VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BESCHERMINGSFONDS
R A P P O RT A N N U E L 2 0 0 6
J A A RV E R S L A G 2 0 0 6 FONDS DE PROTECTION DES DÉPÔTS ET DES INSTRUMENTS FINANCIERS
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98)
Activiteitenverslag & jaarrekening 2006 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 28 maart 2007
de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel: 32.2/221.38.92 Fax: 32.2/221.32.41
[email protected] www.beschermingsfonds.be 1
De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo'n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
2
Inhoudstafel blz.
Voorwoord
5
1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht 1.2. Institutionele aspecten 1.3. Aangesloten financiële instellingen 1.4. Types van interventie 1.5. Gedekte tegoeden 1.6. Tegemoetkomingsvoorwaarden 1.7. Onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling 1.8. Specifieke schadeloosstelling van cliënten van bepaalde beleggingsondernemingen
7
2. Evolutie van de Europese regelgeving 2.1. Mededeling van de Europese Commissie over de toetsing van de richtlijn inzake depositogarantie 2.2. Autoregulerende maatregelen 2.3. Aanpassing van de richtlijn 2.4. Evaluatie van de richtlijn inzake beleggersvergoeding
11
3. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2006 3.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 3.2. Interventiedossiers geopend door het Beschermingsfonds 3.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen 3.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF 3.5. Andere activiteiten
15
4. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2006 4.1. Bijdragen van het jaar 2006 4.2. Verslag over de belegging van de middelen
20
5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 5.1. Samenstelling 5.2. Reserve van de kredietinstellingen 5.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg 5.4. Reserve van de beursvennootschappen 5.5. Gemeenschappelijke Reserve 5.6. Opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve
23
6. Historisch overzicht 6.1. Overzicht van de activiteiten sinds 1999 6.2. Historische evolutie van de middelen beschikbaar voor de bescherming van deposanten en beleggers
26
7. Jaarrekening 2006 7.1. Verslag van de revisoren 7.2. Balans en resultatenrekening 7.3. Toelichting
29
8. Bijlagen 8.1. Tegemoetkomingsreglement (gecoördineerde versie) 8.2. Lijst van de deelnemers op 31 maart 2007
39
3
Organen van het Beschermingsfonds (toestand op 31.03.2007)
Bestuurscomité Het Bestuurscomité betreurt het overlijden, op 25 januari 2007, van de heer William Fraeys, die om gezondheidsredenen op 22 november 2006 genoopt werd zijn ontslag als Voorzitter van het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds aan te bieden aan de Minister van Financiën. De heer W. Fraeys, Ere-Vice-Gouverneur van de Nationale Bank van België, heeft het voorzitterschap van het Fonds gedurende 8 jaar waargenomen. Het Bestuurscomité stelt er prijs op aan zijn nagedachtenis een bijzondere eer te bewijzen voor de uitzonderlijke kennis en ervaring die hij ten dienste heeft gesteld van het Fonds en voor de efficiënte en integere manier waarop hij de instelling heeft geleid. De heer Jan Smets heeft ad interim het voorzitterschap van het Fonds waargenomen tot aan de aanstelling van de heer Jean-Pierre Arnoldi als nieuwe voorzitter.
Voorzitter
Jean-Pierre Arnoldi (vanaf 13.03.2007)
Leden
vertegenwoordigers van de overheid
vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen
Jean Hilgers Marc Monbaliu Guy Schrans Jan Smets Omer Van Driessche
Jean-Pierre de Buck van Overstraeten Stefaan Decraene (tot 18.02.2007) Lieve Mostrey (vanaf 19.02.2007) Eric Struye de Swielande Jan Vanhevel Michel Vermaerke Luc Versele
plaatsvervangers
plaatsvervangers
Viviane Buydens Agnes Van den Berge
Dirk De Cort Yvan Peeters Laetitia Rolin Jacquemyn (vanaf 17.05.2006) Arnaud van Doosselaere
Regeringscommissaris Olivier Henin
Secretaris-generaal Herman Debremaeker
College van Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon
4
Voorwoord De opdracht van het Beschermingsfonds bestaat erin om, overeenkomstig de vereisten van de Europese Unie, een waarborgmechanisme in te stellen dat toelaat deposanten en beleggers te vergoeden voor de schade die zij zouden lijden ingevolge de deficiëntie van hun financiële instelling. De Europese regelgeving en meer in het bijzonder de richtlijn inzake depositogarantiestelsels is sinds 2005 aan een bijzondere aandacht onderworpen. De richtlijn schrijft immers zelf voor dat het bedrag van de minimale waarborg, thans € 20.000 per depositohouder, het voorwerp moet uitmaken van een periodieke toetsing waarbij rekening moet worden gehouden met de evolutie van de banksector en met de economische en monetaire toestand in de Europese Unie. In het licht van de aanhoudende trend naar financiële integratie en grensoverschrijdende fusies tussen kredietinstellingen heeft de Europese Commissie het nuttig geacht dit onderzoek uit te breiden naar andere domeinen ten einde een oordeel te kunnen vellen over de vraag of de bestaande regels nog steeds beantwoorden aan de beoogde doelstellingen. De verschillende studies en raadplegingen die de Europese Commissie in het kader van dit onderzoek heeft georganiseerd, hebben geleid tot de opstelling, einde 2006, van een mededeling gericht aan het Europees Parlement en aan de Raad. In deze mededeling worden conclusies getrokken uit het raadplegingsproces en wordt ingegaan op de bezorgdheden geuit door de diverse betrokken partijen. In de eerste plaats worden niet-wetgevende oplossingen aangereikt die op korte termijn de werking van de richtlijn moeten verbeteren door middel van autoregulerende maatregelen. De mededeling zet vervolgens de politiek uiteen die de Commissie op langere termijn zal volgen met het oog op een betere harmonisering van enkele fundamentele werkingsprincipes van de garantieregelingen die van kracht zijn in de lidstaten. De Europese Commissie verwijst hiervoor meer in het bijzonder naar de toepassing van het minimale waarborgniveau en de financiering van de verbintenissen. De Commissie stelt evenwel dat een wijziging van het minimale dekkingsniveau zich op dit ogenblik niet opdringt. Daarnaast verduidelijkt de Commissie dat de garantieregelingen een belangrijk element vormen van het prudentieel veiligheidsnet dat strekt tot het verzachten van de gevolgen van een crisis, maar stelt zij vast dat een meer diepgaande wijziging van de huidige beschikkingen slechts mogelijk zal zijn nadat er meer klaarheid wordt geschapen op het vlak van de verdeling tussen de lidstaten van de prudentiële en financiële verantwoordelijkheden in crisissituaties. * In 2006 deed er zich geen enkele toestand voor die het Fonds tot tussenkomst noopte. Hierdoor kon het Beschermingsfonds opnieuw een belangrijk bedrijfsresultaat realiseren en, na toevoeging ervan aan de Interventiereserve, zijn werkmiddelen versterken. Gedurende zijn acht jaren van bestaan werd het Fonds slechts éénmaal met een schadegeval geconfronteerd en deze tussenkomst, bovendien van beperkte omvang, dateert reeds van 1999.
5
Het bedrijfsresultaat van het jaar 2006 bedraagt € 37,7 miljoen. Aan de inkomstenzijde bevinden zich voornamelijk de jaarlijkse bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen (€ 44,8 miljoen), alsook de financiële opbrengsten van de beleggingen van de reserves van het Beschermingsfonds (netto € 20 miljoen). De uitgaven worden in hoofdzaak gevormd door de teruggave, overeenkomstig het in 1999 afgesloten Protocol, van middelen (€ 27,1 miljoen) die door kredietinstellingen en beursvennootschappen waren ingebracht in vroegere beschermingsregelingen en aan het Beschermingsfonds waren overgemaakt op het ogenblik van zijn oprichting. Het volledige resultaat van 2006 wordt toegevoegd aan de Interventiereserve waarvan het bedrag dat weergenomen is op de balans, toeneemt van € 655,2 miljoen tot € 692,9 miljoen. Bovendien geniet het Beschermingsfonds een bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg ingesteld ten voordele van kredietinstellingen die de verbintenissen van gewezen openbare kredietinstellingen hebben overgenomen. Deze waarborg die buiten balans wordt vermeld, werd teruggebracht van € 57,7 miljoen tot € 42,3 miljoen, conform de overeenkomst die de teruggave regelt van werkmiddelen voortkomend uit vorige beschermingsregelingen. In totaal nemen de werkmiddelen van het Beschermingsfonds toe met € 22,2 miljoen en bereiken ze op 31 december 2006 het bedrag van € 735,2 miljoen. * Het Beschermingsfonds zette in 2006 de uitvoering verder van de diverse taken verbonden met zijn opdracht. Als paritair samengesteld organisme, waarin zowel de overheid als de betrokken financiële sectoren zijn vertegenwoordigd, volgde het Beschermingsfonds de problematiek van de depositobescherming en de beleggersvergoeding nauwgezet op. Het Beschermingsfonds werkte men name mee aan de voorbereidende werkzaamheden ondernomen door de Europese Commissie in het raam van de toetsing van de richtlijn over depositobescherming. * Het Beschermingsfonds zette in 2006 ook het beheer verder van de verschillende interventiedossiers die geopend werden door zijn voorgangers, enerzijds het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), beheerder van de vorige deposito-beschermingsregeling en anderzijds het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige beleggersbeschermingsregeling. Dit beheer gaf aanleiding tot de uitkering van schadeloosstellingen ten belope van € 0,7 miljoen. Daarnaast werden er terugwinningen van dividenden geboekt voor een totaalbedrag van € 0,5 miljoen. * Tenslotte vervulde het Beschermingsfonds verder zijn taak van informatieverstrekker aan alle belanghebbenden, voornamelijk deposanten en beleggers. Het stelt te dien einde informatie over zijn werking ter beschikking op de website met volgend adres: www.beschermingsfonds.be.
6
1. Kenmerken van de beschermingsregeling Zoals gebruikelijk is het eerste hoofdstuk van het jaarverslag gewijd aan de beschrijving van de belangrijkste werkingsprincipes van de beschermingsregeling die sinds de oprichting van het Beschermingsfonds ongewijzigd zijn gebleven.
1.1. Opdracht De Belgische wetgever heeft aan het Beschermingsfonds de opdracht toevertrouwd om, overeenkomstig de Europese richtlijnen terzake, de bescherming te regelen van spaargelden die deposanten en beleggers in de vorm van speciën of financiële instrumenten aanhouden bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Deze bescherming is een onderdeel van de specifieke beschikkingen voor financiële veiligheid, door in laatste instantie waarborgen te verlenen aan genoemde spaarders en beleggers ter dekking van eventuele verliezen die zij zouden lijden mocht de financiële instelling waarbij ze cliënt zijn in gebreke blijven, ondanks het bestaan van strenge en zeer omvattende controle- en toezichtsmechanismen berustend op supranationale (voornamelijk vanwege de Europese Unie) en nationale regelgevingen.
1.2. Institutionele aspecten De verplichting voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling voor deposito's en/of voor financiële instrumenten, vloeit voort uit de Europese richtlijn 94/19 over depositogarantie en de Europese richtlijn 97/9 over beleggersvergoeding. Deze verplichting is ingeschreven in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen en in de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Op grond hiervan richtte de wet van 17 december 1998 het Beschermingsfonds op in de vorm van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid met als opdracht het organiseren van een ééngemaakte regeling die dekking verleent zowel voor deposito's van gelden als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden worden gehouden bij een kredietinstelling of bij een beursvennootschap. De tegemoetkomingsregels van het Beschermingsfonds die hun oorsprong vinden in de beschikkingen van de hierboven vermelde Europese richtlijnen, alsook de financieringsmodaliteiten van deze verbintenissen zijn vastgelegd in een Protocol afgesloten op 12 februari 1999 tussen het Beschermingsfonds en de betrokken instellingen. Het publiek wordt ingelicht over de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een tegemoetkoming te bekomen, door middel van een "Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten" dat officieel gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad en geraadpleegd kan worden in bijlage aan dit verslag of op de website www.beschermingsfonds.be. 7
1.3. Aangesloten financiële instellingen Het Beschermingsfonds dekt, onder bepaalde voorwaarden en volgens bepaalde modaliteiten die duidelijk omschreven zijn, de tegoeden van de cliënten van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen die aangesloten zijn en waarvan de naam zich in bijlage van dit verslag bevindt. Deze aansluiting is verplicht en vormt een voorafgaandelijke vereiste voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Onder kredietinstellingen wordt verstaan de banken (waaronder de federaties van kredietinstellingen), de spaarbanken (waaronder de kredietverenigingen behorend tot het net van het beroepskrediet) en de effectenbanken, allen naar Belgisch recht, alsook de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die onder het recht vallen van een staat die niet behoort tot de Europese Economische Ruimte. De voornaamste categorie van beleggingsondernemingen wordt gevormd door de beursvennootschappen. Daarnaast zijn drie andere soorten beleggingsondernemingen verplicht om toe te treden tot het Beschermingsfonds. Het gaat om de vennootschappen voor vermogensbeheer, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging (in de mate dat zij de beleggingsdienst van individueel portefeuillebeheer mogen aanbieden) en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De financiële instellingen die deelnemen aan het Beschermingsfonds zijn wettelijk verplicht hun effectieve en potentiële cliënten schriftelijk in te lichten over de dekking door en over de hoofdkenmerken van de beschermingsregeling waarbij zij zijn aangesloten. De Europese reglementering verbiedt daarentegen de aanwending voor reclamedoeleinden van informatie over beschermingsregelingen.
1.4. Types van interventie Het Beschermingsfonds komt tussen ten voordele van deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming. Deze toestand doet zich voor wanneer dergelijke instelling failliet wordt verklaard, een verzoek heeft ingediend tot of gedagvaard wordt voor een gerechtelijk akkoord of waarvan vastgesteld wordt door de CBFA niet in staat te zijn, gezien haar financiële positie, de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven die haar waren toevertrouwd door haar cliënten. De bescherming dekt zowel de tegoeden in speciën gedeponeerd bij een financiële instelling die is aangesloten bij het Fonds, als de financiële instrumenten die haar werden toevertrouwd. Het Beschermingsfonds biedt dus een tweevoudige dekking die afzonderlijk is georganiseerd en waarvoor specifieke regels van toepassing zijn alnaargelang de aard van de gedekte tegoeden. Het Beschermingsfonds kan eveneens, binnen de grenzen van zijn financiële middelen, preventief optreden en helpen bij de realisatie van een vereffening, een financiële sanering of een overname van een aangesloten instelling, waarvan de
8
goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. Dergelijke actie kan evenwel slechts overwogen worden wanneer ze minder duur uitvalt dan een tegemoetkoming na deficiëntie of wanneer het aangewezen is, in het algemeen belang van het munt- en kredietwezen of van de financiële markten, om het risico van deficiëntie van een aangesloten instelling te voorkomen.
1.5. Gedekte tegoeden Het Beschermingsfonds dekt, ten belope van maximaal € 20.000, volgende deposito's van speciën: a)
de deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen die dergelijke deposito's vertegenwoordigen, wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Unie (met inbegrip van de Noorse en IJslandse kroon); onder bancaire schuldvorderingsbewijzen verstaat men voornamelijk kasbons, obligaties en depositocertificaten en deze vallen enkel onder de dekking wanneer ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling;
b)
geld gehouden bij kredietinstellingen en beursvennootschappen dat bestemd is voor de aankoop van financiële instrumenten of dat afkomstig is van de verkoop ervan, om het even in welke munt de tegoeden zijn uitgedrukt.
Daarnaast dekt het Beschermingsfonds, eveneens ten belope van € 20.000 maximum, de financiële instrumenten (aandelen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, ... uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beursvennootschap aanhoudt voor rekening van haar cliënten en niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaars. Doordat beide tegemoetkomingen cumuleerbaar zijn, kan het bedrag dat het Fonds kan uitkeren aan een deposant of belegger, oplopen tot € 40.000, naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die deze cliënt aan een deficiënte instelling had toevertrouwd.
1.6. Tegemoetkomingsvoorwaarden De precieze voorwaarden waaraan moet voldaan worden om een tegemoetkoming te bekomen zijn vermeld in het tegemoetkomingsreglement dat in bijlage bij dit jaarverslag is gevoegd. De regels die in dit reglement worden uiteengezet handelen voornamelijk over de te volgen administratieve procedure, over de definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, over de berekening van het bedrag van die tegemoetkoming en over de uitsluiting van bepaalde schuldeisers.
9
1.7. Onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling Behoudens enkele welomschreven uitsluitingen komt iedere houder van een rekening met gelden of effecten bij een aangesloten kredietinstelling of beursvennootschap waarvan de deficiëntie is vastgesteld, in aanmerking voor schadeloosstelling. Onder de uitsluitingen vindt men de overheid en haar aanverwante instellingen, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling (bestuurders, aandeelhouders, commissarissen, verbonden vennootschappen, ...) of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Voor zover de toepasselijke reglementaire voorwaarden zijn vervuld, beschikt iedere deposant of belegger van een deficiënte instelling over een onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling van maximum € 20.000 voor de gelden (deposito's, kasbons, ...) die hij bij de deficiënte instelling op rekening heeft, alsook op een vergoeding van maximum € 20.000 voor de effecten die hij aan de deficiënte instelling heeft toevertrouwd en die hem niet meer zouden kunnen worden teruggegeven. Als verschillende personen (zoals bijvoorbeeld echtgenoten) rechten kunnen doen gelden op tegoeden of effecten die zich op een gemeenschappelijke rekening bevinden, kunnen deze elk afzonderlijk aanspraak maken op een tegemoetkoming van het Beschermingsfonds van € 20.000 maximum voor deposito's en van € 20.000 maximum voor financiële instrumenten die niet kunnen worden teruggegeven.
1.8. Specifieke schadeloosstelling van cliënten van bepaalde beleggingsondernemingen Onder de beleggingsondernemingen die deelnemen aan het Beschermingsfonds bevinden zich, behalve de beursvennootschappen, ook de vennootschappen voor vermogensbeheer, de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, die gemachtigd zijn eveneens de activiteit van individueel portefeuillebeheer uit te oefenen. Deze laatste drie types van beleggingsondernemingen hebben een bijzonder statuut bij het Beschermingsfonds vermits het hen verboden is deposito's op te nemen of financiële instrumenten aan te houden voor rekening van hun cliënten. Deze vennootschappen moeten dit verbod daarenboven verplicht ter kennis brengen van hun cliënten en het is gebruikelijk dat het vermeld wordt in de contracten en overeenkomsten die met hen worden afgesloten. In geval van deficiëntie van dergelijke vennootschap zal een schadeloosstellingsaanvraag slechts ontvankelijk zijn als ze afkomstig is van een cliënt die kan aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld zonder weet te hebben gehad van voornoemd verbod.
10
2. Evolutie van de Europese regelgeving 2.1. Mededeling van de Europese Commissie over de toetsing van de richtlijn inzake depositogarantie De Europese Commissie vervolgde in 2006 het onderzoek van de richtlijn inzake depositogarantiestelsels dat zij een jaar eerder had aangevat. Deze richtlijn stelt immers dat, 10 jaar na de inwerkingtreding van de reglementering, het gewaarborgde bedrag van € 20.000 voor een eerste maal getoetst dient te worden, ten einde vast te stellen of een of andere wijziging aan dit bedrag zich al dan niet opdringt rekening houdend met name met de ontwikkeling van de banksector en met de economische en monetaire situatie in de Unie. De Europese Commissie heeft deze opdracht uitgebreid naar andere beschikkingen van de richtlijn ten einde te oordelen of, in het licht van de aanhoudende trend naar financiële integratie en grensoverschrijdende fusies tussen kredietinstellingen, de bestaande regels nog steeds beantwoorden aan de vooropgestelde doelstellingen. Tijdens de voorbereidende werkzaamheden in werkgroepen en de openbare raadplegingen bestemd voor alle betrokken partijen werd met name gewezen op de bestaande verschillen in de financiering van de nationale beschermingsregelingen, die een belemmering vormen voor grensoverschrijdende consolidatie en vanuit concurrentieoogpunt oneerlijk zijn. De raadplegingen toonden ook aan dat het niveau en de modaliteiten van de garanties aan deposanten sterk uiteenliepen van lidstaat tot lidstaat, wat kan leiden tot een zeker aantal problemen ingeval van grensoverschrijdende werking tussen diverse garantieregelingen. Als besluit van het eerste stadium van dit uitgebreid onderzoek heeft de Europese Commissie op 28 november 2006 een mededeling gericht aan het Europees Parlement en de Raad waarin ze de noodzakelijke conclusies trekt uit het raadplegingsproces, ingaat op de reacties van de belanghebbenden, niet-wetgevende maatregelen voorstelt ter verbetering op korte termijn van de richtlijn en haar beleid voor de komende jaren uiteenzet. In deze mededeling is de Commissie van oordeel dat de bestaande regels op dit ogenblik voldoen, maar dat bepaalde autoregulerende maatregelen kunnen worden genomen ten einde de grensoverschrijdende werking van de garantiestelsels van de Europese Unie te verbeteren. De Commissie komt eveneens tot het besluit dat een wijziging van het minimale dekkingsniveau van € 20.000 zich op dit ogenblik niet opdringt. Bovendien is zij van mening dat het niet mogelijk zal zijn een beslissing te nemen over de noodzakelijkheid om over te gaan tot een meer diepgaande wijziging van de richtlijn, vooraleer er meer klaarheid is geschapen, met name op het vlak van de algemene verdeling tussen lidstaten, van de prudentiële en financiële verantwoordelijkheden in crisissituaties.
11
2.2. Autoregulerende maatregelen De Europese Commissie is van mening dat op korte termijn een aantal verbeteringen kunnen worden aangebracht aan de bestaande regels zonder dat het nodig is de van kracht zijnde richtlijn te wijzigen. De Commissie gaf hierover enkele toelichtingen en aanbevelingen. Aldus zal de Commissie - een studie organiseren over de spaarproducten die momenteel gewaarborgd worden en de harmonisering onderzoeken van de definiëring van de notie deposito ten einde er voor te zorgen dat deze op een coherente manier wordt toegepast in de lidstaten; hierbij dient de vrijheid van de lidstaten in de keuze van de uitsluitingen die door de richtlijn worden toegelaten beperkt te worden; - steun verlenen bij de opstelling van een facultatieve modelovereenkomst voor topping-upregelingen (d.i. het recht dat een bijkantoor van een bank heeft om toe te treden tot de eventueel gunstigere dekking die van kracht is in het land van ontvangst) die aangepast kan worden aan de specifieke noodzaak van iedere beschermingsregeling; - steun verlenen bij de opstelling van een niet-bindende modelovereenkomst gericht op een verbetering van de informatiestroom tussen garantiestelsels; - steun verlenen bij de voorbereidende werkzaamheden die zouden kunnen leiden tot de invoering van het principe van financiële bijdragen die afhankelijk worden gesteld van het risicoprofiel van iedere kredietinstelling; dit zou de doeltreffendheid van de garantieregelingen kunnen versterken, waardoor ze effectiever kunnen optreden ingeval van deficiënties; - de lidstaten aanzetten tot het verderzetten van hun inspanningen op het vlak van voorlichting van de verbruikers en toezien op de correcte toepassing van de beschikkingen die handelen over de aanwending van informatie over de depositobescherming voor reclamedoeleinden; - een studie leiden ten einde de nationale regelingen aan te zetten tot het uitwisselen van de "beste praktijken" voor de wijze waarop de gevolgen van een deficiëntie voor de deposanten kunnen worden verzacht, onder meer door gebruik te maken van voorschotten of voorlopige kredieten. Vanaf begin 2007 zullen onderzoekswerkzaamheden worden gestart in de schoot van de Working Group on Deposit Guarantee Schemes van de Europese Commissie ter voorbereiding van de hierboven vermelde niet-regelgevende acties.
12
2.3. Aanpassing van de richtlijn De Commissie is van mening dat, vanuit het oogpunt van financiële stabiliteit, het van cruciaal belang is dat de garantieregelingen bijdragen tot een soepel crisisbeheer in geval van grensoverschrijdende implicaties. De bestaande verschillen in financieringsmechanismen, dekkingsniveaus en voorschriften voor uitkeringen kunnen immers een belemmering vormen om aan dergelijke crisis het hoofd te bieden. De Commissie heeft bovendien verduidelijkt dat garantieregelingen die de indruk geven niet naar behoren te functioneren, het vertrouwen in het financiële stelsel van de Europese Unie kunnen ondermijnen. De Commissie is evenwel van oordeel dat er nog steeds overtuigend moet worden aangetoond dat een ingrijpender wijziging van het bestaande regelgevingskader op langere termijn nodig is. De Commissie heeft verduidelijkt dat iedere eventuele wijziging aan de regelgeving zal afhangen van het lopende onderzoek over de algemene verdeling tussen de lidstaten van de prudentiële en financiële verantwoordelijkheden in crisissituaties. Enkel nadat over deze verdeling klaarheid zal zijn gebracht, zullen bepaalde kwesties, voornamelijk deze die verband houden met de financiering van de garantieregelingen, kunnen worden aangevat. In dit licht onderscheidt de Commissie volgende domeinen: - de stroomlijning van de financieringsmechanismen waarvoor het nodig is dat eerst wordt vastgesteld dat de voordelen van een dergelijke aanpassing de kostprijs ervan zullen overstijgen; - de toepassing van bijdragen die afhankelijk zijn van het risicoprofiel van iedere betrokken kredietinstelling, wat een voorafgaandelijke vooruitgang veronderstelt op het vlak van de harmonisering van de financieringsmechanismen; - de harmonisering van het minimale waarborgniveau, waarbij het aangewezen is rekening te houden met de sterke dispariteiten op economisch vlak tussen de lidstaten; - de aanwending van de middelen van de garantieregelingen voor het verlenen van kassteun aan banken. De Commissie besluit dat iedere eventuele wetgevende wijziging, die noodzakelijkerwijs dient voorafgegaan te worden door aangepaste impactanalyses, zal afhangen van de resultaten van de onderzoeken die zullen worden gevoerd door de autoriteiten bevoegd voor de prudentiële controle en reglementering alsook van de bereidheid van de lidstaten en belanghebbenden om deze te steunen.
13
2.4. Evaluatie van de richtlijn inzake beleggersvergoeding In 2005 had de Europese Commissie een evaluatieverslag gepubliceerd over de richtlijn inzake beleggersvergoeding, waarin ze besloot dat de nationale regelingen naar behoren werkten. De Commissie had wel enkele domeinen vastgelegd waarvoor verdere opvolging nodig was (vergoedingstermijnen, soepelheid en soliditeit van de financieringsmechanismen). In 2006 werden er geen verdere stappen ondernomen in het onderzoek van deze richtlijn. Het lopende onderzoek van de depositogarantierichtlijn is evenwel van uitermate groot belang voor de richtlijn inzake beleggersvergoeding gezien de verschillende gelijklopende regels van beide richtlijnen.
14
3. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2006 3.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen, op de beursvennootschappen en op bepaalde andere categorieën van beleggingsondernemingen, t.w. de vennootschappen voor vermogensbeheer, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wanneer het gaat om een instelling die is opgericht naar Belgisch recht, dient zij verplicht toe te treden tot de beschermingsregeling van ons land. Door deze toetreding worden haar verplichtingen jegens haar cliënten gedekt, met inbegrip van deze van haar eventuele bijkantoren gevestigd in de andere landen van de Europese Unie. Wanneer het echter gaat om een bijkantoor in België van een kredietinstelling of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte (hierna genoemd "naar EERrecht") worden de verbintenissen van dit bijkantoor gedekt door de beschermingsregeling van het land van herkomst. Een bijkomende toetreding tot de beschermingsregeling in ons land (topping up) kan maar overwogen worden wanneer deze regeling de dekking van het land van herkomst kan aanvullen. Wanneer het tenslotte gaat om een bijkantoor van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een andere staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte (hierna genoemd "naar niet EER-recht") geldt een verplichte toetreding tot de Belgische regeling indien het land van herkomst van dit bijkantoor geen bescherming biedt die gelijkwaardig is aan deze geboden door onze regeling. * Op 31 december 2006 zijn er 58 kredietinstellingen toegetreden tot het Beschermingsfonds, waarvan 50 naar Belgisch recht en 8 bijkantoren van kredietinstellingen naar niet EER-recht. Het aantal beursvennootschappen, allen opgericht naar Belgisch recht, bedraagt 27. De andere beleggingsondernemingen zijn omgedeeld in 22 vennootschappen voor vermogensbeheer, 5 beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en 3 vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De terugloop van het aantal deelnemers die de laatste jaren werd vastgesteld, zette zich in 2006 voort. Van het ene jaareinde tot het andere daalt het totaal aangesloten instellingen van 123 tot 115, voornamelijk ten gevolge van opslorpingen. De terugloop vindt men terug zowel bij de kredietinstellingen als bij de beursvennootschappen die elk met 4 eenheden daalden.
15
Hierna volgt een overzicht van het aantal aangesloten instellingen op 31 december 2006, vergeleken met de toestand einde vorig jaar. Een volledige lijst van de deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag.
Aantal deelnemers op 31.12.2006
op 31.12.2005
58
62
Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht banken spaarbanken effectenbanken Bijkantoren van een kredietinstelling naar niet EER-recht
53
50 32 18 3
33 15 2 8
9
Beursvennootschappen
27
31
Andere beleggingsondernemingen
30
30
22
23
5
5
3
2
115
123
vennootschappen voor vermogensbeheer beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten
Totaal aantal deelnemers
Tenslotte zijn er verscheidene kredietinstellingen naar EER-recht actief in ons land. Deze kredietinstellingen nemen niet deel aan het Beschermingsfonds maar de tegoeden die zijn toevertrouwd aan hun bijkantoren te lande worden beschermd door het waarborgsysteem dat is opgericht in het land van oorsprong van de betrokken instelling. Op 31 december 2006 waren er 46 dergelijke bijkantoren geregistreerd in België. Om de juiste draagwijdte van de geboden dekking te kennen, dienen de cliënten zich te richten tot de beschermingsregeling van het betrokken land. De regelingen in de andere lidstaten van de EER moeten uiteraard voldoen aan de minimale vereisten voorzien in de EU-richtlijnen. Ofschoon er bepaalde verschillen kunnen zijn in de afbakening van de dekking, is er in alle lidstaten steeds een minimale bescherming ten belope van € 20.000 voor depositohouders enerzijds en voor houders van financiële instrumenten anderzijds.
3.2. Interventiedossiers geopend door het Beschermingsfonds Voor het zevende opeenvolgende jaar deed er zich geen schadegeval voor onder de bij het Beschermingsfonds aangesloten instellingen. Sinds zijn oprichting in 1999 diende het Beschermingsfonds slechts eenmaal tussen te komen voor een bedrag van € 2,6 miljoen ten gunste van een 400-tal cliënten van een beursvennootschap.
16
3.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Dit beheer slaat op interventiedossiers geopend vóór 1999 door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), dat beheerder was van de vorige depositobeschermingsregelingen en waarvan het Beschermingsfonds, in uitvoering van zijn oprichtingswet, bepaalde rechten en verplichtingen heeft overgenomen. Het Beschermingsfonds zette in 2006 het beheer verder van de interventiedossiers geopend tijdens deze vroegere regelingen. Het betreft, enerzijds, de Buitengewone Interventiereserve die de spaarders beschermde van 1975 tot 1984, en anderzijds, de depositobeschermingsregelingen van kracht van 1985 tot 1998 voor banken en spaarbanken. In dit stadium behelst het beheer voornamelijk de terugwinning bij de curatoren van gefailleerde instellingen van dividenden die hun oorsprong vinden in de subrogatie van het Beschermingsfonds in de rechten van de vergoede deposanten. Aldus werd in 2006, in het kader van een interventie ten gunste van cliënten van een kredietinstelling in 1997, een faillissementsdividend van € 0,1 miljoen gerecupereerd.
3.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Het Beschermingsfonds zette in 2006 het beheer verder van de interventiedossiers die het krachtens zijn oprichtingswet overgenomen heeft van het Interventiefonds van de Beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige vergoedingsregeling voor de cliënten van wisselagenten en beursvennootschappen. Het gaat hier om schadeloosstellingsprocedures geopend door het CIF tijdens de periode van 1988 tot 1997 waarvoor hangende rechtszaken de definitieve afsluiting van het faillissement of vereffening in de weg staan. Het beheer van deze interventiedossiers spreidt zich over verschillende domeinen: 1°
de toekenning van schadeloosstellingen aan cliënten Verschillende tegemoetkomingsaanvragen zijn nog steeds hangende om administratieve redenen of omwille van een betwisting die al dan niet door de betrokken cliënt voor de Hoven en Rechtbanken is gebracht. Deze dossiers kunnen eventueel aanleiding geven tot de uitbetaling van een vergoeding wanneer de voorwaarden hiertoe vervuld zijn. Het Beschermingsfonds betaalde in 2006 een totaalbedrag uit van € 0,7 miljoen aan 21 tegemoetkomingsaanvragers verdeeld over vier interventiedossiers.
2°
de recuperatie van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is, als rechtsopvolger van het CIF, in de plaats getreden in de rechten van de vergoede schuldeisers en heeft aldus recht op een deel van de dividenden die eventueel toegekend worden tijdens de
17
vereffening van de faillissementen. Het Beschermingsfonds volgt bijgevolg aandachtig de tegeldemaking van de activa op, die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren en vereffenaars. In 2006 kon het Beschermingsfonds aldus een totaalbedrag van € 0,4 miljoen recupereren in het kader van een interventie uitgevoerd door het CIF in 1992. 3°
het beheer van de financiële middelen ingebracht door het CIF Op het ogenblik van de ontbinding van het CIF werden al zijn middelen ter beschikking gesteld van het op hetzelfde moment opgerichte Beschermingsfonds. Deze middelen werden ondergebracht in diverse voorzieningen tot dekking van hetzij hangende schadeloosstellingsaanvragen, hetzij risico's van algemene aard verbonden aan de uitvoering van de opdracht van het CIF. Het Beschermingsfonds is gelast met de opvolging van de voorzieningen die in zijn boeken geregistreerd blijven. De voorzieningen worden aangewend in geval van uitbetaling van tegemoetkomingen en aangevuld met eventuele terugwinningen. Ze worden op regelmatige basis gewaardeerd op grond van een analyse van de risico's verbonden aan de lopende dossiers. In 2002 was reeds een overtollig deel van € 8,2 miljoen van deze voorzieningen teruggestort geweest aan de gewezen deelnemers van het CIF. In 2006 stelde het Bestuurscomité vast dat ingevolge, enerzijds, de terugname van overbodig geworden voorzieningen en, anderzijds, terugwinningen van faillissementsdividenden, het beschikbaar bedrag van de door het CIF ingebrachte middelen was toegenomen in die mate dat een bijkomende terugstorting van € 3,8 miljoen aan de gewezen CIF-leden kon beslist worden.
3.5. Andere activiteiten Het Fonds volgde in 2006 van nabij de diverse evoluties die een invloed zouden kunnen uitoefenen op zijn werking en verrichtte hiervoor verscheidene werkzaamheden: - Het Fonds nam deel aan diverse besprekingen op Europees niveau, onder meer in verband met de toetsing van de Europese richtlijn inzake depositogarantie en met de vergelijkende studie van de verschillende financieringsmechanismen van de nationale beschermingsregelingen, georganiseerd door het Joint Research Center van de Europese Commissie. - Het Beschermingsfonds is lid van het European Forum of Deposit Insurers (EFDI), de vereniging die de regelingen van de diverse Europese landen groepeert die verantwoordelijk zijn voor depositogarantie. Gevolggevend aan de wens geuit door de Europese Commissie, verleent het Forum zijn medewerking aan de vergaring van gegevens over de nationale regelingen, in het kader van de aanhangig zijnde toetsing van de Europese richtlijn inzake depositogarantie.
18
- Ingevolge zijn toegenomen betrokkenheid bij deze werkzaamheden, heeft het Forum besloten het statuut van internationale vereniging zonder winstgevend doel naar Belgisch recht aan te nemen. Het Beschermingsfonds verleende op actieve manier bijstand bij de opstelling van de nieuwe statuten van de organisatie. - Het Beschermingsfonds nam eveneens deel aan de ontmoetingen georganiseerd door deze vereniging. Hierin wordt informatie en ervaring uitgewisseld en worden actuele problemen besproken, met name deze die verband houden met de grensoverschrijdende werking van garantieregelingen. - Het Beschermingsfonds ging over tot actualisering van zijn tegemoetkomingsreglement. Verscheidene aanpassingen, hoofdzakelijk naar de vorm, drongen zich op. De tekst van het reglement bevindt zich in bijlage van dit verslag en kan geraadpleegd worden op de website www.beschermingsfonds.be. - Het Beschermingsfonds startte verschillende onderzoeken naar de impact op zijn werking van de nieuwe wetgeving inzake de dematerialisering van effecten aan toonder en blijft deze ontwikkeling met gepaste aandacht volgen.
19
4. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2006 4.1. Bijdragen van het jaar 2006 De middelen die een reserve vormen ter dekking van eventuele schadegevallen, worden jaarlijks verhoogd met bijdragen van de deelnemers. Iedere kredietinstelling en beursvennootschap is een bijdrage verschuldigd die is opgesplitst in drie delen: - een deelbijdrage die 0,175 °/ bedraagt van de deposito's die in aanmerking °° komen voor een tegemoetkoming; - een deelbijdrage die 0,7 % bedraagt van de positieve bruto-opbrengsten in het voorafgaande jaar, na aftrek van het renteresultaat; - een deelbijdrage die 0,1 °/ bedraagt van de financiële instrumenten gehouden °°° voor rekening van derden. Voor de kredietinstellingen is de belangrijkste grondslag voor de berekening van hun bijdrage deze van de deposito's die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De hierop berekende deelbijdrage vertegenwoordigt meer dan 85 % van de totale bijdrage van deze sector (€ 43,8 miljoen). Voor de beursvennootschappen is de belangrijkste grondslag voor de berekening van de bijdrage deze van de bruto-opbrengsten na aftrek van het renteresultaat. Deze grondslag geeft aanleiding tot een deelbijdrage die ongeveer 70 % vertegenwoordigt van de totale bijdrage van de sector (€ 1 miljoen). In totaal werden er voor het jaar 2006 aan het Beschermingsfonds bijdragen gestort voor € 44,8 miljoen wat 7 % meer is dan verleden jaar. Deze toename loopt parallel met de toename van de deposito's die de kredietinstellingen houden voor rekening van hun cliënten. * De vennootschappen voor vermogensbeheer, de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten dragen niet bij tot de vorming van financiële reserves en dienen enkel te delen in de administratieve kosten van het beheer van het Beschermingsfonds door de storting van een jaarlijkse individuele bijdrage die € 142,29 bedraagt. In 2006 werd aldus een totaalbedrag van € 4.268,70 door deze vennootschappen aan het Beschermingsfonds overgemaakt.
20
4.2. Verslag over de belegging van de middelen - Beleggingscomité Het Bestuurscomité bepaalt de algemene richtlijnen voor de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité, dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid, van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen. Dit Comité vergadert maandelijks onder leiding van de Voorzitter van het Bestuurscomité en beslist over de concrete beleggingen conform de algemene richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt periodiek verslag uit over zijn activiteiten aan het Bestuurscomité. - Onderverdeling van de beleggingen Het belangrijkste deel van de beleggingsportefeuille bestaat uit vastrentende effecten, voornamelijk uitgiften van de Belgische Staat zowel op korte als op lange termijn. Daarnaast wordt ook een deel van deze portefeuille belegd, hetzij rechtstreeks, hetzij onder de vorm van specifieke beveks, in inflatiegebonden obligaties uitgegeven door buitenlandse overheden. Een deel van de beschikbare liquiditeiten kan aangewend worden voor de belegging in financiële instrumenten uitgegeven door de privé-sector (aandelen of obligaties genoteerd op een gereglementeerde beurs van een lidstaat van de Europese Unie, alsook bepaalde aandelen van instellingen voor collectieve belegging). Het Bestuurscomité bepaalt jaarlijks het deel van de nieuwe middelen dat het voorwerp kan uitmaken van dergelijke beleggingen. Zoals blijkt uit onderstaande tabel is ongeveer 90 % van de beschikbare liquiditeiten belegd in effecten met Staatswaarborg of staat op termijnrekeningen bij de Schatkist. Het saldo van de middelen is belegd in kapitalisatiebeveks van aandelen (10 %).
in miljoenen €
Belegging van de middelen in
op 31.12.2005
op 31.12.2006
Uitgiften met Staatswaarborg - Schatkistcertificaten
-
(-)
56,0
(11 %)
450,9
(80 %)
374,0
(75 %)
- Inflatiegebonden obligaties 24,9
(5 %)
23,1
(5 %)
- OLO's
Andere financiële instrumenten - Beveks van aandelen
55,3
(10 %)
47,6
(9 %)
Termijnrekeningen
30,0
(5 %)
1,6
(-)
561,1
(100 %)
502,3
(100 %)
Totaal
21
- Beleggingen in vastrentende effecten Deze activiteit slaat enerzijds op de beleggingen van vervallen kapitalen en van nieuwe liquiditeiten, voortkomend van jaarbijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen, alsook van financiële opbrengsten en, anderzijds, op arbitrageverrichtingen. Rekening houdend met de structuur van de Interventiereserve en het feit dat een belangrijk deel van de middelen onmiddellijk bij de aangesloten instellingen opgevraagd kan worden indien dit nodig zou blijken, blijft er een significante ruimte om reserves op middellange en lange termijn te beleggen. De duration (gemiddelde geactualiseerde looptijd van interestvervaldagen en kapitaalaflossingen) van de portefeuille bedroeg 4,15 jaar op 31 december 2006. Dankzij de bekomen beleggingsrendementen, wordt de financiële draagkracht van het Fonds bijkomend versterkt. Het resultaat van 2006 van deze portefeuille wordt gevormd deels door de ontvangen interesten en gelijkgestelde opbrengsten (€ 17,4 miljoen) en deels door meerwaarden gerealiseerd n.a.v. arbitrageverrichtingen (€ 4,5 miljoen). Rekening houdend met de spreiding in de tijd van deze meerwaarden tot op de meest nabije vervaldag van de verkochte of aangekochte effecten, bedraagt het brutorendement van de portefeuille 4,26 %, tegenover 4,34 % voor het voorgaande jaar.
- Beleggingen in niet-vastrentende effecten De enveloppe die besteed kan worden aan beleggingen in financiële instrumenten andere dan schuldtitels met Staatsgarantie, en meer bepaald in beveks in roerende waarden met kapitalisatie, wordt jaarlijks door het Bestuurscomité vastgelegd. Voor het jaar 2006 werd de enveloppe vastgelegd op 15 % van de bijdragen van het jaar (€ 6,7 miljoen). Dit bedrag werd belegd in globale beveks samen met het provenu van verkopen (€ 4,9 miljoen), die waren uitgevoerd op grond van rendementsoverwegingen. De portefeuille bestaat thans uit globale beveks (85 %, waarvan EMU 28 %, Europa 46 % en België 11 %) en sectoriële beveks (15 %). Naar aanleiding van de verkopen werd een meerwaarde van € 0,6 miljoen gerealiseerd. Uit de waardering van de portefeuille tegen de marktwaarde op 31 december 2006 blijkt daarenboven een latente meerwaarde van € 21,1 miljoen.
- Performantie van de beleggingen Voor het jaar 2006 bedragen de returns, berekend rekening houdend met de evolutie van de beurswaarde van de betrokken activa op het jaareinde, respectievelijk - 0,2 % voor de Staatsobligaties (zelfde return als Belgian Bond Index), + 2,3 % voor de korte-termijnbeleggingen en + 18,9 % voor de aandelenbeveks (ter vergelijking: MSCI Europe + 19,1 %).
22
5. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 5.1. Samenstelling De Interventiereserve bevat de financiële middelen die beschikbaar zijn om interventies te financieren in het geval dat een kredietinstelling of beleggingsonderneming in gebreke zou blijven. De Interventiereserve bevat enerzijds reserves die overgenomen werden van de vorige beschermingsregelingen en anderzijds een gemeenschappelijke reserve gevormd door nieuwe bijdragen die sinds 1999 worden gestort door de aangesloten kredietinstellingen en beursvennootschappen. Het totaalbedrag van de Interventiereserve vormt geen bovengrens voor de interventies van het Beschermingsfonds. Het recht op tegemoetkoming ten belope van maximum € 20.000 (een eerste maal voor tegoeden in speciën en een tweede maal voor financiële instrumenten) is verworven door iedere deposant of belegger ongeacht het niveau van de beschikbare middelen. In het geval de Interventiereserve ontoereikend zou zijn om de kostprijs te dragen veroorzaakt door de deficiëntie van één van zijn deelnemers, dienen deze laatsten bijkomende bijdragen te storten. De tabel hieronder geeft de structuur weer van de Interventiereserve. De inhoud van de diverse compartimenten en de volgorde van opneming worden in de volgende punten besproken. De commentaar bij de jaarrekening bevat bijkomende gegevens over de evolutie van deze rubrieken.
Beschikbare financiële middelen
(in miljoenen €) op 31.12.2006
op 31.12.2005
276,9
298,4
Reserve van de kredietinstellingen standby-lijnen "1985-1994"
129,6
152,5
inbreng van fondsen "1995-1998"
128,0
128,0
19,3
17,9
liquiditeiten Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg
42,3
57,7
Reserve van de beursvennootschappen
12,4
16,2
inbreng van fondsen "CIF" liquiditeiten
10,0
10,7
2,4
5,5
Gemeenschappelijke Reserve
403,6
340,7
Totaal van de middelen van de Interventiereserve
735,2
713,0
23
5.2. Reserve van de kredietinstellingen Deze reserve wordt eerst en vooral gevormd door de standby-lijnen die afkomstig zijn van de beschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994 bij het HWI. Ze bevatten bijdragen die de deelnemende kredietinstellingen tijdens deze periode gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds. In de mate dat deze tegoeden niet aangewend worden om een schadegeval te financieren, zullen ze, gespreid over drie jaar, teruggestort worden aan iedere kredietinstelling wanneer de som van haar bijdragen in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens overschreden zal hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van haar bijdragen van de laatste drie jaar. In 2006 heeft de toepassing van deze beschikking geleid tot de terugbetaling aan vier kredietinstellingen van een totaalbedrag van € 22,3 miljoen. Het tweede gedeelte van deze reserve wordt gevormd door de inbreng van fondsen die afkomstig is van de beschermingsregeling die van kracht was van 1995 tot 1998. De inbreng bevat de jaarlijkse bijdragen gestort aan het HWI door de instellingen die tot deze regeling waren toegetreden. Deze fondsen behoren definitief aan het Beschermingsfonds toe. Tenslotte bevat deze Reserve beschikbare liquiditeiten voortkomend van vroegere beschermingsregelingen, die aan het Beschermingsfonds werden overgedragen op het ogenblik van zijn oprichting.
5.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg Vóór 1995 genoten de passiva van de toenmalige openbare kredietinstellingen (OKI) een algemene Staatswaarborg middels betaling van een premie aan de Schatkist, waarborgpremie genaamd. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Gezien deze instellingen geen nieuwe middelen inbrachten, werd een bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg ingesteld. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de huidige beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. De waarborg blijft behouden door de kredietinstelling die een gewezen OKI heeft overgenomen of die resulteert uit de privatisering van een dergelijke instelling. De waarborg neemt een einde onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen gelden voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. In 2006 werd het bedrag van de waarborg bijgevolg verminderd met € 15,4 miljoen tot € 42,3 miljoen.
24
5.4. Reserve van de beursvennootschappen De Reserve van de beursvennootschappen wordt gevormd door een inbreng van fondsen die afkomstig is van de reserves van het CIF. Het deel dat iedere deelnemer die voorheen lid was van het CIF aanhoudt in deze inbreng zal hem kunnen worden terugbetaald onder dezelfde voorwaarden en modaliteiten als deze die gelden voor de standby-lijnen van de kredietinstellingen. In 2006 was deze beschikking van toepassing op vier gewezen leden van het CIF en werd er een totaalbedrag van € 1 miljoen teruggestort. De Reserve bevat verder nog beschikbare liquiditeiten, gevormd door een saldo van voorzieningen aangelegd voor verbintenissen in vroegere interventiedossiers overgenomen van het CIF. In zoverre geoordeeld kan worden dat dit saldo op definitieve wijze overtollig is geworden, kan het teruggestort worden aan de gewezen kapitaalinbrengers van het CIF. Aldus werd in 2006 een bedrag van € 3,8 miljoen teruggestort.
5.5. Gemeenschappelijke Reserve Ongeacht de aard van de tegoeden die als grondslag dienen voor de berekening van de bijdragen en ongeacht het statuut van de instelling die de bijdrage stort, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 geboekt in een Gemeenschappelijke Reserve. In 2006 groeide de Gemeenschappelijke Reserve aan door toevoeging enerzijds, van de bijdragen gestort door de deelnemers (€ 44,8 miljoen) en anderzijds, van de opbrengst van haar belegging (€ 18,1 miljoen). Met een bedrag van € 403,6 miljoen, overstijgt deze deelreserve het totaal van de middelen overgenomen van vorige beschermingsregelingen die geregistreerd staan in de andere compartimenten van de Interventiereserve.
5.6. Opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve De opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve gebeurt rekening houdend met het principe van de solidariteit tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen. Zo zal, bij een deficiëntie van een kredietinstelling, in eerste instantie een beroep worden gedaan op de middelen afkomstig van vroegere depositobeschermingssystemen ("Reserve van de kredietinstellingen"), vervolgens op de middelen die het Fonds heeft ingezameld sinds 1999 ("Gemeenschappelijke Reserve") en tenslotte op de middelen afkomstig van het CIF ("Reserve van de beursvennootschappen"). Insgelijks zal de deficiëntie van een beursvennootschap aanleiding geven tot de aanwending van deze deelreserves in omgekeerde volgorde, t.w. van de Reserve van de beursvennootschappen, van de Gemeenschappelijke Reserve en van de Reserve van de kredietinstellingen. Er zal slechts een beroep worden gedaan op een deelreserve wanneer de deelreserve die haar voorafgaat in de volgorde van opneming, volledig zal zijn opgebruikt.
25
6. Historisch overzicht 6.1. Overzicht van de activiteiten sinds 1999 De tabel hiernaast bevat de belangrijkste cijfergegevens die kenmerkend zijn voor de voorbije activiteit van het Beschermingsfonds. Bij de oprichting van het Beschermingsfonds traden er 175 instellingen toe. Vergeleken met deze oorspronkelijke toetredingen daalde het aantal kredietinstellingen en beursvennootschappen, respectievelijk met 37 en 30 eenheden. De andere beleggingsondernemingen, dit zijn de vennootschappen voor vermogensbeheer, de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, waren voorheen geen lid van een beschermingsregeling. Er traden 23 dergelijke beleggingsondernemingen toe in 1999 en hun aantal nam nadien toe met 7 eenheden. Sinds zijn oprichting in 1999 diende het Beschermingsfonds maar één interventiedossier te openen waarin het een 400-tal beleggers vergoedde voor een totaalbedrag van € 2,6 miljoen. In de interventies overgenomen van de vroegere beschermingsregelingen beheerd door het HWI en het CIF werden 670 vergoedingen uitbetaald (verdeeld over ongeveer 500 dossiers) voor een totaal van € 6,3 miljoen. In totaal werden er dus voor € 8,9 miljoen schadeloosstellingen uitbetaald. De financiële bijdragen van de aangesloten leden bereikten over een periode van 8 jaar een totaalbedrag van € 313,4 miljoen. Het Beschermingsfonds kon daarnaast een totaalbedrag van € 17,2 miljoen recupereren, voor het grootste gedeelte faillissementsdividenden in interventiedossiers waarvoor zijn voorgangers waren tussengekomen. Een groot deel van deze terugwinningen, alsook bepaalde tegoeden voortkomend van de vroegere beschermingsregelingen, samen € 76,1 miljoen, werden overeenkomstig de bepalingen van het Protocol teruggestort aan de financiële instellingen die instonden voor de financiering van die regelingen. Er werd verder een financieel resultaat, na belastingen, van € 106,8 miljoen gerealiseerd door de belegging van de financiële middelen. De reserves waarin een bedrag van € 409,4 miljoen voortkomend uit de vorige beschermingsregelingen werd ingebracht, namen toe met € 325,9 miljoen en bereikten aldus einde 2006 een bedrag van € 735,2 miljoen. Deze verhoging is de resultante van de inbreng van de opeenvolgende saldi van de resultatenrekening voor een totaal bedrag van € 358 miljoen en van de afbouw met € 32,1 miljoen van de bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg, die buiten balans geboekt staat.
26
KERNCIJFERS 1999-2006 Aangesloten instellingen
Op 15/2/1999
Op 31/12/2005
Op 31/12/2006
Evolutie 1999-2006
kredietinstellingen beursvennootschappen andere beleggingsondernemingen
95 57 23
62 31 30
58 27 30
-37 -30 +7
totaal aantal aangesloten instellingen
175
123
115
-60
Aantal interventies
Periode 1999-2004*
2005
2006
Totaal 1999-2006
deficiënties van aangesloten instellingen
1
-
-
1
aantal schadeloosstellingen uitgekeerd in deze deficiënties
406
-
-
406
aantal schadeloosstellingen uitgekeerd in vroegere interventiedossiers (HWI en CIF)
564
85
21
670
totaal aantal uitgekeerde schadeloosstellingen
970
85
21
1.076
Resultatenrekening (in miljoenen €)
Periode 1999-2004*
2005
2006
Totaal 1999-2006
gestorte bijdragen door deelnemers terugwinningen terugbetalingen aan deelnemers
+226,7 +16,1 -22,5
+41,9 +0,6 -26,5
+44,8 +0,5 -27,1
+313,4 +17,2 -76,1
schadeloosstellingen aan deposanten en beleggers toevoeging aan (-) of aanwending (+) van voorzieningen financieel resultaat (na belastingen) bedrijfskosten
-6,9
-1,3
-0,7
-8,9
+7,9 +68,5 -3,0
+1,1 +18,3 -0,6
+0,8 +20,0 -0,6
+9,8 +106,8 -4,2
saldo van de resultatenrekening
+286,8
+33,5
+37,7
+358,0
Interventiereserve (in miljoenen €)
Op 15/2/1999
Op 31/12/2005
Op 31/12/2006
Evolutie 1999-2006
financiële middelen afkomstig van vorige beschermingsregelingen nieuwe financiële middelen sinds 1999
335,0 -
314,5 340,8
289,3 403,6
-45,6 +403,6
speciale en tijdelijke Staatswaarborg
335,0 74,4
655,3 57,7
692,9 42,3
+358,0 -32,1
totaal van de financiële middelen
409,4
713,0
735,2
+325,9
* voor meer details over de periode 1999-2004, zie vorige verslagen.
27
6.2. Historische evolutie van de middelen beschikbaar voor de bescherming van deposanten en beleggers Volgende grafiek geeft de evolutie weer sinds 1985 van de totale middelen die in België beschikbaar werden gesteld voor de bescherming van deposanten en beleggers, hetzij bij het HWI (van 1985 tot 1998), hetzij bij het CIF (van 1991 tot 1998) of zijn rechtsvoorganger de Waarborgkas van de Wisselagenten (van 1986 tot 1990), hetzij bij het Beschermingsfonds (vanaf 1999).
Evolutie van de beschikbare middelen voor de bescherming van deposanten en beleggers in miljoenen € 800
middelen gevormd vanaf oprichting Beschermingsfonds 700
middelen afkomstig van vroegere regelingen
in miljoenen EUR
600 500 400 300 200 100 0
85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 05 06 op 31 december
Ter nadere informatie kan hieraan toegevoegd worden dat van 1975 tot 1984 de regeling "Buitengewone Interventiereserve" van kracht was voor de bescherming van deposanten, waarbij de sector van de kredietinstellingen en het HWI een totaalbedrag van € 86,8 miljoen ter beschikking stelden. Ingevolge diverse tegemoetkomingen was dit bedrag op 31 december 1984 teruggebracht tot € 44,6 miljoen. Vanaf 1985 namen de middelen die beschikbaar waren voor de bescherming van deposanten en beleggers op gestage wijze toe dankzij de aangehouden financiële inspanningen van de betrokken sectoren en bereikten ze € 735 miljoen eind 2006. Deze gunstige evolutie werd mede bewerkstelligd door het ontbreken van ernstige schadegevallen. De terugbetaling van middelen voortkomend uit de vorige depositobeschermingsregelingen, overeengekomen met de deelnemers bij de oprichting van het Beschermingsfonds in 1999, heeft een belangrijke impact gehad in 2005 en 2006 en heeft, na 6 jaren van sterke toename, het aangroeiritme van de werkmiddelen getemperd.
28
7. Jaarrekening 2006 7.1. VERSLAG VAN HET COLLEGE VAN REVISOREN GERICHT TOT DE MINISTER VAN FINANCIEN Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen brengen wij u verslag uit in het kader van de controleopdracht die ons werd toevertrouwd. Dit verslag omvat ons oordeel over de jaarrekening evenals de vereiste bijkomende vermeldingen. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud Wij hebben de controle uitgevoerd van de jaarrekening van het BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIELE INSTRUMENTEN, hierna het « Beschermingsfonds », over het boekjaar afgesloten op 31 december 2006, opgesteld op basis van het in België van toepassing zijnde boekhoudkundig referentiestelsel, met een balanstotaal van 700.048 (000) EUR en waarvan de resultatenrekening afsluit met een winst van het boekjaar van 37.652 (000) EUR. Het opstellen van de jaarrekening valt onder de verantwoordelijkheid van het Bestuurscomité. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, implementeren en in stand houden van een interne controle met betrekking tot het opstellen en de getrouwe weergave van de jaarrekening zodat deze geen afwijkingen van materieel belang, als gevolg van fraude of van fouten, bevat, het kiezen en toepassen van geschikte waarderingsregels, en het maken van boekhoudkundige ramingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Het is onze verantwoordelijkheid een oordeel over deze jaarrekening tot uitdrukking te brengen op basis van onze controle. Wij hebben onze controle uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen en volgens de in België geldende controlenormen, zoals uitgevaardigd door het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze controlenormen vereisen dat onze controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat, als gevolg van fraude of van fouten. Overeenkomstig deze controlenormen, hebben wij rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van het Beschermingsfonds, alsook met de procedures van interne controle. Wij hebben van het Bestuurscomité en van de verantwoordelijken van het Beschermingsfonds de voor onze controlewerkzaamheden vereiste ophelderingen en inlichtingen verkregen. Wij hebben op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Wij hebben de gegrondheid van de waarderingsregels, de redelijkheid van de boekhoudkundige ramingen gemaakt door het Beschermingsfonds, alsook de voorstelling van de jaarrekening als geheel beoordeeld. Wij zijn van mening dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van ons oordeel. Bij afwezigheid van specifieke bepalingen werd de structuur van de jaarrekening van het Beschermingsfonds aangepast aan de aard van zijn activiteiten, en refereert de terminologie naar de voorbereidende onderhandelingen die geleid hebben tot de oprichting van het Beschermingsfonds bij wet van 17 december 1998. De toelichting bij de jaarrekening vermeldt dat de vorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, geboekt worden in de orderekeningen onder de rubriek “Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen”. Naar ons oordeel geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 2006 een getrouw beeld van het vermogen, de financiële toestand en de resultaten van het Beschermingsfonds, in overeenstemming met het in België van toepassing zijnde boekhoudkundig referentiestelsel. Bijkomende vermeldingen Het is onze verantwoordelijkheid om in ons verslag de volgende bijkomende vermeldingen op te nemen die niet van aard zijn om de draagwijdte van onze verklaring over de jaarrekening te wijzigen: • De cijfermatige gegevens in het activiteitenverslag zijn in overeenstemming met de jaarrekening. • Onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, werd de boekhouding gevoerd overeenkomstig de in België van toepassing zijnde wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften. • Wij dienen u geen verrichtingen of beslissingen mede te delen die in overtreding met het wettelijk en reglementair kader van toepassing op het Beschermingsfonds zijn gedaan of genomen. Brussel, 3 april 2007 Het College van Revisoren, Jean-Louis PRIGNON Bedrijfsrevisor
Ludo DE KEULENAER Bedrijfsrevisor
29
7.2. Balans en Resultatenrekening
BALANS (na resultaatverwerking)
31-12-2006 €
31-12-2005 €
531.067.603,80 475.813.291,25 55.254.312,55
500.682.804,35 453.046.573,44 47.636.230,91
1.843.997,48
1.867.256,62
30.000.000,00
1.580.000,00
129.614.118,44 43.997,90 129.570.120,54
152.528.217,10 19.311,76 152.508.905,34
7.521.839,19
6.539.916,84
700.047.558,91
663.198.194,91
123.946,76
123.946,76
692.901.860,04 276.919.493,18 12.361.375,19 403.620.991,67
655.249.586,16 298.347.963,96 16.189.512,40 340.712.109,80
6.904.494,05 0,00 249.025,90 6.655.468,15
7.694.695,03
107.880,56
121.254,96
9.377,50
8.712,00
700.047.558,91
663.198.194,91
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten Niet-vastrentende effecten Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Rekening-courant Zichtrekeningen bij kredietinstellingen Overlopende rekeningen totaal activa
PASSIVA Kapitaal Interventiereserve Reserve van de Kredietinstellingen Reserve van de Beursvennootschappen Gemeenschappelijke Reserve Voorzieningen voor risico's en kosten Interventies van het Fonds Verbintenissen overgenomen van het HWI Verbintenissen overgenomen van het CIF Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen totaal passiva
30
0,00
355.206,07 7.339.488,96
RESULTATENREKENING
31-12-2006 €
Ontvangen bijdragen
31-12-2005 €
44.799.086,37
41.855.420,87
44.794.817,67 4.268,70
41.850.832,22 4.588,65
-27.115.882,24
-26.485.013,82
Uitgevoerde tegemoetkomingen
-710.784,43
-1.304.512,82
Terugwinningen van schuldvorderingen
499.395,04
576.696,81
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten
790.200,98
1.106.283,42
-12.788,34 635.062,90 167.926,42
-210.835,42 1.303.133,04 13.985,80
-631.533,37
-622.913,17
22.542.222,42
17.431.952,18
17.362.802,02 5.179.420,40
15.670.364,68 1.761.587,50
0,00
3.218.778,96
-34.384,41
-35.685,74
Belastingen
-2.486.046,48
-2.272.134,16
Te bestemmen resultaat van het boekjaar
37.652.273,88
33.468.872,53
bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen bijdragen van andere beleggingsondernemingen
Terugbetalingen aan toegetreden instellingen
toevoegingen aanwendingen terugnemingen
Bedrijfskosten Financiële opbrengsten renteopbrengsten meerwaarden n.a.v. realisaties
Terugneming van waardeverminderingen op beleggingsportefeuille Financiële kosten
RESULTAATVERWERKING Toevoeging aan (+) of afname van (-) de Gemeenschappelijke Reserve de Reserve van de Kredietinstellingen de Reserve van de Beursvennootschappen Totale toevoeging aan de Interventiereserve
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
31-12-2006 €
31-12-2005 €
62.908.881,87
58.390.556,03
-21.428.470,78
-24.992.423,54
-3.828.137,21
70.740,04
37.652.273,88
33.468.872,53
31-12-2006 €
31-12-2005 €
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen
21.669.526,54
23.184.176,15
Ontvangen waarborgen
42.315.949,95
57.678.457,30
129.570.120,54
152.508.905,34
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden
31
7.3.
Toelichting
De jaarrekening van het Beschermingsfonds wordt opgesteld overeenkomstig de principes van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 m.b.t. de jaarrekening van de ondernemingen. Gezien de specifieke activiteit van het Beschermingsfonds, worden bovendien bepaalde boekhoudprincipes gevolgd die van toepassing zijn in de sector van de kredietinstellingen, meer bepaald voor de registratie en waardering van de financiële activa. De benaming van sommige posten wordt eveneens aangepast ten einde de leesbaarheid van de jaarrekening te verhogen. De waarderingsregels ondergingen geen wijzigingen ten opzichte van het vorige jaar. Ze handelen voornamelijk over de financiële activa en worden in de overeenstemmende rubriek van de toelichting uiteengezet. De verschillende rubrieken van de jaarrekening worden hierna afzonderlijk besproken. Voor meer informatie over de twee hoofdrubrieken van de balans, op de activazijde de "Beleggingsportefeuille" en op de passivazijde de "Interventiereserve" wordt verwezen naar respectievelijk hoofdstukken 4 en 5 van dit verslag.
BALANS (na resultaatverwerking) Balanstotaal Het balanstotaal neemt toe met € 36,8 miljoen en bedraagt op het einde van 2006 € 700 miljoen. Deze toename is het gevolg van de verwerving door het Fonds van nieuwe middelen in de vorm van enerzijds financiële bijdragen van banken en beursvennootschappen en anderzijds financiële opbrengsten. Deze nieuwe middelen werden naar aanleiding van de verdeling van het bedrijfsresultaat van het boekjaar overgedragen naar de "Interventiereserve" op de passivazijde. De belegging van deze nieuwe middelen geeft aanleiding tot een toename op de activazijde van de rubrieken "Beleggingsportefeuille" en "Geldbeleggingen".
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten De portefeuille neemt toe met € 22,8 miljoen tot € 475,8 miljoen en is ten belope van € 450,9 miljoen samengesteld uit OLO's van de Belgische Staat. Daarnaast bevat de portefeuille inflatie-gebonden obligaties van de Franse overheid, alsook beveks die in dergelijke Staatsfondsen beleggen, samen voor € 24,9 miljoen. Al deze effecten hebben een resterende looptijd van meer dan één jaar. De OLO's worden gewaardeerd volgens de principes die gelden voor de beleggingsportefeuille van de kredietinstellingen. Op het ogenblik van de aankoop worden de effecten geboekt tegen aanschaffingsprijs en vervolgens gewaardeerd op grond van hun actuarieel rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag. De geprorateerde agio's of disagio's t.o.v. de terugbetalingswaarde worden gelijkgesteld met renteopbrengsten. Voor de geïndexeerde obligaties wordt hetzelfde principe gevolgd en wordt de inflatievergoeding, berekend op grond van de betrokken inflatie-index van kracht op het einde van het jaar, in resultaat geboekt en gevoegd bij de met interesten gelijkgestelde opbrengsten. De beveks van inflatie-gebonden Staatsfondsen lenen zich niet tot een waardering op basis van het actuarieel rendement. Zij dienen echter tegen marktwaarde te worden gewaardeerd in geval van duurzame minderwaarde of depreciatie, wat niet het geval was einde 2006. De marktwaarde van de portefeuille op 31 december 2006 bedraagt € 471,7 miljoen wat een niet-gerealiseerde minderwaarde op de portefeuille inhoudt van € 4,1 miljoen.
32
Niet-vastrentende effecten Deze portefeuille is volledig samengesteld uit beveks met kapitalisatie waarvan de onderliggende effecten een opbrengst hebben die niet als interest kan beschouwd worden. De portefeuille nam toe met € 7,7 miljoen tot € 55,3 miljoen. De effecten worden bij aankoop geregistreerd tegen aanschaffingswaarde en vervolgens gewaardeerd tegen inventariswaarde op balansdatum indien deze lager is. Vastgestelde minderwaarden dienen te worden geboekt en, bij een eventuele latere stijging, teruggenomen. De marktwaarde van de portefeuille bedraagt € 76,3 miljoen en vertoont dus een niet-gerealiseerde meerwaarde van € 21,1 miljoen.
Geldbeleggingen Een bedrag van € 30 miljoen werd op zeer korte termijn belegd tegen interbancaire voorwaarden.
Liquide middelen - zichtrekeningen bij kredietinstellingen Op deze rekeningen staan de bijdragen van de kredietinstellingen, die deelnamen aan de depositobeschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994. Deze fondsen zijn tijdelijk ter beschikking gesteld van het Beschermingsfonds. Wanneer de financieringsinspanning van een betrokken instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen een bepaalde limiet heeft bereikt, worden zijn vroegere bijdragen terugbetaald. In geval van stopzetting van de activiteiten worden deze fondsen overgedragen naar de gemeenschappelijke Interventiereserve. In 2006 werden van deze tegoeden € 22,3 miljoen teruggestort aan kredietinstellingen en € 0,6 miljoen overgedragen naar de Interventiereserve
PASSIVA Kapitaal Het Beschermingsfonds ontving een kapitaaldotatie van € 123.946,76 die onttrokken is geworden aan het aandeel van de reserves van het HWI die aan de Staat toekwamen n.a.v. de vereffening van deze instelling.
Interventiereserve De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tegemoetkomingen te financieren n.a.v. deficiënties van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Deze reserve is onderverdeeld in verschillende compartimenten. Hoofdstuk 5 van dit verslag bespreekt de diverse rubrieken van deze reserve, alsook hun modaliteiten en volgorde van aanwending. Het te bestemmen resultaat van het jaar 2006 wordt volledig aan deze reserve toegevoegd zodat ze toeneemt met € 37,7 miljoen.
Voorzieningen voor risico's en kosten Deze post bevat: • voorzieningen, voor samen € 0,2 miljoen, tot dekking van verbintenissen die overgenomen werden van het HWI en die betrekking hebben op vroegere interventiedossiers voor kredietinstellingen die deze instelling beheerde vóór de oprichting van het Fonds; • voorzieningen, voor een totaalbedrag van € 6,7 miljoen, tot dekking van verbintenissen overgenomen van het CIF. Deze verbintenissen houden verband met betwiste of hangende schadeloosstellingsaanvragen in het kader van interventiedossiers voor wisselagenten en beursvennootschappen waarvan de deficiëntie zich voordeed vóór de oprichting van het Beschermingsfonds.
33
Overige posten van de activa- of passivazijde De vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar vermelden respectievelijk de diverse debiteuren en crediteuren. Onder de vorderingen bevindt zich een provisioneel bedrag van € 1,8 miljoen te ontvangen van de curatele van een faillissement waarvoor het CIF is tussengekomen. De schulden bevatten te betalen facturen, te storten vergoedingen en enkele terug te betalen bedragen die verband houden met de vroegere depositobeschermingsregelingen. De overlopende rekeningen bevatten op de activazijde de gelopen en niet-ontvangen interesten op de beleggingen in vastrentende effecten en op de passivazijde de geprorateerde kosten.
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen Deze post bevat de jaarlijkse bijdragen die gestort werden door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.
Terugbetalingen aan deelnemers Tegoeden van vorige beschermingsregelingen werden, overeenkomstig het Protocol, teruggestort aan kredietinstellingen (€ 22,3 miljoen) en beursvennootschappen (€ 1 miljoen) waarvan de financieringsinspanning in de opeenvolgende beschermingsregelingen een bepaald niveau heeft bereikt. Ook werd aan gewezen leden van het CIF een overtollig bedrag aan liquiditeiten teruggestort (€ 3,8 miljoen).
Uitgevoerde tegemoetkomingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen aan deposanten en beleggers van ingebreke gebleven kredietinstellingen en beursvennootschappen, worden gedurende het jaar van de storting integraal ten laste van de resultatenrekening gebracht. In 2006 hielden deze uitbetalingen verband met tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van diverse interventiedossiers overgenomen van het CIF.
Terugwinningen van schuldvorderingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen door het Beschermingsfonds of door zijn voorgangers brengen de indeplaatsstelling mee in de rechten van de vergoede schuldeisers. Vermits de impact van de indeplaatsstelling onzeker is en moeilijk te becijferen op het ogenblik van de uitbetaling van de tegemoetkoming worden eventuele terugwinningen slechts geboekt op het ogenblik dat zij als definitief verworven kunnen worden beschouwd. Het bedrag geboekt onder deze rubriek stemt overeen met de terugwinning in 2006 van dividenden geïnd naar aanleiding van de afsluitingsverrichtingen van faillissementen waarvoor de vroegere beschermingsregelingen voor deposito's (HWI) en voor beleggers (CIF) zijn tussengekomen.
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten Deze voorzieningen voor risico's en kosten houden uitsluitend verband met de interventiedossiers overgenomen van het HWI en van het CIF. Deze voorzieningen werden aangewend tot dekking van uitbetalingen aan cliënten van in gebreke gebleven instellingen (€ 0,6 miljoen) of konden worden teruggenomen (€ 0,1 miljoen).
34
Bedrijfskosten Deze rubriek bevat de vergoeding verschuldigd aan de Nationale Bank van België voor het administratief beheer (terbeschikkingstelling van personeel en diensten) van het Beschermingsfonds, en diverse rechtstreekse werkingskosten waaronder de vergoeding van haar organen en erelonen betaald in het kader van het beheer van betwiste tegemoetkomingsaanvragen, overgenomen van de beheerders van de vroegere beschermingsregelingen.
Financiële opbrengsten De renteopbrengsten zijn de interesten en gelijkgestelde opbrengsten van de portefeuille vastrentende effecten, van de termijndeposito's en van de rekening-courant (€ 17,4 miljoen). De arbitrageverrichtingen in OLO's en verkoopverrichtingen van aandelenbeveks hebben aanleiding gegeven tot € 5,2 miljoen meerwaarden.
Financiële kosten Deze kosten worden hoofdzakelijk gevormd door de bewaarlonen voor de portefeuilles met financiële activa.
Belastingen Onder deze rubriek staat de roerende voorheffing geboekt die ingehouden werd op de interesten ontvangen uit de beleggingen.
* *
*
35
RESULTAATVERWERKING 2006 Het te verwerken resultaat van het boekjaar bedraagt € 37.652.273,88. Overeenkomstig de beschikkingen van het Protocol van 12 februari 1999, afgesloten met de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, wordt dit resultaat als volgt verwerkt. € 62.908.881,87
Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve
Deze toevoeging is samengesteld uit, enerzijds, de bijdragen in 2006 gestort door kredietinstellingen en beursvennootschappen (€ 44.794.817,67) en, anderzijds, uit de netto-beleggingsopbrengst van de middelen van de Interventiereserve (€ 18.114.064,20) €
Afname van de Reserve van de kredietinstellingen
- 21.428.470,78
Van deze reserve wordt er een bedrag van € 22.267.440,45 teruggenomen ingevolge de teruggave aan bepaalde kredietinstellingen van middelen voortkomend van de vorige depositobeschermingsregeling, die van kracht was van 1985 tot 1994. Daarnaast wordt deze Reserve verhoogd met het bedrag van de netto-beleggingsopbrengst van liquiditeiten voortkomend van vorige depositobeschermingsregelingen (€ 838.969,67). € - 3.828.137,21
Afname van de Reserve van de beursvennootschappen Enerzijds werd een bedrag van € 4.848.441,79 van deze Reserve afgenomen ingevolge de teruggave aan gewezen leden van het CIF van middelen voortkomend van vorige beschermingsregelingen voor beleggers. Anderzijds wordt deze Reserve verhoogd met de netto-beleggingsopbrengst van beschikbare middelen ingebracht door het CIF (€ 615.322,29), met netto-terugwinningen in het raam van interventies van het CIF (€ 356.024,38), en met een terugneming van voorzieningen (€ 48.957,91).
Totaalbedrag van de toevoeging aan de Interventiereserve
* *
36
*
€ 37.652.273,88
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen De schuldvorderingen die voortspruiten uit de indeplaatsstelling in de rechten van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, worden buiten balans vermeld. Het mechanisme van indeplaatsstelling kan aanleiding geven tot gedeeltelijke terugwinningen in de vorm van vereffenings- of faillissementsdividenden. Vermits de omvang hiervan niet op voorhand te bepalen is, wordt er met deze eventuele terugwinningen slechts rekening gehouden op het ogenblik dat ze als definitief kunnen beschouwd worden. Het bedrag dat geboekt is onder deze rubriek stemt bijgevolg overeen met de uitbetalingen aan deposanten en beleggers in tegemoetkomingsdossiers waarvan de vereffening of het faillissement nog niet werd afgesloten, na aftrek van ontvangen of als verschuldigd geboekte dividenden.
Ontvangen waarborgen Een speciale en tijdelijke Staatswaarborg werd toegekend. Deze waarborg zal spelen indien zich een geval van deficiëntie zou voordoen met een voormalige openbare kredietinstelling die werd geprivatiseerd. Het bedrag van deze waarborg werd in 2006 verminderd met € 15,4 miljoen vermits een kredietinstelling, overnemer van een gewezen OKI, zijn bijdragelimiet had bereikt.
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden De wet van 17 december 1998 die het Beschermingsfonds opricht, verleent aan bepaalde schuldvorderingen die het Fonds heeft op de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, een bijzonder voorrecht op hun roerende goederen. Dit voorrecht, dat in concreto van toepassing is op de bijdragen die van 1985 tot 1994 gestort werden op de zichtrekeningen geopend bij de kredietinstellingen, is ingeschreven op de lijst van voorrechten vastgesteld door de hypotheekwet van 16 december 1851.
______________________
37
38
BIJLAGEN
Bijlage 1. Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds Dit reglement geeft de toekenningsvoorwaarden en uitvoeringsmodaliteiten weer van de vergoedingen ten gunste van cliënten van in gebreke gebleven kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Benevens enkele vormaanpassingen werd dit reglement geactualiseerd ingevolge de oprichting van het statuut van de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging. Wanneer deze eveneens de activiteit van individueel portefeuillebeheer uitoefenen moeten zij op grond van artikel 157 van de wet van 20 juli 2004 deelnemen aan de beschermingsregeling. De tegemoetkomingsmodaliteiten van kracht voor de cliënten van deze vennootschappen zijn dezelfde als deze geldend voor de cliënten van de vennootschappen voor vermogensbeheer en van de vennootschappen voor de plaatsing van orders in financiële instrumenten. In het tegemoetkomingsreglement worden deze instellingen onder de gezamenlijke noemer "andere beleggingsondernemingen" geplaatst. Bijlage 2. Lijst van de deelnemers van het Beschermingsfonds Deze lijst geeft de instellingen weer die, op 31 maart 2007, aangesloten waren bij het Beschermingsfonds.
39
Bijlage 1 Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN 1. Het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten (hierna "het Beschermingsfonds") is een openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 en organiseert de bescherming van houders van deposito's en financiële instrumenten bij kredietinstellingen, beursvennootschappen en beleggingsondernemingen conform de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. 1. Deze beschermingsregeling is in werking getreden op 15 februari 1999, na ondertekening van een protocol met de vertegenwoordigers van de betrokken financiële instellingen. 1. Deze regeling vervangt de depositobeschermingsregeling die het Herdiscontering- en Waarborginstituut op 4 januari 1995 had ingesteld, alsook de beleggersbeschermingsregeling die beheerd werd door het Interventiefonds van de beursvennootschappen. 2. Dit reglement zet de voorwaarden en modaliteiten uiteen van een tegemoetkoming ten laste van het Beschermingsfonds. 2. Voor de toepassing van dit reglement worden volgende categorieën van financiële instellingen onderscheiden: 1° de kredietinstellingen 2° de beursvennootschappen 3° de andere beleggingsondernemingen zijnde de vennootschappen voor vermogensbeheer, de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, die eveneens de activiteit van individueel portefeuillebeheer kunnen uitoefenen. HOOFDSTUK 2 : KREDIETINSTELLINGEN, BEURSVENNOOTSCHAPPEN EN ANDERE BELEGGINGSONDERNEMINGEN NAAR
6. De andere beleggingsondernemingen betalen het Fonds, via jaarlijkse stortingen, de tegemoetkomingen terug die het Fonds verstrekt ingeval een dergelijke beleggingsonderneming in gebreke blijft of dreigt te blijven. Afdeling 2 : Verbintenis van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten 7. Bij deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming die het voornoemde protocol heeft ondertekend, verbindt het Fonds zich ertoe : a) in het kader van de bescherming van deposito’s, de door de deficiënte kredietinstelling verschuldigde deposito’s en daarmee gelijkgestelde bancaire schuldvorderingsbewijzen, alsook de door de deficiënte beursvennootschap of andere beleggingsonderneming verschuldigde deposito’s terug te betalen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder worden vastgesteld; b) in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, de houders van de door de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap of andere beleggingsonderneming verschuldigde financiële instrumenten schadeloos te stellen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder worden vastgesteld. 8. Er is sprake van deficiëntie als bedoeld in punt 7, wanneer een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming failliet werd verklaard of een verzoek heeft ingediend om dan wel gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord, of wanneer de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA), ook al is er geen vonnis van faillietverklaring, noch een verzoek om of dagvaarding voor een gerechtelijk akkoord, het Fonds ter kennis heeft gebracht dat zij heeft vastgesteld dat die instelling of onderneming, gezien haar financiële positie, de terugbetaling, levering of teruggave van een opeisbaar tegoed heeft moeten weigeren en niet meer in staat is om dergelijke tegoeden onmiddellijk noch binnen afzienbare termijn terug te betalen, te leveren of terug te geven. Afdeling, 3 : Definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming
BELGISCH RECHT
Afdeling 1 : Financiering 3. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar Belgisch recht leggen bij het Fonds een Interventiereserve aan die wordt gestijfd door de gewone jaarlijkse bijdragen van die kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ten dele worden berekend op basis van hun omzet buiten het renteresultaat en ten dele op basis van hun verbintenissen tegenover de deposanten en de beleggers. 4. Het Bestuurscomité van het Fonds kan bijkomende bijdragen opvragen die, per kalenderjaar, niet meer bedragen dan het dubbele van de gewone jaarlijkse bijdragen, als de beschikbare middelen van het Fonds niet volstaan voor de financiering van een tegemoetkoming. 5. De beschikbare middelen van de vorige depositobeschermingsregelingen bij kredietinstellingen alsook een dotatie van € 12.394.676,24 (BEF vijfhonderd miljoen) van de vorige beleggersbeschermingsregeling worden in de Interventiereserve ingebracht.
40
Onderafdeling 1 : Tegoeden bij een kredietinstelling 9. De tegoeden bij een kredietinstelling komen in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, wanneer zij voortvloeien uit : a) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte; het saldo van elektronische eenheden die op vooraf betaalde, door een kredietinstelling uitgegeven kaarten zijn geladen, wordt gelijkgesteld met een deposito van fondsen; b) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in de munt van een andere Staat, voor zover het gaat om deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen; als de fondsen niet zijn gedeponeerd op een contantenrekening die exclusief is gekoppeld aan de werking van een effectenrekening, wordt het bewijs geleverd door aankooporders, die, rekening houdend met de markt-
voorwaarden, realistisch zijn, of door verkoopborderellen voor financiële instrumenten die dateren van minder dan twaalf maanden vóór de deficiëntie waarvan sprake in punt 8; c) kasbons, obligaties of andere bancaire schuldvorderingsbewijzen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die zijn uitgegeven door de deficiënte kredietinstelling en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in punt 23. 10. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 worden vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een kredietinstelling worden gehouden voor rekening van cliënten, en die kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die voor rekening van derden worden gehouden door een deficiënte kredietinstelling die er niet de emittent van is, en die deficiënte kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 2 : Tegoeden bij een beursvennootschap 11. De tegoeden bij een beursvennootschap komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 worden vastgesteld, in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen. 12. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 worden vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een beursvennootschap worden gehouden voor rekening van cliënten, en die beursvennootschap niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 3 : Tegoeden bij andere beleggingsondernemingen 13. De tegoeden waarvan sprake in de punten 11 en 12, komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 worden vasgesteld, naar gelang van het geval in aanmerking voor een terugbetaling of een schadevergoeding, respectievelijk in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als die tegoeden aan een andere beleggingsonderneming zijn toevertrouwd door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito’s van cliënten of financiële instrumenten in bezit van die cliënten, in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren. Afdeling 4 : Bedrag van de tegemoetkomingen 14. Het Fonds verleent een terugbetaling voor de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. 15. Het Fonds verleent een schadevergoeding aan de houders van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. 16. De tegemoetkomingen van het Beschermingsfonds worden betaald in euro. 17. De tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen en afkomstig zijn van verbintenissen van in een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming naar Belgisch recht, worden op dezelfde wijze, naar gelang van het geval, terugbetaald of ver-
goed als tegoeden die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen. 18. Voor de tegoeden bij bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming naar Belgisch recht die zijn gevestigd in een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, wordt geen dekking verleend, tenzij het Bestuurscomité van het Fonds dat beraadslaagt en beslist bij tenminste drievierde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, in individuele gevallen anders beslist. 19. Voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 werden vastgesteld, bedroeg de tegemoetkoming vermeld in punten 14 en 15 maximaal € 15.000. Dit bedrag dat bij een tegemoetkoming aan de houders van tegoeden bij de in de punten 17 en 18 bedoelde bijkantoren zou worden uitgekeerd in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, kon zo nodig beperkt worden tot het bedrag van de dekking die door de overeenstemmende beschermingsregeling is gewaarborgd in het vestigingsland van het bijkantoor, voor gelijkaardige kredietinstelling of beleggingsonderneming. 20. In afwijking van punt 16 worden de in de punten 17 en 18 bedoelde tegemoetkomingen verleend in de munt van het vestigingsland van het bijkantoor, wanneer het gaat om een Lidstaat die de gemeenschappelijke munteenheid niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. 21. Het Bestuurscomité van het Fonds kan de inhoud van de punten 9 tot 15, 17 tot 19 en 22 tot 36 wijzigen, daarbij met name rekening houdend met de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten of de evolutie van het Europees recht inzake depositobescherming of beleggerscompensatie. Die wijzigingen blijven zonder gevolgen voor de reeds geopende tegemoetkomingsprocedures. Afdeling 5 : Berekening van de tegemoetkomingen 22. Alle schuldvorderingen van eenzelfde persoon op dezelfde kredietinstelling, dezelfde beursvennootschap, dezelfde andere beleggingsonderneming of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor hetzij een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, hetzij een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden opgeteld, per categorie, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. 23. De kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), worden in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, voor zover ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende kredietinstelling of, als dergelijke effecten bij de emittent niet op een rekening of in open bewaargeving kunnen worden gehouden, bij de door de emittent aangestelde instelling. Als de voormelde effecten minder dan één maand vóór de deficiëntie op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven, worden zij slechts in aanmerking genomen als de houder bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. 23. Niet op naam gestelde kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingen die in punt 9 c), worden bedoeld en die zijn uitgegeven door het Beroepskrediet of door een tot zijn net toegetreden kredietvereniging worden in aanmerking genomen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming voor zover ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij het Beroepskrediet of bij één van deze verenigingen. Wanneer diezelfde effecten zijn uitgegeven door kredietinstellingen die een federatie vormen in de
41
zin van artikel 61 van de wet van 22 maart 1993, worden ze in aanmerking genomen, ongeacht of ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij de centrale instelling dan wel bij één van de aangesloten instellingen. 24. Wanneer de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), of de financiële instrumenten hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, worden zij slechts in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming of voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, naar gelang van het geval, als de houder ervan bewijst dat hij er eigenaar van geworden is krachtens een vóór de datum van deficiëntie verworven recht. 25. De tegoeden die in aanmerking komen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, worden in aanmerking genomen voor hun bedrag in hoofdsom of voor hun nominale waarde, voor de vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten, op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 26. De tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde, of, bij gebrek aan een marktwaarde en als het schuldvorderingsbewijzen zijn, ten belope van hun terugbetalingswaarde, vermeerderd met de gelopen interesten, of, nog meer in bijkomende orde, ten belope van hun geraamde realisatiewaarde, steeds op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. Voor de genoteerde financiële instrumenten wordt de marktwaarde vastgesteld op basis van de gemiddelde koers op de laatste dag waarop zij genoteerd waren vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 27. Indien er een omrekening tussen nationale munteenheden dient te gebeuren overeenkomstig de punten 16 tot 20 hiervoor, zal deze uitgevoerd worden op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 28. De tegoeden op een contanten- of effectenrekening waarop ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden als leden van een vereniging, een groepering of een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid, worden, behalve in de gevallen bedoeld in punt 29 hierna, beschouwd als toebehorend aan één enkele persoon; als de identiteit van de personen die rechten kunnen doen gelden op de voormelde tegoeden evenwel is of kan worden vastgesteld, wordt het gedeelte dat aan elk van hen toekomt in aanmerking genomen; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 29. Wanneer ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden op het integrale bedrag van tegoeden op een contanten- of effectenrekening en hiervoor de handtekening volstaat van één van die personen, die handelt in een andere hoedanigheid dan als lasthebber, wordt voor die tegoeden een terugbetaling of een schadevergoeding verleend op grond van het aandeel dat toekomt aan elke rechthebbende op die tegoeden; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 30. De tegoeden op rekeningen, geopend op naam van beoefenaars van niet-financiële beroepen, die uitsluitend middelen van derden bevatten en uitsluitend voor verrichtingen met deze middelen worden gebruikt, worden slechts als schuldvorderingen van deze derden erkend wanneer de betrokken rekeningen zijn onderverdeeld in subrubrieken op naam van deze derden in de boekhouding van de instelling die optreedt als
42
bewaarder of wanneer het aandeel van deze derden door de houder van de rekening wordt aangetoond op basis van de mededelingen bij stortingen, overschrijvingen en opvragingen. 31. De andere tegoeden dan bedoeld in punt 30, die worden gehouden door een persoon die optreedt in eigen naam maar voor rekening van een derde, worden beschouwd als toebehorend aan deze derde, wanneer die gekend of identificeerbaar was op het ogenblik waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 32. De tegoeden op rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten, die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, tweede lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, beschouwd als tegoeden van die cliënten. 33. De tegoeden op gezamenlijke cliëntenrekeningen die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, eerste lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, eveneens beschouwd als tegoeden van de cliënten van die beursvennootschap. Het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de deficiënte instelling die optreedt als bewaarder, wordt verhoudingsgewijs bepaald na aftrek van de bedragen die toekomen aan de beursvennootschap en de in punt 32 bedoelde tegoeden. 34. De tegemoetkomingen waarvan sprake in de punten 32 en 33 worden aan de betrokken cliënten betaald tegen ondertekening van een kwijting waardoor a) de schulden van de beursvennootschap ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden worden kwijtgescholden; b) de beursvennootschap haar eventuele vorderings- en terugvorderingsrechten overdraagt aan het Fonds, ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden; c) de cliënt ermee instemt om het door het Fonds betaalde tegemoetkomingsbedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden, af te trekken van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken in het kader van de depositobescherming ingeval de beursvennootschap in gebreke zou blijven als gevolg van de deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder. 35. Wanneer de houder van tegoeden schulden of verbintenissen heeft tegenover de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap of andere beleggingsonderneming waarvoor geen schuldvergelijking mogelijk is als bedoeld in punt 22, wordt de terugbetaling pas verricht na aftrek van het bedrag ervan, behalve wanneer deze schulden en verbintenissen worden gewaarborgd door andere door het Fonds toereikend geachte zekerheden dan de tegoeden waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd. Afdeling 6 : Uitsluitingen 36. Het Fonds verleent geen terugbetaling of schadevergoeding voor : 1° de tegoeden van ondernemingen en instellingen die tot de volgende categorieën behoren : a) de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening ; b) de financiële instellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993 en soortgelijke financiële instellingen die in het buitenland zijn gevestigd ;
c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de Belgische pensioenfondsen en instellingen die niet onder die wet vallen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de verzekerings- en pensioensector; d) de Belgische en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging ; e) de vennootschappen of ondernemingen naar Belgisch recht of naar het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte, die een zodanige omvang hebben dat zij geen verkorte balans mogen opstellen overeenkomstig artikel 11 van de vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, genomen op de grondslag van artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag, betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, alsook de vennootschappen of ondernemingen met een gelijkaardige omvang die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte; 2° de tegoeden van de Staten, van de Belgische Gemeenschappen, Gewesten, provincies en gemeenten, van gelijkaardige buitenlandse overheden, van alle Belgische of buitenlandse instellingen van openbaar nut die onder die autoriteiten ressorteren en van de verenigingen die zij onderling hebben opgericht; 3° de tegoeden van bestuurders, zaakvoerders en andere personen die in feite of in rechte deelnemen aan het effectieve bestuur van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming, de tegoeden van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten en de personen of vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming, alsook de tegoeden van de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen of op de boekhouding van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming; 4° de tegoeden van andere ondernemingen van de groep waartoe de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming behoort; onder groep wordt het geheel van ondernemingen verstaan die de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming rechtstreeks of onrechtstreeks controleren, alsook de dochtervennootschappen van die ondernemingen en van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming; 5° de tegoeden waarvoor de cliënt van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming individueel betere rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen dan tijdens diezelfde periode werden toegekend voor tegoeden van dezelfde aard, in dezelfde munt, uit dezelfde categorie, met dezelfde looptijd en voor hetzelfde bedrag, en die hebben bijgedragen tot de verslechting van de financiële positie van de kredietinstelling, de beursvennootschap of andere beleggingsonderneming; 6° de tegoeden die voortkomen uit transacties waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens het witwassen van geld, in België in de zin van de wet van 11 januari 1993, of in het buitenland in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; 7° de verplichtingen die voortvloeien uit het onderschrijven van handelspapier, zoals eigen accepten en promessen; 8° wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 57 van richtlijn 2006/48/EC van het Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening
van de werkzaamheden van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 63 van diezelfde richtlijn. Afdeling 7 : Tegemoetkomingsprocedure 37. Het Fonds maakt in het Belgisch Staatsblad bekend dat zich een deficiëntie voordoet en welke termijnen zijn vooropgesteld om de tegemoetkomingen te betalen. Het Fonds maakt diezelfde informatie openbaar in de vestigingslanden van de bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen of andere beleggingsondernemingen naar Belgisch recht waarvan de verbintenissen door de Belgische regeling zijn gedekt, op de aldaar officiële of gebruikelijke wijze. 38. Behalve in het geval waarin een houder van tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, om gewettigde redenen aanvaard door het Fonds, niet in staat was om zijn tegemoetkomingsaanvraag tijdig in te dienen, moeten de tegemoetkomingsaanvragen, op straffe van verval, bij het Fonds worden ingediend uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van 2 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming en van 5 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. De termijn loopt vanaf de in punt 37 bedoelde bekendmaking door het Fonds dat zich een deficiëntie voordoet. Het Fonds kan die termijnen verlengen. Het maakt zijn beslissing bekend overeenkomstig punt 37. 39. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord moet de schuldeiser bij de betrokken organen aangifte hebben gedaan van zijn schuldvordering en mag voor de schuldvordering nog geen uitkering in een faillissement noch krachtens een gerechtelijk akkoord zijn geschied. 40. In het geval van kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 of voor de verbintenissen van een kredietinstelling waartoe één of meer andere kredietinstellingen hoofdelijk verbonden zijn, dient het Fonds pas een financiële tegemoetkoming te verlenen nadat de cliënten eerst tevergeefs, naar gelang van het geval, een terugbetaling, een teruggave of een schadeloosstelling van hun tegoeden hebben gevorderd van, respectievelijk, de centrale instelling van de federatie of de hoofdelijk verbonden instellingen. 41. Het Fonds keert de tegemoetkomingen uit binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum van de deficiëntie, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, en binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop is vastgesteld dat de vordering voor een tegemoetkoming in aanmerking komt en het bedrag ervan is bepaald, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 42. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de CBFA beslissen de in punt 41 bedoelde termijnen te verlengen voor de betaling van de tegemoetkomingen met betrekking tot een welbepaalde kredietinstelling, beursvennootschap of andere beleggingsonderneming. De CBFA kan ten hoogste driemaal een verlenging toestaan van de termijn voor de betaling van de tegemoetkomingen die worden verleend in het kader van de depositobescherming ; elke verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Zij kan slechts eenmaal een verlenging toestaan van de termijn voor de uitkering van de schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten ; die verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Het Fonds maakt de beslissing van de CBFA openbaar overeenkomstig punt 37. 43. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen,
43
als hij, voor de toepassing van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen of andere beleggingsondernemingen, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en vennootschappen en hun cliënteel. 44. Niettegenstaande de in de punten 41 en 42 bepaalde termijnen, kan het Fonds, als de cliënt de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om terugbetaling of schadevergoeding niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de gegrondheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, tot de gevraagde gegevens worden verstrekt dan wel tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens gegrond zijn. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord kan het Fonds de uitkering van de tegemoetkoming opschorten tot de vordering mag worden opgenomen in het passief van het faillissement of het gerechtelijk akkoord. 45. De tegemoetkoming kan slechts worden betaald voorzover : 1° de houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, de uitdrukkelijke en gelijktijdige indeplaatstreding van het Fonds aanvaardt in zijn schuldvordering en eventuele terugvorderingsrechten; 2° de houder, ingeval hij slechts gedeeltelijk wordt terugbetaald of vergoed, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek aanvaardt zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uit te oefenen in rang gelijk met het Fonds; 3° de houder de verklaringen ondertekent over de vereiste voorwaarden voor de betaling van de tegemoetkomingen; 4° de houder de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, overdraagt aan het Fonds in het vooruitzicht van zijn tegemoetkoming en de eventuele daaruit volgende procedures. Het Fonds beheert de aldus overgedragen tegoeden in het gezamenlijk belang van de houder en van zichzelf. Het stort aan de houder wat het heeft teruggewonnen, na aftrek van het bedrag van de uitgekeerde tegemoetkoming. 46. Tot een gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, schorst het Fonds de terugbetaling of vergoeding van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, wanneer hun houder of één van hun houders of enige andere persoon die rechten kan doen gelden op die tegoeden, is beschuldigd van een misdrijf in verband met witwassen van geld, waarvan de betrokken tegoeden worden vermoed afkomstig te zijn, als bedoeld, in België, in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 of als bedoeld, in het buitenland, in artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Afdeling 8 : Beperkingen op de uitvoering van de verbintenissen van het Fonds 47. Wanneer het Fonds van oordeel is dat de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten niet zullen volstaan om alle tegoeden die daarvoor in aanmerking komen terug te betalen of te vergoeden, maakt het Fonds, op basis van de gegevens waarover het beschikt, met name vanwege de curator, een raming van, enerzijds, het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden verleend op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, en, anderzijds, van het gedeelte van de schuldvorderingen op de betrokken instelling of vennootschap dat niet kan worden teruggewonnen. 48. Het Fonds kan de uitkering van de terugbetalingen en schadevergoedingen uitstellen tot het de in punt 47
44
bedoelde ramingen heeft kunnen maken en uiterlijk tot het verstrijken van de overeenkomstig de punten 41 en 42 vastgestelde termijnen. 49. Het Bestuurscomité van het Fonds beperkt de terugbetalingen en schadevergoedingen op de wijze die het zelf vaststelt, naar verhouding van de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, als de beschikbare middelen op de dag waarop de deficiëntie zich voordoet, lager is dan het geraamde niet terug te winnen bedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, vermeerderd met de kosten voor de tegemoetkomingen. 50. Wanneer, ingevolge een beperking als bepaald in punt 49, de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten op de dag van die beperking niet integraal is uitgekeerd, worden het batig saldo en de terugwinningen waarmee geen rekening werd gehouden bij de raming, toegekend aan de houders van tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, zonder dat het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 51, hoger kan liggen dan de maximumbedragen bedoeld in de punten 14 tot 19. 51. De wedersamenstelling van beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten door de normale storting van bijdragen overeenkomstig de financieringsregels van de voornoemde regeling, wordt bij voorrang aangewend ter aanvulling van de terugbetalingen en schadevergoedingen die moesten worden beperkt krachtens punt 49. 52. Tot de uiteindelijke afrekening heeft het Fonds het recht om de uitkering van aanvullende terugbetalingen en schadevergoedingen bedoeld in de punten 50 en 51 op te schorten, als die terugbetalingen en schadevergoedingen per cliënt niet ten minste de tegenwaarde van 500 euro bedragen. Afdeling 9 : Tegemoetkoming in het kader van een vereffening, een financiële sanering of een overname van het bedrijf van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming 53. Binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, kan het Fonds, onder bepaalde voorwaarden, preventief zijn financiële steun toekennen om een vereffening, sanering of overname van het bedrijf mogelijk te maken van een kredietinstelling, een beursvennootschap of een andere beleggingsonderneming waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. HOOFDSTUK 3 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE
LIDSTAAT VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAP 54. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen of andere beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte kunnen deelnemen aan de Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, om, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen aan te vullen die worden verstrekt door de regeling waaraan die instellingen deelnemen in hun Staat van herkomst. 55. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de instelling of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststelling of wanneer zij soortgelijke
beslissingen hebben genomen of tot soortgelijke vaststellingen zijn overgegaan als bedoeld in richtlijn 94/19/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, of als bedoeld in richtlijn 97/9/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 56. De terugbetaling heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van de beschermingsregeling van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 14. De schadevergoeding heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van het beleggerscompensatiestelsel van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 15. 57. Voor het overige zijn de voorwaarden en wijze van terugbetaling vermeld in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 voor de kredietinstellingen, beursvennootschappen en andere beleggingsondernemingen naar Belgisch recht, van toepassing op deze bijkantoren. HOOFDSTUK 4 : BIJKANTOREN VAN FINANCIËLE INSTELLINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN STAAT DIE GEEN LID IS VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE 58. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van instellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, wanneer deze bijkantoren zijn aangesloten en hun tegoeden niet zijn gedekt door een beschermingsregeling in de Staat van herkomst. 59. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de instelling of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissin-
gen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststellingen of wanneer zij beslissingen hebben genomen of tot vaststellingen zijn overgegaan met een gelijkwaardige draagwijdte qua beschikbaarheid van de deposito’s of qua levering of teruggave van de financiële instrumenten. 60. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. 61. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt eveneens de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, wanneer die bijkantoren zijn aangesloten en wanneer voor hun tegoeden in de Staat van herkomst een beperktere dekking geldt dan gewaarborgd door de Belgische beschermingsregeling. 62. Het Fonds treedt op in de gevallen bedoeld in punt 59 voor de bedragen bedoeld in punt 56. 63. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. HOOFDSTUK 5 : INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE DEPOSANTEN 64. Het Fonds maakt de naam bekend van de kredietinstellingen, beursvennootschappen en andere beleggingsondernemingen die deelnemen aan de regeling alsook van diegenen onder hen die niet langer gedekt zijn door de Belgische regeling. 65. Ingeval van deficiëntie deelt het Fonds aan alle belanghebbenden de voorwaarden, regels en wijze van terugbetaling en schadevergoeding mee. 66. Het Fonds maakt op dezelfde wijze als bedoeld in punt 37 de eventuele wijzigingen bekend die het zou aanbrengen in deze verbintenis.
45
Bijlage 2 Lijst van de instellingen die deelnemen aan de beschermingsregeling Toestand op 31 maart 2007 Deze lijst werd opgsteld op de meest recent mogelijke datum en vertoont dus qua aantal verschillen met de overzichtstabel op blz. 16. 1. Kredietinstellingen 1.A. Naar Belgisch recht 1.A.1. Banken ANTWERPSE DIAMANTBANK N.V., Pelikaanstraat 54, 2018 Antwerpen AXA BANK BELGIUM N.V., verkort: AXA BANK, Grotesteenweg 214, 2600 Berchem BANCA MONTE PASCHI BELGIO N.V., Jozef II-straat 24, 1000 Brussel BANK DEGROOF N.V., Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel BANK DELEN & DE SCHAETZEN N.V., verkort: Bank Delen of Bank de Schaetzen of DDS Bank, Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen BANK J. VAN BREDA EN C° N.V., Plantin en Moretuslei 295, 2140 Antwerpen BANK VAN DE POST N.V., Koloniënstraat 56, 1000 Brussel BANQUE ENI N.V., Regentlaan 43-44 , 1000 Brussel BANQUE TRANSATLANTIQUE BELGIUM N.V., De Crayerstraat 14 , 1000 Brussel BELGOLAISE BANK N.V., verkort: Belgolaise, Kantersteen 1, 1000 Brussel BYBLOS BANK EUROPE N.V., Montoyerstraat 10 bus 3, 1000 Brussel CBC BANQUE N.V., Grote Markt 5, 1000 Brussel CITIBANK BELGIUM N.V., Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel DELTA LLOYD BANK N.V., Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel DEUTSCHE BANK N.V., Marnixlaan 13-15, 1000 Brussel DEXIA BANK BELGIE N.V., Pachecolaan 44, 1000 Brussel ETHIAS BANK N.V., Sterrenkundelaan 19, 1210 Brussel EUROCLEAR BANK N.V., Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel EUROPABANK N.V., Burgstraat 170, 9000 Gent FORTIS BANK N.V., Warandeberg 3, 1000 Brussel GOFFIN BANK N.V., Verlorenbroodstraat 120 bus 1, 9820 Merelbeke ING België N.V., Marnixlaan 24, 1000 Brussel KBC BANK N.V., Havenlaan 2, 1080 Brussel KEYTRADE BANK N.V., Vorstlaan 100, 1170 Brussel
46
LOMBARD ODIER DARIER HENTSCH & CIE (BELGIE) N.V., Louizalaan 81 bus 12, 1050 Brussel PUILAETCO DEWAAY PRIVATE BANKERS, Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel PUILAETCO PRIVATE BANKERS N.V., Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel SANTANDER BENELUX N.V., Wetstraat 227, 1040 Brussel SG PRIVATE BANKING N.V., Kortrijksesteenweg 302, 9000 Gent SHIZUOKA BANK (EUROPE) N.V., Louizalaan 283 bus 13, 1050 Brussel UBS BELGIUM N.V., Tervurenlaan 300 , 1150 Brussel UNITED TAIWAN BANK N.V., Kunstlaan 27, 1040 Brussel VAN LANSCHOT BANKIERS BELGIE N.V., Desguinlei 50, 2018 Antwerpen Federatie van kredietinstellingen LANDBOUWKREDIET BANK N.V., verkort: Landbouwkrediet, alsook de aangesloten instellingen: LANBOKAS C.V. en AGRICAISSE C.V., Sylvain Dupuislaan 251, 1070 Brussel 1.A.2. Spaarbanken of spaarkassen ARGENTA SPAARBANK N.V., verkort: ASPA, Belgiëlei 49-53, 2018 Antwerpen BANQUE CPH C.V.B.A., verkort: CPH, rue Perdue 7, 7500 Tournai CENTEA N.V., Mechelsesteenweg 180, 2018 Antwerpen CENTRALE KREDIETVERLENING N.V., verkort: C.K.V., Mannebeekstraat 33, 8790 Waregem RECORD BANK N.V., Henri Matisselaan 16, 1140 Brussel VDK (SPAARBANK) N.V., voluit: Volksdepositokas (Spaarbank), Sint-Michielsplein 16, 9000 Gent Kredietverenigingen behorend tot het net van het Beroepskrediet ANTWERPS BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort: ABK, Frankrijklei 136, 2000 Antwerpen BANQUE DE CREDIT PROFESSIONNEL C.V.B.A., verkort: CP Banque, rue des Croisiers 41, 5000 Namur BEROEPSKREDIET N.V., Kunstlaan 6-9, 1210 Brussel BKCP NOORD C.V.B.A., Dokter Armand Rubbensstraat 45, 9240 Zele BRABANTS BEROEPSKREDIET - BANK C.V.B.A., verkort: Bank van Brabant, Regentlaan 58, 1000 Brussel FEDERALE KAS VOOR HET BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort: FKBK, Doorniksestraat 38, 8500 Kortrijk INTERFEDERAAL BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort: IBK, Stationstraat 40, 7700 Moeskroen ONDERLING BEROEPSKREDIET C.V.B.A., Graaf van Vlaanderenplein 19, 9000 Gent WEST-VLAAMSE BANK C.V.B.A., verkort: WVB, Adriaan Willaertstraat 9, 8000 Brugge
47
1.A.3. Effectenbanken DIERICKX, LEYS & CIE EFFECTENBANK N.V., verkort: Dierickx, Leys & Cie of Dierickx, Kasteelpleinstraat 44, 2000 Antwerpen VAN DE PUT & C°, EFFECTENBANK - BANQUE DE TITRES C.V.A., verkort: Van De Put & C°, Van Putlei 74-76, 2018 Antwerpen 1.B. Bijkantoren in België van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte BANK OF AMERICA NA, Uitbreidingstraat 180 bus 6, 2600 Antwerpen BANK OF BARODA, Wetstraat 28, 1040 Brussel BANK OF INDIA, Schupstraat 18-20, 2018 Antwerpen HABIB BANK LTD, Wetstraat 19, 1040 Brussel JPMORGAN CHASE BANK NA, Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel STATE BANK OF INDIA, Korte Herentalsestraat 3, 2018 Antwerpen SUMITOMO MITSUI BANKING CORPORATION, Kunstlaan 58 bus 18, 1000 Brussel THE BANK OF NEW YORK, Kunstlaan 35, 1040 Brussel THE BANK OF TOKYO - MITSUBISHI UFJ LTD, Kunstlaan 58 bus 1, 1000 Brussel 2. Beursvennootschappen 2.A. Naar Belgisch recht ALENA N.V., Terhulpensesteenweg 130 bus 5, 1000 Brussel BINCK BELGIË N.V., de Keyserlei 58 , 2018 Antwerpen BKCP SECURITIES N.V., Louizalaan 390, 1050 Brussel BOCKLANDT B.V.B.A., Onze Lieve Vrouwstraat 2 bus 1, 9100 Sint-Niklaas CAPITAL @ WORK N.V., Kroonlaan 153, 1050 Brussel DAMIEN COURTENS & CIE B.V.B.A., Paul Deschanellaan 130 bus 2, 1030 Brussel DELANDE & CIE N.V., Montoyerstraat 31 bus 5, 1000 Brussel DMR FINANCE N.V., Anspachlaan 111 bus 3, 1000 Brussel FUND ADMINISTRATION SERVICE & TECHNOLOGY NETWORK BELGIUM N.V., verkort: FASTNET Belgium, Havenlaan 86C B 320, 1000 Brussel GOLDWASSER EXCHANGE & C° B.V.B.A., A. Demeurlaan 35 , 1060 Brussel J. QUATANNENS EN C° N.V., Wortegemsesteenweg 9 bus 1, 8570 Anzegem KBC SECURITIES N.V., Havenlaan 12, 1080 Brussel LAWAISSE BEURSVENNOOTSCHAP G.C.V., Sint-Jorisstraat 6, 8500 Kortrijk LELEUX ASSOCIATED BROKERS N.V., Wildewoudstraat 17, 1000 Brussel LEO STEVENS & CIE B.V.B.A., Schildersstraat 33, 2000 Antwerpen MERIT CAPITAL N.V., Roderveldlaan 5, 2600 Berchem PDM-SECURITIES N.V., Boomsesteenweg 75, 2630 Aartselaar
48
PETERCAM N.V., Sinter-Goedeleplein 19, 1000 Brussel PIRE & CIE N.V., rue du Collège 24, 6000 Charleroi RBC DEXIA INVESTOR SERVICES BELGIUM, Rogierplein 11, 1210 Brussel TRUSTINVEST N.V., Jordaenskaai 5, 2000 Antwerpen VAN BAUWEL & C° G.C.V., Bisschopstraat 70, 2060 Antwerpen VAN GLABBEEK & C° BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A., Kipdorp 43, 2000 Antwerpen VAN GOOLEN & C° B.V.B.A., Guldenberg 8, 2000 Antwerpen VAN MOER, SANTERRE & C° N.V., Vorstlaan 100, 1170 Brussel WEGHSTEEN & DRIEGE N.V., Oude Burg 6, 8000 Brugge 3. Andere instellingen 3.A. Naar Belgisch recht 3.A.1. Vennootschappen voor vermogensbeheer A.I.M. TRADING N.V., Brughoevestraat 6, 2820 Rijmenam AXA PRIVATE MANAGEMENT N.V., Vorstlaan 25, 1170 Brussel AXITIS N.V., Generaal de Gaullelaan 41, 1050 Brussel BEARBULL (BELGIUM) N.V., Waterloosesteenweg 880, 1000 Brussel BUTTONWOOD VERMOGENSBEHEERDERS N.V., Doorniksewijk 15, 8500 Kortrijk CAGP BELGIUM N.V., Bretagnestraat 26, 1200 Brussel CAPITAL & FINANCE ASSET MANAGEMENT N.V., Vinkstraat 36, 1170 Brussel COMPAGNIE DE GESTION PRIVEE N.V., Waterloose Steenweg 868 (5de verdieping), 1180 Brussel DAVENPORT VERMOGENSBEHEER S.A., Izegemsestraat 135, 8800 Roeselare DDEL PORTFOLIO SOLUTION N.V., A.J. Slegerslaan 79 , 1200 Brussel FIDES ASSET MANAGEMENT N.V., Tervurenlaan 72, 1040 Brussel GLOBAL CAPITAL MANAGEMENT N.V., verkort: Global Capital of GCM, Romboutsstraat 3 Bus 4, 1932 Sint-Stevens-Woluwe HORATIUS VERMOGENSBEHEER N.V., Rijselsestraat 28/01, 8500 Kortrijk HOULIHAN ROVERS N.V., Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel ING Private Portfolio Management N.V., verkort: IPPM, Marsveldstraat 23, 1050 Brussel MERCIER VANDERLINDEN ASSET MANAGEMENT N.V., Jan Van Rijswijcklaan 143, 2018 Antwerpen QUAESTOR N.V., Arme Klarenstraat 71, 8800 Roeselare SELECTUM VERMOGENSBEHEER N.V., Kipdorp 39 bus 0B, 2000 Antwerpen SERCAM N.V., Marsveldplein 2 bus 9, 1050 Brussel VALUE SQUARE N.V. Derbystraat 319 - Maaltecenter Blok G, 9051 Gent VANGUARD INVESTMENTS EUROPE N.V., Building P bte 45 - drève Richelle 161, 1410 Waterloo VEGA ASSET MANAGEMENT N.V., Tervurenlaan 72, 1040 Brussel
49
3.A.2. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten ACCURO N.V., Amerikalei 122 bus 2, 2000 ANTWERPEN AXA IM BENELUX N.V., Vorstlaan 36, 1170 Brussel FINACOR & ASSOCIES N.V., Fonsnylaan 38 bus 4, 1060 Brussel 3.A.3. Beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging DEXIA ASSET MANAGEMENT BELGIUM N.V., Koningsstraat 180, 1000 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT N.V., verkort: FIM, Sterrenkundelaan 14, 1210 Brussel ING Investment Management Belgium N.V., afgekort: IIM Belgium, Marnixlaan 24 , 1000 Brussel KBC ASSET MANAGEMENT N.V., Havenlaan 2, 1080 Brussel
50