006
Verschil in % 20062005
€ 289.6927
2,5%
€ 165.117
€ 169.435
2,6%
€ 73.715
€ 81.861
€ 86.241
€ 89.396
3,7%
• wetenschappelijk personeel doorstroom
€ 9.746
€ 10.238
€ 9.605
€ 9.593
-0,1%
• promovendi
€ 4.587
€ 4.572
€ 4.704
€ 5.184
10,2%8
• AGIO-regioplan
€ 11.341
€ 14.666
€ 16.979
€ 17.793
4,8%
• compensatie zwangerschaps- en € 1.710
bevallingsverlof Loonkosten-
Totaal looncomponenten
ontwikkeling
(incl. soc. lasten en pluspltsn)
€ 248.870
€ 274.957
€ 282.646
€ 289.6929
2,5%10
(in € 1.000)
• Salaris
€ 209.062
€ 242.713
€ 239.436
€ 228.784
-4,5%11
€ 7.429
€ 8.257
€ 8.032
€ 7.626
€ 928
€ 802
€ 641
€ 675
€ 20.589
€ 13.803
€ 26.090
€ 45.518
• Uitzendkrachten
€ 6.115
€ 4.775
€ 2.854
€ 3.820
33,9%
• Overig personeel niet in loondienst
€ 4.747
€ 4.608
€ 5.593
€ 4.979
-11,0%
• Toelage onregelmatige dienst • Overwerk • Toelage (incl. gratificatie)
-5,1% 3,3% 74,5%12
• Compensatie zwangerschapsen bevallingsverlof
-€ 1.710
Loonsomverdeling • Salaris
84,0%
88,3%
84,7%
79,0%
-5,7%
• Toelage onregelmatige dienst
3,0%
3,0%
2,8%
2,6%
-0,2%
• Overwerk
0,4%
0,3%
0,2%
0,2%
0,0%
• Toelage (incl. gratificatie)
7,9%
5,0%
9,2%
15,7%
-6,5%
-0,6%
• Compensatie zwangerschapsen bevallingsverlof
(in € 1.000)
0,0%
0,0%
0,0%
-0,6%
• Uitzendkrachten
2,5%
1,7%
1,0%
1,3%
0,3%
• Overig personeel niet in loondienst
1,9%
1,7%
2,0%
1,7%
-0,3%
€ 53
€ 56
€ 58
€ 59
1,7%
€ 44
€ 48
€ 49
€ 47
-4,1%
gemiddelde loonkosten in referteperiode per (ingezette) fte
(in € 1.000)
gemiddeld bruto salaris in referteperiode per fte
7 Exclusief € 1.648.253 (2005: € 1.689.593) personeelskosten van de Stichting Centrum voor Radio – isotopen Research. 8 De stijging van de loonkosten van AIO’s is het gevolg van invoering van de nieuwe schaal van de AIO’s waarbij per periodiek de salariskosten hoger zijn geworden. 9 Exclusief € 1.648.253 (2005: € 1.689.593) personeelskosten van de Stichting Centrum voor Radio–isotopen Research 10 De stijging van de totale loonkosten met 2,5% in de referteperiode is voornamelijk het gevolg van de extra kosten voor de bij CAO afgesproken salarisverhoging van 1,5% per 1 april 2006, het anciënniteitseffect (door een verminderde mobiliteit schuiven zittende medewerkers langzaam verder op naar het einde van de schaal), de extra kosten door herwaardering van functies in het kader van het nieuwe functiewaarderingssysteem FuWaVAZ en de stijging van de loonkosten voor AIO’s 11 De daling houdt verband met het feit dat de vakantietoelage (2006: € 19,8 mlj.) sinds 2006 is ondergebracht in de rubriek ‘Toelage’ en niet meer in ‘Salaris’. 12 De sterke toename van het bedrag van toelagen is voornamelijk het gevolg van: de boeking van de vakantietoelage in ‘Toelage’ (zie noot 11) en de uitbetaalde gratificaties in verband met FuWaVAZ (van € 1,4 naar € 1,8 milj.). Omdat de functiewaardering voor verschillende functies met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2003 is ingegaan zijn deze in de vorm van gratificaties uitbetaald.
Ziekteverzuim
Kengetal
2003
2004
2005
2006
-3,6%
Meldingsfrequentie (aantal keer ziek gemeld per periode)
1,60
1,55
1,68
1,62
Aantal ziekmeldingen in periode totaal
9.598
9.353
9.787
9.572
-2,2%
Ziektepercentage (totaal)
7,22%
6,48%
6,12%
5,69%
-0,43%
Ziekteverzuim (< 1 jr ziek)
4,82%
4,47%
4,08%
3,98%
-0,10%
Langziek (>= 1 jr ziek)
1,42%
1,17%
1,03%
0,71%
-0,32%
Gravida
0,98%
0,84%
1,01%
1,00%
-0,01%
Kort verzuim (< 1 jr) VUMC
4,82%
4,47%
4,08%
3,98%
-0,10%
CL-1
3,92%
3,60%
3,67%
3,77%
0,10%
CL-2
4,16%
3,23%
3,24%
3,16%
-0,08%
CL-3
4,63%
4,56%
4,18%
3,83%
-0,35%
CL-4
5,47%
5,48%
4,72%
4,51%
-0,20%
CL-5
4,14%
3,48%
3,72%
3,88%
0,16%
CL-6
3,47%
3,60%
2,97%
4,00%
1,03%
Fac.bedrijf
9,20%
9,03%
5,35%
5,33%
-0,02%
Stafdiensten
3,72%
2,57%
3,21%
1,69%
-1,51%
83 III. Verslag raad van bestuur
Onderwerp
Verschil in % 20062005
84
Ontwikkeling fte alle geldstromen exclusief flexpool Maandelijkse ontwikkeling fte
Gemiddelde fte in referteriodes
III. Verslag raad van bestuur
5000 4950 4900 4850 4800 4750 4700
01-2004
07-2004
01-2005
07-2005
01-2006
07-2006
In september 2006 zijn zo’n 69 fte aan flexpoolers in dienst gekomen van het VUmc. Voor een betere vergelijking is deze groep in de grafiek buiten beschouwing gelaten.
Nieuwsflits December 2006 Sneller Beter werkt Tijdens de nationale praktijkdag Sneller Beter op 11 december staan de kwaliteitsverbeteringen binnen VU medisch centrum centraal. Zo is op de afdeling neurochirurgie en orthopedie het percentage decubitus (doorligwonden) meer dan gehalveerd en vindt de antibiotica switch nu bij 82% van de patiënten op tijd plaats, terwijl dat daarvoor 35% was. Op de helft van de poliklinieken kunnen patiënten binnen een week terecht. Demissionair minister Hoogervorst was een van de vele gasten bij deze bijeenkomst.
Bijlage 2 Eindresultaten productie
85
Onderwijs en opleidingen
Opleiding geneeskunde - reguliere instroom propedeuse - instroom Noorse studenten in propedeuse - instroom hogere studiejaren (vnl. buitenlandse artsen) - instroom tandartsen voor verkort doctoraalprogramma
Jaar
Jaar
Jaar
Jaar
Jaar
06 - 07
05 - 06
04 –05
03 - 04
02 - 03
350
350
350
350
324
-
-
-
8
7
5/6
8
10
10
10
-
2
4
5
5
29
15
19
20
12
- totaal aantal studenten
2267
2199
2031
1853
1705
- % vrouwelijke studenten
64%
63%
63%
62%
62%
47
339
343
290
- doctoraal diploma’s
242
210
177
170
- basisartsen
207
173
199
225
- instroom Honoursprogramma
- propedeusediploma’s
Klinisch specialistenopleidingen
2006
2005
2004
2003
- aantal opleidingen (erkend)
25
25
24
24
- aantal opleidingen (niet medisch)
14
14
14
9
- instroom (OOR VUmc)
108
100
90
82
- totaal aantal AIOS (OOR VUmc)
541
528
456
406
69
72
77
71
325
337
304
285
- instroom AIOS (VUmc) - totaal aantal AIOS (VUmc) - aantal afgestudeerden Huisartsopleiding - instroom - totaal aantal AIOS - aantal afgestudeerden Verpleeghuisartsopleiding
51
60
p.m.
51
2006
2005
2004
2003
58
59
56
59
60
178
175
176
177
177
56
55
2004
2003
2002 40
55
52
2006
2005
2002
- instroom
43
50
48
44
- totaal aantal AIOS
94
93
89
83
75
- aantal afgestudeerden
46
38
36
39
34 2002
PAOG cursus- en congresorganisatie
2006
2005
2004
2003
47 (4054)
57 (2977)
33 (2666)
41 (3169)
4 (1186)
7 (2241)
1 (1109)
4 (828)
06 - 07
05 - 06
04 –05
03 - 04
02 - 03
- instroom
22
25
16
28
18
- totaal aantal studenten
62
54
49
46
23
23
13
nvt
2006
2005
2004
2003
2002
- Bij- en nascholingscursussen.: aantal bijeenk./ (deeln.)
17 (573)
16 (535)
21 (590)
16 (513)
18 (533)
- Masteropleiding epidemiologie: aantal afgestudeerden
30
35
37
26
16
06 - 07
05 - 06
04 –05
03 - 04
02 - 03
- aantal nationale bijeenkomsten (deelnemers) - aantal internationale bijeenkomsten (deelnemers) Masteropleiding oncology
- aantal afgestudeerden Postinitieel masteronderwijs epidemiologie
Praktijkopleiding verpleegkunde - instroom HBO (duaal)/MBO (beroepsbegeleidende leerweg)
25
29
19
33
36
- instroom stagiaires verpleegkunde
48
45
±60
64
39
- aantal afgestudeerden HBO (VU variant en verkort duaal)
4
6
7
22
- aantal afgestudeerden MBO (verkort bbl)
5
11
14
38
Bijlage 2
Kengetallen onderwijs en opleiding
86 Bijlage 2
Kengetallen onderwijs en opleiding
Jaar
Jaar
Jaar
Jaar
Opleidingen Amstel Academie
2006
2005
2004
2003
- aantal cursisten paramedisch
285
308
325
320
- aantal cursisten intensieve zorg (IC e.d.)
170
168
186
160
- overige cursisten specialistische opleidingen
140
185
175
200
75%
75%
1386
900
630
500
- rendement - bij- en nascholing, deelnemers
Jaar
Bijlage 3 Legitimering academisch component
87
1. Definitie academische component
2. Doel legitimering / verantwoording en voor wie In het document “Legitimering academische component” zijn afspraken vastgelegd over de wijze waarop de UMC’s inzicht bieden in en verantwoording afleggen over de inzet van de middelen die worden ontvangen voor de academische component. Bij de huidige ontwikkelingen naar meer transparantie in de zorg past een heldere maatschappelijke verantwoording van de academische component. Zo is overeengekomen is dat de NFU ieder jaar per UMC achteraf inzicht zal bieden in de aanwending van middelen, onderscheiden naar de drie onderdelen. Voor wat betreft het blok opleidingen is afgesproken dat deze wordt betrokken in de discussie over het landelijk opleidingskader. De overige onderdelen TRF en O&I dienen dusdanig transparant te worden zodat sprake is van een maatschappelijke legitimering van de aanwending van de middelen. Behalve verantwoording over de benutting van de middelen is het van belang dat ondoelmatige aanwending en te eenzijdige inzet van de middelen wordt voorkomen. Daarnaast dient tijdig zicht te komen op de mogelijke doorwerking naar de reguliere zorg van de resultaten bereikt met de academische component. Het ministerie van VWS bepaalt de budgettaire omvang van de academische component en de ontwikkeling daarin. Voor het Ministerie van VWS is het van belang inzicht te krijgen in wat er op hoofdlijnen met de academische component wordt gedaan, wat is er te verwachten aan nieuwe zorg, hoe kwijten de UMC’s zich van hun academische taken en hoe geven zij hun regierol vorm. Daarnaast is het voor VWS van belang om te bezien of er accenten moeten worden gelegd gelet op de beleidsthema’s die VWS benadrukt zou willen zien, mede in relatie met activiteiten die gevraagd worden van ZonMW en of andere implementatie ondersteunende organisaties. Zorgverzekeraars maken weliswaar geen afspraken over de academische component, maar vanwege hun regierol en de nauwe relaties met de rest van de zorg willen zij wel degelijk op de hoogte en betrokken zijn bij de wijze van besteding van de middelen. Voor verzekeraars is het belangrijk om ten behoeve van hun inkoop van zorg in beeld te houden of patiënten die dat nodig hebben gebruik kunnen maken van de “last resort” functie. Om de betrokkenheid van verzekeraars en VWS goed vorm te geven is een goede legitimering door de UMC’s onontbeerlijk.
3. Wijze van verantwoording De academische component is als een vorm van lumpsumbekostiging vastgesteld. Dit is in lijn met het Convenant zoals gesloten tussen VWS, NVZ, Orde, ZN en NFU over de invoering van de DBC-systematiek. Dit is niet voor niets geweest. Bij TRF en I&O bestaat er geen eenduidig verband tussen de besteding van middelen en het resultaat. Voor de TRF geldt dat sprake is van gecompliceerde zorgvragen, die vaak zeldzaam zijn, zich presenteren in de vorm
Bijlage 3
De academische component bestaat uit drie blokken, te weten opleiding, topreferente zorg (TRF) en ontwikkeling en innovatie (O&I). De definitie en de landelijke omvang van de drie onderdelen (cijfers 2006) zijn als volgt: • Opleiding: Budget van landelijk circa € 44 mln, voornamelijk bedoeld voor het opleiden van medisch specialisten; • TRF: Budget van landelijk circa € 423 mln, bedoeld voor zeer specialistische patiëntenzorg gepaard gaande met bijzondere diagnostiek en behandeling. Het betreft een last resort functie waarbij het vaak om tertiaire verwijzing gaat (huisarts – algemeen ziekenhuis – academisch ziekenhuis); • O&I: Budget van landelijk circa € 122 mln. bedoeld voor de R&D-functie hetgeen betekent ontwikkelingen bedenken, uitproberen en testen. Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de direct patiëntgebonden zorg, organisatie van zorg, aspecten die met voeding te maken hebben of bijvoorbeeld patiëntenvoorlichting. Ook de exportfunctie van kennis behoort tot deze taken.
88 Bijlage 3
van meerdere problemen tegelijk en waarvan de behandeling een onvoorspelbaar verloop kent. Dit betekent dat protocollering niet altijd mogelijk is, de inzet van personeel en materieel per patiënt sterk kan verschillen en specifieke deskundigheid vraagt en deze inzet tevens moeilijk voorspelbaar is. Tot slot is het voor de TRF van belang dat infrastructuur en kennis beschikbaar zijn, ook al is een 100% efficiënte inzet niet haalbaar. Voor de O&I geldt min of meer hetzelfde. Deze functie leunt grotendeels op de aanwezige patiëntenzorg, het fundamenteel onderzoek, de cultuur en organisatie van een innovatief bedrijf. Synergie en integratie van activiteiten en personen is van belang bij het genereren van vraagstellingen, de ontwikkelactiviteiten zelf en het testen en toepasbaar maken ervan in de praktijk. Sommige ontwikkelingen behelzen nieuwe vormen van zorg, in andere gevallen is sprake van verbetering van bestaande behandelingen. Het “eindproduct” is daarmee niet altijd even afgebakend. Door deze kenmerken is een directe toerekening naar activiteiten alleen mogelijk tegen zeer hoge kosten. De kenmerken van zowel de TRF als de O&I functie belemmeren een parameterisering vooraf en een kostentoerekening achteraf. Toch dient een vorm van verantwoording te worden gezocht waarbij helder is dat de middelen maatschappelijk verantwoord zijn ingezet. In paragraaf 5 worden hiervoor indicatoren beschreven die inzicht geven in een legitieme besteding van de middelen. Allereerst wordt in paragraaf 4 de jaarlijkse legitimeringcyclus beschreven.
4. Cyclus Lokaal overleg
landelijke setting
verantwoording jaarrekening
In het kader van de landelijke setting heeft in oktober 2006 een werkconferentie plaatsgevonden. Hiermee is uitwerking gegeven aan een deel van de afspraken die met ZN en VWS zijn gemaakt over het verschaffen van inzicht in de besteding van de middelen. Tijdens de conferentie is een boek uitgereikt met de titel “Zeldzaam gewoon, grensverleggende geneeskunde voor topreferente patiënten”. In dit boekje hebben de UMC’s informatie gegeven over een bijzondere functie die zij in het Nederlandse bestel vervullen: de zorg voor topreferente patiënten. Aan de hand van 24 patiëntverhalen, verzameld uit acht UMC’s, wordt een beeld gegeven van wat topreferentie betekent, voor de patiënt en de zorgontwikkeling.
5. Onderwerp beschrijven In onderstaande tabel wordt per blok van de academische component de definitie en indicatoren (outputparameters) aangegeven. Voor een deel zijn dit indicatoren die voor alle UMC’s gelijk zijn (kwantitatieve parameters). Daarnaast zijn een aantal UMC specifieke indicatoren te noemen (kwalitatieve parameters).
Definitie
Outputparameters
Ontwikkeling en Innovatie (O&I) Kwantitatief (totaal € 122 mln.;
Kwalitatief
functie van de zorg. Dit betekent dat ontwikkelingen worden bedacht, uitgeprobeerd en uitge-
• Goedgekeurde METC projecten: 292 • Wetenschappelijke publicaties: 1953
De UMC’s doen onderzoek op alle op dit moment belangrijke thema's van life sciences research. Zij zijn daarin succesvol, zoals blijkt uit de analyse van het aantal en de kwaliteit van wetenschappelijke publica-
test. Deze ontwikkelingen heb-
• Vakpublicaties: 85
ties. Zij kunnen de concurrentie met de top van de
ben betrekking op de direct
• Promoties: 95
medische wetenschap volledig aan. Daarbij is niet iede-
patiëntgebonden zorg, maar ook
• Octrooiaanvragen: 11 (lopend)
re UMC actief op alle wetenschapsgebieden; er is spra-
bijvoorbeeld op de organisatie van de zorg. Ook de exportfunc-
ke van keuzes zodat een dynamisch systeem van con(cijfers: 2006)
tie van kennis behoort hiertoe.
currentie en complementariteit ontstaat. Waar elk UMC zich vooral op toelegt, kan het beste worden afgeleid uit de publicaties. Zwaartepunten van onderzoek komen tot uiting in de vorm van succesvol publiceren. Het signalement van elk UMC wordt aangegeven als de vijf gebieden van medische wetenschap met de hoogste en beste output.
De meest productieve wetenschapsgebieden van het VUmc zijn blijkens het NFU rapport “Onderzoek onderzocht”: 1. Oncology 2. Endocrinology & Metabolism 3. Clinical neurology 4. Neurosciences 5. Medicine, general
Voor voorbeelden van onderzoeksprojecten die ten laste van de academische component worden uitgevoerd, zie hoofdstuk 5 Management van processen onderzoek)
Topreferente zorg (TRF)
(totaal € 423 mln.; VUmc specifiek: 38.7 mln.)
Het is van groot maatschappelijk
Procesafspraak:
belang om vast te stellen of de
exacte gegevens over de toprefe-
topreferente zorg in Nederland
rente zorg, anders dan de sprei-
enerzijds voldoende is geconcen-
ding over de UMC’s, zijn nog niet
treerd en anderzijds wel vol-
te geven. De reden ligt in het nog
Reumapatiënten met complexe problemen worden
doende geografisch is gespreid.
niet beschikbaar hebben van een
steeds vaker poliklinisch behandeld. Nieuwe vormen
De concentratie is van belang
uniforme definitie. In het kader van
van zorg zoals inzet van reumaverpleegkundigen
voor de instandhouding van de
het opstellen van een nieuwe posi-
doen hun intrede. Recent onderzoek toonde aan dat
kennisinfrastructuur die nodig is
tioneringsnota voor de UMC’s door
poliklinische zorg uitgevoerd door reumatoloog en
voor deze vormen van zorg. En
VWS en OCW wordt gesproken over
gespecialiseerde verpleegkundige even effectief is en
• Voorbeelden uit conferentie legitimering academische component en boekje “zeldzaam gewoon”:
1. Een reumapatiënt
Bijlage 3
VUmc specifiek: 11.5 mln.)
O&I betreft de zogenaamde R&D-
89
90
Definitie
Outputparameters
Bijlage 3
de spreiding is van belang om
deze definitie. Zodra deze beschik-
goedkoper dan klinische zorg door een multidiscipli-
deze vormen van zorg ook
baar is, zal in meer kwantitatieve
nair team. Dergelijke faciliteiten voor klinische zorg
bereikbaar te laten zijn voor
zin zicht worden geboden op de
dien wel behouden te blijven voor patiënten in slech-
iedere Nederlander.
topreferente zorg.
te conditie en patiënten die intensieve verpleegkun-
Om zicht te hebben en te hou-
De minister van VWS heeft de posi-
den op de concentratie en sprei-
tioneringsnota van universitair
ding van topreferente zorg in
medische centra aan de Tweede
Over de etiologie van Genderidentiteitsstoornis (GIS)
Nederland, start de NFU met een
Kamer aangeboden.
is weinig bekend en de behandeling relatief nieuw.
dige en medische zorg nodig hebben.
2. De zorg van genderdysfore patiënten
TRF-internetportal voor patiënten
De ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden en
en verwijzers. Via dit portal kun-
vergroting van de kennis over etiologie en behande-
nen zij topreferente patiënten
ling zijn onontbeerlijk voor goede zorg. Leden van
verwijzen naar het UMC, dat in
het VUmc genderteam worden met regelmaat gecon-
de gewenste topreferente functie
sulteerd door collega’s uit binnen- en buitenland en
uitblinkt. Verder wil de NFU aan
bouw specifieke expertise op door eigen onderzoek.
VWS voorstellen een audit-com-
Zonder een duidelijke bundeling van de zorg binnen
missie in te stellen, die in elk
één centrum is het niet mogelijk om dit multidiscipli-
UMC een beeld moet vormen van
naire en complexe onderzoek te doen.
de herkomst van de patiënten en die een deskundig oordeel moet
3. Surmenage
geven op de vraag of het een
Dementiediagnostiek is een multidisciplinair proces
topreferente patiënt betreft.
waarbij hoog gekwalificeerd personeel en speciale
Daarmee geeft de audit-commis-
technologie en know how is vereist. De zorg en dia-
sie dus zicht op de omvang van
gnostiek van dementie, met name op jonge leeftijd,
het aantal topreferente patiënten
vereist een gestructureerde aanpak, waarbij de dia-
per UMC. En tenslotte stelt de
gnostiek het vertrekpunt van goede zorg moet zijn.
NFU voor om onder regie van de
Tevens kunnen wetenschappelijk onderzoek en
genoemde audit-commissie de
patiëntenzorg in een academische setting goed
gegevens over topreferente zorg
gecombineerd worden zonder enige belasting voor
centraal te verzamelen.
de patiënt. Het op gestructureerde wijze verzamelen van gegevens bij iedere patiënt maakt optimale zorg
Deze initiatieven zal de NFU aan
en onderzoek mogelijk en levert logistieke winst op.
OCW en VWS presenteren in het kader van het opstellen van een
• Binnen de NFU is het idee ontstaan om een portal te
nota, waarmee beide departe-
ontwikkelen voor TRF-functies binnen de UMC’s,
menten aan de Tweede Kamer de
bestemd voor verwijzers en patiënten.
bijzondere positionering van de UMC's in het nieuwe zorgbestel willen toelichten.
Definitie Opleiding
Outputparameters (totaal € 44 mln. VUmc
• Regio-opleiding
Beschrijving skillslab
bedoeld voor de specifieke aca-
Vervolgopleiding tot
Het Skillslab is bij uitstek een vorm van praktisch
demische (regionale) taken.
- Intensive Care Verpleegkundige
vaardigheidsonderwijs gericht op het aanleren van
- Cardiac Care Verpleegkundige
algemene en specialismegebonden competenties
- Medium Cardiac Care Verpleeg-
zoals vastgelegd in de besluiten van het CCMS. Een
de academische component is
kundige
eerste landelijke inventarisatie van deze voorzienin-
- Neonatologie Verpleegkundige
gen heeft o.a. gediend als input voor het NFU-boekje
- Intensive Care Neonatologie
‘OOR-zaak en gevolg’.
Verpleegkundige - Intensive Care Kinderverpleegkundige - High Care Kinderverpleegkundige - Spoedeisende Hulp Verpleegkundige - Kinderverpleegkundige
Om tot een ontwerp te komen voor afstemming van deze veelal dure voorzieningen binnen de onderwijsen opleidingsregio (OOR) staat het onderwerp opnieuw hoog op de agenda. Hiertoe komt dit onderwerp in alle gesprekken met de partnerziekenhuizen aan bod en is in het VUmc een brede inventarisatie gestart om de specifieke academische rol gestalte te geven.
- Obstetrie en Gynaecologie Verpleegkundige
Beschrijven regiofunctie
- Oncologie Verpleegkundige
De onderwijs- en opleidingsregio OZON is het struc-
- Neuro Verpleegkundige
turerend overleg tussen VUmc en de partnerzieken-
- Dialyse Verpleegkundige
huizen voor de planning van capaciteit en inhoudelij-
- Dialyse Assistent
ke afstemming en samenhang. Vanwege de verantwoordelijkheden voor zowel de initiële opleiding als
Leertraject tot
de medisch specialistische vervolgopleidingen heeft
- High Care Verpleegkundige
het VUmc een coördinerende rol. De planning van
- Medium Care Recovery
het aantal onderwijsplaatsen vormt onderdeel van de
Verpleegkundige
affiliatiecontracten welke het VUmc met haar partner-
- Medium Care Verpleegkundige
ziekenhuizen afsluit. De afstemming rond de ver-
- High Care Neonatologie
volgopleidingen vindt plaats via regulier overleg van
Verpleegkundige
de regiegroep OZON en bilateraal overleg tussen de betrokken raden van bestuur, waarbij voor wat
Opleiding tot
betreft de opleidingscapaciteit de afspraken jaarlijks
- Operatie-assistent
wordt vastgelegd in een regioplan.
- Operatie-assistent tweede deskundigheidsniveau - Anesthesie medewerker - Radiodiagnostisch laborant - Medewerker Zorgadministratie - Ambulance Verpleegkundige - Ambulance chauffeur
1 Na invoering van het opleidingsfonds blijft een lager bedrag achter.
Bijlage 3
specifiek: 4.3 mln.)1
Het onderdeel dat achterblijft in
91
mr. O.G.A. van der Beek secretaris
prof.dr. W.A.B. Stalman lid en decaan
prof.dr. T.J.F. Savelkoul vice-voorzitter
drs. E.B. Mulder voorzitter
raad van bestuur
bedrijf
facilitair
drs. K.W. Stegenga directeur facilitair bedrijf
drs. F.R. Rakers projectdirecteur huisvesting
mw. prof.dr. J.A.A.M. van DiemenSteenvoorde directeur onderwijs
C.J.H. Buren MBA, RC directeur financiën
mw. drs. E. Baars directeur personeel en organisatie
stafdirecteuren
• anatomie en neurowetenschappen • keel-, neus- en oorheelkunde • mondziekten en kaakchirurgie • neurochirurgie • neurologie • oogheelkunde • plastische chirurgie • psychiatrie • revalidatiegeneeskunde anesthesiologie cardio-thoracale chirurgie cardiologie fysiologie heelkunde intensive care volwassenen • orthopedie • urologie
• • • • • •
klinische en poliklinische zorgeenheden spoedeisende hulp
divisie IV
prof.dr. P. Heutink onderzoekinstituut voor klinische en experimentele neurowetenschappen (ICEN)
prof.dr. G.J. Lankhorst onderzoekinstituut MOVE
prof.dr. P.C. Huijgens VU medisch centrum onderzoekinstituut voor kanker en immunologie (V-ICI)
prof.dr. V.W.M. van Hinsbergh onderzoekinstituut voor cardiovasculaire research (ICaRVU)
prof.dr. J. Brug onderzoekinstituut voor extramuraal geneeskundig onderzoek (EMGO)
directeuren onderzoekinstituten
• kinderchirurgie • kindergeneeskunde • klinische genetica en antropogenetica • medische psychologie • verloskunde & gynaecologie
klinische en poliklinische zorgeenheden dienst medisch maatschappelijk werk
klinische en poliklinische zorgeenheden
klinische en poliklinische zorgeenheden dienst diëtetiek en voedingswetenschappen
• algemene inwendige geneeskunde • dermatologie • endocrinologie • geneeskundige oncologie • hematologie • longziekten • maag-, darmen leverziekten • nefrologie • nucleaire geneeskunde en PET research • reumatologie
divisie III
divisie II
raad van bestuur
divisie VI divisiebestuur: voorzitter prof.dr. W.A.B. Stalman (a.i) vice-voorzitter vacant manager bedrijfsvoering drs. F.J.M. Tolsma
divisie V divisiebestuur: voorzitter prof.dr. B.J. Slotman vice-voorzitter prof.dr. C.J.L.M. Meijer manager bedrijfsvoering mw. drs. F. Barbieri divisiebestuur: voorzitter prof.dr. A.R.J. Girbes vice-voorzitter prof. dr. B.L.H Bemelmans manager bedrijfsvoering M.F. Caljouw zorgmanager B.C. Nijman
divisiebestuur: voorzitter prof.dr. J.J. Roord vice-voorzitter prof.dr. H.P. van Geijn manager bedrijfsvoering J.C. Klarenbeek, RB zorgmanager L. de Haan divisie IV
divisie III divisiebestuur: voorzitter prof.dr. J.J. Heimans vice-voorzitter prof.dr. I. van der Waal manager bedrijfsvoering mw. drs. D. Bonink zorgmanager mw. E.M. Bijvank, MM divisiebestuur: voorzitter prof.dr. S.A. Danner vice-voorzitter prof.dr. P.M. ter Wee manager bedrijfsvoering drs. A.I. Leemhuis zorgmanager mw. G.M.J. Berkhout, MA
onderzoekinstituut V-ICI
onderzoekinstituut MOVE
onderzoekinstituut EMGO
onderzoekinstituut ICEN
onderzoekinstituut ICaRVU
onderwijsinstituut
technology transfer office
projectbureau huisvesting
dienst strategie en beleid
dienst personeel en organisatie
dienst pastoraat en geestelijke verzorging
dienst communicatie
divisie II
divisiebestuur
• EMGO (afdeling) • huisartsgeneeskunde • klinisch dierexperimenteel laboratorium • klinische epidemiologie en biostatistiek • metamedica • sociale geneeskunde • verpleeghuisgeneeskunde
Amstel Academie audiovisueel centrum
divisie VI
dienst bedrijfseconomie, informatie management en zorgadministratie
bureau medische zaken
bestuursbureau
accountantsdienst
divisie I
• klinische farmacologie en apotheek • fysica en medische technologie • hematologie laboratoria • informatica en procesondersteuning • klinische chemie • medische microbiologie en infectiepreventie • moleculaire celbiologie • pathologie • radiologie • radiotherapie
poliklinische zorgeenheden
divisie V
raad van toezicht
92
divisie I
studentenraad
stafconvent
ondernemingsraad
bijlage 4 organisatieschema VU medisch centrum per 1.3.2007
Bijlage 4
drs. A.M.M. de Goeij (a.i) mw. M. Bolluijt mw. ds. J.A. Delver drs. J.M.H. van der Velden
bureau medische zaken
dienst communicatie
dienst pastoraat en geestelijke verzorging
dienst strategie en beleid
dienst diëtetiek en voedingswetenschappen mw. dr. M. van Bokhorstde van der Schueren
reumatologie prof.dr. B.A.C. Dijkmans
nucleaire geneeskunde en PET research prof.dr. O.S. Hoekstra prof.dr. A.A. Lammertsma
nefrologie prof.dr. P.M. ter Wee
maag-, darm- en leverziekten prof.dr. C.J.J. Mulder
longziekten prof.dr. P.E. Postmus
hematologie prof.dr. P.C. Huijgens
geneeskundige oncologie prof.dr. P.C. Huijgens (a.i.)
endocrinologie prof.dr. P.M. ter Wee (a.i.)
dermatologie prof.dr. Th.M. Starink
algemene inwendige geneeskunde prof.dr. S.A. Danner
revalidatiegeneeskunde prof.dr. G.J. Lankhorst
psychiatrie prof.dr. A.T.F. Beekman
urologie prof.dr. B.L.H. Bemelmans
orthopedie prof.dr. P.I.J.M. Wuisman
dienst medisch maatschappelijk werk drs. H.J. Kaufman
plastische chirurgie prof.dr. M.J.P.F. Ritt
heelkunde prof.dr. J.A. Rauwerda
fysiologie prof.dr. G.J. Tangelder
cardiologie prof.dr. A.C. van Rossum (wnd.)
cardio-thoracale chirurgie drs. M.A.J.M. Huybregts
intensive care volwassenen prof.dr. A.R.J. Girbes
verloskunde en gynaecologie prof.dr. H.P. van Geijn
divisie IV anesthesiologie prof. dr. S.A. Loer
oogheelkunde prof.dr. P.J. Ringens
neurologie prof.dr. J.J. Heimans
medische psychologie mw. prof.dr. P.T. Cohen-Kettenis
klinische genetica en antropogenetica mw. prof.dr. H. Meijers-Heijboer
mondziekten en kaakchirurgie prof.dr. I. van der Waal neurochirurgie prof.dr. W.P. Vandertop
kindergeneeskunde prof.dr. J.J. Roord
keel-, neus- en oorheelkunde prof.dr. Chr.R. Leemans
divisie III kinderchirurgie prof.dr. H.A. Heij
anatomie en neurowetenschappen prof.dr. H.J. Groenewegen
divisie II
mr. O.G.A. van der Beek
bestuursbureau
divisie I
drs. F.J. Meursing, RA
accountantsdienst
divisie V
divisie VI
radiotherapie prof.dr. B.J. Slotman
radiologie prof.dr. C. van Kuijk
pathologie prof.dr. C.J.L.M. Meijer
audiovisueel centrum dr. J.T. Goldschmeding
Amstel Academie mw. M. Baardwijk, MSM (a.i.)
verpleeghuisgeneeskunde prof.dr. M.W. Ribbe
sociale geneeskunde prof.dr. W. van Mechelen
medische microbiologie en infectiepreventie mw. prof.dr. C.M.J.E. VandenbrouckeGrauls moleculaire celbiologie mw. prof.dr. C.D. Dijkstra
metamedica prof.dr. E.S. Houwaart
klinisch dierexperimenteel laboratorium dr. R. van der Neut
klinische epidemiologie en biostatistiek dr. B. Uitdehaag (wnd.)
huisartsgeneeskunde prof.dr. M.G.A.A.M. Nijpels (wnd.)
EMGO prof.dr. J. Brug
klinische chemie prof.dr. M.A. Blankenstein
informatica en procesondersteuning C. van Brink (a.i.)
hematologie laboratoria mw. dr. A. Dräger
fysica en medische technologie prof.dr. R.M. Heethaar
klinische farmacologie en apotheek mw. dr. E.L. Swart
bijlage 4
diensthoofden
93
94
IV. Jaarrekening 2006 95 IV. Jaarrekening
96
IV. Jaarrekening
Kengetallen VUmc 1998-2006
97
opnamen (x 1.000)
gemiddelde verpleegduur
14
30
12
25
10
20
8
15
6
10 opnamen (x 1.000) gemiddelde verpleegduur
1998
2000
2002
2004
2006
21,7 8,9
19,2 8,3
17,7 8,2
20,6 7,5
22,6 7,1
verpleegdagen (x 1.000)
4
bedden
300
800
250
780
200
760
150
740
100
720
50
700
0 verpleegdagen (x 1.000) bedden
1998
2000
2002
2004
2006
192,0 733
159,0 733
145,6 733
154,9 733
159,8 733
680
IV. Jaarrekening
35
98
consulten (x 1.000) (excl. radiotherapie)
dagbehandelingen (x 1.000)
20
400
IV. Jaarrekening
350 16 300 250
12
200 8 150 100
1998
consulten (x 1.000) (excl. radiotherapie) 262,1 dagbehandelingen (x 1.000) 10,7
2000
2002
2004
2006
261,0 11,4
263,7 17,9
289,5 17,7
303,4 19,4
gem. personeelsbezetting (in fte)
4
GPL per fte (in € 1)
70.000
5.500 5.000
60.000
4.500 50.000 4.000 40.000
3.500 3.000 gem. personeelsbezetting (in fte) GPL per fte (in € 1)
1998
2000
2002
2004
2006
3.605 40.531
3.827 44.693
4.724 51.749
5.055 56.766
4.922 61.494
30.000
N.B.: Met ingang van 2006 is hierin opgenomen het personeel in loondienst bij de Stichting Centrum voor Radioisotopen Research (in 2006: 26 fte)
■ budget patiëntenzorg (in € 1.000) ■ rijksbijdrage (in € 1.000) ■ totaal extern kader (in € 1.000)
99
500.000 IV. Jaarrekening
400.000 300.000 200.000 100.000 0 budget patiëntenzorg (in € 1.000) rijksbijdrage (in € 1.000) totaal extern kader (in € 1.000)
1998
2000
2002
2004
2006
166.622 42.880 209.502
188.263 47.931 236.194
237.318 79.639 316.957
267.979 88.270 356.249
298.904 93.384 392.288
■ investeringen in bouw* (in € 1.000) ■ investeringen in apparatuur (in € 1.000) ■ totaal investeringen (in € 1.000)
100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0
1998
2000
2002
2004
2006
investeringen in bouw* (in € 1.000) 5.230 investeringen in apparatuur (in € 1.000) 9.953 totaal investeringen (in € 1.000) 15.183
609 11.036 11.645
2.978 18.210 21.188
77.544 20.417 97.961
17.468 20.879 38.347
* exclusief bouwprojecten in uitvoering
100
IV.1
Geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
Geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000) (na resultaatverwerking)
2006
2005
293.985
270.857
ACTIVA A Vaste activa 1
Materiële vaste activa
2
Financiële vaste activa Totaal vaste activa
3.777
4.239
297.762
275.096
3.991
2.908
B
Vlottende activa
1
Voorraden
2
Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s
43.969
3.571
3
Vorderingen
61.993
61.147
4
Financieringstekort
0
51.565
Totaal vlottende activa
109.953
119.191
Totaal activa
407.715
394.287
PASSIVA C Groepsvermogen 1
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
6.868
4.013
2
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
20.925
18.467
Totaal groepsvermogen
27.793
22.480
D Egalisatierekening afschrijvingen
82.948
81.284
E
Voorzieningen
16.176
9.905
F
Langlopende schulden
145.719
119.714
G Kortlopende schulden
86.450
160.904
H Financieringsoverschot
48.629
0
407.715
394.287
Totaal passiva
IV.2 Geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
2006
2005
295.443
278.074
A Bedrijfsopbrengsten 1a Budget patiëntenzorg DBC-B segment
3.461
882
1b Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
55.938
54.976
1c Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
35.541
33.996
1d Specialistenopleiding 1e Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
2
Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
B
Bedrijfslasten
1
Personeelskosten
2
Afschrijvingen materiële vaste activa
719
624
1.186
924
392.288
369.476
73.436
67.407
465.724
436.883
302.692
292.387
24.416
23.594
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
3
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris
-5.093
-5.231
Subtotaal afschrijvingen
19.323
18.363
Overige bedrijfskosten
130.846
112.632
Som der bedrijfslasten
452.861
423.382
-6.554
-5.449
6.309
8.052
-996
-983
5.313
7.069
C Financiële baten en lasten
Groepsresultaat voor belasting
Vennootschapsbelasting
Groepsresultaat na belasting
Overige vermogensmutaties
Groepsresultaat
1.007
5.313
8.076
IV. Jaarrekening
Geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
101
102
IV.3 Kasstroomoverzicht 2006 (in € 1.000) Voor de bepaling van de kasstromen is uitgegaan van de indirecte methode.
IV. Jaarrekening
2006 geconsolideerd
2005 enkelvoudig
5.313
4.335
Kasstroom uit operationele activiteiten Exploitatieresultaat Aanpassingen voor: - afschrijvingen
28.244
28.707
- mutaties egalisatierekeningen
1.664
-5.149
- mutaties voorzieningen
6.271
3.736 36.179
27.294
Veranderingen in vlottende middelen: - voorraden - onderhanden werk uit hoofde van DBC’s - vorderingen - financieringsoverschot - kortlopende schulden (exclusief kredietinstellingen)
-1.083
87
-40.398
-3.571
-846
-5.213
100.194
-63.257
16.295
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
1.330 74.162
-70.624
115.654
-38.995
Kasstroom uit investeringsactiviteiten Investeringen in materiële vaste activa Mutatie leningen u/g
-51.372
-30.453
449
-1.125
Overige investeringen in financiële vaste activa
13
Totaal kasstroom uit investeringsactiviteiten
533 -50.910
-31.045
-50.910
-31.045
Kasstroom uit financieringsactiviteiten Nieuw opgenomen leningen
40.000
0
Aflossing langlopende schulden
-13.995
-13.559
Overige mutaties eigen vermogen
0
1.007 26.005
-12.552
Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten
26.005
-12.552
Mutatie geldmiddelen
90.749
-82.592
-82.848
-3.623
7.901
-86.215
Geldmiddelen per 1 januari
Geldmiddelen per 31 december
* De mutatie kasmiddelen per 31-12-05 (-86.215) en kasmiddelen per 01-01-06 (-82.848), groot 3.367, wordt veroorzaakt door de liquide middelen van Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research.
IV.4 Grondslagen voor de waardering van de balans en resultatenrekening
103
Grondslagen van waardering
Alle bedragen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven. De activa en passiva zijn, tenzij anders vermeld, tegen nominale waarde opgenomen.
Consolidatie VU medisch centrum, hoewel onderdeel van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg (Vereniging VU-Windesheim), brengt een eigen verslag uit. Dit uitgangspunt geldt eveneens voor de andere entiteiten binnen de Vereniging, te weten de Vrije Universiteit en de Christelijke Hogeschool Windesheim. Voor deze verslagwijze is gekozen, omdat een geconsolideerde jaarrekening met de andere entiteiten, de Vereniging en de VU, niet bijdraagt aan het door de wet vereiste inzicht. In de geconsolideerde jaarrekening over 2005 en 2006 zijn naast VU medisch centrum, de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research en de daarin opgenomen BV Cyclotron, opgenomen. VU medisch centrum heeft een zeggenschapsbelang in het bestuur van deze stichting. Consolidatie met Boelevaar Holding BV vindt niet plaats gezien de beperkte materiële omvang. De enkelvoudige balans en resultatenrekening zijn opgenomen als IV.8 en IV.9
Materiële vaste activa De materiële vaste activa (inventarissen indien groter dan € 1.000 per eenheid) worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde, verminderd met afschrijvingen op basis van de door het College Tarieven Gezondheidszorg/ZorgAutoriteit i.o. (CTG/ZAio) gehanteerde afschrijvingspercentages. Tot en met 1987 is afgeschreven vanaf het jaar na ingebruikneming. Vanaf 1988 worden de investeringen in bouw en eerste inrichting afgeschreven vanaf de maand van ingebruikneming. Tot en met 2005 wordt op de investeringen in inventarissen in het jaar van aanschaf een vol jaar afgeschreven. Vanaf 2006 wordt afgeschreven vanaf de maand van aanschaf. De à fonds perdu investeringen, alsmede gedane investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen en apparatuur welke worden gefinancierd door bijdragen derden, worden zowel onder de materiële vaste activa als onder de egalisatierekening afschrijvingen verantwoord. De afschrijvingen ervan worden in mindering gebracht op zowel de actiefpost als op de passiefpost.
Financiële vaste activa De tot de financiële vaste activa behorende deelneming is gewaardeerd tegen de netto vermogenswaarde. De grondslagen voor de waardering van de deelneming zijn gelijk aan die van VU medisch centrum.
IV. Jaarrekening
Algemeen
104
Voorraden
IV. Jaarrekening
De magazijnvoorraden zijn gewaardeerd tegen verrekenprijzen welke zijn gebaseerd op de actuele inkoopprijzen. Met de mate van incourantheid is rekening gehouden. Zelf geproduceerde medicijnen zijn gewaardeerd tegen materiaalen loonkosten.
Onderhanden werk DBC’s De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde. De waardering van de openstaande DBC’s van het A-segment is gebaseerd op de declaratiewaarde per type DBC, d.w.z. de kosten- en honorariumdelen van het CTG/ZAio-tarief plus de opslag sluittarief. De typen (en aantallen) DBC’s zijn bepaald naar de stand per ultimo 2006, d.w.z. de DBC’s zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo 2006 bekend waren.
Debiteuren De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, rekening houdend met mogelijke oninbaarheid. De in dit kader gevormde voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren en is wegens verwachte oninbaarheid getroffen. De voorziening wordt procentueel berekend over de totalen van debiteuren, gerubriceerd naar ouderdom. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regel, individueel beoordeeld.
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Bijdragen van derden in apparatuur worden toegevoegd aan een egalisatierekening. De jaarlijkse onttrekkingen aan deze rekening, gelijk aan de afschrijvingslasten, vallen vrij ten gunste van de resultatenrekening en neutraliseren daarmee de afschrijvingslasten.
Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Op verzoek van het ministerie van VWS wordt de vergoeding voor afschrijving in het budget en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie ten gunste van deze voorziening geboekt. De afschrijvingskosten worden hieraan ten laste gebracht.
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw In de rijksbijdrage werkplaatsfunctie is een (genormeerde) vergoeding opgenomen voor rente en afschrijving grote bouw. Dit deel wordt toegevoegd aan de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke kosten, welke ten laste van de egalisatierekening worden geboekt.
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in materiële vaste activa
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ) Tussen de ministeries OCW, VWS en de NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, onder aftrek van de werkelijke afschrijvingen, aan de egalisatierekening gedoteerd.
Saldi projecten Gedurende de looptijd van meerjarige projecten worden de reeds gerealiseerde opbrengsten inclusief ontvangen voorschotten onder aftrek van gerealiseerde kosten gepassiveerd onder de overige schulden.
Grondslagen van resultaatbepaling Algemeen Als prijsgrondslag wordt de historische uitgaafprijs gehanteerd. Voor de vaststelling van het resultaat wordt uitgegaan van het baten- en lastenstelsel. Voor zover de materiële vaste activa (waaronder inventarissen) à fonds perdu alsmede uit voorzieningen worden gefinancierd, worden de afschrijvingen in de resultatenrekening als afschrijvingslast opgenomen en als bate onder de post afschrijvingen ten laste van de egalisatierekening afschrijving. De afschrijvingen van de overige materiële vaste activa zijn als last onder de post afschrijvingen opgenomen. De baten zijn berekend aan de hand van de door het CTG/ZAio goedgekeurde aanvaardbare kosten aangevuld met intern berekende aanpassingen daarvan. Baten en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, zijn aan dit boekjaar toegerekend. Het onder de baten opgenomen wettelijk budget aanvaardbare kosten en daarmee gelijk te stellen middelen zijn berekend volgens voorschriften voor de bekostiging/subsidiëring. Onder de baten is tevens opgenomen de door het ministerie van OCW vastgestelde rijksbijdrage en de bijdrage van de VU betreffende de medische faculteit. De overige opbrengsten zijn gebaseerd op aan derden gefactureerde of doorberekende bedragen voor geleverde goederen en diensten, eventueel onder aftrek van omzetbelasting en kortingen. Als buitengewone baten en lasten worden de baten en lasten opgenomen die niet uit de gewone bedrijfsuitoefening voortvloeien.
IV. Jaarrekening
Dit betreft beschikbaar gestelde à fonds perdu bijdragen van het ministerie van OCW en de Vereniging in terreinen, gebouwen en inventarissen, alsmede investeringen uit met eigen middelen getroffen voorzieningen.
105
106
Regelingen in het kader van RJ 271
IV. Jaarrekening
Op 1 maart 2004 is de nieuwe CAO Academische Ziekenhuizen in werking getreden. De kosten van de in deze CAO opgenomen regelingen werden tot nu toe verantwoord in het jaar van uitbetalen. Met ingang van 2006 is voor alle op balansdatum bestaande verplichtingen een voorziening gevormd in het kader van ‘voorzieningen voor sociaal beleid’ (RJ 271) te weten seniorenregeling, wachtgelden en jubilea.
Opbrengsten werk voor derden / mutaties saldi projecten De baten en lasten van derde geldstroom projecten worden ten gunste of ten laste van de exploitatierekening gebracht in de periode van gereedkomen van het project of een afgerond deel daarvan. Verliezen op lopende projecten worden genomen zodra zij zich manifesteren.
Voorziening groot onderhoud Ingevolge de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen.
Voorzieningen RJ 271 Volgens de richtlijnen in het kader van de RJ 271 zijn met ingang van 2006 een tweetal voorzieningen getroffen. Het betreft voorzieningen voor de wachtgelden en de toekomstige jubileumverplichtingen. Voor medewerkers in de CAO Academische Ziekenhuizen is een seniorenregeling opgenomen. De voorziening voor toekomstige verplichtingen uit hoofde van de seniorenregeling is opgesteld met toepassing van actuariële methoden.
Inventaris en apparatuur Inventaris en apparatuur kleiner dan € 1.000 per eenheid wordt niet geactiveerd maar als last opgenomen in het jaar van aanschaf.
Rente De kosten van rente op bouwprojecten in uitvoering (met uitzondering van de kleine bouwprojecten) werden tot en met 2001 geactiveerd (bouwrente). Op grond van een CTG/ZAio-beleidsregel wordt vanaf 1 januari 2002 rente tijdens de bouw niet meer geactiveerd. De rentelasten met betrekking tot de leningen o/g zijn in de resultatenrekening opgenomen onder de post rentelasten.
Segmentatie
Het segment Patiëntenzorg alsmede het segment Onderwijs en Onderzoek collectief gefinancierd bevatten de door middel van de rijksbijdrage en het CTG-budget gefinancierde activiteiten in het kader van de patiëntenzorg en de werkplaatsfunctie. Het segment Onderwijs en Onderzoek tweede en derde geldstroom bevat de direct toerekenbare kosten en opbrengsten verbonden aan onderzoeksprojecten gefinancierd uit de zogenaamde tweede en derde geldstromen. Het segment Overige activiteiten bevat de financiële gegevens van de entiteiten zoals genoemd in de grondslagen van de consolidatie.
IV. Jaarrekening
Voor de indeling van de geconsolideerde resultatenrekening naar segmenten is de volgende indeling gehanteerd: • Patiëntenzorg • Onderwijs en Onderzoek collectief gefinancierd • Onderwijs en Onderzoek tweede en derde geldstroom • Overige activiteiten
107
108
IV.5 Toelichting bij de geconsolideerde balans per 31 december 2006 (in € 1.000) A VASTE ACTIVA
IV. Jaarrekening
A.1. Materiële vaste activa (in € 1.000) De specificatie van de boekwaarde van de materiële vaste activa is als volgt:
Materiële vaste activa Terreinen en gebouwen
31-12-2006
31-12-2005
198.484
195.968
Andere vaste bedrijfsmiddelen
70.415
63.579
Bouwprojecten in uitvoering
25.086
11.310
293.985
270.857
Totaal materiële vaste activa
In deze opstelling zijn de investeringen, gefinancierd volgens de verschillende bekostigingssystematieken, onder één noemer geplaatst. Voor een nader onderscheid wordt verwezen naar bijlage 1. In bijlage 2 is de verantwoording DHAZ-middelen 2006 opgenomen.
Verloop van de materiële vaste activa Terreinen en
Andere vaste
Bouwprojecten
Totaal
gebouwen
bedrijfs-
in uitvoering
materiële
middelen
vaste activa
Stand 1 januari Aanschafwaarde
352.739
130.985
11.310
495.034
Cumulatieve afschrijvingen
-156.771
-67.406
0
-224.177
Boekwaarde
195.968
63.579
11.310
270.857
Mutaties boekjaar Investeringen
17.468
20.879
13.776
52.123
Afschrijvingen
-14.618
-14.729
0
-29.347
2.850
6.150
13.776
22.776
-1.439
-10.536
0
-11.975
1.105
11.222
0
12.327
-334
686
0
352
Aanschafwaarde
368.768
141.328
25.086
535.182
Cumulatieve afschrijvingen
-170.284
-70.913
0
-241.197
Boekwaarde
198.484
70.415
25.086
293.985
Totaal
Desinvesteringen Aanschafwaarde Afschrijvingen Totaal
Stand 31 december
Desinvesteringen
109
Hieronder zijn de correcties op de boekwaarde bij de conversie naar het nieuwe systeem opgenomen.
IV. Jaarrekening
Investeringen in gebouwen In het verslagjaar kwamen de volgende projecten gereed:
Investeringen in gebouwen Dakopbouw B (DHAZ)
4.904
Dakopbouw A (nagekomen)
134
Tijdelijke huisvesting CCA
9.384
Diverse verbouwingen voor eigen rekening
371
Verbouwingen DHAZ
315
Kleine werken DHAZ
1.523
Kleine bouwkundige werken PBA
98
Onderhoud DHAZ
583
Subtotaal VUmc
17.312
Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research
156
Totaal
17.468
Projecten in voorbereiding of in uitvoering Ultimo 2006 zijn de navolgende projecten nog in voorbereiding of in uitvoering:
Omschrijving
WZV-type onderhanden t/m 2006
Regionaal GGZ centrum
vergunning
214
niet WZV
272
Diverse bouwprojecten gefinancierd door derden Subtotaal PBA-middelen
486
nominaal bedrag WZV
jaar van oplevering
21.025
2010
21.025
Ontsluiting westflank
DHAZ
2.526
Onderzoek- en diagnostiekgebouw
DHAZ
719
2010 2011
Renovatie VH Oost
DHAZ
4.787
2007
Upgraden glazenwasinstallatie
DHAZ
1.437
2007
Facelift eetzaal
DHAZ
1.829
2007
Herinrichting OK 6e etage
DHAZ
2.583
2008
(Her)inrichting hoofdhal
DHAZ
1.598
2007
Verhuizing Maag, Lever, Darm afdeling
DHAZ
2.635
2007
Aanpassingen i.v.m. brandveiligheid (o.a. deuren)
DHAZ
749
2008
Vervanging dakbedekking polikliniek
DHAZ
1.074
2007
Diverse kleine bouwkundige werken
DHAZ
4.663
2007 e.v.
Subtotaal DHAZ-middelen
24.600
Totaal projecten in uitvoering
25.086
110
A.2.
Financiële vaste activa (in € 1.000)
Financiële vaste activa
IV. Jaarrekening
Waarborgsommen
2006
2005
40
40
Deelneming Boelevaar Holding BV
424
437
Kosten herfinanciering langlopende leningen
900
1.349
1.288
Leningen u/g: •
vorderingen op lange termijn per 1 januari
2.413
•
vorderingen op korte termijn per 1 januari
107
338
2.520
1.626
0
1.434
Subtotaal •
bij: nieuw verstrekte lening
•
af: aflossingen 2006
Stand per 31 december •
af: aflossingen 2007, opgenomen onder kortlopende vorderingen
104
-540
2.416
2.520
-3
-107
Boekwaarde per 31 december
2.413
2.413
Totaal financiële vaste activa
3.777
4.239
Waarborgsommen De waarborgsom betreft een depotbedrag bij TPG Post gebaseerd op de gemiddelde factuurwaarde.
Deelneming Boelevaar Holding BV In juni 1998 is door VU medisch centrum de Boelevaar Holding BV opgericht met een maatschappelijk kapitaal van € 91 duizend, waarvan € 18 duizend geplaatst en volgestort. Primaire doelstelling is het oprichten van, het voeren van beheer over, het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten in het belang van VU medisch centrum. De vennootschap is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Amsterdam onder nummer 33304336. De directie van de vennootschap wordt gevormd door de raad van bestuur van VU medisch centrum. Waardering geschiedt tegen de netto vermogenswaarde. Het resultaat van de deelneming bedroeg in 2006 € 13 duizend negatief.
Kosten herfinanciering langlopende leningen In 2004 is kans gezien om een groot deel van de bestaande leningenportefeuille te herfinancieren. De kosten van de herfinanciering, groot € 2,2 miljoen, worden over vijf kalenderjaren verdeeld.
lening
afsluit-
oorspr.
totale
restvord.
resterende
aflossings-
restschuld
restschuld
jaar
bedrag
looptijd
31-12-06
looptijd
bedrag
op lange
op lange
2007
termijn op
termijn
31-12-06
over 5 jaar
rente %
SPF
1998
25
10 jaar
16
2 jaar
3
13
0
5,65
SAC
2004
2.400
onbep.
2.400
onbep.
0
2.400
2.400
4,50
3
2.413
2.400
Totaal
2.425
2.416
De lening aan de Stichting Arateus van Cappadocië (SAC) is ter gedeeltelijke financiering van het diabetes onderzoekscentrum te Hoorn. De aflossing geschiedt uiterlijk bij de toekomstige verkoop van het pand.
B VLOTTENDE ACTIVA B.1. Voorraden (in € 1.000) 31-12-2006
31-12-2005
1.149
578
Voorraden: Centraal magazijn Centraal sterilisatie magazijn Apotheek Medische kunst- en hulpmiddelen Emballagemateriaal Totaal voorraden
151
161
1.881
1.565
788
580
22
24
3.991
2.908
Onder de voorraden zijn die voorraden opgenomen die centraal worden beheerd en geregistreerd. Een uitzondering betreft de voorraad pacemakers en PTCA-materialen, die als medische kunst- en hulpmiddelen staat vermeld.
IV. Jaarrekening
Leningen u/g
111
112
B.2.
Onderhanden werk (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
31-12-2006
31-12-2005
Onderhanden werk DBC’s segment A
92.811
55.312
Onderhanden werk DBC’s segment B
2.682
1.847
Bevoorschotting
-51.524
-53.588
Totaal onderhanden werk
43.969
3.571
Onderhanden werk:
De waardering van de openstaande DBC’s van het B-segment is gebaseerd op de kostprijs van de reeds uitgevoerde verrichtingen, dan wel de lagere declaratiewaarde. De waardering van de openstaande DBC’s van het A-segment is gebaseerd op de declaratie-waarde per type DBC, dat wil zeggen de kosten - en honorariumdelen van het CTG/ZAio-tarief plus het opslag (sluit)tarief. De typen (en aantallen) DBC’s zijn bepaald naar de stand per ultimo 2006, d.w.z. de DBC’s zijn afgeleid vanuit de basisgegevens zoals die ultimo 2006 bekend waren. Het onderhanden werk komt voor het B-segment uit op € 2,7 mln en voor het A-segment op € 92,8 mln. Circa 54% van dit bedrag was ultimo 2006 gedekt door voorschotten van verzekeraars. Ultimo 2005 was dit circa 94%. De sterke stijging is veroorzaakt door de stijging van het opslag (sluit)tarief.
B.3. Vorderingen (in € 1.000)
113 31-12-2005
Rekening-courantverhouding met Stichting Specialistenrekening
0
-42
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
-9
0
Vorderingen op debiteuren Debiteuren Te factureren vergoedingen Voorziening dubieuze debiteuren Subtotaal vorderingen op debiteuren Bevoorschotting
55.058
40.035
6.219
19.814
-3.251
-3.478
58.026
56.371
0
0
58.026
56.371
Vooruitbetaald op bestellingen
778
2.371
Overige kortlopende vorderingen
421
452
1.199
2.823
131
114
2.646
1.881
61.993
61.147
Totaal vorderingen op debiteuren
Andere kortlopende vorderingen
Totaal andere kortlopende vorderingen
Korte-termijndeel financiële vaste activa
Transitoria debiteuren
Totaal vorderingen en overlopende activa
In het totaal van de vorderingen en overlopende activa zijn ook de van de Vrije Universiteit te vorderen posten opgenomen ter grootte van € 1,6 miljoen.
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Saldo per 1 januari Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
2006
2005
0
0
55.938
54.976
Totaal
55.938
54.976
Door het ministerie van OCW uitgekeerd in het kalenderjaar
55.947
54.976
-9
0
Saldo per 31 december
IV. Jaarrekening
31-12-2006
114
Vorderingen op debiteuren Vorderingen op debiteuren
IV. Jaarrekening
31-12-2006
Openstaand per 01-03-2006
31-12-2005
6.308
51.953
7.799
34.986
545
764
1.121
1.280
Ouderdom 1 - 2 jaar
1.040
1.315
1.186
1.523
Ouderdom 2 - 3 jaar
517
517
514
815
Ouderdom > 3 jaar
509
509
1.398
1.431
Totaal debiteuren
8.919
55.058
12.018
40.035
Ouderdom < 1/2 jaar Ouderdom 1/2 - 1 jaar
Openstaand per 01-03-2007
Te factureren vergoedingen Totaal
6.219
19.814
61.277
59.849
De krediettermijn is gedaald van 66 dagen in 2005 naar 45 dagen in 2006.
Voorziening dubieuze debiteuren
2006
2005
Saldo per 1 januari
3.478
2.508
Af: in het boekjaar ten laste van de voorziening gebracht
-1.513
-1.062
Bij: in het boekjaar aan de voorziening toegevoegd ten laste van de resultatenrekening
1.286
2.032
Saldo per 31 december
3.251
3.478
De algemene rekenregel voor het bepalen van de voorziening is als volgt: de vorderingen per 31 december 2006 met een looptijd langer dan één jaar worden voor 100% als dubieus aangemerkt en de vorderingen van de kostendelen met een looptijd van een halfjaar tot één jaar voor 50%. Indien nodig worden grote posten, in afwijking van de regel, individueel beoordeeld.
C
GROEPSVERMOGEN (in € 1.000)
115
Het verloop van het groepsvermogen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2005 geconsolideerd
resultaat 2006
31-12-2006
4.013
4.013
2.855
6.868
4.013
4.013
2.855
6.868
10.556
Collectief gefinancierd gebonden vermogen • Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen • Algemene reserve
418
8.098
2.458
• Specifieke reserve o & o
10.369
10.369
0
10.369
Totaal niet collectief gefinancierd vrij vermogen
10.787
18.467
2.458
20.925
Totaal eigen vermogen
14.800
22.480
5.313
27.793
Vermogensmutaties per 1 januari 2006 Met ingang van boekjaar 2006 is de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research in de boeken van VU medisch centrum opgenomen. De algemene reserve van de Stichting per 31 december 2005, € 7,7 miljoen, is opgenomen in de algemene reserve van VU medisch centrum.
C.1. Collectief gefinancierd gebonden vermogen Reserve patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling Dit betreft de algemene reserve voor de gecumuleerde resultaten uit patiëntenzorg, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling.
C.2. Niet collectief gefinancierd vrij vermogen Algemene reserve Dit betreft de gecumuleerde resultaten van de deelneming Boelevaar Holding BV. Afgeboekt is het negatieve resultaat 2006 van de deelneming ad € 13 duizend. Per ultimo 2005 is de algemene reserve van de Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research toegevoegd. Het positieve resultaat van de Stichting over 2006 ad € 2,5 miljoen is toegevoegd. Specifieke reserve o & o Dit betreft gecumuleerde resultaten voor de vervanging van apparatuur, voor het ontwikkelen van innovaties en overige bestemmingen van resultaten op derde geldstroomactiviteiten en specifieke bedrijfsmatige activiteiten, specifiek te benutten door de projectleiders. Er is geen resultaat 2006 dat betrekking heeft op tweede en derde geldstroom onderwijs en onderzoek.
IV. Jaarrekening
31-12-2005 enkelvoudig
116
In het administratief afsluiten van projecten met behulp van het nieuwe financiële systeem zijn achterstanden opgetreden. Het berekende positieve resultaat van 2006 is € 0,8 miljoen, echter, vanwege onzekerheden is voor hetzelfde bedrag een voorziening getroffen zodat per saldo het projectresultaat nihil is.
IV. Jaarrekening
D EGALISATIEREKENING AFSCHRIJVINGEN (in € 1.000) Het verloop van de egalisatierekeningen in het boekjaar is als volgt:
31-12-2005
dotaties
onttrekkingen
31-12-2006
Egalisatierekening • Apparatuurbijdragen derden
5.642
6.614
1.560
10.696
• Kleine bouwkundige projecten
6.997
1.823
1.683
7.137
• Rente en afschrijving grote bouw, 2006
6.783
2.816
2.088
7.511
61.377
0
5.427
55.950
• À fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris. • Deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ), 2006 Totaal
485
1.768
599
1.654
81.284
13.021
11.357
82.948
Egalisatierekening apparatuurbijdragen derden Vanaf 1988 worden de bijdragen van derden voor investeringen in apparatuur ten gunste van deze egalisatierekening gebracht. De jaarlijkse vrijval ten gunste van de resultatenrekening is gelijk aan de afschrijvingslast van het met geld van derden gefinancierde deel van de apparatuur. Egalisatierekening kleine bouwkundige projecten Ingaande 1991 is in overleg tussen de ministeries van VWS en OCW overeengekomen om bouw-projecten (tussen € 0,1 miljoen en € 2,3 miljoen) per project te verantwoorden in een egalisatierekening kleine bouwkundige projecten. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Voor 2006 bedroeg deze € 1,8 miljoen. Dit bedrag is gebaseerd op een taakstellend investeringsbudget van € 1,4 miljoen voor 1991, € 1,6 miljoen voor 1992 en € 2,3 miljoen jaarlijks voor de jaren 1993 tot en met 2003. Vanaf 2004 is dit budget opgenomen in de regeling DHAZ. De totale dotatie heeft plaatsgevonden via terrein- en gebouwgebonden kosten. Daarnaast werden middelen toegevoegd voor bouwprojecten kleiner dan € 2,3 miljoen die niet uit de daarvoor bestaande regelingen kunnen worden gefinancierd (Investeringsplan Academische Ziekenhuizen). De afschrijvingslasten van de voltooide projecten zijn ten laste van de egalisatierekening gebracht. Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 0,3 miljoen).
t/m 2001
normbijdrage
werkelijke lasten
saldo
16.042
10.895
5.147
2002
2.060
1.600
460
2003
2.077
1.554
523
2004
2.691
2.249
442
2005
2.326
2.115
211
2006
2.815
2.087
728
Totaal
28.011
20.500
7.511
Egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris De tot 1988 door het ministerie van OCW beschikbaar gestelde middelen voor à fonds perdu financiering van de vaste activa zijn enerzijds onder materiële vaste activa en anderzijds als egalisatierekening afschrijvingen verantwoord op de balans. Hetzelfde gebeurde met het aandeel in de financiering van de vaste activa van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs en de investeringen in apparatuur uit eigen voorzieningen. Door de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs werd tijdens de bouw van het ziekenhuis en het opleidingscentrum een bedrag van € 1,3 miljoen geïnvesteerd. De jaarlijkse afschrijvingen worden voor gelijke bedragen zowel op de vaste activa als op de egalisatierekening afschrijving afgeboekt en beïnvloeden daardoor het resultaat niet.
31-12-2006
31-12-2005
55.870
61.279
• De bijdragen à fonds perdu door het ministerie van OCW ten behoeve van de financiering van gebouwen, installaties en terreinen • Aandeel van de Vereniging voor christelijk wetenschappelijk onderwijs in de financiering van het ziekenhuis en het opleidingscentrum Totaal egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste inrichting en inventaris
80
98
55.950
61.377
Egalisatierekening deregulering huisvesting academische ziekenhuizen (DHAZ) Tussen de ministeries van OCW, VWS en de NFU is het Convenant DHAZ gesloten inzake de decentralisatie van de planning en uitvoering van de verschillende instandhoudingsinvesteringen. Het Convenant DHAZ is op 1 januari 2004 in werking getreden. De oude systematiek wordt afgebouwd en de egalisatierekening DHAZ komt (op termijn) in de plaats van de egalisatierekening kleine bouwkundige projecten en de egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw. Op grond van dit besluit wordt de vergoeding voor afschrijving, die vast in het budget patiëntenzorg en de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt gegeven, ten gunste van deze egalisatierekening geboekt. Daarnaast wordt de rentevergoeding door het ministerie van OCW ten gunste van deze rekening geboekt. De werkelijke afschrijvings- en rentelasten komen ten laste van de egalisatierekening. Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 19 duizend).
117 IV. Jaarrekening
Egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Vanaf 1991 geldt het stelsel van genormeerde toewijzing voor rente- en afschrijvingslasten. Ingaande 2006 is over het beginsaldo rente aan deze egalisatierekening toegevoegd (€ 0,3 miljoen). Tegenover deze vergoeding staan de werkelijke lasten welke voor een deel in latere jaren worden geboekt. Dit deel is in deze egalisatierekening opgenomen volgens onderstaand overzicht.
118
E VOORZIENINGEN (in € 1.000) 31-12-2005
IV. Jaarrekening
dotaties
onttrekkingen
31-12-2006
• Onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en 2.656
0
183
2.473
• Sociale- en reorganisatiekosten
installaties
500
2.227
0
2.727
• Ziekterisico
398
1.397
883
912
1.008
0
713
295
• Compensatieregeling IZA-AZ • Lustrum
100
0
100
0
5.000
-969
0
4.031
• Werkloosheidsregelingen
0
3.000
0
3.000
• Ambtsjubilea
0
2.100
0
2.100
243
395
0
638
9.905
8.150
1.879
16.176
• Seniorenregelingen
• Amovering cyclotron, claims afnemers etc. Totaal
Voorziening onderhoud en aanvulling terreinen, gebouwen en installaties Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening anders dan voor achterstallig onderhoud komen te vervallen. Het eindsaldo is in overeenstemming met de actuele stand van het uitgestelde onderhoud. Voorziening sociale- en reorganisatiekosten De voorziening wordt gebruikt voor uitgaven die samenhangen met reorganisaties als gevolg van de meerjarenbezuinigingsoperatie ‘Gerichte Groei’. De reguliere dotatie van € 0,2 miljoen is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotaties voorzieningen. In 2006 werd een aanvulling van € 2,0 miljoen gedoteerd, vanwege de noodzakelijke structurele bezuinigingen ingaande 2007 als antwoord op de door het ministerie van VWS opgelegde budgetkorting. Voorziening ziekterisico Deze voorziening is gevormd in verband met het ziekteverzuimrisico van personeel op derde-geldstroomprojecten. De dotatie is in de resultatenrekening verantwoord onder de post dotatie voorzieningen. Voorziening compensatieregeling IZA-AZ In het kader van de CAO voor Academische Ziekenhuizen is een collectieve verplichte ziektekostenverzekering voor werknemers afgesloten bij IZA-AZ. Werknemers, die hierdoor meer premie zijn gaan betalen, worden hiervoor tijdelijk gecompenseerd middels een overbruggingsregeling. Deze voorziening is bestemd voor de op grond van deze regeling te verwachten uitgaven. De voorziening zal middels jaarlijkse onttrekkingen in de periode tot en met 2007 ten gunste van het resultaat worden afgebouwd. Voorziening lustrum Deze voorziening is in 2006 gebruikt voor het lustrum van VU medisch centrum in 2006. Regelingen in het kader van RJ 271 Deze voorziening is gevormd voor de per balansdatum bestaande verplichtingen in het kader van ‘voorzieningen voor sociaal beleid’ (RJ271). Hierin zijn begrepen: seniorenregeling € 4,0 miljoen, jubilea € 2,1 miljoen en wachtgeld € 3,0 miljoen.
F LANGLOPENDE SCHULDEN (in € 1.000)
119
Langlopende schulden afsluit-
oorspr.
totale
restschuld
resterende
aflossings-
restschuld
restschuld
jaar
bedrag
looptijd
31-12-06
looptijd
bedrag
op lange
op lange
2007
termijn op
termijn
31-12-06
over 5 jaar
rente %
1
1990
2.042
20 jaar
408
4 jaar
102
306
0
5,40
2
1992
9.076
20 jaar
2.723
6 jaar
454
2.269
0
5,55
3
1993
22.008
20 jaar
10.245
7 jaar
1.464
8.781
1.461
4,26
4
1995
10.891
40 jaar
7.896
29 jaar
272
7.624
6.264
3,19
5
1996
4.538
40 jaar
3.389
30 jaar
113
3.276
2.711
4,05
6
1997
2.723
40 jaar
2.084
31 jaar
68
2.016
1.676
2,86
7
1997
13.613
10 jaar
851
1 jaar
851
0
0
2,58
8
1998
4.538
40 jaar
3.559
32 jaar
113
3.446
2.881
3,10
9
1998
3.630
20 jaar
2.065
12 jaar
182
1.883
973
3,05
10
1998
9.983
10 jaar
1.372
2 jaar
998
374
0
2,71
11
2001
4.197
10 jaar
2.099
5 jaar
420
1.679
0
5,04
12
2001
18.151
10 jaar
8.168
5 jaar
1.815
6.353
0
5,45
13
2004
20.000
10 jaar
14.750
8 jaar
2.000
12.750
2.750
3,38
14
2004
23.000
20 jaar
19.981
18 jaar
1.150
18.831
13.081
3,54
15
2004
42.000
40 jaar
39.244
38 jaar
1.050
38.194
32.944
3,53
16
2006
5.000
10 jaar
4.750
10 jaar
500
4.250
1.750
4,06
17
2006
35.000
40 jaar
34.562
40 jaar
875
33.687
29.312
4,22
12.427
145.719
95.803
Totaal
230.390
158.146
Naast de reguliere aflossing is er in 2006 extra afgelost op een aantal leningen i.v.m. een stelselwijziging bij de bank. Hier was een bedrag van in totaal € 0,9 miljoen mee gemoeid. In 2006 zijn er nieuwe leningen aangegaan voor € 40,0 miljoen. Van deze leningen is er in 2006 reeds € 0,7 miljoen afgelost. Het in 2007 af te lossen bedrag van € 12,4 miljoen is in mindering gebracht op de restschuld van € 158,1 miljoen en opgenomen onder ‘kortlopende schulden’. De leningen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 12, 14, 15 en 17 werden aangetrokken ter financiering van investeringen in gebouwen. De leningen 7, 10, 13 en 16 werden aangetrokken ter financiering van inventaris en apparatuur. Alle leningen worden lineair afgelost. Lening 1 en 11 vallen onder de zogenoemde rijksgarantie. Voor wat de looptijden, en dus de aflossingsverplichtingen betreft, wordt rekening gehouden met de afschrijvingstermijnen volgens de richtlijnen van het CTG/ZAio. Als voorwaarde voor de beschikbaarstelling van geld voor bouwprojecten is de goedkeuring van het ministerie van VWS vereist. Daarnaast geldt een negatieve pledge/pari passu en cross default verklaring. Dat wil zeggen dat VU medisch centrum geen zekerheden aan anderen verschaft, tenzij onder aanbieding van deze zekerheid (gelijk in soort en waarde) aan bovengenoemde banken.
IV. Jaarrekening
nr.
120
G KORTLOPENDE SCHULDEN (in € 1.000) Kortlopende schulden en overlopende passiva
IV. Jaarrekening
31-12-2006
31-12-2005
• Crediteuren
21.129
17.553
• Transitoria crediteuren
10.609
4.980
-7.901
82.848
14.685
13.824
• Schulden aan kredietinstellingen • Belastingen en premies sociale verzekeringen • Te betalen salarissen
3.881
1.520
• Te betalen vakantiedagen, vakantiegeld en interim-uitkering
14.284
12.815
• Aflossingsverplichtingen
12.427
13.559
• Overige schulden
17.336
13.805
Totaal
86.450
160.904
In het totaal van de kortlopende schulden en overlopende passiva zijn aan de Vrije Universiteit te betalen posten opgenomen voor € 6,7 miljoen.
Schulden aan kredietinstellingen
31-12-2006
31-12-2005
• ABN AMRO Bank N.V. rekening-courant
-11.610
7.783
• C en E Bankiers N.V. rekening-courant
9.342
36.222
• Postbank rekening-courant
-95
-7.789
-5.538
-3.368
• ABN AMRO Bank N.V. kasgeldlening
0
25.000
• C en E Bankiers N.V. kasgeldlening
0
25.000
-7.901
82.848
• ING Bank N.V. rekening-courant Stichting CRR
Totaal
In de loop van het jaar 2006 zijn de kasgeldleningen binnen het ter beschikking gestelde krediet kasgeldleningen op te nemen, geheel afgelost. Belastingen en premies sociale verzekeringen Dit betreft de nog te betalen loonheffing, omzetbelasting en premies sociale verzekeringen. De stijging van de nog te betalen belastingen en premies sociale verzekeringen wordt voornamelijk veroorzaakt door de algehele stijging van de salarislasten. Te betalen salarissen Dit betreft nog te betalen salariscomponenten overwerk, onregelmatigheidstoeslag etc. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de reservering van de werkgeversbijdrage inzake levensloop 2006 van € 2,0 miljoen, die in januari 2007 is uitbetaald. Te betalen vakantiedagen en vakantiegeld Volgens de Regeling Jaarverslaggeving Zorginstellingen zijn de nog te betalen vakantiegelden over de periode juni tot en met december opgenomen onder de kortlopende schulden. Tevens is er, naar aanleiding van deze regeling een verplichting opgenomen voor het saldo vakantiedagen ultimo 2006. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de toename van het saldo vakantiedagen met € 1,1 miljoen.
Aflossingsverplichtingen De aflossingsverplichtingen voor het jaar 2007 op de langlopende schulden zijn hier als schuld op korte termijn opgenomen.
Saldi projecten
31-12-2006
31-12-2005
13.014
10.737
Verplichtingen voor inrichtingskosten kliniek
1.474
1.563
Overig
2.848
1.505
Totaal
17.336
13.805
IV. Jaarrekening
Overige schulden
121
122
H Financieringsoverschot (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
2006
2005
232.973
214.977
Berekend wettelijk budget: Kostendeel Rente en afschrijvingen investeringen
20.234
21.623
Artskosten
35.351
34.642
Klinische genetica Totaal budget
6.885
6.832
295.443
278.074
215.780
91.447
37.499
55.311
Vergoedingen ter dekking van het wettelijk budget: DBC-A segment Onderhanden werk DBC-A segment DBC-B segment (kapitaalslasten)
346
176
Academische component
54.821
53.349
Overige vergoedingen
28.054
18.732
Klinische genetica Totaal vergoedingen
Overdekking 2006 – Onderdekking 2005
0
-79
336.500
218.936
41.057
-59.138
Het saldo nog in tarieven te verrekenen tot en met vorig boekjaar
-51.565
11.692
Facturering onderdekking 2005
59.137
0
Nadere herberekening budget over voorgaande jaren
0
-2.566
Overname saldo SKGA
0
-1.553
48.629
-51.565
Saldo te verrekenen per 31 december
De nacalculaties tot en met 2002 zijn door het CTG/ZAio in de rekenstaat verwerkt. De onderdekking van € 59,1 miljoen over 2005 werd in 2006 bij de zorgverzekeraars in rekening gebracht. De grote onderdekking in 2005 en de overdekking in 2006 wordt veroorzaakt door het grillig verloop van het opslagpercentage. Het opslag (sluit)percentage heeft het volgende verloop: Februari 2005
76,98%
Oktober 2005
54,81%
Januari 2006
86,63%
Februari 2006 September 2006
88,30% 136,40%
Oktober 2006
152,10%
Januari 2007
120,39%
April 2007
58,16% en wordt in juli 2007 49,31%
IV.6 Toelichting bij de geconsolideerde resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
A.1. Wettelijk budget (in € 1.000)
Budget patiëntenzorg, kostendeel en artskosten / honorarium DBC-B segment
2006
2005
295.443
278.074
3.461
882
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
55.938
54.976
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
35.541
33.996
Specialistenopleiding Onderwijs dienstverlening andere faculteiten Totaal budget
719
624
1.186
924
392.288
369.476
Het budget patiëntenzorg is als volgt opgebouwd:
2006 Budget patiëntenzorg 2005
278.074
Mutaties op grond van: Productieafspraken 2006
11.634
Klinische genetica
53
Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling
3.466
Prijsindexatie materiële kosten
1.800
Beleidsmaatregelen overheid: Artsen in opleiding tot specialist (AIOS) Herallocatie Arbeidsmarktbeleid
1.614 320 -61
Demogroei
523
Prestatiecontract / convenantskorting
378
Schoning DBC-B segment
21 2.795
Nacalculeerbare kapitaalslasten: Rente Afschrijvingen
-1.221 -110 -1.331
Overige mutaties
Budget patiëntenzorg 2006
-1.048
295.443
IV. Jaarrekening
A BEDRIJFSOPBRENGSTEN
123
124
De samenstelling van het budget patiëntenzorg is als volgt:
IV. Jaarrekening
Personele en materiële lasten Rente Afschrijving Artskosten Totaal budget patiëntenzorg
2006
2005
250.963
221.581
6.890
8.111
13.573
13.740
24.017
34.642
295.443
278.074
De daling van de post Artskosten is het gevolg van de verschuiving van de vergoeding voor opleidingsplaatsen (AIOSsen) naar de post personele en materiële lasten. Het budget patiëntenzorg 2006 is als volgt berekend:
2005 Budget patiëntenzorg volgens CTG/ZAio-rekenstaat 12 maart 2007
282.155
Nog te verwerken: Rentenormeringsbalans
-1.221
Uitbreiding Artsen in opleiding (AIOS)
4.734
Uitbreiding specialistenformatie radiotherapie
1.055
Demogroei
523
Afschrijvingslasten
-227
Correctie cyclers Realisatie dure geneesmiddelen
-31 948
Paraatheid MMT
276
Overig, inclusief kosten alliantievorming
346
Totaal nog te verwerken door CTG
6.403
Klinische genetica
6.885
Totaal budget patiëntenzorg
295.443
A.2. Overige bedrijfsopbrengsten (in € 1.000) 2006 Zorgprestaties tussen instellingen (WDS) Overige dienstverlening Overige opbrengsten Overige personele subsidies Totaal
2005
2.679
2.548
69.671
60.613
-243
2.966
1.329
1.280
73.436
67.407
De totale overige bedrijfsopbrengsten zijn ten opzichte van 2004 met € 6,0 miljoen toegenomen, met name als gevolg van opbrengsten uit overige dienstverlening.
Overige dienstverlening Algemene en administratieve diensten
2006
2005
952
1.058
1.748
139
Exploitatie projecten laboratoria
2.628
1.534
Maaltijdvergoedingen
1.053
1.096
Personele activiteiten ten behoeve van derden
2.278
-1.033
49.414
47.531
7.836
7.336
Vergoedingen projecten Netto omzet Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research Vergoeding materiaalkosten onderwijs en onderzoek Vergoeding opleidingen ten behoeve van derden
57
8
2.639
2.040
Universitaire huisartsenpraktijk
358
134
Overig
708
770
Totaal
69.671
60.613
Met ingang van 2006 worden hier mede verantwoord de doorberekende huren aan Stichting Cancer Center Amsterdam. De vergoedingen projecten ten bedrage van € 49,4 miljoen geven weer wat VU medisch centrum aan opbrengsten in 2006 heeft ontvangen van projecten die door derden worden gefinancierd. Deze opbrengst heeft betrekking op nog lopende èn afgeronde projecten. De ontvangen vergoedingen 2006 zijn € 1,8 miljoen ofwel 4% hoger dan 2005. De netto omzet Stichting Centrum voor Radio-isotopen Research betreft de aan derden in rekening gebrachte bedragen voor geleverde goederen en diensten onder aftrek van kortingen.
Overige opbrengsten
2006
2005
Overige baten (+) en lasten (–) Andere baten en lasten
-3
86
Baten en lasten voorgaande boekjaren
-240
2.880
Totaal
-243
2.966
IV. Jaarrekening
Doorberekende huren
125
126
B BEDRIJFSLASTEN B.1. Personeelskosten
IV. Jaarrekening
B.1.1. Gemiddelde personeelsbezetting (in fte)
Personeel algemene en administratieve functies Personeel hotelfuncties Personeel patiëntgebonden functies: - management en staf - personeel medische elektronica en revalidatie techniek
2006
2005
1.115,0
1.106,6
298,7
309,7
0
0
24,7
33,8
53,3
55,9
- personeel onderzoeksfuncties
592,5
572,2
- personeel behandel en ondersteunende functies
244,5
234,7
- personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
27,4
34,7
- verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
1.048,2
1.039,9
- medische en sociaal-wetenschappelijke functies
1.413,8
1.378,7
Leerlingverpleegkundig personeel
72,3
71,7
Personeel terrein en gebouwgebonden functies
31,9
40,1
4.922,3
4.878,0
Totaal
In de tabel is het personeel (personeel in loondienst en uitzendkrachten) verdeeld naar de diverse functiecategorieën. De opstelling is inclusief personeel toegerekend aan 3e geldstroom projecten. De personele bezetting in 2006 is ten opzichte van de bezetting in 2005 met 44,3 fte toegenomen voor alle functiecategorieën tezamen. De stijging is grotendeels toe te rekenen aan de 3e geldstroom. In de categorie algemene en administratieve functies is het personeel in loondienst bij Stichting Centrum voor Radioisotopen Research opgenomen (2006: 26 fte, 2005: 24 fte).
B.1.2. Personele lasten (in € 1.000)
Personeel algemene en administratieve functies
412
Personeel hotelfuncties
413
Personeel patiëntgebonden functies:
2006
2005
43.757
42.437
9.426
9.694
- management en staf
1.043
1.311
- personeel medische elektronica en revalidatie techniek
2.179
2.205
- personeel onderzoeksfuncties
21.229
19.523
- personeel behandel en ondersteunende functies
8.686
8.296
- personeel psychosociale, behandel- en begeleidende functies
1.180
1.438
- verpleegkundig, opvoedkundig en verzorgend personeel
43.883
42.038
- medische en sociaal-wetenschappelijke functies
99.812
94.723
414
Leerlingverpleegkundig personeel
1.918
1.868
415
Personeel terrein en gebouwgebonden functies
1.446
1.728
234.559
225.261
Totaal salarissen personeel in loondienst
416
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening
603
594
417
Stagiaires
325
270
418
Vergoedingen personeel niet in loondienst: Uitzendkrachten
4.561
2.916
Overig
5.239
5.443
245.287
234.484
43.195
43.267
Totaal salarissen en vergoedingen
422
Sociale lasten Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten
423
Andere personeelskosten Totaal
2.972
7.141
46.167
50.408
11.238
7.495
302.692
292.387
De salarissen van personeel in loondienst zijn in 2006 gestegen met € 9,3 miljoen ten opzichte van 2005. Deze stijging is onder te verdelen in € 2,0 miljoen als gevolg van een stijging van het aantal fte’s en € 7,3 miljoen als gevolg van stijging van de salariskosten. De stijging van de salariskosten is het gevolg van de verhoging van de schaalsalarissen per 01-04-2006 met 1,5%, de werkgeversbijdrage per 01-01-2006 in de levensloop van 1,1% en de werking van het jaarlijkse anciënniteiteffect. Bij de uitzendkrachten zijn de kosten met € 1,6 miljoen toegenomen. De daling in sociale lasten van € 4,2 miljoen is voor € 2,7 het gevolg van een daling van het gemiddelde percentage sociale lasten daartegen over staat een toename van € 2,0 als gevolg van de stijging van de bezetting daarnaast is de daling het gevolg van lager kosten inzake wachtgelden. De stijging van de andere personeelskosten met € 3,7 miljoen is voornamelijk veroorzaakt door hogere mutatie vakantiedagen (€ 1,1 miljoen), hogere functiegebonden kosten (€ 0,4 miljoen) en hogere opleidingskosten (€ 0,8 miljoen).
IV. Jaarrekening
411
127
128
Afdracht honorariumbudget aan Stichting Specialistenrekening Dit betreft het honorariumbudget medisch specialistische activiteiten met betrekking tot het specialisme mondziekten en kaakchirurgie.
IV. Jaarrekening
Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders De bezoldiging van de bestuurders van VU medisch centrum is schematisch als volgt:
Naam drs. E.B. Mulder 2006 Functie
2005
prof. dr. T.J.F. Savelkoul 2006
voorzitter
2005
prof. dr. E.A. van der Veen 2006
lid
2005 lid
In dienst van
01-01
01-01
01-01
01-01
01-01
tot
31-12
31-12
31-12
31-12
31-12
31-12
181.694
185.483
167.212
169.936
164.454
167.014
Bruto-salarissen Werkgeversdeel sociale lasten
01-01
342
425
342
349
342
349
Pensioenen en soortgelijke vergoedingen
31.449
35.064
25.356
31.577
25.356
31.576
Leasekosten auto
16.749
19.947
19.524
21.669
16.631
19.536
3.300
3.300
3.000
3.000
3.000
3.000
Totaal
233.534
244.219
215.434
226.531
209.783
221.475
Belastbaar loon
172.824
162.316
162.797
149.865
158.615
146.943
54.355
44.600
57.071
43.505
47.200
47.200
Onkostenvergoedingen
Cataloguswaarde lease auto
Nevenfuncties van bestuurders
Lid prof.dr. T.J.F. Savelkoul • bestuurslid Commissie van Uitvoering Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC) • hoogleraar stralingshygiëne (0-aanstelling) LUMC • lid van de Gezondheidsraad (GR) • lid van de Beraadsgroep Stralingshygiëne (GR) • lid programmacommissie Kwaliteitsverbeterprogramma Rampenopvang Ziekenhuizen ZON MW • lid raad van bestuur Stichting Palliatieve Zorg “KURIA” • voorzitter bestuur Nederlandse Stichting voor het Dove en Slechthorende Kind (NSDSK) Lid / decaan prof.dr. E.A. van der Veen • lid stuurgroep Modernisering Opleidingen en Beroepen in de Gezondheidszorg (MOBG)
IV. Jaarrekening
Voorzitter drs. E.B. Mulder • vice voorzitter Raad van Toezicht Vereniging Nationaal Reumafonds te Amsterdam • voorzitter Raad van Toezicht Nederlands Huisartsen Genootschap te Utrecht • lid Raad van Commissarissen LTP advies B.V.
129
130
Voor de bezoldiging van de leden van de raad van toezicht en gewezen leden van de raad van toezicht kwam in 2006 een bedrag van € 33.339 ten laste van VU medisch centrum:
IV. Jaarrekening
Naam
Functie
prof. drs. P. Bouw
voorzitter
BezolBelastdiging baar loon 2006
BezolBelastdiging baar loon 2005
6.429
6.429
6.429
6.429
5.672
5.672
5.672
5.672
4.916
4.916
4.916
4.916
0
0
4.916
4.916
0
0
4.916
4.916
0
0
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
4.916
5.672
5.672
5.105
5.105
0
0
1.891
1.891
2.048
2.048
0
0
2.048
2.048
0
0
1.638
1.638
0
0
33.339
33.339
43.677
43.677
van 01-01-05 tot 31-12-06 mr. drs. L.C. Brinkman
vice-voorzitter van 01-01-05 tot 31-12-06
drs. J.M. Bleichrodt
lid van 01-01-05 tot 31-12-06
dr. B. Sangster
lid van 01-01-05 tot 31-12-05
prof. dr. P.M.E. Volten
lid van 01-01-05 tot 31-12-05
Mr. A.A. Westerlaken
lid van 01-01-05 tot 31-12-05
I.E.E. van der Dussen
lid van 01-01-05 tot 31-12-06
drs. A. de Widt-Nieuwenhuizen
lid van 01-01-05 tot 30-09-05; vice-voorzitter van 01-10-05 tot 31-12-06
D.J. Terpstra
vice-voorzitter van 01-01-05 tot 30-04-05
Ir. R. Willems
lid van 01-08-06 tot 31-12-06
L. Bikker
lid van 01-08-06 tot 31-12-06
F.J. Paas
lid van 01-09-06 tot 31-12-06
B.1.3. Sociale lasten (in € 1.000)
234.559
100%
2006
2005
225.261
100%
Premiegevoelige sociale lasten: -
premie ziektekosten
10.414
4,44%
7.351
3,26%
-
pensioenkosten
30.620
13,05%
35.462
15,75%
-
premie WAO
-
pseudo-premies
Totaal premies
9.776
4,17%
9.586
4,26%
-4.333
-1,85%
-5.148
-2,29%
46.477
19,81%
47.251
20,98%
Uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten
2.972
7.141
Ontvangen ZW/WAO
-2.870
-3.267
-412
-717
46.167
50.408
Overig – niet premie gevoelig
Totaal
Het percentage premiegevoelige sociale lasten is in totaal licht gedaald door zowel een daling van de premie WAO als van de pensioen premies, daartegenover staat een stijging van de ziektekosten als gevolg van het nieuwe ziektekostenstelsel. De daling van de overige sociale lasten wordt grotendeels veroorzaakt door het wegvallen van uitgaven inzake uitkering na ontslag en hieraan gerelateerde kosten, dit als gevolg van Gerichte Groei. Met ingang van 2006 worden de kosten inzake vakantietoeslag en mutatie vakantiedagen niet meer verantwoord onder de sociale lasten, maar onder salariskosten (vakantietoeslag) en overige personele kosten (mutatie vakantiedagen), dit is voor 2005 gecorrigeerd.
IV. Jaarrekening
Loonsom
131
132
B.2. Afschrijvingen materiële vaste activa (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
Afschrijvingen WZV vergunningsplichtige vaste activa (grote bouw) Afschrijvingen WZV meldingsplichtige vaste activa (kleine bouw) Afschrijvingen inventaris en apparatuur Afschrijvingen niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa (bouw) Afschrijvingen DHAZ-middelen
2006
2005
10.046
10.503
1.565
1.641
14.751
15.450
2.484
372
525
229
29.371
28.195
Af: ten laste van egalisatierekening à fonds perdu bijdragen in bouw, eerste investering en inventaris
-5.093
-5.231
ten laste van egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
-1.187
-1.227
ten laste van egalisatierekening kleine bouwkundige projecten
-1.683
-1.768
ten laste van egalisatierekening apparatuurbijdragen derden
-1.560
-1.377
ten laste van egalisatierekening DHAZ
Totaal
-525
-229
-10.048
-9.832
19.323
18.363
2006
2005
B.3. Overige bedrijfskosten (in € 1.000)
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
12.654
11.290
Algemene kosten
22.514
18.395
Patiëntgebonden kosten
60.910
50.505
Onderhoud en energiekosten
12.140
11.002
Huur en leasing Kosten voor onderwijs en onderzoek Mutatie saldi projecten Dotaties Totaal
978
1.305
4.981
4.805
781
1.135
15.888
14.195
130.846
112.632
2006
2005
431
Voedingskosten
2.471
2.499
432
Keuken- en restauratieve apparatuur en benodigdheden
441
Huishouding en inrichting
43
139
5.555
4.128
442
Linnenvoorziening
2.109
2.443
443
Vervoers- en emballagekosten
2.201
1.993
445
Kosten beveiliging en bewaking
275
76
449
Andere hotelmatige voorzieningen Totaal
0
12
12.654
11.290
De kostenstijging van € 1,4 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging van huishoudings- en inrichtingskosten, onder meer bij het laboratorium CCA (€ 0,4 miljoen), Amstel Academie (€ 0,5 miljoen) en de afdeling klinische fysica en apotheek (€ 0,1 miljoen).
Algemene kosten
2006
2005
451
Kosten van administratie en registratie
8.649
5.520
452
Communicatieve kosten
1.573
1.576
453
Kosten algemeen beheer
8.297
7.224
454
Zakelijke lasten en verzekeringen
1.838
1.985
455
Kosten audiovisuele apparatuur en benodigdheden
459
Andere algemene kosten Totaal
568
669
1.589
1.421
22.514
18.395
De rubriek administratie en registratie geeft belangrijke kostenstijgingen te zien bij kosten computerfaciliteiten derden (€ 1,1 miljoen) en overige kosten administratieve diensten derden (€ 0,8 miljoen).
Patiëntgebonden kosten
2006
2005
461
Kosten diagnostische functies
13.470
11.307
462
Kosten behandel- en ondersteunende functies
33.536
28.283
463
Kosten psychosociale, behandel- en begeleidende functies
14
23
464
Kosten verpleging en verzorging
2.182
1.013
465
Kosten niet specifiek voor onderzoek, behandeling, verpleging of verzorging
6.758
6.484
466
Instrumentarium en apparaten
4.948
3.390
467
Kosten ontspanning en recreatie patiënten Totaal
2
5
60.910
50.505
De patiëntgebonden kosten zijn ten opzichte van 2005 met € 10,4 miljoen gestegen. Deze stijging wordt grotendeels verklaard door een productiestijging van 11% ten opzichte van 2005. De kostenstijging is met name veroorzaakt door hogere lasten pacemakers (€ 2,2 miljoen, waarvan € 1,6 miljoen voor Implanteerbare Cardioverter Defibrillators), hart- en vaatprotheses (€ 0,4 miljoen) en gewrichtsprothesesimplantaten (€ 0,8 miljoen). Belangrijke kostenstijgingen zijn verder waar te nemen bij: tractus digestivus (€ 0,6 miljoen), middelen bij maligne aandoeningen (€ 1,0 miljoen) en hemodialyse- en CAPD-voeistof (€ 0,5 miljoen).
133 IV. Jaarrekening
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten
134 IV. Jaarrekening
De toename in de rubriek diagnostische functies is het resultaat van een kostenstijging bij laboratoriumonderzoek door derden (€ 1,7 miljoen) en overige laboratoriumkosten (€ 1,4 miljoen) en een daling bij chemicaliën en reagentia (€ 0,7 miljoen). In de rubriek verpleging en verzorging zijn de kosten persoonlijke voorziening patiënten gestegen met € 0,5 miljoen en de overige kosten verpleging en verzorging met € 0,4 miljoen.
Onderhoud en energiekosten
2006
471
Onderhoud
5.992
6.123
473
Energiekosten
6.148
4.879
12.140
11.002
Totaal
2005
Door de invoering van de DHAZ is de noodzaak tot het houden van een voorziening, anders dan voor achterstallig onderhoud, komen te vervallen. Met ingang van 2006 is geen dotatie verricht aan een voorziening onderhoud. Tegelijkertijd is er in 2006 geen vrijval geweest ten gunste van onderhoud.
Kosten voor onderwijs en onderzoek
2006
2005
491
Specifieke kosten onderwijs en onderzoek
3.441
2.995
492
Affiliaties
1.488
1.754
493
Octrooiaanvragen Totaal
52
56
4.981
4.805
De stijging in de kosten voor onderwijs en onderzoek (€ 0,4 miljoen) wordt veroorzaakt door een stijging in kosten uitbesteed werk onderzoek en ontwikkeling.
Mutatie saldi projecten
2006
2005
Vooruitontvangen opbrengsten
60.836
49.614
Vooruitbetaalde kosten
-52.081
-41.640
Saldi projecten
8.755
7.974
Saldi projecten voorgaand jaar
-7.974
-6.839
781
1.135
Mutatie saldi projecten
Met betrekking tot de lopende projecten bedragen de vooruitontvangen opbrengsten tot en met 2006 € 60,8 miljoen en de vooruitbetaalde kosten € 52,1 miljoen. Per saldo zijn de vooruitontvangen opbrengsten € 8,7 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Ultimo 2005 waren de vooruitontvangen opbrengsten € 8,0 miljoen hoger dan de vooruitbetaalde kosten. Het verschil ten opzichte van het voorgaande jaar is door middel van de mutatie saldi projecten uit de resultatenrekening gehaald en in de balans verwerkt.
Dotaties Dotatie dubieuze debiteuren
2005
1.286
2.032
44
741
2.227
500
Dotatie egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw
2.815
2.435
Dotatie voorziening ziekterisico
1.398
1.325
Dotatie voorziening reorganisatiekosten
Dotatie voorziening lustrum
0
100
Dotatie egalisatierekening DHAZ
1.768
647
Dotatie egalisatierekening kleine bouwkundige voorzieningen
2.219
1.415
-969
5.000
Dotatie seniorenregelingen Dotatie wachtgelden
3.000
0
Dotatie ambtsjubilea
2.100
0
15.888
14.195
2006
2005
7.802
6.468
-902
-888
Totaal
C Financiële baten en lasten (in € 1.000)
Rentelasten Rente t.l.v. egalisatierekening rente en afschrijving grote bouw Rente t.l.v. egalisatierekening DHAZ Rentebaten Resultaat Boelevaar Holding BV Totaal
-74
-23
-284
-189
12
81
6.554
5.449
135 IV. Jaarrekening
Dotatie projecten t.g.v. egalisatierekening apparatuur bijdragen derden
2006
136
IV.7 Segmentatie over 2006
IV. Jaarrekening
De segmentatie geeft een indicatieve verdeling tussen enerzijds patiëntenzorg en anderzijds onderwijs en onderzoek.
Resultatenrekening (in € 1.000.000)
patiëntenzorg*
onderwijs en onderzoek 2e en 3e 1e geldstroom geldstroom
SCRR
VUmc totaal
392,3
Bedrijfsopbrengsten Bedrijfsopbrengsten Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
354,1
38,2
0,0
0,0
16,2
0,0
49,4
7,8
73,4
370,3
38,2
49,4
7,8
465,7
234,5
29,8
36,7
1,6
302,7
Bedrijfslasten Personeelskosten Afschrijvingen materiële vaste activa
13,9
5,4
0,0
0,0
19,3
Overige bedrijfskosten
112,0
3,5
12,7
2,8
130,9
Som der bedrijfslasten
360,4
38,7
49,4
4,4
452,9
Financiële baten en lasten
-6,6
0,0
0,0
0,1
-6,5
Resultaten voor VPB
3,3
-0,5
0,0
3,5
6,3
1,0
1,0
2,5
5,3
VPB
Resultaat
* inclusief werkplaatsfunctie
3,3
-0,5
0,0
IV. 8 Enkelvoudige balans per 31 december 2006 (in € 1.000)
2006
2005
289.728
266.568
ACTIVA A Vaste activa 1
Materiële vaste activa
2
Financiële vaste activa Totaal vaste activa
3.777
4.239
293.505
270.807
3.830
2.802
B
Vlottende activa
1
Voorraden
2
Onderhanden werk uit hoofde van DBC’s
43.969
3.571
3
Vorderingen
60.612
60.064
4
Financieringstekort
0
51.565
Totaal vlottende activa
108.411
118.002
Totaal activa
401.916
388.809
PASSIVA C Eigen vermogen 1
Collectief gefinancierd gebonden vermogen
6.855
4.013
2
Niet collectief gefinancierd vrij vermogen
10.787
10.787
Totaal eigen vermogen
17.642
14.800
82.948
81.284
D Egalisatierekening afschrijvingen E
Voorzieningen
15.417
F
Langlopende schulden
9.541
145.719
119.714
G Kortlopende schulden
91.561
163.470
H Financieringsoverschot
48.629
0
401.916
388.809
Totaal passiva
IV. Jaarrekening
Enkelvoudige balans per 31 december 2006 (in € 1.000) (na resultaatverwerking)
137
138
IV.9 Enkelvoudige resultatenrekening over 2006 (in € 1.000) Enkelvoudige resultatenrekening over 2006 (in € 1.000)
IV. Jaarrekening
2006
2005
295.443
278.074
A Bedrijfsopbrengsten 1a Budget patiëntenzorg DBC-B segment
3.461
882
1b Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
55.938
54.976
1c Rijksbijdrage faculteit geneeskunde algemeen
35.541
33.996
1d Specialistenopleiding 1e Onderwijs dienstverlening andere faculteiten
2
Overige bedrijfsopbrengsten Som der bedrijfsopbrengsten
B
Bedrijfslasten
1
Personeelskosten
2
Afschrijvingen materiële vaste activa
719
624
1.186
924
392.288
369.476
65.599
63.921
457.887
433.397
301.044
292.303
23.586
22.952
Onttrekking egalisatierekening afschrijvingen à fonds
3
perdu bijdrage in bouw, eerste inrichting en inventaris
-5.093
-5.231
Subtotaal afschrijvingen
18.493
17.721
Overige bedrijfskosten
128.860
113.570
Som der bedrijfslasten
448.397
423.594
-6.648
-5.468
2.842
4.335
-
1.007
2.842
5.342
C Financiële baten en lasten
Resultaat
Overige vermogensmutaties
Totaalresultaat
V. Overige gegevens 139 V. Overige gegevens
140
Aan:
Raad van Toezicht en Raad van Bestuur van VU medisch centrum
V. Overige gegevens
Accountantsverklaring
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2006 van VU medisch centrum te Amsterdam, bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de winst-en-verliesrekening over 2006 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van VU medisch centrum is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling Verslaggeving WTZi. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van VU medisch centrum. Tevens omvat een
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van VU medisch centrum per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met Regeling Verslaggeving WTZi.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Tevens zijn wij nagegaan dat het jaarverslag, voorzover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening. Amsterdam, 9 mei 2007 Ernst & Young Accountants namens deze
w.g. drs. J. Verhagen RA
141 V. Overige gegevens
controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van VU medisch centrum heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
142
Bekostigingsparameters
V. Overige gegevens
Functiegerichte budgettering Met ingang van 1 januari 1997 is het Functiegericht Budgetteringsmodel (FB-model) voor universitair medische centra en het nieuwe Rijksbijdrage verdeelmodel ten behoeve van de werkplaatsfunctie in universitair medische centra ingevoerd. Met ingang van 2001 is de bijdrage van de VU aan de faculteit geneeskunde toegevoegd aan het kader van VUmc. Het FB-model is opgebouwd uit een verschillend aantal componenten met eigen parameters. De parameters voor de beschikbaarheids- en capaciteitsgebonden-component zijn het aantal adherente inwoners, specialisteneenheden en bedden. Het aantal adherente inwoners wordt jaarlijks aangepast op basis van het gemiddelde van de drie voorgaande jaren. Het aantal specialisteneenheden en bedden is in principe bevroren op erkend aantal ultimo 1995. Na 1995 zijn in overleg met de verzekeraars bij een aantal specialismen de specialisteneenheden verhoogd. Over de reguliere parameters en de bijzondere voorzieningen worden afspraken gemaakt in het lokaal overleg met zorgverzekeraars AGIS en een vertegenwoordiger van Ziektekostenverzekeraars Nederland. Voor 2006 is overeengekomen dat zowel voor de reguliere productie als de bijzondere voorzieningen in het geval van onderproductie nagecalculeerd wordt. In het geval van overproductie moet opnieuw met verzekeraars worden onderhandeld over eventuele vergoedingen. In de tabel zijn zowel de afspraken 2006 als de realisatie 2005 en 2006 opgenomen. Naast de FB-parameters kennen de universitair medisch centra ook een academische component. Deze component dient ter dekking van meerkosten topreferente zorg, opleiding tot medisch specialist en kosten voor ontwikkeling en innovatie. Het FB budget is geschoond voor het B-segment, dat per 1 februari 2005 is ingevoerd.
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie Het verdeelmodel voor de rijksbijdrage werkplaatsfunctie maakt onderscheid in enerzijds de infrastructuur en anderzijds de directe ondersteuning van onderwijs en onderzoek. Het verdeelmodel bevat drie componenten. De investeringscomponent heeft een directe relatie met de ‘Planning Bouwvolumes Academische Ziekenhuizen’ (PBA), welke voor 75% gefinancierd worden uit het budget patiëntenzorg en voor 25% uit de rijksbijdrage werkplaatsfunctie. De component basisvoorziening bestaat uit een vast bedrag aangevuld met een bedrag per m2. De onderwijs- en onderzoekscomponent is gebaseerd op de parameters eerstejaars studenten, artsdiploma’s en promoties, waarbij is uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2002, 2003 en 2004.
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2006) De Vrije Universiteit maakt bij de verdeling van haar middelen over de faculteiten gebruik van het Intern Verdeelmodel VU (IVVU). Het IVVU kent de volgende parameters: promoties, 2e geldstroom medewerkers, inschrijvingen, eerstejaars en einddiploma’s. Voor de parameters geldt het jaar 2004 als basis. Naast de parameters kent het IVVU voor wat betreft het onderzoeksdeel een vast bedrag per jaar, de zogenaamde strategische overwegingen component (SOC). Naast het IVVU kent de VU ook aparte bedragen toe zoals de gelden met betrekking tot de verhoging numerus fixus en middelen uit de centrale beleidsruimte van de VU. In de kolom IVVU 2005 en 2006 zijn de aantallen per parameter opgenomen die de VU gebruikt voor het Intern Verrekenmodel VU (IVVU). In de kolom 2006 zijn de werkelijke aantallen opgenomen. Door de invoering van de bacheloropleiding zijn de parameters Inschrijvingen, Eerstejaars studenten en Einddiploma’s met de bacheloropleiding uitgebreid. In het IVVU zijn voor de bachelorparameters nog geen aantallen opgenomen.
Functiegerichte budgettering *
2006 realisatie
2006 afspraken 227.044
Adherente inwoners, poliklinisch
190.545
Gewogen specialisteneenheden **
90,90
Erkende bedden (incl. wiegen) Gewogen opnamen
733 22.544
22.653
21.675
Verpleegdagen
156.203
159.090
150.728
Gewogen 1e polikliniekbezoeken
111.777
115.480
110.349
17.600
18.520
16.168
1.144
1.020
1.183
Knie-operaties
19
23
35
Heup-operaties
87
91
98
Poliklinische verstrekking cytostatica
4.612
4.389
4.300
Revalidatiebehandeluren
7.366
7.390
6.568
5
5
5
597
650
588
Dagverpleging Dagverpleging (zwaar)
Radiotherapie apparatuur (lineaire versnellers) Open hart operaties PTCA behandelingen
1.139
1.350
1.048
Cardiovasculaire stents (inclusief basisjaar)
1.617
1.650
1.388
Dialyse •
hemodialyse exclusief EPO
1.232
1.300
1.221
•
hemodialyse inclusief EPO
7.683
7.800
8.047
•
CAPD exclusief EPO
825
600
719
•
CAPD inclusief EPO
9.962
9.600
8.966
•
CCPD exclusief EPO
692
100
182
•
CCPD inclusief EPO
8.004
8.000
7.755
BMT autoloog A.M.L.
5
2
1
43
40
42
2.598
2.599
2.412
40
30
38
HIV-verpleegdagen
606
400
321
HIV-eerste polikliniekbezoeken
331
300
341
26
30
32
2.167
2.500
3.804
Brachytherapie B2 equivalenten
48
100
88
Cochleaire implantaten volwassenen
18
20
17
6
5
6
14
10
10
BMT allogeen IVF labfasen HIV-opnamen
HIV-dagverplegingen Teletherapie T2 equivalenten
Cochleaire implantaten kinderen Neurostimulatoren Opnamen neonatale IC
557
545
512
Opnamen pediatrische IC
330
377
376
5.303
5.000
4.651
43
20
0
Beademingsdagen intensive care Multitraumapatiënten
*) De waarden betreffen het DBC-A segment. **) Met ingang van 2006 exclusief AIOS, omdat deze worden gefinancierd uit het Opleidingsfonds
143 V. Overige gegevens
Adherente inwoners, klinisch
2005 realisatie
144
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
2006
2005
Nuttige vierkante meters
V. Overige gegevens
91.629
91.629
Aantal eerstejaars instellling (gemiddeld)
292
266
Artsdiploma’s (gemiddeld)
211
213
84
75
2006 IVVU
2005 IVVU
Promoties (gemiddeld)
Rijksbijdrage geneeskunde (conform IVVU 2006)
2006 werkelijk
Promoties
99
99
76
2e geldstroom medewerkers
74
56
53
Inschrijvingen bachelor
1.185
0
0
54
47
36
Inschrijvingen doctoraal
981
1.995
1.877
Eerstejaars studenten bachelor
350
0
0
25
47
15
Eerstejaars studenten doctoraal
0
300
283
Einddiploma’s bachelor
0
0
0
23
7
1
242
199
224
Inschrijvingen master
Eerstejaars studenten master
Einddiploma’s master Einddiploma’s doctoraal
In de kolommen IVVU 2005 en 2006 zijn de aantallen per parameter opgenomen die de VU gebruikt voor het Intern Verrekenmodel VU (IVVU). In de kolom 2006 werkelijk zijn de werkelijke aantallen opgenomen. Door de invoering van de bacheloropleiding zijn de parameters inschrijvingen, eerstejaars studenten en einddiploma’s met de bacheloropleiding uitgebreid. In het IVVU zijn voor de bachelorparameters nog geen aantallen opgenomen.
Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie
145
Besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie (in € 1.000.000):
2006
2005
3,5
Gebouw- en apparatuurgebonden kosten •
Rente en afschrijving bouw
4,0
•
Gebouwgebonden kosten
3,5
3,6
•
Rente en afschrijving apparatuur
2,6
2,6
•
Kosten onderhoud apparatuur
1,7
1,2
Ter beschikking gestelde capaciteit •
Bijdrage ziekenhuis O&O formatie
5,6
6,1
•
Ondersteuning WP bij O&O-taak
9,5
8,7
20,8
19,9
Vertragingskosten •
Meerkosten patiëntgebonden functies
Overig •
Compensatie salaris WP
•
Overheadkosten
•
Wachtgelden
Totaal
0,2
0,2
10,4
10,2
3,0
2,9
61,3
58,9
De methodiek van de verantwoording is ontleend aan het VAZ-rapport Bepaald Betaalbaar. Bij de uitwerking is gebruik gemaakt van een leidraad die is opgesteld door de werkgroep gedragscode van de VAZ en VSNU. Door de jaren heen is het verschil tussen het totaal van de bestedingen en de ontvangen rijksbijdrage groter geworden, omdat de post vertragingskosten (te weten 10% van de kosten patiëntenzorg) stijgt door de voortdurende productiegroei. De groei van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie houdt daar geen gelijke tred mee en stijgt vrijwel alleen door de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling en de prijscompensatie voor materiele lasten.
Toelichting besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie Gebouw- en apparatuurgebonden kosten De rente- en afschrijvingskosten bouw betreffen de vergoeding die als zodanig herkenbaar is opgenomen in de rijksbijdrage. In deze vergoeding zijn behalve rente- en afschrijvingskosten voor goedgekeurde ‘grote’ bouwprojecten (> € 2,3 miljoen) ook rente- en afschrijvingskosten voor de ‘kleine bouw’ (< € 2,3 miljoen) begrepen. Onder de (overige) gebouwgebonden kosten vallen de personele en materiële kosten verbonden aan onderhoud aan gebouwen, installaties en terreinen, kosten van heffingen, verzekeringen en belastingen verbonden met gebouwen en energiekosten.
V. Overige gegevens
De rijksbijdrage werkplaatsfunctie bedraagt in 2006 € 55,9 miljoen (2005: € 55,0 miljoen). De indicatieve besteding van de rijksbijdrage werkplaatsfunctie wordt als volgt verantwoord:
146 V. Overige gegevens
De afschrijvingskosten apparatuur hebben betrekking op investeringen in medische en overige inventarissen, ongeacht de financieringsstructuur. De rentekosten apparatuur hebben betrekking op rentekosten van het geïnvesteerd vermogen. Afschrijvings- en rentekosten over investeringen in artikel 2 WBMV apparatuur worden buiten beschouwing gelaten, aangezien deze geheel door het ministerie van VWS worden vergoed. De onderhoudskosten apparatuur hebben betrekking op personele en materiële kosten van onderhoud van medische inventarissen. Van de gebouw- en apparatuurgebonden kosten is 25% toegerekend aan de rijksbijdrage. Ter beschikking gestelde capaciteit De ter beschikking gestelde capaciteit heeft enerzijds betrekking op de financiële bijdrage van het ziekenhuis in de (salaris)kosten van de onderwijs- en onderzoeksformatie wetenschappelijk personeel (O&O-WP), en anderzijds op de kosten van ondersteunend personeel ten behoeve van de O&O-WP formatie. Met betrekking tot de bijdrage van het ziekenhuis aan de O&O formatie zijn de volgende bestedingen geraamd voor het O&O deel: 30% van de salariskosten van de fellows en salariskosten van 30 fte WP-staf. Het ziekenhuis geeft personele en materiële ondersteuning aan alle klinische WP-ers bij de uitvoering van hun onderwijs- en onderzoekstaak. De directe ondersteuningskosten zijn geraamd op € 38.819 per fte O&O-formatie, uitgaande van 0,65 fte NWP per WP stafplaats. De totale O&O-formatie (gefinancierd door faculteit en ziekenhuis) in de klinische vakgroepen bedraagt 178 fte. Daarnaast worden door het ziekenhuis de extra kosten gedragen van de WP formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak waarvoor de doorberekende opslagen niet voldoende zijn. De totale WP-formatie uit tweede en derde geldstroom met O&O taak bedraagt ongeveer 137 fte. Bij de toerekening van de ondersteuningskosten is rekening gehouden met de ontvangen subsidie voor NWP en materiële kosten. Vertragingskosten Hieronder worden verstaan de kosten die ontstaan in de patiëntenzorg door uitvoering van de werkplaatsfunctie i.c. de meerkosten van de patiëntenzorg ten gevolge van onderwijs en onderzoek. Geraamd wordt dat 10% van de totale kosten van de patiëntenzorg wordt veroorzaakt door de uitvoering van de werkplaatsfunctie. Als benadering voor de kosten patiëntenzorg is gekozen voor de opbrengst van het FB-model voor academische ziekenhuizen. Overige kosten De overheadkosten zijn de kosten die niet specifiek patiëntenzorg en/of onderzoek betreffen maar die dienen als ondersteuning van deze afdelingen. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de rijksbijdrage is een percentage van 10 gehanteerd. De post wachtgelden betreft de uitkeringen na ontslag en hieraan gerelateerde kosten.
Besteding van de rijksbijdrage geneeskunde
147
De indicatieve besteding van de rijksbijdrage geneeskunde wordt als volgt verantwoord:
Indicatieve besteding in € 1.000.000
geneeskunde incl. RNC
medische vervolgopleiding
onderwijs dienstverlening
totaal
17.6
0,7
1,2
19.5
Personele lasten •
WP-staf onderwijs en onderzoek
•
Ondersteunend NWP
8.0
•
Promovendi
1.9
1.9
•
Andere personele kosten
1.1
1.1
•
Wachtgeld
•
Langdurig zieken
•
Dekking uit 3e geldstroom
8.0
0.3
0.3
-0.1
-0.1
-0.9 27.9
-0.9 0.7
1.2
29.8
Materiële lasten •
Materiële lasten preklinische afdelingen
1.1
1.1
•
Onderwijsbureau
2.8
2.8
•
Onderzoekinstituten
0.4
0.4
•
Laboratoriumkosten ziekenhuis
0.5
0.5
•
Faculteit algemeen
1.0
1.0
•
Toewijzing naar klinische afdelingen
0.6
0.6
•
Dekking uit 3e geldstroom
-1.0 5.4
-1.0 0
0
5.4
Overig •
Radionuclidencentrum
0.9
0.9
•
Projecten USF / KNAW / vernieuwingsimpuls
0.7
0.7
•
Verbouwingskosten (decentrale trekkingsrechten)
0.0
0.0
•
Valeriuskliniek AM-deel
•
(medische staf patiëntenzorg psychiatrie)
1.0
1.0
Valeriuskliniek AZ-deel (kosten werkplaatsfunctie)
0.9
0.9
Totaal
3.5
0
0
3.5
36.8
0.7
1.2
38.7
V. Overige gegevens
De rijksbijdrage geneeskunde bedraagt in 2006 € 38,2 miljoen. Dit bedrag is inclusief € 0,9 miljoen radionuclidencentrum, € 0,7 miljoen projectgelden, € 0,7 miljoen medische vervolgopleidingen en € 1,2 miljoen bijdrage onderwijsdienstverlening aan andere faculteiten.
148
Toelichting besteding van de rijksbijdrage geneeskunde
V. Overige gegevens
Personele lasten De WP-staf formatie onderwijs, onderzoek en opleiding bedraagt 39% van de totale WP-staf formatie. De ondersteunende NWP formatie is gesteld op 0,65 fte per WP-staf formatie. De promovendi betreffen de promovendi in loondienst bij VU medisch centrum. De andere personele kosten, het wachtgeld en de langdurig zieken ten behoeve van onderwijs en onderzoek bedragen 9,4% van het geheel van deze lasten. Dit percentage is normatief vastgesteld op basis van de verhouding formatie faculteit der geneeskunde VU tot de totale formatie van VU medisch centrum. Materiële lasten De materiële lasten zijn opgenomen conform de uitgaven welke in het boekjaar ten laste van de betreffende afdelingen of instituten zijn geboekt. In verband met de integratie met reeds bestaande afdelingen of diensten van het ziekenhuis geldt dat voor laboratoriumkosten, faculteit algemeen en toewijzingen naar klinische afdelingen het budget- of toewijzingsbedrag is aangehouden. Overig In de verantwoording is het bedrag ten behoeve van het radionuclidencentrum gelijk gehouden aan de toewijzing van de VU. De baten ten behoeve van projecten USF / KNAW / EMGO en de vernieuwingsimpulsgelden worden in de exploitatierekening verantwoord onder overige dienstverlening (vergoeding projecten); in deze verantwoording zijn de lasten gelijk aan de baten. De decentrale trekkingsrechten betreffen de uitgaven voor kleine technische aanpassingen. De Valeriuskliniek betreft de patiëntenzorg formatie in GGZ Buitenamstel welke aan VU medisch centrum wordt doorberekend.
149 IV. Jaarrekening
150
VI. Bijlagen 151 VI. Bijlagen
152
VI. Bijlagen
Bijlage 1 Materiële vaste activa
Afschrijvingspercentages
Terreinen
Gebouwen
0
2-10
Ver- Onderhanden bouwingen projecten 5
0
Subtotaal vergunning
Stand 1 januari Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.498
271.008
34.725
14
307.245
0
-118.047
-25.390
0
-143.437
1.498
152.961
9.335
14
163.808
Mutaties boekjaar Investeringen
0
0
0
200
200
Afschrijvingen
0
-8.435
-1.610
0
-10.045
Totaal
0
-8.435
-1.610
200
-9.845
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
-110
-1.329
0
0
-1.439
0
1.105
0
0
1.105
-110
-224
0
0
-334
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen Aanschafwaarde Afschrijvingen Totaal
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
1.388
269.679
34.725
214
306.006
0
-125.377
-27.000
0
-152.377
1.388
144.302
7.725
214
153.629
VI. Bijlagen
WZV vergunningsplichtige vaste activa (in € 1.000)
153
154
WZV meldingsplichtige vaste activa (in € 1.000)
VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Instand- Onderhanden houding projecten
Subtotaal melding
5-10
0
Aanschafwaarde
33.625
103
Cumulatieve afschrijvingen
-9.383
0
-9.383
Boekwaarde
24.242
103
24.345
Investeringen
-1.093
-103
-1.196
Afschrijvingen
-1.565
0
-1.565
Totaal
-2.658
-103
-2.761
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Stand 1 januari 33.728
Mutaties boekjaar
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december Aanschafwaarde
32.532
0
32.532
Cumulatieve afschrijvingen
-10.948
0
-10.948
21.584
0
21.584
Boekwaarde
Inventaris en apparatuur (in € 1.000)
10
20
155 Subtotaal
Stand 1 januari Aanschafwaarde
110.777
20.208
130.985
Cumulatieve afschrijvingen
-56.451
-10.955
-67.406
Boekwaarde
54.326
9.253
63.579
Mutaties boekjaar Investeringen
16.797
4.081
20.878
Afschrijvingen
-10.808
-3.920
-14.728
5.989
161
6.150
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
-10.313
-223
-10.536
Afschrijvingen
11.003
219
11.222
*690
*-4
686
Totaal
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Totaal *correctie boekwaarde conversie
Stand 31 december Aanschafwaarde
117.261
24.066
141.327
Cumulatieve afschrijvingen
-56.256
-14.656
-70.912
61.005
9.410
70.415
Boekwaarde
VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Inventarissen
Automatiserings apparatuur
156
Niet WZV/WTG gefinancierde vaste activa, bouw (in € 1.000)
VI. Bijlagen
Afschrijvingspercentages
Gebouwen Onderhanden projecten 5-10
0
Subtotaal
Stand 1 januari Aanschafwaarde
8.115
557
8.672
Cumulatieve afschrijvingen
-3.676
0
-3.676
Boekwaarde
4.439
557
4.996
Mutaties boekjaar Investeringen
530
-284
246
Investeringen (CCA gebouw)
9.384
0
9.384
Afschrijvingen
-2.484
0
-2.484
7.430
-284
7.146
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
Totaal
0
0
0
Aanschafwaarde
18.029
273
18.302
Cumulatieve afschrijvingen
-6.160
0
-6.160
Boekwaarde
11.869
273
12.142
Totaal
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december
DHAZ gefinancierde vaste activa (in € 1.000)
Nieuw-
Nieuw-
Verbouw-
Kleine
Onder-
Sub-
Totaal
bouw/
bouw/
ingen/
werken/
handen
totaal
materiële
gebouwen
instal-
reno-
LTO
projecten
laties
vaties
2
5
5
10
0
0
0
1.510
2.258
10.636
vaste
Stand 1 januari Aanschafwaarde
14.404
495.034
Cumulatieve afschrijvingen
0
0
-70
-205
0
-275
-224.177
Boekwaarde
0
0
1.440
2.053
10.636
14.129
270.857
6.229
0
314
2.106
13.964
22.613
52.124
-110
0
-84
-332
0
-526
-29.348
6.119
0
230
1.774
13.964
22.087
22.776
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
0
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
0
Aanschafwaarde
0
0
0
0
0
0
-11.975
Afschrijvingen
0
0
0
0
0
0
12.327
Totaal
0
0
0
0
0
0
352
6.229
0
1.824
4.364
24.600
37.017
535.183
-110
0
-154
-537
0
-801
-241.198
6.119
0
1.670
3.827
24.600
36.216
293.985
Mutaties boekjaar Investeringen Afschrijvingen Totaal
Terugname geheel afgeschreven activa
Desinvesteringen
Stand 31 december Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde
VI. Bijlagen
activa
Afschrijvingspercentages
157
158
Bijlage 2 DHAZ-middelen Verantwoording DHAZ-middelen 2006 (in € 1.000)
VI. Bijlagen
ministerie van OCW
ministerie van VWS
Totaal
Toegekende middelen 2006
5.425
16.275
21.700
Saldo oude jaren
6.799
20.399
27.198
Indexering oude jaren over VWS-deel
0
625
625
Correcties toekenning/indexering oude jaren
0
428
428
12.224
37.727
49.951
1.557
4.672
6.229
79
236
315
0
0
0
381
1.142
1.523
Totaal DHAZ-middelen
Bestedingen 2006 - DHAZ - nieuwbouw - DHAZ - verbouwingen - DHAZ - renovaties - DHAZ - kleine werken - DHAZ - lange termijn onderhoud
146
437
583
3.490
10.473
13.963
109
328
437
0
0
0
Totaal DHAZ - bestedingen
5.762
17.288
23.050
Saldo DHAZ-middelen ultimo 2006
6.462
20.439
26.901
- DHAZ – onderhanden werk* - DHAZ-huur - Correcties bestedingen oude jaren
* Het onderhanden werk heeft betrekking op lopende projecten. Bij afronding van deze projecten wordt het bestede bedrag onder de relevante bestedingsrubriek verantwoord.
Bijlage 3 Projecten in uitvoering 2006 (in € 1.000) Projectgegevens
159
Omschrijving
tot en met 2006 gereed onderhanden
Nieuwbouw dakopbouw A westflank algemeen en ontsluiting westflank spoedeisende hulp onderzoek en diagnostiek gebouw dakopbouw B ontwikkelvisie VUmc vervangende nieuwbouw gassen en chemicaliën Subtotaal nieuwbouw
0
1.324
1.324
0
2.288
168
0
2.456
60
75
0
135
599
121
0
720
2.356
2.548
4.904
0
28
45
0
73
0
12
0
12
5.331
4.293
6.228
3.396
Verbouwingen poli verloskunde en gynaecologie
251
51
302
0
herinrichting hoofdhal ziekenhuis
316
1.282
0
1.598
aanpassingen ten behoeve van 4e MRI
0
109
0
109
blusinstallatie MER II en III
4
5
0
9
uitbreiding PET CT
1
64
0
65
logistieke vloer onderhuis
0
48
0
48
realisatie MPU
0
98
0
98
realisatie HOT lab
0
40
0
40
balie afdeling neurochirurgie
0
103
0
103
balie afdeling mondziekten en kaakchirurgie
20
69
0
89
balie afdeling IPO/FMT
0
72
0
72
aanpassen 1a archief bekijkruimte radio diagnostiek
0
10
0
10
centrale balie afdeling radiotherapie
0
129
0
129
aanpassen MER I t.b.v. ups en ventilatie
23
374
0
397
verhuizing afdeling maag, darm en lever
0
2.635
0
2.635
voorzieningen lesruimten ten behoeve van LIFT
0
13
13
0
verplaatsen scopieruimte afdeling longziekten
0
208
0
208
Realisatie IC's Subtotaal verbouwingen
0
13
0
13
615
5.323
315
5.623
31
1.798
0
1.829
13
2.570
0
2.583
2.245
2.542
0
4.787
0
22
0
22
31
56
0
87
Renovaties personeelsrestaurant herinrichting OK 6e etage renovatie verpleeghuis oost verplaatsen research algemene inwendige geneeskunde ontwikkeling voorplein ziekenhuis medische bibliotheek
0
36
0
36
Subtotaal renovaties
2.320
7.024
0
9.344
vervolg tabel op pagina 160
VI. Bijlagen
Investeringen t/m 2005 2006
160
Projectgegevens
Investeringen t/m 2005 2006
Omschrijving
tot en met 2006 gereed onderhanden
VI. Bijlagen
Kleine werken diverse kleine werken
2.175
2.533
1.523
3.185
Subtotaal kleine werken
2.175
2.533
1.523
3.185
diverse projecten lange termijn onderhoud
195
3.440
583
3.052
Subtotaal lange termijn onderhoud
195
3.440
583
3.052
10.636
22.613
8.649
24.600
Lange termijn onderhoud
Totaal DHAZ-middelen
Bijlage 4 Tabellen
161
Tabel 1 Capaciteitsgegevens 2005
2004
2003
2002
2001
2000
713
713
713
713
713
713
713
(incl. dagverpleging, excl. wiegen) Wiegen per 31 december
20
20
20
20
20
20
20
733
733
733
733
733
733
733
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
Opnamen
22.640
21.633
20.631
19.510
17.749
17.692
19.213
Dagopnamen
19.370
17.685
17.655
17.380
17.888
14.315
11.401
Totaal opnamen
42.010
39.318
38.286
36.890
35.637
32.007
30.614
159.840
152.350
154.872
152.314
145.555
150.293
158.980
Eerste polikliniekbezoeken
118.306
116.411
115.100
110.447
109.350
109.020
108.358
Poliklinische consulten
315.271
308.995
302.414
281.516
277.547
274.637
274.837
36.669
36.282
36.284
35.333
36.722
37.893
38.482
Totaal aantal bedden
Tabel 2 Kernproductiegegevens Aantal
Verpleegdagen Poliklinische jaarkaarten
Spoedeisende hulp patiënten
88.693
Verhoudingsgetallen Gemiddelde verpleegduur in dagen
7,1
7,0
7,5
7,8
8,2
8,5
8,3
Aantal klinische opnamen per bed
57,3
53,6
52,2
50,3
48,6
43,7
41,8
2001
2000** 208,8
(inclusief dagverpleging)
Tabel 3 Financiële gegevens (in € 1.000.000) 2006
2005
2004
2003
2002
Personele lasten
302,7
292,3
286,9
266,4
244,5
221,9
Materiële lasten
156,7
136,8
126,7
123,3
117,7
106,4
97,1
25,9
23,2
24,4
23,5
23,6
21,3
22,0 188,3
(w.v. rente/afschr.) Budget patiëntenzorg
298,9
279,0
268,0
252,7
237,3
209,8
Rijksbijdrage werkplaatsfunctie
55,9
55,0
54,4
53,5
51,5
49,9
47,9
Rijksbijdrage faculteit geneeskunde
35,5
34,0
32,0
29,3
26,7
27,0
24,7
Investeringen in apparatuur
20,9
14,8
20,4
20,5
18,2
7,1
11,8
Investeringen in bouw*
31,2
14,5
12,6
16,3
19,1
18,0
18,2
*) inclusief projecten in uitvoering **) inclusief faculteit der geneeskunde VU
VI. Bijlagen
Aantal bedden per 31 december
2006
162
Tabel 4: Opnamen, verpleegdagen en gemiddelde verpleegduur per specialisme
VI. Bijlagen
2006
Aantal opnamen 2005 2004
2006
Verpleegdagen 2005 2004
Gemiddelde verpleegduur 2006 2005 2004
Anesthesiologie
19
3
2
56
7
3
2,9
2,3
1,5
Cardiochirurgie
539
543
566
7.157
6.748
6.731
13,3
12,4
11,9
1.242
907
858
8.558
7.539
7.598
6,9
8,3
8,9
50
60
51
726
762
771
14,5
12,7
15,1
2.909
2.606
2.637
27.976
24.915
26.111
9,6
9,6
9,9
209
161
100
1.978
2.573
1.405
9,5
16,0
14,1
4.033
4.110
3.956
34.827
34.079
35.356
8,6
8,3
8,9
1.499
1.531
1.514
7.960
7.508
8.596
5,3
4,9
5,7
373
412
442
2.557
2.546
2.415
6,9
6,2
5,5
1.561
1.610
1.378
15.042
15.628
14.031
9,6
9,7
10,2
kaakchirurgie
376
362
357
978
976
908
2,6
2,7
2,5
Neurochirurgie
899
868
994
7.036
6.872
7.897
7,8
7,9
7,9
1.101
1.050
1.069
8.471
7.852
8.553
7,7
7,5
8,0
Cardiologie Dermatologie Heelkunde Intensive care volwassenen Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Mondziekten en
Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde Orthopedie
97
108
124
241
277
302
2,5
2,6
2,4
1.228
1.173
1.146
4.231
4.390
5.067
3,4
3,7
4,4
925
850
623
5.969
5.409
4.716
6,5
6,4
7,6
4,5
Plastische chirurgie
617
608
669
2.728
2.612
3.013
4,4
4,3
Radiotherapie
26
17
24
65
47
88
2,5
2,8
3,7
Reumatologie
130
133
161
1.546
1.365
1.601
11,9
10,3
9,9
Revalidatiegeneeskunde Urologie
1
1
0
1
3
0
1,0
3,0
-
895
730
442
4.108
3.460
2.213
4,6
4,7
5,0
2.804
2.710
2.496
15.218
14.752
15.268
5,4
5,4
6,1
Verloskunde en gynaecologie Gezonde zuigelingen Totaal
1.107
1.080
1.022
2.411
2.030
2.229
2,2
1,9
2,2
22.640
21.633
20.631
159.840
152.350
154.872
7,1
7,0
7,5
Tabel 5 Aantal eerste polikliniekbezoeken en consulten per specialisme eerste polikliniek bezoeken 2006 2005 2004
2006
consulten 2005
2004 13.319
Anesthesiologie
1.735
1.688
1.735
15.302
14.566
Cardiochirurgie
520
518
587
704
722
862
5.045
4.759
4.711
12.170
11.585
10.767 23.942
Cardiologie Dermatologie
7.298
7.511
7.588
22.045
23.261
Heelkunde
24.600
24.783
25.537
22.720
22.598
23.547
Inwendige geneeskunde
15.549
15.226
14.689
56.853
54.981
54.667
8.246
8.328
8.474
24.395
24.209
24.812
805
923
936
3.405
4.165
4.114
6.770
6.239
6.334
17.516
16.492
16.474
Keel-, neus- en oorheelkunde Kinderchirurgie Kindergeneeskunde Klinische genetica Mondziekten en kaakchirurgie
1
0
0
3.097
824
0
7.055
6.967
6.922
12.871
12.487
12.060
Neurochirurgie
1.527
1.648
1.692
3.368
3.655
3.714
Neurologie volwassenen
5.790
5.779
5.952
12.889
13.208
13.778
Oogheelkunde
9.019
8.725
8.829
26.361
25.294
24.781
Orthopedie
6.045
5.500
4.387
11.716
10.654
9.391
Plastische chirurgie
3.164
3.194
3.323
7.926
7.897
8.530
Psychiatrie
0
0
0
2.089
1.941
730
Radiotherapie
0
0
0
11.905
13.926
12.894
Reumatologie
1.501
1.484
1.416
5.470
5.415
4.927
Revalidatiegeneeskunde
1.520
1.546
1.612
3.672
3.952
3.947
Urologie
3.886
3.320
1.954
9.429
7.928
4.846
Verloskunde en gynaecologie
8.230
8.273
8.422
29.368
29.235
30.312
118.306
116.411
115.100
315.271
308.995
302.414
Totaal
VI. Bijlagen
Specialisme
163
164
Tabel 6 Dagverpleging per specialisme
VI. Bijlagen
Specialisme
2006
Dagopnamen 2005
2004
Anesthesiologie
375
0
Cardiochirurgie
1
0
1
3.467
3.577
4.327
Cardiologie Dermatologie
2
136
53
2
Heelkunde
2.328
2.072
2.393
Inwendige geneeskunde
5.388
5.233
4.129
Keel-, neus- en oorheelkunde
903
795
823
Kinderchirurgie
194
203
201
1.575
1.238
1.361
194
182
149
77
71
73
507
463
372
Kindergeneeskunde Mondziekten en kaakchirurgie Neurochirurgie Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde
0
0
2
1.272
1.197
1.201
Orthopedie
184
140
148
Plastische chirurgie
473
440
431
Psychiatrie
0
0
0
Radiotherapie
0
0
1
Reumatologie
789
799
772 154
Revalidatiegeneeskunde
106
124
Urologie
201
209
173
1.200
889
940
19.370
17.685
17.655
Verloskunde en gynaecologie Totaal
Tabel 7 Wachtlijst voor klinische opnamen per specialisme (stand per 31 december)
2006
Cardiochirurgie
Dagopnamen 2005
2004
69
47
106
Cardiologie
0
0
0
Dermatologie
4
8
9
305
343
460
Heelkunde Inwendige geneeskunde Keel-, neus- en oorheelkunde
40
73
64
190
246
301
Kinderchirurgie
13
12
21
Kindergeneeskunde
23
18
27
Mondziekten en kaakchirurgie
113
97
93
Neurochirurgie
212
188
249
18
21
19
0
2
0
251
303
290
Neurologie Nucleaire geneeskunde Oogheelkunde Orthopedie
274
253
265
Plastische chirurgie
371
220
286
Radiotherapie
4
5
1
Reumatologie
4
3
4
Revalidatie
1
1
1
196
160
89
Urologie Verloskunde en gynaecologie Totaal
165
181
153
2.253
2.181
2.438
VI. Bijlagen
Specialisme
165
166
Tabel 8 Herkomst klinische patiënten naar regio per opnemend specialisme, uitgedrukt in percentages (inclusief gezonde zuigelingen)
VI. Bijlagen
Amsterdam*
2006 Regio*
Buitenregio*
Anesthesiologie
15,8
0,0
84,2
Cardiochirurgie
9,7
9,4
80,9
Cardiologie
41,8
21,3
36,9
Dermatologie
49,0
3,9
47,1
Heelkunde
40,5
16,2
43,3
Inwendige geneeskunde
33,2
10,8
56,0
Intensive care volwassenen
43,9
14,5
41,6
Keel-, neus- en oorheelkunde
24,6
6,7
68,7
Kinderchirurgie
36,7
13,6
49,7
Kindergeneeskunde
36,7
8,6
54,7
Mondziekten en kaakchirurgie
34,6
6,6
58,8
Neurochirurgie
22,3
13,3
64,4
Nucleaire geneeskunde
19,6
15,5
64,9
Neurologie
46,5
17,4
36,1
Oogheelkunde
37,8
8,3
53,9
Orthopedie
38,0
17,0
45,0
Plastische chirurgie
28,1
6,5
65,4
Radiotherapie
42,3
7,7
50,0
Reumatologie
25,6
9,3
65,1
0,0
0,0
100,0
Specialisme
Revalidatie Urologie
33,4
15,7
50,9
Verloskunde en gynaecologie
53,7
10,9
35,4
Totaal
37,9
12,2
49,9
*) Amsterdam: gemeente Amsterdam Regio: Diemen, Ouder-Amstel, Amstelveen en Uithoorn Buitenregio: overig
Tabel 9 Aantal klinisch ontslagen patiënten per hoofddiagnosegroep Ontslagdiagnose
2006
Procent
2005
Procent
2004
Procent
167 2003
Procent
perinatale periode
1.052
4,7
881
4,1
929
4,5
967
4,9
Ademhalingswegen
1.069
4,7
1.000
4,6
985
4,7
926
4,8
1.120
5,0
1.030
4,8
945
4,6
883
4,5
96
0,4
105
0,5
96
0,5
97
0,5
632
2,8
568
2,6
572
2,8
645
3,3
Bewegingsstelsel en bindweefsel Bloed en bloedvormende organen Congenitale afwijkingen Endocriene, voedingsen stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel Huid en subcutis
313
1,4
311
1,4
259
1,3
311
1,6
2.743
12,2
2.342
10,8
2.461
11,9
2.389
12,2
183
0,8
152
0,7
193
0,9
195
1,0
Infectieziekten en parasitaire ziekten Nieuwvormingen
247
1,1
216
1,0
242
1,2
235
1,2
4.429
19,7
3.543
16,5
3.615
17,5
3.895
20,0
2.518
11,2
2.205
10,2
2.133
10,3
2.102
10,8
145
0,6
114
0,5
117
0,6
149
0,8
1.396
6,2
1.172
5,4
1.184
5,7
1.091
5,6
Ongevalletsels en vergiftigingen Psychische stoornissen Spijsverteringsstelsel Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden
725
3,2
593
2,7
535
2,6
623
3,2
1.032
4,6
863
4,0
747
3,6
736
3,8
1.836
8,1
1.607
7,4
1.626
7,9
1.742
8,9
en kraambed
1.918
8,5
1.846
8,5
1.582
7,6
1.433
7,4
Overig
1.090
4,8
3.065
14,3
2.445
11,8
1.065
5,5
Totaal
22.544
100,0
21.613
100,0
20.666
100,0
19.484
100,0
Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en zintuigen Zwangerschap, bevalling
VI. Bijlagen
Aandoeningen
168
Tabel 10 Aantal dagbehandelingspatiënten per hoofddiagnosegroep Ontslagdiagnose
VI. Bijlagen
2006
Procent
2005
Procent
2004
Procent
perinatale periode
32
Ademhalingswegen
525
0,1
34
2,4
475
1.654
7,6
vormende organen
328
Congenitale afwijkingen
350
2003
Procent
0,2
46
2,5
507
0,3
30
0,2
2,7
505
2,9
1.283
6,7
1.273
6,9
1.209
7,0
1,5
246
1,3
197
1,1
299
1,7
1,6
343
1,8
353
1,9
339
2,0
Aandoeningen
Bewegingsstelsel en bindweefsel Bloed en bloed-
Endocriene, voedingsen stofwisselingsziekten Hartvaatstelsel Huid en subcutis
660
3,1
511
2,7
497
2,7
335
1,9
2.590
12,0
2.601
13,4
3.174
17,1
2.935
16,9
72
0,3
45
0,2
54
0,3
50
0,3
Infectieziekten en parasitaire ziekten Nieuwvormingen
72
0,3
74
0,4
82
0,4
98
0,6
5.560
26,0
4.271
22,1
3.099
16,7
4.145
23,8
Ongevalletsels en vergiftigingen
983
4,5
916
4,8
1.046
5,6
783
4,5
Psychische stoornissen
134
0,6
109
0,6
139
0,7
68
0,4
1.652
7,6
1.679
8,7
1.353
7,3
1.063
6,1
1.652
7,6
1.585
8,2
1.872
10,1
1.431
8,2
596
2,8
470
2,4
448
2,4
432
2,5
2.091
9,7
1.905
9,9
1.841
9,9
1.651
9,5
Spijsverteringsstelsel Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden Urogenitaal systeem Zenuwstelsel en zintuigen Zwangerschap, bevalling en kraambed
400
1,8
301
1,6
377
2,0
330
1,9
Overig
2.278
10,5
2.411
12,5
2.202
11,9
1.677
9,6
Totaal
21.629
100,0
19.259
100,0
18.560
100,0
17.380
100,0
Tabel 11 Instroom klinische patiënten uitgedrukt in percentages 2006
2005
2004
2003
Polikliniek en huisarts
72,5
72,9
73,9
73,1
Spoedeisende hulp
17,1
16,3
15,1
15,9
Van ander ziekenhuis
5,7
6,1
6,2
6,1
Geboren in het ziekenhuis
4,7
4,7
4,8
4,9
100,0
100,0
100,0
100,0
Totaal
Bijlage 5 Opbouw budget aanvaardbare kosten 2005, 2006 en mutatie in het boekjaar (in € 1.000)
169 Mutatie 2006
Loonkosten Loonkosten functioneel budget
67.318
-1.686
65.632
62.114
-177
61.937
-3.695
Loonkosten bijzondere functies
24.111
-582
23.529
25.421
276
25.696
2.167
Loonkosten gebouwgebonden
3.639
0
3.639
3.669
0
3.669
30
Loonkosten medisch specialisten
31.191
3.451
34.642
22.962
1.055
24.017
-10.625
Overige loonkosten
2.779
0
2.779
4.427
0
4.427
1.648
0
0
0
16.679
4.547
21.227
21.227
685
-14
671
0
0
0
-671
Vergoeding opleidingsplaatsen Eerstelijn Aftrek loonkosten m.b.t. DBC-B segment Totaal loonkosten
-3.721
2.817
-904
-1.527
0
-1.527
-623
126.002
3.986
129.988
133.745
5.701
139.446
9.458
Materiële kosten Materiële kosten functioneel budget
24.084
-154
23.930
25.903
-7
25.896
1.966
Materiële kosten bijzondere functies
23.080
-437
22.643
26.734
0
26.734
4.091
Materiële kosten gebouwgebonden functies
7.544
0
7.544
7.730
0
7.730
186
Overige materiële kosten
7.072
512
7.584
9.110
948
10.058
2.474
198
-4
194
0
0
0
-194
Eerstelijn Aftrek loonkosten m.b.t. DBC-B segment Totaal materiële kosten
-889
166
-723
-352
0
-352
371
61.089
83
61.172
69.125
941
70.066
8.894
5.854
-2
5.852
5.806
-3
5.803
-49
1.414
457
1.871
1.383
0
1.383
-488
Kapitaalslasten Afschrijvingskosten inventarissen Afschrijvingskosten art. 2 WBMV inventarissen Afschrijvingskosten dubieuze debiteuren
2.300
0
2.300
2.300
0
2.300
0
Afschrijvingskosten nacalculeerbaar
5.265
-163
5.102
5.560
-227
5.333
231
Rentekosten
5.711
2.400
8.111
8.111
-1.221
6.890
-1.221
55
0
55
55
0
55
0
20.599
2.692
23.291
23.215
-1.451
21.764
-1.527
34.348
0
34.348
34.989
362
35.351
1.003
18.313
0
18.313
18.743
154
18.897
584
Huur en leasing Totaal kapitaalslasten
Academische component Loonkosten academische component Materiële kosten academische component Afschrijvingskosten inventarissen academische component Totaal academische component
Vervolg tabel op pagina 170
687
0
687
818
7
826
139
53.348
0
53.348
54.550
523
55.074
1.726
Budget Berekende Herrekend
Mutatie
Budget Berekende Herrekend
VI. Bijlagen
Budget Berekende Herrekend Budget Berekende Herrekend kasbasis nacalc. budget kasbasis nacalc. budget 2005 2005 2005 2006 2006 2006
kasbasis 2005
nacalc. 2005
budget 2005
kasbasis 2006
nacalc. 2006
budget 2006
2006
-156
273
117
-156
312
156
39
1.604
1.299
2.903
1.337
377
1.713
-1.190
423
0
423
339
0
339
-84
Klinische genetica
6.832
0
6.832
6.885
0
6.885
53
Totaal overig
8.703
1.572
10.275
8.405
689
9.093
-1.182
269.741
8.333
278.074
289.040
6.404
295.443
17.369
170 VI. Bijlagen
Overig Voorlopige budgetmutaties Lokale productiegebonden toeslag (incl. kosten alliantievorming) Prestatiecontract/convenantskorting Samenwerkingsverbanden
Totaal aanvaardbare kosten boekjaar
Bijlage 6 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT)
171
Functienaam
Duur dienstverband in verslagjaar
In dienst In dienst vanaf tot
Belastbaar loon (in €)
2006
Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, inclusief pensioenbijdragen (in €)
2005
2006
2005 48.508
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
206.328
189.902
51.852
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
202.899
192.424
49.617
56.669
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
190.522
166.356
48.572
52.095
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
189.936
185.360
47.217
50.706
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
196.724
150.088
39.126
57.300
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
182.424
178.529
45.086
48.409
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
179.339
174.084
44.487
50.449
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
176.969
165.620
45.367
65.991
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
176.712
171.070
44.455
48.510
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
175.566
171.230
43.653
46.591
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
182.330
136.479
36.839
34.767
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
173.515
162.653
42.991
46.146
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
172.897
117.643
42.549
35.876
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
172.406
167.867
42.253
45.022
Raad van bestuur
01-01
31-12
172.824
162.316
41.697
43.265
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
169.664
166.103
41.991
44.733
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
161.870
153.277
39.889
41.553
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
161.798
152.965
39.499
40.904
Raad van bestuur
01-01
31-12
162.797
149.865
37.615
38.993
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
160.506
157.000
39.324
41.830
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
160.197
150.251
39.244
40.904
Academisch medisch specialist
01-01
01-12
164.891
144.865
34.107
39.250
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
157.838
155.966
40.819
38.903
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
159.347
155.352
39.002
41.654
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
159.922
148.979
38.393
39.962
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
156.507
154.390
40.089
40.235
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
157.043
146.851
39.499
41.818
Raad van bestuur
01-01
31-12
158.615
146.943
37.615
38.993
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
156.133
152.215
39.114
41.615
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
156.232
152.409
38.393
40.769
vervolg tabel op pagina 172
VI. Bijlagen
In het kader van het Aanwijzingsbesluit WOPT van 21 augustus 2006 volgt hieronder een overzicht van de inkomensbestanddelen van personeel in loondienst, het gemiddeld ministers-salaris overstijgend (2005 € 158.000, 2006 € 171.000). Uitkeringen in verband met het beëindigen van het dienstverband zijn in 2005 en 2006 niet verstrekt.
172
Functienaam
Duur dienstverband in verslagjaar
VI. Bijlagen
In dienst In dienst vanaf tot
Belastbaar loon (in €)
Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, inclusief pensioenbijdragen (in €)
2006
2005
2006
2005 44.893
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
157.437
135.423
35.958
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
153.662
149.574
37.943
40.320
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
153.181
149.538
38.393
40.983
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
152.661
145.945
37.618
38.531
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
154.194
140.924
35.874
37.156
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
153.980
142.404
35.874
38.243
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
152.144
144.418
37.345
38.531
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
151.856
143.897
37.345
38.531
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
150.940
147.330
36.762
39.238
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
150.738
142.945
35.958
38.336
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
149.523
139.828
36.497
42.525
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
149.111
146.171
36.734
34.070
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
148.527
45.389
37.219
13.282
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
148.889
142.302
36.569
37.084
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
148.076
142.573
35.559
36.141
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
146.689
141.571
36.398
37.053
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
147.238
143.646
35.780
38.105
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
146.574
138.422
35.631
36.642
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
148.444
135.592
33.711
35.882
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
149.271
127.853
32.863
33.132
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
145.881
142.177
35.780
37.891
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
145.449
141.743
35.686
37.793 38.049
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
145.391
141.887
35.635
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
144.618
140.501
35.780
37.891
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
144.874
140.778
35.408
37.487 34.700
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
146.747
132.574
33.168
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
144.531
140.989
35.216
37.518
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
142.890
138.908
35.780
37.891
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
143.249
139.524
35.384
37.986
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
141.052
146.626
36.509
34.157
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
143.788
133.156
33.619
36.555
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
140.955
136.883
35.258
37.302
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
144.657
122.878
31.415
31.783
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
140.433
135.773
34.474
38.785
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
140.333
136.625
33.903
34.374
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
141.040
130.260
33.072
34.767
vervolg tabel op pagina 173
Functienaam
Duur dienstverband in verslagjaar
2006
2005
Voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn, inclusief pensioenbijdragen (in €) 2006
2005
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
141.387
127.934
31.928
33.697
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
136.232
117.784
36.948
36.954
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
138.686
134.511
34.474
36.451
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
138.861
135.773
33.619
35.545
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
138.257
117.806
33.717
28.440
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
138.308
134.949
33.664
35.610
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
137.958
134.753
33.619
35.759
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
137.958
134.827
33.619
35.759
Academisch medisch specialist
01-01
31-12
138.233
134.036
33.168
34.700
Motivatie: Voor een groot aantal medisch specialisten geldt de garantieregeling 1999 in verband met de beëindiging van de eigen praktijk. Voor een kleiner aantal is de concurrentiepositie van vrij gevestigde medisch specialisten van doorslaggevende invloed. Voor leden van de raad van bestuur is de concurrentiepositie ten opzichte van overige zorginstellingen en marktsector bepalend.
173 VI. Bijlagen
In dienst In dienst vanaf tot
Belastbaar loon (in €)
174
VI. Bijlagen
Bijlage 7
175
Basisset Prestatie-indicatoren 2006
I. Indicatoren I.1 Decubites (doorliggen) I.2 Bloedtransfusies I.3 Medicatieveiligheid I.4 Zorg-ICT I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie I.6 Complicatieregistratie l.7 Pijn na een operatie l.8 Volume van risicovolle interventies l.9 Galwegletsel na cholecystectomie l.10 Ongeplande heroperaties l.11 Afgezegde operaties l.12 Intensive care volwassenen en kinderen l.13 Zwangerschap l.14 Diabetes mellitus (suikerziekte) l.15 Hartfalen l.16 Acuut myocardinfart (AMI, hartinfarct) l.17 CVA (hersenbloeding) l.18 Heupfractuur l.19 Mammatumor (borstkanker) l.20 Cataract (staar) complicatieregistratie l.21 Postoperatieve opnameduur na blindedarmoperatie bij kinderen tot 15 jaar ll. NVZ-indicatoren Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen Il.1 Accreditatie Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) ll.2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) Financiële positie ll.3 Financiële positie Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en benchmarking ll.4.1.1 Patiënttevredenheid ll.4.1.2 Klachten Organisatie & kwaliteit ll.4.2.1 Wachttijden ll.4.2.2 Risico-inventarisatie Organisatie en randvoorwaarden ll.4.3.1 Welbevinden medewerkers ll.4.3.2 Milieubelasting Onderwijs, opleiden en onderzoek ll.4.4.1 Onderwijs en opleidingen ll.4.4.2 Onderzoek
VI. Bijlagen
Inhoudsopgave VUmc
176
Inleiding
VI. Bijlagen
Hierna wordt per prestatie-indicator een korte omschrijving van de gevraagde indicator gegeven. Vervolgens staan de gegevens van VUmc vermeld. De toelichting op de prestatie-indicatoren is in eerste aanzet geschreven als toelichting voor de Inspectie en bevat daardoor veel medische terminologie.
I. Indicatoren
I.1 Decubites (doorliggen) I.1.1 Decubitesregistratie a) Beschikt u over een systematische decubitesregistratie? b) Registreert u volgens het LPOD-systeem (Landelijk Prevalentie Onderzoek Decubites)? c) Worden de resultaten van de registratie aantoonbaar gebruikt in beslissingen van het management? VUmc houdt jaarlijks een prevalentie-onderzoek naar decubites. VUmc beschikt over een decubitesregistratie, waarbij het LPOD-protocol wordt gevolgd. Alleen de patiënten die bij de wond- en decubites-verpleegkundigen zijn aangemeld, worden in de registratie opgenomen. In het kader van het landelijke kwaliteitsprogramma ‘Sneller Beter’, waaraan VUmc sinds 2004 deelneemt, zijn zorgeenheden bezig met decubites-verbeterprojecten. Op de intensive care (IC) wordt continu de decubitesscore in Metavision (een elektronisch patiëntendossier) geregistreerd. Op sommige verpleegafdelingen registreert men via een eigen systeem op papier. VUmc heeft twee decubitesconsulenten in dienst en op alle zorgeenheden is een decubitescontactpersoon aangesteld. De gegevens uit het registratiesysteem zijn gekoppeld aan Focus (een onderdeel van het ziekenhuisinformatiesysteem) en stimuleren het management en andere belanghebbenden om te reageren met verbeterprojecten. Hierdoor zijn onder andere op de IC nieuwe anti-decubitesmaterialen aangeschaft. Voor patiënten is er een informatiefolder over het voorkomen (preventie) van decubites beschikbaar.
Kenmerken van de systematische VUmc-decubitesregistratie:
Aanwezig
Aanwezigheid van één of meer decubitesconsulenten
Ja
Het houden van regelmatige puntprevalentiemetingen bij alle opgenomen patiënten
Ja
in het gehele ziekenhuis (die voor meting in aanmerking komen)
Het bijhouden van een incidentieregistratie bij één of meer specifieke patiëntengroepen
Ja, bij intensive care en heupoperatiepatiënten
De aanwezigheid van een commissie of werkgroep die het decubitesbeleid op basis
Ja
van deze registraties waar nodig bijstelt
Overige, namelijk:
Deelname aan Sneller Beter, 2e ronde
Afwezig
I.1.2 Puntprevalentie decubites ziekenhuisbreed Wat is de prevalentie van decubites (graad 2 t/m 4) bij alle in het ziekenhuis opgenomen (klinische) patiënten gemeten op een vast tijdstip in 2006 (puntprevalentie)?
I.1.3 Decubitesincidentie bij een homogene patiëntenpopulatie Wat is de incidentie van decubites (graad 1 t/m 4) in het ziekenhuis ontstaan bij patiënten opgenomen voor een totale heupvervanging van 1 januari t/m 31 december? Volgens ons eigen registratiesysteem werd in 2006 bij 2 van de 136 patiënten met een totale heupvervanging decubites vastgesteld. De incidentie bedraagt derhalve 1,5%. Het betrof beide keren een graad 1 decubites.
I.2 Bloedtransfusies I.2.1 Hemovigilantiebeleid Hemovigilantie is het registreren van complicaties als gevolg van transfusies van bloedproducten. a) Rapporteert u alle transfusiereactie-gerelateerde bijwerkingen aan het transfusielaboratorium? b) Rapporteert u alle transfusiefouten aan de MIP-(FONA-)commissie? c) Heeft u van TRIP (Transfusie Reacties in Patiënten) Landelijk HemovigilantieBureau een verklaring van deelname aan TRIP ontvangen? VUmc kent een vastgelegd beleid voor de kwaliteitsbewaking van de bloedtransfusieketen. Dit beleid houdt onder andere in dat alle transfusiegerelateerde bijwerkingen aan de bloedtransfusiedienst worden gemeld en dat de hemovigilantiemedewerker van de dienst, na analyse, de transfusiereacties rapporteert aan TRIP (voor landelijke registratie). VUmc heeft een verklaring van deelname ontvangen. Verder worden alle transfusiefouten gerapporteerd in de MIP-registratie (Melding Incidenten Patiëntenzorg). Het VUmc-hemovigilantiebeleid bestaat dus uit het systematisch monitoren van bijwerkingen en nadelige incidenten in de gehele transfusieketen van donor tot patiënt en daarnaast uit alles wat kan bijdragen aan een veiliger en efficiënter gebruik van bloedproducten. Voor patiënten en belanghebbenden is een uitgebreide informatiebrochure over transfusie en bloedproducten beschikbaar (http://www.hematologie.nl). I.2.2 Transfusiereacties graad 3 en 4 Wat is het percentage transfusiereacties (alleen graad 3 en 4) in het afgelopen jaar (graad 3 is direct levensbedreigend en graad 4 betreft een dodelijke afloop)? In 2006 zijn in totaal 24.452 eenheden getransfundeerd. Er was driemaal sprake van een graad 3 of 4 reactie. Het percentage transfusiereacties per getransfundeerde eenheid bedraagt derhalve 0,012%. Deze gegevens zijn beschikbaar in ZIS, TRIP en een eigen registratiesysteem. VUmc vindt het aantal reacties per getransfundeerde patiënt geen zinvolle indicator. Het percentage graad 1 reacties per getransfundeerde eenheid bedraagt 0,094% en voor graad 2 reacties 0,016%.
VI. Bijlagen
In 2006 werd de prevalentie van decubites op 4 april gemeten. Van de 321 volgens LPOD-protocol (en -gegevens) in aanmerking komende patiënten, werden bij 24 patiënten nieuwe graad 2 t/m 4 wonden vastgesteld. Dus de wondpuntprevalentie bedraagt 7,5%. Het totaal opgenomen aantal patiënten op 4 april 2006 bedroeg 356. Patiënten werden onderzocht door de decubitescontactpersoon van de zorgeenheid.
177
178
I.3 Medicatieveiligheid I.3.1 Beschikbaarheid gegevens over voorgeschreven en verstrekte medicatie tijdens het patiëntencontact
VI. Bijlagen
a) Zijn gegevens over in het ziekenhuis (klinisch en poliklinisch) voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar op de polikliniek en verpleegafdelingen, in de ziekenhuisapotheek en buiten het ziekenhuis? En in welke fase van het medicatieproces is de informatie vastgelegd? b) Zijn gegevens over extramuraal voorgeschreven medicatie elektronisch beschikbaar op de polikliniek en verpleegafdelingen en in de ziekenhuisapotheek? En in welke fase van het medicatieproces is de informatie vastgelegd? Klinisch voorgeschreven medicatie is elektronisch beschikbaar op alle polispreekkamers, op alle zorgeenheden en in de ziekenhuisapotheek, maar niet buiten het ziekenhuis. Deze informatie is bij het voorschrijven vastgelegd. Poliklinisch voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers, op de zorgeenheden, in de ziekenhuisapotheek of buiten het ziekenhuis. In 2004 is wel een start gemaakt met het elektronisch beschikbaar maken van de cytostaticakuren voor hematologiepatiënten die zijn opgenomen voor een dagbehandeling. Extramuraal voorgeschreven medicatie is niet elektronisch beschikbaar op de polispreekkamers of zorgeenheden. Wel zijn de extramurale medicatiegegevens in de ziekenhuisapotheek bekend. Deze komen via een fax of elektronisch via OZIS binnen bij het apotheekservicepunt. Hiervan wordt een uitdraai voor de opnamestatus gemaakt. Deze informatie is dus bekend bij de medicatie-anamnese en het voorschrijven in de kliniek. Voor de regio Amsterdam is dit geautomatiseerd. De informatie wordt dus tijdens uitgifte vastgelegd. VUmc werkt met een (in ontwikkeling zijnd) elektronisch patiëntendossier, waarin Medicator als elektronisch voorschrijfsysteem wordt gebruikt. Dit wordt toegepast op de verpleegafdelingen en de dagbehandeling. Het betreft een elektronisch overzicht van de voorgeschreven medicatie, de toediening wordt handmatig geregistreerd. Op de intensive care wordt de toediening wel elektronisch vastgelegd.
I.4. Zorg-ICT I.4.1 Beschikbaarheid van elektronische gegevens en procesondersteunende ICT a) Hoe is de beschikbaarheid van elektronische gegevens op de polikliniek en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers) voor administratieve basisgegevens, laboratoriumgegevens, correspondentie vanuit het ziekenhuis, radiologieverslagen, bacteriologieverslagen, medicatiegegevens, pathologieverslagen, operatieverslagen en beelden? Het betreft hier het inzien (opvragen) van gegevens. b) Hoe is de beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de polikliniek en op de afdeling (bij voorkeur op de patiëntenkamers) voor elektronische registratie van medische en/of verpleegkundige intake, medische en/of verpleegkundige decursus, elektronische verslaglegging voor overige zorgverleners, ordercommunicatie (het invoeren van orders en teruggerapporteerd krijgen van uitslagen/resultaten), orderlijsten, elektronische planningsystemen, enzovoort? Het gaat hier om het actief elektronisch registreren van informatie of orders, ondersteuning bij het berekenen van medicatie- en voedingsschema’s en het elektronisch plannen van afspraken.
4.a) beschikbaarheid van elektronische gegevens op de polikliniek en op de afdeling/zorgeenheid.
Beschikbaarheid van:
179
Op polikliniek Op afdeling Ja
Ja
Laboratoriumgegevens
Ja
Ja
Correspondentie vanuit VUmc
Ja
Ja
Radiologieverslagen
Ja
Ja
Bacteriologieverslagen
Ja
Ja
PA-verslagen
Ja
Ja
Medicatiegegevens
Gedeeltelijk (voor zover het klinische gegevens betreft van een opname binnen VUmc)
Ja
Operatieverslagen
Ja
Ja
Beelden (X-foto’s, CT, MRI, etc.)
Ja
Ja
Diagnosegegevens
Ja
Ja
Landelijke medische registratiegegevens
Ja
Ja
EEG-uitslagen, ECHO, EMG, EP, DOP, MEG
Ja
Ja
Temperatuurlijst + vochtbalans
Ja
Ja
Gedeeltelijk
Gedeeltelijk
Longdossier chemotherapie
(Inw. Gen.) Elektronisch diëtetiek dossier
Ja
Ja
4b) beschikbaarheid van procesondersteunende ICT op de polikliniek en op de afdeling.
Beschikbaarheid van: Elektronische medische intake
Op polikliniek Op afdeling Nee
Gedeeltelijk: long-, diabetes- en diëtetiek dossier
Elektronische verpleegkundige intake
Nee
Elektronische verpleegkundige decursus
Nee
Ja Ja
Elektronische medische decursus
Nee
Gedeeltelijk (IC)
Elektronische afsprakenplanningsystemen
Nee
Nee
Multidisciplinair patiënttraject-planning-systeem
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor lab
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor medicatie
Nee
Ja
Ondersteuning bij het voorschrijven
Nee
Ja
Ja
Ja
Ordercommunicatie voor klinische medicatie Ordercommunicatie voor poliklinische medicatie
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor radiologie
Nee
Nee
Ordercommunicatie m.b.v. geprotocolleerde ordersets
Nee
Nee
Ordercommunicatie voor overige zorgdiensten
Nee
Nee
Elektronische bewaking van het behandeltraject
Nee
Gedeeltelijk (IC)
Ja = voor iedereen beschikbaar Nee = deze functie is niet geautomatiseerd beschikbaar Gedeeltelijk = aangegeven is op welke afdeling deze functie beschikbaar is.
VI. Bijlagen
Administratieve basisgegevens
180
I.5 Postoperatieve wondinfectieregistratie
VI. Bijlagen
I.5.1 Surveillance van postoperatieve wondinfecties VUmc a. Surveilleert het ziekenhuis postoperatieve wondinfecties? Ja b. Doet het ziekenhuis mee aan een landelijk surveillancesysteem naar dit soort infecties? Ja c. Gebruikt het ziekenhuis voor de definiëring van dit soort infecties de criteria van de CDC/WIP (Centre of disease Control/Werkgroep InfectiePreventie)? Ja d. In welke vorm vindt de surveillance plaats? In de vorm van incidentie- en prevalentie-onderzoek en middels bacteriologie-uitslagen e. Zijn er interventies gepleegd? Ja f. En hebben deze tot het gewenste resultaat geleid? nog onvoldoende Het aantal deurbewegingen tijdens een operatie op de operatiekamer was te hoog. Door verhuizing naar een ander complex kon een nieuwe meting nog niet plaatsvinden. Het toedienen van de antibioticaprofylaxe is nog niet optimaal. Dit wordt een kwaliteitsindicator bij de afdeling anesthesiologie. In VUmc is doelbewust gekozen voor "surveillance by objective" en niet voor ziekenhuisbrede surveillance. Een dergelijke aanpak wordt onder andere door CDC (Centers of Disease Control) uit Atlanta aanbevolen, omdat dit de meest kosten-effectieve vorm van surveillance is. Dit betekent dat de incidentie van wondinfecties projectgewijs wordt geregistreerd in het kader van specifieke vraagstellingen. Inmiddels is een Sneller Beter project gestart met de verdere ontwikkeling van een postoperatieve wondinfectieregistratie.
I.6 Complicatieregistratie I.6.1 Complicatieregistratie Welke specialismen/disciplines in uw ziekenhuis werkten het afgelopen jaar met een eigen en/of landelijke complicatieregistratie? Van de 33 door IGZ genoemde specialismen/disciplines hanteren er 25 (76%) een eigen (11) en/of landelijk (14) complicatieregistratiesysteem. Deze specialismen zijn: algemene heelkunde, anesthesiologie, cardiochirurgie, cardiologie, gynaecologie, hematologie, intensive care, keel-, neus- en oorheelkunde, kindergeneeskunde, klinische chemie, klinische pathologie, longziekten, maag-, darm- en leverziekten, medische microbiologie, neonatologie, neurochirurgie, neurologie, oogheelkunde, orthopedie, plastische chirurgie, radiologie, radiotherapie, revalidatiegeneeskunde, urologie, vaatchirurgie en verloskunde. Alle 13 in VUmc aanwezige snijdende specialismen (inclusief kinderchirurgie en mondziekten en kaakchirurgie, specialismen die niet door IGZ worden genoemd) hebben een complicatieregistratiesysteem (100%). Voor de niet-snijdende specialismen is registratie moeilijker, omdat niet altijd duidelijk is wat als een complicatie kan worden bestempeld. Ook zijn veel beroepsverenigingen nog bezig om complicaties te definiëren en registratiesystemen te bouwen, waardoor het lastiger is om volgens een landelijk format complicaties te registreren. Vrijwel elke afdeling houdt teambesprekingen waarbij complicaties en complexe situaties aan de orde komen.
I.7 Pijn na een operatie
181
De postoperatieve pijnbestrijding wordt op dit moment gerealiseerd door de acute pijnservice en tijdens diensturen door de dienstdoend anesthesioloog en dienstdoend arts-assistent anesthesiologie. In het kader van Sneller Beter is de acute pijnservice verder ontwikkeld. Op de kort verblijf-afdeling heeft een doorbraakproject plaats gevonden, die nu op alle zorgeenheden wordt doorgevoerd. Hierbij is ondersteuning aanwezig van physician assistents in opleiding. De verpleegkundigen op alle chirurgische afdelingen worden geschoold in het doen van pijnmetingen waarbij ervaringen van verpleegkundigen chronische pijnbestrijding worden gebruikt. Verder beschikt het ziekenhuis over diverse uitgebreide pijnprotocollen voor verschillende patiëntengroepen (o.a. na een operatie bij kinderen, tijdens de bevalling, bij de oudere patiënt). In december 2006 was sprake van een ziekenhuisbreed pijnprotocol voor de postoperatieve patiënt. De VUmc-pijnpoli is eerder door de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geselecteerd geweest als innovatief voorbeeld ("best practice") van goede zorgpraktijk in de curatieve sector.
Kenmerken Acute Pijnservice in VUmc
Ja
Nee
In ontwikkeling
Multidisciplinair samenwerken van verpleegkundigen, specialistisch verpleegkundige, snijdend specialist en anesthesioloog
X e
Gebruik systematische pijnscore 1 24 uur postoperatief e
Gebruik systematische pijnscore na 1 24 uur postoperatief Gebruikte pijnscore Sedatiescore (Ramsey)
X X Ja, VAS X
Aanwezigheid gestandaardiseerde pijnbestrijdingsmethode Aanwezigheid pijnverpleegkundige
X X
Continue scholing alle betrokken disciplines op gebied van postoperatieve pijnbehandeling
X
Patiëntenvoorlichting over pijn
X
24-uurs beschikbaarheiddiensten voor pijnbestrijding
X
Beschikbaar van pijnbestrijding voor alle postoperatieve patiënten in het ziekenhuis
X
VAS = Visual Analoge Score
I.7.2. Doet uw ziekenhuis gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de direct postoperatieve fase en de fase na overplaatsing naar een verpleegafdeling. Het percentage gestandaardiseerde pijnmetingen bij postoperatieve patiënten is niet voor het gehele verslagjaar bekend. Een pilot op een verpleegafdeling bij 229 patiënten geeft een percentage van 43% met een VAS-score kleiner dan 4. Dit is gemeten voor invoering van het pijnprotocol. Op de uitslaapkamer vindt wel bij elke patiënt een pijnmeting en sedatiescore plaats, deze worden echter nog niet centraal geregistreerd.
VI. Bijlagen
I.7.1 Pijnmeting bij postoperatieve patiënten a) Heeft u de beschikking over een ziekenhuisbreed pijnprotocol? b) Heeft u de beschikking over een acute pijnservice?
182
I.7.3. Percentage patiënten met een pijnscore van 4 of minder in de eerste 72 uur na een operatie Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 72 uur na een operatie gemiddeld een acceptabele pijnscore aangeeft?
VI. Bijlagen
Vooralsnog onbekend, zie I.7.2.
I.8. Volume van risicovolle interventies I.8.1 Volume van aneurysma van de abdominale aorta (verwijding van de buikaorta) operaties Wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een aneurysma van de buikaorta (AAA) is geopereerd in uw ziekenhuis? In 2006 zijn in VUmc 102 patiënten aan een AAA geopereerd. I.8.2 Volume oesophaguscardiaresecties (slokdarm-maag-verwijdering) Wat is het aantal patiënten waarbij het afgelopen jaar een oesophaguscardiaresectie is uitgevoerd in uw ziekenhuis? In 2006 zijn in VUmc 13 oesophaguscardiaresecties uitgevoerd.
I.9 Galwegletsel na cholecystectomie (galblaasverwijdering) Wat is het percentage galwegletsel na een cholecystectomie? Bij de 119 patiënten die in 2006 een galblaasverwijdering ondergingen, werd eenmaal een galwegletsel gezien (dit is 0,84%).
I.10 Ongeplande heroperaties I.10.1 Ongeplande heroperaties bij colorectale (dikkedarm) operaties Wat is bij patiënten van 18 jaar en ouder het percentage ongeplande heroperaties bij colorectale operaties met uitzondering van de appendix? In 2006 vond in VUmc 317 maal een colorectale operatie plaats. Bij 27 patiënten moest binnen 30 dagen 34 maal ongepland opnieuw worden geopereerd. Het percentage heroperaties bedraagt daarmee 10,7%. I.10.2.S Heroperaties na een hernia inguinalis (liesbreuk, S = optionele indicator) Wat is in 2006 het percentage heroperaties na een hernia inguinalis? In 2006 zijn 110 patiënten aan een hernia inguinalis geopereerd. Zevenmaal vond een heroperatie plaats. Het percentage heroperaties bedraagt dus 6,4%. Heroperaties vonden echter plaats bij patiënten die niet in VUmc aan de oorspronkelijke hernia waren geopereerd maar elders.
I.11 Afgezegde operaties
Het totaal aantal electieve (geplande, niet-acute) operaties bedroeg 11.519. Dit aantal is hoger dan in 2005 omdat nu ook de operaties in dagbehandeling zijn meegeteld. Hiervan bedraagt het aantal ‘door het ziekenhuis’ afgezegde operaties 546 (4,7%) en ‘door de patiënt’ 86 (0,7%).
I.12 Intensive care volwassenen en kinderen I.12.1, 2 en 3 Level-indeling van de IC en aantal intensivisten a. Aan welk level voldoet uw IC-afdeling en is dit level bij visitatie bevestigd? b. Wat is het totaal aantal formatieplaatsen (fte’s) intensivisten beschikbaar voor de IC-afdeling? De IC-volwassenen (ICV) is een gemengde IC (IC-level III) waar alle categorieën patiënten zijn opgenomen: patiënten met interne aandoeningen en chirurgische patiënten, inclusief neurochirurgie en cardiopulmonale chirurgie. Op de ICV is 24 uur per dag en 7 dagen per week een intensivist beschikbaar. Overdag is de intensivist 7 dagen per week aanwezig. De afdeling ICV is in 2004 gevisiteerd in het kader van de opleiding tot intensivist. De afdeling voldoet aan alle kwaliteitseisen, hetgeen resulteerde in een verlenging van de opleidingsbevoegdheid voor de periode van 5 jaar. De IC-kinderen is eveneens een level-III-IC, wat bij visitatie is bevestigd. Voor volwassenen bedraagt het aantal fte’s voor 28 beademings level III intensive care bedden én 9 medium care bedden 10,8. Voor de kinderen bedraagt het aantal fte’s 4,3. I.12.4 Totaal aantal opname- en beademingsdagen op een IC-afdeling Wat is het totale aantal beademings- en behandeldagen verdeeld naar cardiochirurgische (a) en niet-cardiochirurgische volwassenen (b) en kinderen (c) in verhouding tot het totale aantal beademings- en opnamedagen op de IC-afdeling? In VUmc zijn in 2006 in totaal 1.500 opnames op de IC-volwassenen gerealiseerd, waarvan 609 cardiochirurgische opnames. Het totaal aantal verpleegdagen was 9.438, waarvan 2.431 dagen ten behoeve van cardiochirurgische patiënten. Het aantal beademingsdagen is vrijwel identiek aan het aantal ligdagen, aangezien de afdeling IC-volwassenen beschikt over een medium care, waar niet-beademde patiënten kunnen worden opgenomen. Patiënten die niet beademd worden, liggen slechts bij hoge uitzondering op de intensive care. Bij deze omschrijving wordt beademingsdag gedefinieerd als beademing op enig moment van de dag. De gemiddelde ligduur van patiënten op de ICV was 5,3 dagen, met een standaard deviatie van 5,8 dagen. De mediane ligduur was 1 dag. Het aantal beademingsdagen per fte intensivist gedefinieerd als het aantal beademingsdagen dat één fte intensivist medische verantwoordelijkheid draagt voor de beademing kan worden geschat op 1.000 tot 1.500. Deze gevraagde indicator is volgens VUmc een minder goede parameter aangezien iedere beademde patiënt dagelijks door meerdere intensivisten wordt beoordeeld. Van belang is te vermelden dat in 2006 ten opzichte van 2005 een belangrijke toename van het aantal verpleegdagen heeft plaatsgevonden.
VI. Bijlagen
I.11.1 Percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor een geplande electieve (niet-acute) operatie Wat is het percentage afgezegde operaties binnen 24 uur voor geplande operatie, verdeeld naar afgezegd ‘door het ziekenhuis’ en afgezegd ‘door de patiënt’?
183
184 VI. Bijlagen
De mortaliteit op een IC is afhankelijk van de ernst van de ziekte van de patiënten en de aard van de ziekte. Hoe zieker een patiënt is, hoe groter de kans dat hij overlijdt. Om mortaliteit af te zetten tegen de ernst van de ziekte is de internationaal geaccepteerde standardized mortality rate (SMR) beschikbaar. Daarbij worden de patiënten onderverdeeld in ernst van de ziekte, weergegeven als APACHE II score (hoe hoger de score, hoe zieker) en diagnosecategorie. Een SMR van 1,0 duidt op een mortaliteit zoals verwacht mag worden op een IC. Een SMR groter dan 1,0 duidt op een hogere sterfte dan verwacht mag worden op grond van de literatuur, terwijl een SMR kleiner dan 1,0 duidt op een hogere overleving op de betreffende IC. Op de IC van VU medisch centrum is voor alle categorieën van ernst van ziekte de SMR lager dan 1,0 (zie onderstaande tabel). Er zitten beperkingen aan het gebruik van de scores en SMR. Hierover heeft de afdeling ICV van VUmc ook uitgebreid gepubliceerd in internationale wetenschappelijke tijdschriften als The Lancet en Intensive Care Medicine. Maar aangezien al vele jaren de SMR kleiner is dan 1,0 kan wel worden aangenomen dat de opnieuw uitstekende getallen van dit jaar niet berusten op een toevalsbevinding. Ter illustratie: in 2006 zijn géén patiënten overleden met een APACHE II score onder de 11 bij opname op de afdeling ICV. Voor mortaliteitsgegevens naar EURO-score en CABG versus klepchirurgie wordt verwezen naar de gegevens van de afdeling cardiochirurgie.
APACHE II
SMR IC niet cardio-chirurgie
SMR cardiochirurgie
SMR IC totaal
0 - 10
0,13
0,22
0,19
11 - 24
0,79
0,30
0,64
25 - 32
0,80
0,85
0,80
> 32
0,69
0,79
0,70
De afdeling intensive care kinderen levert het complete pakket patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Alleen voor de cardiopulmonale chirurgie bestaat een samenwerkingsovereenkomst met het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alwaar de kinderen dan ook worden geopereerd. Op de VUmc intensive care kinderen is een erkende capaciteit van 9 bedden. De afdeling steunt vakinhoudelijk op de afdelingen kindergeneeskunde en anesthesiologie maar is organisatorisch ondergebracht bij de zorgeenheid kindergeneeskunde. In 2006 bedroeg het totaal aantal behandel- en beademingsdagen op de afdeling intensive care kinderen respectievelijk 2.746 en 1.269. Het percentage beademingsdagen van het totaal aantal behandeldagen op de IC voor kinderen bedraagt derhalve 46,2%.
I.13 Zwangerschap I.13.1 Het percentage uitgevoerde bevallingen met een keizersnede in verhouding tot het verwachte percentage (VOKS-percentiel) a) Is er sprake van een perinatologisch centrum in VUmc? b) Wat is het totaal aantal bevallingen onder leiding van een gynaecoloog c) Wat is het VOKS-percentiel (Verloskundige Onderlinge KwaliteitsSpiegeling) voor primaire en secundaire keizersneden bij een voldragen zwangerschap (37 tot 42 weken)? In VUmc is sprake van een perinatologisch centrum en derdelijns perinatale zorg. Het totaal aantal bevallingen in VUmc bedroeg 1.647 (waarvan 1.490 onder leiding van een gynaecoloog). De VOKS-percentielen zijn op het moment van voorbereiding van dit jaarverslag nog niet door Prismant vrijgegeven.
I.14 Diabetes mellitus (suikerziekte)
Ja, in VUmc is sprake van geïntegreerde diabeteszorg, maar er vindt geen regionale registratie plaats. Van de met diabetes mellitus bekende patiënten die in VUmc poliklinisch of klinisch worden behandeld, worden standaard de (controle) bloedbepalingen in het laboratorium van VUmc bepaald. Deze en andere uitslagen van onderzoeken verricht in VUmc, zijn voor alle betrokken specialisten in VUmc via het ziekenhuisregistratiesysteem zichtbaar. Het regionale huisartsenlaboratorium is buiten VUmc gesitueerd, dit betreft het ATAL in Amstelveen. Aldaar werkt parttime een internist-endocrinoloog van de afdeling endocrinologie van VUmc. Er zijn tevens duidelijke verwijsafspraken met huisartsen gemaakt, met een minimale wachttijd. Ook is er een goede wederzijdse communicatie d.m.v. telefoon, fax en elektronische patiëntenbrieven. VUmc beschikt over een diabetescentrum (www.diabetescentrum.nl). Er is een wekelijks multidisciplinair diabetesteam-overleg, er zijn zwangerenspreekuren (multidisciplinair spreekuur met diabetoloog, diabetesverpleegkundige, medisch psycholoog en diëtist) en er zijn multidisciplinaire (internist/endocrinoloog, diabetesverpleegkundige, diëtist en doktersassistente) jaarconsulten, met specifieke aandacht voor educatie, complicatiescreening (voet- en oogonderzoek) en kwaliteit van leven. Bovendien vindt elk kwartaal een multidisciplinair overleg plaats met de oogartsen. De diabetesverpleegkundigen zijn de case-managers op de polikliniek. De eerstelijns-diabeteszorg wordt gecoördineerd vanuit de afdeling huisartsgeneeskunde met als doel de transmurale samenwerking met VUmc te versterken. I.14.2 Gemiddelde HbA1C - waarde bij diabetes type I en II. Wat is de gemiddelde HbA1c-waarde bij patiënten met diabetes type 1 en 2 voor 2006? Voor de HbA1c-waarden (een maat voor het effect van de behandeling) is VUmc uitgegaan van patiënten met DM type 1 en DM type 2, die patiënt zijn op de poli inwendige geneeskunde en poli endocrinologie. De zwangere patiënten zijn geëxcludeerd. Bij diabetes type 1 patiënten is het gemiddelde HbA1c 7,92%, bij diabetes type 2 patiënten 7,59% (normaalwaarde voor mensen zonder DM: 4,0 – 6,0%). I.14.3 Tweejaarlijkse oogheelkundige controle bij diabetes Is bekend hoeveel bij de internist bekende patiënten met diabetes onder oogheelkundige controle staan? Van de 2.033 patiënten die bekend zijn bij de afdelingen inwendige geneeskunde en endocrinologie zijn er 838 voor controle op de poli oogheelkunde geweest. Daarnaast zijn er nog bij 215 andere patiënten op genoemde afdelingen fundusfoto’s gemaakt. Dit betekent dat 51,8% van de DM-patiënten oogheelkundig is gecontroleerd. Dit komt goed overeen met de landelijke richtlijn die de aanbeveling doet dat DM-patiënten eenmaal per 2 jaar dienen te worden gecontroleerd (dit in tegenstelling tot het uitgangspunt van IGZ die een jaarlijkse controle de norm vindt). Bovendien worden vele patiënten ook nog gezien door een oogarts elders.
VI. Bijlagen
I.14.1 Geïntegreerde diabeteszorg Is er in VUmc sprake van geïntegreerde diabeteszorg?
185
186
I.15 Hartfalen
VI. Bijlagen
I.15.1 Hartfalenpoli Beschikt uw ziekenhuis over een hartfalenpoli? VUmc beschikt over een goed georganiseerde, uitstekend functionerende hartfalen poli. Patiënten worden door VUmc-cardiologen verwezen naar de hartfalenpoli. Ook sturen verwijzers uit andere centra patiënten door voor een screening ten behoeve van cardiale resynchronisatietherapie. Alle faciliteiten (indicatoren) behoudens thuisbezoek zijn aanwezig. Hartfalen-verpleegkundigen doen dagelijks zelfstandig spreekuur en bespreken ieder dag de patiënten met een superviserend cardioloog. Er is een dagelijks telefonisch spreekuur en patiënten kunnen zonodig altijd binnen 24 uur door de hartfalen-verpleegkundigen worden gezien. Er bestaat een goede samenwerking met de afdeling fysiotherapie. Patiënten krijgen na een systematische evaluatie een op maat gesneden trainingsprogramma aangeboden. Het multidisciplinair overleg en programma voor verdere begeleiding wordt momenteel verder ontwikkeld. Het programma wordt toegespitst op de problematiek die patiënten met hartfalen ervaren. Belangrijk aspect is om patiënten ook op de langere termijn gemotiveerd te houden voor de leefregels en therapietrouw. Een belangrijke activiteit die in dit verband wordt gestart zijn maandelijks terugkerende hartfalenvoorlichtingsbijeenkomsten. Hierbij is ook de afdeling maatschappelijk werk van VUmc nauw betrokken. De eerste bijeenkomst staat gepland voor begin april 2007. Binnen een jaar is het de bedoeling om een hartfalen unit (HFU) te starten. Op deze HFU kunnen patiënten intermitterend en voor korte duur (maximaal 24 uur) worden opgenomen voor (dag-)behandeling middels bijvoorbeeld intraveneuze medicatie. Door deze mogelijkheid tot dag-nachtbehandeling kunnen meer langdurige klinische opnames worden voorkomen. Daarnaast biedt de HFU de mogelijkheid tot het verrichten van snelle, geïntegreerde diagnostiek inclusief invasief onderzoek. Hierdoor kan de duur tot het stellen van de definitieve diagnose worden bekort, zodat eerder met adequate behandeling kan worden gestart waarmee langdurige opnames worden vermeden. Bovendien anticipeert een HFU op het groeiend arsenaal aan geavanceerde therapeutische mogelijkheden voor de behandeling van hartfalen, zoals mechanische ondersteuning van de pompfunctie middels een left ventricular assist device (LVAD) en stamceltherapie. Screening en geïntegreerd onderzoek (one-stop-shop) op verzoek van de eerstelijnzorg is (vooralsnog) niet mogelijk op de hartfalenpoli van VUmc. Een van de oorzaken hiervoor is de exponentiele groei van het aantal patiënten die vanuit de 2e lijn bij de hartfalenpoli terecht komen. Een tweede reden is dat de huidige populatie hartfalenpatiënten zich in toenemende mate presenteert met meer uitgebreide en complexe problematiek waardoor de vraag naar zorg en begeleiding en daarmee de werkdruk, sterk toeneemt.
De kenmerken van onze poli zijn:
187 Status
Medische controle binnen 1 maand na ontslag
Ja
Huisbezoek door hartfalenverpleegkundige binnen 2 weken na ontslag
Nee
Vaste momenten van herevaluatie met de patiënt
Ja
Laagdrempelige mogelijkheid voor patiënt tot telefonisch contact met contactpersoon (=hartfalenverpleegkundige)
Ja
Verpleegkundig spreekuur
Ja
B Snelle signalering van verslechtering Waarschuwen door de patiënt zelf als toestand achteruit gaat (patiënt weet wanneer dit het geval is)
Ja
Patiënt krijgt ontslagbrief mee met medische en verpleegkundige informatie
Ja
Goede afspraak wie voor patiënt bereikbaar is (naam en telefoonnummer)
Ja
C Welk programma gebruikt u om life style changes te registreren/monitoren? Voorlichtingsmateriaal van de Hartstichting
Ja
Eigen voorlichtingsmateriaal
Ja
D Coördinatie van zorg: wie is hiervoor verantwoordelijk Cardioloog
Ja
Hartfalenverpleegkundige
Ja
I.15.2 Heropname voor hartfalen Wat is in 2006 het percentage heropnames voor hartfalen binnen 12 weken na ontslag, gescheiden voor patiënten jonger dan 75 jaar en patiënten van 75 jaar en ouder? Het totaal aantal opgenomen patiënten met hoofddiagnose hartfalen bedroeg 207 (123 mannen en 84 vrouwen). Het totaal aantal binnen 12 weken heropgenomen personen bedroeg 7 (3,4%). Het totaal aantal opgenomen personen jonger dan 75 jaar bedroeg 110. Bij 5 personen (4,5%) was dit een heropname. Het aantal opgenomen patiënten van 75 jaar of ouder bedroeg 97, waarvan 2 patiënten (2,1%) een heropname binnen 12 weken. Als heropnames zijn ook gerekend de dagbehandelingen en overplaatsingen naar een ander ziekenhuis.
Leeftijd
Heropname ≤ 12 weken
> 12 weken
< 75 jaar (n = 110 pt.)
5 pt. (4,5%)*
1 pt. (0,9%)
≥ 75 jaar (n = 97 pt.)
2 pt. (2,1%)
5 pt. (5,2%)
*1 pt. 2x binnen 12 weken heropname
VI. Bijlagen
A Nazorg
188
I.16 Acuut myocardinfarct (AMI, hartinfarct)
VI. Bijlagen
I.16.I 30-daagse mortaliteit of ziekenhuissterfte na opname voor een AMI Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 30 dagen na opname met de diagnose AMI is overleden, ongeacht de oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder). Indien gegevens over sterfte binnen 30 dagen niet beschikbaar zijn, kan de rapportage worden vervangen door ziekenhuissterfte. De zogenaamde ziekenhuissterfte bedroeg in 2006 voor patiënten jonger dan 65 jaar 4,6% (3 van de 65 patiënten) en voor 65 jarigen en ouder 4,9% (3 van de 61 patiënten). Patiënten die zijn gedotterd en daarna zijn overgeplaatst naar een ander ziekenhuis zijn niet meegeteld. VUmc fungeert in de zorgketen voor de acute hartinfarctpatiënt als dottercentrum voor belangrijke delen van de regio Amsterdam, Kennemerland en Zaanstreek. VUmc maakt daarbij onderdeel uit van het zogeheten Amsterdamproject, waarin ook het AMC en het OLVG als dotterkliniek participeren. Dit project is operationeel sinds begin 2004 en dient ter bekorting van de wachttijd van een acute hartinfarctpatiënt voor de dotterprocedure. De ambulancedienst faxt direct na aankomst bij een patiënt een ECG via GSM-techniek naar de hartbewaking van VUmc en vrijwel direct kan worden vernomen of een patiënt naar de dotterkamer kan worden vervoerd. Hiermee wordt een aanzienlijke tijdswinst geboekt en kunnen infarctpatiënten zeer snel worden gedotterd. Dit heeft een directe en gunstige invloed op de overleving. Vooralsnog ontbreken de 30- en 90-daagse mortaliteitscijfers van patiënten die in ons ziekenhuis zijn opgenomen met een acuut hartinfarct. VUmc werkt aan de ontwikkeling van een prospectief registratiesysteem waarin de 30daagse mortaliteit van alle patiënten die in VUmc worden opgenomen met een acuut myocardinfarct, wordt genoteerd. Hierbij gaat het om registratie van álle patiënten die in de acute fase van het hartinfarct in ons ziekenhuis zijn behandeld, dus ook van de patiënten die na de dotterbehandeling direct worden doorverwezen naar een andere kliniek.
I.17 CVA (hersenbloeding) I.17.1 Stroke service / stroke unit Beschikt uw ziekenhuis over een strokeservice en/of stroke-unit? Ja, VUmc beschikt over beide. De strokeservice bestaat uit: • Een poliklinisch traject (TIA-service en -protocol, duplex-onderzoek). Dit traject is in het kader van het proces Herinrichting binnen “Sneller Beter” opnieuw gerorganiseerd. Doel is dat patiënten binnen 24 uur na een TIA worden gezien, dat de aanvullende diagnostiek binnen 72 uur is afgerond en dat patiënten die in aanmerking komen voor carotisendarterectomie binnen 2 weken worden geopereerd. Inmiddels is dit grotendeels gerealiseerd. Het poliklinische traject dient nog te worden geïntensiveerd. • Een ziekenhuis-stroke-unit (ZSU): 4 CVA-bedden. De afdeling neurologie beschikt over een observatiezaal van 8 bedden, waarvan er 4 ter beschikking zijn als stroke-unit. De formatie is hierop berekend. Ook aan andere voorwaarden zoals monitorbewaking is voldaan. Trombolyse wordt volgens protocol uitgevoerd en de capaciteit wordt 7 x 24 uur per week gegarandeerd. • Een verpleeghuis-stroke-unit (VSU): 6 bedden voor klinische revalidatie in verpleeghuis St. Jacob. • Een revalidatie-stroke-unit in het Revalidatiecentrum Amsterdam (RCA) en Thuiszorg Amsterdam.
189 Elementen van VUmc-Stroke Service
• Huisartsen
nee
• Ambulance
ja
• Verpleeghuizen
ja
• Revalidatiecentra
ja
• Thuiszorginstellingen
ja
• Patiëntenverenigingen
nee
• Verzekeraars
ja
• anders, nl. Schriftelijk vastgelegde afspraken over: • Criteria voor opname in vervolginstellingen
ja
• Maximale ligduur in het ziekenhuis
ja
• Beschikbaarheid bedden
ja
• Opnamegaranties
ja
• Aanwezigheid van Stroke unit
ja
Elementen van VUmc-Stroke Unit • Opnamegarantie
ja
• Multidisciplinaire behandeling volgens protocol
ja
• Behandeldoelen opgesteld voor stoornis, beperking, handicap, cognitie en communicatie
ja
• Specifiek geschoolde medewerkers
ja
Aantallen Aantal gelabelde bedden
6
Aantal bedden met bewakingsmogelijkheden
6
Aantal bedden voor trombolyse
1
I.17.2 Mortaliteit binnen 7 dagen na opname voor een CVA (hersenbloeding) Wat is het percentage patiënten dat in de eerste 7 dagen na opname met de diagnose CVA is overleden, ongeacht de oorzaak van het overlijden? De vraag is uitgesplitst naar leeftijd (jonger dan 65 jaar en 65 jaar en ouder) en etiologie (ischemisch CVA (herseninfarct) en hemorrhagisch CVA (hersenbloeding)). De sterfte na een ischemisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 3,8% (2 van 53 patiënten) en onder 65 jaar en ouder 7,4% (10 van 135 patiënten). De sterfte na een hemorrhagisch CVA onder patiënten jonger dan 65 jaar bedraagt 8,1% (3 van 37 patiënten) en onder 65 jaar en ouder 19,7% (15 van 76 patiënten).
VI. Bijlagen
Schriftelijk vastgelegde afspraken over samenwerking binnen de keten met:
190
I.18 Heupfractuur
VI. Bijlagen
I.18.1 Percentage patiënten met een heupfractuur dat binnen een kalenderdag is geopereerd Wat is het percentage patiënten van 65 jaar of ouder met een heupfractuur dat in het afgelopen jaar binnen één kalenderdag na presentatie is geopereerd, verdeeld naar ASA-klasse (een maat voor de ernst van bijkomende aandoeningen)? Door de invoering van een aantal verbeteringen, bedraagt in het 4e kwartaal van 2006 het percentage patiënten met een heupfractuur van 65 jaar en ouder dat binnen één kalenderdag is geopereerd 89,3%. Voor geheel 2006 bedraagt dit percentage 75,2% (124 van de 165). Uitgesplitst naar ASA-klasse bedraagt het percentage 79,5% (66 van de 83 patiënten) voor ASA 1-2 en 68,9% (42 van de 61 patiënten) voor ASA 3-5. Van 21 patiënten is de ASA-klasse niet bekend, hierbij bedraagt het percentage geopereerden 76,2%.
I.19 Mammatumor (borstkanker) I.19.1 Mammapoli Beschikt uw ziekenhuis over een mammapoli en hoe heeft u dat vormgegeven? Ja, VUmc beschikt over een mammapoli sinds 1 mei 2004. De poli is volgens de normen van het CBO georganiseerd in een multidisciplinaire benadering: 1. Alle patiënten hadden een toegangstijd van maximaal 7 werkdagen. 2. Diagnostisch onderzoek gebeurde bij alle patiënten op één dag. 3. De diagnose van onderzoek werd in bijna alle gevallen binnen 5 werkdagen met de patiënt besproken. Bij twijfel over de voorlopige diagnose vond aanvullend onderzoek plaats. De uitslag van het aanvullend onderzoek werd ook binnen 5 werkdagen met patiënt besproken. 4. Wanneer er sprake is van een kwaadaardige tumor is er in de meeste gevallen een mammacareverpleegkundige aanwezig. 5. Alle nieuwe patiënten zijn besproken op het multidisciplinair overleg (MDO). 6. De uitslag van onderzoek was altijd compleet op het MDO. 7. De wachtlijst voor operatie dreigde soms langer te worden dan 2 weken. Deze toegangstijd wordt voortdurend gevolgd en zo nodig bijgesteld door de oncologisch chirurg. 8. Alle operatiepatiënten zijn besproken op het MDO.
Onderdelen van de zorg om de patiënt met een mammatumor De informatie naar de patiënt is helder.
In VUmc
ja, er zijn o.a. informatiefolders beschikbaar en e.e.a. wordt uitgebreid mondeling toegelicht.
De zorg is afgestemd op de behoefte van de patiënt.
ja, voor zover mogelijk en in belang van patiënt
Het kunnen versnellen van tripeldiagnostiek.
de tripeldiagnostiek wordt toegepast. De uitslag van de pathologische anatomie kan na 4 dagen bekend zijn.
Mogelijkheid om de toegangstijd tot een operatie te verkorten.
voor de mamma-patiënten zijn slots ingebouwd op het OK-programma. Echter, wanneer het aanbod van mammapatiënten groter is dan het aantal gereserveerde slots, is het moeilijk de toegangstijd binnen 2 weken te houden.
Onderdelen van de zorg om de patiënt met een mammatumor
In VUmc
Ja, elke patiënt wordt besproken in de multi-
bespreking. Deze bespreking is wekelijks.
disciplinaire bespreking, die wekelijks plaatsvindt.
Het mammateam bestaat uit een chirurgoncoloog, patholoog, radioloog,
ja
internistoncoloog, radiotherapeutoncoloog en een mammacare– verpleegkundige. De leden van het team hebben aantoonbaar ervaring met aandoeningen
ja
van de mamma. Veelal is er sprake van een gezamenlijk spreekuur.
ja
Patiënt met verontrustende symptomen wordt verwezen naar
patiënten met een mamma-afwijking worden
gespecialiseerd mammachirurg.
altijd gezien door een oncologisch chirurg.
Alle onderzoeken tijdens één bezoek aan het ziekenhuis
ja, alle onderzoeken vinden op één dag plaats.
Bij diagnose maligniteit vindt 2e afspraak plaats met mammaverpleeg-
bij diagnose maligniteit is bijna altijd een mamma
kundige en specialist van het mammateam.
care-verpleegkundige beschikbaar voor aanvullende informatie op dezelfde dag of op een nader te bepalen tijdstip.
Diagnose maligniteit wordt nooit telefonisch meegedeeld.
de diagnose maligniteit wordt alleen tijdens een polibezoek meegedeeld.
De communicatie over de diagnostiek en behandeling intern en naar
Ja, maar de snelheid kan altijd beter
extern is optimaal. Gebruikelijk aantal dagen tussen eerste contact en diagnostiek.
eerste polibezoek en diagnostiek is meestal op dezelfde dag. Uitslag van diagnostiek binnen 5 werkdagen.
I.19.2 Diagnose binnen 5 dagen Wat is het percentage dat binnen 5 werkdagen na het eerste policonsult voor verdenking op borstkanker een uitslag goedaardig of kwaadaardig heeft gekregen? In 2006 waren alle (voorlopige) diagnosen binnen 5 werkdagen bekend. Bij onzekere uitkomst van het onderzoek was de diagnose binnen 5 werkdagen na het aanvullend onderzoek bekend. Het is niet bekend hoeveel patiënten in 2005 aanvullend onderzoek nodig hadden na de eerste diagnostiek. Omdat álle patiënten binnen 5 werkdagen op de poli terugkwamen om te worden geïnformeerd over de (voorlopige) diagnose wordt 100% aangegeven. Het percentage dat werkelijk na 5 werkdagen de definitieve uitslag heeft gekregen, is op dit moment niet bekend.
I.20 Cataract (staar) complicatieregistratie Houdt u bij cataractoperaties een complicatieregistratie bij? Ja, de afdeling oogheelkunde hanteert twee systemen voor de registratie van complicaties: 1. het “Breebaart”-systeem. Dit is een in Nederland ontworpen systeem voor de complicatieregistratie dat uitgebreid landelijk wordt gehanteerd en toegankelijk is via de website van het Nederlands Oogheelkundig gezelschap. Alle cataractoperaties die worden verricht in VUmc worden hierin ingevoerd, inclusief de complicaties. 2. de afdeling oogheelkunde van VUmc participeert in een internationaal registratiesysteem, dat is ingevoerd in de Europese Unie. Dit systeem omvat de cataractoperaties in meerdere klinieken in meerdere Europese landen. Steekproefgewijs wordt een registratie gedurende één of twee maanden per jaar gehouden. Voor VUmc was dit de maand oktober. Complicatieregistratie is daar één aspect van. ‘Benchmarking’ is het doel van dit Europees-systeem.
VI. Bijlagen
Elke casus wordt ingebracht in een preoperatieve multidisciplinaire
191
192
I.21 Postoperatieve opnameduur na een blindedarmoperatie bij kinderen tot 15 jaar Wat is de gemiddelde, minimale, maximale en mediane opnameduur na een blindedarmoperatie bij kinderen tot 15 jaar?
VI. Bijlagen
In 2006 werden in VUmc 16 patiënten jonger dan 15 jaar wegens een acute ontsteking van de blindedarm geopereerd. De gemiddelde ligduur bedroeg 6,8 dagen (minimum 2 en maximum 32 dagen). De mediane opnameduur bedroeg 3,5 dagen. Vanwege de topreferentiefunctie van VUmc worden vaak kinderen doorverwezen met een perforatie hetgeen de opnameduur nadelig beïnvloedt.
II NVZ-indicatoren
II.1 Kwaliteitsborging en kwaliteitssystemen II.1.1 Accreditatie Aan welke vormen van accreditatie en certificering neemt uw ziekenhuis deel? Het VUmc-kwaliteitsbeleid is in toenemende mate geïntegreerd in de planning- en controlcyclus en betreft alle kerntaken van het academisch centrum: onderzoek, opleiding en patiëntenzorg. De, ook binnen NIAZ bekende, verbetercyclus wordt als motor gebruikt voor verbetering en vernieuwing. Met name voor de patiëntenzorg kan de NIAZ Kwaliteitsnorm Zorginstelling een goede aanvulling zijn op ons kwaliteitsbeleid. In 2004 is een tijdspad uitgezet om op verschillende niveaus integrale kwaliteitssystemen in te voeren en uit te bouwen. De accreditatiesystematiek van het NIAZ maakt daar onderdeel van uit. Begin 2008 hoopt VUmc de NIAZ-accreditatie aan te vragen. In het verleden heeft ons ziekenhuis actief geparticipeerd in de ontwikkeling van PACE (de voorloper van NIAZ), en vele afdelingen plukken daar nog steeds de vruchten van. In 1999 zijn de afdelingen klinische chemie en haematologisch laboratorium CCKL-geaccrediteerd. In de laatste 5 jaar zijn ten aanzien van de patiëntenzorg en medische ondersteuning de volgende afdelingen geaccrediteerd: medische microbiologie en infectiepreventie, klinische pathologie, sectie cytogenetica (afd. klinische genetica en antropogenetica) en de ziekenhuisapotheek (alle CCKL). De dialyseafdeling is HKZ-gecertificeerd. De Amstel Academie is CEDEO-erkend (Centrum voor documentatie en informatie over bedrijfsexterne opleidingen). De bachelor- en masteropleiding van de geneeskunde-opleiding zijn in 2006 geaccrediteerd door de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie. De afdeling oogheelkunde is geaccrediteerd door de European Board of Ophthalmology, de longfunctieafdeling door de Nederlandse Longfunctiekring (van het NVALT), kinderchirurgie door de European Board of Pediatric Surgery, de accountantsdienst door Ernst & Young, accountants, de dienst Arbo en Milieu door Certificatie-Arbodiensten, de METc is geaccrediteerd door de Nederlandse vereniging van Medisch Ethische Toetsingscommissies en de onderzoekinstituten door internationale visitatiecommissies volgens het Standard Evaluation Protocol. Het Radionuclidencentrum heeft in 2006 de GMP-producentenvergunning verworven. De afdeling hematologie heeft de visitatie voor de JACIE-accreditatie met goed gevolg achter de rug en wacht op de uitreiking van het certificaat. De afdeling radiotherapie heeft op 15 maart 2007 jongstleden de afdelingsspecifiekeaccreditatie van het NIAZ ontvangen. De afdeling IVF is in voorbereiding op een CCKL-accreditatie. De meeste afdelingen maken nu gebruik van kwaliteitsdocumenten op basis van de NIAZ-systematiek. Naast deze initiatieven worden vanzelfsprekend alle medisch afdelingen gevisiteerd in het kader van de opleidingsbevoegdheid en meerdere afdelingen hebben deelgenomen aan een kwaliteitsvisitatie van hun beroepsvereniging (namelijk anesthesiologie, dialyseafdeling, intensive care, kindergeneeskunde, klinische genetica en antropogenetica, longziekten, medische microbiologie en infectiepreventie, mondziekten en kaakchirurgie, nucleaire geneeskunde, oogheelkunde, pathologie, radiotherapie, reumatologie en ziekenhuisapotheek).
II. 2 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA)
In 2006 zijn in VUmc in de patiëntenzorg 316 (bijna)incidenten gemeld. Maatregelen naar aanleiding van voorgekomen incidenten worden op verschillende niveaus in de organisatie genomen. In eerste instantie worden maatregelen, waar mogelijk, getroffen op afdelingsniveau. Dit betreft het grootste deel van de maatregelen. Hiervan vindt op centraal niveau géén registratie plaats. Wel wordt bekeken in hoeverre deze maatregelen ook relevant zijn voor andere afdelingen. In 2005 is de meldingscommissie gestart met de implementatie van een nieuwe werkwijze namelijk het decentraal behandelen van (bijna)incidenten in de patiëntenzorg. Hiervoor is aansluiting gevonden bij het VIM-project (= Veilig Incidenten Melden) van Sneller Beter (zie elders in dit jaarverslag). Daar waar de gepresenteerde problematiek afdelingsoverstijgend en/of van zeer ernstige aard is, worden maatregelen op cluster- of centrumniveau getroffen.
II.3 Financiële positie II.3.1 Budgetgrootte Wat is in het verslagjaar het productiegebonden gedeelte van het externe budget, inclusief het totale B-segment maar exclusief de loonkosten voor medisch specialisten? Zie elders in dit jaarverslag
II.4 Parameters ten behoeve van verantwoording, sturing en bench-marking II.4.1 Patiënttevredenheid II.4.1.1 Patiënttevredenheidsmetingen Onderzoekt u systematisch de tevredenheid van patiënten betreffende de zorgverlening? a. continu bij alle patiënten van het ziekenhuis b. jaarlijks bij een cohort of steekproef van alle patiënten c. systematisch, maar alleen bij specifieke afdelingen Patiënttevredenheid is in VUmc één van de vier kwaliteitsthema’s, naast patiëntenlogistiek, patiëntveiligheid en professionele kwaliteit. De centrumbrede coördinatiegroep patiënttevredenheid benadrukt het belang van het patiëntenperspectief en stimuleert afdelingen hiervoor activiteiten te ondernemen. VUmc participeert iedere twee jaar in het landelijk patiënttevredenheidsonderzoek van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair Medische centra). De eerste meting heeft plaatsgevonden in het najaar van 2003. Eind 2005 is de tweede meting verricht. Hiervoor zijn ruim 10.000 VUmc-patiënten aangeschreven. Medio 2006 zijn de resultaten bekend gemaakt. VUmc scoorde in totaal 19 best practices. In 2003 had VUmc nog slechts 3 best practices. Veel afdelingen houden ook zelf patiënttevredenheidsenquêtes bij hun patiënten, waarbij afdelingsspecifieke factoren worden onderzocht. In aansluiting op Sneller Beter pijler 3 is VUmc aan het onderzoeken of zij overgaat tot invoering van een ziekenhuisbreed elektronisch continu meetsysteem voor patiëntenfeedback. Afdelingen kunnen hier gebruik van maken en hun eigen vragenlijst samenstellen. Ook is met name binnen de Sneller Beter projecten patiëntenparticipatie geïntroduceerd, waarbij uitdrukkelijk aan-
VI. Bijlagen
II.2.1 Incidenten patiëntenzorg (MIP, FONA) Wat is het totaal van het aantal incidenten dat centraal is gemeld en hoeveel procent hiervan heeft geleid tot maatregelen?
193
194 VI. Bijlagen
dacht wordt gegeven aan het patiëntenperspectief. Een aantal afdelingen is enthousiast geraakt door het instrument van spiegelgesprekken met patiënten en is voornemens deze jaarlijks te herhalen. Tot slot heeft in 2006 een evaluatie onder VUmc klagers plaatsgevonden over de klachtenprocedure, die tot een aantal verbeteringen heeft geleid. II.4.1.2 Klachten a. Absoluut aantal klachten, ingediend bij de Klachtencommissie b. Relatieve aantal: absoluut aantal per gewogen patiënteenheid c. Percentage van a. dat is gegrond verklaard d. Percentage van c. dat heeft geleid tot maatregelen e. Aantal klachten dat niet via de Klachtencommissie is binnengekomen In 2006 heeft VUmc 289 schriftelijke klachten van of namens patiënten ontvangen. Het percentage klachten per gewogen patiënteneenheid (zie hiervoor de toelichting bij ‘milieubelasting’) is 0,055%. Van de 289 schriftelijk ingediende klachten zijn er 255 in de bemiddelingsprocedure opgenomen. De Klachtencommissie heeft op verzoek van klagers 34 klachten (antwoord op a.) in behandeling genomen (dit is 0,007% per gewogen patiënteneenheid, (het antwoord op vraag b.). Deze klachten waren afkomstig van 12 verschillende klagers. Over 27 klachten heeft de klachtencommissie in 2006 uitspraak gedaan (de overige zijn in 2007 behandeld). Zeven klachten (25,9%) zijn gegrond verklaard. Naar aanleiding van ingekomen klachten zijn in 2006 o.a. de volgende maatregelen genomen: • een protocol voor toediening van klysma’s is opgesteld, met o.a. aandacht voor de wensen van de individuele patiënt; • voorafgaand aan een operatie wordt voortaan het te gebruiken sponsmateriaal geregistreerd; • naar aanleiding van een ontplofte batterij van een Tens-apparaat zijn alle niet-oplaadbare batterijen uit de roulatie genomen; • om ongewenste interactie van medicatie te voorkomen, staat een afdeling eigen gebruik van medicatie niet meer toe; • er wordt op een zorgafdeling één verantwoordelijk verpleegkundige aangewezen, die de zorg rond een patiënt coördineert en aanspreekpunt is voor patiënt en familie; • er wordt op de kinderafdeling in het verpleegplan duidelijke afspraken vastgelegd over de verdeling van de zorg tussen de familie van een patiënt en de verpleging; tevens krijgen de patiënt en diens familie een welkomstbrief, waarin de namen van de zaalarts, de medisch specialist en de supervisor en de leidinggevende verpleegkundige staan vermeld; • op de zorgeenheid is een procedure afgesproken die de bereikbaarheid van een consulterend arts moet vergroten.
II.4.2 Organisatie & Kwaliteit VUmc Ja 100%* n.v.t. ** n.v.t. ** n.v.t. **
* betreft in ieder geval 100% van de specialismen waarvoor Treeknormen bestaan. ** de NVZ is per januari 2005 gestopt met het nationale wachttijdenoverzicht.
II.4.2.2 Risico-inventarisatie a. Voert u tenminste elke 2 jaar een risico-inventarisatie uit (of wordt dit door een externe instantie uitgevoerd)? b. Wordt deze analyse, al dan niet door een externe instantie (bijvoorbeeld uw schade-verzekeraar), in vergelijkende zin beoordeeld en leidt dit tot concrete conclusies c.q. aanbevelingen? c. Rapporteert u over dit onderwerp in uw jaarverslag of elders? VUmc is één van de 5 pilot-ziekenhuizen die in 2006 in afstemming met haar schadeverzekeraar, is gestart met het ontwerpen van een risico-inventarisatie. Daartoe zijn ook VUmc-gegevens aangeleverd. Verder heeft VUmc in 2005 en 2006 deelgenomen aan het programma Patiëntveiligheid in Nederland (in samenwerking met het EMGO-instituut van VUmc en NIVEL). Hierbij wordt het optreden van (vermijdbare) incidenten systematisch en vrijwel ziekenhuisbreed onderzocht. Bovendien is er in het kader van medicatieveiligheid een risico-analyse verricht om de meest risicovolle momenten te inventariseren. Daarnaast nam VUmc ook in 2006 deel aan het project Sneller Beter. In dit project worden op afdelingen veiligheidscommissies geïnstalleerd in het kader van Veilig Incident Melden. Deze veiligheidscommissies brengen direct advies uit aan het management van de afdeling. In het kader van Sneller Beter worden verder rond bepaalde thema’s (bijvoorbeeld postoperatieve wondinfecties en decubites) systematische metingen uitgevoerd, die de risico’s op bepaalde incidenten in kaart brengen. Deze gegevens worden extern vergeleken met de andere ziekenhuizen die in Sneller Beter participeren. Bovendien kent VUmc een nauwgezette archivering van schriftelijk gemelde klachten en MIP-meldingen, waarover elders in het jaarverslag wordt gerapporteerd.
II.4.3 Organisatie & randvoorwaarden II.4.3.1 Welbevinden medewerkers a. Verzuimpercentage b. Verlooppercentage c. WAO-instroom a. het verzuimpercentage (verzuim < 1 jaar) bedraagt 4,0%, 0,7% is minimaal 1 jaar ziek en 1,0% is arbeidsongeschikt wegens zwangerschap en bevalling; b. het verlooppercentage bedraagt 13,0% (uitstroom exclusief Flexpool); c. de WAO-instroom bedraagt 0,0% (geen nieuwe instroom wegens WIA); de WIA-instroom bedraagt 0,12%.
VI. Bijlagen
II.4.2.1 Wachttijden a. Publiceert u minstens eens per maand gemakkelijk toegankelijke publieksgegevens (bijvoorbeeld op Internet) over wachttijden? b. Zo ja, welk percentage van de aandoeningen waarvoor Treeknormen bestaan, betreft dit? c. In welke mate participeert U in het nationale wachttijdenoverzicht dat de NVZ onderhoudt? ** I. Poliklinisch: II. Dagbehandeling: III. Klinisch:
195
196 VI. Bijlagen
II.4.3.2 Milieubelasting a. Totaal energieverbruik: in euro/gewogen patiënteenheden b. Totaal afvalproductie in kg/gewogen patiënteenheden waarvan Specifiek Ziekenhuisafval in kg/gewogen patiënteenheden In 2006 gaf VUmc voor het energieverbruik 10,96 euro per gewogen patiënteneenheid uit. Het energieverbruik per vloeroppervlakte bedroeg voor aardgas 20,47 m3 per m2 en voor elektriciteit 98,18 kWh per m2. De totale afvalproductie bedroeg 2,76 kg per gewogen patiënteneenheid, waarvan 0,16 kg specifiek ziekenhuisafval per gewogen patiënteneenheid. De term ‘gewogen patiënteneenheid’ is een productie-eenheid die wordt gebruikt in algemene ziekenhuizen. Een universitair medisch centrum als VUmc kent naast de patiëntenzorg ook onderwijs en onderzoek, meer dan een algemeen ziekenhuis. Hoeveel van de gemeten afvalproductie en energiekosten het gevolg is van deze twee laatste werkzaamheden is onbekend. De cijfers van VUmc kunnen daarom afwijken van die van algemene ziekenhuizen. Ook kunnen de cijfers afwijken van die van andere academische ziekenhuizen, wanneer de energiekosten en de afvalproductie daar wel kunnen worden toegewezen aan patiëntenzorg, onderwijs en onderzoek. Verder wordt de interpretatie van de cijfers gecompliceerd door het feit dat VUmc bestaat uit het ziekenhuis en de medische faculteit. De afvalproductie en de energiekosten van deze laatste instelling (denk aan vakgroepen als anatomie en fysiologie), is niet meegenomen in bovenstaande cijfers. Aanvullend is dit jaar opnieuw het energieverbruik per vloeroppervlakte als prestatie-indicator opgenomen. Dit geeft een beter inzicht in de werkelijke energie- of milieuprestatie van VUmc dan het energieverbruik in euro’s.
II.4.4 Onderwijs, opleidingen en onderzoek II.4.4.1 Onderwijs & opleidingen
Vraagstelling
Situatie VUmc
a. Participeert u in het klinisch onderwijs aan studenten geneeskunde (co-schappen)?
Ja
Zo ja, hoeveel co-assistenten, gemiddeld over 52 weken/jaar, betreft dit?
250
b. Participeert u in het klinisch onderwijs aan hogeschoolstudenten verpleegkunde (HBO-V)? Zo ja, hoeveel studenten
Ja I. duaal
10, gemiddeld over 52 weken/jaar
II. anderszins
27, gemiddeld over 52 weken/jaar
c. Participeert u in het klinisch onderwijs aan leerlingen van het middelbaar beroepsonderwijs verpleegk. (MBO-V)? I. duaal
14, gemiddeld over 52 weken/jaar
II. anderszins
21, gemiddeld over 52 weken/jaar
Vraagstelling
Situatie VUmc
d. Hoeveel plaatsen voor assistenten geneeskundigen in opleiding (aios )
Per 31 december 2006 telt de Onderwijs- en Opleidingsregio (OOR) van VUmc 681 aios. Hiervan zijn 542 aios werkzaam binnen het samenwerkingsverband OZON van VUmc (309 aios) en partnerziekenhuizen (233 aios). Naast de aanstellingen binnen OZON zijn er nog 139 aios werkzaam in zogeheten zelfstandige opleidingen.
e. Hoeveel studenten in het kader van de verpleegkundige vervolgopleidingen (LRVV) hebt u?
78
f. Hoeveel OK-assistenten hebt u in opleiding?
21
g. Hoeveel anesthesieassistenten hebt u in opleiding?
15
II.4.4.2 Onderzoek
Vraagstelling
Situatie VUmc
a. Neemt u deel aan klinisch vergelijkend wetenschappelijk onderzoek?
Ja
b. Zo ja, Hoeveel clinical trials betreft dit (aantal lopende trials op 31 december jl.) Fase III:
34
Fase IV:
3
Het aantal lopende trials betreft vermoedelijk een onderschatting daar volledige registratie van gegevens als beoogde en definitieve start- en einddatum sedert januari 2003 plaatsvindt.
c. Functioneert (exclusief voor) uw ziekenhuis een METC?
Ja
d. Zijn aan uw ziekenhuis (part time) hoogleraren betrokken bij geneeskundig wetenschappelijk onderzoek?
e. Publiceert u over de wetenschappelijke productie in uw jaarverslag?
Ja
Ja
VI. Bijlagen
heeft u?
197
198
Jaarverslag 2006
VI. Bijlagen
Colofon
uitgave VU medisch centrum © Postbus 7057 1001 MB Amsterdam bezoekadres De Boelelaan 1117 Amsterdam Telefoon (0)20 444 4444 Fax (0)20 444 4645 redactie Projectgroep Jaarverslag vormgeving en druk Roto Smeets GrafiServices Utrecht fotografie AVC, VUmc Digidaan mei 2007
jaarverslag 2006
VU medisch centrum jaarverslag 2006
vormgeving Roto Smeets GrafiServices, Utrecht