J A A RV E R S L A G 2 0 0 0
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98)
Activiteitenverslag & jaarrekening 2000 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 8 maart 2001
de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel: 32.2/221.38.92 Fax: 32.2/221.32.41
[email protected] 1
De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo'n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Met uitzondering van de balans en resultatenrekening die uitgedrukt worden in euro tot op 2 decimalen, worden de bedragen die in dit verslag staan voornamelijk uitgedrukt in miljoenen euro tot op 1 decimaal. Wanneer ter inlichting de tegenwaarde in BEF wordt vermeld, dan wordt deze berekend op grond van het exacte bedrag in euro, waarna het uitgedrukt wordt in miljoenen of miljarden BEF.
2
Inhoudstafel blz.
Voorwoord
5
1. Kenmerken van de beschermingsregeling
7
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
Institutionele aspecten Gedekte deposanten en beleggers Aanleiding tot een interventie Bedrag van de tegemoetkomingen Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten Uitgesloten tegoeden, deposanten of beleggers Wijzigingen aan het wetgevend en reglementair kader in 2000
11
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds 2.1. 2.2. 2.3. 2.4.
Deelnemers aan het Beschermingsfonds Faillissement van de beursvennootschap Logé & Associés Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF
17
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds 3.1. 3.2.
Bijdragen van het jaar 2000 Verslag over het financieel beheer van de middelen
4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds
21
5. Jaarrekening 2000
25
5.1. 5.2. 5.3.
Verslag van de revisoren Balans en resultatenrekening Toelichting
6. Bijlagen 6.1. 6.2. 6.3. 6.4.
Schematisch overzicht van de voorgeschiedenis van het Beschermingsfonds Overzicht van de wetgevende en reglementaire teksten Mededeling (gecoördineerde versie) Lijst van de deelnemers op 1 maart 2001
3
37 38 39 45
Organen van het Beschermingsfonds
Bestuurscomité
Voorzitter
William Fraeys
Leden
vertegenwoordigers van de overheid
vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen
Hiliana Coessens Marcia De Wachter Marc Monbaliu Fernand Vanbéver Eddy Wymeersch
Willy Breesch (tot 24.01.2000) Dirk Bruneel Karel De Boeck (vanaf 25.01.2000) Jean-Pierre de Buck van Overstraeten Michel de Villenfagne de Vogelsanck Alain Philippson (tot 25.01.2001) Guido Ravoet Henri Servais (vanaf 26.01.2001)
plaatsvervangers
plaatsvervangers
Jean-Pierre Brisé Viviane Buydens
Georges Martin Yvan Peeters Eric Struye de Swielande Arnaud van Doosselaere
Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi
Secretaris-generaal Herman Debremaeker
Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon
4
Voorwoord
Op 31 december 2000 eindigde het tweede werkingsjaar van het Beschermingsfonds dat opgericht werd door de wet van 17 december 1998 en de rechten en verbintenissen overnam van de vroegere depositobeschermingsregelingen beheerd door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI) en van de vroegere beleggersbeschermingsregeling beheerd door het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF).
In 2000 deden er zich geen nieuwe schadegevallen voor. Het Beschermingsfonds handelde de schadeclaims af die ingediend waren in het kader van het faillissement van de beursvennootschap Logé dat zich voordeed in de laatste dagen van 1999. Ongeveer 400 cliënten van deze vennootschap konden op een schadeloosstelling rekenen van het Beschermingsfonds, dat in totaal € 2,5 miljoen uitbetaalde. De voorziening van € 4 miljoen die eind 1999 werd aangelegd op basis van een voorzichtige raming, werd ten belope van € 1,3 miljoen afgebouwd. Een bedrag van € 0,2 miljoen blijft in de voorziening geboekt als dekking van hangende schadeloosstellingsaanvragen.
Het Beschermingsfonds ging in 2000 ook verder met de afhandeling van de interventiedossiers die het overnam van de vroegere beschermingsregelingen. In het kader van deze dossiers ging het Fonds over tot schadeloosstellingen ten belope van € 0,3 miljoen.
Het aantal financiële instellingen dat deelneemt aan de nieuwe ééngemaakte beschermingsregeling steeg van 163 tot 166. Enerzijds nam het aantal kredietinstellingen en beursvennootschappen af ingevolge concentratiebewegingen in deze sectoren, anderzijds was er een toename van het aantal beleggingsondernemingen met het statuut van vennootschap voor vermogensbeheer en met dit van vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten.
De kredietinstellingen en beursvennootschappen leggen bij het Beschermingsfonds een interventiereserve aan die aangewend wordt ingeval er zich in deze sectoren een geval van deficiëntie zou voordoen. Deze instellingen storten jaarlijks een financiële bijdrage die berekend wordt op grond van hun zakencijfer en van de deposito's en financiële instrumenten die zij houden voor rekening van hun cliënten. Voor het jaar 2000 werd aldus een totale bijdrage van € 38,1 miljoen (BEF 1,5 miljard) gestort, wat een verhoging inhoudt van 5,9 % die voornamelijk een gevolg is van de toename van de gedekte deposito's.
De interventiereserve waarover het Beschermingsfonds beschikt op 31 december 2000, nam toe van € 446,2 miljoen (BEF 18 miljard) tot € 491,6 miljoen (BEF 19,8 miljard), dankzij de toevoeging aan deze reserve van genoemde bijdragen, van de opbrengst van beleggingen en van het excedent van de voorziening waarvan hoger sprake is.
5
6
1. Kenmerken van de beschermingsregeling Het Beschermingsfonds verleent onder bepaalde voorwaarden schadeloosstelling aan de deposanten en beleggers die schade lijden naar aanleiding van het faillissement van een kredietinstelling of beleggingsonderneming. Hierna worden de voornaamste kenmerken van de beschermingsregeling uiteengezet. Voor meer uitleg wordt verwezen naar het eerste jaarverslag van het Beschermingsfonds (blz. 12 tot 16).
1.1. Institutionele aspecten Het Beschermingsfonds is een openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998. In dit Fonds werden, vanaf 15 februari 1999, de bestaande depositobeschermingsregelingen bij het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI) en de bestaande beleggersbeschermingsregeling van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF) samengebracht (zie bijlage 1, blz. 37 : ”Voorgeschiedenis van de beschermingsregeling”). De huidige eengemaakte regeling verleent zowel dekking voor deposito's van speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden worden gehouden bij een kredietinstelling of een beleggingsonderneming. De werking van het Beschermingsfonds wordt beheerst door een combinatie van wetgevende en reglementaire teksten waarvan een overzicht wordt gegeven in bijlage 2 (blz. 38).
1.2. Gedekte deposanten en beleggers De beschermingsregeling dekt tegoeden van cliënten van kredietinstellingen en van beleggingsondernemingen onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten die hierna meer gedetailleerd beschreven worden. De toetreding tot de beschermingsregeling door deze instellingen is een voorafgaandelijke voorwaarde voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Onder beleggingsondernemingen vallen de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wat de twee laatste soorten van beleggingsondernemingen betreft, kan er maar sprake zijn van terugbetaling of schadeloosstelling wanneer de cliënten van deze vennootschappen aantonen dat zij hun speciën of financiële instrumenten te goeder trouw toevertrouwden aan dergelijke vennootschap zonder weet te hebben van
7
het verbod dat geldt voor deze vennootschappen om deposito's te ontvangen of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden.
1.3. Aanleiding tot een interventie De regeling komt tussen in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, wanneer zo'n instelling of onderneming : • failliet verklaard werd, of • een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of • gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of • gezien haar financiële positie, niet in staat is de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds.
1.4. Bedrag van de tegemoetkomingen De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds bedraagt, per cliënt, maximaal € 20.000 (BEF 806.798) voor deposito's van speciën en gelijkgestelde tegoeden, en maximaal € 20.000 (BEF 806.798) voor financiële instrumenten. Deze tegemoetkomingen zijn cumuleerbaar, zodat het maximum bedrag van de dekking tot € 40.000 (BEF 1.613.596) kan oplopen, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die een cliënt aan eenzelfde instelling heeft toevertrouwd.
1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming De regeling dekt in het kader van de depositobescherming, a) de terugbetaalbare deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen, die dergelijke deposito's vertegenwoordigen (obligaties, kasbons, depositocertificaten, ...), wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte; alleen bancaire schuldvorderingsbewijzen die op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling vallen onder de dekking; b) deposito's bij kredietinstellingen en beursvennootschappen die bestemd zijn voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen, om het even in welke munt ze zijn uitgedrukt.
8
1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten De regeling dekt, in het kader van deze bescherming, de financiële instrumenten (aandelen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, ... uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beleggingsonderneming niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar.
1.7. Uitgesloten tegoeden, deposanten of beleggers Bepaalde schuldeisers kunnen geen beroep doen op een tegemoetkoming van het Beschermingsfonds. In hoofdzaak gaat het om de overheid, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling of onderneming (bestuurders, aandeelhouders, commissaris-revisoren, verbonden vennootschappen, ...), of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een tegemoetkoming te bekomen, zijn vermeld in de ”Mededeling over de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten” die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad (zie gecoördineerde versie in bijlage 3, blz. 39).
1.8. Wijzigingen aan het wetgevend en reglementair kader in 2000 Op 1 januari 2000 werd de tegemoetkomingslimiet, overeenkomstig de Europese richtlijnen en de Belgische wetgeving terzake, op € 20.000 gebracht. Tot 31 december 1999 lag deze limiet op € 15.000.
* De wet van 10 maart 1999 voerde een nieuwe categorie van beleggingsondernemingen in, t.w. de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Het koninklijk besluit van 26 april 2000 heeft de verplichting ingevoerd voor deze vennootschappen zich aan te sluiten bij de beschermingsregeling. De wijze van hun deelname aan het Beschermingsfonds stemt overeen met deze van de vennootschappen voor vermogensbeheer met wie zij een afzonderlijke en solidaire categorie vormen op het gebied van de financiering van eventuele schadegevallen. De schadedekking is dus eveneens beperkt tot tegoeden die cliënten te goeder trouw aan deze vennootschappen zouden hebben toevertrouwd zonder weet te hebben van het verbod dat voor deze vennootschappen geldt om deposito's te ontvangen, of om financiële instrumenten voor rekening van hun cliënten aan te houden.
9
10
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds
2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen aangeduid bij koninklijk besluit, t.w. de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wanneer deze instellingen zijn opgericht naar Belgisch recht, dienen zij verplicht toe te treden tot de beschermingsregeling van ons land. Bijkantoren in België van kredietinstellingen en van beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie moeten deelnemen aan de beschermingsregeling van het land van herkomst. Deze bijkantoren kunnen evenwel de bescherming die het land van herkomst biedt aanvullen in het land van vestiging indien de regeling er gunstiger is. Geen enkele dergelijke aanvraag werd aan het Beschermingsfonds gericht. De beschermingsregeling voorziet eveneens in de toetreding van deze bijkantoren, wanneer zij in hun land van herkomst niet over voldoende dekking kunnen beschikken omdat de Europese richtlijn nog niet werd omgezet in hun nationaal recht. Deze tijdelijke toetreding werd aangevraagd door twee ondernemingen met het statuut van beursvennootschap. Bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Unie dienen verplicht toe te treden tot de Belgische regeling indien hun land van herkomst geen gelijkaardige bescherming biedt. Alle in België gevestigde bijkantoren met dit statuut zijn toegetreden tot de regeling, ongeacht de verleende dekking in het land van herkomst. Van het ene jaareinde tot het andere stijgt het totaal aangesloten instellingen van 163 naar 166. Enerzijds is er, ingevolge fusies en stopzettingen van de activiteiten, een netto-afname van het aantal kredietinstellingen en beursvennootschappen, respectievelijk met 4 en 2 eenheden. Anderzijds is er een toename met 6 eenheden van het aantal vennootschappen voor vermogensbeheer en werden er 3 vennootschappen gecreëerd met het statuut van vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten.
11
Hierna volgt een overzicht van de aangesloten instellingen op 31 december 2000, vergeleken met de toestand einde vorig jaar. Een volledige lijst met deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag (blz. 45).
Aantal deelnemers aan de beschermingsregeling op 31.12.00
Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht banken spaarbanken effectenbanken Bijkantoren van een niet-lidstaat van de EU
op 31.12.99
88
84
74
71 45 26 3
43 25 3 13
14
48
50
Vennootschappen naar Belgisch recht Bijkantoren van een lidstaat van de EU
46 2
49 1
Vennootschappen voor vermogensbeheer
31
25
3
-
166
163
Beursvennootschappen
Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Totaal aantal deelnemers
2.2. Faillissement van de beursvennootschap Logé & Associés De beursvennootschap Logé & Associés werd failliet verklaard op 27 december 1999, wat automatisch de tegemoetkomingsprocedure van het Beschermingsfonds in werking stelde. Het Beschermingsfonds voldeed vervolgens aan zijn verplichting om de termijnen voor de indiening van de tegemoetkomingsaanvragen en de vooropgestelde termijnen voor de uitbetalingen van de tegemoetkomingen bekend te maken in het Belgisch Staatsblad. Daarnaast heeft het Beschermingsfonds ook iedere cliënt van de failliete beursvennootschap over zijn mogelijke tussenkomst ingelicht en hem de nodige formulieren opgezonden, alsook de tekst van de Mededeling die de tegemoetkomingsmodaliteiten bevat. Het Beschermingsfonds ontving 472 tegemoetkomingsaanvragen in het kader van de depositobescherming en 577 tegemoetkomingsaanvragen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten.
12
De tegoeden in speciën van cliënten die in bewaring waren bij de beursvennootschap en die bestemd waren voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen, waren door de beursvennootschap geplaatst op afzonderlijke rekeningen bij kredietinstellingen, overeenkomstig art. 77 van de wet van 6 april 1995 en werden door de curators integraal terugbetaald aan de betrokken cliënten. Het speciale beschermingsmechanisme dat door genoemde wet is ingevoerd ten gunste van dergelijke tegoeden kon dus volledig de hem toebedeelde rol spelen. Het Beschermingsfonds diende bijgevolg geen tegemoetkomingen te verlenen in het kader van de depositobescherming. Wat de financiële instrumenten betreft die in bewaring waren gegeven bij de gefailleerde vennootschap, lieten de revindicatieregels de curatoren toe voor ongeveer € 45 miljoen (BEF 1,8 miljard) effecten aan de cliënten terug te geven. Ongeveer 400 eigenaars konden niet al hun effecten terugkrijgen waardoor ze recht hadden op een tegemoetkoming van het Beschermingsfonds. De tegemoetkomingsaanvragen beliepen in totaal € 5,2 miljoen (BEF 210 miljoen). Het Beschermingsfonds verleende schadeloosstellingen aan deze schuldeisers voor een totaalbedrag van € 2,5 miljoen (BEF 100 miljoen). Voor het merendeel van deze schuldeisers stemde het bedrag van hun vergoeding overeen met de volledige tegenwaarde van de niet-gerestitueerde effecten. Voor 86 dossiers was de vergoeding beperkt tot het reglementaire maximum van € 15.000 dat op dat ogenblik van kracht was. Zoals de wet het voorziet is het Beschermingsfonds gesubrogeerd in de rechten van de eigenaars van effecten waarvoor door hem een vergoeding werd uitgekeerd en zal het deze rechten uitoefenen in gelijke rang met de andere schuldeisers voor wat het eventuele saldo van hun schuldvordering betreft.
2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Dit beheer slaat op dossiers die het Beschermingsfonds, in uitvoering van zijn oprichtingswet, heeft overgenomen van het HWI, die beheerder was van de vorige depositobeschermingsregelingen.
– Faillissement Bank Max Fischer In dit faillissement werden tegemoetkomingsaanvragen geweigerd op grond van het feit dat ze tegoeden betroffen uitgedrukt in een munt die niet gedekt werd door de depositobeschermingsregeling, te weten munten van landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Bepaalde van deze deposanten hebben deze beschikking betwist en hebben een rechtsgeding aangespannen. In het kader van deze rechtszaak is thans een prejudiciële vraag hangende voor het Arbitragehof, dat zich zal moeten uitspreken over de eventuele schending door deze uitsluitingsclausule van het grondwettelijke gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel.
13
Een ander aspect van het beheer betreft de recuperatie door het Beschermingsfonds, ingevolge het subrogatiemechanisme dat van toepassing is op de door het HWI vergoede schuldvorderingen, van een faillissementsdividend. Het Bestuurscomité heeft zich in het begin van het jaar 2001 akkoord verklaard met het principe van een voorstel door de curatele om het dividend dat aan het Beschermingsfonds toekomt definitief vast te leggen.
– Buitengewone Interventiereserve Deze reserve stond van 1975 tot 1984 in voor de bescherming van het spaarwezen en werd aangewend, in de vorm van financiële bijdragen gestort door de kredietinstellingen, om het netto-passief te dekken van de vereffening van de Banque Copine en die van de Westvlaamse Hypotheekkas. Een deel van de gestorte financiële middelen werd in reserve gehouden met het oog op de dekking van de eventuele nadelige afloop van geschillen die met deze vereffeningen verband hielden. Het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds heeft geoordeeld, op grond van de stand van zaken in deze dossiers, dat het niet meer nodig is deze reserve aan te houden. Een bedrag van € 2 miljoen zal bijgevolg in de loop van het jaar 2001 teruggestort worden aan de kredietinstellingen die initieel hebben bijgedragen tot de financiering van deze interventies.
2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Het Beschermingsfonds zette in 2000 het beheer verder van de interventiedossiers die het in uitvoering van zijn oprichtingswet overgenomen heeft van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van het vorige vergoedingsstelsel voor beleggers. In hoofdzaak gaat het hier om de tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van de wisselagenten D. Bernaerts en G. Meekels en beursvennootschappen Defever Securities en Goethals & C°. Het beheer van deze dossiers omvat drie luiken :
– Schadeloosstelling van cliënten Het verdere onderzoek door het Beschermingsfonds van de vergoedingsaanvragen en de informatie die werd overgemaakt door de curatoren, stelden het Fonds in staat om over te gaan tot de schadeloosstelling van een twintigtal schuldeisers in diverse interventiedossiers voor een totaalbedrag van € 0,3 miljoen (BEF 12 miljoen).
14
– Recuperatie van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is gesubrogeerd in de rechten van de door hem vergoede schuldeisers en bekomt aldus een deel van het dividend dat eventueel beschikbaar is na afsluiting door de curatoren van de vereffening van het faillissement. Het Beschermingsfonds volgt dus aandachtig de vereffeningsverrichtingen die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren. In het kader van het faillissement van de wisselagent D. Bernaerts werd door de curatoren een faillissementsdividend uitgekeerd van 15,07 %. Het Beschermingsfonds recupereerde door het subrogatiemechanisme een bedrag van € 0,3 miljoen (BEF 13 miljoen) dat overeenkomstig de wettelijke en reglementaire beschikkingen aan het patrimonium van het Beschermingsfonds werd toegevoegd.
– het beheer van de geschillen In deze interventiedossiers zijn een dertigtal rechtszaken aanhangig gemaakt door cliënten die niet akkoord gingen met de weigering tot schadeloosstelling waartoe het CIF besliste omdat de geldende wettelijke en reglementaire beschikkingen niet geëerbiedigd waren. De helft van deze geschillen werd aangespannen n.a.v. het faillissement van wisselagent D. Bernaerts waarin het CIF weigerde een tegemoetkoming te verlenen voor speciën die op rekening stonden zonder belegd te worden op korte termijn in roerende waarden. Bovendien waren deze rekeningen dikwijls vergoed tegen een abnormaal hoge rentevoet. Het bestaan van deze betwistingen leidde ertoe dat een belangrijk deel van de financiële middelen waarover het CIF beschikte, in reserve gehouden moest worden en dat onbetwiste schadeclaims slechts een gedeeltelijke vergoeding konden bekomen. In de jaarverslagen van het CIF is de problematiek besproken geweest van deze schuldeisers die nog uitzicht bewaren op bijkomende schadeloosstelling waartoe zou kunnen worden overgegaan indien de hangende rechtszaken in het voordeel van het CIF zouden beslecht worden. Het Beschermingsfonds had in zijn vorig jaarverslag aangekondigd bijzondere aandacht te schenken aan het lot van deze schuldeisers. Na onderzoek van de betwiste dossiers, waarvoor voor sommige dossiers gebleken is dat het niet meer nodig was een voorziening aan te houden, werd door het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds beslist de aldus vrijgekomen bedragen aan te wenden voor een bijkomende schadeloosstelling aan deze cliënten. Rekening houdend met het faillissementsdividend dat de curatoren in 2000 uitbetaalden en met de tegemoetkomingen van het CIF en het Beschermingsfonds, bedraagt de totale recuperatie van deze cliënten thans 67,5 % van het bedrag van hun schuldvordering.
15
Er wordt aan herinnerd dat de financiële middelen die het CIF statutair kon aanwenden voor dit faillissement, op basis van de jaarrekening van 1989 vastgelegd werden op € 9,4 miljoen (BEF 379 miljoen). De totale schadeloosstelling die aan goedgekeurde dossiers werd toegekend bedraagt € 2,2 miljoen (BEF 88 miljoen). In de boeken van het Fonds blijft een voorziening geboekt van € 7,2 miljoen (BEF 291 miljoen), die op het ogenblik dat uit de uitspraken van de Hoven en Rechtbanken een jurisprudentie kan worden afgeleid, zullen worden toegekend aan de initieel goedgekeurde dossiers en/of aan dossiers die ingevolge deze definitieve jurisprudentie zullen worden aanvaard. Tot slot wordt erop gewezen dat het beheer van de geschillen door het Beschermingsfonds uitgevoerd wordt met inachtname van de wetten en reglementen die op ieder interventiegeval van toepassing zijn en van het principe van gelijke behandeling van de schuldeisers.
16
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds 3.1. Bijdragen van het jaar 2000 Elke kredietinstelling en elke beursvennootschap is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken : – een bijdrage voor het algemeen risico die 0,7 % bedraagt van het bankproduct zonder het renteresultaat (voor de kredietinstellingen) of van de omzet (voor de beursvennootschappen); – een bijdrage die 0,175 ‰ bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; – een bijdrage die 0,1 bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De bijdragen voor het jaar 2000 die aan het Beschermingsfonds gestort werden, bedroegen in totaal € 38,1 miljoen, wat een toename met 5,9 % is vergeleken met het cijfer van vorig jaar (€ 36,- miljoen). De bijdragen werden bijgeschreven in de Interventiereserve, die bestemd is om eventuele toekomstige interventies te dekken ten voordele van deficiënte kredietinstellingen en beursvennootschappen. De bijdragen van de kredietinstellingen voor het jaar 2000 bedragen € 36,9 miljoen tegenover € 34,8 miljoen in 1999. De bijdrage van deze sector is gestegen met ongeveer 6 % in vergelijking met 1999 en volgt daarmee de toename van de gedekte deposito's die het belangrijkste bestanddeel (ca 84 %) vormen voor de berekening van de totale bijdrage. De bijdragen van de beursvennootschappen voor het jaar 2000 bedragen € 1,2 miljoen zoals het jaar voordien. Het belangrijkste bestanddeel (ca 80 %) voor de berekening van de bijdrage van deze sector is het omzetcijfer van de toegetreden vennootschappen. De vennootschappen voor vermogensbeheer storten ieder jaarlijks een bijdrage van € 125,54 in de kosten van het beheer van de beschermingsregeling. In 2000 werd een totaalbedrag van € 3.515,07 gestort door deze vennootschappen. Hetzelfde regime is van toepassing op de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die een eerste maal zullen bijdragen in 2001.
17
3.2. Verslag over het financieel beheer van de middelen
– Grondbeginselen Het organisatiereglement, goedgekeurd bij koninklijk besluit, bepaalt dat, met uitzondering van de liquiditeiten nodig voor de werking van het Beschermingsfonds, de tegoeden voor minstens 75 % moeten belegd worden in schuldvorderingbewijzen uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap (en bepaalde gelijkgestelde entiteiten) en het resterende saldo in andere financiële instrumenten (aandelen of obligaties genoteerd op een door de Europese Gemeenschap gereglementeerde markt, en bepaalde aandelen van gemeenschappelijke beleggingsinstellingen). Het Bestuurscomité bepaalt de richtlijnen voor de plaatsing van de middelen van het Fonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité bestaande uit de Voorzitter van het Bestuurscomité, de Regeringscommissaris, de Secretaris-generaal en vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en de beursvennootschappen. Dit Comité komt in principe maandelijks samen en beslist over de beleggingen conform de bepalingen van het organisatiereglement en de beslissingen of richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt trimestrieel verslag uit van zijn activiteiten aan het Bestuurscomité dat te allen tijde kan tussenkomen en de beslissingen, genomen door het Beleggingscomité, kan wijzigen.
– Onderverdeling van de portefeuille De belegging van de diverse middelen van het Beschermingsfonds is als volgt onderverdeeld (in boekwaarde) :
in miljoenen €
Belegging van de middelen in
op 31.12.00
vastrentende effecten
- Schatkistcertificaten - Staatsobligaties
niet-vastrentende effecten - Beveks liquiditeiten (op zicht en op termijn) Totaal
18
%
13
82
154,6
76
12
22,5
11
6
200,9 29,8
246,1
%
27,-
14,6
0,8
op 31.12.99
-
100
0,2 204,3
-
100
– Belegging in vastrentende effecten Het Beleggingscomité heeft geopteerd voor een passieve beleggingspolitiek. De verwerving van effecten slaat dus op de belegging van vervallen kapitalen en van nieuwe liquiditeiten (bijdragen van het jaar en ontvangen financiële opbrengsten). Rekening gehouden met de renteverwachtingen en met de structuur van de Interventiereserve, die eveneens middelen bevat die onmiddellijk oproepbaar zijn bij de kredietinstellingen, werd er overgegaan tot de aankoop van schatkistcertificaten en Staatsleningen waarbij gewaakt wordt over een voldoende spreiding van de vervaldagen. De gemiddelde duration van de portefeuille steeg gedurende het jaar 2000 van 3,72 tot 4,27. Het netto-rendement (na roerende voorheffing) van de portefeuille bedroeg 4,28 % (vergeleken met 3,72 % in 1999).
Samenstelling van de portefeuille op 31 december 2000 Benaming
%
Vervaldag
nominale waarde in €
Schatkistcertificaten CT 506
3,81
11-01-2001
3 000 000,00
CT 510
3,97
08-02-2001
4 000 000,00
CT 514
4,09
08-03-2001
3 000 000,00
CT 549
5,11
08-11-2001
5 000 000,00
Subtotaal
15 000 000,00
Staatsobligaties OLO 285
5,00
28-03-2001
34 000 000,00
Belg. Staat 271
6,25
15-03-2003
2 483 893,12
OLO 273
6,50
31-03-2005
20 000 000,00
OLO 294
4,75
28-09-2005
32 500 000,00
OLO 286
6,25
28-03-2007
23 000 000,00
OLO 288
5,75
28-03-2008
19 000 000,00
OLO 292
3,75
28-03-2009
50 000 000,00
OLO 295
5,75
28-09-2010
20 000 000,00
Subtotaal
200 983 893,12
Totaal
215 983 893,12
19
– Belegging in niet-vastrentende effecten Wat de belegging in de financiële instrumenten andere dan schuldtitels van de Staat betreft, heeft het Bestuurscomité ingestemd met de aankoop van beveks met kapitalisatie binnen een absoluut plafond van € 30,5 miljoen. Het Beleggingscomité opteerde voor een passieve beleggingspolitiek en liet zich in de keuze van de beveks leiden door criteria i.v.m. sectoriële en geografische spreiding, de historische performance, de volatiliteit van de koersen en de beleggingspolitiek van de beherende instellingen, alsook door de beheerskosten. Vermits het Fonds een risico dekt dat verband houdt met de financiële sector, wordt deze sector ondergewogen in de sectoriële verdeling van de portefeuille. De performance van de portefeuille in 2000 bedraagt 0,59 %, wat een excedent vertegenwoordigt van 2,86 % ten opzichte van deze van de Europese aandelenmarkt die -2,27 % bedraagt (MSCI Europe Net Dividend Index). Sinds de start van deze portefeuille bedraagt de totale performance 14,12 % te vergelijken met 12,55 % voor de referentiemarkt.
Samenstelling van de portefeuille op 31 december 2000
Benaming globale fondsen Athena European Equity Cap. Cordius Invest Euro Large Cap. FIMIF European Equity Cap. KBC Index Fund Europe Cap. Osiris European Equities Cap.
sectoriële fondsen Cordius Invest Powersources Cap. Cordius Invest Technology Cap. Cordius Invest Telecom Cap. Dexia Equity B Multimedia Cap. Fortis B Equity Consumer goods Eur. Cap. Fortis B Equity Pharma Europe Cap. Fortis B Equity Technology Europe Cap. Fortis B Equity Telecom Europe Cap. KBC Equity Biotechnology Cap. KBC Equity Euro Cyclicals Cap. KBC Equity Fund Food & Beverage Cap. KBC Equity Fund Leisure & Tourism Cap. KBC Equity Fund Technology Cap. KBC Equity Fund Utilities Cap.
20
aantal
Investeringsbedrag in €
5 600 150 1 010 20 400 4 370 Subtotaal
3 547 841,00 550 147,10 3 790 336,70 3 363 762,00 3 933 353,90 15 185 440,70
4 650 100 4 000 125 22 500 18 000 4 500 5 000 100 2 900 530 2 800 125 3 000 Subtotaal Totaal
1 441 326,50 294 303,00 1 359 680,00 376 084,83 3 119 950,00 2 418 860,00 740 700,00 1 314 100,00 334 459,79 1 419 900,00 253 398,30 389 928,00 408 015,01 1 436 880,00 15 307 585,43 30 493 026,13
4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tussen te komen in het geval dat een instelling die toegetreden is tot de beschermingsregeling in gebreke blijft. De Interventiereserve bevat enerzijds reserves die overgenomen werden van de vorige beschermingsregelingen en anderzijds nieuwe middelen die sinds 1999 in de gemeenschappelijke reserve worden gestort. Al deze reserves worden gezamenlijk beheerd door het Bestuurscomité. De vroegere reserves blijven uitsluitend ter beschikking voor tussenkomsten in de eigen sector hetzij deze van de privé-kredietinstellingen (banken en spaarbanken), hetzij deze van de vroegere openbare kredietinstellingen, hetzij deze van de beursvennootschappen. Daarentegen zal de gemeenschappelijke reserve, op grond van het solidariteitsprincipe, aangewend kunnen worden welke ook de aard is van de instelling waarvoor een tussenkomst vereist is. Er zal slechts beroep op deze reserve worden gedaan wanneer de reserve die voorheen gevormd werd door een specifieke sector, volledig opgebruikt zal zijn. De Interventiereserve van het Beschermingsfonds wordt bijgevolg opgesplitst in verschillende compartimenten, die hierna besproken worden.
Interventiereserve Reserve ”Banken 1985 - 1994” liquiditeiten standby-lijnen
181,2
180,8 10,2
170,6
170,6
standby-lijnen Reserve ”Kredietinstellingen 1995 - 1998” Speciale Staatswaarborg Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen”
Totale Interventiereserve
31.12.1999
10,6
Reserve ”Spaarbanken 1985 - 1994”
Gemeenschappelijke Reserve (vanaf 1999)
(in miljoenen €)
31.12.2000
14,2
14,2 14,2
14,2 128,–
128,–
74,4
74,4
9,7
8,4
84,1
40,4
491,6
446,2
21
De Reserve ”Banken 1985-1994” is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en wordt in hoofdzaak gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds (”standby-lijnen”). Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een bank in gebreke blijft. Op dezelfde wijze is de Reserve ”Spaarbanken 1985-1994” afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1985 en 1994 en gevormd wordt door de bijdragen die de deelnemende spaarbanken gestort hebben op gelijkaardige zichtrekeningen. Deze bedragen zullen in eerste instantie gebruikt worden wanneer een spaarbank in gebreke blijft. De middelen die gedurende bovenstaande beschermingsregelingen werden ingebracht zullen aan iedere instelling teruggestort worden op het moment dat de totale bijdrage van die instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen (na eventuele aftrek in geval van interventie) het plafond overschreden zal hebben dat overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van hun bijdragen van de laatste drie jaar. De Reserve ”Kredietinstellingen 1995-1998” is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1995 en 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die deze instellingen aan het HWI gestort hebben. Deze reserve zal pas aangesproken worden wanneer een bank of een spaarbank in gebreke blijft én nadat de overeenkomstige reserves (van ofwel bank, ofwel spaarbank) voortkomend van de voorgaande beschermingsregelingen (van kracht tussen 1985 en 1994), volledig opgebruikt zijn. Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van openbare kredietinstellingen (OKI) en van vroegere openbare kredietinstellingen die geprivatiseerd werden, een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen van een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een tijdelijke speciale Staatswaarborg van € 74,4 miljoen (BEF 3 miljard) toegekend. Deze speciale waarborg zal worden aangewend in het geval dat een tussenkomst vanwege de depositobeschermingsregeling nodig zou zijn ingevolge de deficiëntie van één van de betrokken openbare kredietinstellingen. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de nieuwe beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. Na eventuele uitputting van deze waarborg, zal er een beroep gedaan worden op de middelen gevormd vanaf 1995 door de sector van de kredietinstellingen. De Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1984 tot 1995.
22
De Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen” wordt gevormd door een inbreng van een bedrag van € 12,4 miljoen en wordt in eerste instantie aangewend in geval van deficiëntie van een beursvennootschap. In 1999 werd een bedrag uit deze reserve gelicht om een specifieke voorziening aan te leggen die bestemd is om de kostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés, failliet verklaard op 27 december 1999. Op basis van een voorzichtige raming en rekening houdend met de op dat ogenblik beschikbare informatie werd dit bedrag vastgelegd op € 4 miljoen. In 2000 werd het niet aangewende deel van deze voorziening (€ 1,3 miljoen) teruggeboekt naar deze Reserve. Ongeacht de aard van de tegoeden die voor terugbetaling of schadeloosstelling in aanmerking komen en waarop de bijdragen worden berekend en ongeacht het statuut van de instelling aan wie de tegoeden werden toevertrouwd, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 gestort in een Gemeenschappelijke Reserve. Deze reserve zal aangewend worden, of het nu gaat om een deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap, na volledige uitputting van de reserves die hierboven besproken werden en die toebehoren aan de sector waarin het geval van deficiëntie zich voordoet. Deze Gemeenschappelijke Reserve groeide als volgt aan :
• bijdragen door de deelnemers aan de regeling voor het jaar 1999 € 36,– miljoen voor het jaar 2000 € 38,1 miljoen
• financiële opbrengsten die toekomen aan de Gemeenschappelijke Reserve voor het jaar 1999 € 4,6 miljoen voor het jaar 2000 € 5,4 miljoen
*
De totale middelen van de Interventiereserve belopen op 31 december 2000 € 491,6 miljoen en nemen in 2000 dus toe met € 45,3 miljoen, ingevolge de toevoeging van jaarlijkse bijdragen (voor € 38,4 miljoen), van de beleggingsinteresten (€ 5,6 miljoen) en van een terugneming van het niet aangewende deel van de voorziening aangelegd voor het faillissement van de beursvennootschap Logé (€ 1,3 miljoen).
23
Ter informatie wordt de volgorde van aanwending van de Interventiereserve schematisch weergegeven in het hiernavolgende kader :
Aanwending van de Interventiereserve in geval van deficiëntie
van een kredietinstelling
van een vroegere ”OKI”
Reserves ”Banken” en ”Spaarbanken”
van een beursvennootschap
Speciale en tijdelijke Staatswaarborg
Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen” Middelen afkomstig van de vorige beschermingsregeling voor de beleggers
Middelen afkomstig van de depositobeschermingsregelingen van kracht tussen 1985 en 1994
Reserve
”Kredietinstellingen” Middelen afkomstig van de beschermingsregeling van kracht tussen 1995 en 1998
Gemeenschappelijke Reserve De gemeenschappelijke reserve wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen gestort vanaf 1999 en door de financiële opbrengsten van de belegging van de Interventiereserve.
24
5. Jaarrekening 2000 5.1. Verslag van de revisoren Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, brengen wij u verslag uit over de uitvoering van de controleopdracht die ons werd toevertrouwd. Wij hebben de controle uitgevoerd van de jaarrekening, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het Directiecomité van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, hierna het “Beschermingsfonds”, over het boekjaar afgesloten op 31 december 2000, met een balanstotaal van EUR 436.381.780,85 en waarvan de resultatenrekening afsluit met een overschot van EUR 45.283.313,93. Wij hebben eveneens de bijkomende specifieke controles uitgevoerd die door de wet zijn vereist. Verklaring zonder voorbehoud over de jaarrekening Onze controles werden verricht overeenkomstig de normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze beroepsnormen eisen dat onze controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat, rekening houdend met de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de jaarrekening. Overeenkomstig deze normen hebben wij rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van het Beschermingsfonds, alsook met de procedures van interne controle. De verantwoordelijken van het Beschermingsfonds hebben onze vragen naar opheldering en inlichtingen duidelijk beantwoord. Wij hebben op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Wij hebben de waarderingsregels, de betekenisvolle boekhoudkundige ramingen die het Beschermingsfonds maakte en de voorstelling van de jaarrekening in haar geheel beoordeeld. Wij menen dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van onze verklaring. Bij afwezigheid van specifieke bepalingen werd de structuur van de jaarrekening van het Beschermingsfonds aangepast aan de aard van zijn activiteiten, en refereert de terminologie naar de voorbereidende onderhandelingen die geleid hebben tot de oprichting van het Beschermingsfonds bij wet van 17 december 1998. De toelichting bij de jaarrekening vermeldt dat de vorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, geboekt worden in de orderekeningen onder de rubriek ”Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen”. Naar onze mening, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften en de verduidelijkingen vermeld in de twee vorige paragrafen, geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 2000 een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van het Beschermingsfonds en wordt een passende verantwoording gegeven in de toelichting. Bijkomende verklaringen Wij vullen ons verslag aan met de volgende bijkomende verklaringen die de draagwijdte van onze verklaring over de jaarrekening niet wijzigen: • de cijfermatige gegevens in het activiteitenverslag zijn in overeenstemming met de jaarrekening; • onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, wordt de boekhouding gevoerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen; • wij dienen u geen enkele verrichting of beslissing mede te delen, gedaan of genomen in overtreding met het wettelijk en reglementair kader van toepassing op het Beschermingsfonds; • de voorgestelde resultaatverdeling is in overeenstemming met de afspraken tussen de sectoriële leden van het Beschermingsfonds. Brussel, 1 maart 2001 Het College van Revisoren, Jean-Louis PRIGNON DELOITTE & TOUCHE Bedrijfsrevisoren
Ludo DE KEULENAER ARTHUR ANDERSEN Bedrijfsrevisoren
25
5.2. Balans en Resultatenrekening
BALANS (na resultaatverwerking)
31/12/2000 €
31/12/1999 €
245 262 968,66 215 485 529,49 29 777 439,17
204 046 505,05
–
30 386,42
700 000,00
–
184 848 056,52 52 467,60 184 795 588,92
184 983 176,67
5 570 755,67
4 473 240,96
436 381 780,85
393 533 309,10
123 946,76
123 946,76
417 083 780,66 181 180 567,82 14 173 673,44 127 964 530,57 9 694 676,24 84 070 332,59
371 800 466,73
16 826 969,66 219 898,94 526 070,05 16 081 000,67
21 294 006,31
2 339 017,10
34 054,87
8 066,67
280 834,43
436 381 780,85
393 533 309,10
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten Niet-vastrentende effecten Vorderingen op ten hoogste één jaar Geldbeleggingen Liquide middelen Rekening-courant Zichtrekeningen bij kredietinstellingen Overlopende rekeningen totaal activa
181 586 417,80 22 460 087,25
187 587,75 184 795 588,92
PASSIVA Kapitaal Interventiereserve Reserve ”Banken 1985-1994” Reserve ”Spaarbanken 1985-1994” Reserve ”Kredietinstellingen 1995-1998” Reserve ”Inbreng Beursvennootschappen” Gemeenschappelijke Reserve Voorzieningen voor risico’s en kosten Voorzieningen voor tegemoetkomingen Voorzieningen van de kredietinstellingen Voorzieningen van de beursvennootschappen Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen totaal passiva
26
180 836 886,58 14 173 673,44 127 964 530,57 8 394 676,24 40 430 699,90
4 000 000,00 2 442 289,99 14 851 716,32
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen
31/12/2000 € 38 395 597,66
31/12/1999 €
bijdragen over 2000 bijdragen over vorige jaren andere
38 147 487,88 244 594,71 3 515,07
35 804 008,97 – 35 789 764,04 14 244,93
Terugbetalingen aan deelnemers
-2 000 000,00
–
Uitgevoerde tegemoetkomingen
-2 775 767,37
-1 556 844,93
329 640,83
746 056,80
4 467 036,65 -1 606 995,47 2 774 032,12 3 300 000,00
-4 566 255,05 -6 123 099,98 1 556 844,93 –
-520 625,97
-369 370,06
9 659 814,46 9 659 814,46 –
8 123 476,10 6 252 846,05 1 870 630,05
-715 586,96
–
-17 228,04 – -17 228,04
-100 234,35 -65 548,47 -34 685,88
Belastingen
-1 539 567,33
-1 284 597,32
Te bestemmen resultaat van het boekjaar
45 283 313,93
36 796 240,16
Terugwinningen van schuldvorderingen Wijziging van de voorzieningen voor risico’s en kosten toevoegingen aanwendingen terugnemingen
Bedrijfskosten Financiële opbrengsten rente-opbrengsten meerwaarden
Waardeverminderingen op beleggingsportefeuille Financiële kosten minderwaarden andere kosten
RESULTAATVERWERKING Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve van bijdragen van de financiële opbrengsten
Toevoeging aan de Reserve ”Banken 1985-1994” Aanwending van de Reserve ”Inbreng Beursvennootschappen”
POSTEN BUITEN-BALANSSTELLING
31/12/2000 € 43 639 632,69
31/12/1999 €
38 392 082,59 5 247 550,10
40 430 699,90 35 789 764,04 4 640 935,86
343 681,24
365 540,26
1 300 000,00
-4 000 000,00
45 283 313,93
36 796 240,16
31/12/2000 €
31/12/1999 €
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen
39 810 112,68
39 221 528,62
Ontvangen waarborgen
74 368 057,43
74 368 057,43
27
5.3. Toelichting De jaarrekening van het Beschermingsfonds wordt opgesteld overeenkomstig de principes van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 m.b.t. de jaarrekening van de ondernemingen. Gezien de specifieke activiteit van het Beschermingsfonds, worden bovendien bepaalde boekhoudprincipes gevolgd die van toepassing zijn in de sector van de kredietinstellingen, meer bepaald voor de registratie en waardering van de financiële activa. De benaming van sommige posten wordt eveneens aangepast ten einde de leesbaarheid van de jaarrekening te verhogen.
BALANS (na resultaatverwerking)
Beleggingsportefeuille
Vastrentende effecten De vastrentende effecten worden gewaardeerd volgens de principes die gelden voor de beleggingsportefeuille van de kredietinstellingen. Op het ogenblik van de aankoop worden de effecten geboekt tegen aanschaffingsprijs en vervolgens gewaardeerd op grond van hun actuarieel rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag. De geprorateerde agio's of disagio's t.o.v. de terugbetalingswaarde worden gelijkgesteld met rente-opbrengsten. Het overzicht van deze portefeuille, samengesteld uit Staatsleningen en Schatkistcertificaten, wordt gegeven op blz. 19 van dit verslag. De marktwaarde van de portefeuille op 31 december 2000 bedraagt € 215.259.635,49, wat een negatief verschil van € 225.894,- vertegenwoordigt vergeleken met de boekwaarde.
Niet-vastrentende effecten De niet-vastrentende effecten worden bij aankoop geregistreerd tegen aanschaffingswaarde en vervolgens gewaardeerd tegen realisatiewaarde op balansdatum indien deze lager is. De geboekte waardeverminderingen kunnen bij een latere stijging van de inventariswaarde worden teruggenomen.
28
Het overzicht van de portefeuille met beveks bevindt zich op blz. 20 van dit verslag. Sommige beveks vertonen op 31 december een meerwaarde van € 5.432.432,40 t.o.v. de aanschaffingswaarde. Voor andere beveks is de inventariswaarde lager dan de aanschaffingswaarde en dit voor een totaalbedrag van € 715.586,96. Rekening gehouden met de grondbeginselen van het boekhoudrecht en met het voorzichtigheidscriterium en ondanks het bestaan van meerwaarden waarvan het totaalbedrag dat van de minderwaarden merkelijk overschrijdt, werden deze niet-gerealiseerde minderwaarden geboekt en verminderen zij het jaarresultaat ten belope van laatstgenoemd bedrag. Op 31 december 2000 bedroeg de marktwaarde van de portefeuille niet-vastrentende effecten € 35.209.871,57, wat een niet-gerealiseerde meerwaarde van € 5.432.432,40 inhoudt vergeleken met de boekwaarde.
Geldbeleggingen Tijdelijke thesaurie-overschotten worden geplaatst als deposito’s op korte termijn.
Liquide middelen - zichtrekeningen bij kredietinstellingen Het gaat om renteloze zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds bij kredietinstellingen. Op deze rekeningen staan de bijdragen van de kredietinstellingen die deelnamen aan de depositobeschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994 (zie blz. 22).
Kapitaal Het Beschermingsfonds ontving een kapitaaldotatie van € 123.946,76 die onttrokken werd aan het aandeel van de reserves van het HWI die aan de Staat toekomen n.a.v. de vereffening van deze instelling.
Interventiereserve De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tegemoetkomingen te verlenen n.a.v. deficiënties van kredietinstellingen en beursvennootschappen die zich in de toekomst zouden voordoen. Deze reserve is onderverdeeld in verschillende compartimenten die aangewend zullen worden naargelang het statuut van de deficiënte instelling waarvoor een interventie nodig is. Hoofdstuk 4 van dit verslag bespreekt de diverse rubrieken van deze reserve en hun eventuele aanwending. Het te bestemmen resultaat van het jaar 2000 werd volledig aan deze reserve toegevoegd zodat ze toeneemt met € 45,3 miljoen.
29
Voorzieningen voor risico's en kosten Deze post bevat : • een voorziening van € 219.898,94 tot dekking van tegemoetkomingen in het kader van het faillissement van de beursvennootschap Logé & Associés, die nog in het stadium van onderzoek zijn; • diverse voorzieningen, voor samen € 526.070,05 tot dekking van verbintenissen die overgenomen werden van het HWI en die betrekking hebben op interventiedossiers voor kredietinstellingen geopend vóór de oprichting van het Beschermingsfonds; • diverse voorzieningen, voor een totaalbedrag van € 16.081.000,67, tot dekking van alle verplichtingen van het CIF die door het Beschermingsfonds werden overgenomen, waaronder de eventuele tegemoetkomingen die thans in behandeling of betwist zijn en waartoe het Beschermingsfonds zou moeten overgaan n.a.v. schadeloosstellingsaanvragen gericht aan het CIF (en voorheen aan de CGW) in het kader van interventiedossiers voor wisselagenten en beursvennootschappen waarvan de deficiëntie zich voordeed vóór de oprichting van het Beschermingsfonds.
Overige posten De vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar vermelden respectievelijk de diverse debiteuren en crediteuren. De schulden op 31 december 2000 vertegenwoordigen enerzijds het bedrag van € 2.000.000 dat terugbetaald zal worden aan de kredietinstelingen die deelnamen aan de BIR (zie blz. 14) en anderzijds schadeloosstellingen die definitief werden toegewezen aan cliënten van de beursvennootschap Logé maar nog niet werden doorgestort. De overlopende rekeningen bevatten op de activazijde de gelopen en niet ontvangen interesten op de beleggingen in vastrentende effecten en op de passivazijde de geprorateerde kosten.
* **
30
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen Deze post bevat de jaarlijkse bijdragen die gestort werden door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen (zie blz. 17).
Terugbetalingen aan deelnemers De terugneming van de voorziening die gevormd wordt door tegoeden die toebehoren aan de BIR geeft automatisch aanleiding tot de terugbetaling van het overschot aan de kredietinstellingen die aan deze interventieregeling deelnamen. De effectieve storting aan de rechthebbenden zal in 2001 plaatsvinden.
Uitgevoerde tegemoetkomingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen door het Beschermingsfonds aan deposanten en beleggers van ingebreke gebleven kredietinstellingen en beursvennootschappen worden gedurende het jaar van de storting integraal ten laste van de resultatenrekening gebracht. In 2000 hielden deze uitbetalingen verband met de tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés (€ 2.480.101,06) en van cliënten van diverse interventiedossiers overgenomen van het CIF (€ 293.931,06) en van het HWI (€ 1.735,25).
Terugwinningen van schuldvorderingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen waarvan hierboven sprake brengen de indeplaatsstelling mee van het Beschermingsfonds in de rechten van de terugbetaalde of vergoede schuldeisers. Vermits de impact van de indeplaatsstelling onzeker is en moeilijk te becijferen op het ogenblik van de uitbetaling van de tegemoetkoming worden eventuele terugwinningen slechts geboekt op het ogenblik van hun inning. Het bedrag geboekt onder deze rubriek stemt overeen met de terugwinning in 2000 van een dividend toegekend door de curatoren van het faillissement van wisselagent D. Bernaerts dat zich voordeed in 1989 (zie blz. 15). In het kader van het faillissement van de Bank Max Fischer heeft het Bestuurscomité in het begin van het jaar 2001 zich akkoord verklaard met het principe van een voorstel van de curatele om het dividend dat aan het Beschermingsfonds toekomt in toepassing van de subrogatieregeling in de rechten van de deposanten die vergoed werden, definitief vast te leggen.
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten De wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten is de resultante van verschillende bewegingen.
31
Enerzijds werden de voorzieningen toebehorend aan de sector van de beursvennootschappen aangewend ten belope van € 2.774.032,12 als dekking van de tegemoetkomingen uitgevoerd in de interventiedossiers overgenomen van het CIF. Anderzijds werd een totaalbedrag van € 1.606.995,47 toegevoegd aan de voorzieningen. Dit bedrag is als volgt omgedeeld : • de terugwinnning waarvan sprake in vorige rubriek (€ 329.640,83) werd opnieuw toegevoegd aan de voorziening van de betrokken sector; • de voorzieningen van de sector van de kredietinstellingen en van de sector van de beursvennootschappen werden verhoogd in 2000 met de beleggingsopbrengst (respectievelijk € 83.780,06 en € 1.193.574,58) van deze beschikbare middelen. Tenslotte werd het excedent van de voorziening, die aangelegd werd voor de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés (€ 1,3 miljoen) en het excedent van de voorziening met middelen van de BIR (€ 2 miljoen), teruggenomen in resultaat.
Bedrijfskosten Deze rubriek bevat de vergoeding verschuldigd aan de Nationale Bank van België voor het administratief beheer van het Beschermingsfonds en diverse werkingskosten waaronder voornamelijk erelonen betaald in het kader van het beheer van betwiste tegemoetkomingsaanvragen.
Financiële opbrengsten De rente-opbrengsten zijn de interesten en gelijkgestelde opbrengsten van de portefeuille vastrentende effecten, van de termijndeposito's en van de rekening-courant.
Waardevermindering van de beleggingsportefeuille Naar aanleiding van de waardering op het einde van het jaar van de portefeuille nietvastrentende effecten werden voor enkele effecten minderwaarden vastgesteld die in resultaat werden geboekt (zie eveneens de toelichting bij de beleggingsportefeuille).
Financiële kosten Deze kosten houden voornamelijk verband met provisies betaald voor de verwerving van niet-vastrentende effecten.
Belastingen Onder deze rubriek staat de roerende voorheffing geboekt die ingehouden werd op de ontvangen interesten uit de beleggingen. * * *
32
RESULTAATVERWERKING Het te verwerken resultaat van het boekjaar bedraagt € 45.283.313,93. Overeenkomstig de beschikkingen van het protocol van 12 februari 1999 afgesloten met de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, werd het resultaat als volgt verwerkt.
Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve
€ 43.639.632,69
– de bijdragen gestort door kredietinstellingen en beursvennootschappen in 2000 worden toegevoegd aan de Gemeenschappelijke Reserve (€ 38.392.082,59) – de financiële opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen van Interventiereserve (met uitzondering van de Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen”) worden toegevoegd aan de Gemeenschappelijke Reserve (€ 5.247.550,10)
Toevoeging aan de Reserve ”Banken 1985-1994”
€ 343.681,24
– de financiële opbrengsten voortspruitend uit de belegging van de middelen voortkomend van de depositobeschermingsregeling van kracht van 1985 tot 1994 voor de banken, • worden toegevoegd aan de Reserve ”Banken 1985-1994”
Toevoeging aan de Reserve ”Inbreng van de beursvennootschappen”
€ 1.300.000,-
– deze reserve draagt de kostprijs van tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van beursvennootschappen die ingebreke blijven vanaf 1999. Op 31 december 1999 werd een bedrag van € 4 miljoen uit deze reserve gelicht om een voorziening aan te leggen voor het schadegeval van de beursvennootschap Logé & Associés. De kostprijs van deze interventie ligt lager dan de voorzichtige ramingen die einde vorig jaar werden gedaan waardoor een overschot van € 1,3 miljoen • teruggestort kan worden naar deze reserve.
Totaalbedrag toe te voegen aan de Interventiereserve
€ 45.283.313,93
* *
*
33
POSTEN BUITEN-BALANSSTELLING
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen De schuldvorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling in de rechten van de deposanten en beleggers die het (of voorheen het HWI of het CIF) terugbetaalde of vergoedde, worden buiten balans vermeld. Het bedrag dat geboekt is onder deze rubriek stemt overeen met de effectieve uitbetalingen aan deposanten en beleggers in tegemoetkomingsdossiers waarvan de vereffening of het faillissement nog niet werd afgesloten. De indeplaatsstelling kan aanleiding geven tot gedeeltelijke terugwinningen in de vorm van vereffenings- of faillissementsdividenden.
Ontvangen waarborgen Een speciale en tijdelijke Staatswaarborg werd toegekend. Deze waarborg zal spelen indien zich een geval van deficiëntie zou voordoen met een voormalige openbare kredietinstelling die werd geprivatiseerd (zie blz. 22).
______________________
34
BIJLAGEN
35
36
Bijlage 1 Voorgeschiedenis van de beschermingsregeling ingevoerd in 1999 depositobescherming
beleggersvergoeding
1935 - 1974 Interventies door het HWI ten voordele van kredietinstellingen in moeilijkheden (verlening van liquiditeiten en bijstand bij hun vereffening, herstructurering of overdracht ) of ten voordele van deposanten. 1975 - 1984 Buitengewone interventiereserve aangelegd bij het HWI en de kredietinstellingen, bestemd voor tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van in gebreke gebleven kredietinstellingen en voor preventieve hulpverlening. 1985 - 1994
1986 - 1990
Twee beschermingsfondsen voor deposito’s (één voor de banken, één voor de spaarbanken) beheerd door het HWI; gefinancierd met jaarlijkse bijdragen en bestemd voor het verlenen van preventieve hulp of het vergoeden van de deposanten.
Waarborgkas van de wisselagenten met als opdracht het beheer van een waarborgregeling uitgewerkt door de beursautoriteiten (alsook het invoeren van een controleregeling van het beroep van wisselagent).
1995 - 1998
1991 - 1998
Depositobeschermingsregeling bij de kredietinstellingen die zijn oorsprong vindt in de Europese richtlijn 94/19 en beheerd werd door het HWI.
Interventiefonds van de beursvennootschappen met als doel geheel of gedeeltelijk de goede afloop te verzekeren van de verbintenissen van de beursvennootschappen; tot eind 1995, oefende het CIF eveneens de controle op deze vennootschappen uit.
vanaf 1999 Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998
37
Bijlage 2 Overzicht van de wetgevende en reglementaire teksten i.v.m. de beschermingsregeling voor deposanten en beleggers
a) de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Gemeenschappen nr. 94/19/CE van 30 mei 1994 inzake depositogarantiestelsels en de richtlijn nr. 97/9/CE van 3 maart 1997 inzake beleggerscompensatiestelsels;
b) de artikels 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 en de artikels 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 die respectievelijk de verplichting bevatten voor kredietinstellingen om aan te sluiten bij een collectieve depositobeschermingsregeling, en voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen de verplichting om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling voor financiële instrumenten (zie bijlage 1, blz. 41 van het verslag 1999 van het Fonds);
c) de wet van 17 december 1998 die de organieke regels van het Beschermingsfonds bevat (zie bijlage 1, blz. 43 van het verslag 1999 van het Fonds);
d) het protocol tussen, enerzijds, het Beschermingsfonds, en anderzijds, de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen die gehouden zijn deel te nemen aan de regeling;
e) de verbintenis van het Beschermingsfonds, in de vorm van een eenzijdige wilsverklaring, gepubliceerd als Mededeling in het Belgisch Staatsblad (zie bijlage 3, blz. 39 van dit verslag).
38
Bijlage 3 Mededeling
Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds gecoördineerde versie van de publicaties in het Belgische Staatsblad van 15 februari 1999 en 13 juli 2000 HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN 1. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, hierna ”het Fonds” genoemd, deelt mee dat het een nieuwe beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten heeft ingesteld conform de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. 2. Die nieuwe regeling vloeit voort uit de goedkeuring van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten, en de ondertekening van een protocol met de vertegenwoordigers van de kredietinstellingen, van de beursvennootschappen en van de vennootschappen voor vermogensbeheer. Zij vervangt op de datum voorzien in punt 67 de depositobeschermingsregeling die het Herdiscontering- en Waarborginstituut op 4 januari 1995 heeft ingesteld, alsook de beleggersbeschermingsregeling die het Interventiefonds van de beursvennootschappen beheert. HOOFDSTUK 2 : KREDIETINSTELLINGEN, BEURSVENNOOTSCHAPPEN, VENNOOTSCHAPPEN VOOR VERMOGENSBEHEER EN VENNOOTSCHAPPEN VOOR PLAATSING VAN ORDERS IN FINANCIËLE INSTRUMENTEN NAAR BELGISCH RECHT
Afdeling 1 : Financiering 3. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar Belgisch recht leggen bij het Fonds een Interventiereserve aan die wordt gestijfd door de gewone jaarlijkse bijdragen van die kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ten dele worden berekend op basis van hun omzet buiten het renteresultaat en ten dele op basis van hun verbintenissen tegenover de deposanten en de beleggers. 4. Het Bestuurscomité van het Fonds kan bijkomende bijdragen opvragen die, per kalenderjaar, niet meer bedragen dan het dubbele van de gewone jaarlijkse bijdragen, als de beschikbare middelen van het Fonds niet volstaan voor de financiering van een tegemoetkoming. 5. De beschikbare middelen van de vorige depositobeschermingsregelingen bij kredietinstellingen alsook een dotatie van vijfhonderd miljoen van de vorige beleggersbeschermingsregeling worden in de Interventiereserve ingebracht. 6. De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten betalen het Fonds, via jaarlijkse stortingen, de tegemoetkomingen terug die het Fonds verstrekt ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten in gebreke blijft of dreigt te blijven. Afdeling 2 : Verbintenis van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten 7. Bij deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in finan-
ciële instrumenten die het voornoemde protocol heeft ondertekend, verbindt het Fonds zich ertoe : a) in het kader van de bescherming van deposito’s, de door de deficiënte kredietinstelling verschuldigde deposito’s en daarmee gelijkgestelde bancaire schuldvorderingsbewijzen, alsook de door de deficiënte beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde deposito’s terug te betalen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld ; b) in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, de houders van de door de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde financiële instrumenten schadeloos te stellen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld. 8. Er is sprake van deficiëntie als bedoeld in punt 7, wanneer een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten failliet werd verklaard of een verzoek heeft ingediend om dan wel gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord, of wanneer de Commissie voor het Banken Financiewezen, ook al is er geen vonnis van faillietverklaring, noch een verzoek om of dagvaarding voor een gerechtelijk akkoord, het Fonds ter kennis heeft gebracht dat zij heeft vastgesteld dat die instelling of onderneming, gezien haar financiële positie, de terugbetaling, levering of teruggave van een opeisbaar tegoed heeft moeten weigeren en niet meer in staat is om dergelijke tegoeden onmiddellijk noch binnen afzienbare termijn terug te betalen, te leveren of terug te geven. Afdeling 3 : Definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming Onderafdeling 1 : Tegoeden bij een kredietinstelling 9. De tegoeden bij een kredietinstelling komen in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, wanneer zij voortvloeien uit : a) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ; het saldo van elektronische eenheden die op vooraf betaalde, door een kredietinstelling uitgegeven kaarten zijn geladen, wordt gelijkgesteld met een deposito van fondsen; b) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in de munt van een andere Staat, voor zover het gaat om deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen ; als de fondsen niet zijn gedeponeerd op een contantenrekening die exclusief is gekoppeld aan de werking van een effectenrekening, wordt het bewijs geleverd door aankooporders, die, rekening houdend met de marktvoorwaarden, realistisch zijn, of door verkoopborderellen voor financiële instrumenten die dateren van minder dan twaalf maanden vóór de deficiëntie waarvan sprake in punt 8;. c) kasbons, obligaties of andere bancaire schuldvorderingsbewijzen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die zijn
39
uitgegeven door de deficiënte kredietinstelling en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in punt 23. 10. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een kredietinstelling worden gehouden voor rekening van cliënten, en die kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die voor rekening van derden worden gehouden door een deficiënte kredietinstelling die er niet de emittent van is, en die deficiënte kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 2 : Tegoeden bij een beursvennootschap 11. De tegoeden bij een beursvennootschap komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen. 12. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een beursvennootschap worden gehouden voor rekening van cliënten, en die beursvennootschap niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 3 : Tegoeden bij een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 13. De tegoeden waarvan sprake in de punten 11 en 12, komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, naar gelang van het geval in aanmerking voor een terugbetaling of een schadevergoeding, respectievelijk in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als die tegoeden aan een vennootschap voor vermogensbeheer of aan een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten zijn toevertrouwd door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito’s van cliënten of financiële instrumenten in bezit van die cliënten, in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren. Afdeling 4 : Bedrag van de tegemoetkomingen 14. Het Fonds verleent een terugbetaling voor de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 15. Het Fonds verleent een schadevergoeding aan de houders van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 16. De tegemoetkomingen worden betaald in euro. Tot 31 december 2001 kunnen de begunstigden vragen dat de tegemoetkomingen in Belgische frank worden betaald. In dat geval gebeurt de omrekening op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad van de Europese Unie is vastgelegd conform
40
artikel 109 L, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 17. De tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen en afkomstig zijn van verbintenissen van in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, worden op dezelfde wijze, naar gelang van het geval, terugbetaald of vergoed als tegoeden die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen. 18. Voor de tegoeden bij bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht die zijn gevestigd in een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wordt geen dekking verleend, tenzij het Bestuurscomité van het Fonds dat beraadslaagt en beslist bij tenminste drievierde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, in individuele gevallen anders beslist. 19. Voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld, wordt het bedrag dat bij een tegemoetkoming aan de houders van tegoeden bij de in de punten 17 en 18 bedoelde bijkantoren wordt uitgekeerd in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, zo nodig beperkt tot het bedrag van de dekking die door de overeenstemmende beschermingsregeling is gewaarborgd in het vestigingsland van het bijkantoor, voor gelijkaardige kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. 20. In afwijking van punt 16 worden de in de punten 17 en 18 bedoelde tegemoetkomingen verleend in de munt van het vestigingsland van het bijkantoor, wanneer het gaat om een Lid-Staat die de gemeenschappelijke munteenheid niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. 21. Het Bestuurscomité van het Fonds kan de inhoud van de punten 9 tot 15, 17 tot 19 en 22 tot 36 wijzigen, daarbij met name rekening houdend met de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten of de evolutie van het Europees recht inzake depositobescherming of beleggerscompensatie. Die wijzigingen blijven zonder gevolgen voor de reeds geopende tegemoetkomingsprocedures. Afdeling 5 : Berekening van de tegemoetkomingen 22. Alle schuldvorderingen van eenzelfde persoon op dezelfde kredietinstelling, dezelfde beursvennootschap, dezelfde vennootschap voor vermogensbeheer, dezelfde vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor hetzij een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, hetzij een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden opgeteld, per categorie, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. 23. De kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), worden in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, voorzover ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende kredietinstelling of, als dergelijke effecten bij de emittent niet op een rekening of in open bewaargeving kunnen worden gehouden, bij de door de emittent aangestelde instelling. Als de voormelde effecten minder dan één maand vóór de deficiëntie op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn
gegeven, worden zij slechts in aanmerking genomen als de houder bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Niet op naam gestelde kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingen die in punt 9 c), worden bedoeld en die zijn uitgegeven door het Beroepskrediet of door een tot zijn net toegetreden kredietvereniging worden in aanmerking genomen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming voor zover ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij het Beroepskrediet of bij één van deze verenigingen. Wanneer diezelfde effecten zijn uitgegeven door kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de wet van 22 maart 1993, worden ze in aanmerking genomen, ongeacht of ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij de centrale instelling dan wel bij één van de aangesloten instellingen. 24. Wanneer de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), of de financiële instrumenten hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, worden zij slechts in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming of voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, naar gelang van het geval, als de houder ervan bewijst dat hij er eigenaar van geworden is krachtens een vóór de datum van deficiëntie verworven recht. 25. De tegoeden die in aanmerking komen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, worden in aanmerking genomen voor hun bedrag in hoofdsom of voor hun nominale waarde, voor de vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten, op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 26. De tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde, of, bij gebrek aan een marktwaarde en als het schuldvorderingsbewijzen zijn, ten belope van hun terugbetalingswaarde, vermeerderd met de gelopen interesten, of, nog meer in bijkomende orde, ten belope van hun geraamde realisatiewaarde, steeds op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. Voor de genoteerde financiële instrumenten wordt de marktwaarde vastgesteld op basis van de gemiddelde koers op de laatste dag waarop zij genoteerd waren vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 27. De tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en zijn uitgedrukt in de munt van een LidStaat die de gemeenschappelijke munteenheid heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden in euro omgerekend op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoersen die door de Raad van de Europese Unie zijn vastgelegd conform artikel 109 L, lid 4 van het voornoemde Verdrag. De tegoeden die zijn uitgedrukt in de munt van een andere Staat, worden in euro omgerekend op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 28. De tegoeden op een contanten- of effectenrekening waarop ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden als leden van een vereniging, een groepering of een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid, worden, behalve in de gevallen bedoeld in punt 29 hierna, beschouwd als toebehorend aan één enkele persoon ; als de identiteit van de personen die rechten kunnen doen gelden op de voormelde tegoeden evenwel is of kan worden vastgesteld, wordt het gedeelte dat aan elk
van hen toekomt in aanmerking genomen ; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 29. Wanneer ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden op het integrale bedrag van tegoeden op een contanten- of effectenrekening en hiervoor de handtekening volstaat van één van die personen, die handelt in een andere hoedanigheid dan als lasthebber, wordt voor die tegoeden een terugbetaling of een schadevergoeding verleend op grond van het aandeel dat toekomt aan elke rechthebbende op die tegoeden; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 30. De tegoeden op rekeningen, geopend op naam van beoefenaars van niet-financiële beroepen, die uitsluitend middelen van derden bevatten en uitsluitend voor verrichtingen met deze middelen worden gebruikt, worden slechts als schuldvorderingen van deze derden erkend wanneer de betrokken rekeningen zijn onderverdeeld in subrubrieken op naam van deze derden in de boekhouding van de instelling die optreedt als bewaarder of wanneer het aandeel van deze derden door de houder van de rekening wordt aangetoond op basis van de mededelingen bij stortingen, overschrijvingen en opvragingen. 31. De andere tegoeden dan bedoeld in punt 30, die worden gehouden door een persoon die optreedt in eigen naam maar voor rekening van een derde, worden beschouwd als toebehorend aan deze derde, wanneer die gekend of identificeerbaar was op het ogenblik waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 32. De tegoeden op rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten, die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, tweede lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, beschouwd als tegoeden van die cliënten. 33. De tegoeden op gezamenlijke cliëntenrekeningen die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, eerste lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, eveneens beschouwd als tegoeden van de cliënten van die beursvennootschap. Het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de deficiënte instelling die optreedt als bewaarder, wordt verhoudingsgewijs bepaald na aftrek van de bedragen die toekomen aan de beursvennootschap en de in punt 32 bedoelde tegoeden. 34. De tegemoetkomingen waarvan sprake in de punten 32 en 33 worden aan de betrokken cliënten betaald tegen ondertekening van een kwijting waardoor a) de schulden van de beursvennootschap ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden worden kwijtgescholden ; b) de beursvennootschap haar eventuele vorderings- en terugvorderingsrechten overdraagt aan het Fonds, ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden; c) de cliënt ermee instemt om het door het Fonds betaalde tegemoetkomingsbedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden, af te trekken van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken in het kader van de depositobescherming ingeval de beursvennootschap in gebreke zou blijven als gevolg van de deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder. 35. Wanneer de houder van tegoeden schulden of verbintenissen heeft tegenover de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbe-
41
heer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvoor geen schuldvergelijking mogelijk is als bedoeld in punt 22, wordt de terugbetaling pas verricht na aftrek van het bedrag ervan, behalve wanneer deze schulden en verbintenissen worden gewaarborgd door andere door het Fonds toereikend geachte zekerheden dan de tegoeden waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd. Afdeling 6 : Uitsluitingen 36. Het Fonds verleent geen terugbetaling of schadevergoeding voor : 1° de tegoeden van ondernemingen en instellingen die tot de volgende categorieën behoren : a) de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening ; b) de financiële instellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993 en soortgelijke financiële instellingen die in het buitenland zijn gevestigd ; c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de Belgische pensioenfondsen en instellingen die niet onder die wet vallen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de verzekerings- en pensioensector ; d) de Belgische en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging ; e) de vennootschappen of ondernemingen naar Belgisch recht of naar het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die een zodanige omvang hebben dat zij geen verkorte balans mogen opstellen overeenkomstig artikel 11 van de vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, genomen op de grondslag van artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag, betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, alsook de vennootschappen of ondernemingen met een gelijkaardige omvang die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap ; 2° de tegoeden van de Staten, van de Belgische Gemeenschappen, Gewesten, provincies en gemeenten, van gelijkaardige buitenlandse overheden, van alle Belgische of buitenlandse instellingen van openbaar nut die onder die autoriteiten ressorteren en van de verenigingen die zij onderling hebben opgericht ; 3° de tegoeden van bestuurders, zaakvoerders en andere personen die in feite of in rechte deelnemen aan het effectieve bestuur van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, de tegoeden van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten en de personen of vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, alsook de tegoeden van de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen of op de boekhouding van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; 4° de tegoeden van andere ondernemingen van de groep waartoe de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten behoort ; onder groep wordt het geheel van ondernemingen verstaan die de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten rechtstreeks of onrechtstreeks controleren, alsook de dochtervennootschappen van
42
5°
6°
7°
8°
die ondernemingen en van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden waarvoor de cliënt van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten individueel betere rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen dan tijdens diezelfde periode werden toegekend voor tegoeden van dezelfde aard, in dezelfde munt, uit dezelfde categorie, met dezelfde looptijd en voor hetzelfde bedrag, en die hebben bijgedragen tot de verslechting van de financiële positie van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden die voortkomen uit transacties waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens het witwassen van geld, in België in de zin van de wet van 11 januari 1993, of in het buitenland in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; de verplichtingen die voortvloeien uit het onderschrijven van handelspapier, zoals eigen accepten en promessen; wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 3 van diezelfde richtlijn.
Afdeling 7 : Tegemoetkomingsprocedure 37. Het Fonds maakt in het Belgisch Staatsblad bekend dat zich een deficiëntie voordoet en welke termijnen zijn vooropgesteld om de tegemoetkomingen te betalen. Het Fonds maakt diezelfde informatie openbaar in de vestigingslanden van de bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer of vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht waarvan de verbintenissen door de Belgische regeling zijn gedekt, op de aldaar officiële of gebruikelijke wijze. 38. Behalve in het geval waarin een houder van tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, om gewettigde redenen aanvaard door het Fonds, niet in staat was om zijn tegemoetkomingsaanvraag tijdig in te dienen, moeten de tegemoetkomingsaanvragen, op straffe van verval, bij het Fonds worden ingediend uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van 2 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming en van 5 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. De termijn loopt vanaf de in punt 37 bedoelde bekendmaking door het Fonds dat zich een deficiëntie voordoet. Het Fonds kan die termijnen verlengen. Het maakt zijn beslissing bekend overeenkomstig punt 37. 39. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord moet de schuldeiser bij de betrokken organen aangifte hebben gedaan van zijn schuldvordering en mag voor de schuldvordering nog geen uitkering in een faillissement noch krachtens een gerechtelijk akkoord zijn geschied. 40. In het geval van kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 of voor de verbintenissen van een kredietinstelling waartoe één of meer andere kredietin-
stellingen hoofdelijk verbonden zijn, dient het Fonds pas een financiële tegemoetkoming te verlenen nadat de cliënten eerst tevergeefs, naar gelang van het geval, een terugbetaling, een teruggave of een schadeloosstelling van hun tegoeden hebben gevorderd van, respectievelijk, de centrale instelling van de federatie of de hoofdelijk verbonden instellingen. 41. Het Fonds keert de tegemoetkomingen uit binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum van de deficiëntie, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, en binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop is vastgesteld dat de vordering voor een tegemoetkoming in aanmerking komt en het bedrag ervan is bepaald, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 42. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslissen de in punt 41 bedoelde termijnen te verlengen voor de betaling van de tegemoetkomingen met betrekking tot een welbepaalde kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De Commissie kan ten hoogste driemaal een verlenging toestaan van de termijn voor de betaling van de tegemoetkomingen die worden verleend in het kader van de depositobescherming ; elke verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Zij kan slechts eenmaal een verlenging toestaan van de termijn voor de uitkering van de schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten ; die verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Het Fonds maakt de beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen openbaar overeenkomstig punt 37. 43. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, als hij, voor de toepassing van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer of de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en vennootschappen en hun cliënteel. 44. Niettegenstaande de in de punten 41 en 42 bepaalde termijnen, kan het Fonds, als de cliënt de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om terugbetaling of schadevergoeding niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de gegrondheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, tot de gevraagde gegevens worden verstrekt dan wel tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens gegrond zijn. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord kan het Fonds de uitkering van de tegemoetkoming opschorten tot de vordering mag worden opgenomen in het passief van het faillissement of het gerechtelijk akkoord. 45. De tegemoetkoming kan slechts worden betaald voorzover : 1° de houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, de uitdrukkelijke en gelijktijdige in-de-plaatstreding van het Fonds aanvaardt in zijn schuldvordering en eventuele terugvorderingsrechten; 2° de houder, ingeval hij slechts gedeeltelijk wordt terugbetaald of vergoed, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek aanvaardt zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uit te oefenen in rang gelijk met het Fonds; 3° de houder de verklaringen ondertekent over de vereiste voorwaarden voor de betaling van de tegemoetkomingen;
4° de houder de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, overdraagt aan het Fonds in het vooruitzicht van zijn tegemoetkoming en de eventuele daaruit volgende procedures. Het Fonds beheert de aldus overgedragen tegoeden in het gezamenlijk belang van de houder en van zichzelf. Het stort aan de houder wat het heeft teruggewonnen, na aftrek van het bedrag van de uitgekeerde tegemoetkoming. 46. Tot een gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, schorst het Fonds de terugbetaling of vergoeding van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, wanneer hun houder of één van hun houders of enige andere persoon die rechten kan doen gelden op die tegoeden, is beschuldigd van een misdrijf in verband met witwassen van geld, waarvan de betrokken tegoeden worden vermoed afkomstig te zijn, als bedoeld, in België, in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 of als bedoeld, in het buitenland, in artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Afdeling 8 : Beperkingen op de uitvoering van de verbintenissen van het Fonds 47. Wanneer het Fonds van oordeel is dat de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten niet zullen volstaan om alle tegoeden die daarvoor in aanmerking komen terug te betalen of te vergoeden, maakt het Fonds, op basis van de gegevens waarover het beschikt, met name vanwege de curator, een raming van, enerzijds, het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden verleend op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, en, anderzijds, van het gedeelte van de schuldvorderingen op de betrokken instelling of vennootschap dat niet kan worden teruggewonnen. 48. Het Fonds kan de uitkering van de terugbetalingen en schadevergoedingen uitstellen tot het de in punt 47 bedoelde ramingen heeft kunnen maken en uiterlijk tot het verstrijken van de overeenkomstig de punten 41 en 42 vastgestelde termijnen. 49. Het Bestuurscomité van het Fonds beperkt de terugbetalingen en schadevergoedingen op de wijze die het zelf vaststelt, naar verhouding van de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, als de beschikbare middelen op de dag waarop de deficiëntie zich voordoet, lager is dan het geraamde niet terug te winnen bedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, vermeerderd met de kosten voor de tegemoetkomingen. 50. Wanneer, ingevolge een beperking als bepaald in punt 49, de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten op de dag van die beperking niet integraal is uitgekeerd, worden het batig saldo en de terugwinningen waarmee geen rekening werd gehouden bij de raming, toegekend aan de houders van tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, zonder dat het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 51, hoger kan liggen dan de maximumbedragen bedoeld in de punten 14 tot 19. 51. De wedersamenstelling van beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten door de normale storting van bijdragen overeenkomstig de financieringsregels van de voornoemde regeling, wordt bij voorrang aangewend ter aanvulling van de terugbetalingen en schadevergoedingen die moesten worden beperkt krachtens punt 49. 52. Tot de uiteindelijke afrekening heeft het Fonds het recht om de uitkering van aanvullende terugbetalingen en schadevergoedingen bedoeld in de punten 50 en 51
43
op te schorten, als die terugbetalingen en schadevergoedingen per cliënt niet ten minste de tegenwaarde van 500 euro bedragen. Afdeling 9 : Tegemoetkoming in het kader van een vereffening, een financiële sanering of een overname van het bedrijf van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 53. Binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, kan het Fonds, onder bepaalde voorwaarden, preventief zijn financiële steun toekennen om een vereffening, sanering of overname van het bedrijf mogelijk te maken van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. HOOFDSTUK 3 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
54. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap kunnen deelnemen aan de Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, om, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen aan te vullen die worden verstrekt door de regeling waaraan die instellingen en ondernemingen deelnemen in hun Staat van herkomst. 55. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststelling of wanneer zij soortgelijke beslissingen hebben genomen of tot soortgelijke vaststellingen zijn overgegaan als bedoeld in richtlijn 94/19/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, of als bedoeld in richtlijn 97/9/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 56. De terugbetaling heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van de beschermingsregeling van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 14. De schadevergoeding heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van het beleggerscompensatiestelsel van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 15. 57. Voor het overige zijn de voorwaarden en wijze van terugbetaling vermeld in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 voor de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, van toepassing op deze bijkantoren. HOOFDSTUK 4 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN STAAT DIE GEEN LID IS VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
58. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleg-
44
gingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren zijn aangesloten en hun tegoeden niet zijn gedekt door een beschermingsregeling in de Staat van herkomst. 59. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststellingen of wanneer zij beslissingen hebben genomen of tot vaststellingen zijn overgegaan met een gelijkwaardige draagwijdte qua beschikbaarheid van de deposito’s of qua levering of teruggave van de financiële instrumenten. 60. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. 61. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt eveneens de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer die bijkantoren zijn aangesloten en wanneer voor hun tegoeden in de Staat van herkomst een beperktere dekking geldt dan gewaarborgd door de Belgische beschermingsregeling. 62. Het Fonds treedt op in de gevallen bedoeld in punt 59 voor de bedragen bedoeld in punt 56. 63. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. HOOFDSTUK 5 : INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE DEPOSANTEN 64. Het Fonds maakt de naam bekend van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die deelnemen aan de regeling alsook van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die niet langer gedekt zijn door de Belgische regeling. 65. Ingeval van deficiëntie deelt het Fonds aan alle belanghebbenden de voorwaarden, regels en wijze van terugbetaling en schadevergoeding mee. 66. Het Fonds maakt op dezelfde wijze als bedoeld in punt 37 de eventuele wijzigingen bekend die het zou aanbrengen in deze verbintenis. HOOFDSTUK 6 : INWERKINGTREDING 67. Deze mededeling heeft uitwerking op de datum van inwerkingtreding van de hoofdstukken III en IV van de voornoemde wet van 17 december 1998.
Bijlage 4 Lijst van de instellingen die deelnemen aan de beschermingsregeling Toestand op 1 maart 2001 Deze lijst werd opgesteld op de meest recent mogelijke datum en vertoont dus qua samenstelling verschillen met de overzichtstabel op blz 12. 1. Kredietinstellingen 1.A. Naar Belgisch recht 1.A.1. Banken AGF BELGIUM BANK N.V. Lakensestraat 35, 1000 Brussel ANTWERPSE DIAMANTBANK N.V. Pelikaanstraat 54, 2018 Antwerpen ARTESIA BANKING CORPORATION N.V., verkort: ARTESIA BANK of ARTESIA Koning Albert II - laan 30 bus 2, 1000 Brussel AXA BANK BELGIUM N.V., verkort: AXA BANK Grote Steenweg 214, 2600 Berchem B.B.L. N.V., voluit: Bank Brussel Lambert Marnixlaan 24, 1000 Brussel BACOB N.V. Trierstraat 25, 1040 Brussel BANCA MONTE PASCHI BELGIO N.V. Jozef II-straat 24, 1000 Brussel BANK DE MAERTELAERE N.V., verkort: De Maertelaere Rijsenbergstraat 148, 9000 Gent BANK DEGROOF N.V. Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel BANK DELEN & DE SCHAETZEN N.V., verkort: Bank Delen of Bank de Schaetzen of DDS Bank Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen BANK J. VAN BREDA EN C° N.V. Plantin en Moretuslei 295, 2140 Borgerhout BANK NAGELMACKERS 1747 N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel BANK VAN DE POST N.V. Koloniënstraat 56, 1000 Brussel BANK VAN LIMBURG C.V., verkort: B.V.L., ook genoemd: Limburgs Beroepskrediet Cellebroedersstraat 11-15, 3500 Hasselt BANKUNIE N.V. Parklaan 46, 2300 Turnhout BCH BENELUX N.V. Wetstraat 227, 1040 Brussel BELGOLAISE BANK N.V., verkort: Belgolaise Kantersteen 1, 1000 Brussel BEROEPSKREDIET N.V. Waterloolaan 16, 1000 Brussel BYBLOS BANK EUROPE N.V. Montoyerstraat 10 bus 3, 1000 Brussel CBC BANQUE N.V. Grote Markt 5, 1000 Brussel CITIBANK BELGIUM N.V., of Famibank Divisie Citibank Belgium of Banque Sud belge Divisie Citibank Belgium Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel COMMERZBANK BELGIUM N.V. Louis Schmidtlaan 87, 1040 Brussel DE LAET, POSWICK & CO, BANKIERS G.C.V. Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel DEUTSCHE BANK N.V. Lange Gasthuisstraat 9, 2000 Antwerpen
45
DEWAAY BANK N.V. Anspachlaan 1 bus 39, 1000 Brussel DEXIA BANK BELGIE N.V, verkort: DEXIA BANK Pachecolaan 44, 1000 Brussel EUROCLEAR BANK N.V. Koning-Albert II-laan 1, 1210 Brussel EUROPABANK N.V. Burgstraat 170, 9000 Gent EUROPELOAN BANK N.V., ook genoemd EuropeLoan.com Gulledellestraat 92, 1200 Brussel EUROPESE BANK VOOR LATIJNS-AMERIKA N.V., verkort: B.E.A.L. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel F. VAN LANSCHOT BANKIERS BELGIE N.V. Jan van Rijswijcklaan 4, 2018 Antwerpen FORTIS BANK ASIA HK N.V., in het Chinees: Wa Pei Fu Tong Yin Hang Warandeberg 3, 1000 Brussel FORTIS BANK N.V. Warandeberg 3, 1000 Brussel HYPOTHEEK-, BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ EN BANK N.V., verkort: H.B.M.-bank Verlorenbroodstraat 120 bus 1, 9820 Merelbeke KBC BANK N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel OGAKI KYORITSU BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 287 bus 9, 1050 Brussel PARFIBANK N.V. Regentlaan 40, 1000 Brussel PRIVATE KAS BANK N.V. Marsveldplein 2, 1050 Brussel REALBANK N.V. Koloniënstraat 1, 1000 Brussel SHIZUOKA BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 283 bus 13, 1050 Brussel TRADEGO N.V. Koning Albert II - laan 1, 1210 Brussel UNITED TAIWAN BANK N.V. Kunstlaan 27, 1040 Brussel 1.A.1.a. Federatie van kredietinstellingen LANDBOUWKREDIET N.V., ook genoemd: Landbouwkrediet Bank Sylvain Dupuislaan 251, 1070 Brussel 1.A.2. Spaarbanken ARGENTA SPAARBANK N.V., verkort: ASPA Belgiëlei 49-53, 2018 Antwerpen BELGISCHE ZEE- EN BINNENVAART KREDIETMAATSCHAPPIJ N.V., verkort: Creditmar Korenlei 17, 9000 Gent CENTEA N.V. Mechelsesteenweg 180, 2018 Antwerpen CENTRALE KREDIETVERLENING N.V., verkort: C.K.V. Holstraat 59, 8790 Waregem CREDIT PROFESSIONNEL DU HAINAUT C.V., verkort: Banque CPH Rue Perdue 7, 7500 Tournai EURAL N.V. Koning Albert II-laan 30 bus 37, 1000 Brussel HBK - SPAARBANK N.V. Lange Lozanastraat 250 , 2018 Antwerpen KREDIET ARFIN C.V. Steenstraat 103, 2180 Antwerpen MAURETUS SPAARBANK N.V. Rubenslei 11, 2018 Antwerpen RECORD S.C., of Record Bank Rue Forgeur 17-21, 4000 Liège
46
UPAR N.V. Grote Steenweg 214, 2600 Berchem VDK N.V., ook genoemd: VDK Spaarbank, voluit: Volksdepositokas of Volksdepositokas Spaarbank Sint-Michielsplein 16, 9000 Gent WESTKREDIET N.V. Markt 2, 8790 Waregem 1.A.2.a. Kredietverenigingen behorenden tot het net van het beroepskrediet ANTWERPS BEROEPSKREDIET C.V. Frankrijklei 136, 2000 Antwerpen BANQUE DE CREDIT PROFESSIONNEL C.V.B.A., verkort: C.P. Banque Rue des Croisiers 50, 5000 Namur BRABANTS BEROEPSKREDIET - BANK C.V., verkort: Bank van Brabant Belliardstraat 21, 1040 Brussel CREDIT PROFESSIONNEL INTERFEDERAL C.V. Rue de la Station 40, 7700 Mouscron FEDERALE KAS VOOR HET BEROEPSKREDIET C.V. Koning Albertstraat 12, 8500 Kortrijk MIDDENSTANDS DEPOSITO- EN KREDIETKANTOOR C.V. Onze-Lieve-Vrouwstraat 114, 2800 Mechelen ONDERLING BEROEPSKREDIET C.V. Graaf van Vlaanderenplein 19, 9000 Gent OOSTVLAAMS BEROEPSKREDIET C.V. Dokter Armand Rubbensstraat 45, 9240 Zele WEST-VLAAMSE BANK C.V., verkort: WVB Adriaan Willaertstraat 9, 8000 Brugge 1.A.3. Effectenbanken BANK CORLUY, EFFECTENBANKIERS N.V., verkort: Bank Corluy Belgiëlei 153, 2018 Antwerpen DIERICKX, LEYS & CIE EFFECTENBANK N.V., verkort: Dierickx, Leys & Cie of Dierickx Kasteelpleinstraat 44, 2000 Antwerpen VAN DE PUT & C°, EFFECTENBANK - BANQUE DE TITRES C.V.A., verkort: Van De Put & C° Mechelsesteenweg 203, 2018 Antwerpen 1.B. Met bijkantoren in België die ressorteren onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap BANK OF AMERICA NATIONAL ASSOCIATION Uitbreidingstraat 180 bus 6, 2600 Antwerpen BANK OF BARODA Wetstraat 28, 1040 Brussel BANQUE COMMERCIALE DU MAROC Anspachlaan 194-198, 1000 Brussel HABIB BANK LTD Wetstraat 19, 1040 Brussel MORGAN GUARANTY TRUST COMPANY OF NEW YORK Koning Albert II - laan 1, 1210 Brussel STATE BANK OF INDIA Korte Herentalsestraat 3, 2018 Antwerpen THE BANK OF NEW YORK Kunstlaan 35, 1040 Brussel THE BANK OF TOKYO - MITSUBISHI LTD Kunstlaan 58, 1000 Brussel THE CHASE MANHATTAN BANK Louizalaan 326 bus 51, 1050 Brussel THE SAKURA BANK, LTD Louizalaan 287 bus 3, 1050 Brussel THE SANWA BANK LTD Kunstlaan 53-54, 1000 Brussel THE SUMITOMO BANK LTD Kunstlaan 58, 1000 Brussel WAFABANK Maurice Lemonnierlaan 128 , 1000 Brussel
47
2. Beleggingsondernemingen 2.A. Naar Belgisch recht 2.A.1. Beursvennootschappen ARTESIA SECURITIES N.V. Koning Albert II laan 30 bus 2, 1000 Brussel BEURSVENNOOTSCHAP DEGROOF SECURITIES N.V., verkort: Degroof securities Guimardstraat 18, 1040 Brussel BOCKLANDT B.V.B.A. Casinostraat 6, 9100 Sint-Niklaas BONNEWIJN, RENWART, VAN GOETHEM & C° N.V., verkort: BRG Wetstraat 78, 1040 Brussel BUSSCHAERT & C°, BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A., verkort: Busschaert & C° Lippenslaan 115, 8300 Knokke-Heist CAPITAL @ WORK N.V. Waversesteenweg 1519, 1160 Brussel CHOPPINET B.V.B.A. W. Churchilllaan 18-22, 1180 Brussel DAMIEN COURTENS & CIE B.V.B.A. Paul Deschanellaan 130 bus 2, 1030 Brussel DE BUCK & CIE N.V. Kouter 27, 9000 Gent DE MOFFARTS - ROLIN JACQUEMYNS N.V. Anspachlaan 111 bus 3, 1000 Brussel DELANDE & CIE N.V. Montoyerstraat 31 bus 5, 1000 Brussel DELTA LLOYD SECURITIES N.V. Kipdorp 10-12, 2000 Antwerpen F. DELCOUR, A. VANCRAYEBECK & E. ERNOULD, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. Rue de Bex 11, 4000 Liège FUND ADMINISTRATION SERVICE & TECHNOLOGY NETWORK BELGIUM N.V., verkort: FASTNET Belgium Antwerpselaan 25-27, 1000 Brussel GOLDWASSER EXCHANGE & C° B.V.B.A. Hoveniersstraat 2 bus 221, 2018 Antwerpen HAVAUX N.V., Beursvennootschap, verkort: HVX Regentlaan 47-48, 1000 Brussel INVESCO BENELUX N.V. Louizalaan 326 bus 31, 1050 Brussel J. QUATANNENS EN C° N.V. Wortegemsesteenweg 15, 8570 Anzegem KBC FINANCIAL PRODUCTS BRUSSELS N.V. Havenlaan 12, 1080 Brussel KBC SECURITIES N.V. Vondelstraat 15, 2060 Antwerpen LAWAISSE BEURSVENNOOTSCHAP G.C.V. Sint-Jorisstraat 6, 8500 Kortrijk LELEUX ASSOCIATED BROKERS N.V. Wildewoudstraat 17, 1000 Bruxelles LEO STEVENS & CIE B.V.B.A. Vestingstraat 70, 2018 Antwerpen MEGA INVEST MANAGEMENT N.V. Mussenstraat 8, 1000 Brussel MELICE & CIE N.V. Grasmarkt 105 bus 10, 1000 Brussel PDM-SECURITIES N.V. Boomsesteenweg 75, 2630 Aartselaar PETERCAM N.V. Sint-Goedeleplein 19, 1000 Brussel PHILIPPE & YVES DE COSTER, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. Kleerkopersstraat 15/17, 1000 Brussel PIRE & CIE N.V. Rue du Collège 24, 6000 Charleroi R. & F. ROPSY & CIE N.V., verkort: Ropsy & Cie W. Churchilllaan 137 bus 26, 1180 Brussel RAMPELBERGS & CIE N.V. Baron Albert d'Huartlaan 7, 1150 Brussel
48
REYERS, BEAUVOIS, DE VILLENFAGNE N.V., verkort: Reyers, Beauvois Aarlenstraat 39/41 bus 10, 1000 Brussel RIGA & CIE N.V. Rue de Nivelles 14, 1300 Wavre RONFLETTE & CIE B.V.B.A. Boulevard Devreux 3 1er étage, 6000 Charleroi TOP TRADE N.V. Delleurlaan 8, 1170 Brussel TRUSTINVEST N.V. Jordaenskaai 5, 2000 Antwerpen VAN BAUWEL & C° G.C.V. Bisschopstraat 70, 2060 Antwerpen VAN GLABBEEK & C° BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A. Kipdorp 43, 2000 Antwerpen VAN GOOLEN & C° B.V.B.A. Guldenberg 8, 2000 Antwerpen VAN HERREWEGHE B.V.B.A. Tervurenlaan 50, 1040 Brussel VAN MOER, SANTERRE & C° N.V. Vorstlaan 100 , 1170 Brussel VERMEULEN - RAEMDONCK N.V. Handelsstraat 10, 1000 Brussel VMS-KEYTRADE.COM N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel WEGHSTEEN & DRIEGE N.V. Oude Burg 6, 8000 Brugge YOKOHAMA FINANCE (EUROPE) N.V. Louizalaan 287 bus 1, 1050 Brussel 2.A.2. Vennootschappen voor vermogensbeheer A.I.M. TRADING N.V. Brughoevestraat 4, 2820 Rijmenam ALENA N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel ASSETS & EQUITIES N.V. Emile Duraylaan 12, 1050 Brussel AXA INVESTMENT MANAGERS BRUSSELS N.V., verkort: AXA IM BRUSSELS Vorstlaan 36, 1170 Brussel BBL CAPITAL MANAGEMENT CORPORATION N.V. Marnixlaan 24, 1000 Brussel BEARBULL (BELGIUM) N.V. Waterloosesteenweg 880, 1000 Brussel BESTINVEST N.V. Burg. Bertenplein 23, 8970 Poperinge BUTTONWOOD N.V. Doorniksewijk 15, 8500 Kortrijk CAPITAL & FINANCE ASSET MANAGEMENT N.V. Vinkstraat 36, 1170 Brussel COMPAGNIE DE GESTION PRIVEE N.V. Lloyd Georgelaan 6 bus 7, 1000 Brussel CORDIUS ASSET MANAGEMENT N.V. Livingstonelaan 6, 1000 Brussel DEXIA ASSET MANAGEMENT BELGIUM N.V. Pachecolaan 44, 1000 Brussel EUROPEAN INVESTMENT CORPORATION N.V., verkort: E.I.C. Rue du Collège 24, 6000 Charleroi FIDES ASSET MANAGEMENT N.V. Montoyerstraat 63, 1000 Brussel FINA INVESTMENT N.V. Nijverheidstraat 52, 1040 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT BELGIUM N.V., verkort: FIM Belgium Koning Albert II laan 1, 1210 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT N.V., verkort: FIM Koning Albert II laan 1, 1210 Brussel FORTUNAE PATER FAMILIAS N.V. Lijsterbessendreef 1, 8020 Oostkamp HORATIUS VERMOGENSBEHEER N.V. Brugsesteenweg 253, 8500 Kortrijk
49
INTERNATIONAL CAPITAL INVESTMENT N.V., verkort: I.C.I. Avenue du Mont Marcure 35, 1420 Braine-l'Alleud KBC ASSET MANAGEMENT N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel LEND LEASE HOULIHAN ROVERS N.V. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel NLM INVESTMENT SERVICES N.V. Congolaan 16 bus 24, 1000 Brussel OPTIMUM ASSET MANAGEMENT N.V. Jan Van Rijswijcklaan 143, 2018 Antwerpen PRIVATE AND INDEPENDENT INVESTMENT N.V., verkort: PRIV-GEST Oude Graanmarkt 17, 1000 Brussel QUAESTOR N.V. Arme Klarenstraat 71, 8800 Roeselare SCALDIS VERMOGENSBEHEER N.V. Orteliuskaai 2 bus 2, 2000 Antwerpen SELECTUM VERMOGENSBEHEER N.V. Frankrijklei 88, 2000 Antwerpen SERCAM N.V. Lentestraat 24 bus 1, 1050 Brussel SOCIETE INTERNATIONALE DE GESTION DE PORTEFEUILLES N.V., verkort: S.I.G.P. Rue du Géant 6 bte 21, 1400 Nivelles STROEVE & DEGROOF VERMOGENSBEHEER N.V. Van Putlei 33, 2018 Antwerpen VANGUARD MARKETING INTERNATIONAL N.V. Drève Richelle 161, 1410 Waterloo 2.A.3. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten ACTIFINA N.V. Hans Memlingdreef 35, 3920 Lommel MERIT CAPITAL N.V. Amerikalei 35, 2000 Antwerpen VEIRMAN & C° VPO N.V. Velodromstraat 275, 1770 Liedekerke
50