J A A RV E R S L A G 2 0 0 4
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98)
Activiteitenverslag & jaarrekening 2004 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 21 maart 2005
de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel: 32.2/221.38.92 Fax: 32.2/221.32.41
[email protected] www.beschermingsfonds.be 1
De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo'n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
2
Inhoudstafel blz.
Voorwoord
5
1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht 1.2. Institutionele aspecten 1.3. Aangesloten financiële instellingen 1.4. Aanleiding tot een interventie 1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming 1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten 1.7. Bedrag van de tegemoetkoming 1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen 1.9. De begunstigde van een tegemoetkoming 1.10. Onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling 1.11. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten
7
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2004 2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds 2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen 2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF 2.5. Onderzoek van de reglementaire beschikkingen van het Beschermingsfonds 2.6. Internationale samenwerking
12
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2004 3.1. Bijdragen van het jaar 2004 3.2. Verslag over de belegging van de middelen
18
4. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 4.1. Samenstelling 4.2. Reserve van de kredietinstellingen 4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg 4.4. Reserve van de beursvennootschappen 4.5. Gemeenschappelijke Reserve 4.6. Opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve
21
5. Historisch overzicht 5.1. Overzicht van de activiteiten van het Beschermingsfonds sinds zijn oprichting in 1999 5.2. Historische evolutie van de middelen beschikbaar voor de bescherming van deposanten en beleggers
24
6. Jaarrekening 2004 6.1. Verslag van de revisoren 6.2. Balans en resultatenrekening 6.3. Toelichting
27
7. Bijlagen 7.1. Tegemoetkomingsreglement (gecoördineerde versie) 7.2. Lijst van de deelnemers op 1 april 2005
39
3
Organen van het Beschermingsfonds
Bestuurscomité1
Voorzitter
William Fraeys
Leden
vertegenwoordigers van de overheid
vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen
Jean Hilgers Marc Monbaliu Guy Schrans Jan Smets Omer Van Driessche
J.-P. de Buck van Overstraeten Mark Lambrechts Axel Miller Guido Ravoet2 Eric Struye de Swielande Luc Vandewalle Michel Vermaerke3
plaatsvervangers
plaatsvervangers
Viviane Buydens Agnes Van den Berge
Dirk De Cort4 Georges Martin5 Yvan Peeters Pierre Renwart Arnaud van Doosselaere
Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi
Secretaris-generaal Herman Debremaeker
Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon
1 De mandaten van de leden benoemd sinds de oprichting van het Beschermingsfonds in 1999 hebben de statutaire termijn van 6 jaar bereikt. Deze van W. Fraeys, M. Monbaliu, J.-P. de Buck van Overstraeten, V. Buydens, Y. Peeters en A. van Doosselaere werden verlengd voor een periode van zes jaar. Dhr. G. Ravoet heeft zich niet meer kandidaat gesteld om redenen van professionele heroriëntering. 2 tot 31.12.2004 3 vanaf 1.01.2005 4 vanaf 1.08.2004 5 tot 31.07.2004
4
Voorwoord
Het Beschermingsfonds kan voor het vijfde jaar op rij meedelen dat er in de sector waarvoor het bescherming biedt, t.w. deze van de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, zich geen geval van deficiëntie heeft voorgedaan. Tot op heden gebeurde dit trouwens nog maar één enkele keer in zijn zesjarig bestaan en ging het daarenboven om een relatief kleine tussenkomst ten gunste van een vierhonderdtal cliënten van een beursvennootschap die samen een vergoedingsbedrag uitgekeerd kregen van € 2,6 miljoen. Het Beschermingsfonds zorgt er niettemin voor de financiële middelen die het nodig zou kunnen hebben voor het vervullen van zijn opdracht, de Interventiereserve genaamd, verder te verstevigen. Dit gebeurt door het resultaat van het boekjaar, dat in hoofdzaak gevormd wordt door bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen en door de netto-beleggingsopbrengst van zijn middelen aan de Interventiereserve toe te voegen. In 2004 bedroeg dit resultaat € 55,8 miljoen. Hierin zit vooreerst de inbreng van de betrokken financiële sectoren van netto € 32,9 miljoen. Deze inbreng is het saldo enerzijds van de jaarlijkse bijdragen die werden gestort van samen € 39,4 miljoen, wat 3,6 % meer is dan vorig jaar, en anderzijds van een terugstorting, conform het Protocol afgesloten met de aangesloten instellingen, van € 6,5 miljoen middelen voortkomend uit de vorige depositobeschermingsregeling. Vervolgens bevat het resultaat de netto financiële inkomsten die € 19,2 miljoen bedroegen. Door de toevoeging van het resultaat van het boekjaar aan de Interventiereserve bereikte deze laatste op 31 december 2004 het bedrag van € 694,8 miljoen (waaronder waarborgen ten belope van € 73 miljoen die buiten balans geboekt staan). * Het jaar 2004 werd eveneens gekenmerkt door een belangrijke wijziging aan de financieringsregels van de Interventiereserve. Het is de wens van het Bestuurscomité om de financiële structuur van het Beschermingsfonds zo stevig mogelijk te maken. Er werd vastgesteld dat de toepassing van bepaalde overgangsmaatregelen die voorzien in de terugstorting aan kredietinstellingen en beursvennootschappen van middelen die zij hadden ingebracht in het Beschermingsfonds bij zijn oprichting, aanleiding kon geven tot een substantiële terugval van het niveau van de Interventiereserve en dat het verscheidene jaren zou gevergd hebben alvorens de impact van deze terugstorting zou verwerkt zijn geweest. Het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds achtte dergelijke evolutie niet wenselijk en kwam met de betrokken instellingen een nieuwe regeling overeen die de genoemde terugstorting over drie jaren spreidt.
5
De kredietinstellingen en beursvennootschappen stemden hierdoor in met een bijkomende financiële inspanning vermits zij bepaalde fondsen langer ter beschikking van het Beschermingsfonds laten. Deze nieuwe terugstortingsprocedure werd reeds een eerste maal toegepast in 2004. Er werd aan twee financiële instellingen een terugbetaling verricht van € 6,5 miljoen wat lager is dan het bedrag dat op basis van de vroegere overeenkomst had moeten gerestitueerd worden (€ 16,2 miljoen). In 2005 zal deze nieuwe regel nog een belangrijkere impact hebben. De terugbetaling van vroegere middelen zal van € 88 miljoen tot € 42 miljoen worden teruggebracht. * Het Beschermingsfonds zette in 2004 ook het beheer verder van de verschillende interventiedossiers die geopend werden door zijn voorgangers, enerzijds het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), beheerder van de vorige depositobeschermingsregeling en anderzijds het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige beleggersbeschermingsregeling. Voor wat de vorige depositogarantiestelsels betreft, hield dit beheer in 2004 voornamelijk verband met de terugwinning van dividenden in de faillissementen waarvoor het HWI was opgetreden. Voor wat het beheer van de overgenomen rechten en verplichtingen van het CIF betreft, werden in 2004 hangende terugbetalingsaanvragen behandeld die aanleiding gaven tot de uitbetaling van vergoedingen ten belope van € 1,4 miljoen. Daarnaast werden er terugwinningen van dividenden geboekt voor een totaalbedrag van € 0,5 miljoen. Een laatste activiteit in het kader van dit beheer betreft de opvolging van de financiële middelen die door het CIF werden ingebracht als voorziening voor zijn overgedragen verbintenissen. * Daarnaast oefende het Beschermingsfonds in 2004 verder de diverse taken uit eigen aan zijn opdracht. In zijn hoedanigheid van paritair samengesteld organisme, waarin zowel de overheid als de betrokken financiële sectoren zijn vertegenwoordigd, volgde het de problematiek op van de depositobescherming en beleggersvergoeding. Het Beschermingsfonds werkte mee aan verschillende onderzoeken uitgaande van supranationale instellingen, die voornamelijk betrekking hadden op de stabiliteit van het financieel systeem en op specifieke problemen die kunnen rijzen in geval van grensoverschrijdende bankactiviteiten. * Tenslotte vervulde het Beschermingsfonds verder zijn taak van informatieverstrekker aan alle belanghebbenden, voornamelijk deposanten en beleggers. Het stelt te dien einde vanaf 2005 informatie over zijn werking ter beschikking op een website met volgend adres: www.beschermingsfonds.be.
* *
6
*
1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht Het Beschermingsfonds heeft als wettelijke opdracht de bescherming te regelen van spaargelden van deposanten en beleggers bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen overeenkomstig de Europese richtlijnen terzake, die in Belgisch recht werden omgezet. Deze bescherming biedt waarborgen aan deze spaarders ter dekking van eventuele verliezen die zij zouden kunnen lijden ingevolge de deficiëntie waarmee hun financiële instelling geconfronteerd zou worden niettegenstaande de bestaande controle- en toezichtsmechanismen die berusten op een supranationale en nationale regelgeving. Het Beschermingsfonds biedt een dubbele dekking voor verliezen, enerzijds van depositotegoeden en anderzijds van financiële instrumenten toevertrouwd aan één van zijn deelnemers. Het Beschermingsfonds verleent op die wijze een bijdrage tot de stabiliteit en veiligheid van het financieel systeem van het land.
1.2. Institutionele aspecten De verplichting voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling is ingeschreven in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen en in de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Hiervoor richtte de wet van 17 december 1998 het Beschermingsfonds op in de vorm van een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid. Het Beschermingsfonds organiseert een ééngemaakte regeling die tegemoetkomt aan de beschikkingen van de Europese richtlijnen inzake depositobescherming en beleggersvergoeding en die dekking verleent zowel voor deposito's van speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden worden gehouden bij een kredietinstelling of bij een beursvennootschap. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een tegemoetkoming te bekomen, zijn vermeld in een "Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten" dat gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad (en waarvan een gecoördineerde versie zich in bijlage van dit verslag bevindt). De werkingsregels van het Beschermingsfonds en de financieringsregels van een eventueel schadegeval zijn vastgelegd in een Protocol afgesloten op 12 februari 1999 (en gewijzigd in 2002 en 2004) tussen het Beschermingsfonds en de betrokken instellingen.
7
1.3. Aangesloten financiële instellingen Het Beschermingsfonds dekt, onder bepaalde voorwaarden en volgens bepaalde modaliteiten die duidelijk omschreven zijn, de tegoeden van de cliënten van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen die aangesloten zijn en waarvan de naam zich in bijlage van dit verslag bevindt. Deze aansluiting is verplicht en vormt een voorafgaandelijke vereiste voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA). Onder kredietinstellingen wordt verstaan de banken (waaronder de federaties van kredietinstellingen), de spaarbanken (waaronder de kredietverenigingen behorend tot het net van het beroepskrediet) en de effectenbanken alsook de in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die onder het recht vallen van een staat die geen lid is van de Europese Unie. Drie categorieën van beleggingsondernemingen zijn wettelijk verplicht deel te nemen aan het Beschermingsfonds. Het gaat om de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De financiële instellingen die deelnemen aan het Beschermingsfonds zijn wettelijk verplicht hun effectieve en potentiële cliënten schriftelijk in te lichten over de dekking door en over de hoofdkenmerken van de beschermingsregeling waarbij zij zijn aangesloten. De Europese reglementering verbiedt daarentegen de aanwending voor reclamedoeleinden van informatie over beschermingsregelingen.
1.4. Aanleiding tot een interventie Het Beschermingsfonds komt tussen ten voordele van deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, wanneer zo'n instelling of onderneming: • failliet verklaard werd, of • een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of • gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of • niet in staat is, gezien haar financiële positie, de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de CBFA die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds. Het Beschermingsfonds kan eveneens, tegen bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen van zijn financiële middelen, preventief optreden en helpen bij de realisatie van een vereffening, een financiële sanering of een overname van een aangesloten instelling, waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is.
8
1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming Het Beschermingsfonds dekt in het kader van de depositobescherming, a)
de deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen die dergelijke deposito's vertegenwoordigen, wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Unie (met inbegrip van de Noorse en IJslandse kroon); onder bancaire schuldvorderingsbewijzen verstaat men voornamelijk kasbons, obligaties en depositocertificaten en deze vallen enkel onder de dekking wanneer ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling;
b)
geld gehouden bij kredietinstellingen en beursvennootschappen dat bestemd is voor de aankoop van financiële instrumenten of dat afkomstig is van de verkoop ervan, om het even in welke munt de tegoeden zijn uitgedrukt.
1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten Het Beschermingsfonds dekt, in het kader van deze bescherming, de financiële instrumenten (aandelen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen, ... uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beursvennootschap aanhoudt voor rekening van haar cliënten en niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaars. Voor de berekening van de geleden schade worden de financiële instrumenten in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde op de dag die de vaststelling van de deficiëntie voorafgaat. Het eventuele verlies aan waarde van een financieel instrument ten opzichte van zijn aanschaffingsprijs wordt bijgevolg niet gedekt door het Beschermingsfonds.
1.7. Bedrag van de tegemoetkomingen Alle schuldvorderingen van een zelfde rechthebbende op een aangesloten instelling die verband houden met tegoeden die gedekt zijn in het kader van de depositobescherming, worden opgeteld na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds beloopt maximaal € 20.000 voor dit soort van tegoeden. Indien deze rechthebbende eveneens tegoeden aanhoudt die gedekt zijn in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, kan hiervoor ook een tegemoetkoming bekomen worden die eveneens maximaal € 20.000 kan bedragen. Doordat deze tegemoetkomingen cumuleerbaar zijn, kan het bedrag dat het Fonds kan uitkeren aan een deposant of belegger, oplopen tot € 40.000, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die deze cliënt aan een deficiënte instelling heeft toevertrouwd.
9
1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen De precieze voorwaarden waaraan moet voldaan worden om een tegemoetkoming te bekomen zijn vermeld in het tegemoetkomingsreglement dat in bijlage bij dit jaarverslag is gevoegd. De regels die in dit reglement worden uiteengezet handelen voornamelijk over de te volgen procedure, over de definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, over de berekening van het bedrag van die tegemoetkoming en over de uitsluiting van bepaalde schuldeisers (zie volgend punt). De uitbetaling van tegemoetkomingen brengt de indeplaatsstelling mee van het Beschermingsfonds in de rechten van de schuldeisers die het vergoed heeft. Wanneer de schuldeiser slechts voor een deel van zijn vordering schadeloos werd gesteld, kan hij, met betrekking tot hetgeen hem nog verschuldigd blijft, zijn rechten verder uitoefenen ten overstaan van de deficiënte instelling. Bij de uitoefening van deze rechten staat hij in rang gelijk met het Beschermingsfonds.
1.9. De begunstigde van een schadeloosstelling Behoudens enkele welomschreven uitzonderingen komt iedere houder van een rekening met gelden of effecten bij een aangesloten kredietinstelling of beursvennootschap waarvan de deficiëntie is vastgesteld, in aanmerking voor schadeloosstelling. Onder de uitsluitingen vindt men de overheid en haar aanverwante instellingen, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling (bestuurders, aandeelhouders, commissarissen, verbonden vennootschappen, ...) of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Voor zover de toepasselijke reglementaire voorwaarden zijn vervuld, zal iedere deposant of belegger een vergoeding kunnen bekomen van maximum € 20.000 voor de gelden (deposito's, kasbons, ...) die hij bij de deficiënte instelling op rekening heeft, alsook een vergoeding van maximum € 20.000 voor de effecten die hij aan de deficiënte instelling heeft toevertrouwd en die hem niet meer zouden kunnen worden teruggegeven. Iedere cliënt kan maar éénmaal het bedrag van € 20.000 verkrijgen als vergoeding voor zijn gelden, ongeacht het aantal rekeningen waarover zijn schuldvordering t.o.v. de deficiënte instelling is gespreid. Zo ook kan deze cliënt maar éénmaal het bedrag van € 20.000 verkrijgen als vergoeding voor financiële instrumenten, ongeacht de samenstelling en de aard van de effecten die hem niet zouden kunnen worden teruggegeven door de deficiënte instelling.
10
Als verschillende personen (zoals bijvoorbeeld echtgenoten) rechten kunnen doen gelden op tegoeden of effecten die zich op een gemeenschappelijke rekening bevinden, kunnen deze elk afzonderlijk aanspraak maken op een tegemoetkoming van het Beschermingsfonds van € 20.000 maximum voor deposito's en van € 20.000 maximum voor financiële instrumenten die niet kunnen worden teruggegeven.
1.10. Onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling Een onvoorwaardelijk recht op schadeloosstelling is verworven door iedere deposant of belegger van een deficiënte instelling, welk ook het niveau is van de financiële middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt. In de veronderstelling dat deze middelen ontoereikend zouden zijn om alle individuele schadeloosstellingen uit te keren waarop deposanten en beleggers aanspraak kunnen maken, voorziet het Protocol dat bijkomende middelen opgevraagd zullen worden bij de aangesloten instellingen.
1.11. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Deze twee types van beleggingsondernemingen hebben een bijzonder statuut bij het Beschermingsfonds vermits zij geen deposito's mogen opnemen of financiële instrumenten mogen houden voor rekening van hun cliënten. Deze vennootschappen moeten dit verbod daarenboven verplicht ter kennis brengen van hun cliënten en het is gebruikelijk dat het vermeld wordt in de contracten en overeenkomsten die met hen worden afgesloten. In geval van deficiëntie van dergelijke vennootschap zal een schadeloosstellingsaanvraag slechts ontvankelijk zijn als ze afkomstig is van een cliënt die kan aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld zonder weet te hebben gehad van voornoemd verbod.
11
2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2004 2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen, t.w. de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wanneer het gaat om een instelling die is opgericht naar Belgisch recht, dient zij verplicht toe te treden tot de beschermingsregeling van ons land. Door deze toetreding worden haar verplichtingen gedekt jegens haar cliënten, met inbegrip van deze van haar eventuele bijkantoren gevestigd in de andere landen van de Europese Unie. Wanneer het echter gaat om een bijkantoor in België van een kredietinstelling of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie (hierna genoemd "naar EU-recht") worden de verbintenissen van dit bijkantoor gedekt door de beschermingsregeling van het land van herkomst. Een bijkomende toetreding tot de beschermingsregeling in het land van vestiging kan overwogen worden wanneer deze laatste regeling de dekking van het land van herkomst kan aanvullen. Deze toetreding wordt "topping up" genoemd. Wanneer het tenslotte gaat om een bijkantoor van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie (hierna genoemd "naar niet EU-recht") bestaat er een verplichte toetreding tot de Belgische regeling indien het land van herkomst van deze kredietinstelling of beleggingsonderneming geen bescherming biedt die gelijkwaardig is aan deze geboden door onze regeling. In de praktijk nemen alle bijkantoren van instellingen van niet EU-recht deel aan de beschermingsregeling. * Op 31 december 2004 zijn er 67 kredietinstellingen aangesloten bij het Beschermingsfonds, waarvan 58 naar Belgisch recht en 9 bijkantoren van kredietinstellingen naar niet EU-recht. Het aantal beleggingsondernemingen, allen opgericht naar Belgisch recht, bedraagt 69 en is omgedeeld in 36 beursvennootschappen, 30 vennootschappen voor vermogensbeheer en 3 vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten.
12
In 2004 werden 5 instellingen van de lijst van deelnemers geschrapt en werden 3 nieuwe toetredingen geregistreerd. Van het ene jaareinde tot het andere daalt het totaal aangesloten instellingen dus van 138 tot 136. Hierna volgt een overzicht van het aantal aangesloten instellingen op 31 december 2004, vergeleken met de toestand einde vorig jaar. Een volledige lijst van de deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag.
Aantal deelnemers op 31.12.2004
op 31.12.2003
67
69
58
59
Kredietinstellingen Instellingen naar Belgisch recht banken spaarbanken effectenbanken Bijkantoren van een kredietinstelling naar niet EU-recht
38 18 3
37 18 3 9
10
Beursvennootschappen
36
37
Vennootschappen voor vermogensbeheer
30
30
3
2
136
138
Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Totaal aantal deelnemers
Verscheidene kredietinstellingen naar EU-recht zijn actief in ons land. Deze kredietinstellingen nemen niet deel aan het Beschermingsfonds maar de tegoeden die zijn toevertrouwd aan hun bijkantoren te lande worden beschermd door het waarborgsysteem dat is opgericht in het land van oorsprong van de betrokken instelling. Op 31 december 2004 waren er 38 dergelijke bijkantoren geregistreerd in België. Om de juiste draagwijdte van de geboden dekking te kennen, dienen de cliënten zich te richten tot de beschermingsregeling van het betrokken land. De regelingen in de andere EU-lidstaten moeten uiteraard voldoen aan de minimale vereisten voorzien in de EU-richtlijnen. Ofschoon er bepaalde verschillen kunnen zijn in de afbakening van de dekking, is er in alle lidstaten steeds een minimale bescherming ten belope van € 20.000 voor depositohouders enerzijds en voor houders van financiële instrumenten anderzijds.
13
2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds Voor het vijfde opeenvolgende jaar deed er zich geen schadegeval voor onder de bij het Beschermingsfonds aangesloten instellingen. Het enige interventiedossier dat het Beschermingsfonds sinds zijn oprichting diende te openen was dit van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet verklaard werd in 1999. Voor dit faillissement werden door cliënten schadeclaims ingediend voor verliezen geleden ingevolge de niet-teruggave van bij de failliete vennootschap gedeponeerde effecten. In totaal werd een bedrag van € 2,6 miljoen aan schadevergoedingen uitbetaald aan ongeveer 400 beleggers.
2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Dit beheer slaat op interventiedossiers geopend vóór 1999 door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), dat beheerder was van de vorige depositobeschermingsregelingen en waarvan het Beschermingsfonds, in uitvoering van zijn oprichtingswet, bepaalde rechten en verplichtingen heeft overgenomen. Het Beschermingsfonds zette in 2004 het beheer verder van de interventiedossiers geopend in het raam van, enerzijds, de Buitengewone Interventiereserve die de spaarders beschermde van 1975 tot 1984, en anderzijds, de depositobeschermingsregeling van kracht van 1985 tot 1998. In dit stadium behelst het beheer voornamelijk de terugwinning bij de curatoren van gefailleerde instellingen van dividenden die hun oorsprong vinden in de subrogatie van het Beschermingsfonds in de rechten van de vergoede deposanten.
2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Het Beschermingsfonds zette in 2004 het beheer verder van de interventiedossiers die het krachtens zijn oprichtingswet overgenomen heeft van het Interventiefonds van de Beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige vergoedingsregeling voor de cliënten van de beursvennootschappen. In hoofdzaak gaat het hier om schadeloosstellingsprocedures geopend tijdens de periode van 1988 tot 1997, ten gunste van cliënten van de wisselagenten G. Meekels en D. Bernaerts en van de beursvennootschappen Binard-Liénart & Cie, GCV Bogers & C°, Defever Securities en Goethals & C°. Het beheer van deze interventiedossiers spreidt zich over verschillende domeinen: - de toekenning van schadeloosstellingen aan beleggers Verschillende tegemoetkomingsaanvragen ingediend naar aanleiding van de hierboven vermelde deficiënties zijn hangende om administratieve redenen of omwille van een betwisting die al dan niet door de betrokken cliënt voor de hoven en
14
rechtbanken is gebracht. Deze dossiers kunnen eventueel aanleiding geven tot de uitbetaling van een vergoeding wanneer de voorwaarden hiertoe vervuld zijn. Het Beschermingsfonds betaalde in 2004 een totaalbedrag uit van € 1,4 miljoen aan 220 beleggers verdeeld over zes interventiedossiers. Deze vergoedingen werden voornamelijk uitbetaald in het faillissement van de wisselagent Bernaerts. In deze zaak waren de benadeelde cliënten slechts gedeeltelijk vergoed geworden gezien de noodzaak om een deel van de beschikbare financiële middelen in een voorziening onder te brengen. Immers meerdere betwistingen waren voor de Rechtbanken gebracht door cliënten waarvan de schadeloosstellingsaanvraag afgewezen was geweest door het CIF op grond van zijn reglement. De jurisprudentie voortspruitend uit de rechterlijke beslissingen over deze betwistingen stelde het Bestuurscomité van het Beschermingsfonds in staat om, eind 2003, een bijkomende vergoeding toe te kennen waarvan het bedrag vastgesteld diende te worden op grond van de financiële middelen die hierdoor vrijgemaakt konden worden. In 2004 heeft het Beschermingsfonds alle door het CIF geweigerde aanvragen onderzocht en heeft het kunnen vaststellen dat deze weigeringen terecht waren in het licht van genoemde jurisprudentie. De middelen die hierdoor vrijkwamen lieten het Beschermingsfonds toe een bijkomende vergoeding toe te kennen van 32,5 %. De cliënten waarvan de schuldvordering aan de voorwaarden van het CIF voldeed, hebben - rekening gehouden met het faillissementsdividend dat zij eveneens mochten ontvangen - hierdoor hun tegoeden volledig teruggewonnen. Bovendien zullen de middelen die voor dit dossier beschikbaar geworden zijn, de toekenning mogelijk maken in 2005 van een bijkomende vergoeding in hoofde van moratoire interesten.
- de recuperatie van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is, als rechtsopvolger van het CIF, in de plaats getreden in de rechten van de vergoede schuldeisers en heeft aldus recht op een deel van de dividenden die beschikbaar worden tijdens de vereffening van het faillissement. Het Beschermingsfonds volgt bijgevolg aandachtig de vereffeningsverrichtingen van de activa die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren van de betrokken faillissementen. In 2004 kon het Beschermingsfonds aldus een totaalbedrag van € 0,5 miljoen recupereren.
- het beheer van de financiële middelen van het CIF Op het ogenblik van de opheffing van het CIF werden al zijn middelen ter beschikking gesteld van het op hetzelfde moment opgerichte Beschermingsfonds. Deze middelen werden ondergebracht in diverse voorzieningen tot dekking van hetzij hangende schadeloosstellingsaanvragen, hetzij risico's van algemene aard verbonden aan
15
de uitvoering van de opdracht van het CIF. Het Beschermingsfonds is gelast met de opvolging van deze voorzieningen. De voorzieningen worden aangewend ingeval van uitbetaling van tegemoetkomingen en moeten op regelmatige basis gewaardeerd worden op grond van een analyse van de risico's verbonden aan de lopende dossiers.
2.5. Onderzoek van reglementaire beschikkingen Het Beschermingsfonds onderzocht in 2004 bepaalde beschikkingen van het Protocol die verband houden met de financiering van de Interventiereserve die bestemd is om de kostprijs veroorzaakt door zijn interventies op te vangen. Bij de oprichting van het Beschermingsfonds was overeengekomen dat de financiële middelen die ingebracht werden door de vorige beschermingsregelingen terug ter beschikking zouden worden gesteld van de kapitaalinbrengers waarvan de financieringsinspanning een bepaald plafond zou bereikt hebben. Het Beschermingsfonds heeft evenwel vastgesteld dat de teruggave van deze middelen volgens de overeengekomen procedure, zou kunnen geleid hebben naar een substantiële daling van zijn interventiemiddelen en dat het meerdere jaren zou gevergd hebben alvorens de impact van deze teruggave zou verwerkt zijn geweest. Ondanks het relatieve hoge bedrag van de financiële middelen van het Beschermingsfonds, heeft het Bestuurscomité evenwel een afname van de Interventiereserve, die niet veroorzaakt is door een interventie ten gunste van één van zijn leden, willen vermijden. Er werd daarom met de kapitaalinbrengers overeengekomen de terugbetaling van middelen voortkomend uit vorige beschermingsregelingen aan instellingen waarvan de totale financieringsinspanning het voorziene plafond heeft bereikt, te spreiden over 3 jaar a rato van respectievelijk 40 %, 40 % en 20 %. De betrokken beschikkingen van het Protocol werden bijgevolg aangepast met instemming van de aangesloten instellingen. De impact van deze beslissing op de evolutie van de middelen van het Beschermingsfonds is weergegeven op de hiernavolgende grafiek.
Geraamde evolutie van de Interventiereserve 850 miljoenen €
800 750 700 650 600 2003
2004
2005
geraamde standen op 31 december
16
2006
2007
2008
2009
2010
nieuwe regeling (gespreide terugbetaling) vorige regeling (eenmalige terugbetaling)
Deze gelegenheid werd te baat genomen om het Protocol aan te passen aan de concrete ervaring en het in overeenstemming te brengen met eerder door het Bestuurscomité genomen beslissingen. Een van deze beslissingen bestond erin om via een herziene procedure maximale garanties te voorzien voor een correcte kennisgeving aan het Beschermingsfonds van de boekhoudkundige gegevens die als grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse bijdragen. De juistheid van deze gegevens is immers belangrijk voor het onderlinge vertrouwen van de deelnemers aan het systeem, dat in belangrijke mate berust op het principe van solidariteit.
2.6. Internationale samenwerking Het Beschermingsfonds nam in 2004 deel aan de activiteiten van het "European Forum of Deposit Insurers" dat een veertigtal organismen groepeert belast met de bescherming van deposanten. Deze informele organisatie heeft als doel de samenwerking en de uitwisseling van ervaring te bevorderen. In het kader van het forum grepen meerdere contacten plaats tussen het Beschermingsfonds en beschermingsorganen van andere Europese landen en werd er informatie uitgewisseld. Een bijzondere aandacht ging naar de implicaties van grensoverschrijdende bankactiviteiten op de reglementeringen die van kracht zijn in de desbetreffende landen. Het Beschermingsfonds nam in 2004 deel aan de vergelijkende studie, georganiseerd door de Europese Commissie, van de nationale beschermingsregelingen voor beleggers. Deze studie heeft als doel enerzijds een inventaris te maken van deze beschermingsregelingen en anderzijds een analyse uit te voeren van hun performanties en hun soliditeit. Het Beschermingsfonds werkte in 2004 eveneens mee aan het "Financial System Assessment Program" gevoerd door het International Monetair Fonds. Het IMF onderzocht onder meer het optreden van het Beschermingsfonds in relatie met de organisatie van een financieel veiligheidsnet, met het beheer van crisissituaties en met de liquiditeitsvoorziening aan de financiële sector in geval van systemische problemen.
17
3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2004 3.1. Bijdragen van het jaar 2004 De middelen die bestemd zijn voor de financiering van tegemoetkomingen die moeten worden uitgevoerd naar aanleiding van deficiënties van kredietinstellingen of beursvennootschappen, worden jaarlijks verhoogd met bijdragen. Iedere kredietinstelling en beursvennootschap die deelneemt aan het Fonds, is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken: -– een deelbijdrage die 0,175 °/°° bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; -– een deelbijdrage die 0,7 % bedraagt van de positieve bruto-opbrengsten in het voorafgaande jaar, na aftrek van het renteresultaat; -– een deelbijdrage die 0,1 °/°°° bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. Voor de kredietinstellingen is de belangrijkste grondslag voor de berekening van hun bijdrage deze van de deposito's die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. De hierop berekende deelbijdrage vertegenwoordigt meer dan 85 % van de totale bijdrage van deze sector (€ 38,6 miljoen). Voor de beursvennootschappen is de belangrijkste grondslag voor de berekening van de bijdrage deze van de bruto-opbrengsten na aftrek van het renteresultaat. Deze grondslag geeft aanleiding tot een deelbijdrage die ongeveer 70 % vertegenwoordigt van de totale bijdrage van de sector (€ 0,8 miljoen). In totaal bedragen de bijdragen die voor het jaar 2004 aan het Beschermingsfonds gestort werden € 39,4 miljoen wat 3,6 % hoger is dan verleden jaar. De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten dragen niet bij tot de vorming van financiële reserves en dienen enkel te delen in de administratieve kosten van het beheer van het Beschermingsfonds door de storting van een jaarlijkse individuele bijdrage die € 135,55 bedraagt. In 2004 werd aldus een totaalbedrag van € 4.202 door deze vennootschappen aan het Beschermingsfonds gestort.
18
3.2. Verslag over de belegging van de middelen - Beleggingscomité Het Bestuurscomité bepaalt de richtlijnen voor de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité, dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid, van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen. Dit Comité vergadert maandelijks onder leiding van de Voorzitter van het Bestuurscomité en beslist over de beleggingen conform de bepalingen van het organisatiereglement en de algemene richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt periodiek verslag uit over zijn activiteiten aan het Bestuurscomité dat te allen tijde kan tussenkomen en de verrichtingen uitgevoerd door het Beleggingscomité kan bijsturen. - Onderverdeling van de beleggingen Het bij koninklijk besluit goedgekeurde organisatiereglement bepaalt dat, met uitzondering van de liquiditeiten nodig voor de werking van het Beschermingsfonds, de tegoeden voor minstens 75 % moeten belegd worden in schuldvorderingsbewijzen uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap (en bepaalde gelijkgestelde entiteiten). Het resterende saldo kan vervolgens belegd worden in andere financiële instrumenten (aandelen of obligaties genoteerd op een door de Europese Gemeenschap gereglementeerde markt, alsook bepaalde aandelen van gemeenschappelijke beleggingsinstellingen). Zoals blijkt uit onderstaande tabel is ongeveer 86 % van de beschikbare liquiditeiten belegd in effecten uitgegeven door de Belgische Staat (Schatkistcertificaten en OLO's). Ongeveer 4 % is belegd in schuldtitels van de overheid van een andere lidstaat van de Europese Unie. Het gaat om obligaties waarvan de terugbetalingswaarde en de rentevergoeding geïndexeerd worden aan de hand van de evolutie van de Europese inflatie. Het saldo van de middelen is belegd in kapitalisatiebeveks van aandelen (9 %) of termijnrekeningen (1 %).
in miljoenen €
Belegging van de middelen in
op 31.12.2003
op 31.12.2004
Uitgiften met Staatswaarborg
- Schatkistcertificaten
35,6
73,6
(16 %)
- OLO's
312,2
(70 %)
- andere
17,0
(4 %)
14,9
(4 %)
andere financiële instrumenten - Beveks
38,3
(9 %)
30,1
(8%)
2,8
(1 %)
2,6
(1%)
443,9
(100 %)
387,2
termijnrekeningen Totaal
304,-
(9 %) (78 %)
19
(100 %)
- Beleggingen in vastrentende effecten Deze activiteit slaat enerzijds op de beleggingen van vervallen kapitalen en van nieuwe liquiditeiten, gevormd door jaarbijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen, alsook door financiële opbrengsten en, anderzijds, op arbitrageverrichtingen. Rekening gehouden met de structuur van de Interventiereserve, die eveneens een belangrijk bedrag aan middelen bevat die onmiddellijk opgevraagd kunnen worden bij de kredietinstellingen, kan een groot deel van de liquiditeiten belegd worden op middellange en lange termijn. De duration (gemiddelde geactualiseerde looptijd van intereststortingen en kapitaalaflossingen) van de portefeuille bedroeg 4 jaar op 31 december 2004. Het resultaat van 2004 van deze portefeuille wordt gevormd deels door interesten en gelijkgestelde opbrengsten die geboekt worden op basis van de reële rendementen verkregen bij de aankoop van effecten (€ 14,8 miljoen) en deels door meerwaarden gerealiseerd n.a.v. arbitrageverrichtingen (€ 4,2 miljoen). Rekening houdend met de spreiding in de tijd van deze meerwaarden tot op de meest nabije vervaldag van de verkochte of aangekochte effecten, bedraagt het brutorendement van de portefeuille 4,48 %, tegenover 4,64 % voor het voorgaande jaar.
- Beleggingen in niet-vastrentende effecten De enveloppe die besteed kan worden aan beleggingen in financiële instrumenten andere dan schuldtitels van de Staat, en meer bepaald in beveks in roerende waarden met kapitalisatie, wordt jaarlijks door het Bestuurscomité vastgelegd. Voor het jaar 2004 werd de enveloppe vastgelegd op 15 % van de bijdragen van dat jaar. Er werd door het Beleggingscomité beslist deze tranche volledig te beleggen. Er werden bijgevolg globale beveks aangekocht voor € 5,9 miljoen. Een kleine meerwaarde werd geboekt naar aanleiding van enkele herallocatieverrichtingen (verkoop van beveks die een onvoldoende return gaven). Uit de waardering van de portefeuille tegen de marktwaarde op 31 december 2004 blijkt een latente meerwaarde van € 4 miljoen, waarvan € 2,2 miljoen in resultaat werd geregistreerd in de vorm van een terugname van in vorige jaren geboekte waardeverminderingen.
- Performantie van de beleggingen Voor het jaar 2004 bedraagt de totale bruto-return van de belegging van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt + 6,6 %. Ze is de resultante van een return van + 7,2 % voor de beleggingen in obligaties, van + 1,9 % voor de kortetermijnbeleggingen en van + 11,8 % voor de niet-vastrentende effecten. Deze returns houden rekening met de evolutie van de beurswaarde van de betrokken activa.
20
4. Beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 4.1. Samenstelling De Interventiereserve bevat de financiële middelen die beschikbaar zijn om interventies te financieren in het geval dat een kredietinstelling of beleggingsonderneming in gebreke zou blijven. De Interventiereserve bevat enerzijds reserves die overgenomen werden van de vorige beschermingsregelingen en anderzijds een gemeenschappelijke reserve gevormd door nieuwe bijdragen die sinds 1999 worden gestort door de aangesloten kredietinstellingen en beursvennootschappen. De volgorde van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve hangt af van de aard van de instelling waarvoor een tussenkomst wordt gevraagd, maar is gebouwd op het principe van solidariteit tussen de betrokken sectoren (zie punt 4.6. hierna). Het is belangrijk eraan te herinneren dat het totaalbedrag van de Interventiereserve geen bovengrens vormt voor de interventies van het Beschermingsfonds. De beschermingsregeling voorziet immers niet in een plafonnering van het totaalbedrag van de uitkeringen die veroorzaakt worden door de deficiëntie van een deelnemer. In het geval de Interventiereserve ontoereikend zou zijn, dienen de deelnemers bijkomende bijdragen te storten. De tabel hieronder geeft de structuur weer van de Interventiereserve. De inhoud van de diverse compartimenten en de volgorde van opneming worden in de volgende punten besproken.
Interventiereserve
(in miljoenen €) op 31.12.2004
op 31.12.2003
323,4
329,1
Reserve van de kredietinstellingen standby-lijnen "1985-1994"
178,0
184,5
inbreng van fondsen "1995-1998"
128,0
128,0
17,4
16,6
liquiditeiten Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg
73,0
73,0
Reserve van de beursvennootschappen
16,1
11,0
inbreng van fondsen "CIF" liquiditeiten
11,3
10,9
4,8
0,1
Gemeenschappelijke Reserve
282,3
225,9
Totaal van de middelen van de Interventiereserve
694,8
639,0
21
4.2. Reserve van de kredietinstellingen De standby-lijnen zijn afkomstig van de beschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994 en worden gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds. Iedere kredietinstelling zal haar inbreng kunnen terugkrijgen wanneer de som van haar bijdragen in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens overschreden zal hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van haar bijdragen van de laatste drie jaar en voor zover ondertussen deze tegoeden niet gebruikt zullen zijn geweest om een geval van deficiëntie te dekken. De terugbetalingvoorwaarde ging in 2004 in vervulling voor twee kredietinstellingen die hierdoor een bedrag van € 6,5 miljoen teruggestort kregen. De inbreng van fondsen is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was van 1995 tot 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die de instellingen die tot deze regeling waren toegetreden, aan het HWI gestort hadden. Deze fondsen behoren definitief aan het Beschermingsfonds toe. Deze Reserve bevat tenslotte liquiditeiten die door de kredietinstellingen werden ingebracht n.a.v. de oprichting van het Fonds. Deze liquiditeiten nemen toe in 2004 (met € 0,8 miljoen) voornamelijk ingevolge de toekenning van de opbrengst van hun belegging.
4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van de toenmalige openbare kredietinstellingen (OKI) een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist, waarborgpremie genaamd. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen voortkomend uit een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg toegekend. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de huidige beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. De bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. Deze waarborg bedraagt thans € 73 miljoen1. 1 Het initiële bedrag van 3 miljard Belgische frank werd omgezet en afgerond tot € 75 miljoen, in uitvoering van artikel 2 punt 6 van het koninklijk besluit van 20 juli 2000 houdende uitvoering van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteren onder het Ministerie van Financiën. Vervolgens werd het verminderd in 2001, ingevolge de bovenstaande uitdovingsregels, met het deel dat toekwam aan de NKBK.
22
4.4. Reserve van de beursvennootschappen De Reserve van de beursvennootschappen wordt gevormd door een inbreng van fondsen die afkomstig is van de reserves van het CIF en oorspronkelijk € 12,4 miljoen bedroeg. Een bedrag van € 2,1 miljoen werd uit deze reserve gelicht om de nettokostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet werd verklaard in 1999. Aan deze inbreng wordt een deel van de beleggingsopbrengst toegekend (€ 0,4 miljoen in 2004). Het deel dat iedere deelnemer die voorheen lid was van het CIF aanhoudt in deze inbreng zal hem kunnen worden terugbetaald wanneer zijn totale bijdrage in de opeenvolgende regelingen (en na eventuele aftrek van middelen aangewend voor een interventie) de bovengrens zal overschreden hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van zijn bijdragen aan het Beschermingsfonds van de laatste drie jaar. Geen enkele beursvennootschap bevond zich in 2004 in deze situatie. De Reserve bevat verder nog liquiditeiten, gevormd door overtollig geworden bedragen van voorzieningen aangelegd voor vroegere interventiedossiers van het CIF. In 2004 namen deze liquiditeiten toe ingevolge de terugneming van een overtollige voorziening (€ 4 miljoen), de terugwinning van dividenden (€ 0,5 miljoen) en de toekenning van beleggingsinteresten (€ 0,3 miljoen).
4.5. Gemeenschappelijke Reserve Ongeacht de aard van de tegoeden die als grondslag dienen voor de berekening van de bijdragen en ongeacht het statuut van de instelling die de bijdrage stort, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 geboekt in een Gemeenschappelijke Reserve. In 2004 groeide de Gemeenschappelijke Reserve aan door toevoeging enerzijds, van de bijdragen gestort door de deelnemers (€ 39,4 miljoen) en anderzijds, van de opbrengst van haar belegging (€ 17 miljoen).
4.6. Opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve De opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve gebeurt rekening houdend met het principe van de solidariteit tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen. Zo zal, bij een deficiëntie van een kredietinstelling, in eerste instantie een beroep worden gedaan op de middelen afkomstig van vroegere depositobeschermingssystemen ("Reserve van de kredietinstellingen"), vervolgens op de middelen die het Fonds heeft ingezameld sinds 1999 ("Gemeenschappelijke Reserve") en tenslotte op de middelen afkomstig van het CIF ("Reserve van de beursvennootschappen"). Insgelijks zal de deficiëntie van een beursvennootschap aanleiding geven tot de aanwending van deze deelreserves in omgekeerde volgorde, t.w. van de Reserve van de beursvennootschappen, van de Gemeenschappelijke Reserve en van de Reserve van de kredietinstellingen. Er zal slechts een beroep worden gedaan op een deelreserve wanneer de deelreserve die haar voorafgaat in de volgorde van opneming, volledig zal zijn opgebruikt.
23
5. Historisch overzicht 5.1. Overzicht van de activiteiten van het Beschermingsfonds sinds zijn oprichting in 1999 De tabel hiernaast bevat de belangrijkste cijfergegevens die kenmerkend zijn voor de voorbije activiteit van het Beschermingsfonds. Bij de oprichting van het Beschermingsfonds traden er 175 instellingen toe. Vergeleken met deze oorspronkelijke toetredingen daalde het aantal kredietinstellingen en beursvennootschappen, respectievelijk met 28 en 21 eenheden. De andere beleggingsondernemingen, dit zijn de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, waren voorheen geen lid van een beschermingsregeling. Er traden 23 dergelijke beleggingsondernemingen toe in 1999 en hun aantal nam toe met 10 eenheden. Sinds zijn oprichting in 1999 diende het Beschermingsfonds maar één interventiedossier te openen waarin het een 400-tal beleggers vergoedde voor een totaalbedrag van € 2,6 miljoen. In de interventies overgenomen van de vroegere beschermingsregelingen beheerd door het HWI en het CIF werden 564 vergoedingen uitbetaald (verdeeld over ongeveer 500 dossiers) voor een totaal van € 4,3 miljoen. In totaal werden er voor € 6,9 miljoen schadeloosstellingen uitbetaald. De financiële bijdragen van de aangesloten leden bereikten over een periode van 6 jaar een totaalbedrag van € 226,7 miljoen. Het Beschermingsfonds kon daarnaast een totaalbedrag van € 16,1 miljoen recupereren, voor het grootste gedeelte faillissementsdividenden in interventiedossiers waarvoor zijn voorgangers waren tussengekomen. Deze terugwinningen, alsook bepaalde tegoeden voortkomend van de vroegere regelingen, samen € 22,5 miljoen, werden teruggestort aan de financiële instellingen die instonden voor de financiering van die regelingen. Er werd verder een financieel resultaat, na belastingen, van € 68,5 miljoen gerealiseerd door de belegging van de financiële middelen. De Interventiereserve waarin voor € 409,4 miljoen financiële middelen van de vorige beschermingsregelingen werden ingebracht nam toe met € 285,4 miljoen en bereikte aldus einde 2004 een bedrag van € 694,8 miljoen. Deze verhoging is het resultaat van, enerzijds, de inbreng van de opeenvolgende saldi van de resultatenrekening voor een totaal bedrag van € 286,8 miljoen en, anderzijds, de verlaging in 2001 met € 1,4 miljoen van de bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg, die buiten balans geboekt staat.
24
KENCIJFERS 1999-2004 Aangesloten instellingen
Op 15/2/1999
Op 31/12/2004
Periode 1999-2004
kredietinstellingen beursvennootschappen andere beleggingsondernemingen
95 57 23
67 36 33
-28 -21 +10
totaal aantal aangesloten instellingen
175
136
-39
Interventies
Periode 1999-2003*
in 2004
Periode 1999-2004
deficiënties van aangesloten instellingen
1
-
1
aantal schadeloosstellingen uitgekeerd in deze deficiënties
406
-
406
aantal schadeloosstellingen uitgekeerd in vroegere interventiedossiers (HWI en CIF)
344
220
564
totaal aantal uitgekeerde schadeloosstellingen
750
220
970
Resultatenrekening (in miljoenen €)
Periode 1999-2003*
in 2004
Periode 1999-2004
gestorte bijdragen door deelnemers terugwinningen terugbetalingen aan deelnemers
+187,4 +15,6 -16,0
+39,3 +0,5 -6,5
+226,7 +16,1 -22,5
schadeloosstellingen aan deposanten en beleggers aanwending van voorzieningen financieel resultaat (na belastingen) bedrijfskosten
-5,5 +2,5 +49,4 -2,4
-1,4 +5,4 +19,1 -0,6
-6,9 +7,9 +68,5 -3,0
saldo van de resultatenrekening
+231,0
+55,8
+286,8
Interventiereserve (in miljoenen €)
Op 15/2/1999
Op 31/12/2004
Periode 1999-2004
financiële middelen afkomstig van vorige beschermingsregelingen nieuwe financiële middelen sinds 1999
409,4 -
412,50 282,30
+3,1 +282,3
totaal van de financiële middelen
409,4
694,80
+285,4
* voor meer details zie verslag 2003
25
5.2. Historische evolutie van de middelen beschikbaar voor de bescherming van deposanten en beleggers Volgende grafiek geeft de evolutie weer sinds 1985 van de totale middelen die in België beschikbaar werden gesteld voor de bescherming van deposanten en beleggers, hetzij bij het HWI (van 1985 tot 1998), hetzij bij het CIF (van 1991 tot 1998) of zijn rechtsvoorganger de Waarborgkas van de Wisselagenten (van 1986 tot 1990), hetzij bij het Beschermingsfonds (vanaf 1999).
Evolutie van de beschikbare middelen voor de bescherming van deposanten en beleggers 800 middelen gevormd vanaf oprichting Beschermingsfonds
700 middelen afkomstig van vroegere regelingen
in miljoenen EUR
600 500 400 300 200 100 0 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04
op 31 december
Ter nadere informatie kan hieraan toegevoegd worden dat van 1975 tot 1984 de regeling "Buitengewone Interventiereserve" van kracht was voor de bescherming van deposanten, waarbij de sector van de kredietinstellingen en het HWI een totaalbedrag van € 86,8 miljoen ter beschikking stelden. Ingevolge diverse tegemoetkomingen was dit bedrag op 31 december 1984 teruggebracht tot € 44,6 miljoen. Vanaf 1985 namen de middelen die beschikbaar waren voor de bescherming van deposanten en beleggers op gestage wijze toe dankzij de aangehouden financiële inspanningen van de betrokken sectoren en bereikten ze een niveau van bijna € 695 miljoen eind 2004. Deze gunstige evolutie werd mede bewerkstelligd door het ontbreken van ernstige schadegevallen.
26
6. Jaarrekening 2004 6.1. Verslag van de revisoren Overeenkomstig de wettelijke en statutaire bepalingen, brengen wij u verslag uit over de uitvoering van de controleopdracht die ons werd toevertrouwd. Wij hebben de controle uitgevoerd van de jaarrekening, opgesteld onder de verantwoordelijkheid van het Directiecomité van het Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten, hierna het "Beschermingsfonds", over het boekjaar afgesloten op 31 december 2004, met een balanstotaal van EUR 630.818.300,76 en waarvan de resultatenrekening afsluit met een overschot van EUR 55.819.228,78. Wij hebben eveneens de bijkomende specifieke controles uitgevoerd die door de wet zijn vereist. Verklaring zonder voorbehoud over de jaarrekening Onze controles werden verricht overeenkomstig de normen van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. Deze beroepsnormen eisen dat onze controle zo wordt georganiseerd en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat, rekening houdend met de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften met betrekking tot de jaarrekening. Overeenkomstig deze normen hebben wij rekening gehouden met de administratieve en boekhoudkundige organisatie van het Beschermingsfonds, alsook met de procedures van interne controle. De verantwoordelijken van het Beschermingsfonds hebben onze vragen naar opheldering en inlichtingen duidelijk beantwoord. Wij hebben op basis van steekproeven de verantwoording onderzocht van de bedragen opgenomen in de jaarrekening. Wij hebben de waarderingsregels, de betekenisvolle boekhoudkundige ramingen die het Beschermingsfonds maakte en de voorstelling van de jaarrekening in haar geheel beoordeeld. Wij menen dat deze werkzaamheden een redelijke basis vormen voor het uitbrengen van onze verklaring. Bij afwezigheid van specifieke bepalingen werd de structuur van de jaarrekening van het Beschermingsfonds aangepast aan de aard van zijn activiteiten, en refereert de terminologie naar de voorbereidende onderhandelingen die geleid hebben tot de oprichting van het Beschermingsfonds bij Wet van 17 december 1998. De toelichting bij de jaarrekening vermeldt dat de vorderingen van het Beschermingsfonds die voortspruiten uit de indeplaatsstelling van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, geboekt worden in de orderekeningen onder de rubriek "Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen". Naar onze mening, rekening houdend met de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften en de verduidelijkingen vermeld in de twee vorige paragrafen, geeft de jaarrekening afgesloten op 31 december 2004 een getrouw beeld van het vermogen, van de financiële toestand en van de resultaten van het Beschermingsfonds en wordt een passende verantwoording gegeven in de toelichting. Bijkomende verklaringen Wij vullen ons verslag aan met de volgende bijkomende verklaringen die de draagwijdte van onze verklaring over de jaarrekening niet wijzigen: • de cijfermatige gegevens in het activiteitenverslag zijn in overeenstemming met de jaarrekening; • onverminderd formele aspecten van ondergeschikt belang, wordt de boekhouding gevoerd overeenkomstig de toepasselijke wettelijke bepalingen; • wij dienen u geen enkele verrichting of beslissing mede te delen, gedaan of genomen in overtreding met het wettelijk en reglementair kader van toepassing op het Beschermingsfonds; • de voorgestelde resultaatverdeling is in overeenstemming met de afspraken tussen de sectoriële leden van het Beschermingsfonds. Brussel, 22 maart 2005. Het College van Revisoren, Jean-Louis PRIGNON BCBVA Jean-Louis PRIGNON Bedrijfsrevisor
Ludo DE KEULENAER DELOITTE & PARTNERS Bedrijfsrevisoren
27
6.2. Balans en Resultatenrekening
BALANS
31-12-2004 €
31-12-2003 €
441.127.280,28 402.787.200,40 38.340.079,88
384.670.810,10
Vorderingen op ten hoogste één jaar
3.849.928,86
3.849.928,86
Geldbeleggingen
2.780.000,00
2.600.000,00
178.047.529,52 15.456,66 178.032.072,86
184.558.480,43
5.013.562,10
5.160.211,02
630.818.300,76
580.839.430,41
123.946,76
123.946,76
621.780.713,63 323.340.387,50 16.118.772,36 282.321.553,77
565.961.484,85
8.800.978,45 0,00 344.370,65 8.456.607,80
14.320.545,34
104.191,92
427.796,71
8.470,00
5.656,75
630.818.300,76
580.839.430,41
(na resultaatverwerking)
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten Niet-vastrentende effecten
Liquide middelen Rekening-courant Zichtrekeningen bij kredietinstellingen Overlopende rekeningen totaal activa
354.550.093,32 30.120.716,78
13.647,86 184.544.832,57
PASSIVA Kapitaal Interventiereserve Reserve van de Kredietinstellingen Reserve van de Beursvennootschappen Gemeenschappelijke Reserve Voorzieningen voor risico's en kosten Interventies van het Fonds Verbintenissen overgenomen van het HWI Verbintenissen overgenomen van het CIF Schulden op ten hoogste één jaar Overlopende rekeningen totaal passiva
28
329.112.800,12 10.934.510,39 225.914.174,34
0,00 406.192,58 13.914.352,76
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen
31-12-2004 € 39.356.548,53
31-12-2003 €
39.352.346,48 4.202,05
38.015.638,19 38.010.702,02 4.936,17
Terugbetalingen aan toegetreden instellingen
-6.512.759,71
-5.615.462,18
Uitgevoerde tegemoetkomingen
-1.403.013,29
-169.756,60
496.491,35
5.726.362,37
5.519.566,89 -15.560,88 1.475.329,75 4.059.798,02
-65.015,69 -5.912.270,47 5.847.254,78 0,00
-638.151,82
-557.119,21
19.067.408,54 14.786.053,83 4.281.354,71
20.441.892,37 14.429.447,37 6.012.445,00
Terugneming van waardeverminderingen op beleggingsportefeuille 2.219.456,50
2.914.750,49
bijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen bijdragen van andere beleggingsondernemingen
Terugwinningen van schuldvorderingen Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten toevoegingen aanwendingen terugnemingen
Bedrijfskosten Financiële opbrengsten renteopbrengsten meerwaarden n.a.v. realisaties
Financiële kosten
-36.673,11
-27.489,97
-118.729,82
0,00
Belastingen
-2.130.915,28
-2.153.226,05
Te bestemmen resultaat van het boekjaar
55.819.228,78
58.510.573,72
Uitzonderlijke kosten
RESULTAATVERWERKING Toevoeging aan (+) of terugname van (-) de Gemeenschappelijke Reserve
31-12-2004 €
31-12-2003 €
56.407.379,43
56.772.235,23
de Reserve van de Kredietinstellingen
-5.772.412,62
1.022.596,50
de Reserve van de Beursvennootschappen
5.184.261,97
715.741,99
55.819.228,78
58.510.573,72
Totale toevoeging aan de Interventiereserve
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
31-12-2004 €
31-12-2003 €
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen
23.601.509,01
23.783.947,55
Ontvangen waarborgen
73.040.964,65
73.040.964,65
178.032.072,86
184.544.832,57
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden
29
6.3.
Toelichting
De jaarrekening van het Beschermingsfonds wordt opgesteld overeenkomstig de principes van de boekhoudwet van 17 juli 1975 en van het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 m.b.t. de jaarrekening van de ondernemingen. Gezien de specifieke activiteit van het Beschermingsfonds, worden bovendien bepaalde boekhoudprincipes gevolgd die van toepassing zijn in de sector van de kredietinstellingen, meer bepaald voor de registratie en waardering van de financiële activa. De benaming van sommige posten wordt eveneens aangepast ten einde de leesbaarheid van de jaarrekening te verhogen. De waarderingsregels ondergingen geen wijzigingen ten opzichte van het vorige jaar. Ze handelen voornamelijk over de financiële activa en worden in de overeenstemmende rubriek van de toelichting uiteengezet. De verschillende rubrieken van de jaarrekening worden hierna afzonderlijk besproken. Voor meer informatie over de twee hoofdrubrieken van de balans, op de passivazijde de "Interventiereserve" en op de activazijde de "Beleggingsportefeuille" wordt verwezen naar respectievelijk hoofdstukken 3 en 4 van dit verslag.
BALANS (na resultaatverwerking)
Balanstotaal De toename van het balanstotaal bedraagt € 50,- miljoen. Op de passivazijde bevindt deze verhoging zich bij de rubriek "Interventiereserve" waarin de nieuwe middelen werden gestort die ingebracht werden door de kredietinstellingen en beursvennootschappen alsook de netto-inkomsten geboekt naar aanleiding van de belegging van de financiële middelen. Op de activazijde verhoogde de beleggingsportefeuille ingevolge de plaatsing van deze middelen en inkomsten in vastrentende en niet-vastrentende effecten.
30
ACTIVA Beleggingsportefeuille Vastrentende effecten De portefeuille heeft een boekwaarde van € 402,8 miljoen (d.i. een nettoverhoging met € 48,2 miljoen) en is volledig samengesteld uit overheidsfondsen (voornamelijk OLO's en Schatkistcertificaten van de Belgische overheid). De effecten met een resterende looptijd tot één jaar vertegenwoordigen hierin een bedrag van € 73,6 miljoen, t.w. 18 %. Deze effecten (waaronder de geïndexeerde obligaties) worden gewaardeerd volgens de principes die gelden voor de beleggingsportefeuille van de kredietinstellingen. Op het ogenblik van de aankoop worden de effecten geboekt tegen aanschaffingsprijs en vervolgens gewaardeerd op grond van hun actuarieel rendement, berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op vervaldag. De geprorateerde agio's of disagio's t.o.v. de terugbetalingswaarde worden gelijkgesteld met renteopbrengsten. Wat de geïndexeerde obligaties betreft, wordt de inflatievergoeding, berekend op grond van de betrokken inflatie-index die van kracht is op het einde van het jaar, in resultaat geboekt en gevoegd bij de met interesten gelijkgestelde opbrengsten. De marktwaarde van de portefeuille op 31 december 2004 bedraagt € 418,7 miljoen wat een niet-gerealiseerde meerwaarde op de portefeuille inhoudt van € 15,9 miljoen. De totale terugbetalingswaarde van de portefeuille ligt € 3,2 miljoen hoger dan de boekwaarde. Niet-vastrentende effecten Deze portefeuille is volledig samengesteld uit beveks waarvan de inventariswaarde continu wordt berekend. De effecten worden bij aankoop geregistreerd tegen aanschaffingswaarde en vervolgens gewaardeerd tegen inventariswaarde op balansdatum indien deze lager is. De geboekte waardeverminderingen dienen bij een latere stijging van de inventariswaarde te worden teruggenomen. Op grond van de inventariswaarde op 31 december 2004 vertonen sommige beveks een meerwaarde t.o.v. de inventariswaarde van een jaar eerder en dit voor een totaalbedrag van € 4 miljoen. Sommige van die meerwaarden worden vastgesteld voor effecten waarvoor tijdens vorige jaren waardeverminderingen werden toegepast, zodat een bedrag van € 2,2 miljoen terug in resultaat wordt genomen onder de rubriek "Terugneming van vroegere waardeverminderingen".
31
Ingevolge deze terugneming wordt de boekwaarde van de portefeuille op 31 december 2004 gebracht op € 38,3 miljoen. De marktwaarde van de portefeuille bedraagt € 40,1 miljoen en vertoont dus een niet-gerealiseerde meerwaarde van € 1,8 miljoen. Het totaal van de waardeverminderingen die geboekt blijven op 31 december 2004 en die kunnen teruggenomen worden bij een latere stijging van de koersen, bedraagt € 4,4 miljoen. Geldbeleggingen Een relatief klein deel van de middelen wordt beschikbaar gehouden op zeer korte termijn, in de vorm van beleggingen tegen interbancaire voorwaarden.
Liquide middelen - zichtrekeningen bij kredietinstellingen Op deze rekeningen staan de bijdragen van de kredietinstellingen, die deelnamen aan de depositobeschermingsregelingen die van kracht waren van 1985 tot 1994. Deze fondsen zijn tijdelijk ter beschikking gesteld van het Beschermingsfonds. Wanneer de financieringsinspanning van een betrokken instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen een bepaalde limiet heeft bereikt, worden zijn vroegere bijdragen terugbetaald. Deze toestand deed zich voor in 2004 voor twee kredietinstellingen aan wie een totaalbedrag van € 6,5 miljoen werd teruggegeven. PASSIVA Kapitaal Het Beschermingsfonds ontving een kapitaaldotatie van € 123.946,76 die onttrokken is geworden aan het aandeel van de reserves van het HWI die aan de Staat toekwamen n.a.v. de vereffening van deze instelling.
Interventiereserve De Interventiereserve bevat de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt om tegemoetkomingen te financieren n.a.v. deficiënties van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Deze reserve is onderverdeeld in verschillende compartimenten. Hoofdstuk 4 van dit verslag bespreekt de diverse rubrieken van deze reserve, alsook hun modaliteiten en volgorde van aanwending. Het te bestemmen resultaat van het jaar 2004 wordt volledig aan deze reserve toegevoegd zodat ze toeneemt met € 55,8 miljoen.
32
Voorzieningen voor risico's en kosten Deze post bevat: • voorzieningen, voor samen € 0,3 miljoen, tot dekking van verbintenissen die overgenomen werden van het HWI en die betrekking hebben op vroegere interventiedossiers voor kredietinstellingen die deze instelling beheerde vóór de oprichting van het Fonds; • voorzieningen, voor een totaalbedrag van € 8,5 miljoen, tot dekking van verbintenissen overgenomen van het CIF. Deze verbintenissen houden verband met betwiste of hangende schadeloosstellingsaanvragen in het kader van interventiedossiers voor wisselagenten en beursvennootschappen waarvan de deficiëntie zich voordeed vóór de oprichting van het Beschermingsfonds.
Overige posten van de activa- of passivazijde De vorderingen en schulden op ten hoogste één jaar vermelden respectievelijk de diverse debiteuren en crediteuren. Onder de vorderingen bevindt zich een provisioneel bedrag van € 3,8 miljoen te ontvangen van de curatele van het faillissement van wisselagent Meekels. De schulden bevatten te betalen facturen, te storten vergoedingen en enkele terug te betalen bedragen die verband houden met de vroegere depositobeschermingsregelingen. De overlopende rekeningen bevatten op de activazijde de gelopen en niet-ontvangen interesten op de beleggingen in vastrentende effecten en op de passivazijde de geprorateerde kosten.
RESULTATENREKENING Ontvangen bijdragen Deze post bevat de jaarlijkse bijdragen die gestort werden door de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen.
Terugbetalingen aan deelnemers Tegoeden van vorige beschermingsregelingen werden, overeenkomstig het Protocol, teruggestort aan kredietinstellingen waarvan de financieringsinspanning in de opeenvolgende beschermingsregelingen een bepaald niveau heeft bereikt.
33
Uitgevoerde tegemoetkomingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen aan deposanten en beleggers van ingebreke gebleven kredietinstellingen en beursvennootschappen, worden gedurende het jaar van de storting integraal ten laste van de resultatenrekening gebracht. In 2004 hielden deze uitbetalingen haast uitsluitend verband met tegemoetkomingen ten gunste van cliënten van diverse interventiedossiers overgenomen van het CIF.
Terugwinningen van schuldvorderingen De terugbetalingen en schadeloosstellingen door het Beschermingsfonds of door zijn voorgangers brengen de indeplaatsstelling mee in de rechten van de terugbetaalde of vergoede schuldeisers. Vermits de impact van de indeplaatsstelling onzeker is en moeilijk te becijferen op het ogenblik van de uitbetaling van de tegemoetkoming worden eventuele terugwinningen slechts geboekt op het ogenblik dat zij als definitief verworven kunnen worden beschouwd. Het bedrag geboekt onder deze rubriek stemt overeen met de terugwinning in 2004 van dividenden geïnd naar aanleiding van de afsluitingsverrichtingen van faillissementen waarvoor de vroegere beschermingsregelingen voor deposito's (HWI) en voor beleggers (CIF) zijn tussengekomen.
Wijziging van de voorzieningen voor risico's en kosten Deze voorzieningen voor risico's en kosten houden uitsluitend verband met de interventiedossiers overgenomen van het HWI en van het CIF. De wijziging van deze voorzieningen is de resultante van verschillende bewegingen. Enerzijds worden deze voorzieningen aangewend tot dekking van uitbetalingen aan cliënten van in gebreke gebleven instellingen (€ 1,4 miljoen) en van uitzonderlijke kosten overgenomen van deze vroegere beheerders (€ 0,1 miljoen). Anderzijds kon een voorziening teruggenomen worden ten belope van € 4 miljoen, op grond van de waardering van een specifieke risico dat verband houdt met een interventie van het CIF. Het bedrag van deze terugneming werd vervolgens aan de Interventiereserve overgedragen.
Bedrijfskosten Deze rubriek bevat de vergoeding verschuldigd aan de Nationale Bank van België voor het administratief beheer van het Beschermingsfonds, en diverse werkingskosten waaronder voornamelijk erelonen betaald in het kader van het beheer van betwiste tegemoetkomingsaanvragen, overgenomen van de beheerders van de vroegere beschermingsregelingen.
34
Financiële opbrengsten De renteopbrengsten zijn de interesten en gelijkgestelde opbrengsten van de portefeuille vastrentende effecten, van de termijndeposito's en van de rekening-courant (€ 14,8 miljoen). De arbitrageverrichtingen in OLO's en beveks hebben aanleiding gegeven tot meerwaarden voor respectievelijk € 4,2 miljoen en € 0,1 miljoen.
Terugneming van waardeverminderingen op de beleggingsportefeuille De portefeuille niet-vastrentende effecten bevat beveks waarvoor op het einde van het jaar latente meerwaarden worden vastgesteld. Sommige van deze meerwaarden compenseren de waardeverminderingen die uitgevoerd werden naar aanleiding van het opstellen van vorige balansen. Deze waardeverminderingen moeten bijgevolg in 2004 worden teruggenomen ten belope van € 2,2 miljoen.
Financiële kosten Deze kosten worden hoofdzakelijk gevormd door de bewaarlonen voor de portefeuilles met financiële activa.
Uitzonderlijke kosten Deze uitgave vloeit voort uit de overname van de verbintenissen van het CIF, waaronder de toekenning van pensioenvervangende uitkeringen aan wisselagenten die lid waren geweest van de Waarborgkas van de Wisselagenten (CGW).
Belastingen Onder deze rubriek staat de roerende voorheffing geboekt die ingehouden werd op de interesten ontvangen uit de beleggingen. * *
*
35
RESULTAATVERWERKING 2004 Het te verwerken resultaat van het boekjaar bedraagt € 55,8 miljoen. Overeenkomstig de beschikkingen van het Protocol van 12 februari 1999, afgesloten met de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, wordt dit resultaat als volgt verwerkt.
€ 56.407.379,43
Toevoeging aan de Gemeenschappelijke Reserve
Deze toevoeging is samengesteld uit, enerzijds, de bijdragen in 2004 gestort door kredietinstellingen en beursvennootschappen (€ 39.352.346,48) en, anderzijds, uit de netto-beleggingsopbrengst van de middelen van de Interventiereserve (€ 17.055.032,95)
Terugname van de Reserve van de kredietinstellingen
€
- 5.772.412,62
Van deze reserve wordt er een bedrag van € 6.512.759,71 teruggenomen ingevolge de teruggave van middelen voortkomend van de vorige depositobeschermingsregeling, die van kracht was van 1985 tot 1994. Daarnaast wordt deze Reserve verhoogd met het bedrag dat teruggewonnen kon worden in het raam van een eerdere interventie van het HWI (€ 26.534,92), met de terugname van een overtollig geworden voorziening (€ 56.894,41) en met het bedrag van de netto-beleggingsopbrengst van de middelen voortkomend van vorige depositobeschermingsregelingen (€ 656.917,76).
Toevoeging aan de Reserve van de beursvennootschappen
€ 5.184.261,97
De Reserve wordt verhoogd met de netto-beleggingsopbrengst van beschikbare middelen ingebracht door het CIF (€ 757.815,29), met terugwinningen in het raam van interventies van het CIF (€ 469.956,43) en met de terugname van voorzieningen die risico's dekken verbonden aan deze interventies (€ 4.002.903,61). Verder droeg deze Reserve niet-geprovisioneerde schadeloosstellingen (€ 46.413,36).
Totaalbedrag van de toevoeging aan de Interventiereserve * *
36
*
€ 55.819.228,78
POSTEN BUITEN-BALANSTELLING
Indeplaatsstelling ingevolge tegemoetkomingen De schuldvorderingen die voortspruiten uit de indeplaatsstelling in de rechten van de deposanten en beleggers die het Beschermingsfonds, of voorheen het HWI of het CIF, terugbetaalde of vergoedde, worden buiten balans vermeld. Het mechanisme van indeplaatsstelling kan aanleiding geven tot gedeeltelijke terugwinningen in de vorm van vereffenings- of faillissementsdividenden. Vermits de omvang hiervan niet op voorhand te bepalen is, wordt er met deze eventuele terugwinningen slechts rekening gehouden op het ogenblik dat ze als definitief kunnen beschouwd worden. Het bedrag dat geboekt is onder deze rubriek stemt bijgevolg overeen met de uitbetalingen aan deposanten en beleggers in tegemoetkomingsdossiers waarvan de vereffening of het faillissement nog niet werd afgesloten, na aftrek van ontvangen of als verschuldigd geboekte dividenden.
Ontvangen waarborgen Een speciale en tijdelijke Staatswaarborg werd toegekend. Deze waarborg zal spelen indien zich een geval van deficiëntie zou voordoen met een voormalige openbare kredietinstelling die werd geprivatiseerd. Het bedrag van deze waarborg werd aangepast krachtens het koninklijk besluit van 20 juli 2000 houdende de invoering van de euro in de wetgeving (zie p. 22).
Activa waaraan voorrechten zijn verbonden De wet van 17 december 1998 die het Beschermingsfonds opricht, verleent aan bepaalde schuldvorderingen die het Fonds heeft op de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen, een bijzonder voorrecht op hun roerende goederen. Dit voorrecht, dat in concreto van toepassing is op de bijdragen die van 1985 tot 1994 gestort werden op de zichtrekeningen geopend bij de kredietinstellingen, is ingeschreven op de lijst van voorrechten vastgesteld door de hypotheekwet van 16 december 1851.
______________________
37
38
BIJLAGEN
39
Bijlage 1 Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds gecoördineerde versie van de publicaties in het Belgisch Staatsblad van 15 februari 1999 en 13 juli 2000 HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO’S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN 1. Het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten, hierna ”het Fonds” genoemd, deelt mee dat het een nieuwe beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten heeft ingesteld conform de artikelen 110 en volgende van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, en de artikelen 112 en volgende van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. 2. Die nieuwe regeling vloeit voort uit de goedkeuring van de wet van 17 december 1998 tot oprichting van een Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten en tot reorganisatie van de beschermingsregelingen voor deposito’s en financiële instrumenten, en de ondertekening van een protocol met de vertegenwoordigers van de kredietinstellingen, van de beursvennootschappen en van de vennootschappen voor vermogensbeheer. Zij vervangt op de datum voorzien in punt 67 de depositobeschermingsregeling die het Herdiscontering- en Waarborginstituut op 4 januari 1995 heeft ingesteld, alsook de beleggersbeschermingsregeling die het Interventiefonds van de beursvennootschappen beheert. HOOFDSTUK 2 : KREDIETINSTELLINGEN, BEURSVENNOOTSCHAPPEN, VENNOOTSCHAPPEN VOOR VERMOGENSBEHEER EN VENNOOTSCHAPPEN VOOR PLAATSING VAN ORDERS IN FINANCIËLE INSTRUMENTEN NAAR BELGISCH RECHT
Afdeling 1 : Financiering 3. De kredietinstellingen en de beursvennootschappen naar Belgisch recht leggen bij het Fonds een Interventiereserve aan die wordt gestijfd door de gewone jaarlijkse bijdragen van die kredietinstellingen en beursvennootschappen, die ten dele worden berekend op basis van hun omzet buiten het renteresultaat en ten dele op basis van hun verbintenissen tegenover de deposanten en de beleggers. 4. Het Bestuurscomité van het Fonds kan bijkomende bijdragen opvragen die, per kalenderjaar, niet meer bedragen dan het dubbele van de gewone jaarlijkse bijdragen, als de beschikbare middelen van het Fonds niet volstaan voor de financiering van een tegemoetkoming. 5. De beschikbare middelen van de vorige depositobeschermingsregelingen bij kredietinstellingen alsook een dotatie van vijfhonderd miljoen van de vorige beleggersbeschermingsregeling worden in de Interventiereserve ingebracht. 6. De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten betalen het Fonds, via jaarlijkse stortingen, de tegemoetkomingen terug die het Fonds verstrekt ingeval een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten in gebreke blijft of dreigt te blijven. Afdeling 2 : Verbintenis van het Beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten 7. Bij deficiëntie van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in finan-
40
ciële instrumenten die het voornoemde protocol heeft ondertekend, verbindt het Fonds zich ertoe : a) in het kader van de bescherming van deposito’s, de door de deficiënte kredietinstelling verschuldigde deposito’s en daarmee gelijkgestelde bancaire schuldvorderingsbewijzen, alsook de door de deficiënte beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde deposito’s terug te betalen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld ; b) in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, de houders van de door de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten verschuldigde financiële instrumenten schadeloos te stellen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die hieronder wordt vastgesteld. 8. Er is sprake van deficiëntie als bedoeld in punt 7, wanneer een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten failliet werd verklaard of een verzoek heeft ingediend om dan wel gedagvaard is voor een gerechtelijk akkoord, of wanneer de Commissie voor het Banken Financiewezen, ook al is er geen vonnis van faillietverklaring, noch een verzoek om of dagvaarding voor een gerechtelijk akkoord, het Fonds ter kennis heeft gebracht dat zij heeft vastgesteld dat die instelling of onderneming, gezien haar financiële positie, de terugbetaling, levering of teruggave van een opeisbaar tegoed heeft moeten weigeren en niet meer in staat is om dergelijke tegoeden onmiddellijk noch binnen afzienbare termijn terug te betalen, te leveren of terug te geven. Afdeling 3 : Definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming Onderafdeling 1 : Tegoeden bij een kredietinstelling 9. De tegoeden bij een kredietinstelling komen in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, wanneer zij voortvloeien uit : a) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap ; het saldo van elektronische eenheden die op vooraf betaalde, door een kredietinstelling uitgegeven kaarten zijn geladen, wordt gelijkgesteld met een deposito van fondsen; b) deposito’s van fondsen, uitgedrukt in de munt van een andere Staat, voor zover het gaat om deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen ; als de fondsen niet zijn gedeponeerd op een contantenrekening die exclusief is gekoppeld aan de werking van een effectenrekening, wordt het bewijs geleverd door aankooporders, die, rekening houdend met de marktvoorwaarden, realistisch zijn, of door verkoopborderellen voor financiële instrumenten die dateren van minder dan twaalf maanden vóór de deficiëntie waarvan sprake in punt 8;. c) kasbons, obligaties of andere bancaire schuldvorderingsbewijzen, uitgedrukt in euro of in de munt van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die zijn
uitgegeven door de deficiënte kredietinstelling en voldoen aan de voorwaarden vastgesteld in punt 23. 10. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een kredietinstelling worden gehouden voor rekening van cliënten, en die kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen die voor rekening van derden worden gehouden door een deficiënte kredietinstelling die er niet de emittent van is, en die deficiënte kredietinstelling niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 2 : Tegoeden bij een beursvennootschap 11. De tegoeden bij een beursvennootschap komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, wanneer zij voortvloeien uit deposito’s bestemd voor de verwerving van financiële instrumenten of voor terugbetalingen. 12. De financiële instrumenten in de zin van artikel 1 van de wet van 6 april 1995 komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, in aanmerking voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als zij door een beursvennootschap worden gehouden voor rekening van cliënten, en die beursvennootschap niet in staat is ze te leveren of terug te geven. Onderafdeling 3 : Tegoeden bij een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 13. De tegoeden waarvan sprake in de punten 11 en 12, komen, binnen de grenzen, onder de voorwaarden en op de wijze die in de punten 14 tot 52 wordt vastgesteld, naar gelang van het geval in aanmerking voor een terugbetaling of een schadevergoeding, respectievelijk in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, als die tegoeden aan een vennootschap voor vermogensbeheer of aan een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten zijn toevertrouwd door een cliënt die te goeder trouw handelde en zonder weet te hebben van het verbod voor die vennootschappen om deposito’s van cliënten of financiële instrumenten in bezit van die cliënten, in ontvangst te nemen, te houden of te bewaren. Afdeling 4 : Bedrag van de tegemoetkomingen 14. Het Fonds verleent een terugbetaling voor de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 15. Het Fonds verleent een schadevergoeding aan de houders van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, tot een maximum van 20.000 euro per rechthebbende. Dat bedrag wordt teruggebracht tot 15.000 euro voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld. 16. De tegemoetkomingen worden betaald in euro. Tot 31 december 2001 kunnen de begunstigden vragen dat de tegemoetkomingen in Belgische frank worden betaald. In dat geval gebeurt de omrekening op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoers die door de Raad van de Europese Unie is vastgelegd conform
artikel 109 L, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. 17. De tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen en afkomstig zijn van verbintenissen van in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, worden op dezelfde wijze, naar gelang van het geval, terugbetaald of vergoed als tegoeden die afkomstig zijn van verbintenissen van de Belgische vestigingen en agentschappen. 18. Voor de tegoeden bij bijkantoren van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht die zijn gevestigd in een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wordt geen dekking verleend, tenzij het Bestuurscomité van het Fonds dat beraadslaagt en beslist bij tenminste drievierde meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden, in individuele gevallen anders beslist. 19. Voor de gevallen van deficiëntie die tot 31 december 1999 worden vastgesteld, wordt het bedrag dat bij een tegemoetkoming aan de houders van tegoeden bij de in de punten 17 en 18 bedoelde bijkantoren wordt uitgekeerd in het kader van de depositobescherming of in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, zo nodig beperkt tot het bedrag van de dekking die door de overeenstemmende beschermingsregeling is gewaarborgd in het vestigingsland van het bijkantoor, voor gelijkaardige kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. 20. In afwijking van punt 16 worden de in de punten 17 en 18 bedoelde tegemoetkomingen verleend in de munt van het vestigingsland van het bijkantoor, wanneer het gaat om een Lid-Staat die de gemeenschappelijke munteenheid niet heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap dan wel een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap. 21. Het Bestuurscomité van het Fonds kan de inhoud van de punten 9 tot 15, 17 tot 19 en 22 tot 36 wijzigen, daarbij met name rekening houdend met de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten of de evolutie van het Europees recht inzake depositobescherming of beleggerscompensatie. Die wijzigingen blijven zonder gevolgen voor de reeds geopende tegemoetkomingsprocedures. Afdeling 5 : Berekening van de tegemoetkomingen 22. Alle schuldvorderingen van eenzelfde persoon op dezelfde kredietinstelling, dezelfde beursvennootschap, dezelfde vennootschap voor vermogensbeheer, dezelfde vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten of op dezelfde failliete boedel die in aanmerking komen voor hetzij een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, hetzij een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden opgeteld, per categorie, na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. 23. De kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), worden in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming, voorzover ze op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende kredietinstelling of, als dergelijke effecten bij de emittent niet op een rekening of in open bewaargeving kunnen worden gehouden, bij de door de emittent aangestelde instelling. Als de voormelde effecten minder dan één maand vóór de deficiëntie op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn
41
gegeven, worden zij slechts in aanmerking genomen als de houder bewijst dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. Niet op naam gestelde kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingen die in punt 9 c), worden bedoeld en die zijn uitgegeven door het Beroepskrediet of door een tot zijn net toegetreden kredietvereniging worden in aanmerking genomen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming voor zover ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij het Beroepskrediet of bij één van deze verenigingen. Wanneer diezelfde effecten zijn uitgegeven door kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de wet van 22 maart 1993, worden ze in aanmerking genomen, ongeacht of ze op een rekening zijn geboekt of in open bewaring zijn gegeven bij de centrale instelling dan wel bij één van de aangesloten instellingen. 24. Wanneer de kasbons, obligaties en andere bancaire schuldvorderingsbewijzen als bedoeld in punt 9 c), of de financiële instrumenten hetzij op naam zijn gesteld van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, hetzij op een rekening zijn geboekt of in open bewaargeving zijn gegeven op naam van een andere persoon dan de rechthebbende van die tegoeden, worden zij slechts in aanmerking genomen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming of voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, naar gelang van het geval, als de houder ervan bewijst dat hij er eigenaar van geworden is krachtens een vóór de datum van deficiëntie verworven recht. 25. De tegoeden die in aanmerking komen voor terugbetaling in het kader van de depositobescherming, worden in aanmerking genomen voor hun bedrag in hoofdsom of voor hun nominale waarde, voor de vervallen of gelopen opbrengsten en voor de waarde van hun eventuele nevenopbrengsten, op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 26. De tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, worden in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde, of, bij gebrek aan een marktwaarde en als het schuldvorderingsbewijzen zijn, ten belope van hun terugbetalingswaarde, vermeerderd met de gelopen interesten, of, nog meer in bijkomende orde, ten belope van hun geraamde realisatiewaarde, steeds op de laatste dag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. Voor de genoteerde financiële instrumenten wordt de marktwaarde vastgesteld op basis van de gemiddelde koers op de laatste dag waarop zij genoteerd waren vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 27. De tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming en zijn uitgedrukt in de munt van een LidStaat die de gemeenschappelijke munteenheid heeft aangenomen overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, worden in euro omgerekend op basis van de onherroepelijk vastgestelde omrekeningskoersen die door de Raad van de Europese Unie zijn vastgelegd conform artikel 109 L, lid 4 van het voornoemde Verdrag. De tegoeden die zijn uitgedrukt in de munt van een andere Staat, worden in euro omgerekend op basis van de gemiddelde marktkoers op de laatste marktdag vóór de dag waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 28. De tegoeden op een contanten- of effectenrekening waarop ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden als leden van een vereniging, een groepering of een onverdeeldheid zonder rechtspersoonlijkheid, worden, behalve in de gevallen bedoeld in punt 29 hierna, beschouwd als toebehorend aan één enkele persoon ; als de identiteit van de personen die rechten kunnen doen gelden op de voormelde tegoeden evenwel is of kan worden vastgesteld, wordt het gedeelte dat aan elk
42
van hen toekomt in aanmerking genomen ; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 29. Wanneer ten minste twee personen rechten kunnen doen gelden op het integrale bedrag van tegoeden op een contanten- of effectenrekening en hiervoor de handtekening volstaat van één van die personen, die handelt in een andere hoedanigheid dan als lasthebber, wordt voor die tegoeden een terugbetaling of een schadevergoeding verleend op grond van het aandeel dat toekomt aan elke rechthebbende op die tegoeden; als het tegendeel niet is bewezen, worden de rechthebbenden geacht eenzelfde aandeel te hebben. 30. De tegoeden op rekeningen, geopend op naam van beoefenaars van niet-financiële beroepen, die uitsluitend middelen van derden bevatten en uitsluitend voor verrichtingen met deze middelen worden gebruikt, worden slechts als schuldvorderingen van deze derden erkend wanneer de betrokken rekeningen zijn onderverdeeld in subrubrieken op naam van deze derden in de boekhouding van de instelling die optreedt als bewaarder of wanneer het aandeel van deze derden door de houder van de rekening wordt aangetoond op basis van de mededelingen bij stortingen, overschrijvingen en opvragingen. 31. De andere tegoeden dan bedoeld in punt 30, die worden gehouden door een persoon die optreedt in eigen naam maar voor rekening van een derde, worden beschouwd als toebehorend aan deze derde, wanneer die gekend of identificeerbaar was op het ogenblik waarop de deficiëntie zich heeft voorgedaan. 32. De tegoeden op rekeningen met subrubrieken op naam van individuele cliënten, die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, tweede lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, beschouwd als tegoeden van die cliënten. 33. De tegoeden op gezamenlijke cliëntenrekeningen die door een beursvennootschap zijn geopend bij een instelling die optreedt als bewaarder met toepassing van artikel 77, § 2, eerste lid van de wet van 6 april 1995, worden, bij deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder, eveneens beschouwd als tegoeden van de cliënten van die beursvennootschap. Het aandeel van elke cliënt in de tegoeden op de gezamenlijke cliëntenrekeningen die door de beursvennootschap zijn geopend bij de deficiënte instelling die optreedt als bewaarder, wordt verhoudingsgewijs bepaald na aftrek van de bedragen die toekomen aan de beursvennootschap en de in punt 32 bedoelde tegoeden. 34. De tegemoetkomingen waarvan sprake in de punten 32 en 33 worden aan de betrokken cliënten betaald tegen ondertekening van een kwijting waardoor a) de schulden van de beursvennootschap ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden worden kwijtgescholden ; b) de beursvennootschap haar eventuele vorderings- en terugvorderingsrechten overdraagt aan het Fonds, ten belope van het door het Fonds betaalde bedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden; c) de cliënt ermee instemt om het door het Fonds betaalde tegemoetkomingsbedrag met betrekking tot de in de punten 32 en 33 bedoelde tegoeden, af te trekken van de tegemoetkoming waarop hij aanspraak zou kunnen maken in het kader van de depositobescherming ingeval de beursvennootschap in gebreke zou blijven als gevolg van de deficiëntie van de instelling die optreedt als bewaarder. 35. Wanneer de houder van tegoeden schulden of verbintenissen heeft tegenover de deficiënte kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbe-
heer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvoor geen schuldvergelijking mogelijk is als bedoeld in punt 22, wordt de terugbetaling pas verricht na aftrek van het bedrag ervan, behalve wanneer deze schulden en verbintenissen worden gewaarborgd door andere door het Fonds toereikend geachte zekerheden dan de tegoeden waarvoor een tegemoetkoming wordt gevraagd. Afdeling 6 : Uitsluitingen 36. Het Fonds verleent geen terugbetaling of schadevergoeding voor : 1° de tegoeden van ondernemingen en instellingen die tot de volgende categorieën behoren : a) de kredietinstellingen en de beleggingsondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht die handelen in eigen naam en voor eigen rekening ; b) de financiële instellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, § 1, 5° van de wet van 22 maart 1993 en soortgelijke financiële instellingen die in het buitenland zijn gevestigd ; c) de Belgische ondernemingen die vallen onder de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de Belgische pensioenfondsen en instellingen die niet onder die wet vallen en de buitenlandse ondernemingen met een gelijkaardig bedrijf in de verzekerings- en pensioensector ; d) de Belgische en buitenlandse instellingen voor collectieve belegging ; e) de vennootschappen of ondernemingen naar Belgisch recht of naar het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die een zodanige omvang hebben dat zij geen verkorte balans mogen opstellen overeenkomstig artikel 11 van de vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978, genomen op de grondslag van artikel 54, lid 3, punt g) van het Verdrag, betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, alsook de vennootschappen of ondernemingen met een gelijkaardige omvang die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap ; 2° de tegoeden van de Staten, van de Belgische Gemeenschappen, Gewesten, provincies en gemeenten, van gelijkaardige buitenlandse overheden, van alle Belgische of buitenlandse instellingen van openbaar nut die onder die autoriteiten ressorteren en van de verenigingen die zij onderling hebben opgericht ; 3° de tegoeden van bestuurders, zaakvoerders en andere personen die in feite of in rechte deelnemen aan het effectieve bestuur van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, de tegoeden van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten en de personen of vennootschappen die rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 % bezitten in het kapitaal van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, alsook de tegoeden van de personen die belast zijn met het wettelijk toezicht op de rekeningen of op de boekhouding van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; 4° de tegoeden van andere ondernemingen van de groep waartoe de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten behoort ; onder groep wordt het geheel van ondernemingen verstaan die de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten rechtstreeks of onrechtstreeks controleren, alsook de dochtervennootschappen van
5°
6°
7°
8°
die ondernemingen en van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden waarvoor de cliënt van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten individueel betere rentetarieven en financiële voordelen heeft verkregen dan tijdens diezelfde periode werden toegekend voor tegoeden van dezelfde aard, in dezelfde munt, uit dezelfde categorie, met dezelfde looptijd en voor hetzelfde bedrag, en die hebben bijgedragen tot de verslechting van de financiële positie van de kredietinstelling, de beursvennootschap, de vennootschap voor vermogensbeheer of de vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten; de tegoeden die voortkomen uit transacties waarvoor een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, die in kracht van gewijsde is gegaan, wegens het witwassen van geld, in België in de zin van de wet van 11 januari 1993, of in het buitenland in de zin van artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld; de verplichtingen die voortvloeien uit het onderschrijven van handelspapier, zoals eigen accepten en promessen; wat de kredietinstellingen betreft, de tegoeden, inzonderheid de achtergestelde vorderingen, die behoren tot de categorieën vermeld in artikel 2 van richtlijn 89/299/EEG van de Raad van 17 april 1989 betreffende het eigen vermogen van kredietinstellingen, zonder evenwel rekening te houden met de beperkende voorwaarden van die bepaling, alsook de tegoeden vermeld in artikel 3 van diezelfde richtlijn.
Afdeling 7 : Tegemoetkomingsprocedure 37. Het Fonds maakt in het Belgisch Staatsblad bekend dat zich een deficiëntie voordoet en welke termijnen zijn vooropgesteld om de tegemoetkomingen te betalen. Het Fonds maakt diezelfde informatie openbaar in de vestigingslanden van de bijkantoren van kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer of vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht waarvan de verbintenissen door de Belgische regeling zijn gedekt, op de aldaar officiële of gebruikelijke wijze. 38. Behalve in het geval waarin een houder van tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, om gewettigde redenen aanvaard door het Fonds, niet in staat was om zijn tegemoetkomingsaanvraag tijdig in te dienen, moeten de tegemoetkomingsaanvragen, op straffe van verval, bij het Fonds worden ingediend uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van 2 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een terugbetaling in het kader van de depositobescherming en van 5 maanden voor de tegoeden die in aanmerking komen voor een schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. De termijn loopt vanaf de in punt 37 bedoelde bekendmaking door het Fonds dat zich een deficiëntie voordoet. Het Fonds kan die termijnen verlengen. Het maakt zijn beslissing bekend overeenkomstig punt 37. 39. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord moet de schuldeiser bij de betrokken organen aangifte hebben gedaan van zijn schuldvordering en mag voor de schuldvordering nog geen uitkering in een faillissement noch krachtens een gerechtelijk akkoord zijn geschied. 40. In het geval van kredietinstellingen die een federatie vormen in de zin van artikel 61 van de voornoemde wet van 22 maart 1993 of voor de verbintenissen van een kredietinstelling waartoe één of meer andere kredietin-
43
stellingen hoofdelijk verbonden zijn, dient het Fonds pas een financiële tegemoetkoming te verlenen nadat de cliënten eerst tevergeefs, naar gelang van het geval, een terugbetaling, een teruggave of een schadeloosstelling van hun tegoeden hebben gevorderd van, respectievelijk, de centrale instelling van de federatie of de hoofdelijk verbonden instellingen. 41. Het Fonds keert de tegemoetkomingen uit binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de datum van de deficiëntie, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de depositobescherming, en binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop is vastgesteld dat de vordering voor een tegemoetkoming in aanmerking komt en het bedrag ervan is bepaald, voor tegoeden die daarvoor in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 42. In zeer uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen beslissen de in punt 41 bedoelde termijnen te verlengen voor de betaling van de tegemoetkomingen met betrekking tot een welbepaalde kredietinstelling, beursvennootschap, vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De Commissie kan ten hoogste driemaal een verlenging toestaan van de termijn voor de betaling van de tegemoetkomingen die worden verleend in het kader van de depositobescherming ; elke verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Zij kan slechts eenmaal een verlenging toestaan van de termijn voor de uitkering van de schadevergoeding in het kader van de bescherming van financiële instrumenten ; die verlenging mag niet meer dan 3 maanden bedragen. Het Fonds maakt de beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen openbaar overeenkomstig punt 37. 43. Het Fonds verleent geen tegemoetkoming aan een houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, als hij, voor de toepassing van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, valse verklaringen zou hebben afgelegd of fraude zou hebben gepleegd, inzonderheid in verband met deze regeling of met de geldende wetten en besluiten voor de kredietinstellingen, de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer of de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, dan wel voor de relaties tussen die instellingen en vennootschappen en hun cliënteel. 44. Niettegenstaande de in de punten 41 en 42 bepaalde termijnen, kan het Fonds, als de cliënt de gevraagde gegevens voor het onderzoek van zijn aanvraag om terugbetaling of schadevergoeding niet verstrekt, dan wel bij twijfel over de gegrondheid van de gegevens waarop die aanvraag steunt, de uitkering van de tegemoetkoming opschorten, tot de gevraagde gegevens worden verstrekt dan wel tot het bewijs wordt geleverd dat de hierboven bedoelde gegevens gegrond zijn. Bij faillissement of gerechtelijk akkoord kan het Fonds de uitkering van de tegemoetkoming opschorten tot de vordering mag worden opgenomen in het passief van het faillissement of het gerechtelijk akkoord. 45. De tegemoetkoming kan slechts worden betaald voorzover : 1° de houder van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, de uitdrukkelijke en gelijktijdige in-de-plaatstreding van het Fonds aanvaardt in zijn schuldvordering en eventuele terugvorderingsrechten; 2° de houder, ingeval hij slechts gedeeltelijk wordt terugbetaald of vergoed, in afwijking van artikel 1252 van het Burgerlijk Wetboek aanvaardt zijn rechten, voor wat hem nog verschuldigd blijft, uit te oefenen in rang gelijk met het Fonds; 3° de houder de verklaringen ondertekent over de vereiste voorwaarden voor de betaling van de tegemoetkomingen;
44
4° de houder de tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, overdraagt aan het Fonds in het vooruitzicht van zijn tegemoetkoming en de eventuele daaruit volgende procedures. Het Fonds beheert de aldus overgedragen tegoeden in het gezamenlijk belang van de houder en van zichzelf. Het stort aan de houder wat het heeft teruggewonnen, na aftrek van het bedrag van de uitgekeerde tegemoetkoming. 46. Tot een gerechtelijke beslissing is genomen die in kracht van gewijsde is gegaan, schorst het Fonds de terugbetaling of vergoeding van tegoeden die daarvoor in aanmerking komen, wanneer hun houder of één van hun houders of enige andere persoon die rechten kan doen gelden op die tegoeden, is beschuldigd van een misdrijf in verband met witwassen van geld, waarvan de betrokken tegoeden worden vermoed afkomstig te zijn, als bedoeld, in België, in artikel 3 van de wet van 11 januari 1993 of als bedoeld, in het buitenland, in artikel 1 van richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld. Afdeling 8 : Beperkingen op de uitvoering van de verbintenissen van het Fonds 47. Wanneer het Fonds van oordeel is dat de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten niet zullen volstaan om alle tegoeden die daarvoor in aanmerking komen terug te betalen of te vergoeden, maakt het Fonds, op basis van de gegevens waarover het beschikt, met name vanwege de curator, een raming van, enerzijds, het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden verleend op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, en, anderzijds, van het gedeelte van de schuldvorderingen op de betrokken instelling of vennootschap dat niet kan worden teruggewonnen. 48. Het Fonds kan de uitkering van de terugbetalingen en schadevergoedingen uitstellen tot het de in punt 47 bedoelde ramingen heeft kunnen maken en uiterlijk tot het verstrijken van de overeenkomstig de punten 41 en 42 vastgestelde termijnen. 49. Het Bestuurscomité van het Fonds beperkt de terugbetalingen en schadevergoedingen op de wijze die het zelf vaststelt, naar verhouding van de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, als de beschikbare middelen op de dag waarop de deficiëntie zich voordoet, lager is dan het geraamde niet terug te winnen bedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen die zouden moeten worden uitgekeerd op grond van de bepalingen van de punten 7 tot 46, vermeerderd met de kosten voor de tegemoetkomingen. 50. Wanneer, ingevolge een beperking als bepaald in punt 49, de beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten op de dag van die beperking niet integraal is uitgekeerd, worden het batig saldo en de terugwinningen waarmee geen rekening werd gehouden bij de raming, toegekend aan de houders van tegoeden die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen, zonder dat het totaalbedrag van de terugbetalingen en schadevergoedingen, rekening houdend met de bepalingen van punt 51, hoger kan liggen dan de maximumbedragen bedoeld in de punten 14 tot 19. 51. De wedersamenstelling van beschikbare middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten door de normale storting van bijdragen overeenkomstig de financieringsregels van de voornoemde regeling, wordt bij voorrang aangewend ter aanvulling van de terugbetalingen en schadevergoedingen die moesten worden beperkt krachtens punt 49. 52. Tot de uiteindelijke afrekening heeft het Fonds het recht om de uitkering van aanvullende terugbetalingen en schadevergoedingen bedoeld in de punten 50 en 51
op te schorten, als die terugbetalingen en schadevergoedingen per cliënt niet ten minste de tegenwaarde van 500 euro bedragen. Afdeling 9 : Tegemoetkoming in het kader van een vereffening, een financiële sanering of een overname van het bedrijf van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 53. Binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen van de beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, kan het Fonds, onder bepaalde voorwaarden, preventief zijn financiële steun toekennen om een vereffening, sanering of overname van het bedrijf mogelijk te maken van een kredietinstelling, een beursvennootschap, een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. HOOFDSTUK 3 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN ANDERE LID-STAAT VAN DE EUROPESE
GEMEENSCHAP 54. De in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap kunnen deelnemen aan de Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten, om, binnen de grenzen van die regeling, de waarborgen aan te vullen die worden verstrekt door de regeling waaraan die instellingen en ondernemingen deelnemen in hun Staat van herkomst. 55. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststelling of wanneer zij soortgelijke beslissingen hebben genomen of tot soortgelijke vaststellingen zijn overgegaan als bedoeld in richtlijn 94/19/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, of als bedoeld in richtlijn 97/9/EG voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten. 56. De terugbetaling heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van deposito’s, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van de beschermingsregeling van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 14. De schadevergoeding heeft, voor de tegoeden die in aanmerking komen in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, betrekking op het verschil tussen de tegemoetkoming van het beleggerscompensatiestelsel van de Staat van herkomst en het bedrag van de tegemoetkoming vastgesteld in punt 15. 57. Voor het overige zijn de voorwaarden en wijze van terugbetaling vermeld in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 voor de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten naar Belgisch recht, van toepassing op deze bijkantoren.
gingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer deze bijkantoren zijn aangesloten en hun tegoeden niet zijn gedekt door een beschermingsregeling in de Staat van herkomst. 59. Het Fonds treedt op wanneer de rechtbanken van de Staat van herkomst van de kredietinstelling of de beleggingsonderneming, of de bevoegde autoriteit van die Staat de in punt 8 bedoelde beslissingen hebben genomen of zijn overgegaan tot de aldaar bedoelde vaststellingen of wanneer zij beslissingen hebben genomen of tot vaststellingen zijn overgegaan met een gelijkwaardige draagwijdte qua beschikbaarheid van de deposito’s of qua levering of teruggave van de financiële instrumenten. 60. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. 61. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt eveneens de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Gemeenschap, wanneer die bijkantoren zijn aangesloten en wanneer voor hun tegoeden in de Staat van herkomst een beperktere dekking geldt dan gewaarborgd door de Belgische beschermingsregeling. 62. Het Fonds treedt op in de gevallen bedoeld in punt 59 voor de bedragen bedoeld in punt 56. 63. Voor het overige gelden voor die bijkantoren de in de punten 7, 9 tot 13 en 22 tot 52 vastgestelde voorwaarden en wijze van tegemoetkoming. HOOFDSTUK 5 : INFORMATIEVERSTREKKING AAN DE DEPOSANTEN 64. Het Fonds maakt de naam bekend van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die deelnemen aan de regeling alsook van de kredietinstellingen, beursvennootschappen, vennootschappen voor vermogensbeheer en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten die niet langer gedekt zijn door de Belgische regeling. 65. Ingeval van deficiëntie deelt het Fonds aan alle belanghebbenden de voorwaarden, regels en wijze van terugbetaling en schadevergoeding mee. 66. Het Fonds maakt op dezelfde wijze als bedoeld in punt 37 de eventuele wijzigingen bekend die het zou aanbrengen in deze verbintenis. HOOFDSTUK 6 : INWERKINGTREDING 67. Deze mededeling heeft uitwerking op de datum van inwerkingtreding van de hoofdstukken III en IV van de voornoemde wet van 17 december 1998.
HOOFDSTUK 4 : BIJKANTOREN VAN KREDIETINSTELLINGEN OF BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE RESSORTEREN ONDER HET RECHT VAN EEN STAAT DIE GEEN LID IS VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
58. De Belgische beschermingsregeling voor deposito’s en financiële instrumenten dekt de voor tegemoetkoming in aanmerking komende tegoeden van in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en beleg-
45
Bijlage 2 Lijst van de instellingen die deelnemen aan de beschermingsregeling Toestand op 1 april 2005 Deze lijst werd opgesteld op de meest recent mogelijke datum en vertoont dus qua aantal verschillen met de overzichtstabel op blz 13. 1. Kredietinstellingen 1.A. Naar Belgisch recht 1.A.1. Banken ANTWERPSE DIAMANTBANK N.V. Pelikaanstraat 54, 2018 Antwerpen AXA BANK BELGIUM N.V., verkort: AXA BANK Grote Steenweg 214, 2600 Berchem BANCA MONTE PASCHI BELGIO N.V. Jozef II-straat 24, 1000 Brussel BANK DEGROOF N.V. Nijverheidsstraat 44, 1040 Brussel BANK DELEN & DE SCHAETZEN N.V., verkort: Bank Delen of Bank de Schaetzen of DDS Bank Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen BANK J. VAN BREDA EN C° N.V. Plantin en Moretuslei 295, 2140 Borgerhout BANK NAGELMACKERS 1747 N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel BANK VAN DE POST N.V. Koloniënstraat 56, 1000 Brussel BELGIAN BANK Warandeberg 3, 1000 Brussel BELGOLAISE BANK N.V., verkort: Belgolaise Kantersteen 1, 1000 Brussel BYBLOS BANK EUROPE N.V. Montoyerstraat 10 bus 3, 1000 Brussel CBC BANQUE N.V. Grote Markt 5, 1000 Brussel CITIBANK BELGIUM N.V. Generaal Jacqueslaan 263 g, 1050 Brussel COMMERZBANK BELGIUM N.V. Louis Schmidtlaan 87, 1040 Brussel DE BUCK BANKIERS N.V. Kouter 27, 9000 Gent DELTA LLOYD BANK N.V. Sterrenkundelaan 23, 1210 Brussel DEUTSCHE BANK N.V. Marnixlaan 13-15, 1000 Brussel DEXIA BANK BELGIE N.V, verkort: DEXIA BANK Pachecolaan 44, 1000 Brussel ETHIAS BANK N.V. Sterrenkundelaan 19, 1210 Brussel EUROCLEAR BANK N.V. Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel EUROPABANK N.V. Burgstraat 170, 9000 Gent F. VAN LANSCHOT BANKIERS BELGIE N.V. Coveliersstraat 15, 2600 Antwerpen (Berchem) FORTIS BANK N.V. Warandeberg 3, 1000 Brussel GOFFIN BANK N.V. Verlorenbroodstraat 120 bus 1, 9820 Merelbeke
46
HSBC DEWAAY N.V. Tervurenlaan 270, 1150 Brussel ING België N.V. Marnixlaan 24, 1000 Brussel KBC BANK N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel KEYTRADE BANK N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel PARFIBANK N.V. Regentlaan 40, 1000 Brussel PUILAETCO - PRIVATE BANKERS N.V. Herrmann Debrouxlaan 46, 1160 Brussel SANTANDER BENELUX N.V. Wetstraat 227, 1040 Brussel SG BANK DE MAERTELAERE N.V., verkort: SG De Maertelaere Rijsenbergstraat 148, 9000 Gent SHIZUOKA BANK (EUROPE) N.V. Louizalaan 283 bus 13, 1050 Brussel UBS BELGIUM N.V. Tervurenlaan 300, 1150 Brussel UNITED TAIWAN BANK N.V. Kunstlaan 27, 1040 Brussel Federatie van kredietinstellingen LANDBOUWKREDIET BANK N.V., verkort: Landbouwkrediet alsook de aangesloten instellingen: LANBOKAS C.V. en AGRICAISSE C.V. Sylvain Dupuislaan 251, 1070 Brussel 1.A.2. Spaarbanken of spaarkassen ARGENTA SPAARBANK N.V., verkort: ASPA Belgiëlei 49-53, 2018 Antwerpen BANQUE CPH C.V.B.A., verkort: CPH rue Perdue 7, 7500 Tournai CENTEA N.V. Mechelsesteenweg 180, 2018 Antwerpen CENTRALE KREDIETVERLENING N.V., verkort: C.K.V. Holstraat 59, 8790 Waregem EURAL N.V. Koning Albert II-laan 30 bus 37, 1000 Brussel MERCATOR BANK N.V. Desguinlei 102, 2018 Antwerpen RECORD BANK N.V. Henri Matisselaan 16, 1140 Brussel VDK (SPAARBANK) N.V., voluit: Volksdepositokas (Spaarbank) Sint-Michielsplein 16, 9000 Gent Kredietverenigingen behorend tot het net van het Beroepskrediet ANTWERPS BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort ABK Frankrijklei 136, 2000 Antwerpen BANQUE DE CREDIT PROFESSIONNEL C.V.B.A., verkort: CP Banque rue des Croisiers 41, 5000 Namur BEROEPSKREDIET N.V. Kunstlaan 6-9, 1210 Brussel BRABANTS BEROEPSKREDIET - BANK C.V.B.A., verkort: Bank van Brabant Regentlaan 58, 1000 Brussel FEDERALE KAS VOOR HET BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort FKBK Doorniksestraat 38, 8500 Kortrijk INTERFEDERAAL BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort IBK Stationstraat 40, 7700 Moeskroen MIDDENSTANDS DEPOSITO- EN KREDIETKANTOOR C.V.B.A., verkort MDK Onze-Lieve-Vrouwestraat 114, 2800 Mechelen ONDERLING BEROEPSKREDIET C.V.B.A. Graaf van Vlaanderenplein 19, 9000 Gent OOSTVLAAMS BEROEPSKREDIET C.V.B.A., verkort OVBK Dokter Armand Rubbensstraat 45, 9240 Zele WEST-VLAAMSE BANK C.V.B.A., verkort: WVB Adriaan Willaertstraat 9, 8000 Brugge
47
1.A.3. Effectenbanken BANK CORLUY, EFFECTENBANKIERS N.V., verkort: Bank Corluy Belgiëlei 153, 2018 Antwerpen DIERICKX, LEYS & CIE EFFECTENBANK N.V., verkort: Dierickx, Leys & Cie of Dierickx Kasteelpleinstraat 44, 2000 Antwerpen VAN DE PUT & C°, EFFECTENBANK - BANQUE DE TITRES C.V.A., verkort: Van De Put & C° Van Putlei 74-76, 2018 Antwerpen 1.B. Bijkantoren in België van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Unie BANK OF AMERICA NA Uitbreidingstraat 180 bus 6, 2600 Antwerpen BANK OF BARODA Wetstraat 28, 1040 Brussel BANK OF NEW YORK Kunstlaan 35, 1040 Brussel HABIB BANK LTD Wetstraat 19, 1040 Brussel JPMORGAN CHASE BANK Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel STATE BANK OF INDIA Korte Herentalsestraat 3, 2018 Antwerpen SUMITOMO MITSUI BANKING CORPORATION Kunstlaan 58 bus 18, 1000 Brussel THE BANK OF TOKYO - MITSUBISHI LTD Kunstlaan 58 bus 1, 1000 Brussel WAFABANK N.V. Maurice Lemonnierlaan 126-130, 1000 Brussel 2. Beleggingsondernemingen 2.A. Naar Belgisch recht 2.A.1. Beursvennootschappen ALENA N.V. Terhulpensesteenweg 130 bus 5, 1000 Brussel BKCP SECURITIES B.V.B.A. Lippenslaan 115, 8300 Knokke-Heist BOCKLANDT B.V.B.A. Onze Lieve Vrouwstraat 2 bus 1, 9100 Sint-Niklaas CAPITAL @ WORK N.V. Kroonlaan 153, 1050 Brussel DAMIEN COURTENS & CIE B.V.B.A. Paul Deschanellaan 130 bus 2, 1030 Brussel DELANDE & CIE N.V. Montoyerstraat 31 bus 5, 1000 Brussel DELTA LLOYD SECURITIES N.V. Kipdorp 10-12, 2000 Antwerpen DEXIA FUND SERVICES BELGIUM N.V. Koningsstraat 180, 1000 Brussel DMR FINANCE N.V. Anspachlaan 111 bus 3, 1000 Brussel F. DELCOUR, A. VANCRAYEBECK & E. ERNOULD, SOCIETE DE BOURSE B.V.B.A. rue de Bex 11, 4000 Liège FUND ADMINISTRATION SERVICE & TECHNOLOGY NETWORK BELGIUM N.V., verkort: FASTNET Belgium Havenlaan 86C B 320, 1000 Brussel GOLDWASSER EXCHANGE & C° B.V.B.A. A. Demeurlaan 35, 1060 Brussel J. QUATANNENS EN C° N.V. Wortegemsesteenweg 9, 8570 Anzegem
48
KBC SECURITIES N.V. Havenlaan 12, 1080 Brussel LAWAISSE BEURSVENNOOTSCHAP G.C.V. Sint-Jorisstraat 6, 8500 Kortrijk LELEUX ASSOCIATED BROKERS N.V. Wildewoudstraat 17, 1000 Brussel LEO STEVENS & CIE B.V.B.A. Schildersstraat 33, 2000 Antwerpen LOMBARD ODIER DARIER HENTSCH & Cie (België) N.V. Louizalaan 81 bus 12, 1050 Brussel MEGA INVEST MANAGEMENT N.V. Mussenstraat 8, 1000 Brussel MELICE & CIE N.V. Grasmarkt 105 bus 10, 1000 Brussel MERIT CAPITAL N.V. Amerikalei 35, 2000 Antwerpen NIBC PETERCAM DERIVATIVES N.V. Wetenschapsstraat 41, 1040 Brussel PDM-SECURITIES N.V. Boomsesteenweg 75, 2630 Aartselaar PETERCAM N.V. Sinter-Goedeleplein 19, 1000 Brussel PIRE & CIE N.V. rue du Collège 24, 6000 Charleroi RAMPELBERGS & CIE N.V. Baron Albert d'Huartlaan 7, 1150 Brussel RIGA & CIE N.V. rue de Nivelles 14, 1300 Wavre RONFLETTE & CIE B.V.B.A. boulevard Devreux 3 - 1er étage, 6000 Charleroi TRUSTINVEST N.V. Jordaenskaai 5, 2000 Antwerpen VAN BAUWEL & C° G.C.V. Bisschopstraat 70, 2060 Antwerpen VAN GLABBEEK & C° BEURSVENNOOTSCHAP B.V.B.A. Kipdorp 43, 2000 Antwerpen VAN GOOLEN & C° B.V.B.A. Guldenberg 8, 2000 Antwerpen VAN MOER, SANTERRE & C° N.V. Vorstlaan 100, 1170 Brussel WEGHSTEEN & DRIEGE N.V. Oude Burg 6, 8000 Brugge 2.A.2. Vennootschappen voor vermogensbeheer A.I.M. TRADING N.V. Brughoevestraat 4, 2820 Rijmenam AXA PRIVATE MANAGEMENT N.V. Vorstlaan 25, 1170 Brussel AXITIS N.V. Generaal de Gaullelaan 41, 1050 Brussel BEARBULL (BELGIUM) N.V. Waterloosesteenweg 880, 1000 Brussel BUTTONWOOD N.V. Doorniksewijk 15, 8500 Kortrijk CAPITAL & FINANCE ASSET MANAGEMENT N.V. Vinkstraat 36, 1170 Brussel CLGP BELGIUM N.V. Bretagnestraat 26, 1200 Brussel COMPAGNIE DE GESTION PRIVEE N.V. Waterloose Steenweg 868 (5de verdieping), 1180 Brussel DAVENPORT VERMOGENSBEHEER N.V. Rumbeeksesteenweg 242, 8800 Roeselare DDEL PORTFOLIO SOLUTION N.V. A.J. Slegerslaan 79, 1200 Brussel DEGROOF INSTITUTIONAL ASSET MANAGEMENT N.V., verkort: DIAM N.V. Guimardstraat 16-18, 1040 Brussel
49
DEXIA ASSET MANAGEMENT BELGIUM N.V. Koningsstraat 180, 1000 Brussel FIDES ASSET MANAGEMENT N.V. Tervurenlaan 72, 1040 Brussel FINA INVESTMENT N.V. Nijverheidstraat 52, 1040 Brussel FORTIS INVESTMENT MANAGEMENT N.V., verkort: FIM Koning Albert II-laan 1, 1210 Brussel GLOBAL CAPITAL MANAGEMENT N.V., verkort Global Capital of GCM Romboutsstraat 3 bus 4, 1932 Sint-Stevens-Woluwe HORATIUS VERMOGENSBEHEER N.V. Rijselsestraat 28/01, 8500 Kortrijk HOULIHAN ROVERS N.V. Terhulpensesteenweg 166, 1170 Brussel ING INVESTMENT MANAGEMENT BELGIUM N.V., verkort IIM Belgium Marnixlaan 24, 1000 Brussel ING PRIVATE PORTFOLIO MANAGEMENT N.V., verkort: IPPM Marsveldstraat 23, 1050 Brussel KBC ASSET MANAGEMENT N.V. Havenlaan 2, 1080 Brussel MERCIER VANDERLINDEN ASSET MANAGEMENT N.V. Jan Van Rijswijcklaan 143, 2018 Antwerpen NLM INVESTMENT SERVICES N.V. Congolaan 16 bus 24, 1000 Brussel PRIVATE AND INDEPENDENT INVESTMENT N.V., verkort: PRIV-GEST Oude Graanmarkt 17, 1000 Brussel QUAESTOR N.V. Arme Klarenstraat 71, 8800 Roeselare SELECTUM VERMOGENSBEHEER N.V. Kipdorp 39 bus 0B, 2000 Antwerpen SERCAM N.V. Marsveldplein 2 bus 9, 1050 Brussel VANGUARD INVESTMENTS EUROPE N.V. drève Richelle 161, 1410 Waterloo VEGA ASSET MANAGEMENT S.A. Tervurenlaan 72, 1040 Brussel VEIRMAN & C° VPO N.V. Velodromstraat 275, 1770 Liedekerke 2.A.3. Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten AXA IM BENELUX N.V. Vorstlaan 36, 1170 Brussel CONTINENTAL FUND ADVISORY N.V. Meiseselaan 71, 1020 Brussel FINACOR & ASSOCIES N.V. Koloniënstraat 52 bus 7, 1000 Brussel
50